PU2841_EXPRESSO_NL
7/04/05
11:24
Page 1
EN EN IO NS PE – N AA PB OO EL ND EI
EXPRESSO
PENSIOENEN EN EINDELOOPBAAN:
GEEN PANIEK! De rijkdommen verdelen: een kwestie van politieke wil We horen steeds meer alarmerende berichten over het thema: onmogelijk om de kost van de vergrijzing te dragen zonder… (maak gerust uw keuze uit een of meerdere van de volgende ”oplossingen”) de werknemers langer te doen werken, de brugpensioenen af te schaffen, de sociale uitkeringen en de pensioenen af te bouwen, het huidige pensioenstelsel te vervangen door een privésysteem, enz. Als we even verder kijken dan deze paniekreactie, wat zijn dan de feiten? Maakt men geen misbruik van de situatie om te proberen maatregelen door te drukken die bepaalde elementen van de sociale zekerheid op de helling zouden zetten? In werkelijkheid zal de kost van de vergrijzing – een voorzienbare evolutie waar men zich dus kan op voorbereiden – geen onoverkomelijke impact hebben voor een rijke samenleving als de onze. De centrale vraag draait echter rond de verdeling van deze rijkdommen. Daarom wordt steeds vaker het idee geopperd van een Algemene Sociale Bijdrage (ASB) om een alternatieve en aanvullende financiering voor de sociale zekerheid aan te leggen. Door àlle inkomens te laten bijdragen, met name ook de financiële inkomens en niet langer – zoals vandaag – alleen de inkomens uit arbeid, zou de evolutie van de kosten verbonden aan de vergrijzing dankzij deze ASB zonder probleem opgevangen kunnen worden. Dit stelsel zou ook rechtvaardiger zijn, want hierbij zouden àlle inkomens mee de solidariteit dragen ten aanzien van de mensen die geen bijdragen betalen en toch rechten genieten. Net als in andere Europese landen is de verwezenlijking hiervan uiteindelijk niets meer dan een kwestie van politieke wil…
We leven gemiddeld 30 jaar langer dan in de jaren 1930. Tegen 2050 zal onze levensverwachting met nog eens 8 tot 9 jaar gestegen zijn. Anderzijds maken we steeds minder kinderen. Gevolg: de bevolking wordt alsmaar ouder. Méér pensioenen, duurdere gezondheidszorg… Moeten we vrezen voor een rampscenario? Neen. In tegenstelling tot bepaalde heersende ideeën kan onze samenleving de gevolgen van de vergrijzing van de bevolking best aan. Zonder steeds langer te moeten gaan werken. Zonder de pensioenen of andere sociale uitkeringen af te bouwen. Gewoon door voor deze uitdaging een deel van de rijkdommen aan te wenden die in de komende 25 jaar door onze economie voortgebracht zullen worden. Door een offensief
werkgelegenheidsbeleid te ontwikkelen om de werkloosheid – en dan vooral die van jongeren en vrouwen – te verminderen. Door een aanvullende financiering te voorzien en door de sociale zekerheid, een solidariteitsmechanisme dat al 60 jaar lang zijn deugdelijkheid heeft bewezen, te verbeteren. Dit zullen wij aantonen in deze Expresso gewijd aan de pensioenen en de eindeloopbaan. ❚
PU2841_EXPRESSO_NL
7/04/05
11:24
Page 2
10 VRAGEN OM EEN BALANS OP TE MAKEN Bijna dagelijks slaat men ons om de oren met de meest pessimistische voorspellingen over de vergrijzing. Meestal baseert men zich daarbij op een simplistische redenering: als er meer mensen op pensioen zijn, zullen er uiteraard minder mensen aan het werk zijn en dus wordt het erg moeilijk om de pensioenen betaalbaar te houden. Wie dit even van dichtbij bekijkt, merkt dat de werkelijkheid niet zo eenvoudig is...
Voldoende marges om de pensioenen te betalen De kost van de pensioenen stijgt minder snel dan het BBP. En het aandeel van de schuld neemt af, waardoor er marges vrijkomen om de pensioenen te betalen!
Vergelijkende evoluties van het BBP, de intrestlasten en de pensioenen 1987=100
4. Moeten de oudere werknemers langer aan het werk blijven? In België bedraagt de werkgelegenheidsgraad van personen tussen 50 en 64 jaar 41%, tegenover een gemiddelde van 51,7% in de Europese Unie. Maar waarom voegt men hier geen andere, even veelzeggende cijfers aan toe? Bijvoorbeeld de werkgelegenheidsgraad voor de ganse bevolking ”op actieve leeftijd”, dus tussen 15 en 64 jaar: dan merken we dat het cijfer voor België tot de laagste van de Europese Unie behoort (werkgelegenheidsgraad van 59,7% tegenover gemiddeld 64,2% in de EU).
1. Is de vergrijzing echt zo reëel? Ja. Over een periode van 25 tot 45 jaar zal onze bevolking vergrijzen (zie grafieken). Een geleidelijke en voorzienbare evolutie die te wijten is aan meerdere factoren: de ”babyboom” kort na WO II (die ”babyboomers” gaan nu stilaan op pensioen), de daling van het geboortecijfer sinds de jaren ‘60, de vooruitgang van de geneeskunde, en algemeen beschouwd de verbetering van de levens- en werkomstandigheden. Dit uitstekende nieuws (wie wil er nu minder lang leven?) heeft echter een schaduwzijde: stijgende uitgaven voor de sociale zekerheid. Een bejaarde persoon werkt niet meer, krijgt dus een pensioen en heeft steeds meer gezondheidszorg nodig… Deze kost kan grotendeels worden voorzien en moet dus niet worden overdreven om een gevoel van onvermijdelijke rampspoed te scheppen.
De Belgische bevolking in 2050: vooruitzichten Levensverwachting
De vergrijzing van de bevolking is geen onverwachte gebeurtenis, zoals een internationale crisis, een plotselinge stijging van de olieprijzen, een beurscrash. Het is een natuurlijke en erg voorzienbare evolutie. Daarom kan men de kost ervan globaal gezien inschatten. De stijging van de uitgaven omwille van de vergrijzing zou tegen 2030 volgens het ”Vergrijzingscomité” kunnen oplopen tot 3,4% van het Bruto Nationaal Product (de in het land geproduceerde rijkdommen). Zelfs op basis van meer realistische parameters, waarbij rekening wordt gehouden met een betere aanpassing van de sociale uitkeringen aan de welvaart (1% jaarlijkse verhoging van de sociale uitkeringen boven de index, in plaats van 0,5%) en met een grotere stijging van de uitgaven in de gezondheidszorg, zouden we over een periode van 25 jaar niet meer dan 5% stijging kennen.
Wat écht telt, is dat er in totaal meer jobs zouden zijn in de samenleving, en dit voor ieders welzijn en om meer sociale-zekerheidsbijdragen te krijgen. Daarom stellen we eerst en vooral voor dat er een actief werkgelegenheidsbeleid wordt gevoerd dat in hoofdzaak gericht is op jongeren, vrouwen, allochtonen en gehandicapten (zie artikel blz. 5). En we verzetten ons tegen maatregelen die oudere werknemers dwingen om aan het werk te blijven – hoewel we ook positieve maatregelen aanreiken voor een beter professioneel leven voor zij die aan het werk willen blijven (zie blz. 7).
3. Heeft onze samenleving de middelen om deze kost op te vangen?
Werkgelegenheid: oudere werknemers zijn niet de enige betrokkenen
De uitdaging is duidelijk: hoe vinden we de oplossingen om geleidelijk aan 5% van onze jaarlijks geproduceerde rijkdommen te delen? Vergeten we daarbij niet dat die 5% gespreid worden over 25 jaar: in feite bedraagt de inspanning die we jaarlijks moeten leveren, niet meer dan 0,20% per jaar.
Mannen
Vrouwen
Waarom gaat de discussie dan altijd enkel over de oudere werknemers? Of erger nog: een beleid dat enkel gericht is op deze oudere werknemers zal negatieve gevolgen hebben voor de werkgelegenheidsgraad van jongeren en vrouwen. Een slechte zaak dus voor de samenleving en de toekomst…
Vergrijzing van de bevolking
2 PENSIOENEN EN EINDELOOPBAAN
2. Houdt de vergrijzing een onoverkomelijke kost in?
Nog een opvallend cijfer: de werkgelegenheidsgraad bij jongeren (15-24 jaar) ligt in België op 29,4% tegenover 40,5% in de Europese Unie. Voor vrouwen ten slotte ligt de werkgelegenheidsgraad op niet meer dan 51,8% (tegenover 55,6% in de EU).
60-plussers
Opgelet: de ”vooruitzichten” op 50 jaar zijn grotendeels gebaseerd op ”voorspellingen”. Er zijn immers tal van factoren die dergelijke vooruitzichten nog kunnen beïnvloeden, zoals de evolutie van het immigratiebeleid van ons land.
Tijdens diezelfde periode zal onze economie zelfs nog meer rijkdommen blijven voortbrengen. Moeilijk om te weten hoeveel, maar de groei zou ten minste 1,75% per jaar moeten bedragen. Binnen 25 jaar geeft dit een BBP dat met 50% gestegen is. We kunnen ons moeilijk inbeelden dat er dan geen 5% voor de sociale zekerheid gevonden zou kunnen worden!
Het is de globale werkgelegenheidsgraad die in België omhoog moet, in het bijzonder die van jongeren en vrouwen, niet enkel die van oudere werknemers.
België
Europese Unie
PU2841_EXPRESSO_NL
7/04/05
11:24
Page 3
5. Zullen er door de vergrijzing minder personen aan het werk zijn?
6. Is het brugpensioenstelsel nog houdbaar?
In werkelijkheid kennen we vandaag een werkgelegenheidsgraad die sinds 1997 is blijven stijgen, net zoals ook het aantal personen op actieve leeftijd is blijven toenemen (zie grafieken). Er zijn in ons land dus nog nooit zoveel jobs geweest als vandaag.
Brugpensioenen werden ingevoerd om een socialer antwoord te bieden op de wens van de werkgevers om hun personeelsbestand af te bouwen door zich van de oudere werknemers te ontdoen en zodoende ”hun leeftijdsstructuur te verjongen” – aanvankelijk in de industrie, later ook in heel wat andere sectoren. Vergeten we niet dat het niet de werknemer is die de brugpensioenprocedure opstart, maar wel een ontslag gegeven door de werkgever (het is verkeerd om te laten uitschijnen dat er een ”individueel recht” op brugpensioen zou bestaan).
Maar er is in de komende 20 jaar inderdaad een daling van het aantal personen op actieve leeftijd voorzien, weliswaar met gewestelijke verschillen (de actieve bevolking neemt vanaf 2010 af in Vlaanderen en blijft stijgen in Brussel en Wallonië). Deze daling zal langzaam verlopen en niet zo groot zijn als wordt beweerd. De actieve beroepsbevolking (we nemen hier de categorie van 20 tot 64 jaar) is momenteel met 6,1 miljoen en zal de komende jaren licht toenemen tot ongeveer 6,3 miljoen in 2010. Vanaf dan zal dat cijfer erg langzaam beginnen afnemen, tot ongeveer 6 miljoen in 2030, wat dus erg dicht bij het aantal van vandaag ligt. De dalende trend zal zich voortzetten, maar dit zal zo traag verlopen dat er ruimschoots geanticipeerd kan worden op deze evolutie. Deze daling is trouwens niet eens per se een slechte zaak. Want minder mensen op actieve leeftijd betekent mogelijk ook... minder werkloosheid. We mogen niet vergeten dat er vandaag in ons land nog altijd meer dan 650.000 werklozen zijn (zonder de 100.000 bruggepensioneerden mee te rekenen)…
Tekort aan werkgelegenheid: een probleem dat opgelost moet worden Cijfers over werkloosheid, brugpensioenen en loopbaanonderbrekingen in 2004
De vakbonden wilden deze logica omkaderen door middel van Collectieve Arbeidsovereenkomsten. Dankzij brugpensioenen kunnen de sociale gevolgen van herstructureringen van bedrijven in moeilijkheden immers worden verzacht: zo worden ”naakte” ontslagen van jonge werknemers vermeden. Vandaag kunnen werknemers aan het einde van hun loopbaan dankzij het algemene stelsel van brugpensioen op 58 jaar ook hun bedrijf verlaten en door een werkloze worden vervangen. Maar nu veranderen de werkgevers van visie: ze zouden deze verworvenheid willen afschaffen en de afstoting van een oudere werknemer goedkoper willen maken. Bovendien maken voltijdse bruggepensioneerden slechts 7,1% van de bevolking tussen 50 en 64 jaar uit. Maar er zijn ook 8% oudere werklozen. De afschaffing van de brugpensioenen dreigt dus gewoonweg te leiden tot een vermeerdering van het aantal oudere werklozen. Dit is sociaal onaanvaardbaar. Maar ook slecht voor de sociale zekerheid. Want brugpensioenen zijn goedkoper dan de werkloosheid: een werkloze 50-plusser kost gemiddeld € 31,55 per dag, terwijl een bruggepensioneerde slechts € 28,43 kost! Volledig bruggepensioneerden maken slechts 7% van de bevolking tussen 50 en 64 jaar uit Door het recht op brugpensioen af te bouwen, zal het aantal oudere werklozen en arbeidsongeschikte personen waarschijnlijk toenemen, in die mate dat deze groep even groot of zelfs groter zal worden dan het aantal werkende personen.
Belgische bevolking tussen 50 en 64 jaar
Als dit stelsel naar alle loontrekkenden zou worden uitgebreid, zou dit voor de meesten onder hen slechts op een gering deel van hun loopbaan betrekking hebben. Het wettelijk pensioen zal dus hoe dan ook het grootste deel van hun pensioen vormen. Ten slotte bestaat er ook een groot risico dat – wanneer de aanvullende pensioenen uitvoerig ontwikkeld worden – de werkgevers zullen ”weigeren” om twee keer te betalen: één keer voor de verbetering van het wettelijk pensioen en nog een keer voor de aanleg van een aanvullend pensioen voor alle loontrekkenden. Besluit: het meest zekere en solidaire stelsel blijft met voorsprong het wettelijk pensioen. Dit moet de grondslag van ons stelsel blijven.
8. Moet er dus niets gebeuren? Zal alles vanzelf wel opgelost raken? Neen. Hoewel de cijfers aantonen dat we de vergrijzing perfect kunnen opvangen, toch moeten er maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat er van de door de economie gecreëerde rijkdommen voldoende terugvloeit naar de sociale zekerheid. En dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, zoals blijkt uit twee voorbeelden: - de verlagingen van patronale bijdragen aan de sociale zekerheid kosten vandaag ieder jaar 2% van het BBP! - de belastinghervorming die de liberalen wilden, kostte 1,6% van het BBP. Hiermee hadden ruimschoots marges kunnen worden vrijgemaakt om te anticiperen op de gevolgen van de vergrijzing in de komende jaren. Maar ondanks deze vaststelling bestaan er wel degelijk concrete voorstellen. Onder meer op vraag van de vakbonden werd al een ”Zilverfonds” opgericht dat grotendeels gespijsd wordt met de marges die vrijgekomen zijn dankzij de afbouw van de overheidsschuld en de verkoop van bepaalde staatsactiva. In dit fonds zit nu al € 11,9 miljard en volgens een recente beslissing van de Ministerraad zou het jaarlijks nog eens verhoogd moeten worden met aanvankelijk 0,3% en later 0,2% van het BBP om de sociale zekerheid weer in evenwicht te brengen en ervoor te zorgen dat het stelsel voldoende middelen heeft om onder meer de behoeften van de vergrijzing op te vangen.
Bron: Beheerscomité van de Sociale Zekerheid (maart 2005)
Met andere woorden, de actieve beroepsbevolking zal tegen 2010 niet afnemen en we kennen trouwens nog steeds een hoge werkloosheidsgraad. Er zijn dus reserves voorhanden om het aantal mensen dat daadwerkelijk aan het werk is, te verhogen.
Vooruitzichten van de bevolking 2010-2030 per leeftijdsgroep 2010
2020
2030
10.529.690
10.723.628
10.894.266
0-19 jaar
2.344.140
2.274.612
2.272.188
20-59 jaar
5.681.656
5.521.385
5.279.113
60-64 jaar 65 jaar en meer
649.030
722.633
695.854
1.730.746
1.854.864
2.205.198
Werkgelegenheidsgraad van de personen tussen 15 en 64 jaar (1997-2001) 1997
1998
1999
2000
2001
57%
57,3%
59,3%
60,5%
59,90%
mannen
60%
66,9%
68,1%
69,5%
68,80%
vrouwen
46%
47,5%
50,4%
51,5%
51%
7. Zou een privé-pensioenstelsel niet doeltreffender zijn? Het wettelijk pensioen is gebaseerd op het ”repartitiebeginsel”: de werkenden van nu betalen bijdragen voor de gepensioneerden van nu. De meeste andere pensioenformules daarentegen (bedrijfspensioenfonds of individueel pensioensparen) zijn gebaseerd op het ”kapitalisatiebeginsel”. Daar is het ”ieder voor zich”: men betaalt zelf bijdragen voor het eigen pensioen. Maar hoe zit het in dergelijke formules dan met zij die onvoldoende inkomen hebben om een eigen spaarpotje aan te leggen? En wat met de bijdragen als men werkloos of ziek is? De zekerheid, de doeltreffendheid en het rendement van de kapitalisatieformules worden vandaag ingeschat in een periode van lage inflatie en relatieve monetaire stabiliteit. Maar het toekomstige rendement hangt af van een onzeker beleggingsresultaat. Wat dan met de oorspronkelijke beloftes als de beurs crasht? Bovendien zullen de steeds ouder wordende bezitters van de kapitalen van de pensioenfondsen hun centen op termijn terugtrekken en op de beursmarkt verkopen, waardoor het rendement van die fondsen zal dalen. Bovendien heeft slechts een minderheid van werknemers op dit ogenblik een aanvullend pensioen.
DE HERVORMING VAN 1997 Het is niet overbodig eraan te herinneren dat er al eens een pensioenhervorming werd doorgevoerd, waarbij opofferingen werden gevraagd van de werknemers die aan het einde van hun loopbaan waren. Deze hervorming voerde immers de verhoging van de pensioenleeftijd voor vrouwen tot 65 jaar in, de verhoging van het deel van de loopbaan dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van het pensioen (45sten tegen 2009), de beperking van het recht op vervroegd pensioen op 60 jaar uitsluitend voor de werknemers met een loopbaan van 35 jaar. Interessante vaststelling: deze maatregelen, die (al) bedoeld waren om de werkgelegenheidsgraad van oudere werknemers op te trekken, hebben vanuit dit standpunt nauwelijks effect gehad. In het geval van de vrouwen bijvoorbeeld, heeft de maatregel er inderdaad voor gezorgd dat er 43.000 gepensioneerde vrouwen minder zijn. Maar 8.000 van deze vrouwen zitten nu in de invaliditeit en 22.000 anderen vallen nu ten laste van de RVA (brugpensioenen en werkloosheid).
3 PENSIOENEN EN EINDELOOPBAAN
Minder mensen op actieve leeftijd betekent dus helemaal niet dat er minder werkende mensen zullen zijn. In totaal is er vandaag een gelijke verhouding actieve en niet-actieve (zowel jonge als oude) mensen. Binnen 25 jaar zal er een verhouding van 100 actieven voor 105 niet-actieven zijn… Het verschil zal zijn dat de groep inactieven meer uit gepensioneerden zal bestaan, en dus minder uit werklozen of vrouwen buiten de arbeidsmarkt.
En we stellen nog andere maatregelen voor om de sociale zekerheid in evenwicht te brengen en te moderniseren: een actief beleid voeren gericht op het scheppen van nieuwe jobs, het aantal onzekere banen – die de sociale zekerheid minder opbrengen – afbouwen, een echte alternatieve en aanvullende financiering invoeren waaraan ook andere inkomens dan die uit arbeid moeten bijdragen. Deze voorstellen worden toegelicht op de volgende bladzijden.
PU2841_EXPRESSO_NL
7/04/05
11:24
Page 4
9. Is er een tekort in de sociale zekerheid? Hoewel de sociale zekerheid er de voorbije jaren toch regelmatig in slaagde om in evenwicht te blijven – ondanks de bijdragenverlagingen die aan de werkgevers werden toegekend, kent het stelsel in 2004 een tekort van bijna € 400 miljoen en zal het ook in 2005 nog in de rode cijfers zitten. Dit tekort zal trouwens nog aangroeien in 2006, 2007 en 2008 – het jaar waarin het de kaap van € 1 miljard dreigt te overschrijden als er niets wordt ondernomen. De oorzaken van het voorziene tekort zijn van structurele aard. De stijging van de uitgaven van de sociale zekerheid buiten de gezondheidszorg (+ 1,3% per jaar) ligt 1,1% lager dan de toename van de inkomsten uit bijdragen (+ 2,4% per jaar). Daartegenover staat dat de norm voor de stijging van de uitgaven in de gezondheidszorg, door de regering voorzien tot in 2007, vastgelegd is op 4,5% (buiten inflatie). De sociale zekerheid, het vermogen van de werknemers Een aanzienlijk vermogen: bijna € 45 miljard in 2004 Spreiding van de uitgaven van de sociale zekerheid in 2004 (loontrekkenden – in miljarden €) Totaal = € 45,2 miljard
Waar komt dit geld vandaan? Totaal = € 44,8 miljard
Bron: Beheerscomité van de Sociale Zekerheid (maart 2005)
Met andere woorden, de gezondheidszorg buiten beschouwing gelaten zou de sociale zekerheid in evenwicht zijn. Of een andere manier om dit te bekijken: de stijging van de inkomsten uit sociale bijdragen (€ 2,1 miljard) over 3 jaar volstaat zelfs niet om enkel de stijging van de uitgaven in de gezondheidszorg (€ 2,3 miljard) op te vangen.
worden versterkt, moet er een permanente controle op de uitgaven in de gezondheidszorg worden opgezet en moet er worden bespaard waar nodig, maar zonder aan de patiënten te raken
Aangezien het stelsel van de gezondheidszorg voor 94% door de sociale zekerheid van de loontrekkenden wordt gefinancierd, leidt dit tot de vaststelling dat er absoluut een alternatieve financiering ter aanvulling van de bijdragen moet worden voorzien. Indien deze aanvullende financiering er niet komt, zullen de uitkeringen aangepakt moeten worden. En het eerste doelwit in het vizier dreigt dan de aanpassing van de sociale uitkeringen aan de welvaart te zijn, hoewel hier door de regering nochtans toe werd besloten onder druk van de vakbonden.
In haar federale beleidsverklaring heeft de regering aangekondigd dat er een overleg over de eindeloopbaan wordt opgestart tussen regering/werkgevers/ vakbonden. Dit overleg zou moeten uitmonden in wetten, besluiten of overeenkomsten. Vooropgestelde doelstelling: het aandeel van 55-plussers op de arbeidsmarkt tegen 2030 optrekken van 28 naar 60%.
Besluit: als we de sociale zekerheid willen veilig stellen, een kwaliteitsvol en voor iedereen toegankelijk stelsel van gezondheidszorg behouden en voldoende marges vrijmaken voor de koppeling van de sociale uitkeringen aan de welvaart, moet de alternatieve financiering
BRUGPENSIOEN EN ”CANADA DRY”: MOEILIJKER EN MINDER VOORDELIG? Voor de regering moeten de brugpensioenen en de ”Canada dry-stelsels”(1) duurder worden voor de werkgever, het moet moeilijker worden om er gebruik van te maken en de inkomens van de werknemers in brugpensioen of ”Canada dry” moeten verminderen. De toegang moeilijker maken Wat de regering zou willen: - de loopbaanvereisten voor een vervroegd vertrek strenger maken (langere loopbaan zonder rekening te houden met bepaalde ”gelijkgestelde” periodes, zoals periodes van werkloosheid, ziekte, enz.);
PENSIOENEN EN EINDELOOPBAAN
4
- de werkgevers aansporen om een herklassering aan te bieden (onder de vorm van outplacement, d.w.z. hulp bij het zoeken van een nieuwe baan) in plaats van een brugpensioen bij herstructureringen; - de werkgevers die een beleid van vervroegde pensioneringen voeren, daarvoor laten betalen; - de voorwaarden waaraan werknemers op brugpensioen kunnen worden gesteld na een verkorte opzeggingstermijn, verstrengen (dit geldt vooral voor de gevallen van herstructurering of bedrijfssluiting). (1) Werkloosheid en/of vervroegd pensioen met een werkgeversaanvulling die niet voldoet aan de wettelijke brugpensioenvoorwaarden.
De inkomens van de werknemers verlagen Wat de regering zou willen: - de bedragen van de aanvullende vergoeding en de duur van de toekenning beperken (men zou bijvoorbeeld op 55 jaar met brugpensioen kunnen gaan, maar met een aanvulling beperkt tot 5 jaar…); - de werknemersbijdragen op de toeslagen voor brugpensioen en ”Canada dry” verhogen (momenteel 6,5% voor de bruggepensioneerden); - de belastingverminderingen toegekend aan de bruggepensioneerden verminderen of zelfs afschaffen (de inzet is niet gering: de vermindering bedraagt momenteel tussen € 1.600 en € 1.880 per jaar); - niet langer toelaten om een aanvullend pensioen te ontvangen wanneer men met brugpensioen of ”Canada dry” is (men zal moeten wachten tot de pensioenleeftijd om van het aanvullend pensioen te kunnen genieten); - de storting van aanvullend-pensioenpremies duurder maken en de fiscale aftrek voor de betaalde premies beperken wanneer de werknemer met brugpensioen of ”Canada dry” is. Deze voorstellen kunnen worden aangepast naar gelang van de leeftijd van het brugpensioen of het ”Canada dry-stelsel”.
10. Wat zijn de plannen van de regering?
De regering heeft het kader van dit overleg vastgelegd en heeft nieuwe maatregelen aangekondigd die echter bedroevend weinig sociaal zijn. Bovendien heeft ze zich intussen, via de programmawet die eind december werd gestemd, nogal bijzondere bevoegdheden aangemeten. Zo kan ze optreden (bijvoorbeeld om extra bijdragen op de brugpensioenvergoedingen vast te leggen) bij gewoon koninklijk besluit overeengekomen in de Ministerraad, dat vooraf gewoon ter advies aan de Nationale Arbeidsraad is voorgelegd. Het is inderdaad zo dat de (brug)pensioenleeftijd klaarblijkelijk niet ter discussie wordt gesteld. Maar via een aantal ”technische” maatregelen wil de regering de brugpensioenen minder aantrekkelijk maken, door de brugpensioenen voor de werkgever duurder te maken en door het inkomen voor de werknemer te verlagen (vermindering van de fiscale aftrek, verhoging van de bijdragen op de toeslagen, afschaffing van het aanvullend pensioen vóór de wettelijke pensioenleeftijd, enz.). Ook de toegang tot het brugpensioen zou moeilijker worden gemaakt, onder meer door strengere loopbaanvereisten voor een vervroegd vertrek (langere loopbaan waarbij ook geen rekening wordt gehouden met bepaalde ”gelijkgestelde” periodes, zoals de periodes van werkloosheid, ziekte, enz.). Zie in dit verband het kader: ”Brugpensioen en Canada dry: moeilijker en minder voordelig?”. De regering stelt eveneens voor om een zogenaamd systeem van ”tijdsparen” in te voeren, waarbij de werknemer tijdens zijn loopbaan zelf tijd moet ”opsparen” (via overuren of door verlof te laten vallen, enz.) om die tijd achteraf dan te kunnen recupereren als hij zijn arbeidsritme wil afbouwen of vroeger op pensioen wil vertrekken. Zo’n systeem komt er eigenlijk op neer dat de werknemers zelf voor de kosten opdraaien als ze aan het einde van hun loopbaan wat willen ”uitbollen”… ❚
PU2841_EXPRESSO_NL
7/04/05
11:24
Page 5
DE SOCIALE ZEKERHEID VERSTERKEN EN VERBETEREN: ER ZIJN ALTERNATIEVEN! De verdedigers van liberale oplossingen zijn aanhangers van de TINA-formule (”There is no alternative”). Er is geen alternatief voor hun ”oplossingen”. Niets is minder waar. Er zijn vele en realistische oplossingen.
De idee achter de ASB was om de grondslag voor inning van de sociale-zekerheidsinkomsten uit te breiden tot de roerende, onroerende en bedrijfsinkomsten. Het zou over volgende inkomsten gaan: - de bedrijfsinkomsten, met inbegrip van de dividenden die uitbetaald worden aan de aandeelhouders en de bedragen die in reserve worden geplaatst; - de lonen; - de pensioenen en diverse legale en extralegale uitkeringen, met inbegrip van de zogenaamde ”fictieve” rentes (na de inning van een kapitaal); - de inkomsten van de zelfstandigen; - de onroerende inkomsten (behalve het kadastraal inkomen van het eigen huis); - de roerende inkomsten; - de meerwaarden op de roerende en onroerende inkomsten.
De sociale zekerheid verkeert niet hoofdzakelijk in gevaar door de vergrijzing van de bevolking, maar vooral door het banentekort, het te grote aantal onzekere banen, de bijdrageverminderingen toegekend aan de werkgevers en het feit dat de financiering ervan bijna uitsluitend berust op de inkomens uit arbeid (terwijl ze rechten waarborgt die bijna de hele bevolking dekken op het vlak van gezondheidszorg en kinderbijslag).
Eerst de tewerkstelling van jongeren en vrouwen verhogen Allereerst even een vaststaand feit herhalen: het zijn de banen die inkomsten opleveren voor de sociale zekerheid. En er zijn te veel mensen zonder werk in België: vooral jongeren en vrouwen, maar ook allochtonen. We kunnen het moeilijk hebben over een langere loopbaan van de oudere werknemers als we niet tegelijkertijd oplossingen zoeken voor dit probleem. De mensen langer doen werken, betekent ook dat men de rijkdommen niet op een andere manier wil verdelen, met name door de andere inkomsten dan die uit arbeid méér te laten bijdragen aan de financiering van de kost van de vergrijzing.
Investeren in onderzoek en opleiding Meer banen vereist een dynamischer economisch beleid, onder meer door veel meer te investeren in Onderzoek en Ontwikkeling, maar ook in opleiding. Veel Belgische bedrijven zijn nog té erg gespecialiseerd in producten die in lageloonlanden kunnen worden geproduceerd. Wat investering in onderzoek & ontwikkeling betreft – waardoor producten vernieuwd en verbeterd kunnen worden –, hangen onze bedrijven dan ook achteraan het peloton in Europa. Er wordt wel controle uitgeoefend op de evolutie van onze loonkosten, maar zijn de werkgevers ook bereid tot een engagement om de evolutie van de prestaties van de bedrijven te volgen op het vlak van innovatie, O&O, opleiding...? De doelstelling van de Europese Unie is dat elke lidstaat 3% van zijn Bruto Binnenlands Product (zijn nationale rijkdom) besteedt aan onderzoek. België zit aan 2%. Er moeten op dit vlak dus nog heel wat inspanningen worden geleverd.
De arbeidstijd verminderen Om banen te scheppen, moet eveneens verder worden gegaan in de verdeling van het beschikbare werk, bijvoorbeeld door de arbeidstijd te verminderen. In Frankrijk konden door de overgang naar de 35-urenweek 350.000 nieuwe banen worden gecreëerd.
Echte banen scheppen, geen banen in uitverkoop Onzekere contracten (uitzendcontracten, contracten van bepaalde duur, deeltijdse contracten, dienstencheques...) die de werknemers in een onevenwichtige situatie doen terechtkomen en minder socialezekerheidsbijdragen opbrengen, mogen niet langer aangemoedigd worden. Uitzendarbeid moet een uitzondering blijven. Eerst en vooral moeten de deeltijdse werknemers die dat wensen, de binnen het bedrijf beschikbare werkuren toegekend krijgen. De banen op basis van ”dienstencheques” anderzijds dragen niet alleen nauwelijks bij aan de sociale zekerheid, maar zullen in 2005 ook nog eens meer dan € 200 miljoen kosten. Geld dat beter gebruikt zou kunnen worden om échte, duurzame, kwaliteitsvolle, voltijdse banen te scheppen die ten volle bijdragen.
Een aanvullende alternatieve financiering ontwikkelen voor de sociale zekerheid Er zijn twee mogelijke pistes: de invoering van een Algemene Sociale Bijdrage en de aanwending van de opbrengst van de belasting op roerende inkomsten. Een Algemene Sociale Bijdrage invoeren Momenteel zijn het de loontrekkenden die het leeuwendeel van de sociale zekerheidsbijdragen dragen. Deze toestand wordt onhoudbaar (zie vraag nr. 9 op blz. 4) zonder een alternatieve en aanvullende financiering, als aanvulling op de financiering uit de bijdragen van de loontrekkenden door middel van andere inkomensbronnen. Er bestaat vandaag al een zogenaamde ”alternatieve financiering” van de sociale zekerheid. Het probleem is dat de huidige formule vooral bestaat uit BTWinkomsten, een belasting die de consumptie treft. Het zijn dus vooral de laagste inkomens die het meest worden bestraft (volledig in tegenstelling tot een progressieve belasting!). De solidariteit zou voor alle inkomens moeten gelden. Daarom pleiten wij voor een Algemene Sociale Bijdrage (ASB) die op alle inkomens zou worden toegepast.
De percentages van de ASB zouden aangepast kunnen worden naargelang van de omvang van de inkomsten en de behoeften van de sociale zekerheid. De inkomsten uit arbeid en de sociale uitkeringen zouden worden vrijgesteld tot een individueel inkomen van € 22.500. Door de invoering van een ASB zou een buitengewone bijdrage afgeschaft kunnen worden, de ”bijzondere
DE WERKGELEGENHEIDSGRAAD VAN VROUWEN VERHOGEN Als men het aantal actieve personen wil verhogen, vormt de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van vrouwen zeker een prioriteit. Vandaag zijn heel wat vrouwen weliswaar op actieve leeftijd, maar hebben ze de gelegenheid niet gehad om een beroepsloopbaan uit te bouwen. De nieuwe generaties die op de arbeidsmarkt komen, kunnen zich daarentegen hun toekomst zonder werk niet indenken. Deze evolutie moet aangemoedigd worden via een gelijkekansenbeleid, dat tevens de collectieve uitrustingen ontwikkelt. Als we de Scandinavische landen als voorbeeld nemen, zien we dat de activiteitsgraad van vrouwen voor een groot deel afhangt van de ontwikkeling van de diensten voor kinderopvang en begeleiding van zorgbehoevende bejaarden. We stellen vast dat de werkgelegenheidsgraad van vrouwen hoger is in de landen (zoals de Scandinavische landen) waar de tewerkstelling in de Social-Profitsector beter ontwikkeld is.
OOK OPLEIDING De voortgezette opleiding van de loontrekkenden is een essentieel element om het concurrentievermogen van de bedrijven te verbeteren in een wereld waar de technische vooruitgang steeds sneller verloopt. De Belgische bedrijven besteden echter niet meer dan 1,6% van hun loonmassa aan opleiding, tegen 2% in de Europese Unie en 2,5% in de Scandinavische landen. Het percentage loontrekkenden dat een opleiding volgt, bedraagt 6,5% in België, tegen 9% in de Europese Unie en 20% in de Scandinavische landen. Zouden de bedrijven zich niet beter spiegelen aan Noord-Europa om hun concurrentievermogen op te vijzelen?
5 PENSIOENEN EN EINDELOOPBAAN
Om een duidelijk inzicht te krijgen, moeten de problemen globaal worden bekeken. Tegenover de simplistische redenering die stelt dat ”er te weinig oudere mensen aan het werk zijn, en dat de sociale zekerheid dus in gevaar is”, stellen wij een redenering voorop waarmee we de sociale zekerheid willen versterken via een aantal factoren.
PU2841_EXPRESSO_NL
7/04/05
11:24
Page 6
De bijdrageverminderingen zonder tegenprestatie van de werkgevers stopzetten
van de sociale uitkeringen aan de welvaart van ten minste 1% per jaar worden voorzien. Een maatregel die minder zou kosten dan de belastinghervorming van 2003!
Zogezegd om de arbeidskost te verminderen en dus om de aanwerving van nieuwe (vooral laaggeschoolde) werknemers te stimuleren, hebben de werkgevers in de loop der jaren aanzienlijke verminderingen van sociale-zekerheidsbijdragen in de wacht gesleept. Dit voordeel werd hen toegekend zonder enige tegenprestatie, zonder enig duidelijk engagement om nieuwe banen te scheppen. Bovendien wordt een deel van deze verminderingen toegepast op de hoogste lonen! Besluit: vandaag de dag loopt de sociale zekerheid meer dan € 5 miljard mis. Daartegenover staat het vooropgestelde tekort voor 2005: € 1 miljard!
Naast de menselijke en sociale argumenten (hoe kan je fatsoenlijk leven met minder dan € 1.000 per maand?) is het goed eraan te herinneren dat, als men die lage uitkeringen verhoogt, dit geld volledig geherinvesteerd zal worden in de lopende consumptie. Het is moeilijk om veel te sparen als je minder dan € 1.000 per maand verdient! Dit geld zal dus de economie doen draaien en banen scheppen.
sociale-zekerheidsbijdrage” (1), die proportioneel gezien de gemiddelde inkomens harder treft dan de hogere inkomens. Een deel van de roerende voorheffing besteden aan de sociale zekerheid België, Luxemburg en Oostenrijk hebben de door de Europese Unie voorziene informatie-uitwisseling over de spaarinkomens die door niet-inwoners op hun grondgebied worden belegd, niet aanvaard. Maar deze landen hebben besloten om vanaf 1 juli 2005 een voorheffing van 15% af te houden op deze inkomens (aandelencoupons, obligatiecoupons enz.) – dit percentage zou binnen de 2 jaar op 25% moeten worden gebracht en op 35% tegen 2010. België zal dus, vanaf juli 2005, een roerende voorheffing van 15% afhouden op de spaarinkomsten die op Belgisch grondgebied worden belegd. Het land zal 25% van de verkregen bedragen behouden en de overige 75% terugbetalen aan het land van oorsprong. Het zal 75% ontvangen van de voorheffingen afgehouden op Belgisch spaargeld belegd in Oostenrijk en Luxemburg. In 2004 raamde de Nationale Bank van België het Belgische geld dat in het buitenland, voornamelijk in Luxemburg, is belegd op € 150 miljard. In de veronderstelling dat deze 150 miljard 3% opbrengt (wat in werkelijkheid waarschijnlijk minder is), zouden de inkomsten uit dit spaargeld 4,5 miljard bedragen. Een voorheffing van 15% op dit bedrag zou € 675 miljoen opbrengen, waarvan 75% (ofwel ongeveer 500 miljoen) aan België terugbetaald zou moeten worden. Op termijn zou dit bedrag, door de verhoging van de voorheffing, stijgen tot € 1,14 miljard. Naarmate een deel van deze kapitalen terugkeert naar België, zou de opbrengst van de roerende voorheffing op de in het buitenland belegde kapitalen vervangen moeten worden door een deel van de opbrengst van de roerende voorheffing die in België is afgehouden. In de praktijk vragen wij dat in de toekomst een percentage van de onroerende voorheffing besteed wordt aan de sociale zekerheid. Dit bedrag zal ten minste moeten overeenstemmen met de verwachte opbrengst na afloop van de spaarrichtlijn (namelijk € 1,14 miljard).
AANVULLENDE FINANCIERING: OPLOSSINGEN ZIJN MOGELIJK
Bijdragevermindering (in miljarden €) De (werkgevers- en persoonlijke) bijdrageverminderingen: van € 1,950 miljard in 1999 tot 5,040 miljard in 2005!
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
1,950
2,575
3,500
3,600
3,900
4,600
5,040
De uitgaven in de gezondheidszorg beter beheersen Het sociale-zekerheidsbudget dat het sterkst stijgt, is dat van de gezondheidszorg: 24% van de uitgaven in 1980 en 35% in 2004. De norm voor de uitgavenverhoging in de gezondheidszorg (buiten de inflatie) werd in het regeerakkoord vastgelegd op 4,5%. Deze norm is echter nu al overschreden. De vergrijzing en de nieuwe medische technologieën, die weliswaar doeltreffend maar duur zijn, zijn niet de enige oorzaken van deze verhoging. De overconsumptie van bepaalde geneesmiddelen, aangemoedigd door de farmaceutische industrie, of de toename van nutteloze technische handelingen dragen hier eveneens toe bij. In het budget van de Belgische gezondheidszorg eisen geneesmiddelen het leeuwendeel op: 18% van de uitgaven in de gezondheidszorg. Dit is veel meer dan in Luxemburg, Nederland of Denemarken (zie grafiek). Landen waar men er niet slechter aan toe is! Maar waar wellicht actiever wordt gestreden tegen de overconsumptie die door de farmaceutische industrie zo wordt aangemoedigd. Aandeel van de geneesmiddelen in de uitgaven van de gezondheidszorg
Via de invoering van een ASB in combinatie met de aanwending van de inkomsten uit de toepassing van de ”Spaarrichtlijn” zouden voldoende middelen kunnen worden vrijgemaakt om het budget van de sociale zekerheid in evenwicht te houden en de sociale uitkeringen te verbeteren. Opbrengst van een ASB van 1,5%: Opbrengst van de roerende voorheffing (2): Ofwel een totaal aan aanvullende inkomsten van:
+ 1,350 miljard (1) + 817 miljoen (3) + 2,167 miljard (1)
Het sociale-zekerheidstekort dat momenteel voorzien is in de meerjarenraming (tekort hoofdzakelijk te wijten aan de stijgende uitgaven in de gezondheidszorg) bedraagt: -1 miljard (3) De aanpassing aan de welvaart van alle sociale uitkeringen zou: - 230 miljoen (1) kosten De afschaffing van de ”bijzondere - 790 miljoen(1) kosten sociale-zekerheidsbijdrage” zou: PENSIOENEN EN EINDELOOPBAAN
6
Wat neerkomt op een te dekken saldo van:
- 2,020 miljard (1)
(1) per jaar, (2) met toepassing van de ”spaarrichtlijn” (3) in 2008
(1) Ter herinnering: deze ”bijzondere bijdrage” is een bijdrage die wordt geheven op de gecumuleerde gezinsinkomens boven € 18.600 , met een maximumbedrag van € 730 op een inkomen van € 60.000 of meer. Deze bijdrage treft dus vooral de gemiddelde inkomens van twee werkende samenwonenden. (2) In 2006 bedroeg de wachttijd 7 of 8 jaar aangezien er een verhoging is voorzien voor diegenen die in 1998 en 1999 met pensioen zijn gegaan. In 2007 bedraagt de wachttijd 6 of 7 jaar aangezien er een verhoging is voorzien voor diegenen die in 2000 en 2001 met pensioen zijn gegaan.
Pensioenuitgaven in % van het BBP
De pensioenen en sociale uitkeringen opwaarderen Het niveau van de Belgische pensioenen is verre van hoog. Een Belgisch koppel boven de actieve leeftijd ontvangt gemiddeld slechts een pensioen van € 735, terwijl het Europese gemiddelde € 1.135 bedraagt. België is bovendien één van de enige landen die zijn uitkeringen niet aan de loonevolutie koppelt. Gevolg: de sociale uitkeringen zijn de laatste dertig jaar sterk gedaald ten opzichte van de lonen. Vandaag ontvangt een gepensioneerde bijvoorbeeld nog slechts 28% van het gemiddelde loon, terwijl dit cijfer in 1980 nog 38% bedroeg. Dankzij de syndicale actie zal deze onrechtvaardigheid tegen 2007 deels rechtgezet zijn. Maar dit is niet voldoende: momenteel worden inzake pensioenen enkel de plafonds die als basis dienen voor de berekening van het pensioenbedrag om de twee jaar aangepast en moet men tegenwoordig 8 jaar wachten om een verhoging van zijn pensioen buiten de index te verkrijgen (2). Als men niet wil dat de dekkingsgraad van de pensioenen ten opzichte van het laatste loon verder blijft verminderen, moet er een automatische koppeling
De rustpensioenen van vrouwen verbeteren In 2000 werd 21% van het totaal van de pensioenen toegekend aan vrouwen, hoewel de actieve vrouwen 34% van het totale aantal bijdragen betaalden en 43% van de actieve beroepsbevolking vertegenwoordigden. In 1999 bedroeg het gemiddelde pensioen van een gehuwde vrouw in het statuut ”alleenstaande” slechts 64,5% van dat van een man met hetzelfde statuut, en dat van een gehuwde vrouw in het statuut ”gezinshoofd” bedroeg slechts 41% van het pensioen van een man met hetzelfde statuut. Inzake pensioen zijn mannen en vrouwen dus verre van gelijk! De oorzaken van deze ongelijkheid zijn legio: vrouwen worden over het algemeen minder betaald, hebben minder volledige loopbanen en worden al te vaak tewerkgesteld in onzekere statuten die hen bestraffen wanneer ze hun pensioen opnemen. Een van de problemen van de vergrijzing van de bevolking is het hoge percentage alleenstaande bejaarde vrouwen. Van deze vrouwen worden diegenen die deeltijds moesten werken of hun loopbaan moesten onderbreken, gestraft in hun pensioen. Vandaag ontvangen 600.000 vrouwen gemiddeld slechts € 310 pensioen. Nog maar eens een negatief gevolg van de opgelegde ”flexibiliteit” op de arbeidsmarkt, die steeds meer vrouwen ertoe verplicht om deeltijds te werken. We herinneren eraan dat 40% van de vrouwen die vandaag een baan hebben, tewerkgesteld zijn met een deeltijds contract… Ook de ongewenste effecten van de ”afgeleide rechten” moeten worden vermeld. ”Afgeleide rechten” zijn uitkeringen die de volwassenen ten laste van de bijdragebetaler ontvangen. ”Directe rechten” daarentegen, zijn de rechten die diegenen die zélf bijdragen en hun kinderen ontvangen. Het meest voorkomende voorbeeld van een ”afgeleid recht” is het overlevingspensioen dat een huisvrouw ontvangt na het overlijden van haar man, zelfs als ze zelf geen bijdragen heeft betaald. Deze logica, die in ons sociale-zekerheidsstelsel nog wordt toegepast, was gebaseerd op het model van een koppel waarin enkel de man werkt en de sociale bescherming van het gezin waarborgt. Nu de vrouwenarbeid zich heeft ontwikkeld, leidt deze logica van afgeleide rechten tot volgende tegenstelling: een vrouw die een volledige loopbaan als loontrekkende heeft gewerkt, kan een pensioen ontvangen dat lager is dan het overlevingspensioen van een weduwe die nooit gewerkt heeft, maar wiens echtgenoot een hoog pensioen ontving. Dit druist in tegen het verzekeringsprincipe, de individualisering van de rechten. Daarom vragen wij dat deze rechten geleidelijk aan zouden worden afgebouwd om over te gaan naar een systeem dat enkel is gebaseerd op rechten die berekend worden in functie van de periodes van loontrekkende arbeid of daarmee gelijkgestelde periodes, zonder rekening te houden met de gezinssamenstelling. ❚
PU2841_EXPRESSO_NL
7/04/05
11:24
Page 7
EINDELOOPBAAN: POSITIEVE PISTES Oudere werknemers aansporen om langer te werken? Waarom niet? Maar de echte redenen voor hun vertrek zijn in de eerste plaats het feit dat de werkgevers ze liever kwijt dan rijk zijn, en vervolgens de arbeidsvoorwaarden waarin ze verplicht worden te blijven werken.
Geen discriminatie in de toegang tot het brugpensioen De regering zou het brugpensioen op striktere wijze aan de loopbaan – en niet langer aan de leeftijd – willen koppelen. Deze wil verbergt een aantal valstrikken. Als men de loopbaan bijvoorbeeld op 38 jaar vastlegt, zullen de werknemers die langer gestudeerd hebben en later op de arbeidsmarkt zijn gekomen, bestraft worden. De loopbaanvoorwaarden verhogen zou in feite betekenen dat de brugpensioenleeftijd wordt verhoogd. Andere valstrik: bij het begrip ”loopbaan” stelt zich het probleem van de gelijkstelling van periodes van werkloosheid, ziekte, tijdskrediet, enz. Als deze jaren niet worden meegerekend in de loopbaan, zullen deze loontrekkenden door dit nieuwe systeem worden benadeeld. Daarom vragen wij dat de definitie van het begrip ”loopbaan” die de regering wil gebruiken, nauwkeurig zou zijn en geen aanleiding zou geven tot nieuwe discriminaties tussen mannen en vrouwen noch tussen werknemers die al dan niet lange periodes van werkonderbreking hebben gekend, noch tussen de laag- en hooggeschoolden. ❚
Mogelijkheden bieden voor eindeloopbaanregelingen
Waarom maken we het ontslag van oudere werknemers niet duurder in plaats van de bruggepensioneerden met een schuldgevoel op te zadelen en werknemers die hun loopbaan niet willen verlengen hiertoe toch te verplichten. Hoe? Ofwel door dit ontslag fiscaal onaantrekkelijk te maken ofwel door de betaling van een aanvulling bovenop de ontslagvergoeding te eisen.
De BBTK verzet zich tegen het zogenaamde stelsel van ”tijdsparen” dat de regering voorstelt (zie vraag nr. 10 op blz. 4). Via dit systeem betaalt de werknemer zelf de afbouw van zijn loopbaan!
De activiteitsgraad van de 45-plussers is te laag in België. Maar wiens schuld is dat? Minder dan 3% van de 600.000 door bedrijven aangeworven werknemers in België is ouder dan 45 jaar. Ruikt dit niet naar discriminatie?
De arbeidsvoorwaarden van oudere werknemers verbeteren Wat werknemers van een bepaalde leeftijd vaak ontmoedigt, zijn de moeilijke arbeidsvoorwaarden – meer stress en flexibiliteit zijn hiervan de belangrijkste oorzaken (zie kader ”Is werken gezond?”). De werkgevers willen deze arbeidsomstandigheden meestal niet aanpassen aan hun leeftijd. Er bestaan nochtans oplossingen om de werknemers aan te sporen om langer te werken. We overlopen ze even: - collectieve arbeidsduurvermindering – of individueel maar collectief omkaderd (zoals de formules van tijdskrediet); - formules die een geleidelijke overgang van het actieve leven naar het pensioen mogelijk maken (peterschap, halftijds brugpensioen…); - grotere toegang tot opleiding (in België heeft slechts 6% van de oudere werknemers toegang tot opleiding tegen 30% in Zweden!); - mogelijkheid om het werk te hervatten met behoud van de brugpensioenaanvulling.
Het alternatief is een collectieve arbeidsduurvermindering aan het einde van de loopbaan, met compenserende aanwerving. Dit laatste punt is essentieel, anders zijn het de personen die blijven die de afbouw van het arbeidsritme zullen moeten dragen. De individuele arbeidsduurvermindering die collectief omkaderd wordt met verplichte vervanging is het systeem van 4/5de-tijdse of halftijdse arbeidsduurvermindering op 50 jaar. Dit wettelijke systeem kan worden aangevuld en collectief worden omkaderd.
De brugpensioenen behouden… De brugpensioenen aanpakken zou slechts een geringe invloed hebben op de activiteitsgraad van de oudere werknemers. De bruggepensioneerden dreigen immers massaal werkloos te worden. En dus een statuut te hebben dat duidelijk minder voordelig is voor hen en voor de sociale zekerheid.... maar minder duur voor de bedrijven. Het recht op het brugpensioen behouden, blijft dus de beste oplossing om de oudere werknemers toe te laten om plaats te maken voor de jongeren, als ze zich te opgebruikt voelen om te blijven werken. Wij vragen eveneens het behoud van specifieke brugpensioenstelsels voor bedrijven in herstructurering of in moeilijkheden.
…en ze verbeteren Wij stellen de verbetering van de brugpensioenstelsels voor, met name: - door de fiscale decumul te veralgemenen om zo een einde te maken aan de bestaande discriminaties (zie kader ”Een schandalige discriminatie”); - door de brugpensioenaanvulling en de werkloosheidsuitkering aan de index te koppelen.
IS WERKEN GEZOND? STEEDS MINDER! De Europese Stichting tot Verbetering van de Levens- en Arbeidsomstandigheden heeft een enquête gehouden bij 21.500 loontrekkenden in de Europese Unie. Hieruit bleek dat vele Europese werknemers lijden onder slechte arbeidsvoorwaarden: - 1 werknemer op 3 kampt met rugklachten veroorzaakt door het werk, - praktisch de helft van de werknemers zegt in pijnlijke of moeilijke houdingen te werken, - meer dan de helft van de loontrekkenden is onderworpen aan zeer hoge werkritmes en zeer korte termijnen tijdens ten minste een kwart van hun arbeidstijd … Deze verslechterende arbeidsvoorwaarden zijn gedeeltelijk te wijten aan steeds onzekerder wordende contracten, de steeds toenemende flexibiliteit, de concurrentie die op de spits wordt gedreven. Onnodig te zeggen dat oudere werknemers hier nog meer moeite mee hebben! En dat ze daardoor weinig geneigd zijn om langer aan het werk te blijven.
EEN SCHANDALIGE DISCRIMINATIE In de recente belastinghervorming is voorzien dat het belastingkrediet voortaan per individu wordt berekend en niet langer per gezin. In een koppel waarin de twee partners een beroepsinkomen hebben, zal elkeen dus een belastingkrediet genieten. Dat betekent echter pech voor diegenen die op 1 januari 2004 met brugpensioen gaan of werkloos worden. De regering heeft besloten dat zij niet van dit individuele belastingkrediet zouden genieten, maar verder onder het oude systeem van het ”gezinsbelastingkrediet” zouden vallen. Gevolg: een bijkomende belasting die tot ongeveer € 1.000 per jaar kan oplopen. Ten laste van personen wiens inkomens vaak zeer bescheiden zijn. Het is onbegrijpelijk dat deze discriminatie nog niet is afgeschaft.
7 PENSIOENEN EN EINDELOOPBAAN
Het ontslaan van oudere werknemers ontmoedigen
PU2841_EXPRESSO_NL
7/04/05
11:24
Page 8
ONZE GEWESTELIJKE AFDELINGEN
ONZE PRIORITEITEN Het debat over de vergrijzing kadert in een globaal maatschappelijk project. Het gaat erom kwaliteitsvolle banen te vinden voor al diegenen die willen en kunnen werken en de solidariteit in de maatschappij te consolideren door de noodzakelijke financiering van de sociale zekerheid te waarborgen. In dit kader bepalen wij volgende prioriteiten.
Werk voor iedereen Er zijn vandaag 600.000 werklozen, waaronder vele vrouwen, jongeren, allochtone of gehandicapte werknemers. Laten we beginnen met het scheppen van banen voor hén, voordat we gaan denken aan het bestraffen van de oudere werknemers die hun arbeidstijd willen verminderen of hun loopbaan willen beëindigen. Onder meer door een betere verdeling van het werk via een collectieve arbeidsduurvermindering.
De werkgelegenheid ontwikkelen via innovatie en opleiding Om werkgelegenheid te creëren, is het noodzakelijk dat de groei opnieuw op gang wordt gebracht, via de verhoging van de investeringen in onderzoek, in innovatie en in opleiding. De defensieve concurrentiestrategie gebaseerd op de kosten moet vervangen worden door een offensief concurrentiebeleid gericht op de kwaliteit van onze producten en diensten en op de voortdurende verbetering van de kwalificatie van de werknemers.
slechts 7% van alle werknemers ouder dan 50 jaar en het brugpensioen is de eindeloopbaanregeling die de sociale zekerheid het minste kost. Daarom vragen wij het behoud van alle bestaande brugpensioenregelingen en zelfs de verbetering ervan.
Elke discriminatie in de toegang tot het brugpensioen weigeren De striktere koppeling van de toegang tot het pensioen aan de duur van de loopbaan kan een bron van discriminatie vormen en tot een feitelijke verhoging van de brugpensioenleeftijd leiden. Om dit te vermijden, moeten de studiejaren na de leeftijd van 20 jaar gelijkgesteld worden met loopbaanjaren. Ook de periodes van werkloosheid, ziekte en tijdskrediet moeten worden gelijkgesteld met loopbaanjaren.
De arbeidsvoorwaarden aan het einde van de loopbaan verbeteren Met name - door een collectieve arbeidsduurvermindering, - door een individuele vermindering met halftijds of 4/5de-tijds tijdskrediet – in elk geval met vervanging.
De pensioenen en andere sociale uitkeringen verbeteren
Duurzame en kwaliteitsvolle banen scheppen En niet enkel kleine jobs die door de overheid worden gesubsidieerd. Integendeel, de arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur moeten worden bevorderd.
De werkgelegenheidsgraad van de vrouwen verbeteren Via de bestrijding van loon- en andere discriminaties, de uitbreiding van de collectieve voorzieningen voor de opvang van kinderen en bejaarden, de verbetering van de mogelijkheden om privé- en beroepsleven beter te combineren…
De brugpensioenstelsels behouden en verbeteren
Verantwoordelijke uitgever: Christian Roland – Hoogstraat 42 – 1000 Brussel
De brugpensioenen aanpakken is een verkeerde oplossing: de bruggepensioneerden vertegenwoordigen
In België zijn de wettelijke pensioenen te laag: ze bedragen slechts 32% van het gemiddelde loon. De pensioenen moeten dus verhoogd en zeker niet verlaagd worden. De gelijkgestelde periodes moeten volledig behouden blijven voor de berekening van het pensioen. Alle sociale uitkeringen moeten automatisch aan de welvaart worden gekoppeld opdat ze de loonevolutie zouden kunnen volgen.
De financiering van de sociale zekerheid duurzaam consolideren De uitdagingen van de komende jaren aangaan, en de bejaarden een waardiger pensioen schenken, is mogelijk. Dit vereist evenwel dat de sociale zekerheid, en in het bijzonder de verhoging van de kost van de gezondheidszorg, evenwel niet langer uitsluitend wordt gedragen door inkomsten uit arbeid. Er moet dus een echte alternatieve en aanvullende financiering van de sociale zekerheid komen, die ook de inkomsten uit kapitaal en van de bedrijven doet bijdragen. Dit houdt bijvoorbeeld de invoering van een ASB (Algemene Sociale Bijdrage) in die alle inkomens treft, en het gebruik van een deel van de opbrengst van de voorheffing afgehouden op de spaarinkomsten. Anderzijds moet het wetsontwerp dat de financiering van het Zilverfonds waarborgt, worden uitgevoerd. ❚
• AALST-DENDERMONDE-RONSEOUDENAARDE Houtmarkt 1 9300 Aalst Tel. 053/72 78 42 E-mail:
[email protected] • ANTWERPEN Van Arteveldestraat 9-11 2060 Antwerpen Tel. 03/220 69 00 E-mail:
[email protected] • BRUGGE Zilverstraat 43 8000 Brugge Tel. 050/44 10 21 E-mail:
[email protected] • BRUSSEL-HALLE-VILVOORDE Rouppeplein 3 (3de en 4de verdieping) 1000 Brussel Tel. 02/519 72 11 E-mail:
[email protected] Edingensesteenweg 16 1500 Halle Tel. 02/356 06 76 E-mail:
[email protected] Mechelsesteenweg 253 1800 Vilvoorde Tel. 02/252 43 33 E-mail:
[email protected] • GENT Ons Huis Vrijdagmarkt 9 9000 Gent Tel. 09/265 52 70 E-mail:
[email protected] • KORTRIJK Conservatoriumplein 9, b2 8500 Kortrijk Tel. 056/26 82 43 E-mail:
[email protected] • LEUVEN Maria-Theresiastraat 99 3000 Leuven Tel. 016/31 62 50 E-mail:
[email protected] • LIMBURG Prins Bisschopssingel 34 3500 Hasselt Tel. 011/26 09 00 E-mail:
[email protected] • MECHELEN H. Consciencestraat 33 2800 Mechelen Tel. 015/42 11 60 E-mail:
[email protected] • OOSTENDE-ROESELARE-IEPER J. Peurquaetstraat 1, b12 8400 Oostende Tel 059/70 27 29 E-mail:
[email protected] • SINT-NIKLAAS (WAASLAND) Mercatorstraat 90 9100 Sint-Niklaas Tel. 03/776 36 76 E-mail:
[email protected] • TURNHOUT (KEMPEN) Grote Markt 48 2300 Turnhout Tel. 014/40 03 75 E-mail:
[email protected]
EXPRESSO IS EEN UITGAVE VAN DE BBTK (BOND DER BEDIENDEN,TECHNICI EN KADERS). APRIL 2005
Bezoek onze website
www.bbtk.org Samen sterk.