Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Energie Energiebesparing en Winst Inhoudsopgave - zorginstelling 1. Inleiding
2. Gebouwschil 2.1. Warmte- en koudeverlies via de buitenmuur beperken
3. In werking hebben van een stookinstallatie (emissies naar de lucht) 3.1. Aanvoertemperatuur cv-water automatisch regelen op basis van buitentemperatuur 3.2. Energiezuinige warmteopwekking toepassen 3.3. Energiezuinige warmteopwekking van tapwater toepassen 3.4. Opstarttijd cv-installatie regelen op basis van buitentemperatuur en interne warmtelast
4. Ruimte- en buitenverlichting 4.1. Geïnstalleerd vermogen accentverlichting beperken 4.2. Geïnstalleerd vermogen binnenverlichting beperken. 4.3. Geïnstalleerd vermogen buitenverlichting beperken 4.4. Geïnstalleerd vermogen reclameverlichting beperken 4.5. Onnodig branden van binnenverlichting in pauzes en buiten bedrijfstijd voorkomen 4.6. Onnodig branden van buitenverlichting voorkomen zodat verlichting alleen brandt als het donker is, en per nacht minimaal 6 uur uit is of alleen bij beweging brandt
5. Ruimteventilatie 5.1. Onnodig aanstaan van ventilatie buiten bedrijfstijd voorkomen 5.2. Vollasturen ventilatoren beperken door afschakelen van ventilatoren bij lager ventilatiedebiet 5.3. Vollasturen ventilatoren beperken door lager toerental van ventilatoren bij lager ventilatiedebiet. 5.4. Warmte uit uitgaande ventilatielucht gebruiken voor voorverwarmen ingaande ventilatielucht bij gebalanceerd ventilatiesysteem
6. Ruimteverwarming
Energiebesparing en Winst
Infomil | 1
6.1. Warmteverlies via warmwaterleidingen en -appendages beperken in onverwarmde ruimten
1. Inleiding Voor deze bedrijfstak zijn energiebesparende maatregelen aangewezen die per 1 december 2015 als erkende maatregel in werking zijn getreden. Hieronder staat eerst informatie over de werking van de erkende maatregelen energiebesparing, daarna een toelichting op de reikwijdte van de bedrijfstak, gevolgd door een omschrijving van de maatregelen.Zie voor meer informatie over de (werking) van de erkende maatregelen energiebesparing de handreiking erkende maatregelen energiebesparing en de Staatscourant Activiteitenregeling milieubeheer (nr. 29035).
Reikwijdte van de bedrijfstak Instellingen waar medische en tandheelkundige behandeling, verzorging, verpleging en/of genezende behandelingen worden verricht. De inrichting heeft overwegend een gezondheidszorgfunctie zoals aangehaald in het Bouwbesluit 2012. Denk aan een ziekenhuis, verzorgingstehuis, psychiatrische inrichting, medisch centrum, polikliniek, praktijkruimtes voor een huisarts en/of een fysiotherapeut of een tandartspraktijk. Ter indicatie de SBI-code die voor de indeling van instellingen veelal wordt gebruikt: 86.
In deze bedrijfstak zijn erkende maatregelen aangemerkt voor de in tabel 5.3 genoemde activiteiten en typen maatregelen. Voor faciliteiten (zoals ICT, productkoeling en grootkeuken/kantine) en processen zijn nog geen erkende maatregelen opgenomen. Voor deze ‘typen maatregelen’ en ‘activiteiten’ blijft artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit gelden. In een later stadium worden hiervoor alsnog erkende maatregelen opgenomen.
2. Gebouwschil 2.1. Warmte- en koudeverlies via de buitenmuur beperken Branche zorginstelling Laatste inhoudelijke wijziging 1 december 2015 Terugverdientijd 5 jaar of minder Toepasbaarheid Voor spouwmuren waar isolatie ontbreekt, is spouwmuurisolatie toepasbaar. Het gaat om een gebouw die (in de winter) wordt verwarmd en/of (in de zomer) wordt gekoeld. Het gaat niet om gebouwen die alleen in de winter vorstvrij gehouden worden.
Energiebesparing en Winst
Infomil | 2
Een spouwmuur bestaat uit een binnenmuur en een buitenmuur met daartussen een luchtlaag, de spouw. In de periode 1920 tot 1960 zijn gebouwen steeds vaker met een spouwmuur gerealiseerd. Sinds 1975 zijn spouwmuren met isolatie uitgerust. Een spouwmuur heeft een minimale dikte van 24 cm en heeft ventilatievoorzieningen. Als spouwmuurisolatie al is toegepast zijn veelal afgedichte gaten in de buitenmuur waar te nemen.
Beschrijving Het isoleren van spouwmuren is een techniek van de erkende maatregel ‘Warmte- en koudeverlies via de buitenmuur beperken’. Een spouwmuur is minimaal 24 cm dik (te meten bij deuren en ramen) en heeft vaak ventilatievoorzieningen zoals ventilatieroosters of open stootvoegen. Bij een na geïsoleerde spouwmuur zijn in de gevel afgedichte gaten aanwezig. Na-isolatie aan de binnenzijde van het gebouw is vaak een afwerking met gipsplaten. Isolatiemateriaal in de spouwmuur verlaagt het verlies aan warmte of koude door de buitenmuur. Door ongeïsoleerde spouwmuren vindt in de winter warmteverlies plaats. In de zomer komt ongewenste warmte naar binnen. Naast het verlagen van de energiekosten is tegelijkertijd ook het comfort in koude en warme periodes hoger.
Er zijn verschillende isolatiematerialen voor spouwmuren beschikbaar. Veel gebruikte isolatiematerialen zijn PUR-schuim, geëxpandeerd polystyreenschuim (EPS) en glas- of steenwol. In het onderstaande is een overzicht van isolatiematerialen als voorbeeld weergegeven:
• •
•
•
•
uf-schuim: dit materiaal isoleert het slechtst en wordt bijna niet meer toegepast; steenwolvlokken en glaswolvlokken: dit materiaal wordt veel toegepast. Het materiaal heeft soms als nadeel dat het soms gaat 'inklinken'. Het inklinken is binnen enkele jaren ruimschoots binnen de garantieperiode afgerond en kan dan eenvoudig van bovenaf worden aangevuld worden; ps-schuimparels: dit materiaal wordt veel toegepast. Het materiaal moet met voldoende lijm in de spouw worden gespoten, zodat een ‘plaat’ in de spouw ontstaat. Bij het gebruiken van te weinig lijm, zal het rondom het pand, via openingen, vanuit de spouw 'sneeuwen'; gesiliconiseerde perlitekorrels: dit materiaal wordt relatief weinig toegepast. Het materiaal gedraagt zich in de spouw als water, dus als openingen worden vergeten, zal het materiaal gedeeltelijk weer uitlopen; pur-schuim: is op de bouwlocatie aan te maken en wordt veel toegepast. Het juist aanmengen en inspuiten kan alleen bij bepaalde condities van het buitenklimaat.
Financiële aspecten Als sprake is van een gebouw dat (in de winter) wordt verwarmd en (in de zomer) wordt gekoeld en een jaarlijks aardgasverbruik lager dan 1 miljoen m3 dan is spouwmuurisolatie erkend op een natuurlijk moment. Als in deze situatie ook het jaarlijks aardgasverbruik lager is dan 170.000 m3 dan is spouwmuurisolatie erkend op een zelfstandig moment.
Aanvullende informatie Voor het na-isoleren van spouwmuren zijn vakkundige (gecertificeerde) bedrijven beschikbaar. Meer informatie hierover vind u op de internetsite van het SKG-IKOB (certificatie-instelling ).
Energiebesparing en Winst
Infomil | 3
Als spouwmuurisolatie (zie maatregel nummer 1) aanwezig is of wordt toegepast, zijn de volgende maatregelen niet meer erkend:
• •
Warmte uit uitgaande ventilatielucht gebruiken voor voorverwarmen ingaande ventilatielucht bij gebalanceerd ventilatiesysteem (zie maatregel nummer 5) Energiezuinige warmteopwekking toepassen (zie maatregel nummer 9).
Spouwmuurisolatie (zie maatregel nummer 1) is niet meer erkend als de volgende maatregel aanwezig is of wordt toegepast:
•
Energiezuinige warmteopwekking toepassen (zie maatregel nummer 9).
Voor gebouwen met minimaal een energielabel A of gebouwen met een bouwjaar vanaf 2003 wordt uitgegaan dat deze maatregel al is getroffen. Het energielabel staat voor de energieprestatie op basis van getroffen maatregelen. Voor wat betreft het bouwjaar geldt dat nieuwbouw in ieder geval aan de EPCeisen van 2003 behoort te voldoen.
3. In werking hebben van een stookinstallatie (emissies naar de lucht) 3.1. Aanvoertemperatuur cv-water automatisch regelen op basis van buitentemperatuur Branche zorginstelling Laatste inhoudelijke wijziging 1 december 2015 Terugverdientijd 5 jaar of minder Toepasbaarheid Weersafhankelijke regeling is toepasbaar op cv-ketels met onnodige hoge temperatuurverwarming bij hogere buitentemperaturen en waar de regeling ontbreekt. Weersafhankelijke regeling is ook toepasbaar op de cv-groep als dit op de ketel onmogelijk is door de warmtapwatervoorziening (hoge temperatuurverwarming).
Beschrijving Een weersafhankelijke regeling is een techniek van de erkende maatregel ‘Aanvoertemperatuur van het
Energiebesparing en Winst
Infomil | 4
cv-water automatisch regelen op basis van buitentemperatuur’. Bij een weersafhankelijke regeling hoort een buitenvoeler die in een behuizing (zoals een kleine kast) aan de buitengevel gemonteerd. Veelal aan de noord- of noordoostgevel. Een weersafhankelijk regeling is in een behuizing in de technische ruimte (of stookruimte) aanwezig. Deze regeling kan ook in een gebouwbeheersysteem of in een optimaliserende regeling zijn geïntegreerd. Afhankelijk van onder andere de buitentemperatuur is er een grote of kleine warmtebehoefte in een gebouw. Bij lage buitentemperaturen (zoals winterperiode) is het nodig dat het cv-water voldoende warmte heeft om aan de werkruimten af te geven (bijvoorbeeld via radiatoren). Bij hogere buitentemperaturen (zoals de zomerperiode) volstaat een lagere cvwatertemperatuur om te zorgen voor de benodigde warmtebehoefte.. Een weersafhankelijke regeling maakt gebruikt van een stooklijn die de temperatuur van het cv-water afstemt met de buitentemperatuur. Een hoogrendementsketel (bijvoorbeeld de HR107-ketel) heeft een hoger rendement bij een de cv-watertemperatuur die lager is dan 55 °C. Zo heeft bijvoorbeeld een HRketel bij een cv-watertemperatuur van 90 °C een rendement die tot wel 12% lager kan zijn dan bij een cvwatertemperatuur van 45 °C. Bij een conventionele ketel loopt het rendementsverlies op tot wel 4%. Naast een hoger rendement van een cv-ketel draagt een weersafhankelijk regeling bij aan een hoger comfort in de werkruimten. Met cv-water van 90 °C en een buitentemperatuur van 15 °C is het snel te warm in een gebouw.
Bij grotere gebouwen (groter dan 500 m² vloeroppervlak) is het gebouw vaak opgedeeld in meerdere cvgroepen ook wel secundaire groepen genoemd. Om in elk gebouwdeel via maatwerk een behaaglijk klimaat te realiseren. De primaire groep is de aanvoer- en retourleiding van de ketel naar het ‘verdeelblok’ en ‘retourblok’. Via het verdeelblok wordt opgewarmd water verdeeld over secundaire groepen en verzamelt het ‘retourblok’ het afgekoelde cv-water van de secundaire groepen. Daarna gaat het water (in de retourleiding van de primaire groep) weer terug naar de cv-ketel. Als de primaire groep weersafhankelijk is of wordt geregeld dan is automatisch ook de secundaire groep weersafhankelijk geregeld. Zodra de warmtebehoefte van de secundaire groepen verschillen, is het wenselijk om per secundaire groep een aparte weersafhankelijke regeling te plaatsen. Als de cv-ketel ook een boiler (voor warmtapwater of proceswater) van warmte voorziet, moet de weersafhankelijke regeling iedere keer uitschakelen zodra de ketel de boiler warmte moet leveren. Het gevolg is dat de watertemperatuur in de primaire groep gaat variëren waardoor de secundaire groepen een eigen weersafhankelijke regeling nodig hebben. De weersafhankelijke regeling van de primaire groep is dan afgestemd op de secundaire groep die de hoogste temperaturen vraagt.
Financiële aspecten De maatregel is erkend op een zelfstandig en natuurlijk moment.
Aanvullende informatie Geen bijzonderheden.
3.2. Energiezuinige warmteopwekking toepassen Branche
Energiebesparing en Winst
Infomil | 5
zorginstelling Laatste inhoudelijke wijziging 1 december 2015 Terugverdientijd 5 jaar of minder Toepasbaarheid Een hoogrendementsketel (HR107-ketel) is toepasbaar als de retourtemperatuur van de ketel lager kan zijn dan 55°C en condensafvoer mogelijk is. Hoge temperatuursystemen (zoals warmtapwatersysteem of hoge temperatuurstralingspanelen) verhinderen dat soms. Bij een systeem dat continu op een hogere temperatuur dan de condensatietemperatuur wordt gehouden, heeft de HR107-ketel geen energievoordeel. Ook is deze maatregel niet toepasbaar in Operatie Kamers (OK’s). Voor deze erkende maatregel zijn twee uitgangsituaties belangrijk (situaties dat de maatregel toepasbaar is), namelijk:
a) Conventioneel rendementsketel (CR-ketel) of verbeterd rendementsketel (VR-ketel) is aanwezig voor basislast (bedrijfstijd is meer dan 500 uur per jaar). b) Hoogrendementsketel (HR100-ketel) is aanwezig voor basislast (bedrijfstijd is meer dan 500 uur per jaar).
Een standaardstookseizoen heeft ongeveer 1.000 vollasturen per jaar (4 uur op 25% van het vermogen is 1 vollastuur). In normale situaties is de maatregel van toepassing. De maatregel is dan niet van toepassing bij piekketels die ingezet worden bij vrieskou.
Beschrijving Een HR107-ketel is een techniek van de erkende maatregel ‘Energiezuinige warmteopwekking toepassen’. Een HR-ketel is te herkennen aan een afvoerleiding van condenswater en het gaskeurlabel (een sticker) aan de buiten- of binnenkant van ketel. Op dit label is de klasse (in dit geval “HR107”) van ketel vermeld. Bij de verbranding van aardgas ontstaan rookgassen met waterdamp die warmte bevatten. Een HR107-ketel heeft een rookgascondensor in het rookgaskanaal. Hiermee wint een HR107-ketel de extra warmte terug via condensatie van de waterdamp in de rookgassen. Tot circa 10% extra warmte wordt alsnog nuttig gebruikt ten opzichte van een VR-ketel. De warmte die hierbij vrijkomt, komt ten goede aan het verwarmingssysteem van het gebouw. Bij een HR107-ketel moet het retourwater (het water uit het gebouw naar de ketel toe) lager zijn dan 55 ˚C anders condenseert de waterdamp in de rookgassen niet. Hoe kouder het retourwater, des te beter de condensatie plaatsvindt en des te hoger het rendement is van de HR107-ketel. Daarom leidt een te hoog ingestelde stooklijn tot een lager rendement van de HR107-ketel.
Een HR107-ketel heeft een modulerende brander met een rendement van ongeveer 95% (bovenwaarde, is het rendement inclusief condensatiewarmte) en 107% (onderwaarde, is het rendement exclusief condensatiewarmte waardoor het hoger dan 100% kan zijn). De HR107-ketel heeft nog een bijkomend milieuvoordeel. De NOx-uitstoot is namelijk lager (factor 3 tot 4) dan bij oude cv-ketels.
Energiebesparing en Winst
Infomil | 6
Financiële aspecten Als in de uitgangssituatie sprake is van een CR-ketel of een VR-ketel en geen tot beperkte gebouwisolatie (ter indicatie: minder dan 40 mm isolatie of bouwjaar van 1975 of eerder) dan is de HR107-ketel erkend op een natuurlijk moment. Als in deze situatie ook sprake is van een jaarlijks aardgasverbruik minder dan 1 miljoen m3 en een bruto vloeroppervlak van meer dan 300 m2 dan is de maatregel erkend op een zelfstandig moment. Als in de uitgangssituatie sprake is van een HR100-ketel, geen tot beperkte isolatie en het bruto vloeroppervlak is meer dan 300 m2 dan is de maatregel erkend op een natuurlijk moment.
Aanvullende informatie Als een HR107-ketel (zie maatregel nummer 9b) een HR100-ketel vervangt, zijn de volgende maatregelen niet meer erkend:
• •
Warmte- en koudeverlies via de buitenmuur beperken’ (zie maatregel nummer 1) Warmte uit uitgaande ventilatielucht gebruiken voor voorverwarmen ingaande ventilatielucht bij gebalanceerd ventilatiesysteem (zie maatregel nummer 5).
Een HR107-ketel (zie maatregel nummer 9) is niet meer erkend als één of meer van de volgende maatregelen aanwezig is of wordt toegepast:
• •
Warmte- en koudeverlies via de buitenmuur beperken (zie maatregel nummer 1) Warmte uit uitgaande ventilatielucht gebruiken voor voorverwarmen ingaande ventilatielucht bij gebalanceerd ventilatiesysteem (zie maatregel nummer 5).
Voor gebouwen met minimaal een energielabel A of gebouwen met een bouwjaar vanaf 2003 wordt uitgegaan dat deze maatregel al is getroffen. Het energielabel staat voor de energieprestatie op basis van getroffen maatregelen. Voor wat betreft het bouwjaar geldt dat nieuwbouw in ieder geval aan de EPCeisen van 2003 behoort te voldoen.
3.3. Energiezuinige warmteopwekking van tapwater toepassen Branche zorginstelling Laatste inhoudelijke wijziging 1 december 2015 Terugverdientijd 5 jaar of minder Toepasbaarheid Een gasgestookte hoogrendementsboiler (HR-boiler) is toepasbaar in een warmtapwaterinstallatie met een conventionele gasgestookte boiler (er is geen sprake van een combiketel) en waar condensafvoer
Energiebesparing en Winst
Infomil | 7
mogelijk is. Beschrijving Een HR-boiler is een techniek voor het energiezuinig opwekken van warm tapwater. Een HR-boiler is te herkennen aan een afvoerleiding voor condenswater. Bij de verbranding van aardgas ontstaan rookgassen met waterdamp die warmte bevatten. Een HR-boiler is zo ontworpen dat de toevoer van koud water langs de rookgassen wordt geleid. Een HR-boiler haalt extra warmte uit de rookgassen door condensatie van de aanwezige waterdamp in die rookgassen. Hierdoor komt tot wel 10% extra warmte vrij ten opzichte van een conventionele boiler. Het koude water neemt deze (extra) warmte uit de waterdamp op waardoor minder aardgas nodig is voor dezelfde hoeveelheid warm tapwater.
Financiële aspecten Als sprake is dat de HR-boiler warm tapwater levert voor het douchen dan is de maatregel erkend op een natuurlijk moment. Als in deze situatie ook sprake is van een jaarlijks aardgasverbruik minder dan 1 miljoen m3 dan is de HR-boiler erkend op een zelfstandig en natuurlijk moment.
Aanvullende informatie Voor gebouwen met minimaal een energielabel A of gebouwen met een bouwjaar vanaf 2003 wordt uitgegaan dat deze maatregel al is getroffen. Het energielabel staat voor de energieprestatie op basis van getroffen maatregelen. Voor wat betreft het bouwjaar geldt dat nieuwbouw in ieder geval aan de EPCeisen van 2003 behoort te voldoen.
3.4. Opstarttijd cv-installatie regelen op basis van buitentemperatuur en interne warmtelast Branche zorginstelling Laatste inhoudelijke wijziging 1 december 2015 Terugverdientijd 5 jaar of minder Toepasbaarheid Een optimaliserende regeling is toepasbaar in gebouwdelen met wisselend gebruik (niet volcontinu).
Beschrijving Een optimaliserende regeling is een techniek van de erkende maatregel ‘Opstarttijd cv-installatie regelen op basis van buitentemperatuur en interne warmtelast’. Een optimaliserende regeling is vaak in een behuizing in de technische ruimte (of stookruimte) aanwezig nabij de cv-ketels en heeft veelal een buitenvoeler. Deze regeling kan ook in een gebouwbeheersysteem of in een weersafhankelijke regeling
Energiebesparing en Winst
Infomil | 8
zijn geïntegreerd. Een optimaliserende regeling regelt de opstarttijd van de cv-installatie automatisch. Een dergelijke regeling zorgt ervoor dat het opwarmen van een gebouw (vanuit nachtbedrijf naar dagbedrijf) zo kort mogelijk duurt. Veelal beschikt een bestaande regeling van een cv-installatie over deze functionaliteit. Anders wordt de bestaande regeling vervangen door een regeling waarbij de optimalisatie wel mogelijk is.
Op basis van verschillende parameters bepaalt een optimaliserende regeling hoeveel tijd de cv-installatie nodig heeft om het gebouw te verwarmen. Hierdoor is het gebouw op een gewenst tijdstip op de gewenste temperatuur zonder dat de installatie onnodig veel energie verbruikt. De regeling zorgt er voor dat de klimaatinstallatie vroeger begint met opwarmen als het buiten kouder is. Parameters die de opstarttijd voor het opwarmen van het gebouw bepalen, zijn bijvoorbeeld:
• • • • • •
De mate van afkoeling van het te verwarmen gebouw. De heersende buitentemperatuur tijdens het opwarmen. De constructie van het gebouw (een houten gebouw is sneller op temperatuur dan een gebouw met veel massieve muren) en isolatiegraad. De mate van warmtelevering in een bepaalde tijdsperiode. Type warmteafgifte in het gebouw. De gewenste binnentemperatuur.
Verschillende optimaliserende regelingen zijn verkrijgbaar:
•
•
Geavanceerde regelingen (meestal voor grotere gebouwen) met een binnen- en buitentemperatuursensor. Op basis van de buitentemperatuur, de binnentemperatuur en de opwarmsnelheid van het gebouw tijdens de voorgaande dag(en) bepalen het opstarttijdstip. Voor geavanceerde regelingen zijn andere belangrijke functies in de regelaar geïntegreerd, zoals weersafhankelijk regelen, vorstbeveiliging, nachtverlaging, optimalisering opwarmtijd (adaptief), stooklijn aanpassing voor het opwarmen en, pompaansturing (nadraaitijd en periodiek draaien buiten het stookseizoen). Minst geavanceerde regelingen (meestal voor kleinere gebouwen) hebben alleen een binnentemperatuursensor. Op de regelapparatuur is aan te geven of het een ‘zwaar’, ‘normaal’, of een ‘licht’ gebouw is. Vervolgens berekent de regeling op basis van de heersende binnentemperatuur de opstarttijd.
Financiële aspecten Als sprake is van een jaarlijks aardgasverbruik minder dan 170.000 m3 is de maatregel erkend op een zelfstandig moment. Als het gelijk of meer is dan 170.000 m3 dan is de maatregel erkend op een natuurlijk moment.
Aanvullende informatie Het is raadzaam om rekening te houden met de zomer- en wintertijd, zon- en feestdagen en/of speciale activiteiten. Als de cv-installatie in groepen is verdeeld, moet per groep de regeling (voor de geschikte
Energiebesparing en Winst
Infomil | 9
starttijdstip voor het opwarmen) worden ingesteld.
4. Ruimte- en buitenverlichting 4.1. Geïnstalleerd vermogen accentverlichting beperken Branche zorginstelling Laatste inhoudelijke wijziging 1 december 2015 Terugverdientijd 5 jaar of minder Toepasbaarheid Ruimten waar accentverlichting met gloeilampen of halogeenlampen aanwezig is voor het belichten van bijvoorbeeld bureaus, leestafels, kunstobjecten, muren, vloeren, wanden en plafonds. Voor de halogeenlampen gaat het om laagspanning halogeen (12V-lampvoet GU5,3) en hoogvolt halogeen (230Vlampvoet GU10). De lampen zijn door energiezuinigere lampen te vervangen (retrofit).
Beschrijving Halogeenlampen, traditionele spaarlampen (PL-lampen) en LED-lampen zijn technieken van de erkende maatregel ‘Geïnstalleerd vermogen accentverlichting beperken’. Gloeilampen en halogeenlampen zijn mede door energie-inefficiëntie en de wettelijke uitfasering - steeds minder toegepast.
Halogeenlamp als vervanger van gloeilamp De halogeenlamp heeft een kleine glazen behuizing (een ballon met een inert gas) en hebben een buisof insteekvorm (met of zonder reflector). Bij dezelfde lichtopbrengst (lumen) verbruikt een halogeenlamp ongeveer 10% minder elektriciteit dan een gloeilamp. Gloeilampen zijn eenvoudig te vervangen door halogeenlampen (die geen uitfasering kennen, zoals heldere halogeenlampen van 5W en 10W op laagspanning).
Spaarlamp als vervanger van gloeilamp Een spaarlamp is meestal als een ‘opgevouwen’ TL-lamp uitgevoerd en hebben een spiraal-, bol- of een uvorm. Bij dezelfde lichtopbrengst (lumen) verbruikt een spaarlamp ongeveer 70 tot 80% minder elektriciteit dan een gloeilamp. Naast de traditionele spaarlamp is ook een compacte versie verkrijgbaar. Beide type spaarlampen zijn in diverse uitvoeringen en met verschillende kleurtemperaturen beschikbaar (van warmwit tot koelwit).
Energiebesparing en Winst
Infomil | 10
LED-lamp als vervanger halogeenlamp LED-lampen zijn te herkennen aan de verschillende (kleine) lichtpunten (de diodes) en zijn in veel uitvoeringen beschikbaar. LED-lampen zijn als accentverlichting vaak in de vorm van spotjes (met steekvoet of bajonetvoet). Ondanks dat LED-lampen al minder warmte produceren, zijn koelribben aanwezig om de warmte af te voeren (LED-lampen kunnen niet goed tegen warmte). Bij dezelfde lichtopbrengst (lumen) is de energie-efficiëntie van LED-lampen vergelijkbaar met die van de spaarlampen. LED-lampen zijn verkrijgbaar in diverse uitvoeringsvormen met verschillende maatvoeringen en zijn een goed alternatief voor halogeenlampen. Verder zijn LED-lampen dimbaar (lichtkleur verandert niet), branden direct op volle sterkte en hebben een lange levensduur.
Financiële aspecten Als sprake is van een jaarlijks elektriciteitsverbruik minder dan 50.000 kWh dan is het vervangen van de halogeenlamp door een LED-lamp op een natuurlijk moment erkend.
Het vervangen van een gloeilamp door een spaarlamp is op een zelfstandig en natuurlijk moment erkend.
Als sprake is van een jaarlijks elektriciteitsverbruik minder dan 50.000 kWh dan is het vervangen van de gloeilamp door een halogeenlamp op een zelfstandig moment erkend. Als het gelijk is of meer is dan 50.000 kWh dan is de maatregel erkend op een natuurlijk moment.
Aanvullende informatie Geen bijzonderheden.
4.2. Geïnstalleerd vermogen binnenverlichting beperken. Branche zorginstelling Laatste inhoudelijke wijziging 1 december 2015 Terugverdientijd 5 jaar of minder Toepasbaarheid Het gaat om de basis binnenverlichting met conventionele armaturen met langwerpige fluorescentielampen (TL) in alle functiegebieden. Bijvoorbeeld in de poliklinieken, klinische afdelingen, spoedeisende hulpafdeling, operatiekamers, intensive-care, ziekenhuislaboratoria, ontvangsthal en horecagedeelte. Ook gaat het om de traditionele (PL-) spaarlampen in gangen en toiletten. De lampen
Energiebesparing en Winst
Infomil | 11
zijn door energiezuinigere lampen (met adapter) in de bestaande armatuur te vervangen. Beschrijving Een langwerpige fluorescentielampen (TL5) via een adapter en LED-lampen zijn technieken van de erkende maatregel ‘Geïnstalleerde vermogen binnenverlichting beperken’.
Hoogfrequente langwerpige fluorescentielamp (TL5) In bestaande armaturen zijn conventionele langwerpige fluorescentielampen (TL) te vervangen door hoogfrequent aangestuurde langwerpige fluorescentielampen (TL5) met een adapter. Deze TL5-lamp is korter dan de conventionele lamp en is met een zichtbaar verloopstuk (de adapter) in het bestaande armatuur op te nemen. Een TL5 is te herkennen aan de dunne buislamp (diameter van 16 mm). Ten opzichte van de conventionele verlichting en vsa is het stroboscopisch effect bij opstarten niet meer zichtbaar. Ook is geen tikkend/klikkend geluid hoorbaar. Met de smartphone zijn bij conventionele verlichting veel bewegende lijnen zichtbaar waarbij TL5-verlichting een constante lijn zichtbaar is.
Naast de keuze voor energiezuinige (compact) fluorescentielamp is het toepassen van een energiezuinig armatuur ook van groot belang. Ieder armatuur gebruikt zelf ook energie vanwege het voorschakelapparaat (vsa). Het totale energiegebruik van een verlichtingsysteem is dus afhankelijk van het type lamp en het type vsa in het armatuur (de aanwezigheid van een optiek is overigens ook daarin bepalend). Een onderscheid wordt gemaakt in conventionele armaturen met elektromagnetische vsa’s en hoogfrequente armaturen met elektronische vsa’s. Het rendement van een elektronisch vsa in combinatie met de lamp is veel hoger dan bij een conventionele vsa. Het toepassen van hoogfrequent aangestuurde verlichting heeft de onderstaande voordelen (ten opzicht van een conventionele verlichting):
• • • • • •
toename levensduur van de lamp; een snelle inschakeling zonder stroboscopisch effect ; lager elektriciteitsverbruik; lagere onderhoudskosten; geen elektriciteitsverbruik bij een defecte lamp (wordt direct uitgeschakeld); verlichting is dimbaar (op licht, beweging, geluid of tijd).
Bij een bestaand conventioneel armatuur wordt enkel een adapter toegepast in plaats van het aanschaffen van een geheel nieuw armatuur (of ombouw van een bestaand armatuur). Hierdoor wordt het conventionele vsa en de starter ‘overbrugt’ en vindt daarmee ook hf-aansturing plaats. Ook wordt bij het toepassen van een adapter een T8-lamp volledig vervangen door een hoogfrequent vsa met T5-lamp. In tegenstelling tot ombouw wordt het conventionele vsa niet verwijderd, maar wel uitgeschakeld. Ook de (kortere) lengte van een T5-lamp wordt ten opzichte van een T8-lamp met de adapter ‘overbrugt’.
LED-lampen De traditionele spaarlampen zijn te vervangen door LED-lampen. LED staat voor Licht Emitterende Diodes. LED-lampen zijn te herkennen aan de verschillende (kleine) lichtpunten (de diodes) en als binnenverlichting vaak uitgevoerd als LED-buizen. Ondanks dat LED-lampen al minder warmte
Energiebesparing en Winst
Infomil | 12
produceren, zijn koelribben aanwezig om de warmte af te voeren (LED-lampen kunnen niet goed tegen warmte). Lampen in downlighters met één of twee compactfluorescentielampen (lampvoeten G23 en G24) kunnen vaak één op één worden vervangen door LED-lampen. LED-lampen zijn in verschillende uitvoeringen qua elektrisch vermogens en lumenpakketten alsook met of zonder geïntegreerd voorschakelapparaat verkrijgbaar. Financiële aspecten Als sprake is van een gebouw met een bruto vloeroppervlakte van minimaal 46.000 m2 zijn LED-lampen erkend op een natuurlijk moment. De langwerpige fluorescentielamp (TL5) met een adapter is erkend op een zelfstandig en natuurlijk moment.
Aanvullende informatie Voor gebouwen met minimaal een energielabel A of gebouwen met een bouwjaar vanaf 2003 wordt uitgegaan dat deze maatregel al is getroffen. Het energielabel staat voor de energieprestatie op basis van getroffen maatregelen. Voor wat betreft het bouwjaar geldt dat nieuwbouw in ieder geval aan de EPCeisen van 2003 behoort te voldoen.
Voor het kiezen van de meest geschikte oplossing is het van belang om de bestaande verlichtingskwaliteit van de verlichtingsinstallatie te inventariseren (verlichtingsniveau en gelijkmatigheid). Voor de drijver van de inrichting kunnen de volgende publicaties behulpzaam zijn:
• • • •
ISSO publicatie 90 “Energie-efficiënte verlichting in en rondom gebouwen” De binnenverlichtingsnorm NEN 12464-1 NSVV brochure “Handreiking voor RETROFIT-verlichtingsproducten in de utiliteitsbouw” De Agentschap NL “Slim Licht Scan Utiliteitsgebouwen” http://slimlichtscan.admea.nl/
4.3. Geïnstalleerd vermogen buitenverlichting beperken Branche zorginstelling Laatste inhoudelijke wijziging 1 december 2015 Terugverdientijd 5 jaar of minder Toepasbaarheid De maatregel is toepasbaar op locaties waar armaturen met halogeen- of hogedruk kwiklampen aanwezig zijn. Het gaat om bijvoorbeeld verlichting voor het aanlichten van gebouwen, verlichting op parkeerterreinen, contourverlichting van (bedrijfs-) terreinen, oriëntatieverlichting, beveiligingsverlichting, tuin- en sfeerverlichting. Het gaat veelal om buitenverlichting in wand- of mastuitvoeringen (paaltopuitvoeringen). De lampen zijn door energiezuinigere lampen in de bestaande
Energiebesparing en Winst
Infomil | 13
armatuur te vervangen. Beschrijving Het toepassen van LED-verlichting, natriumlampen en metaalhalogeenlampen in bestaande armaturen zijn technieken van de erkende maatregel ’Geïnstalleerd vermogen buitenverlichting beperken’.
Vervang halogeenverlichting door LED-verlichting (optie a) LED-lampen zijn te herkennen aan de verschillende (kleine) lichtpunten (de diodes) en zijn in veel uitvoeringen beschikbaar. Als buitenverlichting zijn deze lampen vaak in de vorm van spots aanwezig. Ondanks dat LED-lampen al minder warmte produceren, zijn koelribben aanwezig om de warmte af te voeren (LED-lampen kunnen niet goed tegen warmte). Armaturen met LED-verlichting zijn een energiezuinige oplossing voor halogeenverlichting. Ook door de hoge lichtopbrengst en goede kleurweergave is LED-verlichting een goede vervanger voor de halogeenlampen.
Vervang halogeenverlichting door lage of hogedruk natriumlampen (optie b) Lagedruk natriumlampen vormen een energiezuinige oplossing voor halogeenverlichting. Een lagedruk natriumlamp heeft een hoge lichtopbrengst en is herkenbaar aan het oranjekleurige licht door de zeer slecht kleurweergave (Ra = 0). Lagedruk natriumlampen worden vaak ook nog als straatverlichting toegepast. Een betere kleurweergave wordt bereikt met een hogedruk natriumlamp, maar zijn minder energiezuinig dan een lagedruk natriumlamp. Hogedruk natriumverlichting heeft een matige tot goede kleurwaardering (Ra is 50 - 80). Het is geschikt voor het verlichten van gevels, parkeer- en bedrijfsterreinen. Deze lichtbronnen hebben een langzame opstart en duurt het circa 5 minuten voordat het lichtniveau 100% is. Hierdoor is hogedruk natriumverlichting niet geschikt voor systemen waarbij aanwezigheidsdetectie wordt toegepast (bijvoorbeeld voor “schrikverlichting”).
Vervang hogedruk kwiklampen door metaalhalogeenlampen (optie c) Metaalhalogeenlampen geven wit licht en zijn verkrijgbaar in verschillende uitvoeringsvormen. Veel voorkomende zijn ellips- en buisvormig (met schroefdraad en BY22D fittingen).Een metaalhalogeenlamp is een geschikte energiezuinige vervangende lamp voor situaties waarbij een goede kleurweergave (Ra is 60 – 95) wel belangrijk is. Denk bijvoorbeeld aan gezichtsherkenning bij camerabewaking. Een dergelijke lamp heeft wel enige minuten nodig om 100% lichtniveau te bereiken en is dus minder geschikt voor systemen met aanwezigheidsdetectie (bijvoorbeeld voor “schrikverlichting”). De hogedruk kwiklampen zijn door Europese wetgeving vanaf 2015 niet meer verkrijgbaar.
Vervang hoge druk kwiklampen door hogedruk natriumverlichting (optie d) Lage druk natriumlampen geven oranje licht en de hoge druk natriumlampen geven goudgeel licht. De hogedruk natriumlampen zijn verkrijgbaar in verschillende uitvoeringsvormen. Veel voorkomende zijn ellips- en buisvormig (met schroefdraad en BY22D fittingen). Hogedruk natriumverlichting is een energieefficiënte vervanger voor hogedruk kwikdamplampen. Het gaat specifiek om situaties waarin kleurweergave minder belangrijk is.
Energiebesparing en Winst
Infomil | 14
Financiële aspecten Alle genoemde technieken (a tot en met d), om het geïnstalleerd vermogen van de buitenverlichting te beperken zijn erkend op een zelfstandig en natuurlijk moment.
Aanvullende informatie Bij de keuze door de drijver van de inrichting zijn de volgende informatiebronnen nuttig:
• • •
de ISSO publicatie 90 “Energie-efficiënte verlichting in en rondom gebouwen” de verlichtingsnorm NEN 12464-2 NSVV publicatie “Praktijkdocument Industriële Verlichting 2011” (BV-406).
4.4. Geïnstalleerd vermogen reclameverlichting beperken Branche zorginstelling Laatste inhoudelijke wijziging 30 september 2015 Terugverdientijd 5 jaar of minder Toepasbaarheid Deze maatregel is toepasbaar op reclameverlichting, zoals lichtbakken (dak-, gevel- en zuilopstelling) en aangelichte reclameborden. Vaak gaat het om verlichte logo’s, namen van bedrijven/organisaties en allerlei (aanbiedingen van) producten.
In de huidige situatie vindt verlichting plaats met gloeilampen of halogeenlampen. Gloeilampen zijn vaak in of als letter verlicht. Het gaat dan om laagspanning hallogeen (12V-lampvoet GU5,3) en/of hoogvolt halogeen (230V-lampvoet GU10). Bij toepassing van de langwerpige fluorescentielampen is voldoende ruimte nodig in het reclameobject voor het omschakelen van puntlichtbronnen naar lijnlichtbronnen.
Beschrijving LED-verlichting en hoogfrequente TL-verlichting (TL5) zijn technieken van de erkende maatregel ‘Geïnstalleerd vermogen reclameverlichting beperken’. De aandacht van de mens gaat altijd uit naar die plekken waar de lichtsterkste het hoogst is. Hierdoor wordt bij reclameverlichting vaak sterk geconcentreerde of gerichte verlichting toegepast. Gloeilampen en halogeenverlichting zijn geen goede keuze voor reclameverlichting. Dor inefficiëntie en de wettelijke uitfasering – worden deze lampen steeds minder toegepast. Deze lampen worden nog steeds gebruikt bij het aanlichten van reclameborden. Hoogfrequente TL-verlichting (TL5) of LED-verlichting is een betere keuze.
Energiebesparing en Winst
Infomil | 15
LED-lamp als vervanger van gloeilamp en halogeenlamp LED-lampen zijn als reclameverlichting vaak in de vorm van een gloeilamp (met grote E27 of kleine E14 Edison-fitting) of spotjes (met steek- of bajonetvoet). Ondanks dat LED-lampen al minder warmte produceren, zijn koelribben aanwezig om de warmte af te voeren (LED-lampen kunnen niet goed tegen warmte). Verlichting wordt naast diverse andere doeleinden (zoals beveiliging, oriëntatie en sociale veiligheid) ook voor reclame gebruikt. Bij dezelfde lichtopbrengst (lumen) verbruikt een LED-lamp ongeveer 70 tot 80% minder elektriciteit dan een gloeilamp en 60 tot 70% minder dan een halogeenlamp. LED-lampen zijn verkrijgbaar in diverse uitvoeringsvormen met verschillende maatvoeringen en zijn een goed alternatief voor gloei- en halogeenlampen voor in de bestaande armaturen. Daarnaast zijn LED-lampen dimbaar (lichtkleur verandert niet door dimmen), branden direct op volle sterkte en hebben een lange levensduur. De langere levensduur is bij reclameborden op grote hoogte een belangrijk voordeel.
Hoogfrequente langwerpige fluorescentieverlichting (TL5) als vervanger van gloeilamp Een TL5 is te herkennen aan de dunne buislamp (diameter van 16 mm). Ten opzichte van de conventionele verlichting en vsa is het stroboscopisch effect bij opstarten niet meer zichtbaar en is ook geen tikkend/klikkend geluid hoorbaar. Met de smartphone zijn bij conventionele verlichting veel bewegende lijnen zichtbaar waarbij TL5-verlichting een constante lijn zichtbaar is. Bij een gelijke lichtopbrengst is het rendement van een elektronisch voorschakelapparaat (vsa) in combinatie met de lamp veel hoger dan die van gloeilampen. Energie-efficiënte hoogfrequentie langwerpige fluorescentieverlichting (TL5) is een goede keuze voor reclameverlichting. Hiervoor is het wel nodig om nieuwe armaturen te plaatsen. Het toepassen van TL5-verlichting heeft de onderstaande voordelen:
• • • • •
toename levensduur van de lamp wat bij reclameborden op grote hoogte een belangrijk voordeel is door de lijnverlichting een gelijkmatigere lichtverdeling dan bij puntbronnen een snelle inschakeling zonder stroboscopisch effect lager elektriciteitsverbruik lagere onderhoudskosten.
Financiële aspecten LED-lampen en hoogfrequente fluorescentieverlichting toepassen als reclameverlichting zijn erkend op een zelfstandig en natuurlijk moment.
Aanvullende informatie Door het lichtniveau in de directe omgeving te verlagen - wat overigens ook een extra besparing geeft kan met minder licht op het object toch het gewenste resultaat worden bereikt. Bij de keuze door de drijver van de inrichting kunnen de volgende informatiebronnen nuttig zijn:
•
Voorkom lichthinder door reclameverlichting (zie de NSVV publicatie “Algemene richtlijn betreffende lichthinder deel 4 Reclameverlichting” (HI-105)
Energiebesparing en Winst
Infomil | 16
•
Criteria duurzaam inkopen van reclameverlichting (zie het desbetreffende onderdeel voor Openbare Verlichting (OVL).
4.5. Onnodig branden van binnenverlichting in pauzes en buiten bedrijfstijd voorkomen Branche zorginstelling Laatste inhoudelijke wijziging 1 december 2015 Terugverdientijd 5 jaar of minder Toepasbaarheid In (ruimten van) gebouwen waar de binnenverlichting niet centraal is geregeld (handmatige uitschakeling) en wanneer op structurele tijden minder of geen personen aanwezig zijn. Denk bijvoorbeeld aan het uitschakelen van verlichting in kantoor-, vergader-, kantine-, toilet- en opslagruimten bij het begin van (lunch-) pauzes en na werktijd. Ook gaat het om keukens die op de afdelingen aanwezig zijn.
Beschrijving Een veegschakeling is een techniek van de erkende maatregel ‘Onnodig aanstaan van verlichting in pauzes en buiten bedrijfstijd voorkomen’. Een veegschakeling is een component in de centrale elektrische besturingskast per bouwdeel en/of verdieping. Een dergelijke schakeling kan ook in een gebouwbeheersysteem zijn geïntegreerd. Een veegschakeling is een vorm van een tijdschakelklok. Een veegschakeling schakelt de binnenverlichting op (zelf in te stellen) voorgeprogrammeerde vaste tijdstippen uit via ‘een veegpuls’. Bij terugkomst is deze tijdelijke onderbreking in het elektriciteitsnet door de gebruikers in te schakelen.
Financiële aspecten Een veegschakeling is erkend op een zelfstandig en natuurlijk moment.
Aanvullende informatie Voor gebouwen met minimaal een energielabel A of gebouwen met een bouwjaar vanaf 2003 wordt uitgegaan dat deze maatregel al is getroffen. Het energielabel staat voor de energieprestatie op basis van getroffen maatregelen. Voor wat het bouwjaar geldt dat nieuwbouw in ieder geval aan de EPC-eisen van 2003 moeten voldoen.
Een veegschakeling is ook toepasbaar op bureautica zodat ook ICT-apparatuur (bijvoorbeeld computers en printers) uitschakelt. Apparatuur die niet mag worden uitgeschakeld (bijvoorbeeld backupsystemen
Energiebesparing en Winst
Infomil | 17
en netwerkservers) moeten dan op een andere netschakeling zijn geïnstalleerd die niet door de veegschakeling is aangestuurd.
4.6. Onnodig branden van buitenverlichting voorkomen zodat verlichting alleen brandt als het donker is, en per nacht minimaal 6 uur uit is of alleen bij beweging brandt Branche zorginstelling Laatste inhoudelijke wijziging 1 december 2015 Terugverdientijd 5 jaar of minder Toepasbaarheid Op verlichting zoals gloei- en halogeenlampen (temperatuurstralers), kwik-, natrium- en neonlampen (gasontladingslampen), PL- en TL-lampen (fluorescentielampen) en LED-lampen (emissielampen). Het gaat om buitenverlichting voor preventie-, reclame- en oriëntatiedoeleinden. Bijvoorbeeld het aanlichten van gebouwen, het verlichten van terreinen, parkeerplaatsen en de verlichting onder luifels die overdag zijn ingeschakeld. Het gaat om avond- en nachtsituaties waarbij een gebouw niet in gebruik is en de verlichting is ingeschakeld waarbij:
• •
een automatische aan- en uitschakeling bij de reclameverlichting ontbreekt een schemerschakelaar en/of tijdschakelschakelaar ontbreekt bij de overige buitenverlichting.
Beschrijving Een bewegingssensor, een schemerschakelaar en een tijdschakelklok zijn technieken van de erkende maatregel ‘Onnodig branden van buitenverlichting voorkomen’.
Optie a: Bewegingssensor, schemerschakelaar en tijdschakelklok op buitenverlichting Een schemerschakelaar is veelal een kleine behuizing (veelal een grijze plastic kast) aan de gevel met daarin een lichtsensor. Een tijdschakelklok is een (analoge of digitale) elektrische component in de centrale elektrische besturingskast per bouwdeel en/of per verdieping. Een dergelijke schakelaar kan ook in een gebouwbeheersysteem zijn geïntegreerd. Buiten werktijden wordt buitenverlichting vaak ingezet voor preventie (zoals voorkomen van inbraak en vandalisme) of voor oriëntatie of het aanlichten van gebouwen. Veelal is hiervoor de buitenverlichting buiten werktijden continu ingeschakeld (en soms ook onbewust overdag).
Voor buitenverlichting voor preventie, oriëntatie en het aanlichten van gebouwen is een schemerschakelaar toe te passen. Zodra de schemer intreedt (lichtsterkte van circa 20 lux) schakelt de schemerschakelaar de buitenverlichting in. Een schemerschakelaar heeft meestal een schakelcapaciteit
Energiebesparing en Winst
Infomil | 18
tot 3,68 kW. Bij het schakelen van grotere elektrische vermogens is een magneetschakelaar nodig. De schemerschakelaar schakelt de buitenverlichting uit op het moment dat weer voldoende daglicht beschikbaar is (na zonsondergang tot zonsopgang). Zo is ook te voorkomen dat per ongeluk de buitenverlichting overdag is ingeschakeld. Door de schemerschakelaar te combineren met een schakelklok is het mogelijk om ook in de avond- of nachtperiode de buitenverlichting volledig uit te schakelen. Ook is een astronomische schakelklokken beschikbaar die ‘automatisch’ rekening houden met de wintertijd, zomertijd en de schrikkeljaren. Het automatisch in- en uitschakelen van buitenverlichting (gevel- en terreinverlichting) verlaagt het aantal branduren, resulterend in energiebesparing.
Met een bewegingssensor is invulling te geven aan de preventie. Het omliggende terrein wordt dan ’snachts alleen verlicht zodra de sensor een beweging detecteert. Een bijkomend voordeel hiervan is het 'schrikeffect' voor ongewenste personen. Door de buitenverlichting in verschillende groepen te schakelen is nog beter vast te stellen waar een dergelijk persoon zich bevindt.
Optie b: Schemerschakelaar en tijdschakelklok op buitenverlichting Deze optie is het zelfde als optie a met dien verstande dat er geen bewegingsdetectie is. In de nacht is de verlichting op de ingestelde uren uit. Deze optie leent zich goed daar waar geen preventie aan de orde is.
Optie c: Een schemerschakelaar met tijdschakelklok op de reclameverlichting Het doel van reclameverlichting is om de aandacht van de “potentiële” klanten te trekken. Om optimaal gebruik te maken van een dergelijke promoting wordt de reclame ook in het donker zichtbaar gemaakt met behulp van verlichting. De reclameverlichting wordt veelal gehuurd en/of door derden geïnstalleerd en ingeregeld. Oftewel het gaat veelal om een partij die niet de energiekosten betaald en onvoldoende aandacht is voor het voorkomen van een onnodig energiegebruik bij het gebruiken van de reclameverlichting. Ondanks dat de aandacht uitgaat naar de meeste energie-efficiënte lichtbron (zoals toepassen van LED-verlichting) is de aller zuinigste lichtbron, een lamp die UIT.
Mede door het bovenstaande brandt de reclameverlichting 'standaard' de gehele avond en nacht. Toch is dat niet altijd effectief, omdat het aantal ‘potentiële’ klanten afneemt naarmate de avond (of nacht) vordert. Ook komt het voor dat de reclameverlichting overdag is ingeschakeld, terwijl dat niet bijdraagt aan de zichtbaarheid van de reclame. Om een energie-efficiënt systeem te bereiken is de reclameverlichting te schakelen met behulp van een schemerschakelaar in combinatie met een tijdschakelklok.
Een schemerschakelaar schakelt de verlichting in zodra de verlichtingssterkte onvoldoende is. De tijdschakelaar zorgt ervoor dat op vaste ingestelde tijdstippen in de nacht de reclameverlichting uit staat. Ook zijn astronomische schakelklokken beschikbaar die ‘automatisch’ rekening houden met de wintertijd, zomertijd en de schrikkeljaren.
Financiële aspecten
Energiebesparing en Winst
Infomil | 19
Opties a en b: als sprake is van minimaal 50 armaturen zijn de technieken op een zelfstandig moment erkend.
Opties a en b: als sprake is van minimaal 5 armaturen zijn de technieken op een natuurlijk moment erkend.
Optie c: als sprake is van minimaal 5 armaturen is de techniek op een zelfstandig moment erkend. De techniek is op een natuurlijk moment erkend.
Aanvullende informatie Bij de keuze en kan de ISSO publicatie 90 “Energie-efficiënte verlichting in en rondom gebouwen” en de verlichtingsnorm NEN 12464-2 behulpzaam zijn.
5. Ruimteventilatie 5.1. Onnodig aanstaan van ventilatie buiten bedrijfstijd voorkomen Branche zorginstelling Laatste inhoudelijke wijziging 1 december 2015 Terugverdientijd 5 jaar of minder Toepasbaarheid In delen van het gebouw waar de mechanische ventilatie continue aan staat maar buiten de bedrijfstijd geen mechanische ventilatie nodig is.
Op de ventilatie ontbreekt een automatische aan- en uitschakeling.
Beschrijving Ieder gebouw heeft luchtinfiltratie (luchtdoorlatendheid) en wordt ook ‘natuurlijk ventilatievoud’ genoemd. De mate van luchtinfiltratie wordt beïnvloed door kierdichtingen, spleten, andere openingen en de winddruk. Via allerlei openingen wordt alle lucht in het gebouw ververst met een frequentie tussen 1 keer per dag of 1 keer per uur. Ieder gebouw wordt ‘automatisch’ voorzien van verse lucht en is altijd een bepaalde hoeveelheid ventilatie in een gebouw aanwezig, ook als alle ramen en deuren dicht zijn en de (mechanische) ventilatie is uitgeschakeld.
Energiebesparing en Winst
Infomil | 20
Als natuurlijke ventilatie onvoldoende is om een gebouw van verse lucht te voorzien, is een mechanisch ventilatiesysteem noodzakelijk. Een mechanisch ventilatiesysteem moet zijn ingeschakeld als vervuilde lucht moet worden afgevoerd. Maar ontbreekt deze behoefte dan is (extra) mechanische ventilatie niet noodzakelijk. Het uitschakelen van het mechanische ventilatiesysteem is dan energie-efficiënter. De periode dat een dergelijk systeem onnodig is ingeschakeld, wordt verse buitenlucht aangevoerd. Deze toegevoerde (vaak koude) lucht moet ook extra door de verwarmingsinstallatie worden opgewarmd en kost dus ook extra energie. Door de schakeltijden van de ventilatie af te stemmen met de gebruikstijden (c.q. werktijden) wordt zuinig met energie omgegaan.
Het uitschakelen van een mechanisch ventilatiesysteem kan met behulp van een tijdschakelaar plaatsvinden. Door een schakelaar te gebruiken met een weekschakeling is het mogelijk om in te spelen op afwijkende werktijden in een gebouw. De ventilatie is ’s ochtends circa 30 minuten in te schakelen voordat het eerste personeel in het gebouw aanwezig is. Voor incidentele afwijkende werktijden is een overwerktimer toe te passen. Het personeel kan dan zelfstandig de ventilatie inschakelen voor een bepaalde periode. Een dergelijke timer werkt als een soort kookwekker. Na afloop van de ingestelde periode schakelt de ventilatie weer automatisch uit.
Financiële aspecten De maatregel is voor een zelfstandig moment erkend.
Aanvullende informatie Geen bijzonderheden.
5.2. Vollasturen ventilatoren beperken door afschakelen van ventilatoren bij lager ventilatiedebiet Branche zorginstelling Laatste inhoudelijke wijziging 1 december 2015 Terugverdientijd 5 jaar of minder Toepasbaarheid In opslag- en verblijfruimten die niet continu in gebruik zijn en daarom een wisselende ventilatiebehoefte kennen. Denk bijvoorbeeld aan kantines. Het gaat om ventilatiesystemen met meerdere ventilatoren zonder een cascaderegeling (of een andere sturende regeling.
Beschrijving
Energiebesparing en Winst
Infomil | 21
Een cascaderegeling is een techniek van de erkende maatregel ‘Vollasturen ventilatoren beperken door afschakelen van ventilatoren bij lager ventilatiedebiet’. Een cascaderegeling is een aparte component in de centrale elektrische besturingskast per bouwdeel en/of per verdieping voor de ventilatoren.
Bij het ontwerp van een ventilatiesysteem wordt uitgegaan van de maximale bezettingsgraad van een ruimte. Vervolgens wordt het maximale ventilatiedebiet bepaald. Om tocht te voorkomen kunnen in grote ruimten meerdere kleinere ventilatoren zijn toegepast om een lagere inblaassnelheid of geen grote kanalen te krijgen. Als de ventilatoren aan staan zorgen zij tezamen voor het maximale ventilatiedebiet. Als de bezettingsgraad wisselt en alle ventilatoren continue aan staan, komt er onnodige koude lucht naar binnen dat vervolgens ook weer moet worden opgewarmd. Door de ventilatie af te stemmen op de bezettingsgraad, vindt minder onnodige ventilatie plaats met als effect, minder energieverbruik voor het opwarmen van deze (overbodige) koude lucht. De cascaderegeling schakelt bij een lagere bezettingsgraad één of meerdere ventilatoren volledig uit. Sturing vindt plaats op basis van tijd, CO2 –gehalte en/of aanwezigheidsdetectie.
Financiële aspecten Als sprake is van een bruto vloeroppervlak meer dan 300 m2 dan is de cascaderegeling erkend op een zelfstandig en natuurlijk moment erkend.
Aanvullende informatie Voor gebouwen met minimaal een energielabel A of gebouwen met een bouwjaar vanaf 2003 wordt uitgegaan dat deze maatregel al is getroffen. Het energielabel staat voor de energieprestatie op basis van getroffen maatregelen. Voor wat betreft het bouwjaar geldt dat nieuwbouw in ieder geval aan de EPCeisen van 2003 behoort te voldoen.
5.3. Vollasturen ventilatoren beperken door lager toerental van ventilatoren bij lager ventilatiedebiet. Branche zorginstelling Laatste inhoudelijke wijziging 1 december 2015 Terugverdientijd 5 jaar of minder Toepasbaarheid In ruimtes met een wisselend gebruik waar mechanische afzuiging plaatsvindt (met een natuurlijke toevoer) die het maximale debiet afzuigen. Bijvoorbeeld bij de dagbehandeling en horecagedeelte van ziekenhuizen (dus niet bij de klinische of spoedeisende afdeling).
Energiebesparing en Winst
Infomil | 22
De mechanische afzuiging vindt plaats door een conventionele wisselstroommotor zonder een frequentieregeling. De ventilatoren kennen veelal een dak- of muuropstelling. Het is van belang dat het lagere ventilatiedebiet geen probleem geeft voor de luchtkwaliteit.
Beschrijving Een tweetoerenmotor is een techniek van de erkende maatregel ‘Vollasturen ventilatoren beperken door lager toerental van ventilatoren bij lager ventilatiedebiet’. Vanwege de bereikbaarheid is het vaak eenvoudiger om tekeningen van de ventilatievoorziening op te vragen. Een tweetoerenmotor kent twee standen voor het aansturen van een ventilator, een maximale toerental (100%) en een lager toerental (bijvoorbeeld 50%). Bij het ontwerpen van het ventilatiesysteem bepaalt het verwachte maximale ruimtegebruik het ventilatievoud. In de praktijk is het ruimtegebruik vaak niet continue en maximaal. In die situaties volstaat een lager ventilatiedebiet.
De tweetoerenmotor is op vaste tijden te schakelen door een schakelklok. Interessante tijden zijn bijvoorbeeld de nacht- en weekendperiode. Bij een lager toerental is er naast een lager elektriciteitsverbruik door de ventilator ook een energiebesparing door het minder verwarmen (bijvoorbeeld winterperiode) en koelen. (zomerperiode) van de extra aangezogen buitenlucht.
Financiële aspecten Als sprake is van een jaarlijkse aardgasverbruik meer dan 1 miljoen m3 dan is een tweetoerenmotor erkend maatregel op een natuurlijk moment.
Aanvullende informatie Voor gebouwen met minimaal een energielabel A of gebouwen met een bouwjaar vanaf 2003 wordt uitgegaan dat deze maatregel al is getroffen. Het energielabel staat voor de energieprestatie op basis van getroffen maatregelen. Voor wat betreft het bouwjaar geldt dat nieuwbouw in ieder geval aan de EPCeisen van 2003 behoort te voldoen.
5.4. Warmte uit uitgaande ventilatielucht gebruiken voor voorverwarmen ingaande ventilatielucht bij gebalanceerd ventilatiesysteem Branche zorginstelling Laatste inhoudelijke wijziging 1 december 2015 Terugverdientijd 5 jaar of minder Toepasbaarheid
Energiebesparing en Winst
Infomil | 23
In gebouwen met een ventilatiesysteem met mechanische luchttoevoer en luchtafvoer (gebalanceerde ventilatie) waar een warmteterugwinsysteem ontbreekt in de luchtbehandelingskast. De luchttoevoer en luchtafvoer liggen nabij elkaar en worden niet door bouwkundige elementen gescheiden.
Het warmtewiel en de tegenstroomwarmtewisselaar hebben een luchtlekkage. Dit betekent dat tot enkele procenten van de aanvoer- en retourlucht zich in de luchtbehandelingskast mengen. Een warmtewiel en tegenstroomwarmtewisselaar zijn toepasbaar als dit mengen van lucht toelaatbaar is voor de luchtkwaliteit van de in te blazen lucht. Een twincoilsysteem heeft geen luchtlekkage en is ook bij hoge eisen aan de luchtkwaliteit toepasbaar.
Beschrijving Een twincoilsysteem, warmtewiel en een tegenstroomwarmtewisselaar zijn technieken van de erkende maatregel ‘Warmte uit uitgaande ventilatielucht gebruiken voor voorverwarmen ingaande ventilatielucht bij gebalanceerd ventilatiesysteem’. Een warmteterugwinsysteem is in de luchtbehandelingskast aanwezig. Een in gebruik zijnde luchtbehandelingskast mag niet worden geopend. Als aan de buitenkant van de luchtbehandelingskast niet staat uit welke modules deze bestaat, kunnen installatietekeningen mogelijk uitkomst bieden. De warme afvoerlucht uit een gebouw kan de (veelal) koudere aanvoerlucht voorverwarmen. Een twincoilsysteem, een warmtewiel en tegenstroom wisselaar zijn technieken waarmee deze warmte in het ventilatiesysteem kan worden teruggewonnen.. Hiervoor is het nodig dat de aanvoer en afvoer van de lucht in het ventilatiesysteem mechanisch plaatsvindt. Voor een dergelijk gebalanceerd ventilatiesysteem wordt in de luchtbehandelingskast een warmteterugwinsysteem geplaatst om de warmte terug te winnen.
Op de luchtbehandelingskast zijn vier kanalen aangesloten. Het kanaal van buiten met de aangezogen koude lucht is veelal geïsoleerd om condensvorming tegen te gaan. Een luchtbehandelingskast is modulair opgebouwd. Veelal staat op de zijkant van elke module wat de functie is. Anders zijn vaak technische schematische tekeningen af te leiden uit welke componenten de luchtbehandelingskast is opgebouwd (bijvoorbeeld: verwarmen, koelen, ont- en bevochtigen en warmteterugwinning).
Voor het terugwinnen van warmte zijn verschillende technieken beschikbaar:
a) Twincoil Een twincoilsysteem wint circa 60% warmte terug. Dit systeem bestaat uit twee warmtewisselaars verbonden met een leidingsysteem met daarin een energiedrager (water/glycol-mengsel) die de warmte opneemt en afgeeft. De energiedrager wordt in dit gesloten systeem rondgepompt Eén warmtewisselaar wordt in het afvoerkanaal geplaatst (warmte opname) waar de energiedrager warmte opneemt . De andere warmtewisselaar wordt in het aanzuigkanaal van verse buitenlucht geplaatst. Daar staat de energiedrager de warmte af aan de verse buitenlucht.
b) Warmtewiel Een warmtewiel wint tot wel 80% warmte terug uit de ventilatielucht. Een warmtewiel is een metalen plaat (een rotor) die ronddraait. Aan de ene helft van de plaat draagt de warme afvoerlucht warmte over
Energiebesparing en Winst
Infomil | 24
en aan de andere helft geeft de plaat warmte af aan de koude aangezogen verse buitenlucht.
c) Tegenstroom warmtewisselaar Een tegenstroomwarmtewisselaar wint tot wel 80% terug uit de ventilatielucht. In een tegenstroom warmtewisselaar worden de twee luchtstromen in tegengestelde richting langs een metalen (pakket) warmtewisselaar geleid. De ene luchtstroom wordt door de even kanalen geleidt, de andere luchtstroom door de oneven kanalen in het metalen pakket. De warme afvoerlucht draagt de warmte over aan de metalen warmtewisselaar om vervolgens de aangezogen koude verse buitenlucht op te warmen.
Financiële aspecten Als in de uitgangsituatie sprake is van een CR-ketel, VR-ketel, HR100-ketel of HR104-ketel (voor ruimteverwarming), geen of beperkte isolatie (ter indicatie: minder dan 40 mm isolatie of het gebouw is van bouwjaar van 1975 of eerder) en een bruto vloeroppervlak van meer dan 300 m2 dan is twincoil erkend op een natuurlijk moment. Als in deze situatie ook sprake is van een jaarlijks aardgasverbruik van minimaal 1 miljoen m3 dan zijn een warmtewiel en de tegenstroomwarmtewisselaar erkend op een zelfstandig en natuurlijk moment.
Aanvullende informatie Als de maatregel ‘Warmte uit uitgaande ventilatielucht gebruiken voor voorverwarmen ingaande ventilatielucht bij gebalanceerd ventilatiesysteem’ (zie maatregel nummer 5) aanwezig is of wordt toegepast, is de volgende maatregel niet meer erkend:
•
Energiezuinige warmteopwekking toepassen (zie maatregel nummer 9).
Warmteterugwinning (zie maatregel nummer 5) is niet meer erkend als een of meer van de volgende maatregelen aanwezig is of wordt toegepast:
• •
Energiezuinige warmteopwekking toepassen’ (zie maatregel nummer 9) Warmte- en koudeverlies via buitenmuur beperken (nummer 1)
Voor gebouwen met minimaal een energielabel A of gebouwen met een bouwjaar vanaf 2003 wordt uitgegaan dat deze maatregel al is getroffen. Het energielabel staat voor de energieprestatie op basis van getroffen maatregelen. Voor wat betreft het bouwjaar geldt dat nieuwbouw aan de EPC-eisen van 2003 behoort te voldoen.
6. Ruimteverwarming 6.1. Warmteverlies via warmwaterleidingen en -appendages beperken in onverwarmde ruimten
Energiebesparing en Winst
Infomil | 25
Branche zorginstelling Laatste inhoudelijke wijziging 1 december 2015 Terugverdientijd 5 jaar of minder Toepasbaarheid Voor leidingen en appendages waar isolatie ontbreekt, is het aanbrengen van isolatie toepasbaar. Het gaat om bijvoorbeeld aanvoer- en retourleidingen en afsluiters in de ruimte van de centrale verwarmingsinstallatie (cv-installatie). In zijn algemeenheid gaat het om ruimten waar leidingwerk en appendages zijn waar de warmte onnodig is. Bijvoorbeeld ketelhuizen, kruipruimten, zolders, bergingen en opslagruimtes.
Beschrijving Isolatie om leidingen en appendages zijn technieken van de erkende maatregel ‘Warmteverlies via warmwaterleidingen en -appendages beperken in onverwarmde ruimten’. Isolatie om leidingen en appendages is vaak te herkennen aan de eenduidige kleur van het isolatiemateriaal (wit en zwart). Isolatiemateriaal kan bij leidingen eenvoudig worden aangebracht. Voor appendages is meer maatwerk nodig en met een 'isolatiematras' is dit maatwerk (bijvoorbeeld met klittenband of een rijgkoord) te bereiken. Voor appendages hebben deze matrassen veelal een grijze of zilveren kleur. Bij appendages die bereikbaar moeten zijn voor onderhoud is een isolatiematras eenvoudig te verwijderen. Het aanbrengen van het isolatiemateriaal kan door een externe partij worden gedaan, maar in eigen beheer uitvoeren kan ook.
Een cv-ketel verbruikt aardgas om het cv-water op te warmen. Het warme cv-water wordt via leidingen en appendages naar de warmte-afgiftesystemen in de te verwarmen ruimten gedistribueerd. Door het isoleren van de leidingen en appendages wordt minder warmte afgegeven op plaatsen waar deze niet nodig is zoals in onverwarmde ruimten. Vaak zijn de leidingen hoog in de ruimte bevestigd. De warmte wordt dan direct afgegeven aan de lucht boven in de ruimte en het plafond of aan de technische ruimte maar dragen niet bij aan de gewenste ruimteverwarming op de werkplek. Het isoleren van koudwaterleidingen van de koelinstallatie is ook interessant om afkoeling van de ruimte te voorkomen, maar dit is geen erkende maatregel voor energiebesparing.
Financiële aspecten Als sprake is van een jaarlijks aardgasverbruik minder dan 170.000 m3 en een bedrijfstijd van de installatie van minimaal 1.250 uur per jaar dan is de maatregel erkend op een natuurlijk moment. Een bedrijfstijd van 1.250 uur per jaar past in een standaard stookseizoen.
Aanvullende informatie Een jaarlijkse controle is nodig om beschadigingen of onjuiste bevestiging van de isolatie te verhelpen.
Energiebesparing en Winst
Infomil | 26
Als de fabrikant voorschrijft dat vocht en warmte weg moet kunnen (in verband met garantie), houd hier dan rekening mee bij de keuze van het isolatiemateriaal.
Energiebesparing en Winst
Infomil | 27
Colofon Bron: http://www.infomil.nl/onderwerpen/duurzame/energie/energiebe sparing/ Datum: 21 januari 2016 Dit is een publicatie van: Kenniscentrum InfoMil www.infomil.nl
Post Kenniscentrum InfoMil Postbus 7007 2280 KA Rijswijk
Bezoek Kenniscentrum InfoMil Lange Kleiweg 34 Rijswijk Kenniscentrum InfoMil is onderdeel van Rijkswaterstaat Leefomgeving van Rijkswaterstaat, de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Meer over Rijkswaterstaat Leefomgeving vindt u op www.rws.nl/leefomgeving. Meer over Rijkswaterstaat vindt u op www.rws.nl