Energie- en klimaatmonitor agrosectoren
Hernieuwbare energie, reductie broeikasgassen en energiebesparing
Inleiding In 2008 sloten de overheid en de agrosectoren het convenant ‘Schone en Zuinige agrosectoren’. Daarin maakten de partijen afspraken over verduurzaming van de sectoren tot 2020, waarbij het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen en het energiegebruik centraal staan. Agentschap NL en WUR-LEI hebben drie jaar na ondertekening van het convenant de voortgang van de sectoren in kaart gebracht. De resultaten zijn gebundeld in het boekje ‘Energie- en klimaatmonitor Agrosectoren 2011’. Daarbij lag de focus op sectoren die nog geen eigen monitor
kenden: akkerbouw, tuinbouw open teelt en veehouderij (de zogenaamde ATV-sectoren) en de bos- en houtsector.
Figuur 1: Emissie van broeikasgassen in Nederland Per sector (bron: emissieregistratie)
Figuur 2: Verdeling energieverbruik (+ landbouw) in Nederland Totaalverbruik in 2009 is ca. 3260 PJ
Er bestaan grote verschillen tussen de sectoren in termen van energiegebruik en bijdrage aan de uitstoot van broeikasgassen. Sommige agrosectoren, zoals de glastuinbouw, de bloembollen sector, de paddenstoelensector en de verwerkende agro-industrie monitoren zelf de maatregelen die ze nemen.
Mton CO2 - equivalenten
300
Energiebedrijven 470 PJ
250
Huishoudens 425 PJ
Verkeer en vervoer 489 PJ
200
Overig 341 PJ
Landbouw totaal 142 PJ
150 Glastuinbouw 117 PJ
100 50
Overige landbouw 25 PJ
19
90
19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08 20 09 20 10
0 Industrie 1393 PJ
Jaar
■ Overige broeikasgassen ■ CO2 Landbouw ■ CO2 Gebouwde omgeving
■ CO2 Verkeer en vervoer ■ CO2 Industrie en energie
Agroconvenant in EU en internationaal perspectief Met het Agroconvenant hebben de agrosectoren een vertaling gemaakt van eerdere ambities die wereldwijd zijn geformuleerd en in 1997 werden vastgelegd in het Kyoto-protocol van de Verenigde Naties (VN). In dat protocol heeft de Europese Unie zich verbonden aan een vermindering van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen met 8% ten opzichte van 1990. De Nederlandse bijdrage aan die doelstelling bedraagt 6% daling van de broeikasgasemissies. Binnen de EU zijn deze Kyoto-doelstellingen over de vermindering van broeikasgassen uitgewerkt naar energie- en klimaatdoelen die bestaan uit: • 20% daling van de uitstoot van broeikasgassen • 20% energiebesparing door energie-efficiency • 20% productie van hernieuwbare energie Mede om de 8% Europese broeikasgasreductie te halen heeft de EU een aantal maatregelen ingesteld dat tot deze daling van broeikasgassen moet leiden. De Renewable Energy Directive (RED) bepaalt dat Nederland 14% hernieuwbare energie moet produceren in 2020. De Energy Service Directive (ESD) verplicht Nederland om maatregelen in te voeren die leiden tot verbetering van energie-efficiency. In het ‘Nationaal actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen’ en het tweede ‘Nationaal energie efficiency actieplan’ (NEAAP 2) heeft Nederland haar verplichtingen uitgewerkt die voortvloeien uit deze richtlijnen.
De agrarische sector in Nederland Nederland kent een hoogontwikkelde agrarische sector, die met een toegevoegde waarde van 50 miljard Euro zo’n 10% bijdraagt aan de nationale economie. Een kwart daarvan wordt gerealiseerd door de primaire landbouw. De agrarische sectoren samen geven Nederland de positie van één na grootste voedselexporteur ter wereld.
2
Energie- en klimaatmonitor agrosectoren
Hernieuwbare energie, reductie broeikasgassen en energiebesparing
3
Het Agroconvenant
Broeikasgassen
Glastuinbouw Opm. Reductie door inzet van WKK
2,3 Mton reductie
Glastuinbouw Opm. Teeltgebonden reductie
1 Mton reductie
Overige sectoren
0,2 Mton reductie
2. Reductie Overige broeikasgassen Veehouderij
4 - 6 Mton reductie
Methaanemissie koeien
5% reductie per melkkoe
OB-emissie per liter melk
Laagste in de EU
25% mestscheiding, leidend tot
15% CH4-reductie
Totaal CO2-reductie Totaal reductie Overige broeikasgassen
3,5 Mton 4 – 6 Mton
Energie- en klimaatmonitor agrosectoren
35,00 30,00
20
25,00 10
PJ
20,00 15,00 20 10
06
20
20
02
0
19
1. CO2-reductie
4
30
19 98
Doel 2020 t.o.v. 1990
In 2009 wekten bedrijven in de akkerbouw, tuinbouw open teelt en veehouderij 14,2 PJ op met hernieuwbare bronnen. Dat is 16% van alle hernieuwbare energie die in dat jaar in Nederland werd opgewekt en ca. 50% van het finaal energieverbruik van deze sectoren. De bos- en houtsector leverde in 2009 ruim 26 PJ aan biomassa, hetgeen 7 PJ meer is dan in 2007. Figuur 4: Finaal verbruik ATV-sectoren ATV = Akkerbouw, Tuinbouw open teelt en Veehouderij
40
90
Sector
Figuur 3: Emissie broeikasgassen per sector Emissie van broeikasgassen land- en tuinbouw
19 94
Tabel 1: Doelen broeikasgassen Agroconvenant
De totale broeikasgasemissie van de land- en tuinbouw is sinds 1990 afgenomen. De uitstoot van koolstofdioxide is licht gestegen, die van methaan is licht gedaald en de uitstoot van lachgas is met ruim 35% gedaald.
Mton CO2 - equivalenten
In het Agroconvenant hebben overheid en agrobedrijfsleven afspraken gemaakt over doelen waarmee de agrarische sector bijdraagt aan het behalen van de nationale doelen waaraan Nederland zich in EU-verband heeft gecommitteerd. De hoofddoelen van het agroconvenant gaan over broeikasgassen, biomassa en windenergie. Voor de reductie van broeikasgassen is de ambitie om in 2020 3,5 tot 4,5 Mton CO2 te reduceren en 4,0 tot 6,0 Mton overige broeikasgassen, zoals methaan en lachgas (in CO2-equivalenten). In 2020 wordt 200 PJ hernieuwbare energie per jaar uit biomassa geproduceerd en is de totale hoeveelheid windenergie op landbouwgrond 3,5 miljard kWh per jaar, gelijk aan circa 12 PJ. In 1990 was de totale emissie 30 Mton CO2-equivalenten.
Hernieuwbare energie
Jaar
■ Distikstofoxide (N2O) ■ Methaan (CH4) ■ Koolstofdioxide (CO2)
10,00 5,00 0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Jaar
De emissies van kooldioxide (CO2) zijn voor circa 80% afkomstig van de verbranding van fossiele brandstoffen in de glastuinbouw. Deze emissie is sinds 1990 eerst gedaald als gevolg van energiebesparing in de glastuinbouw. Vanaf 2007 zijn de emissies weer gestegen, omdat de glastuinbouw meer aardgas verbruikt door het toegenomen aantal WKK-installaties voor kasverwarming en elektriciteitsopwekking. Methaan (CH4) komt vooral vrij bij de spijsvertering van herkauwers. De inkrimping van de melkveestapel in Nederland vanaf 1990 is de voornaamste oorzaak van de daling van de methaan-uitstoot. Daarnaast dragen gestegen melkproductie per koe en andere voedertechnieken bij aan een daling van de methaanuitstoot per dier. Ook de inkrimping van de varkensstapel door strenger mestbeleid heeft de afgelopen jaren bijgedragen aan de reductie van methaan. Toegenomen methaanslip bij het gebruik van WKK’s heeft deze reductie echter grotendeels ongedaan gemaakt. De grootste daling van broeikasgassen doet zich voor bij de uitstoot van lachgas (N2O). Vanwege het Nederlandse mestbeleid verminderde de toevoer van stikstof in de bodem. Minder en slimmer mest- en kunstmestgebruik hebben tot een vermindering van 35% lachgas geleid.
Hernieuwbare energie, reductie broeikasgassen en energiebesparing
■ Fossiel ■ Wind ■ Biomassa
5
Energiegebruik in de agrarische sectoren
Glastuinbouw energie-efficiënt
Kenmerk van de moderne Nederlandse agrarische bedrijven is de grote verscheidenheid aan producten en teeltwijzen. En daarmee zijn er ook grote verschillen in energiegebruik en de uitstoot van broeikasgassen. In veel agrarische sectoren is het energiegebruik niet hoog, uitzondering daarop is de glastuinbouw. Voor deze sector zijn aparte afspraken gemaakt tussen overheid en glastuinbouwsector. De agrarische sectoren leveren in de periode tot 2020 vooral een bijdrage aan het energie- en klimaatbeleid door de groei van de hoeveelheid hernieuwbare energie die op boerenbedrijven wordt gerealiseerd. Want veel boerenbedrijven hebben ruimte en grondstoffen, en realiseren daarmee de laatste jaren een sterke groei van de hoeveelheid hernieuwbare energie, vooral in de vorm van windenergie en energie uit biovergisting. Figuur 5: Geplaatst vermogen aan (co-) vergisters in Nederland eind 2010 Totale vermogen 101 MW Glastuinbouw 3%
Op het gebied van energie-efficiency worden vooral belangrijke resultaten bereikt in de glastuinbouw, waar bijvoorbeeld veel installaties voor warmtekrachtkoppeling in gebruik zijn genomen. Daarmee wordt enerzijds warmte en CO2 voor de kasproducten opgewekt, en wordt tegelijkertijd elektriciteit en/of warmte opgewerkt die niet binnen het eigen bedrijf nodig is en geleverd wordt aan derden. Soms ontstaan ook samenwerkingsverbanden met de veehouderij in vergistingsinstallaties. Op die wijze manifesteren de agrosectoren zich als locale of regionale energieproducent.
EU landbouwbeleid en wereldmarkt Een deel van de agrarische sectoren valt onder het Europese gemeenschappelijke landbouwbeleid, bijvoorbeeld de veeteelt en de akkerbouw, of produceert voor de wereldmarkt. De energie- en klimaatafspraken die de sectoren met de rijksoverheid hebben gesloten, worden sterk beïnvloed door veranderingen in het Europees landbouwbeleid en veranderingen op de wereldmarkt. Toekomstige wijzigingen in Europese landbouwpolitiek, zoals het loslaten van melkquota in 2015, kunnen een groot effect hebben, bijvoorbeeld omdat er veel minder of veel meer melkkoeien gehouden gaan worden in Nederland, wat zijn weerslag heeft op de af- of toename van broeikasgassen. Ook de andere ammoniakeisen in de varkenssector (2013) of het verdwijnen van legbatterijen in Europa (2012) hebben effect op de bedrijfsvoering en de uitstoot van broeikasgassen door de agrarische sectoren.
Overig 10%
Akkerbouw 10% Melkveehouderij 56% Intensieve veehouderij 21%
Figuur 6: Windenergie in de landbouw 16,00 14,00
Productie in PJ
12,00 10,00
The Dutch way Het Agroconvenant dat sectoren en overheid in 2008 hebben afgesproken, is een voorbeeld van de Nederlandse aanpak om energie- en klimaatbeleid te voeren. Doel van deze samenwerking is dat de concurrentie- en innovatiekracht van de betreffende bedrijven gebruikt wordt om de gezamenlijk overeengekomen doelen te bereiken. Het overheidsbeleid richt zich dus niet in eerste instantie op het opstellen van wetgeving en verplichtende maatregelen, maar maakt afspraken over de te behalen doelen. Bedrijven en sectoren hebben vervolgens de vrijheid om vanuit hun ondernemerschap deze doelen te realiseren. Op die manier ontstaan nieuwe ‘groene’ producten en diensten, die zorgen voor nieuw ondernemerschap in de agrarische sectoren. Zeker op het terrein van hernieuwbare energielevering liggen kansen voor de agrarische sectoren, zo blijkt uit de groei van het aantal windmolens en biovergistingsinstallaties op boerenbedrijven. De resultaten tonen aan dat de Nederlandse aanpak werkt. Nederland heeft inmiddels veel ervaring met Meerjarenafspraken (MJA’s) en Publiek-Private Samenwerking. Alle Agrosectoren liggen dan ook goed op koers met energiebesparing. De benadering daarbij is integraal. De focus ligt op totale verduurzaming van sectoren. Via transitieroutes wordt gewerkt aan doelstellingen zoals de energieneutrale stal of de kas als energiebron. Daarbij wordt zowel in ketens gewerkt als intersectoraal. Voorbeelden hiervan zijn de duurzame zuivelketen en de samenwerking tussen glastuinbouw en veehouderij in vergistingsprojecten. De agrosectoren manifesteren zich daarbij steeds vaker als locale of regionale energieproducent. Ook in andere EU-lidstaten dragen agrarische sectoren bij aan de Europese energie- en klimaatmaatregelen. De Nederlandse agrosectoren en de overheid hebben er bewust voor gekozen om in samenspraak te zoeken naar maatregelen waarmee de energie- en klimaatdoelen gehaald worden, op een manier die door de agrosectoren zelf ingevuld wordt. Ondernemerschap, zoals economisch rendabele maatregelen die passen bij een bepaalde bedrijfsvoering, kan op die manier bijdragen aan reductie van de uitstoot van broeikasgassen.
8,00 6,00 4,00 2,00
0 20 1
6
20 08
20 0
2
20 04
20 0
20 00
19 98
96 19
19 94
92 19
19 90
0,00
Jaar
■ Wind op land (totaal Nederland) ■ Op Landbouwgrond ■ In volledig eigendom van één enkel landbouwbedrijf
6
Energie- en klimaatmonitor agrosectoren
Hernieuwbare energie, reductie broeikasgassen en energiebesparing
7
Meer informatie Deze folder is een uitgave van Agentschap NL. De Energie- en klimaat monitor 2011 is te vinden op internet onder de titel ‘Energie- en klimaatmonitor 2011’ en is een uitgave van Agentschap NL en WUR-LEI.
Agentschap NL NL Energie en Klimaat Croeselaan 15 Postbus 8242 | 3503 RE Utrecht T +31 (0) 88 602 92 00 © Agentschap NL | februari 2012 Publicatie-nr. 2AGRO01212 Hoewel deze publicatie met de grootst mogelijke zorg is samengesteld kan Agentschap NL geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele fouten. Agentschap NL is een agentschap van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Agentschap NL voert beleid uit voor diverse ministeries als het gaat om duurzaamheid, innovatie en internationaal. Agentschap NL is hét aanspreekpunt voor bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Voor informatie en advies, financiering, netwerken en wet- en regelgeving. De divisie NL Energie en Klimaat versterkt de samenleving door te werken aan de energie- en klimaatoplossingen van de toekomst.