Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Factsheet Overgewicht in Utrecht Feiten en cijfers
www.utrecht.nl/GGGD
Bijlage bij de brochure Gezond Gewicht in uitvoering
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Gezond gewicht in Utrecht Leeswijzer Deze factsheet vormt een bijlage bij de brochure Gezond Gewicht in uitvoering. Toelichting op de Utrechtse aanpak. Deze is bedoeld voor iedereen die bij de Utrechtse aanpak betrokken is. Als u meer wilt weten over…
Een gezond gewicht is belangrijk voor een goede gezondheid, zowel op jonge als latere leeftijd. In de gemeente Utrecht is het percentage inwoners met overgewicht echter hoog. Eén op drie Utrechtse volwassenen heeft overgewicht of ernstig overgewicht, in een enkele Utrechtse wijk zelfs meer dan de helft. Bij kinderen geldt dit voor één op de vijf. Ernstig overgewicht, ook wel obesitas genoemd, komt voor bij één op de tien Utrechtse volwassenen. Als de trend van toenemend overgewicht niet gekeerd wordt, zal overgewicht
•
overgewicht en daaraan gerelateerde aandoeningen zie pagina 3
•
vóórkomen van overgewicht en obesitas in Utrecht zie pagina’s 4-5
•
factoren die van invloed zijn op het gewicht zie pagina’s 6-8
•
verschillen naar geslacht, sociaal economische status, etniciteit en wijk zie pagina’s 7-9
•
voedingsgewoontes van Utrechters zie pagina’s 10-13
•
beweeggewoontes van Utrechters zie pagina’s 11-14
•
plan van aanpak Gezond Gewicht zie pagina 15
•
meer weten? zie pagina 15
de komende jaren nog verder toenemen. De gemeente Utrecht (GG&GD) voert in de stad Utrecht de regie over een uitgebreid plan van aanpak ‘Gezond Gewicht’. De nadruk ligt daarbij op de jeugd, al zijn er ook activiteiten gericht op volwassenen. Om tot een goed preventieaanbod te komen is het van belang zicht te hebben op het aantal Utrechters met overgewicht en de factoren die hierop van invloed zijn. In deze factsheet vindt u hierover meer informatie.
2
Kader 1: Body Mass Index (BMI)
Kader 2: Gerelateerde aandoeningen
De Body Mass Index (BMI) is een index die de verhouding weergeeft tussen lengte en gewicht. De BMI wordt berekend door het gewicht (in kilogram) te delen door de lengte (in meters) in het kwadraat. Bij de interpretatie van de BMI wordt onderscheid gemaakt tussen kinderen (2 tot 19 jaar) en volwassenen. Met behulp van grenswaarden kan worden bepaald of sprake is van overgewicht of obesitas. Voor kinderen tot 19 jaar gelden specifieke grenswaarden afhankelijk van leeftijd en geslacht. Bij volwassenen is sprake van overgewicht bij een BMI tussen de 25 en 30 en van obesitas bij een BMI van 30 of hoger.
Aan overgewicht en obesitas gerelateerde aandoeningen4: • Verschillende vormen van kanker • Hart- en vaatziekten • Diabetes mellitus type 2 (ouderdomsdiabetes) • Aandoeningen van de galblaas • Aandoeningen van het bewegingsapparaat • Aandoeningen van de ademhalingsorganen • Vruchtbaarheidsproblemen en menstruatie stoornissen
Overgewicht Wat is overgewicht? Als iemand een te hoog lichaamsgewicht heeft in verhouding tot zijn of haar lengte, is er sprake van overgewicht. Of iemand overgewicht heeft, kan bepaald worden aan de hand van de Body Mass Index (zie kader 1). Overgewicht ontstaat door een verstoorde energiebalans. Door enerzijds een te grote energie-inname via voeding en anderzijds een te beperkt energieverbruik als gevolg van te weinig lichaamsbeweging. Overgewicht komt in Nederland veel en steeds vaker voor. In 2007 kampte 34% van de Nederlandse volwassenen (15 jaar en ouder) met overgewicht. Daarnaast was bij 11% van de volwassenen sprake van ernstig overgewicht (verder in deze factsheet obesitas genoemd)1.
4
Dijkshoorn, H. (2004.) Overgewicht in Gezond zijn en gezond leven in Amsterdam, GGD Amsterdam.
Overgewicht: een gezondheidsprobleem Overgewicht en vooral obesitas worden in verband gebracht met verschillende chronische aandoeningen (zie kader 2). Daarnaast kan overgewicht samengaan met lichamelijke beperkingen en psychosociale problemen, zoals depressie bij volwassenen of gepest worden bij kinderen. Overgewicht hangt dan ook samen met verlies aan kwaliteit van leven en zelfs verloren levensjaren2. Naar schatting is ongeveer 7% van de jaarlijkse sterfte te wijten aan overgewicht3. 1 2
CBS Statline (21-10-2008) Zelfgerapporteerde leefstijl. www.cbs.nl.
RIVM (21-8-2008) Preventie gericht op lichaamsgewicht.
www.nationaalkompas.nl 3
Ministerie van Volksgezondheid, welzijn en sport & het Voedingscentrum (2007) Preventie van overgewicht in de nota lokaal gezondheidsbeleid.
Den Haag: VWS.
3
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Figuur 1: Overgewicht en obesitas onder Utrechters naar leeftijd
60%
50%
13% 17%
40%
11%
30%
8% 43%
20% 5%
5%
34%
5% 10%
2%
2% 10%
2% 15%
12%
15% 9%
24%
26%
13%
0% 2-4 jarigen¹
Kader 3: Herkomst Utrechtse gegevens over overgewicht en leefstijl De GG&GD Utrecht verkrijgt via verschillende onderzoeken cijfers over overgewicht, voeding en beweging in Utrecht. De volgende bronnen liggen ten grondslag aan deze factsheet: • Data van de consultatiebureaus over overgewicht bij 2-4 jarigen uit 2005; • Data van de jeugdgezondheidszorg over groep 2 en groep 6 van het basisonderwijs en de eerste klas van het voortgezet onderwijs uit 2002 t/m 2007; • Data uit de Jeugdmonitor Utrecht afgenomen in de brugklas en de derde klas van het voortgezet onderwijs in 2007; • Data uit de Gezondheidspeiling onder Utrechtse volwassenen (16 jaar en ouder) afgenomen in 2006.
4
5-6 jarigen¹
9-10 jarigen¹
12-13 jarigen¹
14-16 jarigen²
16-29 jarigen²
30-39 jarigen²
Overgewicht
1
gebaseerd op gemeten lengte en gewicht
Obesitas
2
gebaseerd op zelfgerapporteerde lengte en gewicht (zie ook kader 4)
Overgewicht en obesitas in Utrecht De gemeente Utrecht doet periodiek onderzoek naar het vóórkomen van overgewicht onder verschillende leeftijdsgroepen. De meest recente gegevens zijn verzameld in het ‘Tabellenboek Overgewicht in Utrecht: Feiten en cijfers’. Deze factsheet bevat een samenvatting van de belangrijkste bevindingen. In kader 3 staan de verschillende onderzoeken toegelicht.
Overgewicht (inclusief obesitas) In figuur 1 is duidelijk te zien hoe het overgewicht toeneemt naarmate mensen ouder worden. Een vijfde (19%) van de jeugd5 kampt in Utrecht met overgewicht (inclusief obesitas).
40-49 jarigen²
50-64 jarigen²
65+ jarigen²
Dit geldt voor ruim een derde (35%) van de Utrechtse volwassenen. Onder de 65-plussers is bij zelfs 56% sprake van overgewicht (inclusief obesitas). Obesitas Van de volwassenen met overgewicht heeft ruim een kwart obesitas. Dit komt overeen met 9% van de totale volwassen bevolking. Obesitas is een ernstige vorm van overgewicht en vormt een direct gezondheidsrisico. Van de kinderen met overgewicht heeft ook ruim een kwart obesitas. Dit betreft 5% van het totaal aantal kinderen. De percentages van Utrechters met obesitas zijn per leeftijdscategorie terug te vinden in figuur 1.
Figuur 2: Behoefte aan informatie over gezonde voeding, beweging en/of afvallen onder Utrechters van 16 jaar en ouder, verdeeld naar etniciteit 50%
40%
40%
41%
39%
38% 31%
30% 25%
25%
23%
25%
20%
18% 18% 11%
10%
19%
12% 9%
Kader 4: Kanttekening zelfrapportage Verschil tussen gemeten en gerapporteerde lengte en gewicht. Uit onderzoek6 blijkt dat mensen vaak hun gewicht te laag en hun lengte te lang inschatten. Hierdoor is sprake van een mogelijke onderschatting van de mate van overgewicht bij zelfrapportage. De gegevens van de Utrechters onder de 14 jaar zijn gebaseerd op meetgegevens van de jeugdgezondheidszorg. De gegevens van Utrechters van 14 jaar en ouder zijn daarentegen gebaseerd op zelfrapportage (Jeugdmonitor en Gezondheidspeiling). Dit is een mogelijke verklaring voor de daling in het percentage kinderen met overgewicht tussen de 12- tot 13-jarigen en 14- tot 16-jarigen. Elgar, F.J.; Roberts, C.; Tudor-Smith, C. & Moore, L. (2005) Validity of self-reported
6
height and weight and predictors of bias in adolescents. In Journal of Adolescence Health 37, 371-375
0% Nederlands
Marokkaans
Turks
Surinaams/Antilliaans
Overige etniciteiten
Gezonde voeding Beweging Afvallen
Ervaren overgewicht In het basisonderwijs is aan ouders gevraagd wat ze van het gewicht van hun kind vinden. Er blijkt vaak sprake van een onderschatting te zijn. 44% van de ouders van kinderen met overgewicht (inclusief obesitas) vindt dat zijn of haar kind niet te dik is. Dit geldt zelfs voor één op de vijf ouders van obese kinderen. In het voortgezet onderwijs is deze vraag aan de jongeren zelf gesteld. Van de jongeren met overgewicht (inclusief obesitas) vindt bijna een vijfde (19%) zichzelf niet te dik. Gemeten bij groep 2 en groep 6 van het basisonderwijs en klas 1 van het
5
voortgezet onderwijs
Behoefte aan informatie Uit de gezondheidspeiling onder volwassenen komt naar voren dat onder Utrechters een grote behoefte bestaat aan informatie over een gezond gewicht en een gezonde leefstijl. Uit het onderzoek blijkt dat 14% van de Utrechters behoefte heeft aan informatie over gezonde voeding, 13% aan informatie over beweging en 14% aan informatie over afvallen. Ter vergelijking, 6% van de Utrechters heeft behoefte aan informatie over stoppen met roken. Als we de behoefte aan informatie uitsplitsen naar etniciteit dan blijkt dat de informatiebehoefte onder Turkse en Marokkaanse Utrechters relatief hoog is, zie figuur 2.
5
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Figuur 3: Welke factoren hebben invloed op het gewicht? Leefstijl Persoonlijke keuzes en gewoontes hebben invloed op iemands gezondheid en in dit geval op iemands gewicht. Een leefstijl van veel calorie- en vetrijke voeding en weinig beweging leidt gemakkelijk tot overgewicht. Om een gezonde keuze te kunnen maken, moet iemand zich wel bewust zijn van de gezondheidsrisico’s die het hebben van overgewicht met zich meebrengt. Daarnaast is het van belang dat mensen voldoende kennis hebben van wat een gezonde leefstijl inhoudt. Tot slot vraagt het bepaalde vaardigheden en motivatie om gewoontes te kunnen veranderen. Biologische factoren
Sociale en fysieke omgeving
Genetische aanleg en biologische processen in het
Mensen worden beïnvloed door de sociale en fysieke
lichaam hebben invloed op het gewicht7. Een verstoorde
omgeving waarin ze leven.
Leefstijl
stofwisseling kan er bijvoorbeeld aan bijdragen dat
De sociale omgeving heeft onder andere te maken
iemand overgewicht ontwikkelt. Er is echter altijd sprake
met opvoeding, cultuur en gewoontes. Zijn ouders
van een wisselwerking tussen bijvoorbeeld genetische
zich bewust van het risico van te weinig beweging en
aanleg en gedrag. Door een gezonde leefstijl aan te
stellen ze regels daarover? Wordt het geaccepteerd
nemen, heeft iemand invloed op zijn of haar gewicht.
als iemand een stuk taart afslaat tijdens visite?
Een ongunstige aanleg kan het hem of haar wel moeilijker maken om een gezond gewicht te behouden.
Genetisch/ Biologisch
Gezond gewicht
Wordt sporten gestimuleerd? Vervullen scholen en
Omgeving
welzijnsorganisaties een rol in het geven van voorlichting en het gemakkelijker maken van de gezonde keuze? Daarnaast speelt reclame een grote rol. Ook de financiële
Detmar, SB.; Hosli, EJ, Kocken, P (2006) Aanleg of
7
gedrag. Ouders over overgewicht bij hun kind.
mogelijkheden of juist beperkingen die mensen hebben
www.tno.nl
kunnen tenslotte een rol spelen. Naast de sociale omgeving is ook de fysieke omgeving
Gezondheidszorg
van belang. Is de openbare ruimte bijvoorbeeld zo ingericht dat deze uitnodigt tot beweging? Zijn er voldoende fietspaden en speelveldjes? Voelen mensen zich veilig op straat? En is er op middelbare scholen een gezond kantineaanbod of liggen de kroketten voor het
Gezondheidszorg
grijpen? Ook deze factoren hebben invloed op het gedrag
Ook hebben professionals in de gezondheidszorg, zoals huisartsen, jeugdartsen- en
van mensen en kunnen een bijdrage leveren aan een
verpleegkundigen, fysiotherapeuten en diëtisten, invloed op het gewicht van mensen.
gezond gewicht.
Het is hun taak te waarschuwen voor de mogelijke gezondheidsrisico’s. Daarnaast hebben zij een rol in het signaleren van overgewicht, in het motiveren van mensen om hier actie op te ondernemen en het bieden van passende hulp. Het is belangrijk dat de professionals hierop ingespeeld zijn en voldoende capaciteit en kennis hiervoor in huis hebben.
6
Tabel 1: Overgewicht naar geslacht, sociaal economische status9 en etniciteit
Leerlingen basisschool1
Leerlingen voortgezet onderwijs2 Volwassenen2
(groep 2 en 6 BO)
(VO1 en VO3)
Overgewicht
Overgewicht
Obesitas Overgewicht
Obesitas
Sociaal economische status is voor deze factsheet bepaald aan de hand van
9
het opleidingsniveau.
(16 jaar en ouder) Obesitas
Geslacht
ouders. Laag betreft geen opleiding, basisonderwijs of VMBO, middenhoog HAVO/VWO of MBO en hoog is HBO/WO.
Man
12%
4%
10%
2%
32%
8%
Vrouw
15%
5%
8%
2%
20%
10%
Laag
19%
8%
16%
3%
37%
18%
Middenhoog
14%
5%
7%
1%
25%
8%
8%
1%
7%
1%
19%
5%
- Voor leerlingen in het voortgezet onderwijs betreft het de opleiding die ze op dat moment volgen. Laag betreft VMBO en middenhoog/hoog HAVO/VWO.
Sociaal Economische Status9
Hoog
- Voor leerlingen van de basisschool geldt het opleidingsniveau van de
- Voor volwassenen is sociaal economische status bepaald aan de hand van de hoogst afgeronde opleiding.
Etniciteit Nederlands
9%
3%
6%
1%
23%
8%
Marokkaans
17%
9%
13%
3%
39%
18%
Turks
24%
10%
17%
4%
39%
29%
Surinaams/ Antilliaans
16%
4%
12%
2%
30%
12%
Overige etniciteiten
16%
5%
9%
2%
28%
9%
Totaal
14%
4%
9%
2%
26%
9%
1
gebaseerd op gemeten lengte en gewicht
2
gebaseerd op zelfgerapporteerde lengte en gewicht
Factoren die invloed hebben op het gewicht Hoe komt het dat sommige Utrechters overgewicht ontwikkelen en andere niet? Of iemand overgewicht ontwikkelt, hangt niet alleen af van leefstijl (te veel eten en te weinig bewegen), maar ook van aanleg. Daarnaast spelen de fysieke en sociale omgeving waarin diegene leeft een rol. Ook de gezondheidszorg die hij of zij ontvangt, is van belang (zie figuur 3)8. Het is vooral de samenhang tussen deze factoren die maakt of iemand wel of geen overgewicht ontwikkelt. De verantwoordelijkheid voor een gezond gewicht ligt dan ook niet alleen bij de gezondheidszorg. Gebaseerd op Lalonde, M. (1974) A new perspective on the health of
8
Canadians. Ottowa, Canada.
Het is ook een verantwoordelijkheid van mensen zelf en van sectoren buiten de gezondheidszorg zoals het onderwijs, welzijn, bedrijfsleven en de gemeente. Over de rol van de factoren uit figuur 3 zijn in Utrecht weinig kwantitatieve gegevens bekend. We zien wel verschillen tussen groepen als we de cijfers over overgewicht uitsplitsen naar geslacht, sociaal economische status, etniciteit en woonwijk. Verschillen in geslacht In het basisonderwijs heeft 16% van de jongens en 20% van de meisjes overgewicht (inclusief obesitas). Dit is terug te vinden in tabel 1 onder de kolom leerlingen basisschool.
Uit de Jeugdmonitor blijkt daarentegen dat in het voortgezet onderwijs jongens vaker overgewicht hebben dan meisjes. Dit geldt nog meer voor volwassenen, te weten 40% van de mannen ten opzichte van 30% van de vrouwen. Vrouwen kampen echter vaker met obesitas. Verschillen in sociaal economische status Het blijkt dat Utrechtse volwassenen met een laag opleidingsniveau veel vaker overgewicht hebben dan Utrechters met een middenhoog of hoog opleidingsniveau. Obesitas komt zelfs ruim driemaal zo vaak voor onder laag opgeleide volwassenen. Ook bij kinderen is dit verschil in overgewicht naar sociaal economische status te zien.
7
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Figuur 4: Overgewicht onder de jeugd naar etniciteit en opleidingsniveau ouders10 11 40% 35% 35%
34%
33%
31% 30%
28%
29%
28%
25% 25%
23%
22%
21%
20%
19%
20%
16% 15%
14%
10%
8%
5%
0% Nederlands
Zeer laag opgeleide ouders Laag opgeleide ouders
Marokkaans
Verschillen tussen etnische groepen Onder allochtone groepen komt overgewicht vaker voor dan onder de autochtone groep. Vooral het hoge percentage Turkse Utrechters met overgewicht springt in het oog, gevolgd door Marokkaanse Utrechters. (zie tabel 1) Voor een deel is dit te verklaren door verschillen in sociaal economische status. In figuur 4 is weergegeven hoe etniciteit en opleidingsniveau van ouders10 11 samenhangen met overgewicht van hun kinderen. Zo heeft van de Nederlandse kinderen met laagopgeleide ouders 21 % overgewicht. Kijken we bijvoorbeeld alleen naar kinderen uit gezinnen met een zeer laag opleidingsniveau, dan zien we de verschillen in overgewicht tussen autochtone en allochtone kinderen nauwelijks terug. Wat verder opvalt, is
8
Turks
Overige etniciteiten
Middelhoog opgeleide ouders Hoog opgeleide ouders
een sterk verband tussen overgewicht en opleidingsniveau van de ouders bij autochtone kinderen. Bij Marokkaanse en Turkse kinderen is dit verband minder sterk. Het is mogelijk dat cultuur en gewoontes hier van invloed zijn. 10
De cijfers voor jeugd zijn gebaseerd op groep 2 en 6 van het basisonderwijs en de eerste klas van het voortgezet onderwijs
Onder een zeer laag opleidingsniveau wordt geen opleiding of alleen
11
basisonderwijs verstaan. Laag opgeleide ouders hebben een VMBO-diploma. Middenhoog opgeleide ouders hebben HAVO/VWO of MBO afgerond en hoog opgeleide ouders HBO/WO.
Wijkverschillen In figuur 5 zijn de verschillen in overgewicht per wijk voor volwassenen en jeugd weergegeven. Overgewicht komt onder volwassenen het minst voor in de wijken Noordoost, Oost en Binnenstad. Overvecht springt er als wijk het meest negatief tussenuit. Meer dan de helft van de volwassenen in Overvecht heeft overgewicht (inclusief obesitas). Ook in de wijken West, Noordwest, Zuid, Zuidwest, Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern heeft minimaal een derde van de inwoners overgewicht (inclusief obesitas). Voor de jeugd geldt dat in de wijken West, Noordwest, Overvecht en Zuidwest meer dan 20% overgewicht (inclusief obesitas) heeft. Als we de wijk Zuid opsplitsen in subwijken,
Figuur 5: Overgewicht In de Utrechtse wijken12 60 %
30%
50 %
25% 18 %
40 %
11 %
7%
7%
1 2%
5%
10 %
2 4% 1 5%
32 % 19 %
19 %
Oost
Binnenstad
4%
3%
4%
4%
5%
34 % 27 %
7%
15%
1 0% 3%
20 %
7%
20%
1 3% 30 %
9%
2 5%
34 %
20%
10% 15%
2 8%
18%
5%
0%
2%
3% 18%
2%
9%
8%
Noordoost
Oost
10%
13%
12%
10%
0% West
Noordwest
Overvecht
Noordoost
Zuid
Zuidwest
Overgewicht onder volwassenen Obesitas onder volwassenen
dan scoort Nieuw-Hoograven/Bokkenbuurt met 24% eveneens relatief slecht. Tot slot zijn de cijfers van overgewicht specifiek per basisschool bekeken. Daaruit blijkt dat buiten de Utrechtse aandachtswijken ook in Noordoost, Oost, Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern op enkele basisscholen meer dan een vijfde van de leerlingen overgewicht (inclusief obesitas) heeft.
Leidsche Rijn
VleutenDe Meern
West
Noordwest
Overvecht
Binnenstad
Zuid
Zuidwest Leidsche Rijn
VleutenDe Meern
Overgewicht onder de jeugd Obesitas onder de jeugd
ontevreden. Bijna een derde van hen (31%) vindt dat er onvoldoende speelplek is. Daarnaast vindt een kwart (25%) van de ouders in de aandachtswijken het onveilig om zijn of haar kind buiten te laten spelen, ten opzichte van 9% in de andere wijken. 12
De cijfers voor jeugd zijn gebaseerd op groep 2 en 6 van het basisonderwijs en de eerste klas van het voortgezet onderwijs
Verder is aan ouders van kinderen op de basisschool gevraagd of er voldoende en veilige speelplekken is in de wijk waar ze wonen. Ouders in de Utrechtse aandachtswijken (Noordwest, Overvecht, Zuid en Zuidwest) vinden vaker (18%) dat er buiten onvoldoende speelplek is dan ouders in andere wijken (6%). Vooral in de wijk Noordwest zijn ouders
9
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Figuur 6: Wijkverschillen in ontbijtgedrag (minder dan 5 dagen per week ontbijten) Basisonderwijs (groep 2 en 6)
Volwassenen 16+
Overvecht
VleutenDe Meern
West
Overvecht
VleutenDe Meern
West
24%
19%
Noordwest Leidsche Rijn
Noordwest Noordoost
24%
6%
Binnenstad
12%
Leidsche Rijn
3%
6%
5%
17%
Oost
4%
Voortgezet onderwijs (klas 1 en 3)
Zuidwest
11%
Zuidwest
17%
16% Zuid
Overvecht
VleutenDe Meern
West
35% Noordwest
Leidsche Rijn
Noordoost
36%
25%
11% Binnenstad
27%
Oost
11%
22%
11%
31%
Zuidwest
20% Zuid
10
Oost
17% 23%
Zuid
Ongunstigere score dan Utrechts gemiddelde Score ongeveer gelijk aan Utrechts gemiddelde Gunstigere score dan Utrechts gemiddelde
17% Binnenstad
18%
11%
30%
Noordoost
23%
Tabel 2: Voedingsgewoontes in Utrecht naar geslacht, sociaal economische status en etniciteit
Leerlingen basisschool
Leerlingen voortgezet onderwijs
(groep 2 en 6 BO)
(VO1 en VO3)
Geen dagelijks Niet dagelijks Niet dagelijks Geen dagelijks Niet dagelijks Niet dagelijks
Geen dagelijks Haalt norm Haalt norm
ontbijt
ontbijt
groente
ontbijt
(< 5 dgn/wk) (< 6 dgn/wk) (< 6 dgn/wk)
(< 5 dgn/wk)
(< 6 dgn/wk) (< 6 dgn/wk)
(< 5 dgn/wk)
Man
12%
17%
16%
17%
48%
61%
22%
66%
74%
Vrouw
15%
15%
15%
31%
43%
56%
15%
68%
63%
groente
fruit
Volwassenen (16 jaar en ouder)
fruit
fruit niet
fruit niet
Geslacht
Sociaal Economische Status Laag
27%
28%
24%
35%
56%
62%
23%
72%
63%
Middenhoog
12%
17%
16%
15%
33%
50%
16%
73%
69%
Hoog
3%
6%
7%
15%
33%
50%
15%
59%
69%
Etniciteit Nederlands
5%
7%
11%
16%
36%
56%
15%
69%
69%
Marokkaans
29%
35%
24%
34%
63%
61%
30%
53%
66%
Turks
35%
34%
22%
41%
69%
58%
35%
53%
67%
Surinaams/Antilliaans
16%
16%
20%
29%
33%
67%
25%
61%
65%
Overige etniciteiten
19%
25%
19%
29%
39%
56%
27%
66%
67%
Totaal
13%
16%
15%
25%
45%
58%
18%
67%
68%
Voedings- en beweeggewoontes van Utrechters Het toenemend overgewicht onder Utrechters kan verklaard worden uit het samenspel van een complex aantal factoren, zoals in deze factsheet beschreven. Deze factoren kunnen samen leiden tot een ongezond voedings- en beweegpatroon. Om inzicht te krijgen in het voedingspatroon van Utrechters is in de verschillende onderzoeken gevraagd naar hun ontbijtgedrag en groente- en fruitconsumptie. Voor wat betreft het beweegpatroon is bij volwassenen gekeken naar het voldoen aan de Nederlandse beweegnorm (zie pagina 13) en het beoefenen van een sport. Bij de jeugd is gekeken naar sportgedrag, vervoer naar school en inactief gedrag (televisiekijken en computeren).
Ontbijtgedrag Dagelijks ontbijten is van belang bij het voorkomen van overgewicht13. Het blijkt dat bijna een vijfde van de Utrechtse volwassenen niet dagelijks ontbijt, dat wil zeggen minder dan 5 dagen per week. Vooral de wijken Noordwest en Zuidwest scoren lager dan het Utrechtse gemiddelde, zie hiervoor figuur 6. Daarnaast valt op dat volwassen vrouwen duidelijk vaker ontbijten dan mannen. Deze verschillen zijn terug te vinden in tabel 2. Ook worden verschillen in ontbijtgedrag naar sociaal economische status en etniciteit gevonden. Laagopgeleiden ontbijten minder vaak dan middenhoog- en hoogopgeleiden. 13
Autochtone Utrechters ontbijten vaker dagelijks dan Utrechters met een andere etniciteit. Vooral Turkse en Marokkaanse Utrechters ontbijten relatief weinig. In het basisonderwijs ontbijt 13% van de kinderen minder dan vijf dagen per week. De wijken Noordwest, Overvecht en Zuidwest scoren relatief slecht. In zowel het basis- als het voortgezet onderwijs ontbijten jongens vaker dan meisjes. Daarnaast ontbijt ongeveer een derde van de kinderen met laagopgeleide ouders niet dagelijks. Groente- en fruitconsumptie Ook de consumptie van zowel groente als fruit vormen een indicatie voor een gezond voedingspatroon.
GGD Oostelijk Zuid-Limburg (2005). Overgewicht in Oostelijk ZuidLimburg. www.ggdzl.nl
11
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Figuur 7: Wijkverschillen in beweging Basisonderwijs (groep 2 en 6) Niet georganiseerd sporten
Volwassenen 16+ Niet voldoen aan beweegnorm
Overvecht
VleutenDe Meern
West
Overvecht
VleutenDe Meern
West
61%
48% Noordwest
Noordwest Leidsche Rijn
Noordoost
51%
35%
Binnenstad
45%
Leidsche Rijn
21%
30%
21%
50%
Oost
20%
Voortgezet onderwijs (klas 1 en 3) Geen lid sportclub
Zuidwest
35%
Zuidwest
36%
38% Zuid
Overvecht
VleutenDe Meern
West
51% Noordwest
Leidsche Rijn
Noordoost
55%
41%
17% Binnenstad
35%
Oost
20%
30%
19%
54%
Zuidwest
26% Zuid
12
Oost
41% 50%
Zuid
Ongunstigere score dan Utrechts gemiddelde Score ongeveer gelijk aan Utrechts gemiddelde Gunstigere score dan Utrechts gemiddelde
38% Binnenstad
39%
48%
63%
Noordoost
45%
Tabel 3: Beweeggewoontes in Utrecht naar geslacht, sociaal economische status en etniciteit
Leerlingen basisschool
Leerlingen voortgezet onderwijs
Volwassenen
(groep 2 en 6 BO)
(VO1 en VO3)
(16 jaar en ouder)
Minder dan Niet georgani- Meer dan
Minder dan
Niet lopen of
Meer dan 5 Haalt norm
Beoefent geen
fietsen naar
uur TV/PC
voldoende
sport
school
per dag
bewegen niet
1,5 uur
seerde sport
sport/week
Geen lid
2 uur TV/dag 2x per week 1 sportclub uur sport
Geslacht Man
37%
37%
10%
22%
28%
11%
53%
43%
47%
Vrouw
51%
41%
9%
45%
45%
15%
51%
43%
47%
Sociaal Economische Status Laag
48%
60%
16%
38%
52%
21%
62%
51%
73%
Middenhoog
45%
45%
8%
30%
22%
6%
42%
38%
48%
Hoog
42%
21%
3%
30%
22%
6%
42%
41%
31% 44%
Etniciteit Nederlands
43%
24%
4%
30%
33%
5%
45%
40%
Marokkaans
46%
70%
20%
40%
58%
24%
57%
66%
71%
Turks
44%
70%
19%
42%
63%
29%
67%
71%
78%
Surinaams/ Antilliaans
46%
43%
13%
39%
41%
22%
67%
45%
59%
Overige etniciteiten
50%
48%
15%
38%
41%
12%
51%
47%
48%
Totaal
44%
39%
10%
34%
37%
13%
52%
43%
47%
Voor volwassenen geldt de richtlijn van minimaal 200 gram groente per dag en 2 stuks fruit of één stuk fruit en één glas vruchtensap. Voor beide richtlijnen geldt dat slechts een derde van de Utrechtse volwassenen (33%) hieraan voldoet. Vrouwen en mannen halen even vaak de norm voor groente. Mannen halen echter minder vaak de norm voor fruit. Zie tabel 2 voor de exacte percentages. Hoopopgeleiden voldoen vaker aan de norm voor groente dan middenhoogen laagopgeleiden. Dit geldt niet voor de consumptie van fruit. In dat geval scoort alleen de groep lager opgeleiden slechter. Verschillen in etniciteit worden alleen gevonden voor groenteconsumptie. Volwassen Marokkaanse, Turkse en Surinaams/Antilliaanse Utrechters eten vaker dagelijks voldoende groente dan autochtone Utrechters.
In het basisonderwijs eet ongeveer 1 op de 7 kinderen niet dagelijks groente en fruit, dat wil zeggen minder dan zes dagen per week. In het voortgezet onderwijs eet bijna 50% niet dagelijks groente en bijna 60% niet dagelijks fruit (minder dan zes dagen per week). Er worden geen grote verschillen tussen jongens en meisjes gevonden. Kinderen van laagopgeleide ouders eten minder vaak dagelijks groente dan kinderen van hoogopgeleide ouders. In het basisonderwijs eten kinderen van allochtone afkomst minder vaak dagelijks groente en fruit. Dit geldt ook voor de groenteconsumptie in het voortgezet onderwijs. Beweegnorm Voor volwassenen wordt geadviseerd dat zij minimaal een half uur per dag matig intensief bewegen (dit is
de Nederlandse norm voor gezond bewegen). Dit kan bijvoorbeeld behaald worden tijdens sport, werk, vervoer of schoonmaken in huis. Van de volwassenen in Utrecht voldoet 43% niet aan deze beweegnorm (zie tabel 3). Er bestaan daarbij grote wijkverschillen, zoals in figuur 7 te zien is. Vooral de wijken Overvecht, Zuidwest, Leidsche Rijn en Vleuten-de Meern scoren ongunstig bij volwassenen. Tabel 3 laat verder grote verschillen in beweeggedrag zien tussen volwassenen van verschillend opleidingsniveau en etniciteit. Lager opgeleiden halen minder vaak de beweegnorm dan hoger opgeleiden. Ook voldoen relatief weinig Turkse en Marokkaanse Utrechters aan de beweegnorm.
13
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Sportgedrag Bijna de helft van de volwassenen Utrechters beoefende in 2006 geen sport. Voor de lager opgeleiden gold dit voor bijna driekwart. Veel Marokkaanse en Turkse Utrechters sportten niet. Uit de Utrechtse sportpeiling 2008 blijkt wel dat meer en meer Utrechters sporten. Het aantal lager opgeleiden dat sport is sterk gestegen, maar blijft nog achter bij Utrecht gemiddeld. Ongeveer 40% van de kinderen in groep 2 en groep 6 van het basisonderwijs sport niet in georganiseerd verband. In het voortgezet onderwijs is dit ruim een derde van de jongeren. Jongens sporten vaker en langer dan meisjes. Kinderen uit gezinnen met hoogopgeleide ouders sporten daarnaast duidelijk vaker. In het basisonderwijs sport een kwart van de autochtone kinderen niet georganiseerd ten opzichte van ruim tweederde van de Marokkaanse en Turkse kinderen. Vervoer naar school In het voortgezet onderwijs gaat ruim 10% niet dagelijks met de fiets of te voet naar school. Vooral jongeren met een lage opleiding en jongeren van Marokkaanse, Turkse en Surinaams/Antilliaanse komaf gaan minder vaak lopend of fietsend naar school. Inactief gedrag In het basisonderwijs kijkt 1 op de 10 kinderen langer dan twee uur televisie per dag. In het voortgezet onderwijs zit zelfs meer dan de helft van de kinderen 5 uur of meer per dag achter de televisie of computer. Ook nu springen kinderen met een lagere sociaal economische status en allochtone kinderen in het oog. In het basisonderwijs kijken kinderen van laagopgeleide ouders ongeveer vijf keer zo vaak langdurig televisie dan kinderen van hoogopgeleide ouders.
14
Tijd voor actie! Kort samengevat. Het percentage overgewicht onder Utrechters is hoog. Zeker als gekeken wordt naar bepaalde bevolkingsgroepen en wijken. Ook het voedings- en beweegpatroon van inwoners van de gemeente Utrecht laat nog te wensen over. Het is tijd voor Utrechters om aan een gezonde leefstijl
Meer weten?
te werken. Professionals in de gezondheidszorg en andere sectoren, zoals het onderwijs, welzijn, het bedrijfsleven en de gemeente kunnen inwoners helpen om de gezonde keuze ook een gemakkelijke keuze te laten zijn. De gemeente Utrecht heeft de GG&GD opdracht gegeven de regie te voeren over een uitgebreid plan van aanpak ‘Gezond Gewicht’. De GG&GD werkt hieraan met diverse partners in de stad. Een overzicht van de activiteiten is terug te vinden in de brochure ‘Gezond Gewicht in uitvoering. Toelichting op de Utrechtse aanpak’.
• Brochure Gezond gewicht: Balans tussen voeding en beweging, jezelf en je omgeving. Basisinformatie voor Utrechtse professionals. GG&GD Utrecht, K. van der Goot en J. van Noort (augustus 2008) • ‘Tabellenboek Overgewicht in Utrecht, Feiten en cijfers’. GG&GD Utrecht. H. Schreurs, H. Zwikker en F. de Koning (oktober 2008). • Brochure ‘Gezond Gewicht in uitvoering. Toelichting op de Utrechtse aanpak’. GG&GD Utrecht. K van der Goot, J. van Noort (november 2008). • Plan van aanpak Gezond Gewicht Utrecht 2007-2011. GG&GD Utrecht. G. de Geus, I van Gaalen en K. van der Goot (mei 2007). • Utrechters sporten veel. Bestuursinformatie (september 2008). Gemeente Utrecht. Deze documenten zijn te vinden op www.utrecht.nl/gggd onder het kopje Gezonde leefstijl/Gezond Gewicht.
15
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Colofon Uitgave
Tekst
Fotografie
Drukwerk
Gemeente Utrecht, Geneeskundige en Gezondheidsdienst Postadres Postbus 2423, 3500 GK Utrecht Telefoon 030 - 286 3333 www.utrecht.nl/GGGD E-mail
[email protected]
Hanneke Schreurs, Kerstin van der Goot en Judith van Noort, GG&GD Utrecht
Olga Boh, Anton van Daal, Johan Maaswinkel, Willem Mes
De Groot Drukkerij bv, Goudriaan
Datum Vormgeving
Eindredactie Liesbeth Hijmans van den Bergh
Bureau Gurk, Utrecht
November 2008