NT00010_1
Nadere Toegang op inv.nr 1 uit het archief van het Ewoud- en Elisabethgasthuis te Wijk bij Duurstede, (10)
A.A.B. van Bemmel z.j.
Inleiding
De inventaris op het archief van het Ewoud- en Elisabethgasthuis in Wijk bij Duurstede begint met een 15-delige serie notulen. Van al deze notulen zijn regesten gemaakt. Hierin zijn de belangrijkste zaken weergegeven. Bij twijfel is het altijd raadzaam om het origineel te raadplegen op de studiezaal van het RHC in Wijk bij Duurstede.
2
Regesten
1-1: deel 1619-1674 8-4-1621 Met ingang van 10-4-1621 wordt de in het gasthuis wonende jongen, Dirck Henrixsz. jonge, in de leer gedaan bij de metselaars Meeus Jansz. en Cornelis Hermansz. om gedurende 2 jaar het "hantwerck van metselen" te leren. Hij krijgt daarvoor geen geld [onleesbaar: "noch ?foegrien"] of "kost" betaald. Alleen wanneer de metselaars "ergens uuijt gaen wercken ende den cost hebben, soe sal den jongen den cost mit haerl oock hebben". fo. 4: 13-7-1623 Anna Hempen mag het huisje bewonen waar Huijbertgen Gruuten gewoond heeft, tot wederopzeggen, mits zij geen soldaten of andere vreemdelingen in huis toelaat. fo. 4v: 13-7-1623 gasthuishuisjes Degenen die de "woeningen van(de) gasthuyshuysges gegoft zijn" mogen vanaf a.s. Victoris geen soldaten, vreemdelingen of anderen meer laten inwonen, op straffe van de huisjes direct te moeten verlaten. 7-5-1626 Gerrit Faesz. wordt toegelaten, mits "inbrengende als anderen ende bestellende zijn kyndt buyten laste vanden gasthuyse ende zal soelange inde *beijer slapen tot dat een mans plaetse vaceert". fo. 7v: 17-6-1627 De leidekker Thoenis Henrixsz. neemt aan om het leien dak van het gasthuis behoorlijk te repareren en dicht te maken met eigen materialen (m.u.v. kalk) tot aan Martini a.s., tegen 'n betaling van 30 gl.. Alleen bier krijgt hij van 't gasthuis. fo. 7v - 8r: 4-7-1627 Cruyff, Dirck de, schipper, wordt toegelaten op voorwaarde dat Geertruyt, echtgenote van Jan Henrixsz. van Liefflandt een gerechtelijke akte zal laten opmaken waarin zij belooft na de dood van haar en haar man 300 Car. gl. aan het gasthuis te zullen betalen. Dirk de C. moet in de "beyert" (ziekenzaal) slapen totdat door de dood van een provenier een slaapplaats vrij zal komen. Wanneer er zieke of gewonde soldaten in het gasthuis zullen komen, moet hij "op een ander gaen slaepen": Geertruyt moet hem dan een slaapstede bezorgen buiten kosten van het gasthuis, "mits oock inbrengende als anderen, volgens d'ordonnantie". fo. 9r: 3-8-1628 Vanaf 11-11-1628 wordt 3 jaar lang de reparatie van het gasthuisdak opgedragen aan Anthoenis Henrixsz. "Leydecker", die leien en nagels moet leveren voor eigen kosten. Het gasthuis betaalt hem jaarlijks 32 Car. gl. + bier van het gasthuis. 3
r
fo. 10 : 19-4-1629 Aert IJsbrantsz. de [Vrede?] mag zijn "eygen coorn in het gasthuysberch doen leggen ende bergen ende zijn hoy insgelyx, mits dat den gasthuijse daer van nyet en werde ontrieft ende haer eygen coern ende hoy insgelyx tot haren welgevall leggen ende malkander daerin te accomoderen", voor zes jaar, waarvoor hij elk jaar 8 gl. moet betalen. Beide partijen mogen alleen hun eigen koren en hooi opslaan. fo. 10v: 3-1-1630 Anneken, weduwe van Jan Hermans mag het huisje of de woning van het gasthuis achter het gasthuis, waaruit Lysbet Voermans vertrokken is, betrekken, mits zij er geen soldaten toelaat, "oock indien zij quame te hylicken", in welke gevallen zij de woning zou moeten verlaten. fo. 10v: 20-1-1630 Overeenkomst met Gerrit Cornelisz. de Kemp dat deze op zijn kosten een deur en "deurraempt (mag) stellen deur de muyr van de huysinge van Gerrit van Ommeren" met 2 verschillende sloten en sleutels, 1 voor de gasthuismreesters en 1 voor hemzelf "om int gasthuys te coemen brouwen. Dat hij mede op gasthuys erff een affdack ende schuyr (daert hem aengeweesen is) (insgelyx tot zijnen costen) zal doen maecken om zijn brouturff daer in te leggen. Mit conditien soe haest hij telckens zal hebben gebrouwen, dat de deur weder geslooten zal worden ende blijven ter tijt toe hij weder compt te brouwen. Alsoe hij de deur ende schuyr nyet en sal gebruycken dan by tyden als hy sal brouwen." De overeenkomst is voor 12 jaar, ingaande Pasen 1630. De Kemp moet een jaarlijkse recognitie betalen van een oude schild "tot twee gl. twee st.". Wordt het contract niet verlengd, dan moet De Kemp de deur en schuur weer "op nemen ende alles stellen alst te voorens is geweest" op zijn kosten. In marge: 7-3-1632 wordt met G. de K. overeengekomen dat hij voor het brouwen telkens 24 st. zal betalen. fo. 12r: 12-6-1631 Vanaf 11-11-1631 wordt 3 jaar lang de reparatie van het gasthuisdak opgedragen aan de leidekker Ghijsbert Jansz., die voor eigen rekening leien en nagels moet leveren; hij krijgt jaarlijks 32 gl. en tijdens 't werk bier van 't gasthuis. fo. 14v: 3-5-1635 idem voor 3 jaar, nu voor jaarlijks 40 Car. gulden, vanaf 11-11-1635. fo. ...: 16-6-1639: idem voor 3 jaar vanaf 11-11-1639 voor 40 gl. 's jaars, extra: "ende en sal geen buytenwerck mogen maecken ofte eenige plancken op brecken dan met kennisse van den huysmeesters inder tyt, gel(yk) oock voor geen buytenwerck gereckent en sal werden, tsy tselve boven de vier voet viercant groot is; sal den aennemer geduyerende hij int werck is vrij bier hebben sonder meer." fo. 12v - 13r: 14-6-1632 Cornelis Dyrckxsz. van der Hout, pompmaker te Utrecht wordt aangenomen om 4
"te maecken ende stellen een pompe indes gasthuys kuecken ende dat by de ponden alse ijeder pondt voer drie stuvers, te betaelen soe haest de pompe nae behooren gestelt ende gemaect zal zijn". Hij moet de pomp nadat hij klaar is, een jaar lang onderhouden. Voor het "stellen" en zijn "vacatie" heeft hij een "ryxdaelder" genoten. Bovendien krijgt hij 3 gulden voor de "suyger ende bussgen?" aan de pomp. fo. 15r: 6-9-1635 Gerrit Cornelisz. de Kemp koopt voor 20 gl. de oude "*gijlcuyp" van het gasthuis om op zijn erf te gebruiken als "begietcuijp", "mits dat hij 't water vande selve cuijp uyt sijn erff tot inde heul vanden gasthuyse sal mogen leijden duyrende soo lange hij des gasthuys brou [.....?s] gebruycken sal", alles op zijn kosten te laten maken. fo. 16r: 11-11-1636 Maes Dirckssz. wordt aangenomen als timmerman. fo. 17r: 21-10-1638 Jan Cornelissz., zoon van wijlen Cornelis Hermanssz. wordt als metselaar van het gasthuis aangenomen. fo. 18v: 1-5-1642 Gerrit de Kemp mag opnieuw het gasthuis "brouhuijs" gebruiken op de voorwaarden zoals op 20-1-1630 overeengekomen, voor 12 jaar "mits dat een andere mede tot selve brouhuijs" sal mogen brouwen sonder beleth" van De Kemp. fo. 29v: 7-5-1648 Hendrick Tonissz. heeft zonder toestemming een van de gasthuishuisjes staande achter het gasthuis `aan de wal', betrokken. Hij moet "met den eersten op een andere versien" en vertrekken, of de regenten nemen maatregelen. fo. 30v: 12-8-1649 IJsbrant IJsbrandssz. de Vrede zal worden "geinsinueert" zijn muur tussen hem en het gasthuis "op te maecken". Zo niet, dan nemen de regenten maatregelen. De presiderend regent(?) moet een nieuw koelvat in het "brouhuijs" laten maken en alles wat nodig is aan het huis laten repareren. fo. 35v: 22-2-1652 Schepen Gerrit de Kemp krijgt voor 12 jaar tegen dezelfde voorwaarden verlenging van de huur van het bouwhuis. fo. 39v: 21-9-1652 Voor de ketel van Mechtelt? Tissen zal 350 gl. worden betaald op Pasen 1653 "mits dat sij tot haren costen die sal bueytten op de straet leveren, soo als dan eenige faulten daer aen werden bevonden haer mogen laten houden". Zo gauw de nieuwe ketel "sal wesen gestelt" zal Gerrit de Kemp voortaan van elk "gebrout" betalen 5 schellingen (zijnde een daalder van 30 st.) en de "borgers daer op brouwende van yder gebrout sal betalen twee gulden mits altijt latende van yder gebrout het ondergoet voor het gasthuys". 5
fo. 39v - 40r: 21-9-1652 Twee gasthuismrs. rapporteren te hebben "affgemeten het erff" dat de gasthuismrs. in huur hebben gegeven aan Gerrit de Kemp, oud-schepen van de stad, gelegen achter "des selffs erff". Ende hebben bevonden het voors. erff vant gasthuijs te wesen lanck 26 voeten beginnende vant gevel vant gasthuijs bouhuijs in soo ver volgende linea recta gaende naer het huijs vanden voornoemden De Kemp, ende breet naer het erff vant tolhuijs 24 voeten. Ende dat op behagen van onse principalen de verschyndagen vande pacht behoorde te wesen, in ende uuijt gaende met den uutganck die het gasthuijs daer boven utten voors. huys is hebbende." 10-11-1652. fo. 38v: 26-9-1652 Vanaf 26-9 tot Victoris 1653, dus voor een jaar, neemt Ghijsbert Janssz. leidekker aan het repareren, onderhouden en dichtmaken van het leien dak van het gasthuis, tegen 40 Car. gl. (à 20 st.) p.j. waarbij hij zelf alle materialen m.u.v. de kalk moet bekostigen. fo. 42r: 4-6-1654 President-huismeester Schagen en huismeester Hollant wordt opgedragen het dak te onderzoeken en daarvan rapport uit te brengen. fo. 43v: 11-11-1654 Gerrit de Kemp moet de huurconditie, in 1630 met hem overeengekomen, nakomen. fo. 46r: 2-12-1655 De gasthuis' mestvaalt voor het `verschenen' en lopende jaar wordt woensdag 5-12 a.s. verkocht, "wech te halen" voor a.s. mei. fo. 46v: 3-2-1656 met "eenparige stemmen" wordt besloten dat in het gasthuis "soo mannen als vrouwen niet meer dan seventien proveniers sullen wesen". Vgl.: Uithuysen, 13-12-1657 in bovental toegelaten, bij uitzondering. fo. 47r: 9-7-1656 De pomp moet door de pompemaker worden 'gevisiteerd' en volgens zijn advies gerepareerd. fo. 51v - 52r-v: 7-2-1658 Alle proveniers wordt de sleutels van het gasthuis afgenomen "ende dat de selve bij beurten dagelix sullen gaen sitten int poorthuysken om de deur vant gasthuijse te openen ende sluijten. Alsoe: "Manspersonen": Gerrit Gijsbertss.; Berndt Morren; Gerrit Caspers; Gerrit Schouten; Herman Vissers; Adriaen Hermanss.; Baltus Breeck; Eelis Willemss.; Tonis Gerrits; Cornelis Splinters; Peter Tonissz.; Maij Doorntiers (?); Jannichgen van Utrecht, "de rest onbequaem". Na de avondmaaltijd mag niemand het gasthuis in- of uitgaan. De portier zal niemand binnenlaten dan die iets te brengen of te halen heeft. De huismoeders zullen met de huismeesters "tegen aenstaende sondag of pampier brengen alle de misbruycken ende andere fouten die algereets in de mesnage vande 6
gasthuijse bevonden hebben, om nae visie van dien voort nae behoiren te dienste vande gasthuijse gedisponeert te worden". fo. 52v: 3-4-1658 "Sijn gelesen de pointen vande abusen ende ongeregeltheijt voor desen in de coocken vande gasthuyse gepleegt ende ondervonden verscheyde fouten de moeder concernerende", is met eenparige stemmen besloten de moeder te "licentieren". Bovendien wordt Eelgis Cleuting uit het gasthuis gezet. fo. 53v: 5-5-1658 De mestvaalt wordt publiek verkocht aan syndicus Schaghen voor 37 gl. "Ende de berg metter bouhuys, as ende mest vande verckens" aan dezelfde voor 1 jaar verhuurd voor 16 gl. en 10 st. fo. 55v: 15-9-1658 Ploos van Amstel en Gerrit de Kemp melden dat de huismoeders "gisteren hebben gevisiteert de linnekas ende over de reparatie van dien den gansen dagh waren besig geweest ende dat nodig achten een parthije vlas op gedaen te worden om de kaste nae behoiren te versoegen. Soo is verstaen dat de selve huijsmoeders het gasthuyse van vlas sullen doen versien ende int spinnen den oirboir doen plegen; dat men de selve linnekas sal versoegen van twe sloten", waarvan de 2 oudste huismoeders elk een sleutel zullen hebben, die na 6 maanden naar de 2 volgende zal gaan etc. Ook op de spijskamer zullen 2 sloten met 2 verschillende sleutels worden gemaakt, die op dezelfde manier zullen circuleren. Ook de kelder zal worden gesloten. fo. 61v - 62r: 14-11-1658 De inkoop zal worden gedaan door de 2 regerende huismrs. die volgens de instructie daarvan aantekening houden en elke maand "opening doen". N.a.v. 'n rapport van de huismrs. Schaghen en Issendoorn "vande devoirs by haer ed. gepleegt in de reformatie vande mesnage vande gasthuyse", wordt unaniem besloten "hare toesicht alsnoch te continueren, doch deselve visite te lastig sullende vallen dagelix waer te nemen, goetgevonden een eerlick man op een redelick salaris te emploieren, die des smorgens, middagh ende avont de taeffel vant gasthuijs sal waer nemen, de sleutel vande kelder onder hem behouden ende op alles scherpelick toe sien". Als "toesiender" wordt benoemd de organist mr. Gabriel Avise. Is deze ziek dan wordt door 2 huismrs. "oculair inspectie van alles" genomen. De sleutels van het "coorn" zullen mede onder de huismrs. blijven. "Ende daer van niet anders dan by syn presentie ofte de voorn. toesiender affmeting sall geschieden." fo. 68r: 8-7-1660 "Claes van Garwerscop gehuurt het gasthuijs bouwhuys ende berch om sijn coren in te bergen ende [..... ...] bij ... voor XII gulden." fo. 68v: 5-8-1660 "Jan Michielsz. leidekker heeft voor 38 gl. aangenomen het gasthuis voor een jaar 7
vanaf Victoris 1660 "in goede reparatie te houden" en daartoe te leveren "leijen, leijnagelen, arbeijt dar toe te doen, i.h.b. daaronder begrepen het nieuwe uijt en [...] fekende? leijdack in plaets van een gaet? voor aende? en langs het voors. gasthuys." fo. 69r-v: 21-9-1661 "Is op de relatie van verscheijde huijsmeesters verstaen alhier? te boeck te brengen, dat Claes Dircksz. het bouhuys metten berg soude gebruijcken bij continuatie om twaelff gulden, mits reparerende den bergh tot sijne costen." fo. 73r: 4-5-1662 "Aan Cornelis Jansz. in den Engh wordt voor 2 jaar verhuurd, in te gaan "met den bouw deses jaers" het gebruik van het gasthuis' bouwhuis alsmede van de vaalt met de berg, te expireren vóór de bouw 1664, voor jaarlijks 36 gl. De huurder zal genieten de "as(tse?) ende mest int gasthuus vallende ende hem reguleren nae sodane ordre als hem op de meeste vrijigheyt vant gasthuys sall worden aengeseyt". 4-5-1662 Voorwaarden waarnaar de gasthuisregenten zullen verkopen de mestvaelt liggende achter het gasthuis: -de koper moet deze mest binnen 2 maanden weghalen en -binnen 14 dagen na het weghalen de koopsom betalen, -waarvoor hij borgen moet stellen. Ingezet door Nicolaes Dircksz. op 32 gl., verhoogd door Quirijn Vermeulen met 5 gl. en verhoogd door Gerrit Thijmansz. met 6 gl., die "den slach heeft behouden" voor 43 g. fo. 73r: 4-5-1662 Aan Jan Michielsz., leidekker, wordt aanbesteed het leien dak van het gasthuis, op te leveren Victoris 1662, zonder enig buitenwerk, voor 16 gl. fo. 77v: 4-1-1663 Geen van de ambachtsluiden, zoals timmerman en metselaar e.d., zal enige leverantie van hout, steen, kalk etc. aan het gasthuis mogen doen. fo. 79v: 15-2-1663 "Vermits het verval van twe raemten in de raedt camer" wordt besloten dat men in plaats daarvan "sall stellen drie raemten, de deur vande camer te versetten int midden ende het houtwerck te amoveren". fo. 80r: 1-3-1663 De provenier Jan Lamberts mag door niemand als "opperknecht" worden gebruikt, tenzij voor zijn dagloon aan het gasthuis 10 st. wordt betaald, "om die verdiensten bij den anderen in de kasse te bewaren ende in het toecomende hem daer uyt te becleden". fo. 80r: 1-3-1663 De wijnkoper Quirijn Vermeulen wordt toegestaan enige dagen te mogen leggen en prepareren zijn kalk tussen de muur van het gasthuis, "sonder enige beschading vant 8
gasthuijs ende met de minste onvrijigheijt". fo. 81v: 16-7-1663 Omdat van de berg die Cornelis Jansz. in den Engh van het gasthuis in pacht heeft het dak is vervallen en de vloer gebroken, verzoekt hij om herstel "tot bewaer van sijn coorn"; overeengekomen wordt dat hij na afloop van de op 4-5-1662 overeengekomen huurperiode, nog 6 jaar huur tegen de oude condities krijgt "des dat het dack van de berg, voor soo veel het stro ende latten, teen ende arbeyt aengaet sall moeten int geheel vernieuwen ende gedurende de voors jaren onderhouden, alsmede de dorsvloer", op voorwaarde niettemin dat wanneer de gasthuismeesters mochten besluiten om koeien te houden en te "bouwen", dat dan de huur zal "cesseren" en hij dan voor de reparatie "sal worden gedaen verstoringe nae discretie". fo. 83r: 3-8-1663 Schepen Gerrit de Kemp moet zich "punctuelick" houden aan de condities van 20-11630 voor het gebruik van het gasthuis' brouwhuis. (n.b. Gerrit de Kemp is sinds 1654 huismreester; op de vergadering van 3-8-1663 is hij afwezig.) fo. 90v: 1-4-1666 Besloten wordt "de plaets van het gasthuys te plaveijen". fo. 92r-v: 10-11-1666 oude bedden, dekens en kisten worden verkocht voor 65 gl.en 8 penn., waarvan na aftrek van onkosten overblijft 42 gl. en 8 penn. fo. 95v: 20-1-1667 betaald 9 gl. 9 st. aan Claes Bastiaens leidekker voor loon vanaf 4-12-1665 tot dan toe fo. 101r: 27-10-1667 de leidekker Pieter Burger "sijns hantwercks vande kerck alhier uijtten arbeijt is gevallen ende gebroocken twee armen een been, waervan in eenigen tijdt noch niet sal wesen genesen". Omdat hij in armoede en zonder "vrunden" is en er een proveniersplaats open is, wordt zijn verzoek ingewilligd om in de maanden november, december en januari in 't gasthuis te mogen logeren, "welverstaende dat desen niet sal mogen worden elders getrocken in consequentie". fo. 104r: 5-4-1668 overeenkomst met Gerrit Janssen, kuiper, dat hij zal onderhouden al het "tonnewerck en vloten etc. tot de brouwerije behoirende alsmede de karn stop etc. tot de bouwerije specterende als van t' geene van emmers wastobben etc. int gasthuijs te repareren is". Hij zal daarvoor jaarlijks 12 gl. krijgen, met uitzondering van het "nieuwe werck", waarvoor hij apart zal worden betaald. fo. 106v - 107r: 7-11-1669 de weduwe van Gerrit Janssen, "gewesen deser gasthuijs ordinaris cuijper", zal ofwel binnen 14 dagen een bekwame knecht aantrekken waarmee het gasthuis dan 'verder zal gaan', ofwel als dan niet gebeurt Jurrien Hendricks Brus, burger en kuiper in Wijk, 9
tot 'ordinaris' gasthuiskuiper aannemen. fo. 110v: 21-12-1670 besloten wordt een nieuwe houten pomp te laten maken in de ketel van het brouwhuis "om door dat middel te bequamer en tot preservatie vande ketel het bier uijt de ketel te pompen op het coelvat off inde cuijp, alsmede eenige copere nagelen aende cuijp te laten slaen". fo.111v: 24-5-1671 de mestvaalt achter het gasthuis wordt op het gasthuisland "bij Vogelpoel" gebracht. fo.112r: 3-7-1671 de kast ("casse") staande in de "voorsael" van het gasthuis, nagelaten door de weduwe Romare, gewezen provenierster, is verkocht aan Gerrit Cornelis vander Lee voor 5 gl. Tevens is verkocht aan Barbara Jan Gerrits een kastje ("castgen") staande in de "groote keucken" van het gasthuis voor 3 gl. fo. 113r: 18-9-1671 besloten wordt om planken te kopen voor een nieuwe "werckcuijp" in het brouwhuis. fo. 119r: 11-9-1673 12 sept. 's middags om 2 uur wordt "erfhuijs" gehouden van enige nagelaten goederen van verschillende overleden proveniers, "waervan op heden inventaris is gemaeckt". 12-9-1673: de publieke verkoop heeft opgebracht 78 gl. 13 st. fo. 120v: 3-5-1674 verkocht zullen worden 8 à 10 bedden die "inden gasthuijse overige sijn", alsmede enige tinnen waterpotten. 13-5-1674: de publieke verkoop brengt op 78 gl. 13 st., waarvan na aftrek van onkosten resteert 62 gl. 13 st. fo. 121r: 15-5-1674 uit de kas gehaald 2 gl. voor Claes Bastiaens leidekker "in mindering van sijn verdiensten" en 12 st. voor "leijnagels". fo. 121v: 29-5-1674 een provenierster wordt voorlopig niet opgenomen omdat de "iegenwoordigen sleghten toestandt vanden gasthuijse" dat niet toelaat. fo. 122r: 3-6-1674 uit de kas gehaald 2 gl. 10 st. voor Claes Bastiaens leidekker voor zijn verdiensten fo. 122r: 13-6-1674 1 gl. uit de kas gehaald voor Hendrick Gerrits voor 200 stenen "tot opmaeckingh" van de muur "achter aent gasthuijs erff gebruijckt". fo. 124v: 12-10-1674 betaald 5 gl. aan de leidekker Claes Bastiaens "in minderingh van sijn verdiensten". 10
r
fo. 126 : de rentmeester moet ten allen tijden wanneer de huismeesters "vergadert zijn sich presenteeren omtrent ende voor de raede camer vande heeren sonder dat hij inde vergaderinge sal mogen comen" (uit instructie van 1642)
11
1-2: deel 1674-1709:
blz. 6: 10-11-1674 de huismeesters "visiteren" de "gasthuijs kelder ende provisie". blz. 13: 7-2-1675 sprake van de "spijscamer". blz. 23: 3-10-1675 op 13-10 zal in het gasthuis worden verkocht de mestvaalt die achter het gasthuis ligt. blz. 26: 21-11-1675 besloten wordt de gasthuiskuip te laten repareren blz. 30: 2-7-1676 de brouwer Cornelis Vernoy wordt aangemaand om het geld te betalen die hij voor het brouwen aan het gasthuis schuldig is, om voor dat geld planken te kopen voor het maken van een nieuwe brouwkuip en koelvat. blz. 34: 18-2-1677 besloten wordt planken te kopen voor het maken van een nieuw koelvat in de brouwerij. blz. 38: 10-11-1677 bij meerderheid van stemmen wordt Willem de Kock meester timmerman van deze stad op zijn verzoek toegelaten als 'ordinaris' timmerman van het gasthuis, tot wederopzeggen. blz. 39: 6-1-1678 "wort geannoteert dat den huijsmeester Du Rieu heeft gelight de fondatiebrieff vande gasthuijse om deselve te doen copieren". In de marge: 4-2-1678 weer in het gasthuis gebracht. blz. 47: 23-11-1678 besloten wordt dat de president of secretaris van het Sint Ewoud- en Elisabethgasthuis voor maandag over een week aan de magistraat zal leveren een "pertinente staet off inventaris van alle de meubilen ende andere, soo roerende als onroerende goederen, actien ende crediten den voors. gasthuijse competerende" = 8-11-1678 blz. 54: 18-6-1679 Jacob Chool verzoekt om een hoekje van het gasthuis erf te mogen hebben om het zijne daarmee te vergroten. Besloten wordt om drie van de huismeesters op te dragen om met Chool te praten en daarover te rapporteren. De huismeester Luls is het hier niet mee eens. blz. 63: 19-1-1680 de president 'stelt voor' dat de ontvanger Jacobus Chool graag nog een hoekje erf van 12
het gasthuis achter zijn erf zou huren voor enkele jaren; een beslissing wordt uitgesteld tot de eerste "ordinaris comparitie dagh". blz. 64: 7-3-1680 de huismeesters van het gasthuis oordelen na het horen van getuigen dat huismeester Van Vhelen tijdens een gevecht onlangs met huismeester De Wael de spiegel hangende in "des gasthuijs camer" in stukken heeft geslagen en verzoeken het stedelijk gerecht om in deze 'op te treden'. Eveneens over deze spiegel: blz. 130, 131, 137, 168, 175, 183 en 194-195 (13-51687) wanneer oud-burgemeester Van Vhelen eindelijk de spiegel die in Utrecht is gekocht door huismeester Tentenier voor 25 gl. betaalt. blz. 68: 17-10-1680 Abraham van Swaenderen meester timmerman wordt op zijn verzoek geadmiteert als 'ordinaris timmerman' van het gasthuis. blz. 74: 4-12-1680 "Voorgedragen sijnde dat dese en geene haer water comen halen uijt de gasthuijs pomp staende int brouhuijs ende waer door het gasthuijs erff en brouhuijs gantsch onvrij wort gemaeckt ende waerinne dient te worden voorsien ende omme daerop finalijk te resolveren is goetgevonden uijttestellen tot de naeste complete vergaderingh". blz. 74: 20-12-1680 en 2-1-1681: de vergadering gaat onverrichterzake uiteen omdat maar vier van de acht huismeesters aanwezig zijn. blz. 79: 3-7-1681 sprake van de "vergadercamer" blz. 89: 10-10-1681 de huismeesters Wijborgh en Nieustadt wordt verzocht en opgedragen om "de resolutien tot nadeel van eenige huijsmeesteren hier vorens geregistreert te roijeren, dog alles op rapport, alsmede te doen maecken eene sleutel vande eene kas ende daerinne te leggen de gasthuijs resolutie boecken ordonnantie en pachtboecken ende deselve sleutel te laten onder de secretaris vanden gasthuijse". blz. 92: 1-1-1682 "Voorgecomen sijnde dat sigh eenige timmerluijden op deden om te wesen gasthuijs ordinaris timmerman, is verstaen geen ordinaris timmerman te eligeren, maer het selve te laten verblijven aenden presiderende huijsmeester inder tijdt". blz. 101: 19-10-1682 aangezien bij de laatste schouw van de brandemmers door commissarissen van het gerecht bleek dat er geen emmers in het gasthuis waren en er volgens "d'ordre en oude gewoonte" 12 in het gasthuis moesten zijn, is besloten om 6 nieuwe leren emmers te kopen. blz. 104: 7-1-1683 13
"Is wederom geresolveert dat het boeckje dat de presiderende huijsmeester inder tijdt jaerlix vanden incoop is houdende sal laten verblijven in het gasthuijs omme aldaer in te teeckenen al het geene gedurende sijn presidie voorvalt". blz. 109: 1-7-1683 Abraham van Son heeft voor 6 jaar het gebruik van de berg en een gedeelte van de schuur gehuurd voor 15 gl. jaarlijks, "dogh blijft aende keur vanden huerder met drie jaren te mogen uijtscheijden ende sal de bergh behoirlijk moeten laten decken t'sijnen costen en dat het stroij voor soo veel de beesten van het gasthuijs nodigh hebben daer toe sal moeten blijven, te weten als gedorst wort". blz. 111: 9-8-1683 "Op de claghte van Cornelis Vernoij dat het water inde gasthuijs pomp waer uijt dagelix wort gebrouwen is onbequaem geworden om te brouwen en dat geerne hadde dat wederom uijt de put in stadt graght wierde gebrouwen, is daer op verstaen bij provisie voor eenigen tijdt te supersederen om de groote en excessive costen te eviteren en dat men het selve nogh eenigen tijdt sal insien". blz. 111: 19-8-1683 "Is geresolveert om de puttingh buijten inde stadts graght waer uijt voordesen altijdt is gebrouwen wederom te doen herstellen en soodanigh bequaem te maecken dat wederom kan uijt gebrouwen worden ende omme het selve behoirlijk te doen maecken en ten minste costen vanden gasthuijse worden versoght en gecommitteert de heeren De Waal, Wijborgh en Nieuwstadt". blz. 111-112: 21-8-1683 "Gesien een concept om geheel commodieus door een pomp het water uijt de stadts graght te connen brengen door de stadts muer inde brouketel te weten dat de oude puttingh inde graght wederom sal worden opgehaelt en daer nevens aen stadts muer nogh een gat gegraven lopende met een canael uijt de eerste puttingh in het nieuw te graven gatt, allwaer een pomp sal worden ingesett en boven een huijsgen waer in gepo[int] sal worden, welck concept de huijsmeesteren haer wel hebben laten gevallen en versoght voorgemelde heeren commissarissen om het selve metten eersten te laten perfecteren. Is mede geresolveert de pomp int brouhuijs om redenen te laten staen ende een nieuwe pomp te copen om buijten aen stadts graght te setten". blz. 119: 25-11-1683 omdat tegenwoordig jaarlijks niet meer wordt gebrouwen dan "drie reijsen" kunnen de huismeesters Jan Gerritss. van Beckbergen "ordinaris kuijper" van het gasthuis nog slechts 9 gl. jaarlijks betalen in plaats van de eerder overeengekomen 12. blz. 122: 23-12-1683 Huismeester Wijborgh had met Abraham van Son gesproken over het gebruik van de berg en het gasthuis' bouwhuis en zij waren overeengekomen dat Van Son "niet sal pretenderen van het repareren vanden bergh nogh de leverantie van stroij, des dat hij oock geen huer wederom sal betalen ende dat daer mede de volgende huerjaren sullen cesseren". 14
blz. 124: 6-4-1684 op verzoek van Cornelis Vernoij is door de huismeesters een nieuwe pomp gemaakt "om tot sijn commoditeijt daer uijt te connen brouwen". Omdat het gasthuis daardoor grote onkosten heeft gehad, is het redelijk dat Vernoij die "voor ider reijs brouwen" maar 1 gl. 10 st geeft, evenveel betaalt als de burgers betalen, waarover met hem zal worden gesproken. blz. 134-135: 14-12-1684 akkoord met koperslager Hendrick van Barnevelt over het repareren van de brouwketel van het gasthuis: zie fotokopie. blz. 138-139: 1-3-1685 "geproponeert sijnde dat seer dienstigh soude wesen een pomp inde iegenwoordige nieuwe brouw ketel, om door dat middel de selve ketel te conserveren voor het schrapen van de aeckers, is den huijsmeester Wijborgh versoght de selve pomp te doen maecken, evenwel niet excederende de som van tien gulden". blz. 140-141: 9-2-1685 Cornelis Vernoij moet 2 gulden betalen voor "ider gebroute"; wil hij dat niet dan wordt hem verboden "op het brouwhuijs meer te brouwen". blz. 163: 19-4-1686 op het verzoek van huismeester Jacob Kohl om zijn "erff en plancketsel voor een gedeelte te verbreeden op gasthuijs erff" wordt besloten dat drie huismeesters hierover zullen rapporteren alvorens hierover te beslissen. blz. 165: 4-7-1686 omdat de oude "gijlcuijp gantsch en tenemael is onbruijckbaer" wordt besloten een nieuwe te doen maken, waartoe de president-huismeester verzocht is al het vereiste te bestellen. blz. 168: 19-7-1686 huismeester Tentenier zal zich aanstaande dinsdag naar Utrecht begeven om daar te kopen "sodanige droge plancken als nodigh en dienstigh sullen wesen tot het maecken van een nieuwe kuijp in gasthuijs brouhuijs". blz. 170-172: 3-10-1686 "Geresolveert alhier te registreren de pointen van aenbestadinge van het gasthuijs leij en pandack aengenomen bij Hermen Hendrickss. wonende tot Buren". Zie verder de fotokopieën. blz. 180: 14-11-1686 Huismeester Tentenier krijgt een "ducaton voor verteringe tot Utrecht over het incopen van eenige droge plancken" (vgl. 19-7) blz. 184: 6-12-1686 "Gelesen sijnde het besteck wegens het repareren der glasen is den heere president 15
versoght dieselegen nader te informeren ende alsdan aen te besteden ter minsten costen". blz. 189-190: 23-1-1687 banken in de eetzaal: "Is oock geproponeert door de heere presiderende dat de heeren predicanten deser stadt gisteren aen sijn Edele huijs waren geweest, voorstellende dat tot dienst ende onderreghtinge vande oude mannen en vrouwen geerne wilden alle sondagh int gasthuijs naer de tweede predicatie houden repetitie off catechisatie vande voormiddaghs predicatie ende versoghten tot dien eijnde inde eedtsaell moghten worden gestelt eenige bancken tot de sitplaetsen en een kaers off twee. All het welcke sijnde een heijlsame saeck bijsonderlijck voorde oude mannen en vrouwen van desen huijse, is den heere presiderende versoght de predicanten daer over te bedancken ende haer Edele wijders in name van het collegie ende op approbatie vande heeren vande magistraat deser stadt te versoecken in dat goede werck te willen continueren ende haer Edele te notificeren dat de nodige requisiten van bancken en kaersen sullen worden versorght en vervaerdight. Ende is verder geresolveert ende de heere presiderende versoght de mannen en vrouwen van dit huijs aenteseggen die nogh inde kerck connen gaen dat sijluijden haer alle donderdagh inde catechisatie sullen hebben te schicken, all het welcke bij sijn edele aengenomen is". blz. 192: 6-2-1687 "Op de claghten van Cornelis Vernoij brouwer alhier dat niet langer kan brouwen op gasthuijs brouwhuijs om dat de eene kuijp geheel ondeugent is ende de plancken die voor desen gecoght sijn om een nieuwe kuijp te maecken men niet weet off deselve droogh genogh ende bequaem sijn om te connen gebruijcken, worden versoght de huijsmeesteren de heer Van Natewisch, Tentenier en Luls omme deselve door den timmerman Jan de Bruijn te doen visiteren ende alsdan daer inne wijders te doen als ten meesten oirbaer sullen oordelen". blz. 205: 4-9-1687 "Geresolveert het afschutsel staende inde eetkamer tot dienst vande repetitie vande sondaghs voordemiddaghs predicatie te doen versetten omtrent drie a vier treden om door dat middel deselve plaets tot gerieff vande toehoorders ruijmer te maecken". "Is aen Aelbert Spithoven timmerman aenbestaeit het versetten en repareren van het voornoemde afschutsel om drie gulden drie stuijvers". blz. 206-207: 2-10-1687 Zie fotokopieën: goten, het "afschutsel" en het repareren van "seeckere heijn en gemene muer" staande tussen het gasthuis en het erf van Jacob Adriaenss. Vernoij. blz. 225: 4-11-1688 volgens het contract met de leidekker (zie blz.170-172) zal de rentmeester geen betaling doen alvorens het dak "sal wesen opgenomen en gelaudeert". blz. 232: 2-2-1689 de huismeesters De Wael en Luls wordt verzocht bij gelegenheid naar Utrecht te gaan om voor het gasthuis "in te copen soo veel geuten als nodigh sullen wesen, ende sal 16
op morgen worden gemeten hoe veel voeten geuts vereijschen". blz. 236: 7-4-1689 "Claghten ingecomen sijnde vanden brouwer Cornelis Vernoy dat onlanghs op ht gasthuijs erff omtrent de brouwerije is comen lopen een grote quantiteit seepsop, waer door de brouwerije t'eenemael soude connen worden bedorven, versoghte dat de huijsmeesteren daer inne soodanige ordre geliefden te stellen als daer toe gerequireert, soo is geresolveert morgen door den deurwaerder Van Velpen de buerluiden langhs de walle en daer omtrent wonende te doen interdiceren geen seepsop meer op de wal uijt te gieten waerdoor het gasthuijs schade kan lijden, met protestatie in forma." blz. 266-267: 6-12-1690 besloten wordt om nog een spiegel te kopen "voor de tweede pijlaer inde vergadercamer ter selver grootte als het eerste, waer toe versoght is den heere vanden Nattewisch. Gelijck gemelde heer vande Nattewisch mede versoght is om tot Utrecht te laten copieren het conterfeijtsel vanden heere Van Gaesbeeck, fundateur van desen huijse, welck te vinden is int Bartholomei gasthuijs tot Utreght". blz. 274: 18-3-1691 besloten wordt om het "bleijckvelt en den hoff met een staecketsel aff te schiten". Tevens wordt besloten om te kopen zoveel droog hout als nodig is voor een ronde "werckcuijp" in het brouwhuis. blz. 278: 14-6-1691 "is den heere vande Nattewisch versoght omme de pourtrait vanden fundateur van desen gasthuijsen te laten copieren". blz. 289: 2-7-1692 het maken van een nieuwe ronde brouwkuip zal worden aanbesteed. Op de klacht van de binnenmoeder dat het leien dak "doorgaens soodanigh leckt ende noodsaeckelijk diende te worden gebetert, waeromme den secretaris aencomende woensdagh een brieff sal schrijven aenden leijdecker Hermen Hendricksen omme alhier te comen omme hem alsdan de faulten en defecten aen te wijsen en aenstonts te repareren volgens de conditien daer van met den selven gemaeckt". blz. 290: 2-7-1692 besloten wordt om de pomp staande aan de wal die tegenwoordig niet meer wordt gebruikt te amoveren met het huisje, mits dat de pomp met de planken zal worden bewaard in het gasthuis en dat het gat in de stadsmuur voorlopig zal worden dichtgemetseld. blz. 290: 6-8-1692 "op de memorie vande pompemaecker tot Utreght is guetgevonden het selve uijt te stellen tot de naeste vergaderingh omme alvorens te horen den rentmeester Sandick". 17
blz. 297-298: 11-11-1692 "dewijle de muer staende tusschen het gasthuijs erff ende de huijsinge vanden out schepen Van Son begint te vervallen, het welcke groote onvrijigheijt aent gasthuijs veroorsaeckt, soo is naer omvraegh geresolveert gemelde Van Son te doen aenseggen de selve muer te laten repareren en brengen in vorigen staet en dat in conformite van het contract voor desen gemaeckt. Also bevonden is dat eenige heete asch gegoten is opde vaelt omtrent den bergh en waer uijt brandt is ontstaen, hoewel tijdelijck gelest, eghter daer uijt een groot ongeluck hadde connen comen ende dese asch door andere aldaer is gegoten, soo is naer omvraegh geresolveert den heere hooftofficier daer van kennisse te geven omme sigh desen aengaende te informeren. Opde claghte vande binnenmoeder dat door de twee poortjens vande heer Tentenier en Jacob Vernoij brouwer groote onvrijigheijt op gasthuijs erff causeert met den doorganck, asch gieten als anders, soo is geresolveert het poortgen van Jacob Vernoij te doen sluijten en hem te verbiden niet meer daer door te gaen en dat de selve deur niet sal worden geopent dan alleenlijck als comt te brouwen. En in regard van het poortje vanden huijsmeeester Tentenier off wel het tolhuijs is op het versoeck vanden selven bij provisie geconsenteert voor sijn persoon, den huijsmeester Kohl en sijne huijsvrouwe als den dienst van het gasthuijs sulx vereijst daer door te mogen gaen en comen sonder dat de kinderen, meijt off ijmand anders daer door sullen vermogen te passeren. Ende omme naer te sien de retroacta waer op hetselve erff is uijtgeslagen, worden versoght en gecommitteert de huijsmeesteren Schaghen, De Waal en Benier op rapport". blz. 311: 19-8-1693 "Worden vorige heeren gecommitteerdens versoght de commissie in het maecken van een nieuwe kuijp in het gasthuijs brouwhuijs en wat vorder daer aen dependeert dogh op het spoedighste te willen voltrecken en perfecteren". blz. 342-343: 5-5-1694 Secretaris Sandick vraagt of hij de "lappe off cladde" van de resoluties mee naar huis mag nemen om deze "in ordre te stellen en extenderen", wat mag al is president De Wael het er niet mee eens (volgens hem in strijd met de instructie). blz. 348: 14-7-1694 "wort den rentmeester gelast de peeren staende achter de gasthuijs huijsinge en bewoont wordende bij Cornelis van Bael op maendach aenstaende te laten afplucken ten besten oirbaer vant gasthuijs" (zie ook: blz. 348 twee andere passages en blz. 351) blz. 355: 13-10-1694 Roelofje Grammingh, weduwe van Anthonis Cormon, koopt zich in (via haar broer Sijmon Grammingh) in het gasthuis voor 550 gulden boven het gebruikelijke, waarbij haar tevens wordt toegestaan om het goud en zilver dat zij in het gasthuis komt brengen bij haar overlijden aan haar erfgenamen te restitueren. "En is aen haer bij provisie geconsenteert een ledekant off bedstede op haer eijgen costen te setten in de keucken off camer daer de binne moeder slaept om daer mede te slaepen en met de binnemoeder te eten". (zie ook: blz. 412: andere vrouw in haar 18
plaats?; blz. 418-419 (5-2-1698): Roelofje Grammingh verbleef bij haar broer Sr. Sijmon Grammingh koopman in Amsterdam en wilde niet terug als provenierster naar het gasthuis, dat haar nu 25 gulden per jaar van het door haar ingebrachte kapitaal uitkeert zolang zij leeft, op voorwaarde dat zij nooit meer in het gasthuis wordt toegelaten); blz. 424; blz. 425 (31-8-1698): uit de resolutie van 5-2-1698 wordt geschrapt de voorwaarde dat zij nooit meer in het gasthuis zou worden toegelaten; "haer vorder goet" wordt haar nagezonden: na haar dood moet het terug naar het gasthuis; blz. 427-428 (5-11-1698): zoals overeengekomen veklaart Sijmon Grammingh op 27-3-1697 dat de volgende goederen uit het gasthuis zijn 'gelicht" vanwege zijn zuster: een bed, een peluw, drie kussens, twee dekens, een beddekleed, twee paar lakens, twee paar slopen, twee hemden, twee kappen, een witte en drie blauwe "schorteldoecken", twee paar kousen, twee nacht halsdoeken, twee "neerstricken", drie onder- en drie bovenmutsen, twee "treckmutsen" en een "neusdoeck, twee paer meugjes, een sargie broeck en borstrock een rock een jack van krep een bont en een japonse rock"; blz. 500-501 (1-3-1704): Simon Grammingh schrijft dat zijn zuster Roelofje is overleden en verzoekt betaling van 15 maanden interest, wat wordt toegestaan mits de door haar meegenomen goederen worden teruggestuurd. blz. 356: 18-10-1694 de president (De Wael) maakt bekend enige planken van de stad te hebben geleend voor het repareren van de "gasthuijs onderback". blz. 359: 5-1-1695 de specificatie van Abraham vander Schilder voor geleverde "pannen" in 1672 is in handen van burgemeester Schaghen gesteld. blz. 360: 2-2-1695 omdat Jacobus van Bruijnlocht buiten kennis van de binnenmoeder enige dagen zonder verlof "was uijtgeweest" wordt besloten om hem drie dagen en nachten "te binden in een lege bedstede ende hem niet anders te geven dan water en broot". blz. 366: 6-7-1695 de brouwer Gijsbert Stiltingh verzoekt om de schuur die hij van het gasthuis in erfpacht heeft hoger te mogen maken "en dat de muer aende selve sijnde ontstucken mochte worden gerepareert en mede dat de huijsjes staende aen de wal en bij arme luijden bewoont mede mocht in erfpacht hebben off in huere voor eenige jaeren". Alvorens hierover te beslissen zullen drie huismeesters "oculaire inspectie nemen" en de zaak met de brouwer bespreken. blz. 369: 28-7-1695 huismeester De Wael brengt rapport uit over de schuur gebruikt door de brouwer Stiltingh. Besloten wordt om de muur achter de huisjes van het gasthuis "te doen recht setten en opmaecken tot costen van het gasthuijs en den brouwer Stlitingh gepermitteert de schuer te mogen verhogen tot sijnen costen". blz. 386: 3-1-1696 nogmaals gelezen de specificatie van Abraham vande Schilde van de geleverde 19
"blouwe pannen aen den gasthuijse gesonden" in het jaar 1672, wordt goedgevonden om het ordonnantieboek en de rekeningen van de administratie van het gasthuis sedert die tijd na te zien, waarover de huismeesters Kohl en Keppel zullen rapporteren. blz. 387: 7-11-1696 "geresumeert sijnde de resolutie vanden XIen november 1692 aengaende de poortjes opt gasthuijs erf uijtcomende is bij de selve gepersisteert en eenpaerich geresolveert dat naer het vertrecken off overlijden vande heer Kohl het selve poortje sal worden toegemaeckt en dat in toecomende geen andere poortjes noch sortijen opt gasthuijs erff sullen worden gemaeckt noch toe gelaten van den brouwer". blz. 404: 17-4-1697 besloten wordt om zoveel "bequaeme" planken te kopen als voor een nieuwe "gijlcuijp" nodig is. blz. 419: 5-2-1698 besloten wordt om "het hout te ontbieden van Utrecht tgeene tot het maecken vande nieuwe ledikantjes sal worden gebruijckt inde manne camer, oock de estricken nodigh tot een nieuwe vloer inde selve camer". blz. 425: 15-10-1698 De leidekker Hermen Hendrixen "heeft versocht dat sijn dack werck mochte worden gevisiteert, daer op de binne moeder binnen ontboden sijnde ende gevraecht off tegenwoordigh het dack van het gasthuijs allerwegens dicht was die daerop antwoorde dat het noch hert leckte in de manne camer". blz. 430: 27-11-1698 Huismeester Kohl verzoekt te mogen hebben tegen een jaarlijkse recognitie een stuk erf van het gasthuis lang 25 en breed 20 voet liggende tegen de schuur van Stiltingh en het erf van de ontvanger Van Son om tot een stalling te maken; een besluit wordt uitgesteld wegens de absentie van enige heren. blz. 433: 4-3-1699 sprake van een duifhuis op het gasthuis' land; blz. 439 (5-8-1699): de bode van het gasthuis zal mr. Hendrick van Vhelen aanzeggen dat hij het duifhuis op het gasthuis'land moet amoveren; blz. 465 (1-1-1701): mr. Hendrick van Vhelen moet alsnog binnen een maand zijn duifhuis staande op het gasthuis' land amoveren, anders zullen de huismeesters optreden. blz. 437: 1-7-1699 besloten wordt dat ieder op eigen kosten zijn portret in het gasthuis zal laten schilderen door N.N. Bodecker voor 25 gulden 4 stuivers. Degenen die later tot huismeesters worden benoemd moeten hetzelfde doen "off dat geen sessie sullen mogen nemen en sullen de portraiten worden gehangen in ordre van den outsten tot den jongsten. Broers seijde hem hier mede niet te conformeren". blz. 439: 9-8-1699 20
de "saeck van gewicht" betreffende het "gieten van asch en maecken van vaelten opt gasthuijs erff en ontrent den bergh" wordt uitgesteld tot a.s. vrijdag. blz. 440: 11-8-1699 besloten wordt om speciaal te vergaderen over het gieten van as, vaalten en sluiten van poortjes. blz. 441-442: 10-9-1699 sprekende over de geschilderde portretten en welke lijsten men daarom zou maken, vertelde de heer Van Natewisch dat hij had gesproken met een beeldsnijder die de lijsten zou maken voor elk 5 gulden. Hij wordt verzocht de lijsten voor de huismeesters te laten maken "en hebben de huijsmeesters aengenomen hare wapens over te senden om de selve inde lijste te laten snijden". blz. 444: 4-11-1699 besloten wordt om de muur "aent sieck huijs de welcke dreijcht te vallen met een wolf dack & te laten maecken en daer van een besteck te laten opstellen en worden daer toe gecommitteert de huismeesters Benier en Broers. De huijsmeesters Kohl en Mom seijde dat de bovenstaende resolutie voor onwettigh hielden vermits present en inde camer sijnde door den president haer advis daer over niet wierde gevraecht. Seggende sulx niet te willen doen om dat aent vier en niet aen tafel saten". blz. 445: 15-11-1699 "sijnde gelesen de geconcipieerde bestecken van de reparatie van het gevel en schoorsteen int siecken huijs en bij oculaire inspectie sijnde bevonden dat het werck is van swaerder gevolgh en daerom met eenparicheijt van stemmen verstaen dat den presiderenden huijsmeester door metselaer en timmerman sal laten opstellen twee nieuwe bestecken en dat daerop en die te examineren speciale vergaderinge sal leggen tegen morgen ofte overmorgen" blz. 446: 17-11-1699 "dat in deliberatie geleijt sijnde de reparatie vant siecken huijs is eenparich verstaen die reparatie vermits het winter saijsoen te staecken tot aenstaende maert ofte als het bequaem sal wesen int voorjaer te metselen". blz. 446: 2-12-1699 ""opt voorstel vande heer Van Juchen als dat van meningh was te gaen timmeren tegen het huijs vant gasthuijs om tselve te gaen besichtigen worden gecommitteert den president Schaghen De Wael, Kohl en Broers". blz. 447: 9-12-1699 "ten aensien vande gijlcuijp is genomen in bedencken" blz. 447: 14-12-1699 de sleutel van de kast wordt overgedragen van de ene huismeester op de andere blz. 448: 10-1-1700 besloten wordt om de planken die Jan Vernon heeft "tot een kuijp te laten visiteren off 21
bequaem sijn" en zoja die te kopen en anders "de selve van Utrecht te ontbieden en te laten droogen". blz. 448: 3-2-1700 a.s. woensdag om 13.00 uur wordt openbaar aanbesteed het maken van een nieuwe "gijlcuijp". blz. 452: 4-5-1700 a.s. woensdag om 14.0 uur wordt aanbesteed het metsel- en timmerwerk van de muur aan het ziekenhuis; "alsmede de ijsere banden vande gijlcuijp aen te besteden". blz. 453: 5-5-1700 de bestekken van de muur in het gasthuis met de metselaar en timmerman "geresumeert". blz. 453: 8-5-1700 de muur van het ziekenhuis aanbesteed; ook het ijzer om de de banden van de kuip. blz. 454: 1-6-1700 besloten wordt om te schrijven aan de leidekker van Vianen "dat binnen veertien dagen sa comen visiteren het dack vant gasthuijs". blz. 455: 1-6-1700 besloten wordt om "de lijste vande portraiten bij provisie te betaelen het stuck tot vier gulden en de selve te brengen int gasthuijs". blz. 458: 30-8-1700 verkocht de afgebroken planken van het "voor dack" van het gasthuis in 8 partijen voor 16 gulden 19 stuivers, waarvan na aftrek van 4 stuivers voor de "roeper" overblijft 16 gulden en 15 stuivers. besloten wordt om "voor aen het dack een Keulse geut te leggen met loot en daer toe en tot de vordere reparatien de nagels, houten wat daer aen dependeert van Utrecht te ontbieden". blz. 459-460: 3-10-1700 "is goet gevonden het oude backhuijs dat vervalt en jaerlixe reparatie vereijst te doen afbreecken en soo bij voorval een backoven mocht in het toecomende nodigh sijn, dat men alsdan een nieuwe sal maken op de bequaemste plaets". "het kapje van het sieckhuijs soo verre wech te nemen dat men het bequaemelick in een afdack sal veranderen en te becleden en bedecken met pannen en de leijen die men hoogh nodigh heeft om te gebruijcken op het dack van het siecken huijs daer toe aen te leggen. En is mede geresolveert het haut huijsje besijden den inganck af te breecken, latende staen de muer aen de straet en die gelijck aen te maecken als boven en beneden" 22
(verder sprake van een schriftelijk rapport, onduidelijk waarover). blz. 460: 30-10-1700 besloten wordt om het leien dak "in behoirlicke reparatie te brengen en dat de te cortcomene leijen bij den leijdecker sullen worden gelevert in die prijs als den selven leijdecker die van de stadt heeft ontfangen; welcke leijen sullen worden aengetelt in presentie van den president off den rentmeester". blz. 461: 10-11-1700 de berg wordt verhuurd aan Aer Mom voor 7 gulden tien stuivers. 4 huismeesters zullen de specificaties van de leidekker nader bekijken. blz. 463: 18-12-1700 (nieuwe stijl) besloten wordt om de oude stenen alsmede enige oude "raemten" en oud hout aanstaande woensdag publiekelijk te verkopen. blz. 466: 5-3-1701 enige oude stenen en "andere kleijnicheden van hout" zijn verkocht voor 30 gulden 5 stuivers na aftrek van onkosten. Besloten wordt een nieuwe regenbak te maken van 25 vat, publiek aan te besteden en daarvan een "conditie op te stellen en den ouden uijt te breecken". blz. 467: 2-4-1701 een man "van Hees van Wesel" wil zich graag als provenier in het gasthuis inkopen voor 1000 gulden mits dat hij "een camer apart soude mogen hebben om te slaepen", hetgeen wordt toegestaan (zie ook: blz. 466 en 467 bovenaan). blz. 469: 7-5-1701 a.s. woensdag om 14.00 uur wordt de regenbak openbaar aanbesteed. blz. 469: 11-5:1701 de president wordt gemachtigd om de regenbak tegen de minste kosten aan te besteden "uijt de hand". blz. 469-470: 18-5-1701 zie kopieën over de voltooide portretschilderijen: "tot een ciraet van de raetcamer alwaer hare vergaderingen en besonijes worden gehouden te konnen dienen blz. 471: 2-7-1701 Schaghen en Broers worden gecommitteerd om met de leidekker over zijn specificaties te "accorderen". blz. 472: 2-9-1701 president De Wael en huismeester Schaghen rapporteren dat zij met de leidekker "van der goot hadden geaccordeert van een specificatie tot meerder somme bedraegende voor de somme van 558 gulden en 18 stuivers". President De Wael meldt dat hij de kuipen had laten "pecken", omdat een grote 23
schade dreigde. blz. 480: 5-3-1702 "den coornberch staende achter in het erff van desen gasthuijse wesende tenemael vervallen en dat oock de drie melckoejen die ten dienste vande menage worden vereijst met hoij des winters worden onderhouden en de boulanden in het openbaaer worden verpacht en om die redenen het gebruijck van een coornbergh onnodigh, soo is eenpaerlick verstaen dat men den voorseide vervallen bergh in het openbaer sal vercoopen aende meestbiedende". 22 maart ook te verkopen een oude pomp. blz. 489: 3-3-1703 "in omvraege gebracht sijnde off de vrou de laetste vergaderinge in den gasthuijse geadmitteert ( nl. "een vrou van Leersum met namen Jannichjen op de Heucht" die op recommandatie van de graaf en gravin van Rochfort voor 150 gulden extra als provenierster is toegelaten) die nu in het sieckenhuijs sal moeten slaepen, bij aldien een vande vroutjes op de camer mochte komen te sterven off die vrou niet in des selfs plaetse wederom op de camer sal moeten worden geplaetst, is verstaen van neen, maer dat die plaets alsdan sal open blijven voor een borgeresse die daer sal versoecken in te wesen". (zie ook: blz. 498 blz. 493-494: 5-5-1703 de brouwer Stiltingh wil graag voor enige jaren in erfpacht een stukje erf van het gasthuis "aen sijn erff" om te hooien. Benier, Mom en Looten zullen hierover rapporteren. Burgemeester Schaghen is het niet eens met dit besluit. blz. 498: 1-12-1703 naar aanleiding van het uitgebrachte rapport wordt besloten een speciale vergadering te beleggen over het erfje dat Stiltingh in erfpacht wil hebben. blz. 498 B: 26-12-1703 "wegens het erfje bij Stiltingh versocht, soo hebben de heeren huijsmeesters nochmael oculaire inspectie genomen en eenparich verstaen en goetgevonden datter een lijnt sal worden getrocken vande muer van Van Son tot aende muer vande schuer vant gasthuijs bouhuijs en dat Stiltingh daer voor jaerlix sal geven tot een recognitie tien stuivers en worden om de lijntrecking te doen gecommitteert de heeren Benier en Van Juchen en is vorder verstaen dat dese resolutie door de heeren regerende borgemeesteren sal worden gebracht inde magistraet en aldaer te versoecken opde voorseide resolutie haer edelachtbare approbatie". blz. 522: 12-12-1705 besloten wordt om twee pompen in de gasthuis brouwerij te kopen. blz. 526: 12-6-1706 gekocht is een eiken pomp in de brouwerij van Gijsbert Stiltingh voor 18 gulden. blz. 534: 4-2-1708 "te overwegen off het niet dienstich is de brouwerije int gasthuijs te vercopen om dat de costen van reparatie seer hoogh lopen". 24
blz. 535: 5-5-1708 besloten wordt om het leien dak te laten repareren. blz. 538: 8-12-1708 Johan Wijnbergen wordt als provenier toegelaten tegen betaling van 800 gulden, "bij de moeder eten en apart boven slapen". blz. 541: 15-5-1709 "d'heeren van den gasthuijse hebben verstaen dat de portraiten sullen worden gehangen op ordre".
25
deel 1-3 (1709-1744)
21-12-1709: besloten wordt om een nieuwe pomp te maken in de brouwketel. 25-1-1710: het verzoek van de predikant De With om eens in de week "hier int gasthuijs kerckje" te mogen catechiseren, wordt toegestaan. 3-5-1710: "op het geproponeerde door de heere president (nl. Bitter) en daer op gehoort de binne moeder, de welcke verclaerde als dat den heere Kohl in het gasthuijs bleijckt, slachte, het slacht liet schoonmaecken, sijn kinderen, knecht, meijden, nevens den heere Kohl en sijn vrou en voorts menschen die maer een boodschap te doen hadden aen het huijs van den heer Kohl door het gasthuijs continueel passeren, twelck sijnde seer schadelick, onvrij en een groote servitut voort gasthuijs en contrarierende de resolutie van den IIen november 1692. Soo is naer rijpe deliberatie een parich goet gevonden en verstaen het poortje van het tolhuijs off vande heer Kohl met drie klampen te laten toespijckeren en te laten toeblijven en in het toecomende niemant door het gasthuijs te laten passeren en een gemeene wech daer van te maecken en sal van dese resolutie copije worden gelaten aen den heer Kohl door den secretaris tot sijn naerichtinge. En aengaende het poortje van den brouwer Stiltingh is mede eenparich goetgevonden en verstaen dat het selve poortje sal worden met een slot toegesloten en dat het selve niet sal worden geopent dat als komt te brouwen en sal de sleutel bij provisie onder de secretaris worden gelaten. Wordende de secretaris gelast aenstonts daer toe een slot te doen maecken en daer voor te hangen en den brouwer Stiltingh hier mede kennisse van te geven tot sijnen naerichtinge". 2-5-1711: "is verder verstaen en goetgevonden dat het coorn soldertje bij den heer president Vernatti doen maecken om des selfs respect te conserveren sal blijven, mits dat den timmerman dier het selve gemaeckt heeft de plancken die daer tegen woordich aen gebruijckt sijn sal wech nemen en het selve met andre goede plancken becleden ter keure van twee onpartijdige meesters timmermans". 2-1-1712: "gelesen de specificatie van Johan de Bruijn meester timmerman en daer bij bevonden sijnde eenige posten van verdiensten en arbeijtsloon aen het coorn soldertje strijdende tegen de resolutie in date den 2e meij 1711, is eenparich goetgevonden te committeren d'heeren Bitter en Vosch van Roelinghsweert om gemelte specificatie nader te examineren als mede verstaen dat copije vande gemelte resolutie aen De Bruijn sal werden ter hant gestelt". 26-1-1712: 26
"eenparich goet gevonden in de camer daer de heeren regenten haere vergaderinge houden in plaets van de steene een houte vloer te leggen". 6-2-1712: "in omvrage gebracht sijnde offmen de steene vloer soude opnemen ofte laten leggen en de houte vloer daer boven opleggen, is tselve gelaten ter discretie van den president (nl. Van Ommeren)". 17-5-1712: "is verstaen datter eenige vensters die ontstucken sijn sullen worden vernieuwt, als mede de cruijsraemten die ontstucken sijn. En goetgevonden het gasthuijs van vooren en achteren te laten verven". 12-4-1713: "eenparich goet gevonden een groen laecken op de tafel te koopen". 6-5-1713: "eenparich goet gevonden de vloer int voor huijs vant gasthuijs te vernieuwen". 6-6-1713: de brouwer Stiltingh moet de turf op het erf van het gasthuis binnen 8 dagen verwijderen. "de heeren regenten hebbende genomen inspectie oculair vande schoorsteen en solder in der huijsmoederen camers hebben haer edele naer examinatie van dien versocht en gecommitteert de heeren Luls, Loten en Ommeren om tselve publijcq aen te besteden off anders te doen soo de selve ten meesten profijte van den huijse sullen bevinden te behooren". 25-6-1713: de brouwer Gijsbert Stiltingh had ingevolge de resolutie van 6-6 de turf van het erf verwijderd, maar die vervolgens "op veel dangereuser plaets hadde opgestapelt en wel specialick binnen de brouwerije voor den oven, waeruijt niet alleen een onvermijdelicken brant maer oock wel de geheele ruine van het gasthuijs te duchten stont". Stiltingh moet de turf en het hout, zowel wat in de brouwerij als wat nog op het erf ligt, binnen 24 uur verwijderen op straffe van sluiting van de brouwerij. 1-7-1713: de huismeesters Luls, Van Ommeren en Sandick en de rentmeester worden gecommitteerd om de retroacta na te zien van de brouwerij en een "concept" te maken op welke wijze de brouwerij "best te vercopen ofte verhandelen" en daarover te rapporteren. 22-11-1713: "eenparich goet gevonden de portraiten hoger en wat nader aen een te hangen". 2-12-1713: door het overlijden van Hilligje Verberck is "een plaets op de vrouwen camer" vrij 27
gekomen. Omdat Grietje Hollanders die aan de beurt was nog zo goed ter been is dat zij buiten kan gaan slapen, wordt met haar instemming de opengevallen plaats aan Aeltje Crouwel gegund. 6-1-1714: "d'wijle de put gestaen hebbende naest aen voor desen huijse is wegh genomen en datter een dubbeld pomp in de plaets is gestelt waer over excessive kosten sijn gevallen en de buert alhier in weijnich vermogen is om die saecke alleen te supporteren behalven dat desen huijse daer oock grootelix aengelegen was, soo uijt consideratie van waterhalen als anders, is met eenparige stemmen tot soulaes indie kosten geaccordeert een somme van vijff en twintich gulden". 3-2-1714: "mitsgaders noch een parthije oude estricken gekomen uijt het voorhuijs voor vier guldens en vijff stuivers en een weijnich oude tegels voor eens gulden en vijff stuivers, sijnde te samen vijff guldens en tien stuivers, beijde aen den metselaer Jan van der Meer verkof". 5-5-1714: besloten wordt om de mestvaalt die achter het gasthuis ligt publiekelijk te verkopen. "word met eenparige stemmen den heere president versocht en gecommitteert d'muer staende aen de straet voor desen huijse met latwerck te laten maken. Gelijck sijn edele mede wort versocht de muer off het ter sijden gevel van het huijs van Suver van Brussel te laten glad bestrijcken omme alsoo wech te nemen het slecht gesicht". 22-5-1714: naar aanleiding van het uitgebrachte rapport, besluiten de regenten dat Gijsbert Stiltingh "voor ijder gebrout dat hij sal komen te doen" 3 gulden en 10 stuivers moet betalen en dat hij 300 gulden moet betalen voor de grote reparatie van het koelvat "als anders", "welcke somme hij sal mogen korten aen sijn brougelt en soo wanneer het hem mochte ongelegen komen die somme te avanceren, dat hij dan voor ider gebrout sal moeten voldoen de somme van vier guldens, willende de regenten anders dat de brouwerije van nu aen sal sijn en blijven gesloten". "eenparich goetgevonden dat de heere Loten vermits in des presidents (nl. Sandick) stoel heeft geseten, te moeten geven een fles van vieren geleersten gespoort (?)". 2-6-1714: zie fotokopieën: er wordt een nieuw contract gesloten met de brouwer Gijsbert Stiltingh: deze pacht de brouwerij voortaan voor de tijd van 4 maal 7 jaar voor jaarlijks 60 gulden waarbij alle onkosten voor reparaties, onderhoud e.d. voor zijn rekening komen. Aan het eind van de pachtperiode moet hij de brouwerij in goede staat opleveren. Bovendien mag hij geen hout of turf op het gasthuis' erf leggen, "maer ter contrarie gehouden sijn het selve suijver en schoon te houden en ten minsten eens des jaers te sanden" (anders doen de regenten dat op zijn kosten). Ook staat het de regenten vrij om niet in de brouwerij te laten brouwen voor het gasthuis zo dikwijls als nodig is. 28
1-9-1714: Stiltingh is akkoord met het contract "uijtgenomen dat hij versochte ontrent de bepalinge van het sanden, dat daer over dickwils soude konnen gecapteert worden en dan vervolgens vervallen soude wesen vande vordere jaeren pacht mitsgaders dat de heeren regenten soo hij dat niet wel mochte komen te doen het op sijnen kosten beliefden te laten doen". Luls en Son zullen hierover rapporteren. "op seecker ingedient memoritje van Cornelis Vernoij versoeckende aen desen huijse te leveren het stroo voor de beesten en het kaff voor de selve, oock het stroij voorde beesten en verckens, het dack tot verversinge vande bedstede, mits hij daer tegen genieten mochte de messie, is naer deliberatie omme tselve te examineren hem Vernoij nader te hooren en te handelen versocht en gecommitteert de heeren Van Sandick, Luls en den rentmeester". "omme de betalinge aen den boode cum [suis] voor hare moeijte in het dragen en besorge van den toeback van Jan van Noort dat die quam in desen huijse te reguleren, wort versocht den heere president en den rentmeester". "d'heeren regenten hebbende genomen inspectie oculair hoe dat het hofje voorde vergader camer en het latwerck rontsom de mueren tot verbeteringe was gedaen en dat nodich was dat voor de vrouwen buijten moederen kamer oock diergelijck hofje wierde geappropieert is met eenparige stemmen den heere Van Sandick president versocht het selve in dier voeghen te besorgen en dat voor elck tuijntje een bequaem *gelintje wort gemaeckt, het straetje tusschen beijden die *gelintjes te doen op nemen en dat te beleggen met IJssel steentjes op d'kant". 6-10-1714: met Cornelis Vernoij is overeengekomen dat "hij over desen jare ten sijnen behoeve sal hebben de mestvaelt die achter desen huijse sal worden gemaeckt, mits hij tot sijnen kosten daer tegen sal leveren alle het strooij voor de koebeesten, alle het kaff dat men van noden sal hebben om te mengen met den draff voorde selve beesten, oock het strooij datmen moet stroijen onder de koebeesten en verckens, mitsgaders het dack strooij dat men nodich sal hebben tot ververssinge vande respective bedsteden in desen huijse, boven het welcke hij Vernoij noch sal toe geven eene somme van elf guldens". "wort den heere president (nl. Sandick) versocht omme bij occasie naer Utrecht gaende te koopen een ijser traelie *heertje en dat te gebruijcken in der heeren regenten vergader camer" 3-11-1714: brouwer Stiltingh ondertekent het contract over de brouwerij nadat daarin aan de passage over het zanden van het gasthuis' erf is toegevoegd dat wanneer hij in gebreke blijft, de regenten dit op zijn kosten zullen doen. "op het rapport en advis vande heeren Luls en andere gecommitteerdens wegens resolutie van 6 junij 1713 is eenparich verstaen der huijsmoederen camers en wat 29
vorder daer toe in consideratie gekomen is tot reparatie en melioratie volgens de bestecken daer van gemaeckt te doen op voornoemde tijt van den 5 december publiekelijk en het deficierende de voornoemde heeren gecommitteerdens geauthoriseert te effectueren". "is op het geproponeerde eenparich goetgevonden dat het klockje hangende in het voorhuijs sal worden geplaetst boven het kerckje en word den heer president versocht te besorgen datter eene bel worde gekoght om in die plaets te hangen". 9-11-1714: president Sandick heeft aan de cameraar van de stad "op estimatie van een metselaer" verkocht een partij "keijsteenen gecomen uijt de voor plaets van desen huijse" voor 12 gulden en 12 stuivers. eveneens een partij "oude klinckert" aan mevrouw Severeijn voor 12 st. met aftrek van 6 stuivers voor een partijtje "keijsteenen" eerder door haar aan dit huis geleverd. bovendien nog aan Gijsbert Stiltingh een "grooter parthije oude soo heele als halve klinckert" voor 2 gulden 15 stuivers. 10-11-1714: "rapport gedaen bij den heer president als dat het oude stakettingje gestaen hebbende aen den ingangh vant gasthuijs hadde verkert (?) aen schepen De Ridder voor eene gulden dartien suivers". 1-12-1714: "bij resumtie vande bestecken tot reparatie en melioratie vander vrouwen huijsmoeder camer is eenparich goet gevonden de schorsteen te maken naer het fatsoen van de schorsteen inde heeren camer". 8-12-1714 "d'heeren huijsmeesteren specialick geconvoceert sijnde om te resumeren de nadere bestecken over de reparatie van hout en metselwerck vande vrouwen camer, sijn de selve eenparich geapprobeert". 17-12-1714: "wort den heer president eenparich versocht en gecommitteert om met een timmerman het vereijste hout tot de aenbestedeinge vant timmerwerck nodich is te koopen". 5-1-1715: "is goetgevonden aende timmerlieden tot soulaes en expeditie vant werck een half vaetje dun bier te geven. Mede goetgevonden aen Roelof Olphen twaelf gulden te verschieten om ijser te koopen". 2-2-1715: "is goetgevonden een nieuwe deur in plaets vande oude kelder deur te maecken". 19-4-1715: 30
"worden gecommitteert de heeren Loten, Van Ommeren en Luls om de specificatie vanden timmerman te examineren en daer van ter naesten vergaderinge te rapporteren". Een man uit Utrecht van 55 jaar wordt als provenier toegelaten voor 1000 gulden "bij aldien inde gemeene camer slaept en alleenich slapende in een apart camertje" voor 1100 gulden. voor de "vrouwen huijsmoeders camer" wordt een dozijn stoelen gekocht. 13-5-1715: de president (Van Son) wordt verzocht om sloten te laten maken aan de "tinne kas". 1-6-1715: "op het rapport vande heeren Loten en andere gecommitteerdens van den 19 april voorleden tot het examineren van de respective specificatien van den timmerman Broeckhoven cum sociis, de metselaer en smit in opsicht van het buijten werck aende vrouwen huijsmoederen camer als anders, wort aen de timmerlieden ordonnantie geaccordeert tot de somme van negentien guldens, van de metselaer de somme van twintich gulden en aen den smith Roeloff Caspers de somme van sestigh gulden". 6-6-1715: drie huismeesters wordt opgedragen om de rekening van de "verver en glasemaker " [Vos]wijck te controleren en daarover te rapporteren. 3-8-1715: de president en rentmeester wordt opgedragen om het dak te laten "bestrijcken". 5-12-1716: Cornelis Jongbloet wordt op zijn verzoek tot bakker van het gasthuis aangesteld. 2-1-1717: de rentmeester zal datgene wat nog aan de pomp moet worden betaald, betalen en "op kleijn verschot brengen". 6-11-1717: "Gijsbert Stiltingh binne stant versocht ende geaccordeert sijnde heeft de selve vergadering vorgedragen dat de muer van sijn torffschuer alhier op het gasthuijs erff staende begon in te sacken en uijt te wijcken, weshalven hij versochte omme de selve van buijten met twee pijlaren te mogen aenschoejen offwel ter discretie vande heeren regenten een weijnich uijt te setten en op te halen op alsodaenich beswaer en last als wel gemelte heeren regenten met hem Stiltingh daer over souden convenieren en sigh verdragen". 6 regenten zullen "oculaire inspectie nemen" alvorens hierover te besluiten. 4-12-1717: de brouwer Gijsbert Stiltingh mag twee pilaartjes aan zijn schuur op het gasthuiserf zetten. 31
14-1-1718: "eenparich goetgevonden een staend plaet inde vrouwen camer te coopen". 30-5-1719: provenier Jan Muller wordt drie dagen op water en brood gezet en "aen een kettingh gesloten". 3-6-1719: "eenparich aen Jan van der Meeren aenbesteijt het dack en schoorsteenen vant gasthuijs in behoirlicke reparatie te brengen op sijn eijgen dranck voor de somme van veertich gulden". 5-6-1719: "eenparich aen schepen Spithoven aenbestaijt het maecken van twee toorntjes op de gasthuijs schoorsteenen voor de somme van vieren twintich gulden". 5-8-1719: "goetgevonden plancken te leggen inde lode geuten. Alsmede inde plaets vande vergaene houte geuten nieuwe inde plaets te leggen". "eenparich goetgevonden het klockje vant gasthuijs te veranderen en vergroten tot op veertich pont alsoo het ander ontstucken is". 7-10-1719: de rentmeester (Nijkerck) wordt "gecommitteert om een kleet te kopen over den *eest". 6-1-1720: "eenparich goetgevonden aen meester Van Eijck voort schrijven van het bordigje vande namen vande heeren voor achterstal twee gulden tien stuivers en voort jaerlix toegeleijt eene gulden". 20-12-1719: "eenparich aen schepen (en regent) Spithoven aenbestaijt het maecken van het toorntje om het klockje in te hangen voor op het dack tusschen de twee schorsteengelden (!?) voorde somme van twaelf gulden. En aen hout 33 gulden". 29-3-1720: Nelligje Benier wordt als provenier toegelaten: ze mag met de moeder eten en zal "haer slaep plaets hebben op het provisie camertje op de solder". "eenparich goetgevonden het clockje vant gasthuijs wederom te senden naer Amsterdam en het soo veel grooter en swaerder te nemen tot hondert pont ontrent". 7-9-1720: Gijsbert Stiltingh mag enig hout voor de brouwoven leggen gedurende 14 dagen. 32
4-7-1721: "op het voorstel van den brouwer Stiltingh als dat sijn schuer geerne wat soude verhogen en uijt setten, worden gecommitteert om daer van inspectie te nemen de heeren Van Son, Loten en Spithoven nevens den secretaris". 10-10-1721: "door den brouwer Stiltingh de heeren regenten sijnde versocht omme sijn schuer staende op het gasthijs erff vier voeten te mogen uijtsetten en met gebijnten te maecken en tusschen sijn schuer vant gasthuijs een loode geut te leggen alles tot sijnen kosten en de selve alsoo te onderhouden ingaende Martini 1721 en jaerlix daer voor meer betalende acht stuivers, is tselve eenparich geaccordeert". 3-1-1722: "eenparich goetgevonden op het camertje van vrou Molsbergen te leggen een plancke vloertje". 4-8-1723: Doctor Balthasar Kievit uit Den Haag, 64 jaar oud, wordt voor 1100 gulden "boven het ordinaris van bed en *bulster etcetera" als provenier aangenomen "en mede aen den selven geconsenteert om een camer te mogen hueren tot sijnen kosten en aldaer slapen en anders dat hem sal worden aengewesen een camertje om te slapen en eten bij de binnemoeder en sal hiervan een acte worden gemaeckt". Blijkens de akte van 15-9-1723 zal Kievit "genieten de inwooninge in een camer in gemelte huijs en onderhout in kost en dranck sijn leven langh gedurende en eten met de binne moeder" (Kievit overlijdt kort voor 15-9-1723). 26-10-1723: iets dergelijks voor Christiaen van Mekeren "neffens d'andere proveniers". 4-12-1723: "is goetgevonden het camertje van den provenier Van Mekeren met den eersten een plancken vloer te leggen". 6-9-1725: "voorgestelt bij den heer president Middelcoop dat het staketsel om den hoff en blijckvelt vant gasthuijs diende te worden gerepareert wort sijn edele versocht tselve te besorgen". 6-4-1726: de melkkannen worden verkocht en in plaats daarvan wordt een koperen doofpot gekocht. 5-5-1726: de weduwe Stiltingh mag een "mijtje met hout" op het erf zetten "mits dat ten eersten moet verstoken, sonder consequentie". 3-4-1728: "eenparich goetgevonden en verstaen om een backoven int gasthuijs te maecken om 33
daer selfs te konnen backen". 5-6-1728: besloten wordt de bakoven aanstaande woensdag publiek aan te besteden. tevens wordt besloten het gasthuis te laten verven en dat eveneens publiek aan te besteden op aanstaande woensdag. Johannes de Viedt, geboren burger van Wijk, wordt tegen de gewone voorwaarden in het gasthuis opgenomen "en voor het gasthuijs werckende als timmerman" plus 300 gulden betalen. 3-7-1728: "aen Gijsbert Vermeulen noch geaccordeert vijff gulden om het gasthuijs noch eens over te verven met de twee huijsjens aen de wal". 14-8-1728: "eenparich goet gevonden het furnuijs buijten te stellen en onder een dack bij den oven te brengen". 4-9-1728: "eenparich goet gevonden en verstaen de lepels en forcken vant gasthuijs te verruijlen en in plaets van achtien tot twee dosijn te vermeerderen en daer toe mede te gebruijcken de overschietende penningen vande vinalia". 5-3-1729: Johannes de Viedt krijgt 5 gulden voor "extraordinaris verdiensten voor timmeren voort gasthuijs". 2-7-1729: wanneer iemand behalve de regenten begraven wordt en met het gasthuisklokje wil worden "overluijdt", dan moet daarvoor 1 gulden en 10 stuivers worden betaald. 2-6-1731: De Vijdt en Versteech krijgen een reprimande nadat de binnenmoeder over hen geklaagd heeft. 4-10-1732: de nieuwe provenier monsieur Marcus Milly (inkoop 2000 gulden), waarvan de vrouw als binnenmoeder is benoemd "versochte het vertreck alwaer nu met sijn vrou slaept met een plancketselte mogen beschieten als mede een nieuw glasraemt daerin te mogen setten, twelk aen hem is geconsenteert mits tselve doende op sijnen kosten". 3-1-1733: "Vander Weijden int gasthuijs ontbooden wegens de brouwerijevan bouvallicheijt off hij de selve soo aennam als de wedue Stiltingh het selve hadde aenvaert, het welcke hij heeft geapprobeert en aenvaert". 34
Met Marcus Millij en zijn vrouw wordt overeengekomen dat wanneer de laatste eerder zou overlijden, dat Marcus Millij dan "int afgeschoten camertje daer nu slaept" zal mogen blijven wonen en slapen, en apart met de binnenmoeder eten. 7-3-1733: d'huismeesters hebben goetgevonden het beschot van het afgeschoten camertje daer monsieur Millij en sijn vrou slaepen op kosten van het gasthuijs te laten verven". 4-4-1733: vrouw Rijcken zal moeten slapen op de kamer beneden. 5-12-1733: "is eenparich goet gevonden een hecken te maecken op het gasthuijs erff". De huismeesters Middelcoop, Van Wijck en Van Nijkercken wordt opgedragen om het hout te kopen en het arbeidsloon aan te besteden. 6-2-1734: "Rapport gedaen dat de scheijen om het hecken te maecken achter het gasthuijs hadden gekoft van Gillis van Dijck veerman voor de somme van vijff gulden het hondert". 3-4-1734: Jan van der Weijden moet de brouwerij voor aanstaande Pasen "in behoirlicke reparatie hebben te brengen"; zoniet dan zullen de regenten dat doen op zijn kosten. 5-6-1734: "eenparich goetgevonden de nieuwe pomp te setten buijten bij het huijs daer Jan Janss. inden Engh woont". 4-12-1734: "eenparich goetgevonden een plaet te koopen inde groote keucken". 2-4-1735: "worden mede gecommitteert de heeren Middelcoop, Van Wijck en Pauw om inspectie te nemen int afbreecken van de gevel van Claes van Bearne naest het gasthuijs gelegen. Eenparich goet gevonden de quaede geuten aff te breecken en veranderen in blicke pijpen en de selve ten eersten te laten maecken". 9-5-1735: over de zaak van de gebroken ketel zal worden besloten op de gewone vergadering. 31-5-1735: "eenparich aen Jan vander Weijden over de groote reparatie aen de ketel gedaen, goet te doen twee jaeren huer vande brouwerije tot een hondert en twintich gulden". 1-10-1735: 35
"eenparich goetgevonden de appelen op de solder en in den boomgaert in de Wijckerweert publijck op aencomende woensdach te vercopen". 3-12-1735: "op de leverantie van forcken en lepels en wat voor finalia daer jegens moeten afgaen worden gecommitteert de heeren Van Sandick, Van Wijck en Pauw". 19-1-1736: "eenparich goetgevonden het verkens kot int gasthuijs af te breecken". 5-5-1736: "worden gecommitteert de heeren Middelcoop, Van Wijck omme de riool achter het gasthuijs te sien op wat wijse best diende te worden gerepareert en den besteck daer van te laten maecken". 2-7-1736: "rapport gedaen bij de heere Middelcoop en Van Wijck dat eenige plancken hadden gekoft voort gasthuijs". 2-2-1737: "is bij provisie aen Jeremia Pelt vergoft te mogen brouwen en worden de heeren Van Wijck en Middelcoop versocht om de conditie vande brouwerije met Gijsbert Stiltingh gemaeckt naer te sien". 7-2-1737: "binne stant geaccordeert sijnde aen Pelt en Jan vander Weijden den eersten te kennen gevende dat de brouwerije van Jan vander Weijden hadde gekoft. En daerop gehoort sijnde d'heeren commissarissen die de conditie met den brouwer Stiltingh gemaeckt hadden naer gesien, is eenparigh goet gevonden en verstaen bij die conditie te blijven". 1-6-1737: "het portrait van 't gasthuijs van de heer Vosch het modern om origineel te veranderen". (NB de regent Berent Nicolaas Vosch van Roelinghsweert is op 5-10-1726 voor het laatst present; op 3-6-1727 wordt wegens zijn overlijden een opvolger voorgedragen). 5-10-1737: "d'heeren regenten hebben eenparig verstaan aan Jeremias Pelt gerechtelick te laten aanseggen dat geen penningen aan juffrou Stilting sal hebben te betalen off aff te lossen soo langh juffrou Stiltingh nog huur heeft aan de brouwerij. En juffrou Stiltingh meede aan te seggen dat nogh acht stuivers jaarlix moet betalen voor 't verbreden van haar schuur staande op 't gasthuijs erff sedert Martini 1721". 2-11-1737: "omme de conditie van juffrou Stilting met Jan van der Weijden over de brouwerij gemaakt te ondersoeken worden gecommitteert d'heeren Van Wijk, Middelcoop en Pauw". 36
6-9-1738: "is eenparig geresolveert omme een stoep te maken bij de huisje hier achter aan 't gasthuis staende en word de rentmeester geordonneert". 4-4-1739: "d'heeren Middelcoop en Van Wijck beneffens de president en vicepresident worden versogt en gecommitteert omme hoe eerder hoe liever te brouwen voor 't gasthuijs en te besorgen 't geene dat er bij behoort". 1-8-1739: "binnestand geaccordeert sijnde aan Jeremias Pelt versochte aan de heeren regenten omme sijn huijsinge in de courant te laten setten van te verkopen met desselvs gasthuijs brouwerij, dat daar lange jaren met goede succes de neeringe daar inne geexerceert is, is sijn versoek eenparig geaccordeert mits dat hij 't briefje van in de courant te laten setten aan de heer president eerst te laten sien". 13-7-1740: "voorgebracht sijnde of men niet met joffrou Stiltingh eens soude spreken wegens de gasthuijs brouwerij en aan haar daar over schrijven omme alhier te komen en met de heeren daar over te spreken sijn versogt en daar toe gecommitteert de heeren Van Wijck, Pauw en Bruijns op rappord".
5-9-1741: aanstaande woensdag wordt publiek aanbesteed het "verwen van het gasthuis toorentje". 7-4-1742: "de heer borgemeester Bruins versochte aan de heeren regenten als dat de muur achter op t gasthuis erff komende moeste gerepareerd worden met die verstande dat het gasthuis de steenen daar toe soude geven en sijn edele het arbeijtsloon is eenparig geaccordeert en de president Van Ommeren gecommitteert om de steenen daar toe te kopen. De heer borgemeester Bruins versochte meede aan de heeren regenten om door het poortje op het gasthuijs erff uijtkomende mochte doorgaan. Is sijn edele eenparig geaccordeert tot soo lange sijn edele in levendige lijve sal wesen". 1-2-1744: "worden meede de heeren Pauw en Van Ommeren versogt en gecommitteert beneffens den rentmeester omme bier te brouwen voor het gasthuijs en daarvoor te kopen het geene dat daer toe behoort".
37
* deel 1-3: 1750 - 1754 (klad) 2-1-1751: "is verder geresolveert de goot voor de huijsinge van het gasthuijs te vernieuwen". 14-2-1752: "is meede geresolveert de ketel vanden brouwereij te verkoopen". 4-3-1752: "is meede geresolveert de brouwerije uijt de hant te verkoopen naar voorgaande notificatie en bekentmakinge bij couranten en daar toe gecommitteerd de heer Bruijn". 3-6-1752: "sijn mede de heeren Bruijn Du Bois en Van Wieringen gecommitteert om de defecten van 't dak van den gasthuijse als anders naer te sien". 1-7-1752: ... gecommitteeert de heeren Kloot en Mom om't hout nodig tot reparatie van 't dak van 't gasthuijs te besorgen". 5-8-1752: de nieuwe provenierster Hillegonda van Ginkel uit Rotterdam mag "een bedsteede op 't kamertje voor haar reekeninge (te) laaten maaken om aldaar te slaapen ... onder conditie dat wanneer een ander mogte koomen sig als provenier in 't gasthuijs te koopen en 't selve kamertje wilde bedingen, alsdan genootsaakt sal weesen 't selve te verlaaten". 2-12-1752: de ketel in de brouwerij van het gasthuis wordt door de rentmeester in de kranten te koop aangeboden. 29-1-1753: de brouwketel van het gasthuis wordt verkocht aan een brouwer te Barneveld voor 9 stuivers 8 penningen het pond "te leveren op de waag dezer stadt". 5-5-1753: het riool van het gasthuis wordt bekeken. de schuur van het gasthuis wordt voor een jaar aan rentmeester Bruijn verhuurd voor 4 gulden. 4-8-1753: "is voorgebragt dat de bak en pijp van de pomp van dezen gasthuijs een defect hadden, zoo dat men geen water daar uit konde krijgen met pompen, waarop geresolveert is den timmerman Gillis vander Snel de loode bak daaruit te laaten haalen om te examineeren wat aan de pijp ontbreekt en dezelve alsdan na Utrecht te zenden bij den loodgieter Bonebakker tot reparatie van het nodige". 1-12-1753: 38
"eijndelijk is geresolveert op de aanstaande ordinaris vergaderinge voor te brengen wegens het doen pourtretteeren van de noch mancqueerende regenten die niet geschildert en dat bij het briefje van de ladinge daar van meede mentie zal worden gemaakt om finaal diensaangaande een resolutie te neemen". 5-1-1754: "vervolgens is geen resolutie ontrent het pourtretteeren van de noch mancqueerende regenten die niet geschildert zijn vermits de absentie vande meeste leeden kunnen genoomen worden". 4-5-1754: "de verlegginge van de waterloozinge van mevrouw de weduwe Bruijn in het riool vant gasthuijs geconsenteert op approbatie van de magistraat en is daartoe gecommitteert d'heer president Bruijn Georgiesz. om zulks aldaar voor te brengen". "is ook geresolveert een goot te leggen aan het bouwhuijs aan de zijde van den hoff daar d'heer Plucker woont". 4-6-1754: "tot het doen vernieuwen van het riool van't gasthuijs is gecommitteert gelijk gecommitteert word bij deeze d'heer president en om verder daarontrent pro re nata te handelen".
39
1-4: 1764 - 1774 (klad)
NB zwaar beschadigde, losse bladen (gerestaureerd) 3-8-1765: ["de heer] regent Dirk Bruijn Georgiesz. steld [***] de kamertjes die gebouwd zijn door de [***]ordige regenten zijn geschikt con[***]de als doen genomen resolutie om [...]de selve door proveniers te laten bewonen". Zie hierna het eind van deel 1-8 voor de volledige tekst! 31-8-1765: de binnenmoeder de weduwe Aarsen en de provenier Dirk Elders krijgen toestemming om in het gasthuis te trouwen. "Verder versogt de binnemoed[.....] Aarsen een planke vloer in haar kamertje, presenteerde daertoe [te] contribueren f 10-10- en Dirk Elders zal daar voor zijn kamertje ver[***] op voorwaarde dat wanneer de binnenmoeder kwam te overlijden hij een ander kamertje zou krijgen. Aagje de Jongh uit Amsterdam , 52 jaar en Mennoniet, wil zich als provenier inkopen, maar eerst "een jaar alhier in dezen gasthuijse op een vrije kamer zoude logieren, eten slapen etce. en als haared. dan deze lugt konde verdragen en het na haared. genoegen was, dan de kost te kopen". 5-5-1766: besproken wordt of het gasthuis "meede illumineeren zal wegens de aanstaande installatie van zijn doorlugtigste hoogheit den heere erfstadhouder in deeze provintie". En is eenparig zijn edele geauthoriseert te informeeren off de gasthuizen te Utrecht illumineeren zullen, zoo ja, alsdan op zijn menagieuste het gasthuijs meede te doen illumineeren en een vlaggetje op het toorentje te vervaardigen". 7-6-1766: "is verstaan het bezorg[***] op het toorentje van deeze gasth[***] effect te stellen", 6-12-1766: na het overlijden van de binnenmoeder wordt provenier Elders tot binnenvader aangesteld "met behout van het binnenmoederskamertje zijn leven langh geduurende" en de weduwe De Kemp tot binnenmoeder voor een tractement van 30 gl. per jaar "mits geduurende het leven van gemelde Elders in de gemeene kamer slapende". 17-6-1767: "noch zijn geveijlt en verkogt de mestvaalt, asch, oude raampten, esterikken als anders volgens coopconditien daar van zijnde". 28-12-1768: 'de heeren regenten van het Ewouds en Elisabets gasthuijs extraordinaris vergadert op versoek vanden meede regent Grave van Rechteren, d'heer meede regent Grave van Rechteren produceerden twee afschriften van de ordonnantie waarna geregeert 40
en geadministreert zal worden dezen gasthuize gearresteert den 13e junij 1664 en bij renovantie gedresseert den 5e junij 1750, beide op pergament geschreeven met lijsten om dezelven met bijvoeginge dat zijn hoogggeborene tot een present voor dezen huize hadde doen schrijven, omme een van dezelven alhier inden gasthuijse opgehangen te worden en de andere op het stadhuijs conform het 26e articel vande voorszeide ordonnantie". 4-3-1769: de ingelijste ordonnanties worden opgehangen en "voor echt erkend". 1-4-1769: "bij resumtie van de voorige notulen van den dito 4 maart voorleden is verstaan sittens vergaderinge de ordonnantie op pergament geschreeven, breder aldaar genotuleert, in de regenten kamer alhier op te hangen ter plaatse alwaar het oude is hangende en het oude te verhangen en 't gunt ook werkstellig is gemaakt". 20-5-1769: wanneer de 3 regentessen of buitenmoeders gezamenlijk ontslag nemen (conflict: regent Verhel stelt voor om "alle het genotuleerde dat oorsaak tot enige discrepance gegeven heeft uit de notulen te doen roojeren en te houden als waare het niet geschied"!), leveren zij bij de secretaris een inventaris in van de goederen bij hen "in bewaaringe geweest zijnde... alsmeede de twee differente sleutels van het cabinet in de kamer vande vrou[*** ]tessen staande". 5-8-1769: "communiceerde d'heer rentmeester Bruijn Georgiesz. verscheide defecten in dezen gasthuize alsse het leggen van een nieuwe goot aan het bouwhuijs, de staketting aan de bleek vervallen. Item het glazen deurraamt boven de deur als anders, alsmeede noch een gat in de muur aan het huijsje daar Harmen Kiers gewoont heeft. En is verstaan het een en ander te doen repareeren zonder resumtie". 2-9-1769: "rapporteerde d'heer rentmeester Bruijn Georgiesz. dat de reparatien aan dezen gasthuize als anders conform de resolutie van den 5 augustus jongstleeden orde waaren gedaan". "is ordonnantie geconsenteert op een reekeningh van Arien Coppers, timmerman, voor arbeitsloon zedert den 5 december 1768 tot den 30 augustus 1769 incluis van deezen gasthuijs verdient tot f 45,- alsmeede geexamineert een memorie van opgave van de materiaalen door den metselaar Jacobus van Vogelpoel geformeert welke in de reparatie van dezen gasthuize zijn gebruijkt en meede voor notificatie gehouden". 2-12-1769: overlegd de rekening af f 50-9-12 van de metselaar [***] Vogelpoel wegens arbeidsloon en leveranties aan het gasthuis vanaf 16-12-1768 tot 11-9-1769. tevens een rekening van f12-9-8 van de timmerman Arien Copp[***] voor arbeidsloon van 8-9 tot 4-11 aan het gasthuis. 41
3-2-1770: overlegd de rekening ad f 20-16 van de smid Gerrit [***] voor arbeidsloon en leverantie van ijzerwerk van [***] 1769 tot 8-11. 7-4-1770: de rentmeester Bruijn Georgiesz. wordt gemachtigd om het kerkje in het gasthuis te doen repareren. 5-5-1770: "zijn binnengelevert twee memorie van timmer- en metselwerk van het repareeren van het zoogenaamde kerkje in dezen gasthuize waartoe de materialen en arbeitsloon te zaamen zouden koomen te rendeeren f 125,-. En is de resolutie in advis gehouden". 7-7-1770: besloten wordt het "zoogenaamde kerkje" van het gasthuis publiek aan te besteden en daarvan een bestek te doen maken en dat over een maand in te leveren. 4-8-1770: de publieke aanbesteding van de reparatie van het "zoogenaamde kerkje " van het gasthuis zal op woensdag 15-8 om 10.30 uur in het gasthuis plaatsvinden; rentmeester Bruijn Georgiesz. wordt gemachtigd om daarvan een bestek te doen maken. 15-8-1770: het metselwerk van het kerkje wordt aangenomen door Pieter Vens voor 13 gulden en het timmerwerk door Arien Coppers voor 11 gulden, "alles breder het bestecq en conditien daar van zijnde". 24-8-1770: "noch voorgebragt zijnde door d'heer rentmeester [***] bij het repareeren van het zoogenaamde kerkje [***] bevonden het verwulfsel gansch verrot en het hou[***] gaten te zijn, dat de timmerman Arien Coppers tot [***] van dien hadde geeijscht f 55,- voor arbeit[***]. En vermits periculum in mora is, is bij de [***] heer rentmeester geauthoriseert omme met vo[***] over pro re nata te handelen en verstaan deeze reso[lutie] bode bij de absente heeren regenten rond te laaten [***] om gemelde reede hun eerwaardens approbatie, welke bo[***] aan volgende heeft gerapporteert dat alle de voorszeide [***] de stad waaren dezelve resolutie hadden geapprobeert". 6-10-1770: "vervolgens communicatie gegeven zijnde dat het zoogenaamde [kerkje] in dezen huize conform de aanbesteedingen was gerepareert en bij opneeminge in orde bevonden, zijn de ordonnantien geconsenteert en voor[***] Vogelpoel aangestelt om de gaten in het zelve te stoppen". 2-3-1771: "noch is een ordonnantie geconsenteert op een re[***] leverantie van 1900 blauwe pannen en 25[***] en 30 augustus 1770 aan dezen gasthuize gedaan". 42
4-5-1771: "noch is verstaan een bestecq te doen formeeren en voorts publijcq aan te besteeden het verwen achter en voor van deezen gasthuize". [***][tussen 10-5 en 5-6 1771]: de rentmeester "produceerde" een bestek voor het schilderen van het gasthuis, publiek aan te besteden op 5 juni. 5-6-1771: het schilderen van het gasthuis is conform het bestek bij openbare inschrijving aan de laagste inschrijver, Johannes van Bergh, aanbesteed voor f 64-10,- "en hem een copije vande conditien op zijn versoek geaccordeert". 6-7-1771: "het verwen van het gasthu[***] opgenoomen en goedgekeurd [***] aan den aanneemer van [***]. 7-8-1773: de rentmeester Bruijn Georgieszoon wordt gemachtigd om "den tuijn achter deeze huizinge te doen vergrooten, het hekken de verzetten en de muur te belatten en verder in orde te doen brengen". 2-10-1773: juffrouw De Jongh mag de bedstede "naast(?) op" haar kamertje "doen verzetten". 6-11-1773: drie gezusters uit Amsterdam, oud 87, 77 en 70 jaar, willen zich als provenierster in het gasthuis inkopen "en bij den anderen in een kamertje te logeeren, waar toe zoude kunnen worden geapproprieert het binnen moeders kamertje met noch een bedsteede daar inne te doen maaken. En is zijn edele eenparich geauthoriseert omme daar voor te eijsschen f 2200,-.
43
deel 1-5: 1778 - 1781 (klad)
19-1-1778: omdat er geen kamertje vrij is voor een nieuwe provenierster, wordt haar gevraagd of ze voorlopig "op de kamer van juffrouw Gunter meede zoude willen logeeren". 7-2-1778: idem, met als alternatief dat de betrokkene voorlopig op de eetzaal logeert. 6-9-1778: op voorstel van de rentmeester Bruijn Georgiesz. worden de regenten gecommiteerd "omme de pannen van het dak aan de achterzeijde van deezen huijze te doen strijken en dienaangaande pro renata te handelen". 3-10-1778: de rentmeester presenteerde een memorie door de metselaar Jacobus van Vogelpoel opgesteld van de defecten van het dak van het gasthuis; de materiaalkosten zullen bedragen f 37,- en het arbeidsloon f 16-10-,-. Na overleg wordt besloten de materialen voor rekening van het gasthuis te kopen; wat betreft het arbeidsloon wordt de rentmeester gemachtigd om dit op de "menagieuste wijze" aan te besteden. 7-11-1778: de heer De Gooijer mag op zijn kamer van de turf van het gasthuis stoken. Zowel de binnenmoeder als de proveniers moeten zich overigens wat betreft het stoken als anders stipt aan het reglement houden. 5-12-1778: de rentmeester wordt gemachtigd om de omgevallen vlierboom op het erf van het gasthuis te verkopen of iets dergelijks. de rentmeester heeft het "aanstrijken" van de pannen van het dak van het gasthuis aanbesteed aan Jacobus van Vogelpoel voor f 15,- op voorwaarde dat de aannemer het een jaar zal moeten onderhouden, dus de defecten voor zijn rekening herstellen. 2-1-1779: (zie ook: 5-12-1778) provenier Pieter de Gooijer had zich in een request beklaagd (hij had verondersteld zich in een proveniershuis en niet in een gasthuis te bevinden): "dan aanbelangende de spijse die teegenwoordigh word opgedist en de verschooninge van zijn bed, daar over (vermits zulx geredresseert is) als nu geene klagten meer te hebben. Dan concerneerende de klagte zoo noopens de kaarssen als het opmaaken van zijn bed en schoonmaaken van zijn kamertje, te persisteren bij zijn requeste. Dan dat zij gecommitteerden omme alle die geschillen in der minne uijt de weereld te helpen vermeenden dat den gemelde De Gooijer van zijne klagten wel zoude afzien indien hem den impost der wijnen die hij jaarlijks op seeven gulden begroot, wierd gerembourseert, het eeten op zijn kamer gebragt wierd, zijn kamertje wierd schoongehouden en het bed opgemaakt, waar voor hij de meijd wel een jaarlijks 44
douceur zoude willen geeven; voorts hem vrij turff en meer kaarssen gegeeven en indien ten opzigte van het eeten en linnen bleeff in de staat zoo als nu is. Waar over gedelibereert zijnde is die zaak in advis gehouden". 15-1-1779: provenier De Gooijer moest wegens ziekte op zijn kamer blijven; omdat hij niet in staat was "bij het gemeene vuur te koomen" krijgt hij voor rekening van het gasthuis gedurende zijn ziekte turf op zijn kamer. Zie ook: 6-2-1779 6-2-1779: rentmeester Van Schaik had samen met president-regent Van Ossenberch een nieuwe "caggel doen stellen" op de eetkamer en de kachel toebehorende aan de stad weer naar het stadhuis doen brengen. Hij wordt gemachtigd om de kachel voor f 17,te kopen van C. Haantjes (alternatief: 3 gulden per jaar huur). de rentmeester wordt gemachtigd om op de provisiekamer een venster te doen maken.
1-5-1779: "wijders zijn de heeren Du Bois en rentmeester Van Schaik gecommitteert omme de oude raamen staande in de schuur, gekoomen van de eetkamer, met eenigh oud hout publicq te verkoopen". 7-8-1779: rentmeester Van Schaik wordt gemachtigd om de "deurraamd van de schuur off stal welke zeer verzakt is in orde te maaken". 4-9-1779: Du Bois en rentmeester Van Schaik hebben, ingevolge het besluit van 1 mei, verkocht enig oud hout voor f 26-17-. de binnenmoeder krijgt te horen dat zij wanneer een provenier "ziek of onmagtigh" is zij het theewater op diens kamer moet brengen. 5-2-1780: Rebekka Hageman mag zich als provenierster inkopen; als er geen kamertje beschikbaar is, dan mag zij voorlopig op de eetkamer logeren "en een kamertje open koomende dat het zelve ter haarer gebruijk zal zijn, mitsgaders bij verdere vacature van kamertjes telkens de keuse". 29-4-1780: aan de executeur testamentair van de overleden provenier Harmen Haeringh, Christiaan Haentjens, wordt toegestaan om de kamer van de regenten te gebruiken voor het regelen van de begrafenis, mits vuur en licht buiten kosten van het gasthuis. 6-5-1780: "noch communiceerde den rentmeester Van Schaik dat er een defect aan de poort op 45
de wal achter deesen gasthuijze was bevonden en dat ook de muur van het huijsjen door de heer oud borgemeester IJsbrant Bruijn van deezen huijse in erfpagt gebruijkt wordende en waar teegens gemelde poort aankoomt, defect was geworden en dat genoemde heer IJsbrant Bruijn sustineerde dat deezen gasthuijze tot de reparatien van de voornoemde muur meede moeste contribueeren, vermits die defecten door bovengemelde poort waaren veroorzaakt. En zijn ter examinatie gecommitteert de heeren De Joncheere, Van Ossenberch en secretaris Van Schaik op rapport". 1-7-1780: de rentmeester wordt gemachtigd om de "beelden staande op de pilaaren voor deezen gasthuijse steencouleur te doen verwen". 3-3-1781: de gewone vergadering van februari (1781) is niet gehouden "vermits inquartieringe van infanterije binnen deeze stad waartoe ook deezen gasthuijze is geemploijeert geweest".
46
deel 1-6: 1781 - 1803
19-8-1782: de drie regentessen of buitenmoeders treden af en verzoeken de regenten de "meubilaire goederen in het cabinet" onder hun beheer geweest, over te nemen "volgens een inventaris", wat geschiedt (rapport daarvan op 7-9-1782). 11-11-1782: door rentmeester Van Schaik wordt namens de regent de Graaf van Rechteren "geproduceert het portret van wel gemelde heer grave van Rechteren tot een present voor deezen huijze en is verstaan hetzelve in de vergaderkamer te hangen en sijn hooggeborene desweegens te bedanken". 7-12-1782: de tot armoede vervallen raad in de Wijkse vroedschap Abraham van Marseveen krijgt het kamertje van de overleden provenier Haering in gebruik (hij overlijdt (zelfmoord) 67-1783). 14-12-1782: de oud-binnenmoeder de weduwe Brugman kan voorlopig de kamer gebruikt door wijlen juffrouw Van Holst betrekken. 1-2-1783: Verhel, De Joncheere en rentmeester Van Schaik wordt opgedragen om "het zilverwerk van deezen gasthuijze benevens het gemist kunnende wordende servet en linnengoed met communicatie van de regentessen publicq off uijt de hant te verkoopen". 24-4-1783: De Joncheere, IJ. Bruijn en de rentmeester wordt opgedragen "de groep achter de beestenstal te doen amoveeren, de koeijstal te doen veranderen, een varkenshok buijten te doen maaken". De rentmeester wordt tevens gemachtigd om een ezel te kopen en nieuwe koperen kannen voor het "dragen van de melk van de beesten". 7-6-1783: het zilverwerk van het gasthuis zal worden verkocht aan Mozes Abrahamsz. joode te Amersfoort omdat deze ["pr lood" ?] een halve stuiver meer heeft geboden dan men in Utrecht heeft kunnen krijgen. De rentmeester zal een bestek laten maken en bij inschrijving aanbesteden het verven van het gasthuis. 5-7-1783: het verkochte zilverwerk heeft opgebracht 506-10 en het linnen- en servetgoed 26017. 47
het verven van het gasthuis is aangenomen door Cornelis Jan Kroon voor 58-10. 10-3-1784: Verhel, Du Bois en rentmeester Van Schaik zullen "doen examineren van het dak boeven de mannenkaamer, hetwelk defect is" en daarover te rapporteren. 1-5-1784: Verhel, Du Bois en de rentmeester wordt opgedragen een memorie te doen formeren over de defecten van het dak boven de mannenkamer, alsmeede om de defecten aan de gasthuijsinge van de bleek ten eijnde de Volderstraat te doen in daghuur repareeren, gelijk ook aan het secreet op de plaets van het gasthuijs". 5-6-1784: n.a.v. de geproduceerde memorie wordt de heren opgedragen om het bedoelde dak te doen repareren en daarin geheel naar bevind van zaken te handelen. 15-9-1784: de heren hoofdofficieren van de burgerij van de stad verzochten op de 23e de kamer van het gasthuis te mogen gebruiken "tot het ten hun ed. kosten regaleeren van de heeren van de regeeringe en leeden van den krijgsraad etc.", wat wordt toegestaan. 15-10-1784: President Verhel is door de magistraat verzocht om het kamertje van het gasthuis dat door A. Marseveen was gebruikt "bij provisie te accordeeren tot een bewaarplaatse der geweeren voor de borgerije", wat wordt goedgevonden. 6-9-1785: President IJ. Bruijn, Verhel, De Ruijter en rentmeester Van Schaik wordt opgedragen om het dak boven de mannenkamer in orde te doen maken "en de nieuwe zolder te doen aandrijven (?) dog bij provisie met het maaken van een trap te supersederen". 5-11-1785: de heren worden gemachtigd om "het nieuwe raam in het dak van de mannenkamer op het erff van juffrouw Isabella van Bern uijtkoomende te doen verplaetsen aan de overseijde van het dak op de plaats van het gasthuijs uijtkoomende". 1-7-1786: Jacobus van Hoogveld heeft achter zijn huis in zijn muur een poortje of uitgang laten maken op het erf van het gasthuis uitkomende; De Ruijter en secretaris Van Schaik word opgedragen om de retroacta te bestuderen en daarover te rapporteren. 6-8-1786: De Ruijter en secretaris Van Schaik rapporteren over deze zaak dat zij niet hadden bevonden dat Jacobus van Hoogveld daartoe enig recht had "veel min gebruijk te maken van den over en uijtgang over het erf en door den gasthuijzen; dat hun edele alleenlijk hadde bevonden dat opden 21 november 1652 door huijsmeesteren van deezen gasthuijze inder tijd op ingekomen rapport van derzelver gecommitteerdens is 48
gegost aan Gerrit de Kemp oud schepen deezer stad zeeker erv gelegen agter de huijzinge van denzelven De Kemp lang 26 voeten, beginnende van 't gevel van het gasthuijs bouwhuijs en zoo vervolgens linea recta na het huijs van voorn. De Kemp, en breed na het erv van het tolhuijs 24 voeten en zulks ingevolge van eene voorige huur met denzelven De Kemp aangegaan zonder dat daar uijt eenig recht of blijk tot recht om een uijt of overgang alsvooren door den eijgenaar den huijzinge bevoorens gecompeteerd hebben de meergemelde Gerrit de Kemp te vinden was; welk rapport gehoord zijnde, is het zelve bij provisie in advis gehouden". 2-9-1786: een beslissing over de zaak van de doorgang van Jacobus van Hoogveld wordt aangehouden en rentmeester Van Schaik wordt "gecommitteert inmiddels met gemelde heer Van Hoogveld ter zaake voors. te aboucheren". 11-11-1786: "de rentmeester Van Schaik communiceerde van de respective erfgenaamen van wijlen de wel edel gestrenge heer Dirk Bruijn Georgeszoon (egter op approbatie aan zijde van de verkoopers van de heer ritmeester Bruijn) te hebben gekogt zeeker stuk erv geleegen agter het tolhuijs alwaar voormaals een schuur gestaan heeft; item de schuur of koetshuijs op het gasthuijs erv, zijnde voormaals geweest het brouwhuijs van 't gasthuijs bij wijlen gemelde heer Bruijn Georgeszoon van deezen gasthuijze in erfpagt bezeeten geweest. En dit voor een somme van een hondert tagtig guldens, ingevalle van approbatie als vooren, vrijgeld voor de verkopers, presenteerende vervolgens gemelde rentmeester de voorsz. actie van koop aan deezen gasthuijze te willen overdoen. Waerop zijnde gedelibereerd is, vermits deezen gasthuijze bij den afkoop der voorsz. erfpagten veel belang heeft, de presentatie van gemelde rentmeester eenparig met dankzegginge voor zijne zorge ten nutte van deezen huijzen in deezen geaccepteert en dienvolgens meergemelde rentmeester verzogt en geauctoriseert van weegens deezen gasthuijze, wanneer de voorgemelde approbatie daar zal zijn, de behoorlijke koopconditien desweegens met de verkopers op te rechten en te onderteekenen. Voorts is den rentmeester geauctoriseert, na het perfecteeren der voorsz. koop, zeekere bedstede in het voorsz. koetshuijs staande te doen verplaatsen in den huijzinge van deezen gasthuijze aan den bleek". 3-2-1787 de rentmeester wordt gemachtigd om "de kanten van de gragt aan de bleek te doen ophaalen". 1-12-1787: de rentmeester wordt gemachtigd om "de schoorsteen in de kamer der regentessen teegens het rooken op de best mogelijke wijze door het zetten van een kleijn schoorsteentje te doen verhelpen". 5-4-1788: De Ruijter en rentmeester Van Schaik wordt opgedragen om met mevrouw de weduwe Hoogveld te spreken over de doorgang die zij "sustineerd" te hebben op het erf van het gasthuis en daarover te rapporteren. 49
3-5-1788: De Ruijter en Van Schaik rapporteerden dat zij hadden "geaboucheert met mevrouwe de weduwe Hoogveld over den doorgang uijt haar tuijn op het gasthuijs erff door haar gepretendeert; dan dat gemelde weduwe van Hoogveld in plaatse van haar sustinu staande te houden hadde verzogt dat haar teegens betaalinge van zeekere jaarlijksche recognitie mogte worden gepermitteert den doorgang voor haar persoon door deezen gasthuijze. Waar op zijnde gedelibereert zijn de heeren De Ruijter en Van Schaik verder vezogt en gecommitteert om met gemelde weduwe Hoogveld ten fine voornoemd te aboucheeren, op rapport". 7-6-1788: goedgevonden wordt dat "bij provisie de stads geweeren op een der kamers van deezen huijze worden gebragt om aldaar te worden bewaard". 5-7-1788: "de heer Curtius, als in huure aangestaan hebbende de huijzinge van sLands Domeinen tol alhier, verzogte op den voet als wijlen de heer oud borgemeester Bruijn Georgeszoon gehad heeft te moogen hebben den doorgang door deezen gasthuijsen mits betaalende een reedelijke recognitie, en zijn de heeren De Ruijter en rentmeester Van Schaik verzogt en gecommitteert het voorsz. verzoek te examineeren en daarvan te rapporteeren". 6-9-1788: de gewezen binnenmoeder Johanna van Sandbrink weduwe van Cornelis van Maurik mag als provenierster in het gasthuis blijven op voorwaarde dat zij zich van alle katten en honden ontdoet en geen nieuwe aanschaft; zij zal "op de gemeene kamer logeeren ten zij aan haar bij provisie een andere kamer door de regentessen worde aangeweezen". 3-1-1789: zie kopieën over een regeling in verband met de twee (clandestiene) poortjes of doorgangen in de "heijnmuuren" van het tolhuis (tegenwoordig bewoond door de heer Curtius (nb is een van de gasthuisregenten)) en van het huis van de weduwe Hoogveld. 7-3-1789: aan de weduwe Hoogveld wordt toegestaan om "den uijtgang door het poortje in haar heijning staande zoo lange haar edele in de huijzinge waar achter de voornoemde heijning staat woond en mits daar van geen ander gebruijk te maaken daar voor haar persoon en haar dientmeijt, wanneer de dienstmeijd haar edele verzeld en dus den dienstmeijd niet alleen en zulx teegens betaalinge van een recognitie van 21 stuivers jaarlijks, ingegaan met 1 januarij 1789". 4-4-1789: Regent Bruijn is het niet eens met het gerapporteerde door De Ruijter en Van Schaik over de doorgang of het poortje van het tolhuis op het erf van het gasthuis "vermits eenige notulen en resolutien van deezen gasthuijze van voor den jaare 1751 50
manqueerden en welke na zijn edelens gedagten meerdere ophelderinge zouden kunnen geeven". Verhel en andere regenten zeiden daarentegen dat indien er in de jaren waarvan de gasthuisresolties ontbraken, iets zou zijn voorgevallen over deze doorgangen tussen de regenten en de bewoner van het tolhuis dat daarover dan wel iets te vinden was in de notulen van Gedeputeerde Staten van Utrecht als eigenaars van het tolhuis, hetgeen zij echter niet geloofden. idem: burgemeester Curtius was bereid om "het tuijntje door deezen gasthuijse van de erven van wijlen de heer oud borgermeester Bruijn Georgeszoon weederom ingekogt, geleegen achter het erff van het tolhuijs bij zijn edele thans bewoond wordende te huuren". Verhel en rentmeester Van Schaik zullen e.e.a. regelen. 2-5-1789: het betreffende tuintje wordt aan Curtius verhuurd voor jaarlijks 5 gulden en 5 stuiver plus 1 gulden 1 stuiver jaarlijks voor de uitgang door het poortje te betalen. 1-8-1789: De Ruijter en Van Schaik zullen ondermeer het verven van het gasthuis aanbesteden. 5-9-1789: het verven van het gasthuis is publiek aanbesteed aan Cornelis Jan Kroon voor f 79,-. (7-11-1789 wordt de betaling van dit bedrag goedgekeurd nadat het schilderwerk volgens het bestek is uitgevoerd). 7-11-1789: op voorstel van president Curtius wordt toegestaan aan de "leeden van het gezelschap binnen deezen stad opgericht onder het devies tot Nut en Vrienschap om gebruik te maken van de regentessenkamer van het gasthuis voor het houden van hun wekelijkse bijeenkomst, mits de afwezige regenten en de regentessen hiermee instemmen en buiten kosten en tot wederopzegging toe. 5-6-1790: Rentmeester Leendert van Schaik laat weten "bij geleegentheit van een verkoopinge van meubilen nagelaaten door Henrica Cunera de Wijs te hebben gekogt een schilderije verbeeldende de Paasch maaltijd off laatste avondmaal waar op het portret van heer Willem van Abcoude en Duurstede fondateur van deezen gasthuijs in een biddende gestalten is afgemaald voor een somme van f 12-3-6 met onkosten. Proponeerende voorts gemelde rentmeester off den heeren van deezen gasthuijze zoude inclineeren de voornoemde schilderije als een monument der oudheid en nog al van eenig aanbelang voor de voornoemde prijs over te neemen. En daer op zijnde gedelibereert is eenparig goedgevonden de voorgenoemde schilderije voor deezen gasthuijse te accepteeren, met dankzegginge aan den rentmeester voor zijne attentie". 7-5-1791: het gasthuis neemt voor 210 gulden deel aan een "inschrijvinge" ter verbetering van de kerk op voorwaarde dat "zoo zulx volgzaam geschieden kan een bekwaame bank 51
voor de personen tot het gasthuijs logeerende gemaakt word". De Ruijter, Van Bern, Baron van Lijnden en rentmeester Van Schaik wordt opgedragen om het torentje van het gasthuis dat defect is te doen vernieuwen en daarin naar bevind van zaken te handelen. 3-9-1791: de "gecommitteerdens tot de reparatie off vernieuwinge" van het torentje op het gasthuis worden gemachtigd om het "te doen herstellen en aante besteeden, mitsgaders een uurwerk in het zelve te doen stellen en daer inne pro renata te handelen". 6-9-1794: de rentmeester wordt gemachtigd om in de schuur of stal van het gasthuis een pomp te doen zetten. 4-4-1795: de burgeresse De Lange, "provistensie" (?) in het gasthuis, verzoekt haar kamer te moge ruilen met die van de vorige binnenmoeder Van Maurik (wat wordt geweigerd) of met die van Fhilip Schellinge (wordt in beraad gehouden). idem: burger Rijnbout krijgt opdracht om een ijzeren kist te kopen. 18-4-1795: burger Rijnbout meldt dat hij "tot heeden niet had kunnen slagen na zijn genoegen en voor een redelijke prijze". 13-10-1795: burgeres De Lange verzoekt "veranderinge van woonkaamer te mogen intrekken op de kamer van de weduwe Van Maurik", wat wordt toegestaan, waarbij de weduwe Van Maurik te Utrecht een aanschrijving van de secretaris ontvangt. 8-12-1795: "de commissie uit de burger krijgsraad insteerende om den burger Schilge aftevragen of hij de camer van de geweeren der burgerije heeft opengeslooten. Zoo niet of hij niet bewust wast op wiens orders zulks gedaan was; en of hij bereid is dit met eede te ontkennen of met en zoo hij daar op niet wil antwoorden hem te drijgen uijt den gasthuijse te doen gaan en verstaan ter voldoeninge aan dit versoek gemelde Schilge zittens vergaderinge deese afvraginge te doen en daarna zijne antwoorden een den krijgsraad over te geven" (zie over Philip Schilge ook: 12-10-1795, 13-10-1795, 3-61796). 8-1-1796: vanaf januari 1796 mag Evert van Oorschot het "gasthuijs orlogie opwinden" voor 26 gulden per jaar. 9-1-1796: 52
Hermanis van Vogelpoel heeft aangenomen te maken een ... (niet ingevuld!) en schoorsteentje in het gasthuis. 5-2-1796: "enige reparatien aan het gasthuijs is geresolveert". idem: een aantal rekeningen is 'betaalbaar gesteld', waaronder: aan Gerrit van Vulpen timmerman (ondermeer 22-16) Cornelis Jan Kroon schilder (12-12) Rijnier ter Steeg smid (32-12-8) Hermanus van Vogelpoel metselaar (84-4) Evert van Oorschot smid (14-12) Hendrik van Rhee(.) leverantie van hout (106-8). idem: aan de gemeenteraad zal worden voorgesteld om de geweren uit het gasthuis te verwijderen. 7-5-1796: besloten wordt dat de burger Curtius zijn uitgang op het gasthuiserf zal blijven behouden. 6-1-1797: goedgekeurd worden de volgende rekeningen: van de timmerman Gerrit van Vulpen over 1796: 208-18 van de metselaar Hermanus van Vogelpoel over 1796: 241-1 van de blikslager Johannis Vosch over 1796: 40-19. idem: besloten wordt tot "werklieden van dit huijs in dit jaar te emploieren" tot timmermannen: Everd van Vulpen en Anthonij Moijer, alsmede Arie Coppers zo nu en dan te "emploieren"; tot metselaars: Mathijs Kroon (9-1-1797: omdat hij niet stemgerechtigd is mag hij niet voor het gasthuis werken en wordt vervangen door Klink en Van Amersfoort) en Jan Klink, en Arie van Amersfoort zo nu en dan. tot loodgieters: Johannes Vos en Hermannus de Klein tot schilder en glazenmaker: Casper van den Bergh (aldus gewijzigd 9-1-1797) tot schilder en glazenmaker in 1798: Cornelis Jan Kroon (gewijzigd 9-1-1797) tot smid: Johannes Lenars. over de tuinman is nog geen besluit genomen. 9-1-1797: wanneer de metselaars zelf geen materialen leveren, dan zal Hermannus van Vogelpoel die aan het gasthuis leveren. 3-2-1797: Aart ten Ham zal het "tuintje" van het gasthuis onderhouden voor jaarlijks 5-5. 53
7-4-1797: na overleg wordt goedgevonden om de rentmeester te machtigen om enige noodzakelijke reparaties aan het gasthuis te laten verrichten. idem: besloten wordt aan de burger Goedhart toe te staan om voor zijn rekening de schutting tussen hem en het gasthuiserf recht te doen zetten, maar het maken van latten op de schuur te weigeren (Douwe Goedhart wordt op 29-5-1797 als gasthuisbestuurder geinstalleerd). 2-6-1797: in plaats van Casper van den Bergh, zals worden aangesteld de burger Teugen voor het afschilderen van het gasthuis. 7-7-1797: het verzoek van Rebekka Hageman om het vlees 's middags te mogen meenemen voor haar kat wordt ingewilligd. 4-8-1797: de rentmeester wordt gemachtigd om het "nootzakelijkste aan deezen huijsen te doen verwen". idem: juffrouw De Lange (provenierster) verzoekt om van het lessenaartje in de kapel een voetenbank voor haar te mogen laten maken, wat wordt toegestaan op voorwaarde dat de voetenbank in het gasthuis zal blijven. 1-9-1797: Johannes van Oorschot klaagt over enige "insolente termen" gebruikt door juffrouw De Lange ter gelegenheid van het houden van de volksvergadering in het gasthuis over "het sluijten van 't venster in de capel van 't zelve gasthuijs en dat zij zich zoude hebben uijtgelaaten onder andere met deeze woorden Ik zal den paapsen blixem wel kreigen." De binnenmoeder bevestigt dat juffrouw De Lange deze woorden in de keuken heeft gebruikt. 4-9-1797: de rentmeester wordt gelast om de "krib" uit de stal van dit huis te doen wegbreken zonder daardoor enige schade te veroorzaken. 5-1-1798: ten aanzien van de ambachtslieden die het volgende jaar voor het gasthuis zullen werken, wordt het volgende besloten: Aart ten Ham blijft tuinman voor jaarlijks 5 gl. 5 st. Jan te Poel: timmerman voor een jaar C.J. Kroon als schilder en glazenmaker voor een jaar E. van Oorschot als smid en het opwinden van het "orlogie" voor een jaar 54
Jan Klink als metselaar voor een jaar Johannes Vos en Hermannus de Klein "beide voor het huijs te laaten werken". 1-2-1798: het kopen van timmerhout voor het gasthuis wordt overgelaten aan het oordeel van de rentmeester. Mathijs Kroon zal de kalk en het hooi leveren. verschillende rekeningen worden goedgekeurd, waaronder: timmerman Gerrit van Vulpen: 119-5-8 voor arbeidsloon over 1797 timmerman Everd van Vulpen: 96-14 voor het huis smid Johannes Vos wegens arbeidsloon 9-15 houtkoper Hendrik van Ree wegens houtleverantie 14-2 smid Johannes Vos 9-19 dekker Hendrik Nagel wegens arbeidsloon 37-5-8 ijzerkoper Johannes Beek wegens leverantie 44-5-8 metselaar Arie van Amersfoort wegens arbeidsloon 99-3 dezelfde wegens leverantie van kalk en hooi 64-14-8 smid Johannes Lenart wegens leverantie en arbeidsloon 50-4 timmerman Anthonij Meijer wegens arbeidsloon 29-4. 2-3-1798: goedgekeurd wordt de betaling van 30-6 aan Jakobus van Eck wegens geleverd hout. 16-3-1798: besloten wordt wegens de publicatie van 7 maart, "de waapenen in dit huijs voorhanden zijnde te doem ammoveeren" en e.e.a. te delegeren aan een commissie bestaande uit de burgers Rombout, Oorschot en de rentmeester met machtiging om "iemand deskundig te emplojeeren". de rentmeester wordt gemachtigd om de nodige reparaties te laten doen op de kamers bij juffrouw Van Assendelft en bij juffrouw De Lange. 2-6-1798: de binnenmoeder Van Wermeskerken wordt ontslagen, maar mag tot 14-6 blijven fungeren omdat er geen kamer voor haar "open is". besloten wordt voorlopig een ledikant te plaatsen in de regentessen- of vrouwenkamer, waar de gewezen binnenmoeder "zolang haar verbleijff zal houden tot dat er een kaamer open koomt; edog als de regentessen van het huijs zullen vergaaderen zich alsdan voor dien teid te moeten absenteeren". idem: de burger Cornelis Jan Kroon verzoekt "met het verwen van deezen huijsen te moogen continueeren"; besloten wordt om de burger C. van den Bergh, die in het vorig jaar door het toenmalig bestuur het werk ten onrechte is ontnomen dit jaar weer te laten werken en in het volgend jaar burger C.J. Kroon. 6-6-1798: 55
de burger Van de Waater laat de vergadering weten dat de regentessen er zeer tegen waren dat er een ledikant in de zogenaamde regentessenkamer werd geplaatst; hij verzoekt om "eenige verandering disaangaande", wat in beraad wordt gehouden. 12-6-1798: besloten wordt dat de burger Schellegen zijn kamer zal "ruijmen" en voortaan zal slapen in de "zogenaamde manne kaamer daar de andere gealimenteerde slaapen". idem: besloten wordt tot het doen maken van nog een bedstede op de vrouwenkamer. 21-6-1798: de burgers Mortain, Egler en de secretaris worden benoemd in een commissie "ter naarziening van de papieren in de kasten in de regentenkaamer". 20-9-1798: besloten wordt om de kamer van Jan Kloot die door de "raad van rechtspleeging deezer stad" in hechtenis is genomen te doen verzegelen. 5-10-1798: het verzoek van Hendrik Spithooven (provenier sinds 20-9-1798) om in de schuur achter dit huis zijn schaafbank te mogen plaatsen om daar te kunnen werken wordt ingewilligd. 7-12-1798: overgelegd wordt een rekening van C. van den Bergh wegens verven van 76-15 (op 41-1799 goedgekeurd: schilderen en glazenmaken). 1-2-1799: besloten wordt dit jaar voor het gasthuis te laten werken: als smid Johannes Lenars als metselaar Arie van den Berg als schilder Casper van den Bergh. 11-2-1799: Jakobus van Eck komt met twee rekeningen van arbeidsloon wegens timmerwerk (voor 1797 30-6 en vor 1798 38-3), welke rekeningen zullen worden voldaan. 1-3-1799: goedgekeurd worden de volgende rekeningen: van Hendrik van Ree wegens geleverd hout 53-17 van A. van den Berg wegens metselwerk 37-2-8 van Jan Klink wegens metselwerk 6-2. Daarnaast nog enige rekeningen van Johannes Beek wegens geleverd ijzerwerk en van C.J. Kroon wegens schilderen en glazenmaken. 9-4-1799: besloten wordt voor de "geallimenteerde" voortaan in plaats van "aard tinne schootels 56
en borden over tafel te gebruijken". 5-1-1800: de volgende burgers wordt voor dit jaar het werk gegund: Arie van Amersfoort als metselaar binnen, tevens voor het leveren van de benodigde materialen; Jacobus van Dam als metselaar buiten; Arie Koppers als timmerman binnen; Anthonij Meijer als timmerman buiten; Casper van den Bergh als schilder en glazenmaker; Hermanus de Klein als koper- en blikslager. 4-4-1800: besloten wordt voor het gasthuis te kopen een "bequaame schaal en balans met het benoodigde gewigt" om het koren naar en van de molen komende te kunnen wegen. idem: de burger Van Amersfoort zal het benodigde "tuijnhout" voor het gasthuis kopen. 5-9-1800: er zullen enige kippen voor het gasthuis worden gekocht; bovendien zal de rentmeester weer in orde laten brengen het kippenhok zoals het vanouds was geweest. idem: besloten wordt het houtwerk van de voorgevel alsmede de zolder van de regentenkamer te doen schilderen. 2-1-1801: de volgende burgers zullen het komend jaar voor het gasthuis werken: Peter van Ingen als timmerman binnen; Jan te Poel als timmerman buiten; Casper van den Bergh blijft al schilder en glazenmaker; Arie van den Bergh als metselaar binnen en buiten; Johannes Lenart als smid; Johannes Vos als koper- en blikslager. 6-2-1801: voor het gasthuis zal een behoorlijke "armebus" worden gemaakt om de bedongen armengelden bij de verkopingen en verhuringen van het gasthuis in te doen, welke bus zal worden bewaard door de rentmeester en de sleutel bij de presiderent bestuurder. 10-2-1801: goedgekeurd worden ondermeer de volgende rekeningen: Casper van den Bergh voor schilderen en glazenmaken 126,-; Everd van Oord wegens leverantie en arbeidsloon als smid 65,-; Hermannus van Vogelpoel wegens leverantie van kalk, hooi en cement etc. 42,-; Hendrik van Ree wegens geleverd hout 156,-; Johannes Lenars wegens geleverde spijkers etc. 21,-; Manus de Klein wegens arbeidsloon "van solderwerk" etc. 19,-; Arien Koppers wegens arbeidsloon als timmerman 60,-; Anthonij Meijer zoals hiervoor 18,-; Hermannus van Dam wegens arbeidsloon als metselaar 22-5. 57
6-3-1801: aan P. Minjon te Utrecht wordt 16-11 betaald voor geleverd lood. 4-1-1802: de volgende burgers zullen komend jaar voor het gasthuis werken: Everd van Vulpen als timmerman binnen en buiten; Jakobus Jan Kroon als schilder en glazenmaker; Arie van den Berg als metselaar binnen en buiten; Everd van Oorschot als smid; Manus de Klein als koper- en blikslager. 8-2-1802: goedgekeurd worden ondermeer de volgende rekeningen: van de weduwe Hermannus van Vogelpoel wegens geleverde kalk, stenen en pannen 44-14 en voor geleverde "kluijtkalk en lakmoes" 9-7-8; aan P. van Ingen wegens leveranties en arbeidsloon voor timmerwerk 39-18-8; aan Johannes Lenars wegens leveranties en arbeidsloon voor ijzerwerk 26-18; aan Hendrikus van Ree wegens leverantie van timmerhout 22-8; aan C.H. van den Berg wegens arbeidsloon voor schilderen en glazenmaken en leveranties 10-19-8; aan Johannes Vos wegens verdiensten als koper- en blikslager. 7-5-1802: besloten wordt "het hekken aan de straat" te laten schilderen. 2-7-1802: de binnenmoeder wordt ernstig gemaand er voor te zorgen dat de "deuren en het hekken" van het gasthuis 's avonds om 10 uur worden gesloten. 7-1-1803: de volgende burgers zullen komend jaar voor het gasthuis werken: Everd van Vulpen als timmerman; Jacobus Jan Kroon als schilder en glazenmaker; Arie van den Berg als metselaar; Johannes Lenars als smid; Hermannus de Klein als koper- en blikslager; M. Kroon voor het leveren van kalk etcetera. 4-2-1803: burger Mortain krijgt een vergoeding van 3 gulden wegens een vermist geraakt ledikantje dat hij enige tijd geleden aan het gasthuis had geleend. 7-2-1803: goedgekeurd worden ondermeer de volgende rekeningen: Jacobus van Eck en A. de Coole wegens geleverd hout 134-12; Jacobus Jan Kroon wegens leverantie en arbeidsloon voor schilderen en glazenmaken 129-6-8; Arie van den Berg voor metselwerk 109-12; Everd van Vulpen voor arbeidsloon als timmerman 90-2-8; de weduwe Hermannus van Vogelpoel wegens leverantie van kalk, stenen etc. 147-0-14; Everd van Oorschot wegens leverantie en arbeidsloon van ijzerwerk 48-1118. 58
deel 1-7: 1803-1808 (klad)
21-5-1803: Everd van Brussel wordt aangesteld tot "opwinder van het gasthuijs uurwerk" in plaats van de ontslagen Everd van Oorschot. 10-6-1803: de rentmeester bracht naar voren dat er enige defecten waren aan het gasthuisuurwerk; de heer Van Oorschot en de rentmeester (Leendert van Schaik) zullen het laten repareren. 2-7-1803: de rentmeester liet weten dat hij het schoonmaken en weer in orde brengen van het gasthuisuurwerk aan Van Dijk te Werkhoven had aanbesteed voor 16 gulden. idem: het kamertje van de overleden Arnoldus ten Ham zal door Hendrik Spithoven worden betrokken. 25-7-1803: rentmeester Van Schaik verzoekt namens de leden van het departement Wijk bij Duurstede van de Bataavsche Maatschappije tot Nut van 't Algemeen om hun gewone en buitengewone vergaderingen in een van de vertrekken van het gasthuis te mogen houden, wat wordt toegestaan. 6-8-1803: de rentmeester liet weten dat er enige defecten waren aan de muur van de gasthuisschuur, alsmede aan de heul en het "combuijsje"; regent Van Oorschot en de rentmeester worden gemachtigd om de defecten aan de schuur en de heul op de goedkoopste wijze te doen repareren en het "combuijsje omdat het zeer vervallen is te laten afbreeken". 3-3-1804: goedgekeurd worden rekeningen van: Evert van Vulpen timmerman voor 56-14; Van Eck en Coole voor geleverde houtwaren 65-5-8; Jan Beek voor geleverde ijzerwaren 36-15; Johannes Leenarts smid 29; Arij van den Berg metselaar 26-10-12. 7-4-1804: de gewezen binnenmoeder Wermeskerken zal van alle inwoning en alimentatie van het gasthuis afzien en haar kamer ontruimen, in ruil waarvoor zij wekelijks 1-2 zal krijgen uitgereikt. 18-9-1804 "het verzoek van de heer IJsbrand Bruijn omme het tuijntje getrokken van het gasthuijs erf aan dat van het tolhuijs en in huure gebruijkt wordende bij mevrouwe de weduwe Curtius, welke huur tands door het vertrek van mevrouw Curtius staat te 59
cesseren, als nu aan zijn erf of thuijn te mogen trekken, op zoodanige recognitie als tands voor huur jaarlijks word betaald, is gesteld in handen van de heeren De Casembrood en Van Oorschot omme het zelve te examineeren en daar van de vergadering te rapporteeren". 6-10-1804: Van Oorschot en De Casembrood rapporteren over het verzoek van IJ. Bruijn om het tuintje "agter 's lands tolhuijs genoomen van het gasthuijs erf als nu agter zijn huijzinge te mogen trekken"; het verzoek wordt toegestaan mits IJsbrand Bruijn jaarlijks voor recognitie evenveel betaalt als de huidige huur "en dit voorts op zodanige vrijdomme en servituten als het voorsz. tuijntje door het gasthuijs van de erven van de heer Dirk Bruijn is overgenoomen". 2-3-1805: goedgekeurd worden rekeningen van: Van Eck en Coole voor geleverde houtwaren 228-12; E. van Oorschot smid 37-7; Jan te Poel timmerman 68; Jan Beek ijzerkoper 27-19-8; M. Kroon leverantie kalk steen etc. 87-7; A. v.d. Berg metselaar 101-17; Ravesteijn rietvorsten 15-15; Casper Vizee dekwerk 27-14; dezelfde ut supra 21-15; H. van Waveren schilder 64-9. 5-10-1805: goedgekeurd wordt een rekening van de metselaar Arij van den Berg van 12-10 wegens arbeidsloon van febr. tot mei 1805. 1-2-1806: goedgekeurd worden rekeningen van de smid Evert van Oorschot voor arbeidsloon en leverantie van ijzerwerk aan het gasthuis gedurende 1865 voor 23-11 en van de metselaar Jacobus ten Vogelpoel voor 96-7-8. 5-4-1806: de regenten Van Oorschot, De L'Orme en de rentmeester wordt opgedragen om de reparaties aan het dak en zolder (van) de keuken van het gasthuis te bekijken en de vergadering daarover te rapporteren. 3-5-1806: het verzoek van de heer Bonebakker om voor een redelijke huur het "erfhuijs van de bank van leeninge voortaen in de kapel van deezen huijze te moogen doen houden" wordt voorlopig ingewilligd mits betalende aan de meid van het gasthuis iets voor het schoonmaken. 7-6-1806: gehoord het rapport van Van Oorschot, De l'Orme en de rentmeester m.b.t de reparatie of vernieuwing van het dak en zolder boven de keuken en gezien het plan tot die reparaties door dezelfde heren gemaakt, hebben de regenten hen verzocht die reparaties in orde te brengen. 28-7-1806: twee Utrechtse juffrouwen (Viss(ch)er) worden als proveniers aangenomen voor 60
samen 2.000 gulden op één kamer (voorlopig het kamertje van de overleden H. Spithoven). idem: Willem Noordhuizen en zijn zuster Engeltje Noordhuizen, beiden uit Amsterdam, worden als proveniers aangenomen voor samen 2.100 gulden , mits zij voorlopig op één kamer logeren, waartoe is aangewezen "de benede kamer op de plaats uitzigt hebbende"; zodra er een kamer vrij komt, mag een van hen die hebben (7-5-1808 accepteert Willem N. het vrijgekomen kamertje van Jan Kloot). idem: de rentmeester wordt gemachtigd om in de kamers voor andere proveniers nog een bedstede te doen maken, "gelijk ook de bedstede op de bovenkamer door de juffrouw Visser te betrekken aldaar te doen verwen". 2-8-1806: aan juffrouw Visscher wordt toegestaan dat indien er een tweede kamer vrij komt die door een van hun beiden zal kunnen worden bezet. 6-9-1806: de Wijkse inwoonster Marrigje van Kouteren mag zich voor 300 gulden als provenierster inkopen "en zig provisioneel tot tijd en wijlen er een slaapstede op de ordinaire vrouwe kamer vacant koomt, in de mannekaamer zal moeten behelpen, welke als dan door haar zal kunnen worden geoccupeert". 6-12-1806: Van Oorschot en De L'Orme rapporteren over de "staat der vorderinge van de timmeringe" van het gasthuis gedurende 1806, welk rapport voor kennisgeving wordt aangenomen en de heren verzocht hun commissie te willen voortzetten. idem: juffrouw Visscher geeft te kennen dat de kamer dat zij met hun beiden bewonen "te kleijn en voor hunne gezondheijd nadeelig was" en verzoekt om met de weduwe Beek van kamer te moge ruilen; de weduwe Beek verzet zich hiertegen, maar wordt ertoe verplicht (7-2-1807). 7-2-1807: overlegd aan de "gecommitteerdens tot de timmeringe" worden rekeningen van: Van Eck en Coole voor leverantie van houtwaren voor 843-0-8; van de timmerman Jan te Poel voor 407-4; van de metselaar J. van Vogelpoel voor arbeidsloon en leverantie van kalk, steen etc. 825-19-6; van de smid Evert van Oorschot 297-11-8; van de schilder en glazenmaker Hendrik van Waveren 243-15-8; van de loodgieter Johannes de Vosch 110-19-8 (7-3-1807 goedgekeurd; bovendien 34-19 van timmerman Jan te Poel). Goedgekeurd wordt de rekening van de smid Van Oorschot wegens leverantie bij de gewone reparatie (114-3-2) en de rekening van de timmerman Jan te Poel wegens arbeidsloon ut supra (34-19). 61
idem: de rentmeester wordt gemachtig om op de kamer van de weduwe Beek (waar de juffrouwen Visscher intrekken) een voetenbank te doen maken. 5-3-1808: op de kamer van de overleden aalmoezenier Jan Kloot is een bedrag van 22--3-8 gevonden.
7-5-1808: aan het "Leesgezelschap binnen deeze stad tands exteerende" wordt toegestaan hun gewone maandelijkse vergadering in de kamer van de regentessen te mogen houden, evenwel buiten kosten van het gasthuis. idem: goedgekeurd worden rekeningen van: Van Eck en Coole voor houtwaren 282-16; de metselaar Jacobus van Vogelpoel 121-15-8; Markestein voor ijzerwerk en lood 14214-2; Johannes de Vos koperslager voor "huijswerk" 36-16; de smid E. van Oorschot 90-13-2; steenhoude(r?) v. Gent (?) 13-3-4; weduwe Vogelpoel voor kalk, steen etcetera 105-10-12. 2-7-1808: goedgekeurd wordt de rekening van timmerman Jan te Poel voor verdiensten en arbeidsloon gedurende 1807 van 248-2. 6-8-1808: de rentmeester mag enig ongedorst koren in de schuur van het gasthuis leggen. 5-11-1808: Van Oorschot, De l'Orme en de rentmeester zullen het "zogenaamde kerkje " van het gasthuis inspecteren en nagaan of het niet tot een eetzaal kan worden "geemploijeert, en zooja, hetzelve daar toe te doen approprieeren". idem: de rentmeester wordt verzocht om de retro-acta na te zien hoe het staat met de "uit gangen over het erf van deezen gasthuijse en doer deesen huize zelfs plaatse hebbende en daar van te rapporteren". idem: Frederika Sedonia Charlotte Barkmeijer, weduwe van Hendrik van Straatsburg wordt als provenierster aangenomen, "zullende zij provisioneel op de gemeene kamer logeeren tot een kamertje openkomt". 3-12-1808: Van Oorschot, De l'Orme en de rentmeester hebben het "zoogenaamd kerkje van deezen huize geinspecteerd en dat het hun edele was voorgekoomen min nootzaaklijk te zijn het zelve tot een eetzaal te doen approprieeren te min daar in de keuken door het zetten van schermen teegens togten thans genoeg was voorzien en gegeeten 62
wierd en zulks ter genoegen van de proveniers was; welk rapport gehoord zijnde zijn de heeren gecommitteerdens voor hunne moeite dank gezegd en van het doen approprieren van het kerkje tot een eetzaal afgezien". 6-1-1809: de rentmeester rapporteert dat hij ingevolge de resolutie van 5-11-1808 de retroacta had doorgenomen over de uitgangen over het erf van het gasthuis en door het gasthuis zelf en dat blijkens resolutie van 3-1 en 7-3-1789 de regenten het recht zouden hebben de poortjes of uitgangen in de "heiningen" van de erven van het tolhuis en van het huis van Docter Eberhard op het gasthuiserf uitkomende te doen toemaken". Alvorens een besluit te nemen zal de rentmeester eerst nog met de bewoonster van het tolhuis en Dr. Eberhard "aboucheeren" ("medecina docter Eberhard is blijkens resolutie van 7-10-1809 verbonden aan het gasthuis).
63
deel 1-8: 1809-1825
7-1-1809: zelfde besluit als op 6-1-1809 over de poortjes. 6-5-1809: de regenten Van Oorschot, De l'Orme en de rentmeester zullen bezien of "er voegzaam een snuijfertje tot vuurstoken bij de zomer op de plaats van het gasthuijs zal kunnen worden gemaakt" en daarin naar bevind van zaken handelen. 3-6-1809: goedgekeurd worden rekeningen van: de metselaar J. van Vogelpoel van 93-18-10; van de weduwe Van Vogelpoel voor leverantie van steen en kalk 55-2; van Van Eck en Cole voor hout 114-1; van Jan te Poel timmerman 65-10; van loodgieter Johannes de Vos 36-13; van smid Evert van Oorschot 19-7-8. 1-7-1809: gerapporteerd wordt dat op de "plaats van desen huijze aan de schuur een snuivertje of stookplaats was gedaan maken". 4-11-1809: de "heeren van de timmeringe" worden gemachtigd het "defecte glasraam boven de voordeur te doen herstellen". idem: sprake van twee proveniersters op één kamer, waarbij een "tweede slaapplaats = bedstede" in het kamertje wordt "geset" (= 6-1-1810). 6-1-1810: het nieuwe gasthuisreglement wordt in afschrift "in de gewone vergader kamer van heeren regenten voor gehangen". 3-3-1810: de rentmeester rapporteerde afgelopen woensdag ten overstaan van de "gecommitteerden tot de timmeringe" voor afbraak te hebben verkocht de schuur staande op het gasthuiserf aan de wal, wat 200 gulden opbracht. 7-3-1810: de rentmeester wordt gemachtigd om de "hoogte daar de schuur aan de wal gestaan heeft op de min kostbaarste weise te doen verwerken en weg te doen brengen". 6-4-1811: goedgekeurd worden rekeningen van: de smid Evert van Oorschot voor leverantie en arbeidsloon 32-18; van de weduwe Harmannus van Vogelpoel voor kalk en steen 74-9-12; van de metselaar Jacobus van Vogelpoel voor arbeidsloon 165-15-10; Tuil van Serooskerken voor geleverde steen 64
58-5; van Van Eck en Coole voor geleverde houtwaren 204-1; van de timmerman Jan te Poel voor arbeidsloon 166-17; van de smid Gerrit van Merkensteen voor geleverde spijkers 75-0-8; van de blikslager Johannes de Vos voor "huiswerk" 31-19. 7-9-1811: Cornelis Koff wordt als aalmoezenier in het gasthuis opgenomen op voorwaarde dat hij na het overlijden of bij ziekte van Gijsbert Versteeg de tuin van het gasthuis "in ordre te onderhouden". 4-1-1812: "de administratie van de domainen tot alhier geweigerd hebbende de jaarlijkschen erfpagt van het hoekje erff vant gasthuis agter het tolhuis tot 10,- jaarlijks boven een zak appelen en peren aan den rentmeester te voldoen, zoo is de heer president versogt deswegens de nodige reclames te bewerkstelligen" (ook: 1-2-1812, 7-3-1812, 1-5-1813 en 5-3-1814). Voorts is geresolveert de permissien van de doorgangen over het gasthuis erf in te trekken, zijnde den heere rentmeester geauctoriseert de poortjen der particulieren op het gasthuis erf uitkomende te doen digtmaken". 6-3-1813: goedgekeurd worden rekeningen van: Van Eck en Cole voor hout van 24-13; timmerman Te Poel van 41-15; schilder Van Waveren 103-16; loodgieter Vos van 18-3; metselaar Kroon van 72-4-8; smid Merkenstein van 24-17; smid Oorschot van 23-18. 7-8-1813: het voorstel van de rentmeester om de kapel van het gasthuis tot een eetzaal in te richten en "ten dien einde inde zelve een planken vloer te leggen en voor aan met een muur aftesluiten etcetera", door hem begroot op 250,- wordt in beraad gehouden tot de volgende vergadering. 4-9-1813: het voorstel van de rentmeester om het kerkje van het gasthuis tot eetzaal te maken wordt om advies in handen van Van Oorschot en De L'Orme gegeven. 2-10-1813: "de heeren Van Oorschot deed namens zig en de heer De L'Orme (absent) als ten deese volgens resolutie van laastlede vergadering gecommitteerd raport dat zijlieden de staat van het kerkje van deesen gasthuize hadden geexamineerd en bevonden dat hoe wel het zelve tot eene eetzaal zoude kunnen worden geappropieerd, men egter om de importante kosten die hier toe zoude worden vereijscht zulks voor het tegenwoordige behoorde te staken; gevende tevens in consideratie of men niet geduurende den winter hiertoe de regentessen kamer zoude kunnen gebruiken; hebbende zijlieden te dien einde reeds met dames regentessen geconfereerd, dewelke hun hebben gedeclareerd ten dien einde hunne kamer wel te willen inruimen. Wel raport gehoort zijnde, is het zelve in zijn geheel geapprobeerd, de heeren gecommitteerdens in deese dank gezegd en voorts verstaan dat in de regentesse kamer zal worden gezet eene kaggel, welke zal worden aangestook en uitgedaan op 65
zodanige tijd als dames regentesse in deeze nodig zal oordelen, kunnende ijder der inwoners van het huis des verkiezende geduurende de gehele tijd dat de kachel gestookt word zig daar bij verwarmen".
2-4-1814: de secretaris wordt gemachtigd om een brief te schrijven over achterstallige betalingen van de staat aan het gasthuis: te weten jaarlijks 10,- en een zak appelen en een zak peren voor "zeeker stukje grond of erf genomen van het gasthuis erf en getrokken aan 't voorschreve tolhuis" in 1651 en een uitgang van 4-4 uit een boomgaard: zie kopieën. Hierover ook: 8-6-1814 en 6-8-1814 en 1-4-1815. 3-9-1814: aalmoezenier Cornelis de Koff moet voor straf 8 dagen apart aan een ongedekte tafel zitten "zonder dat de binne moeder hem bij zijne spijse geduurende dien tijd eenig vlees of spek zal moge geven". 1-4-1815: goedgekeurd worden rekeningen van: Van Eck en Cole voor levering van houtwaren 97-13; van Jan te Poel voor arbeidsloon als timmerman 80-19; van Hendrik van Waveren voor arbeidsloon als schilder en glazenmaker 84-7; van Casper Vizee voor dekwerk 10-18; van Matthijs Kroon voor leverantie en arbeidsloon van metselwerk 54-12-12. 4-5-1816: goedgekeurd worden rekeningen van: Matthijs Kroon metselaar 116-1-12; Elbert van Oorschot smid 37-8; Jan te Poel timmerman 83-10; Hendrik van Waveren schilder en glazenmaker 71-8; Merkenstein smid 87-16-12; Willem Heimerik loodgieter 25-1-4. 5-10-1816: goedgekeurd wordt een rekening van Van Eck en Coole voor houtwaren van 72-18. 8-2-1817: het nieuwe reglement op het "inwendige huishoudelijke bestuur" zal "in afschrift in plano worden opgehangen ter plaatse waar zulks nodig zal worden geoordeeld". In dit regelement: (8.) 's Middags om 12 uur en 's avonds om 7 uur wordt het klokje geluid ten teken dat een uur daarna de maaltijd gehouden wordt. Gedurende de maaltijd blijft de buitendeur gesloten en wie dan niet aan tafel is, krijgt geen eten (zieken uitgezonderd). (9.) Zomers wordt de maaltijd gehouden in het kerkje, 's winters in een van de voorkamers waarin de gehele dag de kachel gestookt wordt waarbij een ieder zich kan warmen. Het staat niemand vrij om zonder verlof van de (binnen)moeder bij het vuur in de keuken te zitten. (10.) Aan tafel heeft ieder zijn vaste door de binnenmoeder aangewezen plaats. (12.) De vrouwen zijn verplicht, wanneer ze daar nog toe in staat zijn, hun eigen bedden te "schudden"; voor die van de mannen zorgt de (binnen)moeder. 66
6-9-1817: goedgekeurd worden rekeningen van: Hendrik van Waveren schilder etcetera van 107-16-8; Mathijs Kroon metselaar van 55-17-8; Jan te Poel timmerman van 116-16; A. van Oorschot smid van 33-19-12; Eck en Coole houtwaren van 109-12; Tromp en comp. (?) voor stenen van 86; Pronckert voor tras (?) van 19-16; Willem Hijmerik loodgieter van 19-2-4. 4-10-1817: de rentmeester zal met de "horlolizmaker" Parquin onderhandelen over een contract voor het jaarlijks onderhoud en dagelijks opwinden van het gasthuisuurwerk "en inmiddels het zelve door Peter geenzints te doen opwinden" (het contract wordt 1-111817 goedgekeurd). 3-1-1818: de secretaris zal Renaud die de administratie voert over het voormalige tolhuis aanschrijven dat de uitgang of erfpacht die het gasthuis over 1815 nog moet ontvangen wegens "gronde getrokken bij het tolhuis" dadelijk wordt betaald. 1-8-1818: de regenten geven op in een door gedeputeerden gevraagde staat: dat in het gasthuis op dat moment 7 mannen en 13 vrouwen zijn opgenomen, de inkomsten uit vaste goederen en renten gemiddeld jaarlijks tussen de 2500 en 3000 gulden bedragen; de uitgaven en inkomsten elkaar in evenwicht houden, de administratiekosten 218,bedragen, de 'gewone uitgaven' 2500,- en de 'gewone inkomsten' circa 2700,- zijn en dat het gasthuis nog steun verleend aan oude en behoeftige mensen buiten het huis. Daarbij wordt steeds in het oog gehouden dat de uitgaven de inkomsten niet te boven gaan. Wanneer dat onvoorzien soms toch gebeurt, worden vreemdelingen tegen een bepaald bedrag als provenier ingenomen. 5-9-1818: goedgekeurd worden rekeningen van: de schilder Van Waveren voor 47-9-8; Coole voor houtwaren van 31-6; Vizee rietdekker van 42-0-8; Mathijs Kroon metselaar van 58-15; timmerman Te Poel van 38-10; smid Van Oorschot van 18-7-16 en 3-1-4; smid Van Merkenstein van 11-16-12. 2-1-1819: Neeltje Heij krijgt als provenierster voorlopig het gebruik van een "vrije kamer", waarbij de regenten haar ten alle tijden kunnen verplichten dit kamertje te verlaten en haar intrek te nemen op het kamertje van de weduwe Straatsburg. 3-7-1819: goedgekeurd worden rekeningen van: A. van Oorschot smid van 48-2-12; Jan te Poel timmervan van 120-15; Cole en zoon houtzaagmolenaar van 192,-; Van Waveren schilder van 79-7; M. Kroon metselaar van 53-19-10; Merkenstein smid van 37-5-4. 1-4-1820: 67
aan de heer Helmeke (?) wordt toegestaan "tot ondersteuning van zijn muur agter zijn huizinge op de grond en alzoo aan de gasthuis lijnde (?) de nodige beeren te doen metselen". 1-7-1820: goedgekeurd worden rekeningen van: Van Wamel voor timmerwerk 15-7; Van Oorschot voor smidswerk 75-19-10; Peter van Ingen timmerwerk 47-8; Merkenstein voor smidswerk 62-2; Coole en zoon houtwaren 208-10; Willem Heijmerik loodgieter 18-8; Te Poel timmerman 77-12; Vizee rietdekker 16-16; Van Waveren schilder en glazenmaker 89-9; M. Kroon metselwerk 169-15. 4-12-1820: voor Maria van Vogelpoel die als aalmoezenierster in het gasthuis verzocht te worden opgenomen (7-10-1820) wordt een bedstede in de mannenkamer gezet. 6-8-1821: "De heer Roelans ( Mr. F.J.E Roelans, tevens regent, overlijdt in 1822) namens 't musiekgezelschap alhier verzogt hebbende bij gelegendheid van Z.M. verjaring tot het geven van een onderling concert het kerkje van t gasthuis te mogen gebruiken, zoo is dit verzoek aan de heeren leden van genoemd gezelschap geaccordeert". 7-4-1823: in verband met de slechte financiële toestand van het gasthuis worden allerlei bezuinigingsmaatregelen getroffen, waaronder een onderscheid tussen proveniers en aalmoezeniers met betrekking tot het brood en de melk die zij voor ontbijt en de thee die zij 's middags krijgen. Hierbij wordt ondermeer voorgesteld: "dat de aalmoeseniers smorgens in een daar toe te bepalen vertrek..." zullen ontbijten en "eene separatie van proveniers en aalmoeseniers bij den middag maaltijd het zij dat beide in het zelve vertrek een uur na elkanderen eeten of dat dit op het zelfde uur in twee afzonderlijke vertrekken geschiede". 5-5-1823: de heer Perquin is vertrokken zonder "ten aanzien van t opwinden van t uurwerk eenige kennisgevinge te doen". 2-6-1823: na het bedanken van Johannes Perquin als "opwinder van t uurwerk" wordt uit twee "sollicitanten" bij loting tot opvolger aangesteld: Johannes van Rijswijk (met uitgebreide instructie, opgenomen in de notulen). 3-5-1824: de rentmeester wordt gemachtigd om enige " overig zijnde beddens en meubilen" publiek te verkopen (8-6-1824: is gebeurd voor 228,-). 4-9-1824: bepaald wordt het gasthuis "van voren geheel te doen oververwen". achterin dit deel is afgeschreven de resolutie van 3-8-1765 waarin berekend wordt 68
hoeveel een provenier het gasthuis kost en dus moet inbrengen. Het begin is als volgt: "de heer regent Bruin Georgiesz. produceerde een schriftelijke advis luidende als volgd. De heer Dirk Bruin Georgieszoon steld vast dat de kamertjes die gebouwd zijn door de tegenwoordige regenten zijn geschikt conform de als doen genome resolutie om dezelve door proveniers te doen bewonen. En is daarom van advis dat dat een provenier die 52 jaaren oud is in ons gasthuis kan genomen worden voor de somma van f 1400,-."
69
deel 1-9: 1825-1838
2-7-1825: aan de schilder Van Waveren wordt aanbesteed voor f 95,- "het geheel en al tweemaal oververwen van buiten van dezen gasthuize, de voorgevel, 't rasterwerk en de wijzer borden (te vergulden) daar onder begrepen". 6-8-1825: omdat de poort van het gasthuis aan de wal in een slechte staat verkeert, zal de commissie "tot de timmeringe" de poort nader examineren en laten repareren, "de poorten 3 a 4 voet lager te doen maken en de kap daar tans over zijnde te amoveren". 3-9-1825: de schilder Van Waveren krijgt f 5,- boven zijn aanneemsom voor door hem verricht meerwerk buiten het bestek. 10-5-1826: het verzoek van het gemeentebestuur om tijdens de sloop van het bestaande schoolgebouw en de bouw van het nieuwe "het zoogenaamde kerkje in dit gestigt" voor het onderwijs te mogen gebruiken, wordt ingewilligd. 7-10-1826 en 4-11-1826: omdat besloten is de proveniers te doen uitsterven, kan Hendrica Koppers zich niet zonder meer inkopen; met haar wordt afgesproken dat zij een kamertje zal betrekken, 1000 gulden moet inbrengen, dat zij kost, inwoning, bewassing en het gewone vuur en licht geniet tijdens haar leven, dat zij zolang nog een andere provenier in het gasthuis is op dezelfde voet zal worden behandeld maar dat de langstlevende provenier zich alsdan aan de maatregelen van de regenten, echter met behoud van kamer, vuur en licht, en de gewone huishoudelijke regels zal hebben te onderwerpen. (5-5-1827 komt zij in het gasthuis) 1-9-1827: zeer uitgebreide (15 punten), maar door verbleking vrijwel onleesbaar geworden, brief aan het gemeentebestuur van 1-9-1827, waarin ook iets over het voor het onderhoud van de gebouwen gereserveerde bedrag staat: nagaan in stadsarchief. 1-12-1827: Secretaris en notaris Leendert van Schaik krijgt de sleutels van de kast waarin de archieven van het gasthuis bewaard worden om daarvan "visie en des noods kopien te mogen nemen". 2-5-1829 en 6-6-1829: de gebouwen van het gasthuis zullen tegen brandschade worden verzekerd. Er wordt een staat opgemaakt van het verzekerde bedrag per gebouw: zie 4-1-1829. 6-6-1829: Maas Heij wordt in het gasthuis opgenomen; hij mag het vacante kamertje betrekken 70
en plaatsnemen aan de kostkoperstafel zolang deze tafel wordt aangehouden. 1-8-1829: na het overlijden van Johannes van Rijswijk is tot "opwinder van het gasthuis uurwerk" aangesteld de Wijkse horlogemaker Christiaan de Gier, op de voorwaarden en met het tractement zoals bepaald op 1-11-1817 (zie kopieën). 4-10-1829: de gasthuisgebouwen zullen bij De Jong en Comp. worden verzekerd tegen de volgende premies: het gasthuis f 10.000,-, de blekerij de woning f 1500, het washuis f 500,-, het huis te Cothen op f 2000,-, en de hofstede aan de Hogen dijk "in onderlinge assurantie", de hofstede voor f 3.000,-, de schuur voor f 500,- en de bergen ook voor f 500,-. 5-12-1829: in verband met een door het r.k. kerk-en armbestuur ingediende klacht over het protestantse karakter van het gasthuis, wordt ondermeer gesteld dat weliswaar maar 4 van de 12 gealimenteerden rooms zijn (?), maar dat behalve de proveniers evenveel roomsen als protestanten in het gasthuis verpleegd worden. (NB 1. de briefschrijver, J. van Achthoven, staat aan het hoofd van de directie van het roomse gasthuis in Wijk; NB 2. 7-11-1829 wordt het overlijden van J. van Achthoven gemeld, die tot dan ook regent van het Ewoud- en Elisabethgasthuis was en bovendien raadslid). 6-3-1830: Johanna Adriana Schakel betaalt jaarlijks 15 gulden aan het gasthuis en krijgt daarvoor gedurende 5 jaar een kamertje in het gasthuis toegewezen. De weduwe van Cornelis van Oostrum krijgt een plaats op de zogenaamde vrouwenkamer. 6-3-1830: beloten wordt voorlopig geen nieuwe verpleegden in het gasthuis op te nemen zolang het er twintig zijn (moeder en meid uitgezonderd). 3-4-1830: in de instructie voor de nieuwe rentmeester van het gasthuis staat onder artikel 10 dat de rentmeester van alle reparaties de regentenvergadering in kennis moet stellen en daartoe auctorisatie te vragen aan de "kommissie tot de timmeringe", uitgezonderd de dagelijkse en spoedeisende reparaties, waartoe alleen de auctorisatie van de tijdelijke president vereist wordt die daarover in de eerstvolgende vergadering zal rapporteren. 3-7-1830: besloten wordt dat de sleutels van de twee kastjes voortaan onder de tijdelijke president zullen berusten; tevens wordt de eerder verleende toestemming aan de stadssecretaris tot het hebben van de sleutels voor het doen van onderzoek in de archieven, ingetrokken. 1-10-1831: na het overlijden van Christiaan de Gier wordt Harmannus Kroon aangesteld tot 71
"opwinder" van het gasthuisuurwerk voor jaarlijks f 26,-. 5-11-1831: de rentmeester wordt gemachtigd een nieuwe fauteuil ten gebruike van de vergadering te doen maken of kopen. 15-11-1831: de gecommitteerden tot de timmering zullen oculaire inspectie nemen of er ter verkrijging van meer licht op de bovengang op een convenabele wijze niet een raam zal kunnen worden geplaatst, en zoja dat te regelen. 3-12-1831: Meijntje Coops, 56 jaar oud en geboren in Wijk, wordt als provenier aangenomen tegen betaling van 100 gulden en "als voor proveniers gewoon, inbrengende een ordentlijk bed, peeluwe (?), twee kussens en een wolle deeken, zes beddelakens, zes kussensloopen, zes servetten, zes handdoeken, een stoel, een vork en lepel, een blaker en tinnen waterpot, theestoof, comptoir (?) en theeketel, alles ten genoegen van de vrouwen regentessen, welken goederen bij overlijden ten behoeve van het gasthuis verblijven, uitgezondert vork en leepel zoo die van zilver is; dan aangezien er thans geen kamertje voor proveniers vacant is, zal zij Meijntje Coops provisioneel op de gemeene vrouwenkamer tot dater een kamertje vacant koomt moeten logeeren" (zie ook: eerder en later (betrekt uiteindelijk pas een kamer na 2-3-1833). 4-2-1832: goedgekeurd worden rekeningen van: J. de Coole voor geleverde houtwaren in het afgelopen jaar (23,80); W. Heijmerik, loodgieter (70,60); P. van Ingen, timmerman (81,28). 3-3-1832: de regentessen wensten dat voortaan de bewoners van het gasthuis, zowel proveniers als aalmoezeniers, niet meer aan twee maar aan één tafel, zoals vanouds, zouden eten. Er zal een "orde" worden ontworpen, "naar welke het leezen van den bijbel in dit huis bij vervolg zal geschieden". De heren Van Driel en Heijmeriks, "gecommitteerden tot de timmering", wordt verzocht oculaire inspectie te willen nemen of ter verkrijging van meer licht op de bovengang en trap van het gasthuis met succes niet een raam zou kunnen worden geplaatst of het aldaar staande raam worden verbeterd. Goedgekeurd worden rekeningen van: de metselaar Matthijs Kroon wegens leveranties en arbeidsloon (227,25); de timmerman A. Lakerveld voor een fauteuil met paardeharen zitting (9,-). 1-12-1832: het verzoek van Jacobus van Vogelpoel om vanwege het overlijden van Mathijs Kroon 72
met het werk als metselaar van het gasthuis te worden begunstigd, wordt aan de president-regent gerenvoyeerd. 6-4-1833: Peter van Ingen, zijn vrouw en Leendert Viegen worden op hun verzoek ter verpleging in het gasthuis opgenomen, alhoewel hierdoor het aantal bewoners boven de 20 komt (geen precedentwerking: man en vrouw samen opgenomen is uitzondering). De weduwe Van Dijk verzoekt, hoewel het gasthuis daartoe niet verplicht is, om een toelage "tot de opbouwing der zeigevel van haare huizinge grenzende aan 't voorplein van 't gasthuis", wat haar uit bijzondere consideratie wordt toegestaan; nadat het werk voltooid is zal de rentmeester haar een gratificatie van f 15,- uitreiken. 4-5-1833: "Eenige timmeringe vereijscht wordende aan de heining op 't gasthuiserf achter de huizinge van de heer Van Ooijen en aan de koornberge bij Broekhuizen, zoo is zulks gedemandeerd aan de commissie voor de fabrikagie". 1-4-1834: het gasthuis zal haar gebruikelijke aandeel (van 1/4) betalen in de begrote f 44,- voor " t verleggen (van) zeker gedeelte van 't riool dienende tot uitwateringe in de stadsgragt", waarbij de stad de tekortkomende stenen zal leveren. de "commissie tot de fabricagie" wordt gemachtigd om "ten aansien van de muur aan de stadswal uitkomende en welke door de daarstellinge van den nieuwen aanleg van stadswegen te doen, eenige verandering zal moeten ondergaan, naar bevind van zaken te handelen". "Eenige defecten zig aan t torentje op desen voordoende, zoo is den heere rentmeester verzogt daarin met overleg van de commissie tot de fabrikagie te doen voorzien". 5-4-1834: de secretaris had aan zijn zwager, Dirk van Ooijen, over "de herstelling van t heining werk vant erf gehorende aan de huizinge van gemelde Van Ooijen en op dat van t gasthuis uitkomende" geschreven en voorgesteld de heining door een muur te doen vervangen en dat het gasthuis daarvan de helft zou betalen, zonder precedentwerking. Dirk van Ooijen had daarop geantwoord dat hij "geene kwestie des aangaande met heere regenten had, zelfs meende dat de stenen daartoe reeds waren aangekogt en dat zijn edele dienvolgends meende dat met het stellen van de muur eenen aanvang konde worden gemaakt". De regenten meenden dat Dirk van Ooijen daarvan "behoorlijk declaratoir" behoorde af te geven, hetwelk door de secretaris wordt geconcipieerd en aan hem ter tekening voorgelegd. 3-5-1834: de door de secretaris geconcipieerde brief over de kwestie van het herstellen van "de heining uitmakende de scheiding van het door de heer Dirk van Ooijen in erfpagt van t 73
gasthuis gepossideerd wordende stukje grond" wordt goedgekeurd en verzonden. 6-6-1834: Doctor Muller had de president meegdeeld dat Dirk van Ooijen instemde met het voorstel van de regenten over het herstel van de heining maar de verklaring nog niet getekend had.
2-8-1834: in verband met de noodzakelijke reparaties of vernieuwing van de "voorgoot" van het gasthuis wordt de commissie tot de fabricage opgedragen zulks op te nemen, te begroten en met een plan te komen, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan de bovenramen in de voorgevel. 6-9-1834: de commissie rapporteert dat de goot aan de voorgevel van het gasthuis zo slecht is dat deze geheel moet worden vernieuwd, wat ca. f 200,- zal kosten aan materiaal en arbeidsloon. Het werk zal worden uitgevoerd. 2-5-1835: de publieke verkoop van enige bedden en beddegoed van het gasthuis had f 176,28 opgebracht. 7-1-1837: na rapport van een commissie over de reparaties etc. van de onderramen in de voorpui van het gasthuis, wordt de rentmeester gemachtigd om het werk in overleg met de commissie te doen uitvoeren. 4-2-1837: bepaald wordt dat de kamertjes zowel boven als beneden in het gasthuis uitsluitend zullen worden gegeven aan lieden die bij hun intrede een bepaalde som voor verpleegkosten betalen, de zogenaamde proveniers. 5-8-1837: integraal opgenomen het reglement voor de binnenmoeder, waarin: art. 1 :zorg voor vuur en licht voor zij 's avonds naar bed gaat; art. 6 :het gasthuis gaat 's zomers om 10 uur en 's winters om 9 uur 's avonds dicht; art. 7 :elke morgen reikt de binnenmoeder het ontbijt uit; art. 8 :om 12 uur 's middags en om 7 uur 's avonds luidt het klokje ten teken dat een uur daarna gegeten wordt; tijdens de maaltijd wordt de keukendeur gesloten; art. 9 :de maaltijden van de proveniers worden gehouden in de regentessekamer, die van de aalmoezeniers in de vrouwenkamer. In de regentessekamer zal 's winters vanaf 9 uur de kachel branden, waarbij een ieder zich kan warmen. Niemand mag zonder toestemming van de binnenmoeder in de keuken komen. art.10 :aan tafel heeft iedereen zijn vaste, door de binnenmoeder aangewezen, plaats. art.11 :voor de maaltijd wordt gebeden en daarna een of meer kapittels uit de bijbel 74
gelezen; alles moet in een uur afgelopen zijn; art.12 :de vrouwen moeten hun eigen bed opschudden, voor de mannen doet de moeder dat; Zie voor verdere details, vooral over het eten, de eveneens integraal opgenomen instructie.
13-1-1838: na het rapport van de commissie te hebben gehoord, wordt besloten om de vervallen houten "balustragie" voor het gasthuis door een ijzeren te doen vervangen.
75
deel 1-10: 1839-1855:
2-2-1839: overeenkomstig het rapport van de commissie tot de timmeringen over het "stellen" van een nieuw raam in de boven voorgevel van het gasthuis, zal de rentmeester in overleg met de commissie voor de uitvoering zorgen. 6-4-1839: de muur die het erf van het gasthuis scheidt van de erven bij het huis thans toebehorende aan de heer De Bevern moet worden gerepareerd; De Bevern vraagt of het gasthuis daaraan wil meebetalen. De secretaris zal nakijken of het gasthuis daartoe verplicht is en De Bevern intussen laten weten dat hij met het herstel kan beginnen. De passage is doorgestreept: geroijeerd op verzoek van regent Van Doesburgh omdat hierover niet gesproken zou zijn. 4-1-1840: Evert van Vulpen krijgt wegens "drank en andere ongeregeldheden" voor onbepaalde tijd "het blok aangelegd" en moet gedurende die tijd, hoewel in de algemene zaal afzonderlijk en aan een ongedekte tafel eten (25-1 wordt hij van verdere straf ontheven). 4-4-1840: het zogenaamde stookhokje op de binnenplaats is niet meer geschikt, zodat besloten wordt het te vervangen door een ander, wat groter, begroot op ca. f 120,-, waarbij de commissie tot de fabricagie ook moet zorgen een "fournuis pot en een kookfornuis in hetzelve te doen plaatsen". 3-4-1841: Agatha Francois zal haar slaapplaats op de zogenaamde mannenkamer "inruimen" (ten behoeve van de nieuwe aalmoezenier Andries Vizee) en voorlopig het kamertje dat door de weduwe Branger was bewoond, betrekken. 8-1-1842: op verzoek van de "huijsjuffrouw" zal de rentmeester ervoor zorgen dat de niet voor gebruik geschikte bedstede op de vrouwenkamer als kast wordt ingericht. 7-5-1842: enig niet meer voor gebruikt geschikt beddegoed en meubels van het gasthuis, afkomstig van overledenen, zijn publiek verkocht; de opbrengst gaat zoals gebruikelijk naar de regentessen voor huishoudelijke uitgaven. 8-12-1842: de rentmeester zal bij een solide maatschappij het meubilair van het gasthuis voor een waarde van f 4500,- tegen brandschade verzekeren. 6-1-1844: 76
Regent Van Ittersum zal de nodige informatie inwinnen voor het aanschaffen voor het gasthuis van een zogenaamde brandkast voor het bergen van de gasthuis' archieven, effecten en gelden; de plaats waar de brandkast zal komen, wordt nog bepaald. (7-91844 blijkt de brandkast gekocht te zijn, waarschijnlijk vooral met het oog op de nieuw aangekochte effecten; de brandkast staat waarschijnlijk in de regentenkamer: zie 111-1845) 1-6-1844: door het overlijden van Annigje Tijssen is een plaats op de aalmoezenierskamer vrij gekomen, waarvoor Geertruida van Driel Jacobsdr. in aanmerking komt. Tegelijkertijd wordt tegen betaling van wekelijks f 2,50 een echtpaar Versteeg een van de vacante kamertjes toegewezen, waarbij zij aan de tafel met de nog aanwezige proveniers of kostkopers mogen eten maar verder geen andere rechten hebben dan de gewone aalmoezeniers. 2-8-1845: de rentmeester zal in overleg met de commissie tot de fabricagie een privaat "doen daar stellen afgesondert van de tans bestaande en ten algemeen gebruik dienende". 1-11-1845: Regent baron Van Ittersum liet weten dat hij "de pourtraiten van de fundateurs welke als schoorsteen stukken in de regentenkamer hebben gediend en bij het amoveren der schoorsteen daarvan zijn uit genomen naar Utrecht had opgezonden om te onderstaan of dezelve zoude kunnen worden opgehaald, in lijsten gebragt, en alsoo kunnen worden geconserveerd. Dat zijn hoogwelgeboren deswegens noch al gunstige raporten had bekomen, maar zulks noch al eenige uitgave met zich zoude brengen en daarop het welmenen van heeren regenten wensche te te vernemen. Waar over gedelibereerd zijnde zoo is verstaan het behoud van voorschreve pourtraiten op alle mogelijke te beproeven en zulks geheel en al aan zijn hoogwelgeboren gedemandeerd, met verzoek om ook op het geslagtswapen van hooggedachte fundateurs te letten, welke in de wapenen remotie bij de revollutie van den jare 1795 zijn verdonkert en waartoe aan zijn hoog welgeboren als nu dat wapen in ton gegaveerd, is ter handgesteld door de secretaris (J. Engelen van Schaik) in wiens handen hetzelve na die wapen remotie als eigendom was aangekomen. 1-8-1846: zie fotokopie: het gasthuisklokje wordt weer op de oude tijden geluid. 7-11-1846: na het overlijden van Hermannus Kroon wordt op zijn verzoek de "orlogiemaker" Vrijhoef aangesteld voor "het opwinden van het gasthuis uurwerk en het gewoon onderhouden van hetzelve" (zie ook: 2-1-1848). 7-8-1847: de rentmeester wordt gemachtigd om de schoorsteen op de vrouwenkamer tot aan de zoldering te doen afbreken en in de daardoor verkregen ruimte een slaapplaats te doen maken. 77
18-11-1847: in verband met de noodzakelijke reparaties en verbeteringen aan de "festibule", wordt aan de regenten Hermsen en Van Ittersum gevraagd de vergadering daarover te adviseren, na overleg met de timmerman Oudinot en de metselaar Jacobus van Boeschoten.
5-2-1848: aangezien de schalen, balansen en gewichten ten dienste van de huishouding al geruime tijd in een onbruikbare staat verkeren, wordt de rentmeester verzocht om nieuwe aan te schaffen. Verder om te doen aankopen of maken een voor één persoon geschikt tombacir (?) of ledikantje met behang "ingericht ter verplaatsing waar zulks bij voorkomende noodzakelijkheid mocht worden bevonden". 5-2-1848: na het overlijden van Hermannus Josephus vanden Bergh, worden twee weduwen ter verpleging opgenomen, waarbij één met nog een ander uit het gasthuis aan te wijzen persoon het door het overlijden van Vanden Bergh vrijgekomen kamertje zal betrekken. Hoewel zij f100,- betaalt, geniet zij niet meer voorrechten dan gewone aalmoezeniers, aangezien met het overlijden van de laatste provenier, Jacoba van Wermeskerken, geen nieuwe proveniers meer zullen worden opgenomen en de vroegere bepalingen daarover zijn vervallen. "Voorts ter sprake gebragt zijnde om bij vervolg de gezamentlijke inwoners van dezzen huise wederom zooals van ouds ten eenen tavel te doen spijzigen en daar toe eene andere gelegenheid dan de vrouwekamer, welke tevens tot slaap & huisvertrek diend te desteneren, zoo is besloten dit provisioneel te laten aanstaan om daar op nader terug te komen als wordende het onwelvoeglijke daarvan erkend". 4-3-1848: de regenten stemmen in met het rapport van de commissie over de vertimmering van de "festibule", zodat deze kan worden uitgevoerd. 7-10-1848: na het overlijden van de weduwe Visee, wordt besloten de door haar bewoonde kamer niet verder voor vast te doen bewonen, "maar te doen inrigten voor eene bepaalde ziekekamer en alsoo weg te nemen het ongerief dater tot dus verre bestaan heeft met de zieke op de algemene kamers te doen verblijven". De rentmeester en regent Van Ittersum worden gemachtigd om alles te doen bewerkstelligen wat nodig is voor een behoorlijke ziekenkamer. 27-11-1848: "gehoord de mededeling gedaan door den heer Van Ittersum ten aansien van de mogelijkheid en de kosten welke er zoude bestaan en worden vereijscht tot het doen ophalen en weder in ordre brengen van het schilderij behorende aan dezen huize voorstellende 's Heeren Heijligen avondmaal met het daarbij knielend pourtrait va den stigter van dezen huize. Welke mededeling met welgevallen is gehoord en daarop zijn hoogwergeboren verzocht, de herstelling van bedoelde stuk wel te willen doen 78
effectueren. Zijnde voorts bepaald, dit gedaan zijnde, het zelve in de gewone regenten kamer te doen plaatsen." 2-6-1849: Regent Van Ittersum deelde mee dat hij het schilderij van het laatste avondmaal "met het daarbij knield afbeeldsel van den stichter van dezen huizen" ingevolge het besluit van 27-11-1848 had doen "herstellen en ophalen" en doen ophangen en dat de door hem daarvoor betaalde kosten f 52,45 bedroegen, hetgeen in dank wordt aanvaard en de rentmeester opgedragen om het voorgeschotene terug te betalen. 1-12-1849: het verzoek van de regentessen om "ten hunnen gebruike tot berging" een kastje of commode te kopen om in hun gewone vergaderkamer te plaatsen, wordt ingewilligd. 13-4-1850: de begroting en het bestek van de voorgenomen vertimmering etc. van de zogenaamde mannenkamer worden "gerezumeerd en gearresteerd". Besloten wordt de bestekken aan de gewone ambachtslieden van het gasthuis wat betreft de arbeidslonen aan te bieden, dus: 1. het timmerwerk aan Anselmus Oudinot, 2. het metselwerk aan Pieter Lammore en 3. het schilderwerk aan Neijendaal. "En als hunne vorderingen daarvoor na genoegen in verhoudinge der daarvoor gemaakte verhouding staat aan hen alsdan het werk bij voorkeur te gunnen". De materialen zullen vanwege het huis geleverd worden door: 1. de "huiswaren" door de "heeren van der stadt" voor de ene helft en door Scheerder en Vanden Bogaard voor de andere helft; 2. de stenen en cement door Boeschoten; 3. de kalk door Scheerder en 4. het ijzerwerk door de smid Van Markensteijn en Oorschot, zo mogelijk elk voor de helft, waarbij voor het schilderwerk het materiaal daarbij is inbegrepen. 20-4-1850: naar aanleiding van de door de rentmeester ontvangen inschrijvingsbiljetten voor de arbeidslonen betreffende het vertimmeren van de mannenkamer, namelijk: 1. van Anselmus Oudinot voor het timmerwerk f 158; 2. Pieter Lammore voor het metselwerk f 48; 3. Nijendaal voor het schilderwerk (met materialen) f 72, wordt besloten, aangezien de bedragen de begroting niet te boven gaan, de inschrijvers het werk te gunnen volgens het bestek. 7-9-1850: Regent Van Ittersum en de rentmeester worden verzocht om de huidige stoelen in de regentenkamer door aankoop van nieuwe te doen vervangen en de oude stoelen voor de mannenkamer te gebruiken (zonder rapport). 2-11-1850: de "commisie tot de fabricagie" rapporteert dat de werkzaamheden aan de mannenkamer en aan de hofstede op het Leuterveld zijn voltooid en in orde bevonden, en dat nu kan worden bepaald welk bedrag zal worden betaald aan de stadsarchitect Uitewaal voor de werkzaamheden en het toezicht daarover; besloten wordtom f 60,- te betalen. 79
10-12-1850: het origineel van de door de regent jonkheer meester Ernst Hendrik Baron van Ittersum gemaakte nieuwe inventaris van de gasthuiseigendommen wordt door de regenten getekend en in de archiefbewaarplaats wordt gedeponeerd. 1-2-1851: wanneer het stadsbestuur in verband met de benoeming van een nieuwe regent, vraagt om de stichtingsoorkonde van het gasthuis te mogen inzien, laten de regenten weten dat zij "onbekend met het bestaan van dezelve en den tijd wanneer dezelve in 't ongerede zijnde geraakt" zijn. De burgemeester antwoordt dat hij dat niet kan geloven, waarover de regenten zeer verontwaardigd zijn (zie notulen 8-3-1851). 7-6-1851: tekening, bestek en begroting van het te maken ijzeren hek voor het gasthuis worden ter tafel gebracht, goedgekeurd en in handen van de commissie tot de fabricage gesteld, om naar bevind van zaken en zonder nader rapport af te handelen. 4-1-1851: Van Ittersum is afwezig: bevindt zich in Londen voor de algemene en grote tentoonstelling van nijverheid, kunst etc. 6-3-1852: regent De Heus en de rentmeester zullen onderzoeken of door het "daarstellen" van bedsteden op een of meer kamers gelegenheid tot plaatsing van meerdere personen op dezelve" zou kunnen worden geboden. 4-3-1854: de rentmeester deelt mee dat de tafel die dient tot "spijstavel" te klein is geworden voor het aantal personen en daardoor ongeschikt; vergroting kost f 13,-, wat wordt goedgekeurd. 27-2-1855: er is een commissie uit de regenten benoemd om een onderzoek in te stellen naar de aard van het gasthuis, teneinde na te gaan in hoeverre het gasthuis onder de bepalingen uit de Wet op het Armbestuur van 28-6-1854 valt. De commissie meldt dat zij, bij haar onderzoek naar de geschiedenis van het gasthuis, in het gasthuisarchief de fundatiebrief niet heeft kunnen terugvinden: "Die fundatiebrief schijnt in onrustige dagen na 1795 verloren te zijn geraakt; de laatste spoor der aanwezigheid van dien brief heeft zij gevonden in de notulen van den 7 julij 1797 waarin het besluit vermeld staat om voor twee ducaten denzelve te laten translateren en op den 4 september 1797 de benoeming van eene commissie om den pastoor Luchtenburch te bedanken voor de moeite daaraan besteed. En geeft wijders te kennen dat ook verschillende bescheiden welke zeker moeten aanwezig zijn geweest niet meer te vinden zijn, dat, om redenen nu onbekend, uit een notulenboek verscheidene bladen zijn gescheurd, en dat zij zich te vrede heeft moeten stellen met het weinige dat nu nog voorhanden is". Zie voor details: de kopieën met het verslag van de commissie. 80
29-3-1855: daartoe aangespoord door het gemeentebestuur laten de regenten aan gedeputeerde staten van Utrecht weten dat het gasthuis behoort tot de instellingen van weldadigheid die vallen onder artikel 2 letter c van de Wet op het Armbestuur van 28-6-1854. De regenten Van Marienhoff, Verbeek en Van Heijst kunnen zich hiermee niet verenigen.
81
deel 1-11: 1855-1856:
2-6-1855: GS hebben B & W gevraagd om inzage in de stichtingsbrief van het gasthuis en deze wenden zich nu tot de regenten "aangezien dit stuk in het gemeente archief niet te vinden is (...) toch zeker bij u voorhanden zal zijn". Er wordt een commissie ingesteld. Het voorstel van de president, Schott, om een vaste commissie van 3 leden voor de archieven van het gasthuis in te stellen, wordt aangenomen ; benoemd worden Van Asch van Wijck, Lapidoth en Schott "hoe moeijelijk ook die commissie moge zijn". 4-8-1855: de regenten antwoorden B & W dat ingevolge een eerder genomen besluit nimmer charters, brieven en andere stukken uit het archief van het gasthuis aan anderen ter inzage worden gegeven en dat zij dus niet aan het verzoek kunnen voldoen. 3-11-1855: de commissie voor de financiën heeft een project-begroting gemaakt voor 1856 met tekening voor een verbouwing van het zogenaamde kerkje in het gasthuis. De stukken worden bij regent Van Asch van Wijck ter visie voor de regenten gelegd. 2-2-1856: de commissie voor de vertimmeringen en aanbestedingen heeft een tekening ontworpen voor het vertimmeren van het zogenaamde gasthuiskerkje en een onkostenbestek gemaakt. Voor circa f 940,- "zoude verkregen worden een ruime benedenzaal en twee bovenslaapvertrekken". Omdat op de begroting voor 1856 slechts f 700 staat, stelt de president voor "dat de benedenzaal geheel in orde werd gebragt en dat de bovenslaapvertrekken met uitzondering van het maken der dubbelde deur en raam, welke te gelijk met de daarstelling der benedenzaal konde geschieden" pas het volgend jaar aan de beurt komen. De verbouwing zou dit jaar dan f 680,- kosten. Tekening en bestek worden ter visie in de regentenkamer gelegd en de volgende vergadering wordt een besluit genomen. 1-3-1856: het voorstel voor de verbouwing van het gasthuiskerkje wordt, met een door regent Van Mariënhoff voorgestelde verandering, namelijk de nieuwe ramen een gotische vorm te geven, wat f 6,- á f7,- meer zal kosten, met algemene stemmen aangenomen. De commissie voor de vertimmeringen en aanbestedingen zal het bestek gereedmaken en aan de regenten voorleggen. 5-4-1856: de president brengt ter tafel een nadere tekening voor het verbouwen van het gasthuiskerkje, met begroting van kosten en het bestek voor de aanneming, waaruit blijkt dat "door eene verandering daarop voorkomende" de kosten hoger zullen zijn dan eerst was bepaald. Besloten wordt de stukken ter nadere visie in de regentenkamer te leggen en de volgende vergadering een besluit te nemen. 82
24-4-1856: regent Verbeek verklaart op 22-2-1856 dat er 25 personen in het gasthuis verpleegd worden (8 katholiek en 17 protestants).
3-5-1856: de verbouwing van het gasthuiskerkje volgens de door de commissie op 5 april ingediende tekening met bijbehorende bescheiden wordt met algemene stemmen aangenomen, waarbij besloten wordt het gehele plan gelijk te doen plaatshebben en daarvoor een deel (geschat wordt f 500,-) van de f 800,- door de weduwe I. Engels als provenierster gestort, te gebruiken. de binnenmoeder klaagt over "gepleegde moedwilligheid aan het secreet". de commissie voor de vertimmeringen wordt gemachtigd om een schoorsteen weg te breken die op de kamer van Vrouw Van Waveren gebruikt wordt. 19-5-1856: het polderbestuur van de Wijkerwaardschen polder mag op 14 mei op de regentenkamer vergaderen. 7-6-1856: de niet in gebruik zijnde rustbank van het gasthuis wordt tot wederopzeggen aan Cornelis Quint gegeven in verband met het breken van het been van zijn zoon. 5-7-1856: goedgekeurd wordt een rekening van metselaar G. Boeschoten wegens "aanneming penningen voor het wegbreken van en in orde maken eener schoorsteen op de provenierskamer in gebruik bij vrouw Van Waveren ad f 20,-." het voorstel van de president Van Asch van Wijck om de vertimmering van het gasthuiskerkje tot volgend jaar uit te stellen, wegens de grote schade die het gasthuis door de laatste overstroming geleden heeft, wordt aangenomen. 4-10-1856: regent Van Markestijn bracht als lid van de commissie voor de vertimmeringen naar voren dat de pomp in een slechte toestand verkeerde; zijn voorstel om daarvoor in de plaats een loden pomp te plaatsen wordt verworpen. Op voorstel van de president wordt het maken van de pomp, hetzij van hout hetzij van ijzer, aan de commissie voor de vertimmeringen overgelaten. 30-10-1856: in de instructie voor de (nieuwe) secretaris (nadat Jacobus Engelen van Schaik die 53 jaar secretaris was geweest, op 25-9-1856 was gestorven) staat in art. 4: "Hij is verpligt alle stukken tot het archief behoorende en bij hem berustende terstond aan de commissie belast met de bewaring van het archief af te geven, zoodra hij dezelven voor de hem opgedragen werkzaamheden niet meer behoeft". 83
1-12 (1856-1864)
21-2-1857: de commissarissen van de spaarbank mogen de regentenkamer gebruiken voor hun zittingen en wel 's maandags tot 's avonds 8 uur, maar niet langer dan 1 jaar en tegen een jaarlijkse tegemoetkoming van f 10,- voor vuur en licht; ten allen tijde te herroepen. besloten wordt tot aankoop van een lamp en inktkoker. 7-3-1857: de binnenmoeder wordt gemachtigd om na taxatie te verkopen: een bed en kastje toebehorend hebbende aan de weduwe Van Ooijen en van een bed, 2 stoelen en enige kledingstukken van Doortje Smit. 17-3-1857: het gasthuis heeft ten geschenke gekregen een "gelithographieerd" portret van de heer Van Lynden van Sandenburg. Het wordt in een lijst achter glas geplaatst en in de regentenkamer opgehangen. 4-4-1857: de binnenmoeder mag het bed van vrouw De Ruiter en een kastje van vrouw Knoop verkopen na taxatie. op 8 april 1857 zijn bij de commissie voor de vertimmeringen en aanbestedingen ingekomen de briefjes voor de aanbesteding van de werken in het gasthuis. Gebleken is dat Gerrit van Boeschoten de laagste inschrijver was met f 1575,- volgens het bestek. Het werk wordt hem gegund voor dat bedrag, te betalen in 3 termijnen, wanneer de aannemer daar niets tegen heeft: de 1e na het opleveren van het ruwe werk, de 2de na de aflevering en de 3de 6 weken na de goedkeuring. J.H. Gladbeek wordt tot opzichter benoemd, indien hij niet tot onderaannemer wordt gekozen en krijgt daarvoor f 25,-. De aanneemsom wordt met f 10,- gekort indien een aanwezig zijnde balk nog bruikbaar bevonden wordt. 3-5-1857: goedgekeurd wordt een rekening van J.H. Gladbeek van f 15,- voor het maken van bestek en tekening. 4-7-1857: de voorzitter, Van Asch van Wijck, stelt voor om een verandering aan te brengen in het bestek van de vertimmering van het gasthuis "ten opzigte van de zoldering der te maken bovenkamer". Na enige beraadslaging wordt besloten aan de commissie voor de vertimmeringen en aanbestedingen het maken van kleine veranderingen in het bestek van de verbouwing over te laten, mits zulks niet leidt tot hogere kosten. 1-8-1857: 84
de binnenmoeder gaf te kennen dat het goed zou zijn dat vroue Van Dam haar kamertje verliet en ging slapen op de vrouwenkamer. Na het vertrek van de binnenmoeder, besluiten de regenten vrouw Van Dam te verplaatsen naar de benedenvrouwenkamer. 5-9-1857: De binnenmoeder krijgt toestemming om Van Bekkum te mogen gebruiken in plaats van Lamoreé voor het schoonmaken van de zolder in de regentenkamer. 26-9-1857: vastgesteld wordt een reglement voor het opnemen en wegzenden van proveniers en andere personen. Hierin ondermeer: men moet minstens 50 jaar zijn en geen besmettelijke ziekten of kwalen die "een voortdurende oppassing vereischen" hebben (art.2); degenen die worden opgenomen moeten meenemen een bed met toebehoren, wasgoed, lijflinnen en kleren, door regenten te bepalen; alles wordt eigendom van het gasthuis maar ten gebruike afgestaan aan de inbrenger (art.4); de opgenomenen genieten kost, inwoning, bewassing en "benaaijing", genees- en heelkundige hulp en bij overlijden een kosteloze begrafenis (art.6); proveniers zijn zij die een bepaald bedrag voor opname betalen (art.9); proveniers krijgen een afzonderlijke kamer, die zij verplicht zijn van meubels te voorzien, een slaapplaats en het in art.6 genoemde, behalve de medische hulp. Ook genieten zij het voorrecht om aan de tafel van de binnenmoeder te eten. (art.11); eveneens vastgesteld wordt een reglement van orde voor de regentessen. Hierin ondermeer: de 4 huismoeders of regentessen vergaderen elke 14 dagen op maandag in een der lokalen van het gasthuis (art.2); de presidente of vice-presidente bewaart de sleutels van provisiekamers en kelders en ziet toe op de orde in linnen- en klerenkasten (art.4). 3-10-1857: de vertimmering van het gasthuis is afgelopen, door de commissie opgenomen en in orde bevonden, op enige kleinigheden na die nog zullen moeten worden verricht. Wanneer alles afgewerkt zal zijn, wordt de aannemer betaald en krijgt Gladbeek voor "gehouden opzigt" f 25,-. de commissie voor de financiën krijgt opdracht om enige boeken, koperwerk en kelinigheden die in het gasthuis voorhanden zijn en niet gebruikt kunnen worden, te verkopen. 21-10-1857: nadat de voorzitter heeft meegedeeld dat het aangenomen werk in het gasthuis nu geheel en al is afgelopen, worden de volgende ingekomen rekeningen betaalbaar gesteld: Boeschoten 49,94 wegens gedaan "bijwerk" aan het gasthuis; C.H. Kroon voor schilderwerk 36,-; G. van Boeschoten voor werk aan de kelder in het gasthuis 22,-. 85
6-2-1858: Bevel tot betaling wordt verleend voor de volgende rekeningen: Nijendaal schilderwerk aan het gasthuis 6,23; Kramer, loodgieter gasthuis 37,77; J. Lammoree timmerwerk gasthuis 13,20; aanschaffen van meubelen 34,50; W. Boeschoten tuinwerk 7,40; G. Boeschoten metselwerk gasthuis 12, 75 1/2; J. Odinot timmerwerk gasthuis 6,10. NB verder dit soort gewone "facturen" niet genoteerd (moet immers uit de rekeningen blijken).
1-5-1858: een brief van b & w van Wijk bij Duurstede ten geleide van een circulaire van de Commissaris van de Koning in de provincie Utrecht waarin gemeente- en andere besturen worden uitgenodigd om toegang tot de archieven te verlenen aan de commissie uit de letterkundige afdeling van de Koninklijke Afdeling van Wetenschappen te Amsterdam belast net de bewerking van een nieuw Hollandsch en Zeeuws Charterboek, wordt voor kennisgeving aangenomen. 5-6-1858: bevel tot betaling wordt verleend met betrekking tot de rekening van G. Boeschoten voor "bijwerk" aan het gasthuis ad 49,94, waarbij besloten wordt de 1 1/4 % uit te betalen die vroeger besloten was af te trekken "mits door hem de verzakking in de nieuwgebouwde zaal zou worden verholpen". 3-7-1858: bevel tot betaling wordt verleend met betrekking tot de rekening van L.C. Verkerk voor 30 stoelen (30,-) en J. Lammoree voor aankoop van meubelen (25,45). 4-9-1858: het voorstel om het schot in de keuken te doen verzetten wordt aangenomen 7-5-1859: met betrekking tot een ingekomen brief van As.(?) C.M. van Waveren om benoemd te worden tot voorganger bij de bijbeloefeningen in het gasthuis, wordt besloten hem te kennen te geven dat er geen vacature bestaat, maar dat hij zich kan aanmelden zodra de vacature zal ontstaan. Op voorstel van de voorzitter wordt een commissie ingesteld, omdat er behoefte bestaat aan het houden van bijbeloefeningen in het gasthuis. 2-7-1859: de voorzitter deelt namens de commissie voor de vertimmering en aanbestedingen mee dat de voorgenomen werkzaamheden in het gasthuis waren aangenomen voor in totaal f 899,-; dat later door een der aannemers H.W.(?) Vermeulen is verzocht om een toelage wegens verkeerde berekening of anders ontslagen te worden. Na beraadslaging wordt besloten de "approbatie aan de aannemers niet te verleenen" maar een nieuwe aanbesteding te doen en dit maal "in massa". 6-8-1859: 86
bij de "herbesteding" van de werkzaamheden in het gasthuis is Jacobus Boeschoten met f 1064,- de laagste inschrijver. De aanneming wordt hem gegund, waarop de aannemer wordt binnengeroepen en het contract van aanneming tekent. J.H. Gladbeek en C.R. Kroon zullen als opzichters bij de aanbesteding werkzaam zijn. de commissie voor de vertimmeringen zal onderzoek doen naar het nut en de noodzaak van de aanschaf van een kast voor het bergen van het lijfgoed van de in het gasthuis overleden opgenomen personen en wordt gemachtigd tot aankoop na goedkeuring. 5-11-1859: de werkzaamheden in het gasthuis zijn afgelopen; na verloop van een maand zal het werk volgens de voorwaarden van het bestek worden opgenomen en na goedkeuring de aannemer worden uitbetaald. (gebeurt 3-12-1859: 2de termijn) besloten wordt om de kamers boven de eetzaal in te richten tot slaapkamers voor de in het gasthuis opgenomen gehuwde lieden, "zullende de thans door hen gebruikte kamer worden bestemd tot zitplaats voor de opgenomenen, de bedsteden zich aldaar bevindende worden verplaatst naar de beide bovengemelde kamers, wordende tevens de commissie voor de vertimmeringen gemachtigd een of twee bedsteden daarbij te doen maken, en zullen de kosten worden gevonden uit de begroting voor 1860". besloten wordt een paar gehuwde personen in het gasthuis op te nemen. de binnenmoeder mag twee bedden verkopen. 3-12-1859: op voorstel van Schott wordt besloten het kastje door de in oktober overleden verpleegde Wiillem Schut gebruikt, niet te verkopen maar voor het huis te behouden. 4-2-1860: de binnenmoeder mag het bed van de weduwe Versteeg voor f 30,- verkopen en dat door netje Coops gebruikt voor f 65,- , na schatting, aan haar verwanten over te doen (die kopen het voor f 75,-: 3-3-1860). 3-3-1860: J.J. Goetsch te Utrecht krijgt 15,80 voor het vermaken en schoonmaken van de brandkast in 1859. 7-4-1860: het voorstel van regent Van Markestijn voor een nieuw hekje op het voorplein van het gasthuis, wordt in handen van de commissie voor de vertimmeringen gegeven. 5-5-1860: besloten wordt de ijzeren pomp in het gasthuis en de poort achter het huis te doen repareren. 87
2-6-1860: "de commissie voor de vertimmeringen en aanbestedingen biedt aan een teekening van een ijzere hekje ter wederzijde der deur van het gasthuis te stellen tot aan het ijzeren hek aan de straat, waarvan de kosten zouden bedragen f 40,- behalve de steenen neuten, het verwen enz. begroot op f 15,- zodat in het geheel zouden bedragen f 55,-. Na eenige beraadslaging wordt tot het doen stellen van het voormeld ijzeren hekje met algemeene stemmen besloten". 4-8-1860: de binnenmoeder zou graag zien dat de buitenkeuken zou worden verplaatst omdat het daar "aanhoudend rookt". De commissie voor de vertimmeringen zal een kostenbegroting opmaken voor het verplaatsen van die keuken. 1-9-1860: namens de commissie voor de vertimmeringen stelt de voorzitter voor de schoorsteen van de buitenkeuken hoger te doen maken, waarvan de kosten ongeveer f 40,- zullen bedragen, welk voorstel wordt aangenomen. 1-12-1860: de binnenmoeder zegt dat er een defect is aan de goot achter aan het huis en dat er een lek in de schoorsteen in de grote keuken is gekomen, waarna haar wordt opgedragen daarnaar te laten kijken. 2-2-1861: A. van Selm wordt voor een jaarsalaris van f 80,- aangenomen tot (vaste) opzichter over de gebouwen en landerijen van het gasthuis. Johannes Knoop mag de ladetafel afkomstig van de weduwe Odinot tegen de waarde overnemen (waarde blijkt: f 1,-). 26-4-1861: de commissie voor de vertimmeringen zal onderzoeken of het noodzakelijk is om de achtergevel van het gasthuis te schilderen. 3-8-1861: de binnenmoeder meldt dat de pomp in de keuken weinig en onbruikbaar water geeft en dat de aardappelbak "herstelling noodig heeft". De commissie voor de vertimmeringen zal ernaar kijken. 7-9-1861: de pomp in de keuken blijkt na onderzoek door de commissie vooralsnog geen reparatie te behoeven daar het water helder en goed is. De opzichter meldt dat "aan de keuken een blikken pijp moet worden geverwd". 5-10-1861: de binnenmoeder meldt dat G. Oosterbeek een lamp nodig heeft; besloten wordt die te kopen. Bovendien is er een gat in het dak van het gasthuis boven de mangelkamer; 88
besloten wordt dit te doen herstellen. 30-11-1861: de secretaris zal voor het gasthuis op 4 december tot maximaal f 1200,- bieden op het dan te koop aangeboden huis van de erven Van Bekkum in de Oeverstraat. 7-12-1861: de aankoop is niet doorgegaan omdat het huis voor f 1325,- is verkocht. 4-1-1862: voor kennisgeving aangenomen wordt een brief van F.C. Ferron die de "gazverlichting" in het gasthuis wil leveren voor f 5,25 per 1000 kub. voeten, wat neer zou komen op f 40,- per jaar. 1-2-1862: de aanvraag van de weduwe Van Ojen om een kast op haar kamer en een plank in de bedstede te mogen hebben, wordt aan de commissie voor de vertimmeringen overgelaten. aan de commissie voor de financiën samen met de dames regentessen wordt opgedragen het aankopen van stoelen in de regentenkamer. Regent Lapidoth stelt voor de kadastrale kaarten van het onroerend goed van het gasthuis op linnen te laten plakken, "vernissen en in portefeuille te bewaren", welk voortsel wordt aangenomen. 5-4-1862 overlegt de rentmeester de opgeplakte kadastrale kaarten met de daarvoor bestemde portefeuille en een door hem gemaakte lijst van de kadastrale nummers van de goederen van het gasthuis. De commissie voor de financiën zal rapport uitbrengen over het meubileren en verder in orde brengen van de zogenaamde regentessenkamer, terwijl de commissie voor de vertimmeringen een plan zal opmaken voor een ziekenkamer in het gasthuis. 15-2-1862: Voorzitter Schott zegt "dat er gelegenheid bestaat het stukje grond liggende tegen de noordelijke zijmuur van het achtergebouw van het gasthuis, thans behoorende bij het perceel in de Oeverstraat aangekocht door Dirk van Leersum, afkomstig van de erven Van Bekkum, aan te koopen" voor f 400,- met de kosten van transport en afscheiding bovendien voor het gasthuis. Na "vele deliberatien" wordt besloten het niet aan te kopen. 3-5-1862: Van Asch van Wijck doet namens de commissie voor de vertimmeringen het voorstel om op een "eerlang in Utrecht te houden" publieke verkoping van schoorsteenmantels een voor de regentenkamer aan te kopen indien de maat met de schoorsteen overeenkomt en de prijs niet te hoog is. Aan voorzitter Schott wordt opgedragen een en ander te bewerkstelligen. 7-6-1862: besloten wordt een marmeren schoorsteenmantel aan te kopen voor de regenten89
kamer, hetzij op de verkoping of andere gelegenheid en daarvoor te besteden circa f 90,-. 5-7-1862: het schriftelijk verzoek van het Departementaal Bestuur van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen te Wijk bij Duurstede om de boekerij van het Nut in het gasthuis te mogen plaatsen, wordt afgewezen. 6-9-1862: aan de binnenmoeder, Gerarda Hissink, die op 20 oktober 1862 25 jaar tot volle tevredenheid als zodanig aan het gasthuis verbonden is, zal op de te houden feestdag een pendule met toepasselijke inscriptie en het wapen van het gasthuis (!?) (kosten ca. f 100,-), worden geschonken. 4-10-1862: de pendule is gekocht voor f 110,- bij G.W. Dekking te Utrecht (1-11-1862). Aangezien op de pendule niet genoeg plaats is voor het wapen, wordt besloten dat er niet op te plaatsen. uit de beschrijving van de feestviering op 20-10-1862: regenten en regentessen vergaderden die dag om 7.30 's avonds in de regentessenkamer en de verpleegden in hun eetzaal, of het zogenaamde kerkje, die door de zorg van de regentessen fraai versierd was. De voorzitter bedankte de binnenmoeder, gezamenlijk werd de thee gebruikt, waarna allen in de eetzaal plaatsnamen waar de voorzitter een toespraak hield. Na de toespraak, het geschenk en de felicitaties begaven de jubilarisse, regenten en regentessen zich naar de regentenkamer waar een "keurig collation" hen wachtte, terwijl de inwoners van het gesticht feestelijk werden onthaald aan drie "wel ingerichte tafels". Tweemaal bezochten regenten en regentessen gezamenlijk de eetzaal, waar een "onschuldige vreugde" heerste. Om middernacht was het feest afgelopen. De Honorair regentesse mevr. Van Ittersum schonk de binnenmoeder een fraaie inktkoker. Het geschenk van het bestuur bestond uit een zwart marmeren pendule met het beeld van de "grote hervormer Martin Luther daarop geplaatst in eene zittende houding, op welke pendule was gesteld de navolgende inscriptie op een zilveren plaat: Het Ewoud en Elisabeth Gasthuis te Wijk bij Duurstede aan de Binnenoeder Mejuffrouw G. Hissink voor hare trouwe diensten gedurende 25 jaren 20 october 1837-20 october 1862." 1-11-1862: besloten wordt een tochtdeur te laten maken "aan" de regentenkamer. 11-11-1862: hoewel voorzitter Schott eerst voorstelt om het gewone jaarlijkse diner, in verband met de kosten gemaakt voor het feest van de binnenmoeder, dit jaar over te slaan - waar de meerderheid tegen is -, en vervolgens om met het souper van dezelfde avond in plaats van het gewone jaarlijkse diner genoegen te nemen, wordt met meerderheid van stemmen op voorstel van regent Van Heijst toch besloten tot het jaarlijkse diner, en wel op dinsdag 18 november. 30-1-1863: 90
Voorzitter Van Heijst deelt mee dat de gelegenheid zich thans voordoet om het huis staande aan de zuidzijde naast het gasthuis in de Oeverstraat, toebehorende aan A.J. van Bekkum, voor het gasthuis aan te kopen. Nadat het belang daarvan voor het gasthuis is overwogen, wordt door hem voorgesteld de regent Van Asch van Wijck te machtigen het perceel voor ten hoogste f 1200,- te kopen, welk voorstel wordt aangenomen. 7-2-1863: het huis is voor f 1200,- gekocht; het koopcontract zal worden opgemaakt. 7-3-1863: het koopcontract is gepasseerd (20-5-1863: voor notaris Van Heijst). Op voorstel van de voorzitter wordt besloten dat de ambachtslieden die voor het gasthuis werken, ter betere controle op hun werkzaamheden, hun gedane arbeid zullen optekenen in een boekje, welke boekjes iedere maand in de gewone vergadering ter tafel zullen worden gebracht en zullen blijven berusten onder de commissie waartoe de werkzaamheden behoren. De binnenmoeder mag de bijbel van de overleden Reinier Kloot aan Francina Kroon geven; een doosje met enige zilveren voorwerpen en een zilveren horloge worden in de brandkast van het gasthuis bewaard. Het voorstel van de voorzitter om de uitgang uit het aangekochte huis in de Oeverstraat ad 375 ct 's jaars ten behoeve van 's Rijks Domein af te kopen, wordt aangenomen. 1-4-1863: "de voorzitter zegt deze vergadering te hebben belegd ten einde te beraadslagen over het huis in de Oeverstraat thans bewoond door Gerrit van Dieten, en doet de vraag of Van Dieten, aan wien de huur tegen 1a mei a.s. is opgezegd, kan blijven wonen. Na eenige deliberatien wordt besloten om Van Dieten voorloopig voor een jaar te laten wonen op de wijze en voorwaarden als hij tegenwoordig woont en voor den gewonen jaarlijkschen huurprijs van f 85,-. Dat echter regenten de bevoegdheid behouden om in dien tijd van zijn bewoonde zoo veel grond af te nemen als zij vermeenen noodig te hebben, zonder dat de huurder aanspraak op korting of vermindering van huurpenningen zal hebben en wijders dat de snuiver ten koste van het gasthuis zal worden opgeruimd. Daarna wordt Van Dieten ter vergadering geroepen en van het beslotene kennis gegeven. Van Dieten verklaart daarmede ten volle genoegen te nemen. 6-6-1863: de commissarissen van de spaarbank te Wijk mogen voor buitengewone vergaderingen gebruik maken van de regentenkamer. 26-6-1863: op voorstel van regent Lapidoth wordt besloten tot het laten maken van een badkuip voor het gasthuis. 4-7-1863: de binnenmoeder geeft op dat de muur tussen de tuinen van De Heus en het gasthuis 91
enig herstel behoeft omdat die doorwatert. Besloten wordt De Heus door de bode namens regenten te laten aanzeggen dat de tegen de muur liggende mestvaalt moet worden opgeruimd. 1-8-1863: bevel tot betaling wordt verleend op de rekening van A.J.A. van der Horst, meubelmaker te Utrecht, voor geleverde stoelen in 1863 ad f 180,-. de opzichter, Van Selm, zegt dat de vloer op de houtzolder moet worden gerepareerd, waarvoor de planken afkomstig uit de vloer in de regentenkamer kunnen worden gebruikt, tot welke reparatie wordt besloten. 5-9-1863: op de vraag van de voorzitter of het dak van de houtzolder in orde is, antwoordt de opzichter dat dit dak zeer goed is, een enkele dakpan uitgezonderd, waarvoor nieuwe moeten worden aangebracht. 7-11-1863: de opzichter mag aan het huis van Van Dieten in de Oeverstraat een kleine reparatie aan het zolderluik en voordeur doen verrichten.
92
1-13 (1864-1872)
6-8-1864: de opzichter zegt dat de blikken pijp aan het gasthuis is uitgezakt; wordt gerepareerd. de binnenmoeder zegt dat aan de planken in de aardappelkelder reparatie nodig is, alsook aan de muur in de tuin waar de appelbomen tegen staan. 4-3-1865: de binnenmoeder mag enige gebroken glazen ruiten laten herstellen door de schilder Van Waveren. 1-7-1865: de voorzitter mag tot f 15,- (?) noodzakelijke reparaties laten verrichten aan het huis in de Oeverstraat bewoond door Van Dieten. 5-8-1865: op verzoek van de kerkeraad van de Hervormde gemeente te Wijk wordt jaarlijks f 100,- bijgedragen aan de bezoldiging van een aan te stellen godsdienstonderwijzer, op voorwaarde dat deze eenmaal per week in het gasthuis een bijbellezing zal houden op een later te regelen dag en uur. 7-10-1865: het werk aan het huis in de Oeverstraat is klaar en kan worden opgenomen door de commissie van vertimmeringen, eventueel bijgestaan door een deskundige. de dienstmeid van het gasthuis mag voor f 6,- het kastje van de overleden Krenning overnemen. De kamer van Krenning mag zolang geen andere provenier wordt opgenomen gedurende de winter door Oosterbeek worden bewoond, die daar mag stoken mits de kachel en brandstoffen voor eigen rekening. de ingekomen rekening over 1862 van Jacobus Boeschoten en J.H. Gladbeek wegens het maken van bestek en tekening voor een vertimmering in het gasthuis ad f 30,- wordt aangehouden tot een volgende vergadering (4-11-1865: betaalbaar gesteld, evenals 3 rekeningen van de timmerman, schilder en metselaar). de commissie voor de vertimmeringen heeft het werk aan het huis in de Oeverstraat opgenomen en goedgekeurd; aan de metselaar G. Boeschoten wordt hiervoor f 300,op rekening uitbetaald voor de werkzaamheden. 3-2-1866: besloten wordt tot een verbouwing in het gasthuis "tot daarstelling van een ziekenkamer". Een commissie bestaande uit de regenten Van Asch van Wijck en Van Heijst zal zich met de voorzitter, Lapidoth, "in contact stellen met werkbazen ten einde dat werk te bespreken en bestek en begrooting van kosten te laten maken". 17-3-1866: 93
de regenten willen dat de nieuw benoemde catechiseermeester H. van der Brink de bijbellezing in het gasthuis houdt op donderdagavond van 5 tot 6 uur. Aan het Departement van het Nut van 't Algemeen te Wijk, wordt via regent Koker die tevens bestuurslid van 't Nut is, gevraagd om donderdagavond van 5 tot 7 uur gebruik te mogen maken van de catheter, tegen betaling van f 1,- per jaar. Jan van Winsen mag voor f 3,- de stoelen afkomstig van de overleden provenier Krenning overnemen. 2-6-1866: de binnenmoeder vraagt om de voorgevel van het gasthuis te mogen laten witten en de banken in de eetzaal te mogen laten schilderen. De voorzitter zal hierover nader besluiten. 23-7-1866: het verzoek van b & w om in het gesticht een lokaal ter beschikking te stellen om daarin enige weken "meer uitgebreid lager onderwijs te doen houden, daar het daartoe bestemde lokaal thans wordt gebruikt door de school voor gewoon lager onderwijs en de overbrenging dier school is noodzakelijk geacht wegens de nabijheid van het verblijf ten dienste der cholera lijders", wordt ingewilligd. De kamer van de regentessen wordt afgestaan tot uiterlijk 1-11 a.s. en met de verplichting om dat lokaal weer in dezelfde staat op te leveren, behoorlijk schoongemaakt en zonodig hersteld. 1-9-1866: op voorstel van regent Van Markestijn wordt een architect opgedragen een nieuw plan, tekening en kostenbegroting voor de "te maken verbouwing van het gasthuis" op te maken. 19-9-1866: wanneer G. Hissink na 29 jaar terugtreedt en E. van Osch tot nieuwe binnenmoeder wordt benoemd, wordt de instructie voor de binnenmoeder gewijzigd. Hierin ondermeer: -de aalmoezeniers krijgen eenzelfde ontbijt als de proveniers ("een boterham van twee sneden met kaas belegd"), 's morgens om 8 1/2 uur in de huiskamer of het zogenaamde kerkje, met koffie, bij welk ontbijt de huismoeder en meid aanwezig moeten zijn; -de binnenmoeder bezorgt iedere provenier dagelijks een half pintje melk, 's morgens en 's middags theewater met twee doo[v?]e kolen en vanaf 1-11 tot 1-5 twee kolen voor de stoof. Aan de aalmoezeniers geeft zij, al naar gelang de kou, vuur voor de stoven. -het middagmaal wordt 's middags om 1 uur gehouden in de genoemde huiskamer. Een uur voordien wordt het klokje geluid. -De binnenmoeder zorgt dat de lampen van de proveniers behoorlijk met olie zijn gevuld, alsook voor de verdere verlichting van het huis. -elke maand wordt er gewassen en worden de bedden van schoon linnen voorzien; het tafelgoed wordt om de 14 dagen verschoond. -zij moet ervoor zorgen dat 's zomers de voeten om de 8 dagen en 's winters om de 4 94
weken gewassen worden en dat de slaapplaatsen zindelijk worden gehouden. -zij moet ervoor zorgen dat de deur van het gasthuis voortdurend gesloten blijft en aan de aalmoezeniers het openen ervan bij toerbeurt opdragen. In het reglement van orde voor de bewoners worden slechts ondergeschikte wijzigingen aangebracht (= reglement van 8-2-1817, herzien 5-8-1837 en 19-9-1866). 9-10-1866: tijdens een buitengewone regentenvergadering wordt de nieuwe binnenmoeder verwelkomd, waarna regenten haar begeleiden naar de eetzaal waar de verpleegden, proveniers en aalmoezeniers, bijeen zijn en worden toegesproken door de voorzitter. 4-5-1867: het verzoek van de binnenmoeder om de de vloeren van de kamers bewoond door Oosterbeek en Van Nieuw Casteel te laten schilderen, wordt ingewilligd. 7-9-1867: besloten wordt de voorgevel van het gasthuis te doen "grondverwen". 5-10-1867: besloten wordt het gasthuis door de schilder Kroon tweemaal van buiten en de voordeur van binnen te laten grondverven voor f 37,- en het ijzeren hek voor f 8,-. 1-2-1868: regent Koker doet het voorstel door de heer Beeger, "archivarius te ... (niet ingevuld) een nieuwe inventaris voor het gasthuis te doen opmaken; wordt unaniem aangenomen en Koker zal met Beeger in briefwisseling treden (zie ook: 18-2-1869). 4-4-1868: besloten wordt om met het herstel van de muur van het huis bewoond door G. van Dieten te wachten op een samenkomst met de erfgenamen van Hendricus Wilhelmus Vermeulen, omdat het gasthuis en die erfgenamen verplicht zijn elk de helft te betalen van dit gemene eigendom. de binnenmoeder deelt namens de regentessen mee dat in de vrouwenkamer een nieuw tapijt nodig is, en stelt namens hen voor om het tapijt in de regentenkamer te vernieuwen en het oude voor de vrouwenkamer te gebruiken. Het voorstel wordt unaniem aangenomen en besloten wordt voor de regentenkamer een tapijt van cocos te kopen. 2-5-1868: de binnenmoeder wil enige vloeren laten schilderen en de regentenkamer doen witten; alvorens daartoe over te gaan zullen eerst de kosten worden opgenomen. het schilderen en witten van de voorgevel van het gasthuis zal worden aanbesteed. 6-7-1868: een lek in het secreet van het gasthuis ontstaan door het gebrek op het plat ervan, zal 95
worden hersteld. besloten wordt de schoorsteenmantel in de regentenkamer te vernieuwen en door een marmeren te doen vervangen; de voorzitter, B.G. van Heijst, belast zich met de aankoop. 5-9-1868: bevel tot betaling wordt verleend m.b.t. een rekening van de metselaar G. van Ginkel voor het zetten van een muur tussen de eigendommen van het gasthuis en de erven H.W. Vermeulen, in totaal f 75,-, waarvan f 37,50 voor het gasthuis. de commissie voor de vertimmeringen zal de stoep voor het huis bewoond door G. van Dieten laten herstellen. 3-10-1868: voorzitter Van Heijst heeft voor het gasthuis voor f 125,-, waarbij het stellen is inbegrepen, een marmeren schoorsteen gekocht (7-11-1868:gekocht van C.H. de Waart in Utrecht). 2-1-1869: besloten wordt bij het koken in het gasthuis een proef te nemen met een kookfornuis, door regent Van Markestijn te verstrekken en het bij welslagen aan te kopen voor f 30,-. 6-2-1869: de proef met het kookfornuis is mislukt; Van Markestijn krijgt voor zijn onkosten een schadevergoeding. 6-3-1869: van G. Boeschoten beraming van de kosten en plans voor ondermeer: - het van een nieuwe stoep voorzien en "verder wat opknappen" van het huis in de Oeverstraat bewoond door G. van Dieten; - het "daarstellen" van een nieuw privaat in het gasthuis ten gerieve van de regenten. Een onderzoek in loco wordt ingesteld en de behandeling uitgesteld tot een volgende vergadering. de volle secreetput wordt geruimd en een deel der "specie" wordt in de tuin van het gasthuis gebracht, terwijl de "aschbak ten nutte van de uiterwaarden wordt gebezigd". de binnenmoeder vraagt of mejuffrouw Lockerman de kamer van wijlen de heer Oosterbeek mag betrekken en of zijzelf de zogenaamde dameskamer mag gebruiken "tot het opmaken der wasch", wat beide wordt toegestaan. 3-4-1869: een besluit over het herstel van het huis bewoond door Van Dieten en het privaat in het gasthuis, wordt uitgesteld. Van Markestijn zal opgave van kosten doen voor een ijzeren goot: de goot van de schuur van het gasthuis behoeft herstelling. 96
de stemmen staken wanneer het erom gaat of catechiseermeester Van den Brink zijn bijbellezingen in het gasthuis moet voortzetten voor f 100,- 's jaars. Wanneer dat zich op 1-5-1869 herhaalt, is het voorstel ingevolge art. 21 van het reglement van orde vervallen. 1-5-1869: met meerderheid van stemmen wordt besloten om het huis bewoond door Van Dieten te doen afbreken (3-7 wordt besloten de huur tot mei 1870 te continueren en huurder Gerrit van Dieten drie maanden van tevoren van de ontruiming kennis te zullen geven).
Regent Van Markestijn zal voor f 25,- een ijzeren goot doen leggen. De binnenmoeder krijgt toestemming om de eetzaal, twee vloeren van bovenkamers en de vloer van haar eigen kamer te mogen laten schilderen. Besloten wordt om de muur van de schoorsteen in de regentenkamer met "muurvernis te doen bestrijken, ten einde te beproeven hem een beter aanzien te doen verkrijgen, en mogt dat niet baten hem met plaat ijzer te bekleeden". De binnenmoeder mag het keukenraam en de regenbak laten herstellen en de kasten in de eetzaal laten schilderen. 11-11-1869: over de verbouwing van het gasthuis wordt besloten om de plans en tekeningen die daarvan vroeger reeds zijn gemaakt andermaal aan regenten ter inzage te zenden, zodat zij daar de volgende vergadering hun mening over kunnen geven (4-12: uitgesteld). 14-2-1870: regent Van Heijst heeft een bijzondere vergadering belegd omdat door de vele ziekn die zich tegenwoordig in het gasthuis bevinden, waaronder iemand die aan vlagen van verstandsverbijstering lijdt, meer verpleeghulp dringend noodzakelijk is. Besloten wordt om: 1. voorlopig twee mannelijke "bedienden" aan te stellen, die onderling hun werk zullen verdelen, zowel overdag als 's nachts, elk tegen een daggeld van f 1,50. 2. een gehuwd echtpaar zonder kinderen in het gasthuis op te nemen, de man als portier en de vrouw als assistente van de binnenmoeder, op te roepen via de Haarlemsche Courant, tegen vrije woning, voeding, geneeskundige hulp en salaris naar bekwaamheid. 3. om de zogenaamde regentessenkamer tot ziekenzaal in te richten en drie rustbedden te kopen. 24-2-1870: "De regent Lapidoth verzoekt daarop het woord en geeft te kennen dat ten gevolge der vele ongerieflijkheden welke het huis oplevert, vooral ten aanzien eener goede verpleging der oude van dagen en verzorging van zieken in een goed en ruim locaal, 97
het meer dan wenschelijk is om eindelijk eens werk te maken tot uitvoering van een plan reeds voor jaren gemaakt hierin bestaande om aan het huis door verbouw die meerdere uitbreiding te geven welke daartoe wordt vereischt en waardoor zou worden voorzien in een behoefte die zich dagelijks meer doet gevoelen. Ter bereiking van dat doel en als begin van uitvoering stelt hij daarom voor om in de nieuwsbladen een prijsvraag uit te schrijven op dat werk betrekkelijk en een som van f 200,- uit te loven aan hem die binnen een daarvoor vast te stellen termijn het beste en doelmatigste plan tot verbouw zal inleveren. Gemeld voorstel wordt met algemeen stemmen aangenomen en de verdere regeling der zaak opgedragen aan de zorg der commissie voor de vertimmeringen, die tot dat doel zal vergaderen op woensdag den 2e maart eerstkomende. 5-3-1870: in handen van de commissie voor de vertimmeringen wordt gesteld een ingekomen: rekening van J.H. Gladbeek over 1866 wegens het maken van tekening, plan en begroting betreffende de verbouw van het gasthuis ad f 20,-. Bij onderzoek is echter gebleken dat aan J. Boeschoten en J.H. Gladbeek op 10-111865 de schuld is voldaan met de som van f 30,-. (n.b. Gladbeek had ook voor 12,tekeningen en begroting gemaakt voor uitbreiding van de blekerij; Boeschoten wordt niet vermeld). Op voorstel van de daartoe ingestelde commissie wordt afgezien van het aanstellen van een echtpaar tot portier en assistente van de binnenmoeder; de commissie geeft in overweging op een andere wijze in de "aanstelling van meerder dienstbaar personeel" te voorzien. De commissie voor de vertimmeringen (n.b. hierin: Van Asch van Wijck en Scheltema) rapporteert over haar beraadslaging op 2 maart jl. over het uitschrijven van een prijsvraag voor de verbouw van het gasthuis: "zij adviseert om de vele zwarigheden daaraan verbonden dien prijsvraag niet uit te schrijven maar in overleg te treden met een vertrouwd deskundige om daarmede de voorloopige plannen te regelen op den verbouw van het huis betrekkelijk. Vervolgens brengt hij (sc. de plv. voorzitter Van Heijst) in rondvraag of men algemeen het gevoelen is toegedaan en het nuttig, wenschelijk en noodzakelijk acht om tot die verbouwing te besluiten. Met eenparigheid van stemmen wordt daar op toestemmend geantwoord. Na kennisname dier eenparig uitgebragte gevoelens, doet hij de navolgende voorstellen: 1.Om het besluit genomen in de vergadering van den 24 februarij jl. waarbij men tot het uitschrijven van een prijsvraag was overeen gekomen, in te trekken. 2.De commissie voor de vertimmeringen uit te noodigen om in overleg te treden met den heer architect Van Lunteren tot opmaking van een ontwerp (hierna is met goedkeuring doorgehaald: en hem de uitvoering van den voorgestelden verbouw op te dragen) dat hoofdzakelijk zal bestaan in het daarstellen van een ziekenzaal, een zaal voor convalescenten, een lijkenhuisje, een binnen secreet, een portierskamer of huisje, eene brandkamer, een kamer voor de binnenmoeder, een overdekten gang, een toegang naar de vrouwen en mannenkamer, een brandkamer (n.b. 2e x) en welpomp. 98
3.Om met toestemming van superintendenten te realiseren de 2 1/2 (%) inschrijving op het grootboek der nationale werkelijke schuld groot in kapitaal f 25.700,- ten name van: Wijk bij Duurstede (Regenten van het Ewoud en Elisabeth gasthuis te) letter W, deel 1, no.226 en het provenu daarvan aan te nemen als maximum der verbouwingskosten. Na gemelde voorstellen in rondvraag gebragt te hebben, worden zij met algemeene stemmen aangenomen". Met het oog op de aanstaande verbouwing van het gasthuis, wordt besloten om voorlopig geen nieuwe verpleegden op te nemen. Het verzoek van de binnenmoeder om de tuin in zijn geheel te beplanten met bessenbomen wordt uitgesteld tot na de verbouw van het huis. 21-3-1870: plv. voorzitter Van Heijst heeft een buitengewone vergadering belegd "om mededeeling te doen, dat het getal der zieken in het huis nog steeds is klimmende en daar door de groote moeijelijkheid zich voordoet waar allen een geschikte plaats aan te wijzen en de verpleging derzelver te vergemakkelijken. Hij geeft in overweging of het niet zeer wenschelijk en nuttig zou zijn om de zieken zooveel mogelijk in een locaal te concentreren, hetwelk de verpleging zeer zou vereenvoudigen die voor het tegenwoordige zeer lastig is, om reden zij overal zijn verspreid. Na eenpariglijk het wenschelijke en nuttige eener wijziging daarin te hebben uitgemaakt, wordt besloten: 1.Om het zoogenaamde kerkje voorloopig als ziekenzaal in te rigten. 2.Om drie ledikanten aan te koopen. 3.Om de kamer van den provenier Pfeil provisioneel te gebruiken als eet en zitkamer voor de proveniers. Op advies van den regent Lapidoth wordt tenslotte nog bepaald om een zekere hoeveelheid zwavel zuur ijzer in het privaat te werpen ten einde daardoor tegen te gaan de daaruit zich ontwikkelende miasma die op den duur nadeelig op de gezondheid zou influenceren." 25-3-1870: besloten wordt om "tot keering der voortdurend zich ontwikkelende miasma te blijven voortgaan met dagelijksch een zekere hoeveelheid carbool zuur in het privaat te werpen." 2-4-1870: ingekomen is een rekening van J.H. Gladbeek wegens het maken van een tekening betreffende de verbouw van een gedeelte van het gasthuis, met plattegrond, opstand etc. van het huis bewoond door Gerrit van Dieten, met begroting, hem in 1866 opgedragen ad f 20,- en waarvan de voldoening nog niet heeft plaatsgehad, zodat bevel tot betaling wordt verleend. de toestand in het gasthuis heeft zich verbeterd, waardoor de voorwaarden waaronder de oppasser Eijsvogel is aangenomen, kunnen worden gewijzigd. 99
met het oog op de aanstaande verbouwing zal in het gasthuis niet worden schoongemaakt. "Na afloop van het vorenstaande verschijnt na daartoe uitgenoodigd te zijn de heer Van Lunteren ter vergadering, met zich brengende een in teekening gebragt plan betrekkelijk den voorgenomen verbouw van het gasthuis en geeft daarbij de noodige inlichtingen. Regenten geven voorloopig blijken van hunne ingenomenheid met het zelve en geven zulks ook aan gemelden heer Van Lunteren te kennen, die zijnerzijds aanneemt wanneer hem de uitvoering mogt worden opgedragen eene specifieke opgave te zullen overleggen der verbouwingskosten, die hij globaal berekend op f 16.000,-. De voorzitter (sc. Van Heijst) doet vervolgens het voorstel om de teekening ter nadere bezigtiging aan regenten rond te zenden, om na afloop daarvan eene vergadering te beleggen en een [....?] besluit te nemen, welk voorstel eenpariglijk wordt goedgejeurd". 21-5-1870: Voorzitter Van Heijst stelt aan de orde "of men algemeen van gevoelen is om voor het opgegeven cijfer plan de daarbij komende onvermijdelijke extra uitgaven tot den verbouw over te gaan ja of neen. Met eenparigheid van stemmen wordt tot verbouw besloten en verklaart de voorzitter, daartoe uitgenoodigd, zich bereid om den heer Van Lunteren tot een nadere bijeenkomst uittenoodigen om gezamentlijk met hem het voorgenomen plan tot verbouw meer en detail te bespreken". Omdat het voor Gerrit van Dieten onmogelijk bleek een geschikte woning te vinden, wordt besloten hem f 30,- huur te vergoeden zodat hij een perceel door de heer Schellekens bewoond kan huren dat f 15,- per jaar duurder is dan zijn huidige huur van f 85,-, "daar den voorgenomen verbouw van het huis van diens verhuizing geheel afhankelijk is. Na eenige discussie wordt tot die tegemoetkoming aan Van Dieten besloten, mits hij zich verbinde om zijn huis terstond te verlaten zoodra de aannemer met den verbouw belast het tijdstip daartoe geschikt oordeelt". 2-6-1870: "de voorzitter deelt mede dat naar aanleiding der door hem gedane uitnoodiging de heer Van Lunteren is overgekomen. Genoemde heer verschijnt daarop ter vergadering, waarna wordt overgegaan, ingevolge besluit in de vorige vergadering genomen, tot het breedvoerig bespreken van het plan tot verbouw en het maken van die veranderingen en wijzigingen in de schets teekening als regenten het doelmatigst voorkomen. Na afloop der werkzaamheden verbindt zich de heer Van Lunteren tot het maken eener nieuwe aldus gewijzigde teekening en die zoo spoedig mogelijk te zullen inleveren". 6-8-1870: ingekomen is van de architect Van Lunteren (het) 2e ontwerp tot verbouw van het gasthuis. Besloten wordt het ter bezichtiging door regenten rond te zenden. 3-9-1870: ingekomen is (het) ontwerp tot verbouw van het huis, na door regenten te zijn geexamineerd en goed bevonden. Besloten wordt om architect Van Lunteren op te 100
dragen om bestek en begroting gereed te willen maken en een en ander nog voor het eind van het jaar bij regenten in te leveren. Het verzoek van Gerrit van Dieten om gebruik te mogen maken van de zolder van het door hem bewoond geweest zijnde huis en van Andries Visee met betrekking tot de kelder van het perceel, wordt toegestaan tot wederopzegging en tegen een vergoeding van 8 gl. elk. 1-10-1870: ingekomen is een kennisgeving van architect Van Lunteren dat tekeningen, bestek en begroting door hem zullen worden opgemaakt en afgewerkt en half oktober aan de regenten ter examinatie en "resumptie" zullen geworden. 5-11-1870: "wordt in behandeling genomen: bestek en begrooting voor de geprojecteerde verbouwing vanhet gasthuis, nadat dezelve ter resumtie bij regenten had gecirculeerd. Vooraf stelt de voorzitter (sc. Van Heijst) aan de orde of men tot een cijfer van f 20.000,- zal bouwen, ja dan neen. Na eenige gedachten wisseling wordt gemeld cijfer als maximum met eenparigheid van stemmen aangenomen. Daarna wordt overgegaan tot eene breedvoerige beschouwing van bestek en begrooting met daarbij overgelegde teekeningen en worden na eene nauwkeurige examinatie gemelde stukken in orde bevonden, echter ter nadere bespreking van een en ander wordt de overkomst van den heer architect Van Lunteren noodig geoordeeld, vooral met het oog op de plaatsing van mangelkamer en het lijkenhuisje, het welk uit gemelde plannen niet duidelijk blijkt, zoo mede ter bespreking van meerdere punten betreffende waterleiding, plaatsing der pomp en van den stoep, om daardoor tot een goed geheel te komen. Ook wordt op voorstel van den voorzitter met vijf stemmen tegen een aangenomen om in het bestek te doen opnemen dat de benoodigde steenen door den fabrikant F.A. Bonté zullen worden geleverd. Vervolgens verklaart de voorzitter zich bereid de heer Van Lunteren tegen dingsdag aanstaande tot eene overkomst uittenoodigen". De opzichter zal de goten van het gasthuis doen nazien. 3-12-1870: de begroting voor 1871 zal door de commissie worden ingeleverd na afloop van de aanbesteding van de geprojecteerde verbouw van het gasthuis (30-12: begroting behandeld). 3-6-1871: ingekomen is het procesverbaal van "besteding" van het aan- en verbouwen van het gasthuis met het daarbij behorende en getekende bestek. Besloten wordt dit in het archief te deponeren. Op het verzoek van de binnenmoeder om een afzonderlijke slaapkamer, wordt besloten haar de kamer te doen behouden die zij als zodanig gebruikt. 101
20-7-1871: voorzitter Van Heijst deelt mee dat van de architect Van Lunteren is ingekomen (het) "1e attest, houdende verklaring dat aan den aannemer H.G. Waanders kan worden uitbetaald de eerste termijn groot 4/10 gedeelte der aannemingsom ten bedrage van f 5964.40 als zijnde door hem het gebouw ingevolge art.18 & (?) 38 van het bestek van aanneming waterdigt opgeleverd". Naar aanleiding daarvan stelt de voorzitter voor om de rentmeester te machtigen tot verkoop van de inschrijving op het 2 1/2 % grootboek der nationale werkelijke schuld, groot f 25.700,- t.n.v. het gasthuis letter W, deel I no. 226, voor welke verkoop de superintendenten reeds machtiging hadden verleend. Besloten wordt verder : tot aankoop van een ijzeren deur voor de brandkamer en een ijzeren reservoir; om de perspomp te plaaatsen onder de trap. 5-8-1871: van Van Lunteren is ingekomen een begroting voor een regenbak. Besloten wordt hem uit te nodigen om donderdag of vrijdag aanstaande om 's middags 1 uur ter vergadering te komen om inlichtingen te verschaffen over de regenbak en nog andere punten betreffende de verbouwing. 2-9-1871: besloten wordt om met het door de opzichter noodzakelijk geachte herstel van de nok van het gasthuis en met nog enkele andere kleine reparaties te wachten tot na afloop van de verbouwing. 7-10-1871: op voorstel van de voorzitter wordt besloten om, wanneer de kas het toelaat, de aannemer op zijn verzoek f 3500,- van de aanneemsom te betalen. aan de commissie voor de vertimmeringen wordt opgedragen: 1.de plaatsing van enige deuren ter vermijding van tocht, waaraan de bewoners tegenwoordig door de verbouwing in hevige mate zijn blootgesteld; 2.om de ramen in de gang gedeeltelijk te doen voorzien van matglas; 3.om op de zolder een afzonderlijke "afsluiting te doen daarstellen". 4-11-1871: ingekomen is een rekening van G.A. van Hoften te Utrecht voor geleverde exemplaren bestek en voorwaarden verbouwing gasthuis ad f 37,25 (2-12 betaalbaar gesteld). 2-12-1871: voorzitter Van Heijst deelt mee dat de opneming van het nieuwe gebouw heeft plaatsgehad en in orde is bevonden, behoudens enkele kleinigheden "welke gevonden kunnen worden uit den onderhoude termijn". Naar aanleiding daarvan is door architect Van Lunteren afgegeven het 2e attest tot uitbetaling van de aanneemsom van de 2e termijn, groot 5/10 der aanneemsom ad f 7455,50. de commissie voor de financiën stelt voor om het batig saldo van de rekening over 102
1870 ad f 2.715,53 te verminderen met f 2.000,- en dat bedrag over te brengen op de begroting van 1871 om daaruit de meerkosten voor het bijwerk boven de aanneemsom voor de verbouwing van het gasthuis te kunnen betalen, waartoe wordt besloten (suppletoire begroting 1871). Architect Van Lunteren achtte het zeer nodig en wenselijk dat in het nieuwe gebouw een paar kachels werden gebrand ter bevordering van het drogen. De regenten zijn het ermee eens en dragen regent Van Markestijn de plaatsing van die kachels op. 18-12-1871: op voorstel van regent Van Asch van Wijck zal Van Heijst het nieuwe gebouw laten verzekeren en belastingvrijstelling ervoor aanvragen. "Ingekomen van den architect Van Lunteren de plans, teekeningen, kaarten en rekeningen allen op den verbouw van het gasthuis betrekkelijk, benevens zijne declaratie van salaris en reiskosten ad f 985,35, zoomede de rekeningen van verschillende leveranciers als van: - W. Jenken te Utrecht voor een geleverde ijzeren waterbak met toebehoren ad f 353,92; - G. van Berkel & Zn. voor een geleverde ijzeren deur f 145,-; - Osse & Co. voor twee perspompen f 60,-; - C.H. de Waart voor geleverd hardsteen ad f 37,55, welke alle betaalbaar worden gesteld. De stukken worden in het archief gedeponeerd.
6-1-1872: het nieuwe gebouw wordt verzekerd bij De Jongh & Co. te Amsterdam (3-2: het gasthuis met bijbehorende gebouwen is in herbouw verzekerd voor f 41.000). De binnenmoeder vraagt op verzoek van de regentessen nieuwe gordijnen te mogen kopen voor alle ramen aan de voorgevel en van 8 á 10 wollen dekens, wat wordt toegestaan. Besloten wordt twee bedsteden te doen afbreken.
103
1-14 (1872-1875)
2-3-1872: voorzitter Van Asch van Wijck deelt mee dat de twee bedsteden zijn weggebroken en stelt vervolgens voor om aan te besteden: 1. het "daarstellen" van nieuwe bedsteden 2. het dempen van een secreetput 3. het afbreken van een schoorsteen 4. het restaureren van de scheidsmuur tussen de erven Vermeulen en het gasthuis 5. het inrichten van de regentessenkamer tot twee provenierskamers, en 6. "meer andere en benoodigde kleine herstellingen". Het voorstel wordt unaniem angenomen en de uitvoering opgedragen aan de commissie voor de vertimmeringen en aanbestedingen. 25-3-1872: het gasthuis "eenvoudig te illumineren" bij de nationale feestviering op 1 april 1872 (64-1872: F.A. Grivel dient een rekening in van f 6,93 voor "illumineerglazen" en J. Paap wegens het maken van een "W" f 6,-). de commissie voor de vertimmeringen en aanbestedingen heeft de kosten voor de verschillende herstelwerkzaamheden aan het gasthuis geraamd op f 862,-. De regenten besluiten na een nauwkeurig onderzoek tot aanbesteding en het opzicht op te dragen aan architect Van Wamel. 20-4-1872: B & W vragen of het gasthuisbestuur bezwaar heeft tegen het door Hendrikus de Blank, broodbakker wonende te Leersum, ingediende verzoek om een broodbakoven in het huis staande in de Oeverstraat naast het gasthuis, wijk A no. 17, thans bewoond door Gerrit van Dieten te plaatsen. Het gasthuis heeft alleen als bezwaar dat haar brandpremie daardoor omhoog zal gaan. 4-5-1872: aan Dirk van Bekkum wordt als laagste inschrijver voor f 677,- gegund het doen van enige herstellingen en vertimmeringen aan het gasthuis, volgens daarvan opgemaakt bestek en tekening. 24-5-1872: op het "beschrijvingsbillet voor de belasting op het personeel, dienstjaar 1872/73" wordt ingevuld: voor huurwaarde f 200,-, deuren en vensters samen 22, 7 haardsteden en de mobilia volgens schatting. 1-6-1872: op elk van de nieuw getimmerde bedsteden is een kastje gemaakt ten gerieve van de gebruikers, samen voor f 45,-. Omdat nog enige herstelwerkzaamheden aan de keuken moeten worden verricht voor f 50,-, wordt de aanneemsom met dat bedrag vermeerderd. 104
19-7-1872: in aanwezigheid van de architect Van Lunteren en de aannemer Waanders heeft de "opname" plaats van het nieuwe gebouw, dat in zijn geheel wordt goedgekeurd en in orde bevonden, waarna door Van Lunteren wordt afgegeven het 3e attest tot uitbetaling van van de laatste termijn aan de aannnemer Waanders, namelijk het laatste 1/10 van de aanneemsom van f 1491,10, waarop door de regenten bevel tot betaling wordt verleend. 7-9-1872: ontvangen is een brief van GS dat de belastbare opbrengst van het nieuwe gebouw staande op het perceel B 783 eerst opnieuw zal worden geregeld in 1875. de voorzitter deelt mee dat de inwendige reparaties in het gasthuis zijn afgelopen en dat tot opname van 5 personen kan worden overgegaan, waartoe wordt besloten. Opzichter Van Wamel krijgt f 60,- voor zijn opzicht over de genoemde werkzaamheden. 2-11-1872: besloten wordt een afsluiting te maken in de kelder door middel van een hek en tot het maken van een kast tot berging van het archief in de brandkamer. De uitvoering hiervan wordt opgedragen aan de commissie voor de vertimmeringen. 4-1-1873: de provenierster juffrouw Oudhof verzoekt om een kachel op haar kamer omdat de heersende vochtigheid nadelig op haar gezondheid werkt. Besloten wordt dat daarin door haar moeten worden voorzien, evenals met betrekking tot andere zaken die haar ontbreken en daarover in correspondentie te treden met de heer Voorhoeve te Rotterdam. 1-3-1873: voorzitter Van Markestijn brengt ter sprake de verplaatsing van de pomp aan de Oeverstraat en verzoekt regent Verbeek als lid van het dagelijks bestuur deze zaak nader toe te lichten. "Daaraan voldaan zijnde wordt besloten tot het verplaatsen van die pomp op het terrein van het gasthuis op voorwaarden nader bij notarieel contract te omschrijven". De commissie voor de vertimmeringen wordt gemachtigd om in overleg met het gemeentebestuur een concept-contract op te maken en dat vervolgens ter goedkeuring aan de regenten voor te leggen. (nb in marge steeds sprake van de stadspomp) 5-4-1873: in behandeling genomen wordt het concept-contract over het verplaatsen van de pomp op het terrein van het gasthuis: zie fotokopieën (29-12 ontvangt het gasthuis het afschrift van het contract van notaris Van Heijst en zijn declaratie van f 26,88 : 2 = f13,44). 8-4-1873: de plans en schetstekening, alsmede kostenraming voor de nis van de pomp worden 105
nagezien en besloten wordt om tot aanbesteding van de werkzaamheden over te gaan op 15 april, terwijl de zorg daarvoor wordt opgedragen aan de commissie voor de vertimmeringen en aanbestedingen. 3-5-1873: P. van Wermeskerken is aannemer geworden van de aanbestede werken van het maken van een nis voor de pomp en het aanpleisteren van de voorgevel van het huis voor f 363,-. Naar aanleiding van een ontstaan gebrek in de riolen wordt besloten architect Van Lunteren "tot eene overkomst uittenoodigen". 15-5-1873: met betrekking tot de privaten wordt besloten de komst van Van Lunteren af te wachten, die voor 23 mei is uitgenodigd. 7-6-1873: J. Odinot heeft het maken van een meidenkamertje aangenomen voor f 108,-. 5-7-1873: de herstellingen aan de gevel van het gasthuis, het maken van de nis enz., aangenomen door Van Wermeskerken zijn nagezien en in orde bevonden en hem is 4/5 van de aanneemsom uitbetaald. 6-9-1873: "ter voorkoming van een te druk bezoek aan de inwoners van het gasthuis", waarover de binnenmoeder klaagt, wordt besloten een portier aan te stellen voor een salaris van 40 cent per week om tegen dit misbruik te waken; voor elke persoon die buiten zijn voorkennis het huis is binnengekomen moet hij een boete van 5 cent betalen, in te houden op zijn weekgeld. Regent Van Markestijn zal een kachel voor de regentenkamer kopen (6-12-1873: rekening van de smid Van Markestijn wegens geleverde kachels en pijpen etc. en steenkolen ad f 206,065). 1-11-1873: het voorstel van regent Verbeek om een deskundige te benoemen die de commissie voor de vertimmeringen bij het doen van aanbestedingen en dergelijke ter zijde zal staan en zal toezien op de te verrichten werkzaamheden en de levering van materiaal wordt aangehouden 6-12-1873: Verbeek trekt zijn voorstel in omdat er in Wijk geen geschikt persoon te vinden is). 6-12-1873: de regentessen vonden het nodig dat voor de bewoners van het gasthuis een canapé werd gekocht. Regent Lapidoth achtte een rustbank doelmatiger. Na onderlinge bespreking wordt bepaald om aan de Wijkse meubelmaker Paap opgave van kosten te verzoeken voor een iepenhouten rustbank die gemakkelijk in en uit elkaar genomen kan worden en daardoor zowel boven als beneden kan dienen. 106
29-12-1873: de ingekomen kostenopgave van Paap voor het maken van een rustbank wordt aangehouden. A. van Wamel, opzichter der gemeentewerken in Wijk ("stadswerkbaas") krijgt een gratificatie van f 10,- voor door hem gedane werkzaamheden ten behoeve van het gasthuis. 3-1-1874: over de van de meubelmaker Paap ontvangen modeltekening van een rustbank met kostenopgave wordt besloten deze te laten maken voor maximaal f 30,-. 7-3-1874: mejuffrouw Schaalje mag het door haar bewoonde kamertje in het gasthuis doen behangen met een behang van f 6,- voor rekening van het gasthuis. 2-5-1874: besloten wordt op 18 mei, wanneer te Wijk het 25-jarig regeringsjubileum van de koning wordt gevierd, "ook van wege het gasthuis te illumineeren". 4-7-1874: voorzitter Lapidoth deelt mee dat het riool achter het gasthuis is "ingevallen waardoor de waterlozing onmogelijk geworden is". Omdat herstel volgens de metselaar Van Soest f 500 á 600,- zou belopen, leek het hem beter een grote zinkput te doen maken. Daardoor zou de post voor gewoon onderhoud van het gasthuis op de begroting echter worden overschreden. Zijn voorstel om de voorgenomen "opknapping" van de regentenkamer tot 1875 uit te stellen, wordt aangenomen. 5-9-1874: na enige discussie over de vraag of houten dan wel ijzeren ledikanten de voorkeur verdienen, wordt op voorstel van regent Raebel besloten om een tweepersoons ijzeren ledikant te kopen (ten behoeve van een nieuw aalmoezeniers-echtpaar). Voorzitter Lapidoth deelt mee dat er voortdurend problemen zijn met de perspomp. Volgens Kramer zou verbetering f 102,75 kosten. De commissie voor de vertimmeringen onderzoekt dit. 3-10-1874: Hendrikus Vincentius Vrijhoef, "horlogemaker" te Wijk, wordt in plaats van zijn overleden vader tot "opwinder van het uurwerk" in het gasthuis benoemd. Voorzitter Lapidoth laat weten dat er onlangs "verschrikkelijk veel last is geweest met de waterloozing", dat hij wegens de urgentie de zaak met de commissie voor de vertimmeringen heeft opgenomen en de goot dadelijk heeft doen verleggen, wat f 25 zal kosten. de commissie voor de vertimmeringen zal over het herstel van de perspomp met de 107
loodgieter Heijmeriks praten. 7-11-1874: op verzoek van de provenierster Schipperijn wordt voor rekening van het gasthuis voor haar kamer een kachelpijp gemaakt. nadat de binnenmoeder zich beklaagd heeft over het "onordelijk" gedrag van provenier Schutte die "veel last veroorzaakt door het drukke bezoek van familie", wordt Schutte door Lapidoth gewaarschuwd en "gelast hem den sleutel der tuinpoort bij hem in bezit aan de moeder af te geven". Besloten wordt een tijd vast te stellen waarop de inwoners dagelijks kunnen worden bezocht en buiten die uren niemand toe te laten tenzij met speciale toestemming van de binnenmoeder. 5-12-1874: de deur van het gasthuis zal voor bezoekers van de aalmoezeniers open staan tussen 10 en 11 uur en tussen 4 en 5 uur. nadat een echtpaar als aalmoezeniers is toegelaten, zegt de voorzitter "dat men nu de oude kamer weer zal moeten in gebruik stellen en dat er weer een ijzeren ledikant zal noodig zijn". Regent Van Markestijn deelt daarop mee dat de kosten van het ledikant f 8 á f 10,- lager zullen zijn dan het vorige, waarvan de prijs f 32,- was. Na enige discussie over te maken afscheidingen tussen de ledikanten op de bedoelde kamer, wordt bepaald hiermee vooralsnog te wachten. Regent Van Markestijn zorgt voor het doen maken van een tweepersoons ijzeren ledikant. 6-2-1875: aan de commissie worden verschillende reparaties die in het gasthuis nodig zijn bevonden, overgelaten, evenals het maken van een tochtdeur voor de keukentrap (kosten circa f 30,-). Aan de commissie voor de vertimmeringen wordt ook overgelaten het verzoek van juffrouw Schipperijn om wegens vochtigheid van de muur in haar kamer een behangelseltje te mogen hebben. 6-3-1875: besloten wordt bij aanbesteding te doen plaatshebben het "beschroten" en behangen van de regentenkamer, het witten van de vestibule, het maken van een tochtdeur voor de keuken, van een nieuwe poort in de tuinmuur en van een lijkenhuisje. Regent Van Markestijn merkt op dat er nog bij gevoegd zou moeten het maken van twee nieuwe kozijnen met glasramen in de keuken. Loco-voorzitter Van Heijst zegt dat hij het wenselijk acht om voor het ophangen van de schilderijen na het behangen, in plaats van spijkers ijzeren roeden te plaatsen. Meegedeeld wordt dat de restauratie van de schilderijen door de heer Croockewit heeft plaatsgehad. Regent J. van Mariënhoff zegt dat Croockewit daarvoor van de 108
broederschap wel een stoffelijk blijk van erkentelijkheid mag worden aangeboden, maar acht het wenselijker dit in een voltallige vergadering te behandelen (nb. er zijn maar 3 regenten aanwezig), waarmee wordt ingestemd. Van Mariënhoff deelt mee dat Te Poel verzocht heeft om een kleine tegemoetkoming voor de door hem bewezen diensten bij het herstel van de schilderijen. Van Heijst zegt dat Te Poel verplicht is zijn diensten om niet te verlenen. Vanwege de mogelijke percedentwerking wil hij het verzoek niet inwilligen, maar stelt voor om Te Poel via Croockewit te laten betalen, wat wordt goedgevonden. 3-4-1875: voorzitter Raebel deelt mee dat de nok van het dak van de "nieuwe gebouwen aan het gasthuis", volgens advies van Van Wamel, met nieuw lood moeten worden gedekt en dat de commissie voor de vertimmeringen het beter is voorgekomen om vooralsnog van het bouwen van een lijkenhuisje af te zien. Op voorstel van Van Mariënhoff wordt het billijker geacht om de loodgieter Heijmeriks, van wiens diensten men gebruik heeft gemaakt daar waar de bekwaamheid van Kramer tekort scheen te schieten, het lood op de nok van het dak te laten maken. de opzichter Van Selm deelt mee dat de fundering van de watergeulen is afgelopen, maar dat de daarvoor gebruikte palen te licht zijn volgens het bestek. 1-5-1875: voorzitter Raebel deelt mee: dat de nok van het dak met nieuw lood is gedekt, en bij het oude lood is moeten worden toe betaald f 67,67; dat het beschroten van de regentenkamer en enige andere werkzaamheden in het gasthuis door de timmerman Lamoreé is aangenomen voor f 380,-, terwijl de bgroting daarvoor f 399, - was; dat het schilderen en behangen van de regentenkamer, zonder het behangselpapier, is aangenomen door G. van Waveren voor f 68,-. Het verzoek van aalmoezenier Te Poel of hij bij de timmerman Lamoreé als aannmemer van de werkzaamheden in het gasthuis zou mogen werken, wordt toegestaan. Regent Van Markestijn zegt dat met het oog op de vertimmering van de regentenkamer de ijzeren brandkast weg zal moeten. Na enige discussie over de waarde van de kast en de mogelijkheid tot verkoop, wordt een besluit daarover uitgesteld. 22-5-1875: omdat de kamer van de provenierster Engels "besmet is met wantgedierte", wordt na een inspectie in loco, voorgesteld "vooreerst om de twee planken schotten en vloeren uit te breken, ten anderen om twee halve steens muren te plaatsen, de zijwanden dicht te maken met latten en kalk en den zolder te doen plafonneeren en eindelijk om de uitvoering van het uitbreken op te dragen aan de commissie voor de vertimmeringen en om voor het nieuwe werk een bestekje te doen maken door Van Wamel tegen de eerst volgende vergadering en alsdan dienaangaande te beslissen". Zie verder de fotokopieën. 109
5-6-1875: een ingekomen rekening van J. Odinot voor het uitsteken van de vlag op 19-2 en het afbreken van bedsteden in mei ad f 25,09 wordt betaalbaar gesteld. De weduwe J.W. Rikkers-Sotz uit Bennekom mag als provenierster in het gasthuis meebrengen: haar eigen ledikant en een klein hondje (wanneer het hondje last veroorzaakt, moet het weg + geen precedent). Het bestek met begroting van kosten wegens "het opbouwen der kamers die wegens 't aanwezig zijn van wandgedierte zijn uitgebroken", opgemaakt door de gemeenteopzichter Van Wamel, belopende f 376,- behalve het schilderwerk, wordt in handen gesteld van de commissie voor de vertimmeringen die daarmee naar bevind van zaken zal handelen.
De binnenmoeder merkt op dat wanneer de regentenkamer in orde is er ook wel een nieuw kleed op de tafel nodig is, en vraagt wat er met de meubeltjes van juffrouw Engels moet gebeuren, die nu nog in de schuur zijn geplaatst. "Hierna wordt over het aankoopen van een nieuw tafelkleed en de vermoedelijke prijs daarvan gesproken en ook als wenschelijk betoogd om eene hanglamp in de regentenkamer aan te koopen". Besloten wordt om voor f 2,50 aan te kopen voor het gasthuis de door de boekhandelaar Van Tussenbroek uitgegeven en door Croockewit getekende steendrukplaat voorstellende het kasteel Duurstede in zijn huidige en voormalige toestand. Op voorstel van regent Van Markestijn wordt de ijzeren brandkast van het gasthuis voor f 14,- verkocht. 3-7-1875: de metselaar Arts is voor de som van f 290,- aannemer geworden van de opbouw der wegens wandgedierte uitgebroken kamers in het gasthuis, welk werk voor of op 10-8 aanstaande moet worden opgeleverd. via de regentessen verzoekt de provenierster Schaalje om haar ijzeren ledikant van 4 spijlen te doen voorzien en aldus met 2 te vermeerderen (wordt ingewilligd). na enige discussie wordt besloten de aankoop van een nieuw tafelkleed voor de regentenkamer aan te houden. Volgens informatie van de binnenmoeder zou de prijs van de stof (biljartlaken) op f 8,50 per el komen. Voorzitter Raebel acht het wenselijk de tafel aan weerszijden van inschuifbladen te doen voorzien. De commissie voor de vertimmeringen wordt opgedragen om de "schoorsteen kappen en het torentje" van het gasthuis te doen schilderen. Voorzitter Raebel zegt dat de restauratie van de schilderijen door Croockewit is afgelopen en dat deze zich daardoor zeer verdienstelijk jegens het gasthuis heeft 110
gemaakt en stelt daarom voor om Croockewit krachtens artikel 6 van het reglement van orde de titel van honorair regent van deze broederschap aan te bieden. Op voorstel van regent Verbeek wordt een besluit hierover uitgesteld. Van Heijst merkt op dat art. 6 in strijd is met de verordening voor het gasthuis van 1809. Verbeek: bestond een honorair regenschap vóór 1809 ? Op voorstel van Lapidoth worden vervolgens de regenten Heldewier en Van Marienhoff met voorzitter Raebel in een commisie benoemd die een voorstel zal doen over de wijze waarop Croockewit door de broederschap zal worden bedankt. Aalmoezenier Te Poel mag voor f 1,50 enig timmermansgereedschap kopen, dat eigendom van het gasthuis blijft. 7-8-1875; betaalbaar gesteld wordt een rekening van de schilder G. van Nijendaal wegens werkzaamheden en geleverde materialen ten behoeve van de restauratie van de schilderijen ad f 23,655. 7-8-1875: overeenkomstig het voorstel van de daartoe ingestelde commissie over het aan J.F. Croockewit aan te bieden geschenk, wordt besloten hem een kristallen likeurkaraf met zilver "gemonterd" aan te bieden, met als inscriptie: "het E en E gasthuis te Wijk bij Duurstede aan J.F. Croockewit. Juli 1875". 9-8 komt een bedankbrief van Croockewit binnen voor het geschenk. 2-10: rekening ad f 38,65 van J.M. van Kempen & Zonen te Utrecht voor geleverde wijnkaraf met zilver en flesbak. 4-12: Croockewit wordt samen met oud-regent Scheltema uitgenodigd bij het jaarlijkse diner van de regenten op 23-12. De "opbouw der kamers" is door de aannemer Arts opgeleverd, door de commissie goedgekeurd en aan de aannemer is f 290,- en voor "bijwerk" f 18,80 uitbetaald. Van Nijendaal heeft voor f 50,- aangenomen het schilderen van de drie nieuwe kamers. Met het oog op de afschaffing der bedsteden en dientengevolge de aankoop van ledikanten merkt regent Verbeek op dat opgelet moet worden dat deze eigendom van het gasthuis blijven en dus op de goedereninventaris moeten worden gebracht. 2-10-1875: voorzitter Raebel deelt mee dat andermaal wandgedierte in het gasthuis is bespeurd en wel op de kamer van Van Harpen. Naar aanleiding daarvan heeft hij in overleg met de commissie voor de vertimmeringen reeds een tweepersoons ijzeren ledikant besteld en "bespreekt vervolgens de wenschelijkheid om de overige nog aanwezige houten ledikanten eveneens door ijzeren te doen vervangen". Na enige discussie wordt bepaald om het komende voorjaar verdere maatregelen tot uitroeiing te nemen. 6-11-1875: ingekomen een nota van (stads)opzichter Van Wamel wegens door hem gemaakte 111
bestekken van werken die ten behoeve van het gasthuis hebben plaatsgehad en waarvan de aanneemsom in totaal f 1815,90 bedroeg, en voor het "nazien van verschillende andere werken". Zijn verzoek om voor e.e.a. te worden "gesalarieerd" wordt in handen van de commissie voor de vertimmeringen gesteld. 4-12-1875: voorgesteld door de commissie wordt f 70,- voor de geleverde bestekken en f 15,- voor de overige werkzaamheden. Besloten wordt om voortaan als maatstaf te nemen: 4% over de vaste posten bij aanbestedingen (dus zonder bijwerk) en bij andere werkzaamheden het salaris naar omstandigheden te regelen. Van Wamel krijgt voor zijn bestekken: 4% van de aannneemsom = f 72,635. 4-12-1875: regent Heldewier deelt mee dat bij het "nazien van het stadsarchief" twee oude koopakten zijn gevonden betreffende eigendommen van het gasthuis en merkt op dat deze documenten beter op hun plaats zouden zijn in het gasthuisarchief. Wanneer daar belang in gesteld wordt, wil hij de burgemeester wel voorstellen om ze aan het gasthuis af te staan. 18-12-1875: bij de behandeling van de begroting voor 1896 is er enige discussie over hoofdstuk VIII, de post "Aankoop van meubels f 150,-": moet hoger omdat de aankoop van een pendule, een hanglamp en een vloer- en tafelkleed voor de regentenkamer nodig werd geacht. de post wordt verhoogd tot f 350,- voor de aankoop van een nieuw vloeren tafelkleed. De aankoop van een pendule en petroleumlamp worden nog uit de post voor 1874 betaald. Regent Verbeek en voorzitter Raebel hadden van de binnenmoeder gehoord dat er worst was vermist. De voorzitter had voor de kamer van Van Harpen een ander sluitwerk doen maken, aangezien de sleutel van de kamer van Van Harpen op de provisiekamer paste.
112
1-15 (1876-1878)
8-1-1876: besloten wordt tot aankoop van de door de voorzitter, Heldewier, ter bezichtiging meegenomen pendule voor de regentenkamer voor f 60,- (bij Bosch Honig & Co. te Utrecht). 5-2-1876: betaalbaar gesteld wordt een rekening van de boekhandelaar Van Tussenbroek voor 'geleverde plaat "Duurstede", encadreeren derzelve' en voor schrijfwaren van f 16,-. Idem een van Blancke & Kloek ad f 22,30 voor geleverd behangselpapier en rand. 11-2-1876: in art. 44 van het reglement van orde worden, in overeenstemming met de thans bestaande toestand, de woorden "ijzeren kist" vervangen door: "brandkast". een nieuw artikel (53) wordt aangenomen: "Het archief wordt bewaard in een of meer kasten, voorzien van drie verschillend werkende sloten. Ieder lid der commissie bewaart daarvan een sleutel en geeft die bij aftreding over aan hem die in zijn plaats benoemd is". NB De bedoelde commissie is de commissie "voor de bewaring van het archief, de financiën en het opnemen van proveniers en andere personen". 4-3-1876: betaalbaar gesteld wordt een rekening ad f 48,- van F.G. Grivel voor geleverde "kamerkroon". Regent Lapidoth vraagt of er plannen bestaan voor verbetering van het riool achter het huis: de tegenwoordige toestand is nadelig voor het gebouw en voor de gezondheid. De voorzitter zegt reeds over verbetering te hebben gesproken en dat de commissie voor de vertimmeringen zo spoedig mogelijk maatregelen zal nemen. Ook opzichter Van Selm herinnert eraan dat het riool achter het huis verbetering behoeft. 1-4-1876: opzichter Van Selm mag "een paar voer mest" voor de tuin kopen, maar moet het bestellen en poten van een perenboom tot het najaar uitstellen. 3-6-1876: de binnenmoeder vraagt om het huishoudelijk reglement voor de inwoners van het gesticht in een lijst in de eetzaal op te hangen. De voorzitter kent zodanig reglement niet en zegt dat dat in de bestaande lijst onleesbaar is geworden. Besloten wordt om de commissie belast met de herziening van het reglement voor het opnemen van proveniers en andere personen op te dragen onderzoek te doen naar het bestaan van dit reglement en het zo nodig te herzien. De voorzitter deelt mee dat het Lekdijkbestuur spoedig met de stad in onderhandeling 113
zal treden over het verlengen van het riool noodzakelijk geworden door het dempen van een gedeelte van de Kromme Rijn. Als dit in orde is dan zal daarin een afwateringspijp uit de zinkput van het gasthuis kunnen worden gebracht, waarvan de kosten door de stadsopzichter zijn geraamd op f 105,-. 1-7-1876: in verband met de herziening van het "reglement over het opnemen van proveniers en andere personen" wordt besloten dat niet meer zal worden gesproken over proveniers en aalmoezeniers, maar dat opname voortaan op twee manieren zal plaatsvinden: a. tegen betaling, volgens tarief b. gratis. In het te onwerpen nieuwe reglement zal een maximum aantal voor categorie b. worden bepaald. In elk geval hoeft deze groep geen geld of goederen meer in te brengen (Van Heijst: leidt soms tot bedelen, ongewenst met het oog op de reinheid en volgens de binnenmoeder en regentessen toch van bitter weinig betekenis). de voorzitter deelt mee dat hij het maken van een "afleidriool" in de tuin van het gasthuis aan de metselaar Van Soest heeft opgedragen. Er worden geen ijzeren pijpen gebruikt omdat het lassen te veel moeite en kosten meebrengt, maar potbuizen die van binnen en buiten verglaasd zijn en een diameter hebben van 16 [ned.?] duimen. De kosten zijn door de stadsopzichter geraamd op f 145,975. Regent Croockewit zal ervoor zorgen dat: de asbak achter het gasthuis wordt opgeruimd en de vuilnisbak dieper gemaakt; om diverse rommel op de zolder van het gasthuis op te ruimen door het "nietswaardige" te verbranden en de rest te verkopen. 5-8-1876: ingekomen is een brief van 10 juli van de kameraar van de Lekdijk Bovendams met vergunning tot ingraving voor het maken van een afwateringsriool achter de tuin van het gasthuis. Het voorgenomen herstel of de verbetering van de asbak wordt uitgesteld omdat de commissie voor de vertimmeringen later bij het vaststellen van de begroting voor 1877 een voorstel wil doen voor afbraak van het schuurtje en dan te zien hoe een doelmatige asbak te maken is. De voorzitter stelt voor om door een bevoegd deskundige het gasthuis van wandgedierte te doen zuiveren, waartoe men ter vermindering van kosten thans met de heer Verweij zou kunnen samenwerken. Croockewit zegt dat de kosten hiervan voor één huis f 37,- zullen bedragen. Een en ander wordt overgelaten aan de commissie voor de vertimmeringen. De binnenmoeder laat weten dat het gasthuis nog niet geheel is bevrijd van wandgedierte. 2-9-1876: het project voor de verbouwing van de schuur achter het gasthuis kost f 2850,-. De gemeenteopzichter Van Wamel geeft in de vergadering inlichtingen over de verbouwing. 114
De voorzitter deelt mee dat de reparaties aan het gasthuistorentje en de schoorsteenkappen veel kosten zouden meebrengen. Besloten wordt om de verbouwing van de schuur, waarvan bestek en tekeningen hadden gecirculeerd, te doen uitvoeren wanneer het benodigde geld uit de gewone inkomsten kon worden gevonden en daarop bij het vaststellen van de begroting voor 1877 te letten. De aalmoezenier Van Harpen blijkt een kamertje buiten het gasthuis te huren, een varkentje te mesten en een schuld bij de bakker Van Eck te hebben. Omdat dit niet te pas komt voor een aalmoezenier die in het gasthuis volledige verpleging vindt, wordt een en ander hem verboden. 4-11-1876: Van Harpen toont zich onwillig (zo zegt hij dat het varken van zijn kinderen is) en krijgt tot 1-12 de tijd om e.e.a. alsnog in orde te maken. 2-12-1876: Van Harpen en zijn vrouw verlaten op hun verzoek onmiddellijk het gasthuis. 4-11-1876: de voorzitter deelt mee dat het uurwerk in het torentje op het gasthuis zeer slecht is en dat als gevolg daarvan de wijzers niet bewegen. Hij had de herstelkosten laten opnemen door de horlogemaker en de smid Van der Heijden, die respectievelijk f 40 á 50 en f 40 á 60,- hadden opgegeven. Overigens was geen van beiden genegen het herstel voor deze bedragen uit te voeren (sic). Na enige discussie wordt bepaald om bij een uurwerkmaker te informeren naar de kosten van een nieuw uurwerk. Vastgesteld wordt een nieuw reglement betrefende het opnemen van personen in het gasthuis. Hierin ondermeer: (art. 1)mannen en vrouwen boven de 50 jaar, vrij van "ziekte of kwalen die eene voortdurende oppassing vereischen". (art. 4)opneming geschiedt: a. tegen betaling volgens bij het reglement horend tarief (in art. 11: variërend van f 2280,- voor een 50-jarige tot f 290,- voor iemand van 80 of ouder) ineens te storten of door een jaarlijkse bijdrage van f 260,-) b. zonder betaling. (art. 5)degenen die tegen betaling ineens worden opgenomen zijn verplicht mee te brengen: een bed met toebehoren, wasgoed, kleren en lijflinnen en enig huisraad, zoals dat bij elke opneming door regenten zal worden bepaald. Deze goederen worden eigendom van het gasthuis, maar ten gebruike afgestaan aan de inbrenger. De tegen betaling opgenomenen krijgen een eigen kamer en mogen aan de tafel van de binnenmoeder eten. Zij zijn niet verplicht diensten te verlenen of enig huishoudelijk werk te verrichten. Ze zorgen zelf voor hun kleren, lijftoebehoren en betalen voor vuur en licht. (art. 8)degenen die zonder betaling worden opgenomen mogen niets meebrengen, worden door het huis gekleed en moeten huishoudelijk werk verrichten. Eveneens vastgesteld wordt een reglement van orde voor de verpleegden. Hierin ondermeer: (art. 4)bij aanvang van het morgen-, middag- en avondeten, aangeduid door het luiden 115
van de etensbel (vervangt: "het klokje") moet iedereen, behoorlijk gekleed en gereinigd en op tijd zijn vaste door de binnenmoeder aangewezen plaats innemen. (art. 5)iedereen die uit wil gaan heeft daarvoor de toestemming van de binnenmoeder nodig en moet voor sluitingstijd terug zijn. Verlof om later thuis te komen of langer dan een dag buiten het huis te vertoeven, moet via de binnenmoeder aan de voorzitter worden gevraagd. (art. 6)het is verboden zonder toestemming van de binnenmoeder in de keuken te komen. Tenslotte wordt vastgesteld een instructie voor de binnenmoeder (wordt nog aan de regentessen voorgelegd). Hierin ondermeer: (art. 3)het ontbijt is om 8.30, het middagmaal om 13.30 en het avondeten om 21.00 uur. (art. 4)de maaltijden beginnen en eindigen met gebed, terwijl de binnenmoeder 's morgens en 's avonds een hoofdstuk uit de bijbel voorleest of doet voorlezen. (art. 5)de binnenmoeder zorgt voor de goede verlichting van het huis en dat de zitkamer der mannen en vrouwen alsmede de eetzaal 's winters behoorlijk worden verwarmd. Voordat zij gaat slapen, onderzoekt ze of vuur en licht overal zijn gedoofd. (art. 8)het schoonhouden van het huis behoort tot haar zorg. Ook moet zij ervoor zorgen dat de voordeur steeds gesloten blijft en dat het openen ervan beurteling wordt opgedragen aan de daartoe aangewezen personen. 2-12-1876: bij de begrotingsbehandeling voor 1877 komt ter sprake: regent Verbeek vraagt of bij Hoofdstuk VI "Onderhoud van gebouwen" ook op de evt. kosten voor het uurwerk is gelet. De voorzitter deelt mee dat geinformeerd is naar de prijs van een nieuw uurwerk en dat uit een ingekomen brief van de heer A.H. van Bergen te Heiligerlee bleek dat de prijs daarvan f 550,- zou bedragen. De vergadering vindt dat een te grote uitgave voor een uurwerk en geeft Croockewit opdracht om te trachten het bestaande nog wat te laten oplappen. Hij zal daarover de volgende keer verslag doen. De reparatiekosten zullen uit de "onvoorziene uitgaven" worden betaald. 6-1-1877: betaalbaar gesteld wordt een rekening van stadsarchitect Van Wamel ad f 40,- voor het maken van bestekken en opzicht over verschillende werken in 1876. De nieuwe voorzitter, Verbeek, heeft van zijn voorganger Heldewier ondermeer overgenomen: een duplicaat-sleutel der brandkamer en vier sleutels van de verschillend werkende sloten van de beide archiefkasten. Overeenkomstig het reglement worden de laatste vier sleutels in bewaring genomen door de leden van de commissie voor de bewaring van het archief, en wel 2 sleutels door regent Van Asch van Wijck en 2 door regent Raebel. De duplicaat-sleutel van de brandkamer wordt, na een korte discussie, niet gedeponeerd bij de rentmeester, maar bij vice-president Van Mariënhoff. 116
"De regent Lapidoth deelt hierop de vergadering mede dat hij indertijd door aankoop eigenaar is geworden van de ordonnantie van 't jaar 1400 betreffende dit gesticht. Hij zegt van zins te zijn dat document aan het gasthuis cadeau te geven en verlaat daarop de vergadering om het te halen. De regent Van Mariënhoff geeft in overweging om den heer Lapidoth aan te bieden restitutie der gelden voor gezegde ordonnantie betaald.(...) De regent Lapidoth komt terug ter vergadering en stelt den voorzitter ten behoeve van het gasthuis ter hand de bovengemelde ordonnantie. De voorzitter, dit stuk voor het gasthuis accepterende, biedt den regent Lapidoth aan restitutie van het daarvoor betaalde, welke restitutie echter door laatstgenoemde niet werd verlangd. De voorzitter brengt hierop namens regenten den regent Lapidoth dank voor het aangeboden stuk". (...) "De regent Van Asch van Wijck zegt het wenschelijk te achten om bij een besluit der vergadering te doen blijken dat de door den heer Lapidoth teruggegeven ordonnantie van het jaar 1400 betreffende het gasthuis door toevallige omstandigheden in zijne handen gekomen door het gasthuis in dank is teruggenomen. De voorzitter merkt op dat de overgifte voldoende uit het deswege genotuleerde blijken zal en zegt verder den heer Lapidoth daarvoor reeds den dank der vergadering te hebben gebracht". 3-2-1877: betaalbaar gesteld worden: een rekening van de smid J.D. van der Heiden wegens reparatie aan het torenuurwerk en leveranties daarvoor ad f 57,50; een rekening van G. van Waveren wegens het schilderen van twee schilderijlijsten in december 1876 ad f 5,-; een rekening van de horlogemaker H.V. Vrijhoef a. wegens reparatie en opwinden van (de) pendule over 1876 f 4,75 en b. wegens het schoonmaken, repareren enz. van het torenuurwerk ad f 55,-. het herstel van het torenuurwerk is afgelopen; "hetzelve gaat voorloopig goed". de commissie voor de vertimmeringen heeft de verbouwing van de schuur achter het gasthuis op 22-1 aanbesteed; het werk is gegund aan de metselaar C. van Bekkum voor f 2522,-. Regent Van Mariënhoff deelt mee dat de secreetput weer vol is, vooral als gevolg van het vele regenwater daarin en wijst op de aanzienlijke kosten voor het legen (vorig jaar f 70,-). De voorzitter (Verbeek) zegt dat het water er reeds uitgenomen is en in de tuin gebracht. Lapidoth bespreekt hierop de wenselijkheid voor het maken van afvoerpijpen voor het regenwater. Heldewier beaamt dit en bespreekt een plan daarvoor. De voorzitter zegt zeer voor het maken van plannen te zijn, maar dat die met het oog op de financiën dit jaar bezwaarlijk kunnen worden uitgevoerd. 3-3-1877: betaalbaar gesteld wordt een rekening van F.P. Grivel voor geleverd theeservies enz. over 1876 ad f 14,95 en voor geleverde "ballon voor de manskroon (?)" f 2,50. 117
tengevolge van de verbouwing van de schuur, kan de levering van turf door Van Groningen vooralsnog niet anders dan dagelijks geschieden. De heer Groeneveld vraagt vergunning om na de opbouw van de schuur achter het gasthuis de wijnstok in zijn tuin daartegen te mogen aanbrengen, evenals die vroeger aanwezig was tegen het oude gebouw. Regent Heldewier zegt dat de heer Van der Veur "in hetzelfde geval verkeert" en daarvoor ook reeds vergunning heeft gevraagd. Na een korte discussie worden de gevraagde vergunningen verleend. Van Mariënhoff vraagt of in de akte van aanbesteding van de schuur achter het gasthuis staat of er geen sterke drank op het werk mag worden gebruikt. De voorzitter zegt van niet, maar zal nagaan of er sterke drank gebruikt wordt en zoja maatregelen te zullen nemen. De binnenmoeder had overigens niets gemerkt van het gebruik van sterke drank bij het bouwen van de schuur. Heldewier had naar aanleiding van het besprokene in de vorige vergadering over het afwateringskanaal daarover nog eens nagedacht en met Van Wamel de zaak besproken.Zie verder de fotokopieën. 7-4-1877: de voorzitter deelt mee "dat hij naar ouder gewoonte bij gelegenheid dat een huis onder dak komt de werklieden aan het gebouw achter het gasthuis te dier gelegenheid eene kleine tractatie bereid heeft, bestaande in Beiersch bier, saucijsebroodjes en wat sigaren, waarvan de kosten hebben beloopen f 5,77. 5-5-1877: naar aanleiding van de opname van een niet betalende (vrouwelijke) persoon in het gasthuis, die volgens het (nieuwe) reglement niets mag meebrengen en door het gasthuis moet worden gekleed, vraagt de voorzitter de vergadering of "alsnu ook eene bepaalde kleederdracht gewenscht voorkomt of wel dat de vergadering goedvind dat hij dit onderwerp in overleg met dames regentessen regele. De regent Van Mariënhoff zegt zeer tegen uniform kleeding te zijn. De regent Raebel geeft in overweging om kleedingstukken waaraan niets hapert den opgenomenen te doen behouden, waartegen de voorzitter aanvoert dat het reglement dit pertinent verbiedt. De regent Lapidoth geeft in overweging om een bepaalde stof die geschikt en voordeelig blijken mocht, te kiezen en zegt er niet tegen te zijn, zoolang men daaromtrent nog geen keuze gedaan heeft, om de weduwe Van Ek voorloopig op te nemen. Vervolgens werd, zonder hoofdelijke stemming, aan den voorzitter overgelaten om de zaak met de dames regentessen en de binnenmoeder te regelen". 2-6-1877: betaalbaar gesteld wordt een rekening ad f 6,- van de tuinman M. Boeschoten wegens het snoeien van bomen en andere werkzaamheden in de tuin achter het gasthuis, in april j.l. Mevrouw De Greve, bewoonster van het naast het gasthuis gelegen pand, heeft bij de binnenmoeder geklaagd dat de muur van de mannenkamer "er zoo uit ziet; dat zij zich hierover reeds tot den verhuurder Dijkman gewend heeft; doch dat deze haar naar het 118
gasthuis had verwezen". Na een korte discussie over de al dan niet verplichting van het gasthuis in deze, wordt dit onderwerp voor onderzoek in handen van de commissie voor de vertimmeringen gesteld. De binnenmoeder verzoekt om de "tafel der huiskamer, de waschmanden en emmmers" te schilderen. 7-7-1877: aan het verzoek van mevr. De Greve om de muur van het gasthuis wat op te knappen, is tegemoetgekomen. Er is "een verandering gebracht in de verdeeling der nieuw gebouwde schuur achter het gasthuis, welke allezins doelmatig en gewenscht voorkwam". De kosten zouden niet hoog zijn en de brgroting in geen geval overschrijden. Nu de schuur bijna klaar is, wil de voorzitter deze hoger verzekeren en wel voor f 3000,- in verband met de aanneemsom. Croockewit acht f 4000,- als herbouwwaarde niet te hoog omdat "de afbraak der oude schuur voor zooveel bruikbaar geheel aan het nieuwe gebouw is gebruikt". Na een korte discussie wordt besloten de schuur tegen brandschade te verzekeren tegen een herbouwwaarde van f 4000,- (4-8-1877 bij De Jongh & Co. te Amsterdam). 1-9-1877: De voorzitter heeft de keuken laten schoonmaken, "welk werk met uitzondering van het wasschen van den zolder onder de aanneming van Boeschoten begrepen was". De binnenmoeder verzocht om een paar planken in de provisiekamer. De voorzitter merkt op dat wanneer Te Poel daarmee belast werd, de kosten gering zouden zijn. De uitvoering hiervan wordt opgedragen aan de commissie voor de vertimmeringen. De voorzitter deelt mee dat "het in de keuken der nieuw gebouwde schuur rookt, waarvan de oorzaak wellicht gelegen is in een te kort pijpje uitkomende in den schoorsteen". De commissie voor de vertimmeringen zal dit onderzoeken. Regent Heldewier, als lid van de commissie voor de vertimmeringen, somt verschillende reparaties op die hoogst noodzakelijk waren, maar nogal van vrij grote omvang. Ondermeer een grote reparatie aan de "zijgevel van de keuken hier". Van Asch van Wijck en de voorzitter merken op dat bij de begrotingsbehandeling voor het volgend jaar daaromtrent voorstellen kunnen worden gedaan. De voorzitter deelt verder nog mee: - dat de perspomp geen water geeft; de commissie zal dit onderzoeken - dat de turf in de nieuwe schuur op de zolder wordt geborgen, als gevolg waarvan "het afdragen voor de oude menschen zeer moeilijk is", zodat het wenselijk is dat een turfkoker werd aangebracht. Regent Heldewier zegt dat hij hier indertijd reeds op had aangedrongen - dat de binnnemoeder om een keukenkast in de nieuwe keuken verzocht heeft. Regent Croockewit, als lid van de commissie voor de vertimmeringen, deelt tenslotte mee dat het dakwater van de nieuwe schuur achter tegen de muur blijft staan, zodat 119
het nodig is hiervoor een afwateringsbuis te leggen naar het bestaande riool, wat weinig zal kosten. Ook kan nu, zegt hij, worden overgegaan tot het afbreken van de buiten gebruik gestelde asbak en (het) steenkolenbergplaatsje, terwijl voor de berging van steenkolen een gedeelte van de bergplaats in de nieuwe schuur moet worden afgeschoten. Na een en ander te hebben bekeken, wordt de commissie voor de vertimmeringen gemachtigd tot uitvoering hiervan. 6-10-1877: betaalbaar gesteld wordt een rekening ad f 35,- van de timmerman J.W. Lamoree voor het maken van kappen op de schoorstenen van het gasthuis met levering van hout en zink in september, onderhands aangenomen.
3-11-1877: besproken wordt de voortdurende last met de privaatput van het gasthuis. Lapidoth stelt voor "om tot afvoer van het overtollige water potten te leggen naar de stadsgracht, het water te leiden door een vervalgat dat gevuld wordt met kiezel, takken en dergelijke waardoor de faecale stoffen worden afgezet en het water gefiltreerd in de gracht komt zoodat deswegen niet het minste bezwaar meer aanwezig is. Spreker zegt te gelooven dat op die wijze het bezwaar waaraan men bij hoogen waterstand onderworpen is geheel zal zijn opgeheven. De voorzitter merkt op dat bij de behandeling der begrooting dit onderwerp meer aan de orde is." 1-12-1877: de binnenmoeder bedankt de regenten voor het doen opknappen van haar slaapkamertje. 5-1-1878: de voorzitter deelt mee dat de privaatput is geleegd met de nieuwe gierton, "hetwelk op die wijze, met permissie van het gemeentebestuur, overdag heeft kunnen plaats hebben"; de vervoerskosten bedroegen: 17 ton á 60 cent = met arbeidsloon: f 15 á f 16,-. Volgens de opzichter was hiermee 2,5 morgen bemest. Lapidoth bespreekt hierop het in een vorige vergadering geopperde plan "om het kwelof regenwater tot een zeker peil uit de privaatput af te voeren in een diep vervalgat of put, het hier te doen filtreren door kiezel en het alzoo van faecale stoffen gezuiverde water door afvoerpijpen te leiden naar de stadsgracht. Spreker merkt op dat dit met betrekkelijk geringe kosten zal zijn tot stand te brengen en goedkoper zal uitkomen dan invoering van het tonnenstelsel. Verandering, zegt hij, is noodig omdat hem onlangs is gebleken dat het regenwater bedorven was, eene omstandigheid die vermoedelijk ook is toe te schrijven aan den selechten toestand der put". Zie verder de fotokopieën. 2-2-1878: de voorzitter deelt mee "dat, evenals bij het overlijden van de weduwe Udo ook onlangs bij den dood van vrouw Van Harpen zich onder de inwoners een niet gepast vooroordeel heeft geopenbaard tegen het plaatsen van lijken in het daartoe bestemde locaaltje; dat met betrekking tot dit locaal door de binnenmoeder is voorgesteld om 120
daarin aan te brengen eene burrie* waartoe het schot tusschen de mangel, en badkamer zou kunnen gebruikt worden. Spreker zegt dat hierdoor het badkamertje zou komen te vervallen; doch daartegen geen bezwaar schijnt omdat hiervan toch geen gebruik gemaakt wordt, wegens de weinig doelmatige inrichting. Wordende aan de commissie voor de vertimmeringen overgelaten dienaangaande naar bevind van zaken te handelen". "Nopens het onderzoek naar de stand van de beer in de privaatput deelt de voorzitter mede dat bij peiling is gebleken als volgt: den 5 januari ll. 15 Utrechtse duimen, den 12 jan 19 Utr. duimen, den 19 jan. 23 utr. duimen, den 2 febr. 28 Utr. duimen". Dit resultaat geeft geen aanleiding tot een bepaalde conclusie. Na beraadslaging word besloten de zaak voorlopig "in statu quo" te laten, terwijl aan de commissie voor de vertimmeringen wordt opgedragen het onderzoek in verband met de rivierstand voort te zetten en ondertussen de nodige verbeteringen te overwegen. 2-3-1878: de voorzitter deelt mee dat in een onlangs gehouden vergadering van de commissie voor de bewaring van het archief de gevreesde vochtigheid der kasten nogal bleek mee te vallen. Lapidoth zal oud-regent Van Asch van Wijck vragen om een indertijd door deze gemaakt "beredeneerd extract der notulen". De voorzitter merkt op dat het grote verbruik van petroleum in het gasthuis veroorzaakt wordt doordat ook de proveniers sinds jaren petroleum van het huis gebruiken, wat in strijd is met vroeger en met het bestaande reglement (art. 5). Al onder juffrouw Hissink schijnt dit misbruik te hebben bestaan. Croockewit merkt op dat het "gemeenschapslocaal" door het gasthuis wordt verlicht, waarvan de niet-betalende inwoners gebruik maken, terwijl de betalende die daarvan geen gebruik maken voor eigen verlichting moeten zorgen. De zaak wordt in handen van de commissie voor de financiën gegeven. Opzichter Van Selm deelt mee dat de beer in de privaatput 39 Utrechtse duim aanwijst. 6-4-1878: de voorzitter deelt mee dat vóór de zomer de privaatput nog eens geleegd moet worden. Er zal geinformeerd worden naar een in een advertentie in de Overmaasche Courant van 3-4 aangeboden draagbare gier- of aaltpomp, die "van groot belang zou zijn voor bedoelde lediging". 4-5-1878: de voorzitter heeft woensdag de draagbare gier- of aaltpomp ontvangen; de prijs is 152.50 frcs. of f 77,05, wat "nog al duur schijnt". Het "systeem komt echter zeer doelmatig voor". Hij nodigt de regenten uit de pomp na de vergadering te bezichtigen. Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de afdeling Wijk bij Duurstede van het genootschap voor landbouw en kruidkunde op 22 mei zal de pomp bezichtigd kunnen worden. 121
1-6-1878: opzichter van Selm vraagt om in de schoorsteen van de bijkeuken door Van Zoest potten te doen plaatsen. Het besluit hierover wordt opgedragen aan de commissie voor de vertimmeringen. Ook het minder gehorig maken van de kamer bewoond door juffrouw Rikkers wordt aan deze commissie opgedragen. 3-8-1878: naar aanleiding van een verzoek van de administrerend regent van het Ewouds gasthuis te IJsselstein wordt "opnieuw de wenschelijkheid besproken om het archief van het gasthuis te doen ordenen en inventariseren, ten einde het nazoeken als anderszins gemakkelijker te maken". De volgende vergadering wordt dit onderwerp aan de orde gesteld. De binnenmoeder deelt mee dat in twee bedsteden van de vrouwenkamer weer wandgedierte is ontdekt en vreest dat ook de derde oude bedstede aldaar niet vrij daarvan zal zijn. zij "geeft als haar gevoelen te kennen" dat de indertijd aldaar vernieuwde bedsteden misschien nog niet besmet zijn. De regenten willen de besmette bedsteden wegbreken en doen vervangen door ijzeren ledikanten. De commissie voor de vertimmeringen zal in deze naar bevind van zaken handelen. 7-9-1878: de voorzitter stelt het onderwerp "inventariseeren archief" aan de orde. Hij vraagt regent Lapidoth of deze reeds van oud-regent Van Asch van Wijck te leen gevraagd heeft het door deze indertijd gemaakte extract uit de notulen. Lapidoth zegt dat hij van Van Asch van Wijck geen rechtstreeks antwoord op zijn desbetreffende vraag heeft gekregen. "over de inventarisatie werd hierop van gedachten gewisseld en ten slotte op advies van den regent Lapidoth zonder hoofdelijke stemming besloten om onderzoek te doen naar een daartoe geschikt persoon en bij aldien men daarin niet slaagde alsdan bij advertentie daartoe eene oproeping. De regent Croockewit betoogde de wenschelijkheid om vooraf eens te onderzoeken hoeveel van de in het archief berustende stukken onleesbaar zijn en wanneer dit zich tot enkele documenten bepaalde om deze alsdan aan een deskundige op te zenden. Nadat deze opzending door andere regenten bestreden was werd nochtans het gevoelen gedeeld van de wenschelijkheid om een voorloopig onderzoek te doen plaats hebben. Welk onderzoek vervolgens werd opgedragen aan de commissie voor de bewaring van het archief in vereniging met den regent Croockewit, die zulks op zich nemende bepaalden daartoe eene vergadering te houden op aanstaande zaterdag 14 dezer 's namiddags te 2 uren." De binnenmoeder zegt dat drie ijzeren ledikanten in gebruik zijn genomen en verzoekt 'bij meerder bestelling een paar kleiner te nemen". Zij deelt ook mee dat de perspomp moeilijk te hanteren is voor de oude bewoners en vraagt wat er moet gebeuren met de door wandgedierte besmette meubelen die in de tuin staan. Na opname in loco zal over de meubels een beslissing worden genomen. 122
5-10-1878: regent Verweij deelt mee dat in de nieuwe bedsteden in de vrouwenkamer wandluis is bespeurd, zodat ook deze moeten worden weggebroken waardoor nog twee ijzeren ledikanten nodig zullen zijn. 16-10-1878: de voorzitter deelt mee dat in antwoord op een door de secretaris aan hem gericht schrijven, is ingekomen een brief van mr. S. Muller Fz., archivaris van de gemeente Utrecht, houdende: "1. bereidverklaring om mede te werken tot het inventariseeren van het archief 2. voorstel om, wanneer het archief geringe plaats beslaat, hetzelve in een doos of kistje aan hem toe te zenden of wanneer de massa te groot is om buiten bepaalde noodzakelijkheid te verzenden, om de stukken eens te komen opnemen en in loco te overleggen wat de beste weg zou zijn om den inventaris op te maken. In het laatste geval zou hij daarmede echter willen wachten tot het voorjaar. De heer Muller schrijft verder dat voor het geval hij het werk wegens de beperkte tijd hem beschikbaar niet zou kunnen op zich nemen hij alsdan wellicht iemand zou kunnen aanwijzen, die de noodige bekwaamheid heeft. Bij de hierop gevolgde discussie bleek dat de meerderheid van regenten het beter keurde om het werk in loco te doen plaats hebben. En werd de secretaris opgedragen in dien zin aan den heer Muller te schrijven".
De voorzitter heeft een onderzoek ingesteld, waarbij hem gebleken is dat door enige verschuivingen een kamertje voor een man & vrouw en een voor een vrouw geschikt zou zijn te krijgen. 2-11-1878: ingekomen is een brief van 19-10 van de Utrechtse stadsarchivaris S. Muller Fz., waarin deze meedeelt dat de door hem in zijn vorige brief bedoelde deskundige, de heer Beger, niet bereid was de "regeling" van het gasthuisarchief op zich te nemen "in ieder geval was het hem onmogelijk zich naar hier te begeven". De voorzitter zegt dat naar aanleiding van deze en de vorige brief van Muller de commissie voor de bewaring van het archief voornemens is de onleesbare oorkonden en documenten aan hem toe te sturen na deze te hebben genummerd. De vergadering kan zich daarmee verenigen. Op voorstel van regent Heldewier werd na enige discussie besloten om oud-regent Van Asch van Wijck vriendelijk te verzoeken om ter kopiëring voor enige tijd af te staan het door hem gemaakte extract uit de notulenboeken. Regent Heldewier deelt mee dat ingenieur Kortman op 8-11 de werking van een "gasmachine" zal vertonen, een uitvinding die volgens hem ook voor het gasthuis wellicht van belang kan zijn. 11-11-1878: de commissie voor de vertimmeringen heeft een voorstel gemaakt voor de verbouwing an de vrouwenkamer. Zij wil "de slaapkamer der binnenmoeder welke door een houten beschot van de vrouwenkamer is afgeschoten doen vervallen door het houten 123
beschot weg te te nemen. Het feit dat ook in het kamertje der binnenmoeder wandgedierte bespeurd is heeft de commissie vooral tot het doen van dit voorstel geleid". De commissie stelt verder voor om de toegang tot de vrouwenkamer te maken in de gang en die door de keuken te doen vervallen. De commissie heeft de kosten van een en ander door de stadsarchitect Van Wamel doen opnemen: ca f 50,-. Regent Croockewit stelde voor om de verpleegde juffrouw Groeneveld een ander kamertje aan te wijzen en het kamertje dat zij thans bewoont bij de ingang van het huis ter beschikking te stellen van de binnenmoeder. Hierdoor zou de binnenmoeder als directrice van het huis vanuit dit kamertje alles kunnen zien wat in en uit het huis ging. Wel moest juffrouw Groeneveld hiervan geruime tijd van te voren op de hoogte worden gesteld, omdat zij voor eigen rekening het een en ander aan het kamertje had laten doen. De commissie voor de vertimmeringen wordt na discussie gemachtigd om het werk in de door haar voorgestelde zin te doen plaats hebben. 7-12-1878: bij de begrotingsbehandeling Hoofdstuk VIII afdeling I "Onderhoud gebouwen" merkte regent Croockewit op dat onder de voor het gasthuis geraamde post begrepen is "het verven van den nieuwen gevel; doch dat ook het oude gedeelte van den voorgevel zal dienen geverfd te worden", zodat de post met de kosten daarvan moet worden verhoogd. De onderhoudskosten van het gasthuis worden met f 100,- verhoogd tot f 500,"Hoofdstuk XV kosten voor de regeling van het archief en wegens aankoop eener archief kast voor memorie".
124