Eigen Kracht ‘Van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij’ In opdracht van Stadsdeel Noord, Combiwel en EVA
Hogeschool INHolland Amsterdam School of Social Work Opleiding: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Afstudeerjaar: 2012 Docent: Mar Dekker Mei 2012 Auteurs: Ömer Yalcin Mireille Piqué Mariam Lemghary Ouassila Es-Sannouni Asia el Bacha
Voorwoord Voor u ligt het onderzoeksrapport ‘Eigen Kracht’. In dit verslag kunt u lezen over wat er nodig is om kwetsbare deelnemers die bij EVA en Combiwel sociale activeringsprogramma’s volgen te stimuleren tot het zetten van een vervolgstap op het terrein van zelfstandige maatschappelijke participatie. Om antwoord te krijgen op onze vraag hebben wij in totaal 48 deelnemers geïnterviewd bij welzijnsinstellingen EVA en Combiwel (locatie De Meeuw). Wij danken Anne Jacobse (De Meeuw) en Esther Sarphatie (EVA) voor hun gastvrijheid en bereidheid gedurende het onderzoek. Tevens gaat ons dank uit naar Mar Dekker (INHolland) voor de prettige begeleiding en Julius van Manen (Academie van de Stad) voor zijn rol in het proces. Van de 48 interviews hebben wij 23 deelnemers van De Meeuw geïnterviewd. Dit waren deelnemers van de Handwerk groep, de Eigen Kracht groep (tien wekelijkse cursus voor bezoekers van de voedselbank) en de deelnemers van de conversatieles Nederlands. Bij EVA hebben wij 25 deelnemers geïnterviewd. Dit waren deelnemers van de Taal en Werk groep. In dit verslag kunt u lezen over onze bevindingen die blijken uit de interviews. Amsterdam, mei 2012 Ömer Yalcin Mireille Piqué Mariam Lemghary Ouassila Es-Sannouni Asia el Bacha
2
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Management samenvatting Aanleiding Deze scriptie is geschreven als afstudeeronderzoek voor de studierichting Maatschappelijk werk en Dienstverlening aan de Hoge School INHolland. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Stadsdeel Amsterdam Noord. In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de Eigen kracht van de deelnemers die bij EVA en Combiwel een sociale activeringsprogramma’s volgen. De volgende onderzoekvraag staat hierin centraal: Hoe kunnen kwetsbare vrouwen die bij EVA en Combiwel sociaalactivering-programma’s volgen worden gestimuleerd tot een vervolgstap op het terrein van zelfstandige maatschappelijke participatie? De volgende deelvragen zijn hieruit voortgekomen: 1. Wat is de maatschappelijke positie van de deelnemers van EVA en Combiwel? 2. Wat zijn voor de deelnemers van EVA en Combiwel de beweegredenen om actief deel te nemen aan de bijeenkomsten? 3. Wat zijn voor de deelnemers van EVA en Combiwel de belemmeringen om actief deel te nemen aan de bijeenkomsten? 4. Wat is het aanbod van EVA en Combiwel en wat zijn de eventuele verbeterpunten? 5. Op welke wijze zouden de deelnemers gemotiveerd kunnen worden naar een vervolgstap op basis van hun eigen kracht? Methode Om een antwoord te kunnen geven op bovenstaande probleemstelling zijn twee onderzoeken uitgevoerd, namelijk een literatuuronderzoek en een veldonderzoek. Het literatuuronderzoek heeft zich voornamelijk gericht op theorie die beschikbaar was gericht op de doelgroep. Voor dit onderzoek hebben wij gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek. Wij hebben 48 interviews afgelegd, waarvan 23 bij De Meeuw en 25 bij EVA. Met deze 48 vrouwen is in grote openheid gesproken over de thuissituatie, rol die ze hebben, kansen en mogelijkheden en belemmeringen die de deelnemers ervaren. De interviews die zijn gehouden met de deelnemers van Eva en Combiwel hebben voornamelijk inzichten opgeleverd over de mogelijkheden en belemmeringen van de deelnemers tot het zetten van een vervolgstap op het terrein van zelfstandige maatschappelijk participatie. Conclusies Uit de interviews hebben we de volgende conclusies getrokken: Taal Veel deelnemers willen een baan of vrijwilligerswerk doen op een voor hen bekend terrein. Hun kwaliteiten liggen bij de zorgtaken. De deelnemers die de ambitie hebben om te werken zijn voornamelijk beperkt in hun taal en hebben daarom nog veel begeleiding nodig bij bijvoorbeeld Cv’s opstellen en sollicitatiebrieven schrijven. Zorgethos Door de traditionele rolverdeling binnen de gezinnen van de deelnemers hebben vrouwen altijd voor het huishouden, kinderen en partner gezorgd. Doordat ze de verantwoording dragen over deze zorgtaken en niet ondersteund worden door hun partners zijn ze nooit in de gelegenheid gesteld om actief te participeren in de samenleving.
3
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Stap naar participatie bij alleenstaande vrouwen De alleenstaande vrouw is extra gemotiveerd nadat ze is gescheiden van haar man. Zij zet dan makkelijker de stap naar participatie als ze van haar man is gescheiden. We merken op dat bij de alleenstaande vrouwen de materiële motieven zwaarder wegen dan immateriële motieven. Bij vrouwen die een partner hebben wegen immateriële motieven het zwaarst. Psychosociale gesteldheid Veel deelnemers hebben een geschonden levensverhaal en ervaren op psychisch gebied nog steeds hinder van gebeurtenissen uit het verleden. Bereidheid om te werken Veel deelnemers hebben behoefte om eerst zichzelf te leren kennen in plaats van te leren werken. De deelnemers zijn bang voor het onbekende en hebben geen realistisch beeld over het eigen kunnen. Zij leunen te veel op hulp en durven niet alleen de stap te nemen. Relativerend voor eigen problemen Voor veel deelnemers van Combiwel is (vrijwilligers)werk geen reële optie. Deze groep ervaart deelname aan de activiteiten als relativerend voor hun eigen problemen. Ze vinden het prettig om met mensen in contact te komen waarmee ze gemeenschappelijke levensverhalen hebben. Sociaal netwerk Het sociale netwerk van de deelnemers beperkt zich tot mensen uit de directe omgeving. Denk hierbij aan eerstegraads- familieleden en naaste buren. De niet westerse deelnemers hebben nauwelijks contact met andere mensen buiten hun eigen etnische achtergrond. Aanbod De deelnemers van Combiwel willen een hogere frequentie van de activiteiten vanwege hun sociale isolement, terwijl de deelnemers van EVA een hogere frequentie willen vanwege de drang om de taal te ontwikkelen. Cultuur en religie In het referentiekader van de deelnemers vormt cultuur en religie geen belemmering in de stap richting participatie, maar in de praktijk blijkt dat ze op dit gebied toch last ondervinden vanwege de sociale controle en culturele- en religieuze opvattingen van personen uit de directe omgeving. Aanbevelingen De adviezen en aanbevelingen die zijn gemaakt op grond van deze conclusies zijn:
Meer aandacht besteden aan cross culturele communicatie binnen de groep. Meer activiteiten organiseren die aansluiten bij de interessegebieden van de deelnemers en hen een organiserende rol geven. Signaleren en zorg dragen voor de ‘motivering’ van onvrijwillige deelnemers. Nauwe onderlinge afstemming tussen EVA en Combiwel. Zorg dragen voor aanwezigheid van begeleiders met dezelfde culturele achtergrond als de deelnemers. Empoweren vanuit de kinderen. Onder de vrouwen heerst er een tweedeling tussen zorg-en arbeidsethos Dit kan bijvoorbeeld door educatieve themabijeenkomsten te organiseren waar moeders met hun kinderen kunnen komen en beiden baat bij hebben. Zichzelf leren kennen in plaats van leren werken. Veel deelnemers hebben geen duidelijk beeld over het eigen kunnen. De verwachting tot het zetten van een stap richting (vrijwilligers)werk is onrealistisch voordat de vrouwen zichzelf leren kennen.
*Dit is een korte toelichting op onze conclusies en aanbevelingen. Voor een uitgebreidere versies verwijs ik u door naar hoofdstuk 10 en 11.
4
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Inhoud
5
1. Inleiding
7
2. Probleemformulering en centrale vraagstelling 2.1 Doelgroep 2.2 Doelstelling 2.3 Onderzoeksvraag 2.4 Deelvragen
8 8 8 9
3. Methode 3.1 Kwantitatief en kwalitatief 3.2 Onderzoeksmethode 3.3 Veldonderzoek en deskresearch 3.4 Rol 3.5 Betrouwbaarheid en validiteit 3.6 Bruikbaarheid 3.7 Inductie en deductie
10 10 11 11 11 12 12
4. Statistische gegevens
14
5. Maatschappelijke positie 5.1 Maatschappelijke positie 5.2 Gezin en familie 5.3 Cultuur en religie 5.4 Sociaal netwerk 5.5 Deelnemers die extra zorg, hulp en aandacht behoeven 5.6 Sociaal economische status
24 24 26 27 28 29
6. Beweegredenen van de deelnemers 6.1 Motieven richting werk/activering 6.2 Genderverschillen 6.3 Immateriële waarden versus materiële waarden 6.4 Zorgethos 6.5 Arbeidsethos 6.6 Van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij
30 30 31 32 32 34
7. Belemmeringen van de deelnemers 7.1 Gezin 7.2 Lichamelijk en psychische klachten 7.3 Leeftijd 7.4 Angst voor het onbekende
35 36 36 36
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
6
8. Aanbod en verbetering van EVA en Combiwel 8.1 Aanbod EVA 8.2 Aanbod Combiwel 8.3 Vraag van de deelnemers 8.4 Huidig aanbod 8.5 Belangrijke factoren 8.6 Verbeterpunten volgens deelnemers
37 37 37 38 38 39
9. Vervolgstap op basis van eigen kracht
41
10. Conclusies
45
11. Aanbevelingen
48
12. Literatuurlijst
50
13. Begrippenlijst
52
Bijlage I Statistische gegevens Amsterdam Noord
54
Bijlage II Vragenlijst veldonderzoek
56
Bijlage III Perspectief van de onderzoekers
61
Bijlage IV Taakverdeling
64
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
1. Inleiding In het kader van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening nemen we deel aan het afstudeerproject “Eigen Kracht”. Deze voeren we als INHolland studentenprojectgroep uit voor opdrachtgever Stadsdeel Noord. Stadsdeel Noord zet zich in voor de ontwikkeling en welzijn van haar burgers. Met name kwetsbare groepen worden gefaciliteerd en waar nodig ondersteund. Vooral sociaal isolement is een belangrijk aandachtspunt voor de verbetering van de positie van kwetsbare personen. De doelgroep in dit onderzoek bestaat uit personen die niet of nauwelijks deelnemen aan het maatschappelijk leven en gestimuleerd moeten worden tot het zetten van een vervolgstap op het terrein van zelfstandige maatschappelijke participatie. Stadsdeel Noord zet zich in om de doelgroep een netwerk aan te reiken waarmee ze als het ware ‘op eigen benen’ kunnen staan. Dit sluit aan op de visie van het kabinet van Rutte, dat integratie wordt geacht als een ‘eigen verantwoordelijkheid’ van de burgers waarbij de overheid een faciliterende rol bekleedt. Het Stadsdeel zet zich derhalve in om de doelgroep vraaggericht (in plaats van zoals voorheen; aanbodgericht) te ondersteunen. Met samenwerkingsorganisaties Zwind en Combiwel wordt gekeken naar waar de “eigen kracht” van de doelgroep ligt en waarop aansluitend vraaggericht maatwerk moet worden geleverd. Zwind is ondernemer in het sociale domein en voert diverse projecten uit in opdracht van landelijke en lokale overheden. Zwind heeft als doel om deelnemers de regie te geven over hun eigen leven. EVA, educatief vrouwencentrum Amsterdam, is één van de projecten van Zwind in Amsterdam. EVA biedt alle deelnemers uit stadsdeel Noord de gelegenheid om zich te oriënteren op scholing en/of werk om op deze manier actief te worden in de maatschappij. EVA heeft als doel dat deelnemers worden begeleid naar werk. EVA organiseert trajecten, trainingen, informatieochtenden, workshops, vrijwilligerswerk, stages en individuele begeleiding. EVA heeft tot op heden altijd met vrouwen gewerkt. Vanaf juni 2012 zal EVA haar aanbod ook richten op mannen. Combiwel is een maatschappelijke ondernemer in Amsterdam met locaties in de stadsdelen Noord, West, Zuid, Zuid-Oost en Nieuw-West. Combiwel voert vele vormen van welzijnswerk uit en neemt daarbij de rol op zich van brede ondersteuner. Combiwel werkt wijkgericht op het gebied van maatschappelijke dienstverlening, buurtwerk en activering op de raakvlakken met onderwijs, zorg en wonen. Dit gebeurt in Amsterdam Noord in buurtcentra, pleinen, peuterspeelzalen, VVE’s en ouderkamers. Wij gaan onderzoek doen naar wat er nodig is om kwetsbare deelnemers die bij EVA en Combiwel sociale activering programma’s volgen te stimuleren tot een vervolgstap op het terrein van zelfstandige maatschappelijke participatie.
7
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
2. Probleemformulering en centrale vraagstelling 2.1 Doelgroep Ons doelgroep bestaat uit deelnemers van Combiwel en EVA. De deelnemers nemen niet of deels aan het maatschappelijke leven en moeten gestimuleerd worden tot het zetten van een vervolgstap op het terrein van zelfstandige maatschappelijke participatie. Kenmerken van de deelnemers zijn: -Lage opleiding -Geringe taalbeheersing -Laag of geen inkomen -Andere culturele achtergrond -Mentale afstand tot de Nederlandse maatschappij -Sociaal isolement -Lichamelijke/psychische gezondheidsklachten -Matige zelfredzaamheid Deze factoren staan niet los van elkaar maar vormen een versterkend geheel. Een lage opleiding en het komen uit een ander land hangt bijvoorbeeld samen met laag inkomen en/of het ervaren van een mentale afstand van de Nederlandse maatschappij. De deelnemers hebben behoefte om handvatten aangereikt te krijgen om op eigen kracht te kunnen functioneren. Een belangrijke toevoeging tot slot is dat bovenstaande informatie en de exacte relevante factoren nader worden onderzocht in het veldonderzoek waarvan de waarnemingsvragen in de opeenvolgende hoofdstukken zijn toegelicht. In het vervolg van dit verslag kunt u meer lezen over de maatschappelijke positie van de doelgroep. In het plan van aanpak hadden we als doel om zowel mannen als vrouwen te interviewen voor ons onderzoek. Dit is echter niet gelukt. De groepen die ons zijn aangereikt vanuit de welzijnsinstellingen EVA en Combiwel bestonden uitsluitend uit vrouwelijke deelnemers. 2.2 Doelstelling Voor Stadsdeel Noord is met name sociaal isolement een belangrijk aandachtspunt voor de verbetering van de positie van kwetsbare groepen in de samenleving. Wij willen door middel van dit onderzoek erachter komen wat er nodig is om de deelnemers die een programma volgen bij EVA of Combiwel en dus al een eerste stap hebben gezet, te stimuleren of motiveren tot een vervolgstap. Hierin is het belangrijk dat ze zoveel mogelijk hun eigen verantwoordelijkheid nemen en dit zelf organiseren. Ons doel is inzicht krijgen in de motivatie en beweegredenen van de deelnemers die van belang zijn om een vervolg stap te zetten en het streven is vervolgens dat de deelnemers van EVA en Combiwel op eigen kracht kunnen functioneren. 2.3 Onderzoeksvraag Wij gaan onderzoek doen naar wat er nodig is /wat zijn beweegredenen om kwetsbare vrouwen die bij EVA en Combiwel sociale activering programma’s volgen te stimuleren tot een vervolgstap op het terrein van zelfstandige maatschappelijke participatie (empowerment). En wat waren beweegredenen om aan het huidige programma mee te doen? De centrale onderzoeksvraag is hierbij als volgt geformuleerd:
8
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Hoe kunnen kwetsbare vrouwen die bij EVA en Combiwel sociaalactivering-programma’s volgen worden gestimuleerd tot een vervolgstap op het terrein van zelfstandige maatschappelijke participatie? 2.4 Deelvragen Gekoppeld aan onze onderzoeksvraag hebben we de volgende deelvragen gehanteerd. 1. 2. 3. 4. 5.
9
Wat is de maatschappelijke positie van de deelnemers van EVA en Combiwel? Wat zijn voor de deelnemers van EVA en Combiwel de beweegredenen om actief deel te nemen aan de bijeenkomsten? Wat zijn voor de deelnemers van EVA en Combiwel de belemmeringen om actief deel te nemen aan de bijeenkomsten? Wat is het aanbod van EVA en Combiwel en wat zijn de eventuele verbeterpunten? Op welke wijze zouden de deelnemers gemotiveerd kunnen worden naar een vervolgstap op basis van hun eigen kracht?
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
3. Methode Om antwoord te krijgen op onze onderzoeksvragen hebben we gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden. In dit hoofdstuk wordt verantwoording afgelegd voor de keuze van deze onderzoeksmethoden. 3.1 Kwantitatief en kwalitatief Voor het onderzoek is gekozen voor zowel een kwalitatief als kwantitatief onderzoek. Beide onderzoekmethoden zijn goed toepasbaar als het gaat om de juiste informatie verzamelen. De kwantitatieve onderzoeksmethode hebben we toegepast door middel van enquêtes. Als er meer diepgaande informatie nodig is (bijvoorbeeld waarom men een bepaalde mening heeft of waarom iemand handelt zoals hij handelt) wordt kwalitatief onderzoek sterk aanbevolen (bron: Wat is onderzoek?, Verhoeven, N.). Kwalitatief onderzoek geeft een beeld van de wensen, ervaringen, meningen of behoeften van de deelnemers. We hebben de kwalitatieve onderzoeksmethode toegepast door middel van diepte-interviews. Wij hebben diepte-interviews(kwalitatief) afgelegd bij de deelnemers van EVA en Combiwel. Deze methode sprak ons het meest aan, omdat je op deze manier intensieve één-op-één gesprekken kan voeren met de deelnemers. De interviews zijn afgenomen op een vertrouwde locatie voor de deelnemers, namelijk bij EVA en Combiwel. Een voordeel hiervan was dat de locaties bekend waren voor de deelnemers waardoor ze zich sneller op hun gemak voelden. We hebben gebruik gemaakt van de aparte ruimtes en lokalen die EVA en Combiwel beschikbaar hebben gesteld om een persoonlijk gesprek te kunnen voeren met de deelnemers. Op deze manier konden we dieper op het onderwerp ingaan om een betrouwbare indicatie te verkrijgen. Tevens konden we door middel van een diepte-interview goed doorvragen naar wat de motivatie en beweegredenen van de deelnemers zijn ten behoeve van onze onderzoeksvraag. Door middel van de kwantitatieve onderzoeksmethode toe te passen hebben we cijfermatig inzicht gekregen op de vragen en deze vervolgens weergegeven in procentuele verhoudingen. Om deze inzichten te verkrijgen hebben we gebruik gemaakt van enquêtes. Door enquêtes af te nemen hebben we informatie achterhaald over de achtergrond van de deelnemers. Wij vonden het interessant om de antwoorden van de deelnemers te filtreren en onder te verdelen in categorieën. We hebben dit cijfermatig weergegeven in grafieken en/of statistieken (hoofdstuk 4). Wij zijn van mening dat deze methode een goed beeld geeft van de resultaten. Alvorens we begonnen met de diepte-interviews hebben we eerst de enquêtevragen afgenomen. Deze antwoorden hebben ons een beeld gegeven over wie de deelnemers zijn, wat voor achtergrond ze hebben, hoe de gezinssamenstelling eruit ziet etc. Al deze relevante informatie die bleken uit de enquêtes waren voor ons goed bruikbaar tijdens de diepte-interviews en boden ons een ingang om door te vragen. 3.2 Onderzoeksmethoden Er is gekozen voor de onderzoeksmethode ‘interview’ omdat dit een flexibel middel is om inzicht te krijgen op een probleem en mogelijke oplossingen. De interviews zijn afgenomen met de deelnemers van de welzijnsinstellingen EVA en Combiwel. Op deze manier konden we specifiek vragen naar onder andere beweegredenen, verwachtingen, keuzes, visies, knelpunten, krachten en toekomstperspectieven. De begeleiders van EVA en Combiwel hebben ons in contact gebracht met
10
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
de deelnemers van de welzijnsorganisaties en hebben als tussenpersoon gefungeerd. De begeleiders van EVA en Combiwel zijn vertrouwde personen voor de deelnemers waardoor de deelnemers zich toegankelijker hebben opgesteld. We hebben hiervoor gekozen omdat we op deze manier de drempel zo laag mogelijk wilden houden voor de deelnemers. Naast het houden van interviews hebben we ook gekozen voor de participatiemethode en het afnemen van enquêtes. Om een compleet beeld te krijgen van de probleemsituatie is het goed om te participeren in het formele en informele sfeer. Wij hebben de participatiemethode toegepast door de bijeenkomsten van EVA en Combiwel bij te wonen. Door onze aanwezigheid bij de bijeenkomsten konden we opvallendheden observeren zoals beweegredenen, motivatie, enthousiasme en groepshouding etc. Op een gegeven moment werden wij een bekend gezicht voor de deelnemers. 3.3 Veldonderzoek en deskresearch Het onderzoek bestaat uit veldonderzoek en deskresearch. Op deze manier hebben we het onderzoek gebaseerd op de theorie, maar ook op de praktijk. Deskresearch is het opsporen van gegevens die al eerder verzameld zijn. Deskresearch is een vorm van literatuurstudie die wordt uitgevoerd om te kijken wat er al aan bruikbare gegevens beschikbaar is over de onderzoeksvraag. Hierbij wordt gebruik gemaakt van rapporten, boeken, notities, beleidsstukken. Op basis hiervan wordt beslist wat er nog onderzocht moet worden en op welke manier dat het beste kan gebeuren. Onze deskresearch bestaat voornamelijk uit literatuur bestudering. Onze veldresearch bestaat uit informatie die blijken uit de diepte-interviews met de deelnemers van EVA en Combiwel. Deze gegevens hebben we vervolgens verwerkt tot bruikbare informatie. 3.4 Rol Ieder groepslid had de verantwoordelijk voor het houden van de interviews. Op deze manier kon elk groepslid diepgang krijgen in de beweegredenen en motivatie van de deelnemers. Ieder groepslid heeft een individuele bijdrage geleverd aan het onderzoek. In bijlage III kunt u de perspectieven per onderzoeker lezen waarin hij/zij verslag doet over de persoonlijke bevindingen. 3.5 Betrouwbaarheid & Validiteit Zoals gemeld hebben we voor het onderzoek zowel diepte-interviews als enquêtes afgenomen. Bij de diepte-interviews stelden we open vragen en hadden we de mogelijkheid om door te vragen. Bij de enquêtes konden de deelnemers een antwoord aanvinken uit de door ons vooraf bepaalde antwoordmogelijkheden. De enquêtevragen zijn onder andere gebaseerd op leeftijd, herkomst, gezinssamenstelling, scholing en werk. De enquêteresultaten hebben we gebruikt als aanvullende informatie op de diepte-interviews zodat we meer vergelijkingsmateriaal hebben en dit draagt bij aan de betrouwbaarheid van ons onderzoek. We hebben de diepte-interviews zodanig opgesteld dat uit de antwoorden af te lezen is of deze binnen een bepaalde patroon te herkennen zijn en niet tegenstrijdig zijn. Bijvoorbeeld door een vraag vanuit verschillende invalshoeken te laten terugkomen. Dit hebben we toegepast om oppervlakkige en sociaal-wenselijke antwoorden te voorkomen. Deze manier van werken heet triangulatie. Ook hebben we gebruik gemaakt van het onderzoek triangulatie. Dit hebben we gedaan door elkaars interviews en aantekeningen te becommentariëren. Wij hebben de validiteit getoetst door bepaalde veronderstellingen die zijn gevonden uit andere onderzoeken te integreren in ons onderzoek.
11
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
3.6 Bruikbaarheid Met ons onderzoeksrapport hebben we antwoord gegeven op de vraag: ’Wat is er nodig om kwetsbare deelnemers die bij EVA en Combiwel sociaalactivering-programma’s volgen te stimuleren tot een vervolgstap op het terrein van zelfstandige maatschappelijke participatie’? Met dit onderzoek hopen we aan EVA en Combiwel meer inzicht te geven in het kader van participatie van de deelnemers. Door onze onderzoeksmethoden toe te passen hebben we achterhaald hoe de deelnemers van EVA en Combiwel geactiveerd kunnen worden om op hun eigen kracht te functioneren. Ook kunnen de onderzoeksresultaten bijdragen aan de verbetering van de huidige werkmethoden die EVA of Combiwel hanteren. Tevens kan de informatie ook gebruikt worden om een vervolgonderzoek te starten. In onze conclusie (hoofdstuk 10) en aanbevelingen (hoofdstuk 11) worden aanknopingspunten genoemd voor een mogelijk vervolgonderzoek. 3.7 Rapportage door middel van inductie en deductie Een inductieve redenering ontwikkelt een verklarende theorie uit de feiten en verschijnselen. Hierbij ga je als onderzoeker van specifiek naar algemeen. Een deductieve redenering doet het tegenovergestelde; deze leidt de verschijnselen af uit algemene beginselen of theorieën, dus van algemeen naar specifiek. (Bron: Wat is onderzoek? N. Verhoeven, 2010). In dit onderzoek beginnen we vanuit de algemene probleemstelling die we laten afdalen naar het concrete niveau, toegepast op de specifieke doelgroep in het specifieke onderzoeksgebied in Amsterdam Noord. Hier komen resultaten uit (dit proces van het algemene naar het bijzondere is deductie) die wij vervolgens generaliseren tot aanbevelingen voor de opdrachtgever. Hierbij gaan we dus van het bijzondere naar het algemene (dit proces heet inductie). In het kort kan worden gesteld dat we eerst deduceren, en vervolgens in de tweede fase induceren. Ditzelfde geldt voor onze operationalisering. We beginnen vanuit een algemene vraag, die we deduceren tot het niveau van waarnemingsvragen en enquêtevragen. Wanneer we onderzoeksresultaten hebben, gaan we de antwoorden op elke waarnemingsvraag induceren om een antwoord te geven op de hoofdvraag. Onze hoofdvraag is dus het niveau waarvan we afdaalden tot een meer concreet niveau en vanuit dat niveau gingen we terug naar de hoofdvraag. Hoe hebben we dat gedaan? Omdat het in deze reflectie op de rapportage voornamelijk gaat om de structuur van het onderzoek, verwijzen wij voor de inhoud van bijvoorbeeld het kwalitatief onderzoek graag naar het onderzoeksrapport. Ook moet gezegd worden dat hier alleen cruciale stappen in het onderzoek worden belicht. Wij geven hier aan wanneer wij deduceerden en wanneer wij induceerden in het deel van het onderzoek dat de geringe maatschappelijke participatie van vrouwen onderzocht . We hebben dus gekeken hoe de kwetsbaarheid van de deelnemers samenhing met hun geringe maatschappelijke participatie. De meest logische manier om dat te onderzoeken was te kijken waarin deze kwetsbaarheid bestond. Als we de elementen die deze mensen kwetsbaar maakten, zouden kunnen veranderen, dan zouden ze misschien beter in staat zijn tot maatschappelijke participatie. Dit was het moment waarop een inductieve redenering kon worden toegepast: waardoor worden de vrouwen belemmerd? Het merendeel van de vrouwen had gemeen dat ze het Nederlands onvoldoende beheersten en door de invloed van hun omgeving in een traditioneel rolpatroon vastzaten. Die feiten hebben we achterhaald en bekeken door middel van kwalitatief onderzoek.
12
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Vanuit deze inductieve redenering gingen we deduceren: geringe beheersing van het Nederlands leidt tot verminderde maatschappelijke participatie. Ook leidt een negatieve invloed van de omgeving van deze vrouwen tot verminderde maatschappelijke participatie. We wilden graag onderzoeken hoe deze twee zaken samenhingen. Dat deden we in de vorm van inductief onderzoek: we hebben bij de vrouwen vragen afgenomen. Zo ontdekten wij dat deze vrouwen een hoog zorgethos hadden en een laag arbeidsethos. Ze wilden werken, maar alleen als dit niet ten koste zou gaan van de zorgtaken die zij hadden. Zo doende deduceerden wij: het hoge zorgethos van deze vrouwen leidt tot een verminderde maatschappelijke participatie, omdat zij door hun hoge zorgethos niet in een omgeving terechtkomen waarin ze Nederlands moeten praten. In hun eigen omgeving wordt niet of nauwelijks Nederlands gesproken. Wij hebben ook de rol van de omgeving onderzocht. Dat konden wij doen aan de hand van de gescheiden vrouwen, bij het grootste deel van hen was de omgeving lang niet zo invloedrijk als bij de getrouwde vrouwen. De deductieve redenering van waaruit wij gingen induceren was: de rol van de omgeving is groot in de belemmering van de maatschappelijke participatie van deze groep vrouwen. De inductieve methode was het vergelijken van de gescheiden en de gehuwde vrouwen op de punten arbeidsethos en zorgethos. Zo hoopten wij ook de verhouding tussen arbeids- en zorgethos beter te kunnen bepalen. De gescheiden vrouwen waren, vaak ook om praktische redenen, onafhankelijker dan de gehuwde vrouwen. Zij waren bijvoorbeeld niet meer financieel afhankelijk van hun man. Ook hadden zij minder zorgtaken. Hun arbeidsethos was veel hoger dan dat van de gehuwde vrouwen. Zij stonden (noodgedwongen)meer op eigen benen. De verhouding tussen arbeids- en zorgethos was duidelijker geworden: een hoog zorgethos kan, in het geval van deze vrouwen, leiden tot een laag arbeidsethos. Zo konden wij weer deduceren: een hoog zorgethos en een laag arbeidsethos spelen een rol in de geringe maatschappelijke participatie van deze vrouwen. Ook omdat deze verhouding er voor zorgt dat de vrouwen weinig Nederlands spreken. Zo gingen wij vanuit die ene centrale vraag telkens heen en weer tussen het gericht verzamelen van feiten, die dan weer gebruikten om een meer algemene redenering op te zetten, die ons op het spoor zette van andere feiten die we konden gebruiken. Deskresearch was hierbij erg handig, omdat we daardoor bepaalde begrippen kregen (zoals arbeidsethos) die we goed konden gebruiken om dingen duidelijker te maken
13
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
4. Statistische gegevens In dit hoofdstuk zijn statistische gegevens weergegeven die blijken uit de enquêtes en interviews die afgenomen zijn bij de deelnemers van EVA en Combiwel. De grafieken zijn onder andere op het gebied van leeftijd, werkervaring, afkomst, toonduur in Nederland, gezinssamenstelling, scholing en wijze van aanmelding bij de welzijnsinstellingen. De statistieken in dit hoofdstuk zijn een weergave van de door ons geïnterviewde deelnemers en niet van de instellingen als geheel.
Interviews
EVA
48% 52%
Combiwel
In totaal hebben we 48 interviews afgelegd, waarvan 23 bij ‘De Meeuw’ en 25 bij ‘EVA’.
Leeftijd - EVA 4% 16% 20%
21-30 jaar (4 deelnemers) 31-40 jaar (8 deelnemers) 41-50 jaar (7 deelnemers) 51-60 jaar (5 deelnemers) 32%
28%
14
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
61-70 jaar (1 deelnemers)
Van de 25 deelnemers die we bij EVA hebben geïnterviewd is de groep met de leeftijd 31-40 jaar en 41-50 jaar (32% en 28%) het grootst. Deelnemers tussen de 61 en 70 jaar vormen met 4% de kleinste groep binnen EVA. Het is mogelijk dat zij zich te oud voelen om nog deel te nemen aan taallessen omdat ze hun kansen klein schatten om nog in aanmerking te komen voor werk. Zij komen vooral naar EVA om hun Nederlandse taal te verbeteren en hun sociale netwerk te verbreden. Er zijn geen deelnemers die behoren tot de groep die ouder zijn dan 70 jaar. De deelnemers tussen de 21 en 30 jaar zijn met 15% de een na kleinste doelgroep.
Leeftijd - Combiwel 9% 17% 31-40 jaar (4 deelnemers) 41-50 jaar (10 deelnemers)
30%
51-60 jaar (7 deelnemers) 61-70 jaar (2 deelnemers) 44%
Bij Combiwel zien we dat de grootste leeftijdsgroepen tussen de 41-50 (44%) en 51-60 (30%) jaar oud zijn. Een aanzienlijk deel van deze leeftijdsgroepen komen bij Combiwel voor tijdsbesteding. Zij hebben meestal geen schoolgaande kinderen meer en hebben meer vrije tijd te besteden. Uiteraard is dit persoonsgebonden. In bovenstaande grafiek is te zien dat slechts 17% van de vrouwen bij De Meeuw tussen de 31-40 jaar is. Hun voornaamste doel is om hun taalbeheersing te ontwikkelen. De overige groep is tussen de leeftijd 61-70 jaar. Zij komen voor de sociale contacten bij De Meeuw en ‘om niet alleen maar thuis te zitten’, zoals deze deelnemers aangaven tijdens de interviews.
15
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Werkervaring - EVA
24% 36%
Werkloos met werkervaring (9 deelnemers) Werkloos zonder werkervaring (10 deelnemers) Vrijwilligerswerk (6 deelnemers)
40%
40% van de EVA deelnemers zijn werkloos en hebben geen werkervaring. Binnen deze groep zitten voornamelijk deelnemers die naar Nederland zijn gekomen voor gezinshereniging. De respondenten geven aan dat vanwege traditionele opvattingen zij de moederrol op zich hebben genomen. Het huishouden en zorg voor de kinderen was hun voornaamste taak. ‘Het was een vanzelfsprekendheid binnen onze cultuur dat een moeder zorg droeg voor het huishouden en gezin. Als mijn man thuis kwam moest het eten op tafel staan’ zegt een respondent. ‘Maar mijn dochter zal dat anders doen’ plakt ze er achteraan. Hiermee wijst ze op het feit dat haar dochter in een cross culturele omgeving is opgegroeid en opvattingen heeft die goed aansluiten op de hedendaagse samenleving. 36% van de EVA deelnemers zijn werkloos, maar hebben wel werkervaring. Deze groep bestaat vooral uit vrouwen die werkten in het land van herkomst. Veel van deze deelnemers hebben onderwijs genoten op een middelbare school. De werkzaamheden variëren van schoonmaak tot licht administratief werk. Ook voor deze groep geldt dat veel zijn gestopt met werken na hun migratie naar Nederland. De respondenten geven aan dat onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal en gezinsuitbreiding hun grootste belemmering was om hun werkzaamheden voort te zetten in Nederland. 24% van de EVA deelnemers geeft aan weleens vrijwilligerswerk te hebben gedaan. Dit zijn deelnemers die vanwege gebrek aan de Nederlandse taal en bepaalde competenties (nog) niet in aanmerking komen voor betaald werk. Deze deelnemers zien vrijwilligerswerk als een alternatief om toch actief bezig te zijn in de maatschappij. Dit zijn deelnemers die vooral immateriële waarden hechten aan sociaal actief zijn. Bijvoorbeeld de respondent die vrijwilligerswerk doet op de school van haar kinderen. ‘Hierdoor draag ik bij aan mijn eigen ontwikkeling en die van mijn kinderen’ zegt een respondent. De cruciale voorwaarde voor vrijwilligerswerk is wel dat men plezier moet hebben in de uitvoering.
16
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Werkervaring - Combiwel 9%
Werkloos met werkervaring (13 deelnemers) Werkloos zonder werkervaring (8 deelnemers)
35% 56%
Vrijwilligerswerk (2 deelnemers)
Ruim de helft (56%) van de Combiwel deelnemers heeft weleens gewerkt. De deelnemers van de ‘Eigen Kracht’ groep hebben op redelijk tot hoog niveau gewerkt, maar zijn vanwege lichamelijk en/of psychische klachten (tijdelijk) niet in staat om te werken. Een voorbeeld is een HBO afgestudeerde respondent die vanwege haar psychische klachten niet in staat is om te werken. Zij beschikt over de competenties en kwaliteiten die haar kunnen leiden naar een goede baan. De belemmering voor deze deelnemer is haar psychische gesteldheid. Zij geeft aan dat haar leven dankzij de Eigen Kracht groep van Combiwel weer in structuur is. Zij noemt het de fase van ‘herpakken’ en deze deelnemer wil op korte termijn weer terugstromen naar betaald werk. Een ander voorbeeld uit de Eigen Kracht groep is een deelnemer die een eigen bedrijf had. Het valt op dat deelnemers zoekend zijn naar mensen van hun eigen begripsniveau en gemeenschappelijke levenservaringen. De deelnemers ervaren dit als relativerend voor hun eigen problemen. 35% van de Combiwel deelnemers zijn werkloos en hebben geen werkervaring. Dit zijn met name de deelnemers uit de ‘Handwerkgroep’. Deze groep bestaat voornamelijk uit oudere vrouwen met uitwonende kinderen. In het verleden hadden deze vrouwen als hoofdtaak het huishouden en de zorg voor het gezin. Naarmate hun kinderen ouder werden en op hunzelf zijn gaan wonen, zijn deze vrouwen uit deze groep steeds meer in een sociaal isolement geraakt. Het steeds meer verkeren in een sociaal isolement heeft er voor gezorgd dat deze vrouwen op zoek zijn gegaan naar activering. Echter is voor veel vrouwen uit deze groep betaald werk geen optie meer. We zien dat de taalbeheersing zelfs bij vrouwen die meer dan 20 jaar in Nederland wonen zeer zwak is. Dit laat zien dat bij deze vrouwen het sociaal contact vooral bestaat uit kennissen uit eigen etnische achtergrond. ‘Ik ging vroeger alleen uit huis als ik kleding moest kopen voor mijn kinderen’ zegt een respondent. Een ander respondent zegt ‘als ik uit huis ging moest ik toestemming vragen aan mijn man, laat staan als ik wilde werken’. De sociale contacten bestaan vooral uit mensen uit de directe omgeving die op loopafstand te bereiken zijn.
17
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Afkomst - EVA 8%
4% 4% Spaans (1 deelnemer)
4%
Marokkaans (12 deelnemers)
4%
Afghaans (5 deelnemers) Ghanees (2 deelnemers)
8% 48%
Chinees (1 deelnemer) Palestijns (1 deelnemer) Egyptisch (2 deelnemers)
20%
Iraans (1 deelnemer)
De Marokkaanse deelnemers zijn veruit de grootste groep binnen EVA. De deelnemers ervaren de diversiteit en multiculturele vertegenwoordiging binnen de groep als prettig. De diversiteit zorgt ervoor dat deelnemers genoodzaakt zijn om in het Nederlands te communiceren wat ten gunste is van hun Nederlandse taalbeheersing.
Afkomst - Combiwel 4%
4%
4% 31%
9%
Nederlands (7 deelnemers) Marokkaans (11 deelnemers) Turks (2 deelnemers) Surinaams (1 deelnemer) Chinees (1 deelnemer) Ghanees (1 deelnemer)
48%
Ook voor Combiwel geldt dat de Marokkaanse vrouwen het sterkst vertegenwoordigd zijn. 31% van de respondenten is autochtoon. Dit zijn met name de vrouwen uit de Eigen Kracht groep. De overige respondenten hebben een Turkse, Ghanese, Chinese en Surinaamse achtergrond. Bij Combiwel is opvallend dat veel deelnemers contacten zoeken bij mensen van hun eigen etnische achtergrond. De valkuil van veel deelnemers met dezelfde achtergrond is dat men gaat communiceren in eigen taal. Een respondent zegt ‘als mensen in hun eigen taal praten is het niet verstaanbaar voor de rest’.
18
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Na doorvragen zegt de respondent dat mensen met dezelfde culturele achtergrond elkaar opzoeken en communiceren in eigen taal, waardoor er kleine groepjes ontstaan. Dit gaat ten koste van de cohesie binnen de groep. De respondent vindt dit een aandachtspunt voor de begeleiders/leiding. De valkuil die de respondent aangeeft kan omgezet worden in een kracht. Er kan meer aandacht besteedt worden aan cross culturele communicatie. Veel respondenten geven aan dat zij hun Nederlandse taal willen verbeteren, maar deze groep geeft ook toe snel geneigd te zijn mensen uit eigen etnische achtergrond op te zoeken en te communiceren in eigen taal. In praktijk is hun handelen in strijd met het doel van de deelname aan activiteiten. Een respondent zegt dat vanwege de geringe beheersing van de Nederlandse taal, de drang groot is om in eigen taal te communiceren.
Woonduur in Nederland - EVA 16% 24% < 5 jaar (4 deelnemers) 6-10 jaar (7 deelnemers) 11-20 jaar (5 deelnemers) 12%
28%
21-30 jaar (3 deelnemers) > 30 jaar (6 deelnemers)
20%
24% van de EVA deelnemers woont langer dan 30 jaar in Nederland. Op de vraag wat het maakt dat zij relatief laat initiatief nemen om te activeren, is opmerkelijk dat veel vrouwen na hun scheiding hebben besloten om te activeren. Een respondent zegt ‘ik doe nu alles wat ik toen niet kon’. Bijna de helft van de respondenten woont minder dan 10 jaar in Nederland. Dit zijn met name vrouwen die zijn getrouwd met een man uit Nederland. Veel van deze vrouwen zijn nog jong en hebben ambities. Het geloof om op eigen kracht een vervolgstap te zetten is onder deze groep het grootst. In tegenstelling tot de oudere vrouwen hechten zij geen waarde aan de sociale controle vanuit culturele en traditionele opvattingen en zijn ze geneigd rationeler te denken over hun toekomst.
19
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Woonduur in Nederland - Combiwel 4% 13% < 5 jaar (1 deelnemer)
4%
6-10 jaar (3 deelnemers) 11-20 jaar (1 deelnemer) 21-30 jaar (4 deelnemers)
18%
61%
> 30 jaar (14 deelnemers)
In bovenstaande tabel valt op dat 61% van de deelnemers langer dan 30 jaar in Nederland woont. Dit heeft echter te maken met het feit dat de Eigen Kracht groep voornamelijk bestaat uit autochtone deelnemers. Ook is dit hoge percentage te verklaren vanwege het feit dat de deelnemers van de handwerkgroep grotendeels bestaan uit vrouwen met een Marokkaanse afkomst die langer dan 30 jaar in Nederland wonen. 79% van de deelnemers van Combiwel woont langer dan 20 jaar in Nederland. Veel deelnemers uit deze groep geeft aan dat betaald werk geen reële optie meer is. Een respondent die langer dan 30 jaar in Nederland woont zegt ‘werken is niks meer voor mij, ik kom hier omdat ik thuis alleen maar aan problemen denk’.
Gezinssamenstelling - EVA Alleenstaand zonder kinderen (5 deelnemers)
8% 20%
Alleenstaand met kinderen (7 deelnemers)
16%
Samenwonend zonder kinderen (2 deelnemers) Samenwonend met 1-2 kinderen (5 deelnemers) 20%
28%
8%
20
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Samenwonend met 3-4 kinderen (4 deelnemers) Samenwonend met 5 of meer kinderen (2 deelnemers)
Gezinssamenstelling - Combiwel Alleenstaand zonder kinderen (4 deelnemers)
9% 17%
Alleenstaand met kinderen (7 deelnemers)
17%
Samenwonend zonder kinderen (4 deelnemers) Samenwonend met 1-2 kinderen (2 deelnemers)
9%
31% 17%
Samenwonend met 3-4 kinderen (4 deelnemers) Samenwonend met 5 of meer kinderen (2 deelnemers)
Bijna de helft van de deelnemers van EVA en Combiwel zijn alleenstaand. Opvallend is dat getrouwde deelnemers een hogere mate van zorgethos hebben dan de alleenstaande deelnemers. Bij alleenstaande deelnemers is hun hoge mate van zorgethos na de scheiding omgezet in een arbeidsethos. Dit is niet altijd op vrijwillige basis gebeurd. ‘Na mijn scheiding heb ik meer last op mijn schouders en moet ik er zelf voor zorgen dat ik rond kom’ zegt een respondent. Bij alleenstaande moeders hebben de omstandigheden in het gezinssysteem ervoor gezorgd dat ze genoodzaakt zijn om een vervolgstap te zetten op het gebied van sociaal maatschappelijke participatie. Meer hierover is te lezen in hoofdstuk 6.
Scholing - EVA 12%
36%
Nooit onderwijs genoten (9 deelnemers) Basisonderwijs (5 deelnemers) Middelbaar onderwijs (8 deelnemers)
32%
MBO (3 deelnemers) 20%
21
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Scholing - Combiwel 4%
4%
Nooit onderwijs genoten (8 deelnemers) 35%
26%
Basisonderwijs (7 deelnemers) Middelbaar onderwijs (6 deelnemers) MBO (1 deelnemer) HBO (1 deelnemer)
31%
35% van de deelnemers heeft nooit onderwijs genoten. Met name de oudere deelnemers behoren tot deze groep. Dit zijn tevens ook de deelnemers die meer dan 20 jaar in Nederland wonen. In het land van herkomst hebben ze geen onderwijs genoten wegens traditionele opvattingen. Veel deelnemers geven aan dat het in hun tijd geen vanzelfsprekendheid was dat kinderen naar school gingen. ‘Ik deed wat mijn moeder mij vertelde en wat ik van haar zag’ zegt een respondent. Hiermee wijst ze op het feit dat haar moeder belast was met de zorg- en huishoudelijke taken. Veel van de respondenten die nooit onderwijs hebben genoten zijn tevens ook vrouwen die op jonge leeftijd zijn getrouwd. Na hun huwelijk hebben ze de zorgtaken over hun kinderen op zich genomen. ‘Dat was mijn fulltime baan’ zegt een deelnemer. Ruim 50% van de deelnemers heeft basis en/of middelbaaronderwijs genoten.
Aanmelding - Combiwel Vrienden/kennissen (7 deelnemers)
9% 27%
Cordaan (3 deelnemers) Doras (3 deelnemers)
23%
Voedselbank (3 deelnemers) 13% 14% 14%
22
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Overige instellingen (5 deelnemers) Eigen initiatief (2 deelnemers)
In bovenstaande tabel zien we dat de meeste aanmeldingen (27%) bij Combiwel zijn ontstaan door vrienden en kennissen. Hieronder vallen ook buren en buurtgenoten. Verder zijn de overige deelnemers doorverwezen door verschillende instellingen. Wij hebben de grootste instellingen Cordaan, Voedselbank en Doras als voorbeeld genomen. De kleinste groep aanmeldingen ontstaan door eigen initiatief. Veel deelnemers die op eigen initiatief zijn aangemeld bij Combiwel geven aan niet eerder op de hoogte te zijn van activiteiten. Veel van hen wisten wel van het bestaan van het gebouw, maar hadden geen zicht op de activiteiten die werden aangeboden. Een aanzienlijk deel van de respondenten zegt mensen te kennen in de buurt die geen dagbesteding hebben en alleen maar thuis zitten. Veel respondenten geven aan dat aantrekkelijke activiteiten voor meer naamsbekendheid in de buurt kan zorgen en dat er op deze manier meer deelnemers bereikt kunnen worden. De respondenten geven aan met meer regelmaat zelf een activiteit te willen organiseren. Bijvoorbeeld een hapjesmiddag. Dit sluit goed aan op het interessegebied van de deelnemers, maar vooral ook van de potentiele deelnemers die (nog) niet in beeld zijn.
Aanmelding - EVA DWI (8 deelnemers) 12% 8%
32%
Vrienden/kennissen (6 deelnemers) ROC (4 deelnemers)
8% Inburgering (2 deelnemers) Overige instellingen (2 deelnemers)
16% 24%
Eigen initiatief (3 deelnemers)
De grootste groep deelnemers (32%) bezoekt EVA op verzoek van de DWI. Ondanks dat ze in eerste instantie op onvrijwillige basis EVA bezoeken, lijken veel deelnemers met veel plezier bij EVA te komen. Ze ervaren de activiteiten als zeer positief en leerzaam. Tevens willen ze dat de frequentie van de lessen verhoogd wordt, zodat ze meerdere malen per week voor bijvoorbeeld taalles bij EVA terecht kunnen. Een aanzienlijk deel van deze groep geeft echter aan niet bereid te zijn om te werken. Waar bij deelname op vrijwillige basis de ‘motivatie’ van de deelnemer van belang is, is bij deelname op onvrijwillige basis de ‘motivering’ van de deelnemer een cruciale factor. Het is belangrijk voor de begeleiders van EVA om te weten welke deelnemers op onvrijwillige basis deelnemen aan de activiteiten om deze deelnemers vervolgens inzichten te geven van positieve effecten die het werken op hun leven kan hebben. De tweede grootste groep zijn deelnemers die zijn ingelicht door vrienden en kennissen over EVA. Zij hebben dan zelf de stap genomen of zijn samen gekomen met de desbetreffende persoon. Verder zijn 16% van de deelnemers ingelicht door de ROC, 12% zijn op eigen initiatief gekomen en 8% zijn doorverwezen door de inburgering.
23
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
5. Maatschappelijke positie van de deelnemers 5.1 Maatschappelijke positie Veel literatuur, wetenschappelijke - en andere artikelen richten zich op de maatschappelijke situatie, individuen of groepen in de maatschappij. Opvallend is echter dat deze term steeds opnieuw wordt gedefinieerd volgens verschillende maatstaven en uitgangsposities. Volgens Verba et al (1995)is de maatschappelijke positie vooral te spiegelen aan de mate waarin iemand een ‘burger in zijn maatschappij’ is. In bepaalde zin hangt de maatschappelijke situatie af van de soort maatschappij waar men in leeft (bijvoorbeeld een democratische, aristocratische, of anders gestuurde maatschappij) en hoe men volgens haar normen participeert. Bekkers (2008) brengt dit inzicht in zijn onderzoek naar de maatschappelijke situatie van maatschappelijke stagiaires tot een concreter concept. In zijn onderzoek is de maatschappelijke positie gelijk aan de mate van burgerschap, die een geheel is van burgerschapswaarden (de mate waarin iemand zich geroepen voelt om als burger actief te zijn) en burgerschapsvaardigheden (de mate waarin iemand in staat is om als burger actief te zijn), die samen leiden tot burgerschapsgedrag (de mate waarin iemand als burger actief is, bijvoorbeeld in het verenigingsleven, buurtinspraak, vrijwilligerswerk, etc.). Als bovenstaande definities worden vergeleken, valt het op dat burgerschap wordt gespiegeld aan het goed functioneren in een democratische samenleving. Burgerschap gaat verder dan algemeenheden zoals ‘aardig zijn’ en ‘anderen helpen’ maar het richt zich op de mate waarin burgers in een democratie een individuele kritische bijdrage leveren‘. Nog een belangrijk aspect van de ‘maatschappelijke positie’ die met name bij Engelse studies relevant wordt geacht, is de ‘socio-economic status’, oftewel sociaaleconomische status. De sociaaleconomische status staat voor de positie van mensen in de sociale ladder, met het daarbij horende aanzien en prestige. De positie hierin wordt bepaald door het bezit van bronnen zoals opleiding, werk en inkomen. Mensen die over veel meer hulpbronnen beschikken, genieten meer sociaal- economische status dan mensen met minder hulpbronnen. Dit komt omdat sociaaleconomische status niet op een directe manier gemeten kan worden. Om deze reden gebruiken onderzoekers vaak een aantal indicatoren voor sociaaleconomische status. Belangrijke indicatoren voor sociaaleconomische status zijn opleidingsniveau, beroepsstatus en hoogte van het inkomen. 5.2 Gezin en familie De deelnemers van EVA die we hebben mogen interviewen zijn allen afkomstig uit niet-westerse landen. Veel vrouwen komen onder andere uit landen als Marokko, Egypte en Afghanistan. Een grote groep respondenten van Combiwel hebben dezelfde achtergrond als de deelnemers van EVA met uitzondering van de Eigen Krachtgroep en enkele deelnemers van de groep conversatieles Nederlands. Van veel vrouwen met een etnische achtergrond wordt verwacht om op jonge leeftijd te trouwen en kinderen te krijgen. Dit komt vooral doordat er bij allochtone gezinnen sprake is van een traditionele rolverdeling. De man is kostwinner en werkt buitenshuis en de vrouw is huisvrouw en is verantwoordelijk voor het huishouden en het verzorgen van de kinderen. Binnen de cultuur is het daarom vanzelfsprekend dat als je de huwbare leeftijd hebt bereikt, dat je trouwt en een gezin gaat stichten. Van de vrouwen werd verwacht thuis te zitten en verantwoording te dragen over de zorgtaken. Hierdoor hebben de vrouwen niet de kans gehad om zich te ontwikkelen en hebben
24
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
daarom op maatschappelijk niveau een achterstand opgelopen. Tevens zijn allochtone mannen minder bereid dan autochtone mannen hun werk te combineren met zorgtaken. Hierdoor zijn de vrouwen ‘genoodzaakt’ thuis te blijven en zorg te dragen voor het grootbrengen van de kinderen en het huishouden binnenshuis te runnen. Deze genderongelijkheid wordt als een van de belangrijkste factoren gezien voor de achterstandspositie van de allochtone vrouwen op de arbeidsmarkt. De sekseverschillen en een gender ongelijke taakverdeling kunnen een belemmering vormen voor arbeidsparticipatie en kunnen leiden tot thuisblijven voor allochtone moeders. Een van de respondenten van EVA zegt het volgende; ‘’Het was een vanzelfsprekendheid binnen onze cultuur dat een moeder zorg droeg voor het huishouden. Als mijn man thuis kwam moest het eten op tafel staan’’. Een andere deelneemster van EVA zegt; ‘’Ik zorg voor het huishouden, ik doe de boodschappen, ik kook en ik verzorg mijn man en kinderen. Ik heb al een fulltime baan’’. Uit de gesprekken met de respondenten is gebleken dat veel vrouwen deze zorgtaken hebben. De taakverdeling is bepaald vanuit hun cultuur, waardoor de respondenten hun rol in het gezin als vanzelfsprekend zien. Zo geeft de deelnemer van EVA in het citaat aan dat ze elke dag op een bepaald tijdstip ervoor moest zorgen dat het eten klaar staat voor haar man die uit zijn werk komt. Voor de meeste deelnemers met een hoog zorgethos behoort dit tot een van de dagelijkse taken. Door dat ze hun handen vol hebben aan de zorgtaken wordt dit door de meeste vrouwen als fulltime baan beschouwd. In het bovenstaand stuk hebben we het vooral gehad over de allochtone vrouw met partner en kinderen. Echter zien we een groot verschil in de positie en de beweegredenen van de alleenstaande vrouw binnen de allochtone doelgroep. Met alleenstaande vrouw, bedoelen we in dit onderzoek de gescheiden vrouw. De mogelijkheden om te werken en/of sociaal actief te zijn hangen deels af van de kansen en belemmeringen die bij het individu liggen zoals zelfvertrouwen, kennis en competenties. Omdat deze vrouwen gescheiden zijn, speelt de partner geen rol meer in hun keuze om maatschappelijk actief te worden. Toch kan de omgeving nog van groot belang zijn en een rol spelen in het stimuleren of demotiveren van de alleenstaande vrouw. Ook de etnische gemeenschap, familie (en de kring daarom heen) en de institutionele gelegenheidstructuur zoals de kinderopvang speelt ook rol. Enerzijds zijn er vrouwen die na hun scheiding een bepaalde vrijheid beleven en zich niet beperkt voelen door de directe omgeving. De ouders bemoeien na de scheiding niet meer met hun dochter, ze heeft immers kinderen en een eigen huis. Ze neemt vanaf het moment dat ze gescheiden is, haar eigen keuzes en kiest er bijvoorbeeld voor om een zelfstandig bestaan op te bouwen en economische zelfstandigheid te bereiken. Bij deze gemotiveerde vrouwen spelen zowel materiële als immateriële redenen een rol om deel te nemen aan de activiteiten van EVA of Combiwel. Sommige vrouwen bezoeken de welzijnsinstellingen om onder andere de Nederlandse taal te leren, kennis te vergaren en basisvaardigheden te leren om hun kans op betaald werk te vergroten. Anderzijds zijn er ook vrouwen die na hun scheiding niet ontkomen aan de sociale controle van hun directe omgeving. Door de collectieve samenleving binnen de etnische gemeenschap, voelt de directe omgeving van de gescheiden vrouw zich juist verantwoordelijk voor de alleenstaande vrouw en haar gezin. Zij wordt als het ware opgevangen in het oude systeem, waar zij zich voor haar huwelijk ook al in bevond. Ze is niet meer de verantwoordelijkheid van haar partner maar wordt weer de verantwoordelijkheid van de ouders, broers etc. Bij veel etnische minderheidsgroepen wordt de vrouwelijke sekse gezien als een zwak geslacht die beschermt dient te worden door de man, als dit niet haar partner is dan zijn het wel mannelijke familieleden die over haar behoeden.
25
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Bij de Eigen Kracht groep, die uitsluitend uit autochtone Nederlanders bestaat, ontdekken we zowel overeenkomsten als verschillen met betrekking tot rolverdeling binnen het gezin. De meeste vrouwen van de Eigen Krachtgroep zijn opgegroeid in de jaren ’50 en ’60, in het tijdperk waar ‘vrouwenemancipatie’ nog niet voor iedereen een bekend begrip was. Er was destijds ook sprake van traditonele rolverdeling binnen het gezin. Bij de deelnemers van de Eigen Krachtgroep merken we onder andere op dat sommige vrouwen de Huishoudschool hebben gedaan, deze opleiding behoorde tot het lagerberoepsonderwijs en had als functie vrouwen voor te bereiden op hun klassieke rol als huisvrouw. Echter is er door de ontzuiling in de jaren ’60 een sociaal-culturele revolutie onstaan en veranderde langzamerhand ook de rolverdelingen in het gezin en het familiestructuur. In de jaren ’60 maakte het gevoel voor verbondenheid met familie plaats voor individualisme. Dit heeft uitermate veel gevolgen gehad op de manier waarop de autochtone deelnemers van De Meeuw zichzelf hebben ontwikkeld en hun kinderen hebben grootgebracht. 5.3 Cultuur en religie In het land van herkomst worden vrouwen vaak niet gestimuleerd om naar school te gaan, omdat er toch van hen werd verwacht dat ze de rol zullen aannemen als huisvrouw en moeder. Dit heeft geresulteerd dat de gemiddelde allochtone vrouw lager is opgeleid dan de autochtone vrouw en beschikt over een gebrekkige taalvaardigheid, waardoor ze minder toegang heeft tot werk. Zowel de deelnemers van EVA als de deelnemers van Combiwel vinden het jammer dat ze de Nederlandse taal onvoldoende beheersen. Zo zegt een respondent van De Meeuw “Ik kan niet eens mijn eigen brieven lezen, dat vind ik zo erg!” Binnen de cultuur wordt de huishoudadministratie waaronder brieven lezen gezien als de taak van de man, een vrouw houdt zich niet daarmee bezig. Toch is het opmerkelijk dat veel vrouwen er last van ondervinden dat ze de Nederlandse taal onvoldoende spreken en dus ook niet zelfstandig hun eigen post kunnen lezen. De cultuur en religie spelen een grote rol in het dagelijkse leven van de allochtone deelnemers. Zij achten dit ook als belangrijk tot zeer belangrijk. Op de vraag; ‘Wat zegt uw cultuur en religie over vrouwen die werken en/of actief deelnemen in de maatschappij? ‘ wordt eenduidig antwoord gegeven; als een vrouw een baan beoefent die respectvol is en niet ten ongunste is van haar geloof dan is daar helemaal niets mis mee. In het referentiekader van de vrouwen vormt cultuur en religie geen belemmering in de stap richting participatie, maar in de praktijk blijkt dit toch anders te zijn. Veel vrouwen luisteren toch naar de culturele opvattingen en verwachtingen die hun directe omgeving van hun heeft. Als de partner, ouders of familieleden een negatief beeld hebben over werkende en of maatschappelijk participerende vrouwen, wordt hier toch naar geluisterd. Door deze culturele opvattingen, worden de vrouwen niet gestimuleerd om te werken. Vooral de partner speelt een belangrijke rol bij het nemen van deze keuze. De vrouwen zijn erg gehoorzaam naar hun mannen toe, als de partner er niet achterstaat dat zijn vrouw werkt of maatschappelijk actief is, dan doet ze dat ook niet. Deze loyaliteit naar het gezin, familie, cultuur en geloof toe heeft negatieve invloed gekregen op het zelfvertrouwen van de deelnemers. Ze hebben het gevoel dat ze door de taalachterstand een enorme achterstandspositie hebben in de maatschappij. Door de taalbarriere is het voor hen onmogelijk om de actualiteit te volgen en te weten wat er speelt in onze hedendaagse maatschappij. Belangrijk nieuws en allerlei maatschappelijke ontwikkelingen gaan hen de neus voorbij. De meeste vrouwen geven als voorbeeld dat ze het vooral erg vinden dat ze te weinig afweten over het onderwijs van hun kinderen. Zo zegt een respondent van EVA; ‘’Ik vind het heel erg dat ik mijn eigen kinderen niet kan helpen met hun huiswerk. Als mijn kind een vraag heeft met betrekking tot het huiswerk, heb ik geen antwoord. Ik heb hier wel eens om gehuild’’. Doordat de
26
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
vrouwen laagopgeleid zijn en een taalachterstand hebben voelen ze zich minder betrokken bij de ontwikkeling van hun kinderen. Door kennisgebrek zijn ze onvoldoende in staat om hen bijvoorbeeld te helpen met hun huiswerk. Dit resulteert dat ze de schoolresultaten en de studieloopbaan van hun kinderen niet in de gaten kunnen houden. 5.4 Sociaal netwerk Het sociale netwerk van de deelnemers van EVA en Combiwel bestaat voornamelijk uit de directe omgeving, denk hierbij aan familieleden en naaste buren. Voor de allochtone deelnemers beperkt dit netwerk zich ook nog tot mensen uit de eigen etnische achtergrond. Sommige respondenten geven ook aan dat ze door deel te nemen aan de activiteiten van de welzijnsinstellingen EVA en Combiwel hun sociale netwerk hebben kunnen verbreden. EVA en Combiwel betekenen veel voor de deelnemers. De meeste vrouwen zien de welzijnsinstellingen als een leerschool en sommigen zelf als een ‘basisbehoefte ’. De vrouwen hebben door de taalprogramma’s van EVA en door de conversatielessen en/of sociaalactiveringsprogramma’s van Combiwel hun algemene kennis kunnen verbreden. Een van de respondenten van Combiwel zegt; ‘’Bij De Meeuw leer ik sociaal te worden. Een paar maanden terug toen ik hier voor het eerst kwam, was ik zo verlegen dat niet eens mijn naam durfde te zeggen. Tegenwoordig heb ik geleerd om ontspannen antwoord te geven op een vraag’’. Een ander respondent vertelt; ‘’Ik ging vroeger alleen uit huis als ik kleding moest kopen voor mijn kinderen. Ik mocht van mijn man geen sociale contacten hebben met anderen’’. Door onder andere deze uitspraken hebben we kunnen concluderen dat veel vrouwen erg geisoleerd hebben geleefd, alvorens ze de eerste stap hebben gezet naar participatie bij EVA en Combiwel. Veel vrouwen die geinterviewd zijn geven aan dat hun partner een rol speelt bij het hebben van een sociaal netwerk. Veel allochtone mannen uit de eerste generatie verboden hun vrouwen om de deur uit te gaan. De vrouw moest zich vooral bezighouden met de taken binnenshuis, de mannen vonden het niet nodig dat hun vrouwen sociale contacten hadden met anderen. Deels is dit ook te wijten aan de collectieve samenleving waar de allochtone deelnemers zich in bevinden. Als ‘groep’ wordt er bepaald wat de keuzes (mogen) zijn voor het individu. Zo zegt een deelnemer van Combiwel: ‘’Mijn man vond dat vriendinnen niet goed waren voor mij, ze zouden alleen opstoken tussen mijn man en ik, maar ik denk dat hij bang was dat ik andere dingen ging leren die anders waren dan wat hij wilde dat ik leerde’’. Naar aanleiding van dit citaat kunnen we concluderen dat de vrouw als het ware bewust wordt afgeschermd van alles wat er buiten de deur afspeelt. De mannen zeggen dit in het kader te doen van hun eigen vrouw beschermen. Echter heeft dit alleen maar negatieve gevolgen met zich meegebracht. De vrouwen zijn door onderdrukking van hun mannen erg geisoleerd gaan leven. De eerste stap maken naar maatschappelijke participatie ging dan ook niet zonder slag of stoot. Tegenwoordig lijkt het alsof de mannen hier milder in zijn geworden. De meeste vrouwen worden nu vrijer gelaten om eigen keuzes te maken. De emancipatie is vooral te zien bij de oudere mannen van Marokkaanse afkomst. Zij lijken nu ze ouder zijn geworden, er geen erg meer in te hebben dat hun vrouw maatschappelijk actief wordt. Een deel van de mannen heeft echter een ander motief, blijkt uit de interviews met de geïnterviewde Marokkaanse deelnemers van EVA. Sommige vrouwen geven aan dat hun mannen op onvrijwillige basis een akkoord hebben gegeven aan hun vrouwen voor deelname. Zij zijn genoodzaakt door DWI, anders worden ze op hun uitkering ingekort. Een deelneemster van EVA zegt ook;‘’Als mijn man niet zou worden ingekort, zou ik nog steeds niet mogen komen naar EVA. Vroeger werd ik niet opgeroepen door de DWI en toen bleef ik gewoon thuis. Nu dwingt de DWI ons om wat te doen”.
27
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Een deelneemster van De Meeuw, laat zich niet belemmeren door een partner die moeite heeft met vrouwenemancipatie. Ondanks dat haar partner haar verbiedt om maatschappelijk te participeren neemt ze alsnog deel aan de Conversatielessen van De meeuw. Zij zegt; ‘’Mijn man denkt dat ik naar school ga, als hij zou weten dat ik naar een buurthuis kom, zou hij mij verbieden om te komen en heb ik grote problemen!’’ 5.5 Vrouwen die extra hulp, zorg en aandacht behoeven Een aantal vrouwen binnen EVA en Combiwel, vormen naar ons idee een speciale doelgroep. Politieke vluchtelingen en vrouwen die langere tijd zijn onderdrukt behoeven extra aandacht en zorg. Door diepte interviews met deze vrouwen te hebben gehouden, hebben we opgemerkt dat veel vrouwen een geschonden levensverhaal hebben. Een voorbeeld hiervan is een vrouw uit Afghanistan die erg gemotiveerd is om te leren omdat ze als jong meisje in haar geboorteland niet naar school mocht van de Taliban. Zo vertelt ze; ‘’Ik wil me leren ontwikkelen. Ik wil zelfstandig worden. Tot 1,5 jaar terug kwam ik nooit buiten. Ik was bang om buiten te komen en mensen te zien en te spreken. Dit heeft te maken omdat we in Afghanistan altijd opgesloten zaten en niets mochten en konden van de Taliban. Ik zou graag verder willen met mijn leven en iets nuttigs willen doen’’. Opvallend is dat ook de vrouwen die lange tijd zijn onderdrukt door hun mannen, traumatische ervaringen hebben. Vooral bij de Marokkaanse vrouwen komt dit veel voor. Veel van de vrouwen mochten niet zonder toestemming van hun mannen de deur uit, voor kleine beslissingen buiten de deur moest toestemming worden gevraagd. Een deelnemer van De Meeuw vertelt dat ze nooit naar buiten mocht van haar man, zelfs als de kinderen nieuwe kleding nodig hebben niet. Ze gaf dan de kledingmaten van de kinderen door aan haar man en dan ging hij de kleding kopen. Ze heeft vaak geprobeerd in opstand te komen, waardoor er heftige ruzies ontstonden. Toen we merkte dat dat niet hielp, gaf ze op en liet zich zo over aan haar ‘lot’, zoals ze dat zelf beschrijft. Scheiden had volgens haar geen zin, want ze wist dat ze niet terecht kon bij haar ouders. Die zouden haar de schuld geven van de scheiding en bij hen wonen was toch geen optie. De deelneemster was 16 jaar toen ze werd uitgehuwelijkt. Inmiddels heeft ze 7 kinderen en is ze nog steeds samen met haar man. De trauma’s die in het verleden en voor sommige vrouwen nog spelen dienen eerst verwerkt te worden alvorens de vrouwen stappen kunnen nemen naar maatschappelijke participatie. Voor veel vrouwen is De Meeuw of EVA bezoeken al een enorme stap. Ze komen er om onder de mensen te zijn en ‘om even niet aan de problemen te denken’. Deze vrouwen hebben extra hulp en begeleiding nodig om hun trauma’s te verwerken of eventueel doorverwezen te worden naar de juiste hulpverlening. Opvallend is dat deze vrouwen min of meer hun problemen bagatelliseren en hulpverlening niet nodig achten. Tevens rust er bij veel etnische minderheidsgroepen zoals Marokkanen en Turken een taboe op het bezoeken van psychiaters, psychologen of therapeuten. Dit is afgeleid van het onderzoek; ‘Allochtone cliënten en geestelijke gezondheidszorg’ uitgevoerd door Raad Volksgezondheid & Zorg naar de mate van interculturalisatie van het zorgaanbod aan allochtone cliënten (zie hoofdstuk 12 Literatuurlijst).
28
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
5.6 Sociaaleconomische status De deelnemers van EVA en Combiwel komen allen uit Amsterdam Noord. De meerderheid van de deelnemers komen uit de Vogelbuurt, waar de welzijninstellingen EVA en Combiwel (De Meeuw) zijn gevestigd. In 2007 is door Minister Ella Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie bekent gemaakt dat Amsterdam Noord (waaronder de Vogelbuurt en Nieuwendam Noord waar de deelnemers wonen) tot een van de 40 Nederlandse aandachtswijken oftewel ‘krachtwijken’ behoort. De overheid investeert extra in deze woongebieden om de fysieke, sociale en economische problemen terug te dringen. In bijlage 2: ‘Statistische gegevens van Amsterdam Noord ‘staan tabellen vermeld die de sociale economische status weergeven van de bewoners van de Vogelbuurt. Bij beide instellingen kunnen we op dit gebied geen onderscheid maken. Zowel de gezinnen met twee ouders, eenoudergezinnen als alleenstaanden leven grotendeels van een laag inkomen. Naast de hoogte van het inkomen behoort het opleidingsniveau en de beroepsstatus tot een van de maatstaven van de sociaaleconomische status. De deelnemers van de instellingen die we hebben geïnterviewd, hebben allen een groot afstand tot de arbeidsmarkt. We hebben gekeken naar verschillende gezinssamenstellingen en naar de inkomens die daarbij horen. De meeste vrouwen die een partner en kinderen hebben, geven aan dat ze economisch afhankelijk zijn van de partner. De mannen beheren het inkomen en uitgaven van het gezin. Zij zijn de kostwinners en de vrouwen in de meeste gevallen huisvrouw, hierdoor blijft de vrouw economisch afhankelijk van haar man. Bij de eenoudergezinnen, merken we op dat de alleenstaande vrouwen niet werken, zij leven van de bijstandsuitkering. Echter zijn er vrouwen die vrijwilligerswerk uitvoeren om ervaring op te doen en de taalbeheersing te verbeteren met als doel hun kansen te vergroten op betaald werk. Uit het interviews hebben we allerlei informatie achterhaald die de kenmerken van de deelnemers met betrekking tot de sociaaleconomische status kunnen meten. We zijn daarbij tot de volgende conclusies gekomen; de deelnemers hebben een laag inkomen en weinig geld te besteden, ze zijn laaggeschoold en wonen over het algemeen in te kleine huizen met veel personen. Dit heeft negatieve gevolgen voor de lichamelijke en psychische gesteldheid van de deelnemers. Veel deelnemers scoren over het algemeen laag op het gebied van de gezondheid. Op de vraag ‘wat voor cijfer zou u uw gezondheid geven?’ variëren de cijfers heel erg maar meer dan de helft van de respondenten scoort lager dan een ‘6’. Deelnemers hebben verschillende lichamelijke klachten die ook deels te wijten zijn aan allerlei psychische kwalen als migraine, posttraumatische stress en depressies. Een aantal deelnemers, die in het kader van gezinshereniging naar Nederland zijn verhuist, voelt zich na de migratie erg depressief. Vooral bij deelnemers die politieke migratiemotieven hadden is dit opvallend. Een respondent van EVA vertelt ook ‘’Ik heb mijn moeder meer dan tien jaar niet gezien, elke dag denk ik aan haar en verbeeld ik mij hoe ze door de bommen om het leven is gekomen, hierdoor heb ik constant migraine en heb ik 3 keer een miskraam gehad, volgens mijn huisarts komt dit door stress’’. Een ander respondent die ook uit Afghanistan komt verteld; ‘’Soms kan ik mijn familie in Afghanistan weken niet bellen om te vragen hoe het gaat, ik ga er dan keer op keer vanuit dat het dorp waar ze in wonen met de grond is gelijk gemaakt. Ik zou heel graag een keer terug willen om ze te zien, alleen om te kijken hoe het gaat maar daar hebben we geen geld voor’’.
29
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
6. Beweegredenen van de deelnemers 6.1 Motieven richting werk/activering Over het algemeen zijn de deelnemers van mening dat werken of sociale activering niet ten koste mag gaan van de kinderen. De deelnemers geven aan dat ze een baan van 32 uur per week niet zouden afwijzen zolang ze maar tijdens de schooltijden kan werken. We zien op deze manier dat de schooltijden van kinderen als doorslaggevende factor zijn voor de arbeidsuren van een aantal moeders. De niet werkende vrouwen zijn over het algemeen erg onzeker over hun eigen capaciteiten. Uit de interviews blijkt dat de deelnemers geen concrete antwoorden weten te geven als er vragen worden gesteld over hun kwaliteiten binnen een groep of op werkgebied. Echter weten vrouwen wel te vertellen wat hun beweegredenen zijn om deel te nemen aan de activiteiten van EVA of Combiwel. De deelnemers van EVA komen voornamelijk om de Nederlandse taal te leren. De mogelijkheden om op zoek te gaan naar (vrijwilligers)werk hangen deels af van de kansen en belemmeringen die bij het individu liggen. Zo streeft ongeveer de helft van de vrouwen naar een baan als ze klaar zijn met de taallessen van EVA. Zij willen vooral hun zelfvertrouwen zien groeien, kennis en vaardigheden ontwikkelen en zelfredzamer worden. Andere beweegredenen van vrouwen met een sterk arbeidsethos zijn onder andere deelname aan de samenleving, sociaal actief zijn, andere mensen helpen, nuttig zijn, jezelf bewijzen, vrijheid, zelfstandigheid en het hebben van een leuke tijdsbesteding. Veel vrouwen willen een baan of vrijwilligerswerk die ligt in hun interessegebied. Als voorbeeld noemt een deelnemer de mantelzorg die zij uitvoert voor haar familieleden. ‘In onze cultuur is het vanzelfsprekend dat je voor zieke familieleden zorgt’ zegt ze. Ook andere deelnemers noemen beroepen/vrijwilligerswerk die zich op een voor hun bekend terrein bevinden. Veel genoemde voorbeelden zijn kinderopvang, overblijf juf, ouderenzorg, gehandicaptenzorg etc. De deelnemers noemen beroepen/vrijwilligerswerk op waar ze een beeld bij hebben en zich iets bij kunnen voorstellen. Het hebben van een administratieve baan, een baan in de financiële sector of een vergelijkbare functie is door geen van deelnemers genoemd. Dit kan in de beleving van de deelnemers te maken hebben met het eigen kunnen, maar onze mening is ook dat dit komt doordat de deelnemers niet verder kijken dan hun eigen vertrouwde omgeving. Dit laat zien dat immateriële waarden zwaar wegen in de beleving van de deelnemers. Een deelnemer die zich onderscheidt van de rest is een jonge vrouw die tandartsassistente wil worden. Deze deelnemer volgt tegelijkertijd ook een opleiding bij het ROC en is planmatig bezig om haar doel te realiseren. 6.2 Genderverschillen Uit de interviews blijkt dat de meeste traditionele huishoudelijke taken door de vrouwen verricht worden. Door de rolverdeling moeten de vrouwen voor de kinderen zorgen en worden ze door hun partners niet gesteund om te werken of een opleiding te volgen. Sommige vrouwen geven zelfs aan dat hun mannen dat zelfs verbieden of hebben verboden. Opvallend is dat alleenstaande moeders (vaak ook gescheiden vrouwen) de draad oppakken nadat ze zijn gescheiden van hun mannen. Gescheiden moeders vormen een aparte groep binnen de respondenten. Voor hen neemt het werk een belangrijker plaats in het leven in dan bij andere moeders want ze moeten voor hun kinderen en zichzelf zorgen. Op het moment dat ze geen partner hebben voelen ze zich niet meer onderdrukt en zijn ze gemotiveerd om op eigen initiatief weer actief te worden in de samenleving. Ze gaan op zoek
30
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
naar taallessen of andere activiteiten om hun tijd nuttig te besteden. Ze hebben grote ambities en voelen de motivatie om wat van hun leven te maken op het gebied van werk en scholing. Uiteraard speelt economische onafhankelijkheid bereiken ook een rol. De meeste vrouwen zien een eigen inkomen hebben als een positief element omdat ze daardoor ook onafhankelijk kunnen zijn. ‘Ik moet mijn uitgaven altijd verantwoorden bij mijn man’ zegt een respondent. Op de vraag wat deelnemers verstaan onder financiële onafhankelijkheid, wordt genoemd ‘kopen wat je wilt’ ‘leuke dingen doen met kinderen zonder goedkeuring van echtgenoot’ ‘luxer op vakantie kunnen gaan’. Tevens geven veel vrouwen aan dat ze behoefte hebben aan geld sparen. Sparen voor de toekomst, onvoorziene kosten maar vooral voor de kinderen zodat ze later een goede studie kunnen volgen. Opvallend is dat het laatste vaak wordt genoemd. Ze willen hun kinderen kansen bieden die ze zelf niet hebben gehad toen ze jonger waren. Ze gunnen hun kinderen een betere maatschappelijke positie in de samenleving. ‘De middelen die mijn kinderen nu hebben, had ik toen niet’ zegt een deelnemer. 6.3 Immaterieel versus materieel Vrouwen die actief zijn bij Combiwel noemen voornamelijk immateriële redenen om De Meeuw te bezoeken. Maar de voornaamste reden die wordt genoemd is om sociaal isolement te voorkomen en onder de mensen te zijn. Deze deelnemers schatten hun kansen klein in om (weer) actief te zijn op de arbeidsmarkt. Een deelnemer zegt: ‘Ik heb uitwonende kinderen, maar de deelnemers van Combiwel zie ik vaker dan hen’. Dezelfde deelnemer zegt ‘hier kom ik in contact met mensen en vergeet ik mijn problemen’. Opvallend is dat sommige deelnemers op psychisch gebied nog steeds hinder hebben van gebeurtenissen uit het verleden. Hoewel het achter de rug is en dus niet meer actueel is, ervaren ze het als een psychologische barrière. Veel van de deelnemers hebben bijvoorbeeld verschillende psychische en/of lichamelijke klachten en zijn daarom belemmerd. Een deelnemer zegt ‘ik heb haast geen dagbesteding, maar in mijn hoofd heb ik het heel druk’. Een ander groep heeft een taalachterstand en is niet bereid om zich maatschappelijk te ontwikkelen. Zij komen vooral naar De Meeuw voor de gezelligheid en om lekker bezig te zijn. Zij zien De Meeuw als een vertrouwde locatie, waar verschillende buurtgenoten bij elkaar komen voor ontmoeting en leuke tijdbesteding. Het valt ons op dat het sociale netwerk van de deelnemers van beide instellingen vooral bestaat uit mensen uit de directe omgeving. Vaak gaat het om familieleden of kennissen uit de buurt. Familieleden die ver weg wonen, hebben de deelnemers vooral telefonisch contact mee. Echter bestaat het netwerk vaak uit mensen van dezelfde etnische gemeenschap. Een van de belangrijkste beweegredenen van de deelnemers heeft ook te maken met de omgeving. Veel vrouwen wonen bijvoorbeeld tientallen jaren in de Vogelbuurt maar bezoeken pas sinds een paar jaar Combiwel of EVA. Voor veel vrouwen was er geen sprake van inschrijving bij de instellingen omdat de partner in de meeste gevallen daar niet achter stond. Hij steunde zijn vrouw niet en vond dat ze zich moest bezighouden met haar traditionele rol als huisvrouw en moeder. De meeste vrouwen accepteerden dit en boden geen weerstand. Het lijkt erop dat dit de afgelopen jaren is afgenomen. Veel partners die vroeger moeilijk deden over de ontwikkeling van de maatschappelijke positie van hun vrouw, lijken dit te hebben losgelaten. Ze merken op dat hun vrouw de kinderen heeft grootgebracht tot dat ze de deur uit zijn. De kinderen wonen elders en kunnen hun moeder niet meer bijstaan bij bijvoorbeeld doktersbezoeken of het lezen van brieven. De vrouwen voelen
31
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
zich genoodzaakt om deel te nemen aan taallessen bij EVA of conversatielessen bij De Meeuw. De partner zegt hier niets van. Sommige vrouwen geven ook aan dat de mannen ook makkelijker zijn geworden hierin. Ze zien hun dochters studeren en succesvolle beroepen beoefenen. Hun visie over de positie van de vrouw is hierdoor ook met de tijd gaan veranderen. Echter is er geen sprake van steun. De partners lijken er niet moeilijk over te doen dat de vrouwen deelnemen aan activiteiten, maar motiveren hen ook niet daarbij. Opmerkelijk is dat veel vrouwen aangeven te willen werken maar toch angst hebben voor sollicitatieprocedures en werkomgeving. Ze weten niet wat hen te wachten staat en zijn nog te onzeker over hun eigen kunnen. We concluderen dat de gemiddelde deelnemer nog niet klaar is om een stap te maken naar werk. Tot nu toe lijken veel deelnemers nog veel te leunen op hulp van buitenaf en lijkt op ‘eigen kracht’ functioneren een term die ver van hun bed ligt. 6.4 Zorgethos Zorgethos is de mate van verantwoordelijkheid die een individu neemt ten opzichte van huishoudelijke -en zorgtaken. Mensen met een sterk zorgethos nemen vaker de verantwoordelijkheid over de huishoudelijke- en zorgtaken. De financiële noodzaak is voor hen minder van betekenis. Laagopgeleide vrouwen ervaren een hogere mate van zorgethos. De deelnemers van EVA en Combiwel zijn voornamelijk laagopgeleide mensen. Voor veel vrouwen zijn zorgtaken een vanzelfsprekend onderdeel van hun leven, terwijl voor veel mannen, óók de laagopgeleide mannen, juist de gerichtheid op betaald werk vanzelfsprekend is. Vrouwen met een zorgethos zetten zich volledig in voor hun partner en kinderen en ervaren dit als hoofddoel van hun leven. Voor hen is het belangrijkste dat partner en kinderen een gezellig thuis hebben. Vrouwen met een hoog zorgethos zien een goede vervulling van zorgtaken zelfs als voorwaarde voor het verrichten van betaalde arbeid en treden geheel of gedeeltelijk uit als daar niet aan kan worden voldaan. Veel mannen daarentegen, vinden dat het goed verrichten van hun betaald werk juist noodzakelijk alvorens zij toe kunnen komen aan de vervulling van zorgtaken. Volgens de rationele keuze theorie moet de keuze van vrouwen om een baan te combineren met de zorg van hun kinderen een rationele afweging van kosten en baten zijn. Dat wil zeggen dat ze hun keuzes maken zonder daarbij rekening te houden met maatschappelijke en sociale structuren zoals tradities, de familie en de omgeving waarin zij zich bevinden. Deze theorie is nauwelijks te herkennen bij de deelnemers van EVA en Combiwel. Bijna alle deelnemers houden rekening met maatschappelijke, sociale, culturele, traditionele en religieuze structuren bij het maken van een keuze om een baan te combineren met de zorg van kinderen. Vooral onder allochtone vrouwen is er sprake van een hogere mate van zorgethos. 6.5 Arbeidsethos Plochg-Holtmann (2004) definieert arbeidsethos als "het geheel aan betekenissen, verwachtingen en ambities die een individu kan hebben ten opzichte van arbeid". Beweegredenen van vrouwen met een sterk arbeidsethos zijn onder andere de eigen ontwikkeling, deelname aan de samenleving, sociaal actief zijn, andere mensen helpen, nuttig zijn, jezelf bewijzen, zichtbaar zijn in de maatschappij, het hebben van een machtsfunctie, vrijheid, zelfstandigheid en leuke tijdsbesteding.
32
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Participatie draagt bij aan het individuele welbevinden. Op het eerste gezicht vallen vaak de instrumentele kwaliteiten van participatie op. In het onderwijs vergaren mensen kennis en via arbeidsparticipatie voorzien ze in hun levensonderhoud. Ook in activiteiten als sport, het bekleden van een functie in een vereniging of het volgen van een cursus verhogen mensen hun competenties. Maar deze activiteiten hebben naast een instrumentele ook een intrinsieke waarde. Zo versterkt de deelname aan maatschappelijke verbanden in de regel het gevoel van eigenwaarde. Via zelfontplooiing zorgt participatie voor de emancipatie van het individu en een goede kwaliteit van leven. Hierbij is sprake van een wederzijds versterkend effect. Om te kunnen participeren hebben mensen vaak kennis, zelfvertrouwen en niet in de laatste plaats inkomen nodig, en dit wordt tevens via participatie verworven. Mensen die geen betaalde arbeid verrichten, vrijwilligerswerk doen of mantelzorg geven, hebben vaker het gevoel dat ze niet meetellen in de samenleving. Degenen die betaald en onbetaald werk verrichten, hebben het minst vaak het gevoel dat ze niet meetellen. Nonparticipatie heeft een nadelige invloed op hun gevoel van welzijn. Vanuit de baten van participatie is het belangrijk dat burgers zo veel mogelijk meedoen in verschillende sociale contexten. Dit komt zowel het individuele nut (persoonlijk welzijn) als het collectieve nut (maatschappelijk welzijn) ten goede. (Bron: RMO,2008, Verkenning participatie: arbeid, vrijwillige inzet en mantelzorg in perspectief.) In bovenstaande bron is te lezen dat participatie een positief effect heeft op het gevoel van eigenwaarde. Deelnemers willen hun kennis en vaardigheden kunnen ontwikkelen en zelfredzamer worden, waarmee zij ook de basis leggen voor maatschappelijk succes. De mogelijkheden om de deelnemers op eigen kracht te laten functioneren hangen deels af van kansen en belemmeringen die bij het individu liggen. Bijvoorbeeld de aanwezige kennis, competenties en zelfvertrouwen. Ook de omgeving van de deelnemers is van groot belang, waaronder de partner, het gezin, de kring daaromheen en de etnische gemeenschap. Sommigen zouden wel willen werken, maar zien op tegen de confrontatie met het eigen kunnen. Deze angst speelt bij het solliciteren een rol, maar ook bij de gedachte aan een werkomgeving. Tegelijkertijd heeft het thuis zijn voor de doelgroep in hun beleving allerlei positieve aspecten. Bijvoorbeeld tijd voor het gezin en het huishouden. Vooral de vrouwen voelen zich ervoor verantwoordelijk dat dit op rolletjes loopt. Deze taakverdeling is vrij star, ook als hun man werkloos thuis is vinden de vrouwen dat hij verantwoordelijk is voor inkomen, en zij voor gezin en huis. Ook speelt mee dat de doelgroep in hun vertrouwde omgeving wil blijven. De doelgroep is bang voor het onbekende, het onveilige gevoel dat voor hen hoort bij werken en veranderingen. Hun leven in en om het huis is juist bekend, voorspelbaar en daardoor veilig. Ze zitten vast in hun eigen situatie. Hier zijn ze niet altijd tevreden mee. Ze hangen sterk aan het gevoel van veiligheid dat ze ontlenen aan hun bekende, vaak kleine leefwereld in en om het huis. De stap naar werk is daarmee niet alleen een confrontatie met hun eigen kunnen, maar ook een confrontatie met een nieuwe, onveilige wereld. De doelgroep is onzeker over de impact die deze wereld kan hebben op hun leven. Gebrek aan zelfvertrouwen en gebrek aan steun uit de eigen omgeving houdt hen tegen. Het is van groot belang om deze burgers in een vertrouwde omgeving te laten ontdekken waar hun kracht ligt en hoe ze die kunnen gebruiken. Het sociaal netwerk van de doelgroep blijkt voor een belangrijk deel te bestaan uit beloopbare sociale contacten. Vaak gaat het om familieleden of vrienden waarbij de doelgroep zich vaak beperken tot hun eigen etnische gemeenschap. De sociale contacten spelen zich dus sterk af in de directe omgeving. Een belangrijke opbrengst van werk is voor hen daarom een versterkte eigenwaarde en meer zelfvertrouwen.
33
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
6.6 Van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij Participatie staat hoog op de politieke agenda. Iedereen moet meedoen is het adagium. Politici en beleidsmakers wensen dat burgers op allerlei terreinen meer eigen verantwoordelijkheid nemen – in plaats van op de overheid te leunen – en intensiever deelnemen aan de samenleving. Zo staat de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) in het teken van participatie. Dit streven wordt wel aangeduid als de overgang van een verzorgingsstaat, gericht op bescherming van burgers, naar een participatiemaatschappij waarin burgers geactiveerd worden en hun participatie ondersteund wordt. (Bron: RMO,2008, Verkenning participatie: arbeid, vrijwillige inzet en mantelzorg in perspectief.) Bovenstaande bron laat zien dat de Nederlandse samenleving een omschakeling maakt van verzorgingsstaat naar een participatiemaatschappij. Burgers worden steeds meer gedwongen om zelf het initiatief te nemen. De ondersteuningsbehoefte van burgers zal steeds meer door eigen omgeving opgelost moeten worden of door algemene voorzieningen. Burgers raken steeds meer zelf verantwoordelijk voor hun deelname en bijdrage in de samenleving. Een herkenbaar groep bij EVA die in dit concept past zijn de deelnemers die op onvrijwillige basis door het DWI aangemeld zijn. Sommige van deze onvrijwillige groep deelnemers hebben op den duur beseft wat de positieve effecten zijn van taalontwikkeling en bij hen is er geen sprake meer van dwang. Echter rest er ook een groep die aan de activiteiten deelneemt omdat het een verplichting is. Waar bij deelname op vrijwillige basis de ‘motivatie’ van de deelnemer van belang is, is bij deelname op onvrijwillige basis de ‘motivering’ van de deelnemer een cruciale factor.
34
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
7. Belemmeringen van de deelnemers 7.1 Gezin De vrouwen die EVA bezoeken hebben een gezin. Dit kan zijn een gezin met partner en kinderen zijn, een gezin alleen met een partner of een eenoudergezin. De vrouwen die EVA bezoeken hebben allemaal verschillende redenen waarom zij niet werken. Veel vrouwen die EVA bezoeken zijn van mening dat de zorg voor de kinderen op nummer 1 moet staan. De vrouwen vinden het niet kunnen om de zorg van de kinderen aan een ander over te laten. De meeste vrouwen van niet Westerse afkomst zorgen voor de traditionele huishoudelijke taken: koken, helpen met schoolwerk van de kinderen, kinderen naar school brengen en van school halen en nog leuke activiteiten doen met de kinderen. Naast de zorg van de kinderen moet het huishouden gedaan worden. Het huis moet schoon gemaakt worden, kleren moeten gewassen worden en er moet gekookt worden. De vrouwen weten niet beter en nemen mee wat hun van huis hebben meegekregen. Een deelnemer van EVA zegt: “ Vroeger was het in de meeste culturen gebruikelijk dat de vrouw voor het huishouden en de kinderen moest zorgen”, “Ik vind het belangrijk om de zorg van de kinderen zelf te doen en niet door andere te laten doen, dat deden mijn ouders ook nooit, zegt een andere deelnemer. In een traditioneel huishouden zorgt de vrouw voor het huishouden en de kinderen en de man zorgt voor het inkomen. Veel vrouwen worden niet gesteund door hun partner om werk te zoeken of een opleiding te volgen. Een deelnemer zegt: “Als mijn man het niet goed zou keuren, zou het voor mij moeilijk zijn om hier te komen. Je moet wel naar je man luisteren”. De meeste vrouwen moeten elke stap die zij doen verantwoorden aan hun man. Sommige vrouwen voelen zich verplicht om een leugen te verzinnen naar hun partner. Zo zegt een deelnemer: “Mijn man is niet de makkelijkste. Hij vond het altijd onnodig voor een vrouw om buiten te komen. Ik mocht nooit de deur uit. Ook al heb ik mijn drie kinderen groot gebracht en ze alle drie de deur uit zijn gegaan, bleef ik toch thuis zitten. Ik wist niet beter. Mijn dochter heeft mijn man overtuigd om naar buiten te gaan en actiever te worden”. De vrouwen weten dat hun partner niet wil dat zij gaan werken, een opleiding gaan volgen of deelnemen aan een activiteit. De vrouwen daarin tegen willen niet meer geïsoleerd leven en alleen het huishouden doen en voor de kinderen zorgen. De vrouwen willen ook iets ondernemen. De vrouwen willen de Nederlandse taal leren om vervolgens een opleiding te gaan volgen, te gaan werken of om een activiteit te volgen om sociale contacten op te bouwen. Zo zegt een deelnemer van Combiwel: “Mijn man weet niet dat ik naar De Meeuw kom, hij denkt dat ik naar het ROC ga voor taallessen. Als hij zou weten dat ik hier kom zal hij het mij verbieden”. Door alle taken die de vrouw heeft is het moeilijk voor haar om een baan te vinden die binnen de schooltijden past. De deelnemers geven aan wel te willen werken, maar door alle taken die de vrouwen hebben is het moeilijk voor hen om een baan te vinden die binnen de schooltijden past. Zo zegt een deelnemer:” Kinderen, wie gaat er voor de kinderen zorgen als ik ga werken”. We zien dat de schooltijden van de kinderen een doorslaggevende factor zijn voor de arbeidsuren voor de meeste moeders. Opvallend is dat veel vrouwen beginnen te participeren na hun scheiding. Veel van de gescheiden vrouwen ervaren dat zij na de scheiding meer bewegingsruimte hebben en activeert hun intrinsieke motivatie om op eigen initiatief actief te worden in de samenleving. De vrouwen willen sociale contacten opbouwen en moeten een stap zetten naar werk om voor de inkomsten te zorgen. Om een stap richting werk te nemen is de taalbeheersing nog een grote belemmering. Veel vrouwen geven aan eerst zichzelf te leren kennen in plaats van leren werken.
35
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
7.2 Lichamelijke en psychische klachten Naast het feit dat zorgen voor de kinderen en huishouden een belemmering is, zijn er ook vrouwen die wegens psychische klachten, lichamelijke klachten en gezinsleden die chronisch ziek zijn worden belemmerd om te gaan werken. Een deelnemer zegt:” Man is ziek, jongste zoon is chronisch ziek. Ik wil wel werken, maar vanwege mijn thuissituatie lukt dit mij niet”. Deze vrouw wil graag werken, maar zij heeft 3 kinderen waarvan 1 naar de crèche gaat en 2 kinderen naar de basisschool. De man van deze vrouw lijdt aan posttraumatische stress en jongste zoon heeft een chronische ziekte. Dit is een voorbeeld van een vrouw die graag wil werken, maar het als een plicht ziet om voor haar man en zoon te zorgen die chronisch ziek zijn. De vrouwen die Combiwel bezoeken komen op vrijwillige basis. Zij komen om een bezigheid te hebben, sociale contacten op te bouwen en om niet in een isolement te raken. “Ik kom hier om in contact te komen met mensen, want voel mij geïsoleerd door telkens thuis te zitten”, zegt een deelnemer. Meer dan de helft van de vrouwen die Combiwel bezoeken zijn al redelijk op leeftijd. Hierbij komt ook nog dat de meeste vrouwen de Nederlandse taal niet of nauwelijks beheersen. De meeste vrouwen richten zich daarom ook op het leren/ verbeteren van de Nederlandse taal en zijn niet op zoek naar werk, omdat zij al op leeftijd zijn.” Ik voel mij nu te oud om te gaan werken en daarnaast beheers ik de Nederlandse taal nog niet”, zegt een deelnemer. 7.3 Leeftijd Leeftijd vormt bij een deel van de deelnemers een belemmering voor participatie. Een aantal deelnemers zijn al op leeftijd waardoor zij niet meer in staat zijn om te gaan werken. Deze deelnemers komen naar de taallessen om hun taalbeheersing te verbeteren, uit hun isolement te komen, sociale contacten op te bouwen en de gezelligheid. Een deelnemer zegt: “ Ik ben al op leeftijd, ik heb al lang genoeg gewerkt nu ga ik voor de gezelligheid”. Als de taalbeheersing van de deelnemers gemiddeld is verbeterd, dan is het makkelijker voor de deelnemers om zonder begeleiding van een familielid bijvoorbeeld naar de huisarts te gaan. Het komt vaak voor bij deelnemers van niet westerse afkomst dat een familielid vaak mee moet naar de huisarts om te vertalen wat de arts zegt. Als hun taalbeheersing is verbeterd kunnen zij ook makkelijk sociale contacten opbouwen. 7.4 Angst voor het onbekende Zoals in de voorgaande stukken is aangegeven, zijn wij tijdens het afnemen van de interviews tot de conclusie gekomen dat de taalbeheersing bij meer dan de helft van de deelnemers een grote belemmering is. Doordat de deelnemers niet of nauwelijks Nederlands beheersen is het voor hun moeilijk om te werken of maatschappelijk te participeren. De deelnemers zijn van mening dat de Nederlandse taal een belangrijk punt is. Als je de Nederlandse taal beheerst kan je de meeste dagelijkse dingen op eigen kracht doen. Je kunt bijvoorbeeld zonder hulp van een familielid naar een rapportgesprek van je kinderen of huisartsbezoek. “Als mijn dochter naar school moet kan zij natuurlijk niet mee naar de dokter”. Door de geringe taalbeheersing zijn de deelnemers afhankelijk. Door naar de taallessen te gaan laten de deelnemers zien dat zij gemotiveerd zijn. Veel deelnemers zijn ook heel terughoudend naar de buitenwereld toe en hebben weinig sociale contacten door hun geringe taalbeheersing. De deelnemers zijn door de geringe taalbeheersing angstig om toch Nederlands proberen te praten. “ Ik raak in der war als mensen mij niet begrijpen als ik in een winkel ben”. De deelnemers durven de Nederlandse taal niet te spreken. De deelnemers zoeken alleen mensen van hun eigen afkomst op zodat zij geen Nederlands hoeven te spreken. De deelnemers zijn niet bewust van hun eigen kunnen, zij hebben er geen vertrouwen in.
36
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
8. Aanbod en verbetering van EVA en Combiwel 8.1 Aanbod EVA EVA biedt de deelnemers de gelegenheid om zich te oriënteren op scholing, werk en vooral op het actief worden in de maatschappij. De deelnemers komen voornamelijk bij EVA om verder te komen op het gebied van werk en scholing. De meeste vrouwen ervaren een belemmering in het vinden van een baan. Factoren die hiervan op invloed zijn, zijn onder anderen een slechte beheersing van de Nederlandse taal en onvoldoende geschooldheid. Vooral bij allochtone vrouwen speelt de Nederlandse taalbarrière een grote rol. Uit de resultaten van het onderzoek werd duidelijk dat vrouwen behoefte hebben aan meerdere lessen per week. Ze hebben sterk het gevoel dat ze qua taal en grammatica veel vorderingen maken. Echter is dit nog lang niet voldoende om resultaten te boeken. De deelnemers vinden de kwaliteit van de lessen binnen EVA goed, ze ervaren deze als leerzaam. Uit het onderzoek is gebleken dat de deelnemers tevreden zijn over de begeleiding die wordt geboden bij EVA. Een grote groep van de geïnterviewde deelnemers geeft aan dat ze niet alleen geholpen, maar ook vooral gestimuleerd worden tijdens de activiteiten. 8.2 Aanbod Combiwel Voor een aanzienlijke groep, met name de deelnemers van De Meeuw, is betaald werk geen optie meer. Deze deelnemers geven aan dat zij vanwege hun lichamelijke en/of psychische toestand niet in staat zijn om te werken. Zij nemen deel aan de activiteiten om een bezigheid te hebben en om zo niet in een isolement te raken. Het is zeer belangrijk voor deze groep om een reden te hebben om de deur uit te gaan. Ook de deelnemers van de handwerkgroep en conversatielessen zijn zeer actief. Deze groepen van De Meeuw houden zich vooral bezig met basisvaardigheden. Opvallend is dat er onderling in eigen taal wordt gecommuniceerd. De conversatielessen richten zich op de Nederlandse taal. Deelnemers geven aan dit prettig te vinden, want het beheersen van de taal is wel zo prettig in deze maatschappij. Er wordt veel gesproken. Thema’s zoals “ Het hedendaagse leven en Problemen” staan centraal tijdens deze lessen. Bij alle drie groepen die we binnen Combiwel hebben geïnterviewd, is het ons opgevallen dat de meeste deelnemers het liefst deelnemen aan activiteiten met deelnemers met dezelfde etnische achtergrond. De meest voor de hand liggende reden hiervoor is het gevoel van vertrouwen en verbondenheid. 8.3 Vraag van de deelnemers Terugtrekking in eigen gemeenschap/cultuur is niet aan de orde bij de deelnemers van EVA en Combiwel allen willen ze deelnemen en maatschappelijke participeren. De deelnemers zien het verbeteren van de taal als een ingang om meer te kunnen participeren in de Nederlandse maatschappij. Een deelneemster van Combiwel zegt: “Ik kom bij Combiwel om mijn Nederlandse taal te verbeteren als ik mijn Nederlands verbeter kan ik veel meer doen en veel meer betekenen voor de mensen. Zowel voor mijn familie als daar buiten”. Het doel van de deelnemers is om actief te blijven binnen de maatschappij. Echter is er hierin een verschil te benoemen. We kunnen namelijk concluderen dat de deelnemers van Combiwel de basisvaardigheden willen leren om zo beter deel te kunnen nemen aan de Nederlandse maatschappij. Ze vinden het belangrijk om onafhankelijk te zijn en op eigen benen te kunnen staan. Echter hebben ze niet het streven om verder te leren en hier wat mee te doen. De meeste deelnemers van EVA hebben degelijk ambitie om stappen te zetten met hun verworven Nederlandse taalcompetentie. Zij zien mogelijkheden om een stap te zetten richting werk zowel betaald als niet betaald werk. Een deelneemster van EVA zegt: “Als mijn Nederlandse taal is verbeterd wil ik graag kijken naar de mogelijkheden op het gebied van werk.” Opvallend beide
37
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
instellingen is dat de deelnemers graag eerst willen investeren in hun Nederlandse taal alvorens ze vervolgstappen willen zetten. De deelnemers ervaren de Nederlandse taal beheersing als een krachtige factor om te kunnen participeren. Deelnemers geven aan dat ze graag activiteiten willen terug zien die ze leuk vinden om te doen. De deelnemers achten het van zeer groot belang dat er activiteiten zijn waar ze zich in kunnen ontplooien. Ze willen graag zinvolle nieuwe vaardigheden opdoen. Tevens willen ze niet in een sociaal isolement raken ze zien de activiteiten als reden om het huis uit te gaan om anderen te ontmoeten. 8.4 Huidig aanbod Het huidige aanbod waar de deelnemers van EVA en Combiwel aan deelnemen speelt voldoende in op de vraag van de deelnemers. De deelnemers willen zich graag ontwikkelen om te kunnen participeren en meer kunnen deelnemen aan de maatschappij. De deelnemers ervaren EVA en Combiwel als een ontmoetingsplek waar ze vaardigheden kunnen leren. De moeilijkheidsgraad van de bijeenkomsten is op niveau van de deelnemers. De begeleiders communiceren op niveau met de deelnemers en doceren op niveau. Zo gaf een deelneemster aan van EVA: “Ik voel mij begrepen door de begeleidster. Als ik iets niet snap dan word dit op een goede manier uitgelegd, ik word altijd goed geholpen. Ik vind de bijeenkomsten interessant en ik kan ook veel leren van de andere deelnemers”. Het huidige aanbod sluit goed aan op de leefwereld van de deelnemers. Hedendaagse onderwerpen worden besproken en het aanbod speelt hier tevens op in. Bij beiden instellingen kwam naar voren dat de activiteiten die 1 keer per week plaats vinden, achten de deelnemers als niet voldoende. Deelnemers willen vaker actief zijn binnen de instelling minimaal twee keer per week of vaker. Ze vinden dit belangrijk om zich beter te kunnen ontwikkelen en/of om sociaal actief te kunnen zijn. 8.5 Belangrijke factoren Tijdens het onderzoek is naar voren gekomen dat de deelnemers het belangrijk vinden om te blijven participeren vanwege hun omgeving. Ze willen op eigen kracht kunnen functioneren om niet meer afhankelijk te zijn van hun partner of kinderen. Ze volgen daardoor de aangeboden activiteiten die op deze basisvaardigheden inspelen met veel innerlijke motivatie. Zo geeft een deelneemster van EVA aan: “Ik heb kinderen, een gezin. Zij kunnen beter wonen, beter leven als ik een baan heb. Ik kan dan iets belangrijks doen. Het gaat niet alleen om het geld, ik kan ook meer mensen ontmoeten en beter meedoen in de samenleving. Dat alles is heel belangrijk voor mij en mijn gezin.” De motivatie ligt onder anderen in het ontwikkelen van vaardigheden waarmee de deelnemers deel kunnen nemen aan de Nederlandse maatschappij. De deelnemers zouden graag een activiteitenaanbod willen zien die hier meer op toegespitst is. De deelnemers achten het van belang om hun kinderen goede toekomst perspectieven te kunnen bieden. Ze willen de gemiste kansen die hun hebben gehad niet voortzetten op hun kinderen. Ze willen hun kinderen veel meer kansen aanreiken om zich te kunnen ontplooien tot een volwaardige burger van de Nederlandse maatschappij. Ze hopen door zelf te participeren een beter rolmodel te kunnen zijn voor hun kinderen. We kunnen concluderen dat de motivatie ligt bij de kinderen. Middels activiteiten die kunnen worden opgezet gericht op de deelnemers en hun kinderen is het mogelijk om een sterke extrinsieke motivatie op te wekken bij de deelnemers. Door meer thema bijeenkomsten te organiseren over spel, speelgoed en ouderbetrokkenheid en deelnemers hieraan actiever aan deel te laten nemen kan de motivatie vergroot worden. Het opbouwen van sociale contacten vormt een zeer belangrijke drijfveer om deel te nemen aan de bijeenkomsten van EVA en Combiwel. De meeste deelnemers hechte veel waarde
38
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
aan de opgebouwde contacten en willen deze ook graag behouden dit doen ze door strikt naar de bijeenkomsten te blijven komen. Een deelneemster van Combiwel gaf aan: “Als ik een deelneemster lang niet meer zie opdagen dan doe ik navraag bij de begeleiders om te kijken hoe het met die specifieke persoon gaat”. Daaruit kunnen we concluderen dat het aanbod niet individugericht hoeft te zijn, maar dat de deelnemers meer waarde hechten aan de groepsgerichte stijl. Twee factoren zijn gedurende het onderzoek naar voren gekomen die als belemmerend word ervaren om aan de activiteiten deel te kunnen nemen. En die gezien kunnen worden als een belemmerend voor de deelnemers om deel te kunnen nemen aan het huidige aanbod die gericht is op empowerment en het bevorderen van onderlinge ontmoeting. De zorg voor de kinderen en de hele organisatie daar omheen. Als dit niet goed verloopt dan komen de deelnemers niet naar de bijeenkomsten van EVA en Combiwel. Zo zegt een deelneemster van Combiwel: “Ik kom altijd naar Combiwel ik vind het heel belangrijk en leuk, echter als mijn kinderen vrij of ziek zijn dan kom ik niet naar de lessen”. Nog een belemmerende factor die naar voren is gekomen zijn de gezondheidsklachten waar een grote deel van de deelnemers mee kampt. Als het niet goed gaat met de gezondheid dan blijven de deelnemers thuis. Zo zegt een deelneemster: “Ik vind het altijd jammer als mijn gezondheid niet goed is dan moet ik genoodzaakt thuis blijven”.
8.6 Verbeterpunten volgens de deelnemers Deelnemers geven aan dat ze graag meer ‘ontwikkelingsactiviteiten’ willen zien. Hierbij kan tevens gehoor worden gegeven aan de wens meer activiteiten te organiseren welke aansluiten bij de eigen culturele identiteit. Het is van belang dat de diverse bevolkingsgroepen meer affiniteit met de activiteit hebben, waardoor meer verbondenheid met de activiteit ontstaat. Deze ontwikkeling biedt bovendien mogelijkheden om diverse bevolkingsgroepen in contact met elkaar te brengen en kennis te laten maken met de andere cultuur. Dit kan door activiteiten te organiseren die hier op gericht zijn, je zou hierbij kunnen denken aan hapjesavonden en gezamenlijk koken. Tijdens het interviewen kwam veelal naar voren dat de deelnemers graag zelf activiteiten willen opzetten en organiseren. Ze gaven aan dat ze graag de handen uit de mouwen willen steken om zelf bijvoorbeeld een hapjes avond te organiseren. Zo zegt een deelneemster van Combiwel: “Ik wil graag zelf een Surinaamse hapjes avond organiseren met de deelnemers van Combiwel, ik houd van koken voor anderen. En op die manier kunnen de mensen kennis maken met de Surinaamse keuken”. We kunnen concluderen dat Combiwel kan onderzoeken hoe zij haar deelnemers meer kan betrekken bij het organiseren van activiteiten of de frequentie van zulke activiteiten kan verhogen. Door deelnemers actief te betrekken bij activiteiten ontstaat er een gevoel van saamhorigheid. Gedurende het onderzoek is gebleken dat veel deelnemers kampen met gezondheidsklachten. In onze interview lijst hadden we de vraag opgenomen: Wat vindt u belangrijk in uw leven? We kregen vrijwel altijd het antwoord mijn gezondheid. De deelnemers geven aan graag activiteiten terug te willen zien waar het thema gezondheid centraal in staat. Deelneemster van EVA gaf aan: “Ik vind mijn gezondheid belangrijk. Ik zou graag meer willen weten over mijn gezondheid”. De deelnemers hebben behoefte om hier meer kennis over op te doen en meer met gezondheid bezig te zijn. De meeste deelnemers hechten veel waarden aan een groep waar binnen ze een activiteit uit voeren. Deelnemers gaven aan dat ze het als moeilijk ervaren dat een bepaalde groep stopte. Dit is met name zo bij de Eigen kracht groep van Combiwel. Een nazorgtraject die de gehele eigen kracht groep op kan overstappen, achten de deelnemers als zinvol. Bij EVA kregen we dezelfde signalen bij
39
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
de taal en werk groep. De vrouwen vonden het moeilijk om hun opgebouwde contacten te moeten verliezen omdat de groep stopte. Samenvattend voor beiden instellingen kunnen we concluderen dat de deelnemers graag de frequentie van de lessen verhoogd willen zien. Ze ervaren het als zeer prettig reden te hebben om activiteiten buiten huis uit te voeren. Een groot deel van de deelnemers is middels de omgeving in contact gekomen met de instellingen. Een kleine groep heeft op eigen kracht de weg naar EVA of Combiwel gevonden. De deelnemers gaven aan dat er te weinig naamsbekendheid is en dat ze eerder nog nooit van de twee instellingen hadden gehoord. Het is tevens belangrijk dat beiden instellingen intensiever gaan samenwerken met elkaar een belangrijk onderdeel hierin is dat er meer doorverwezen moet worden naar elkaar. Dit kan door te gaan kijken waar zijn de deelnemers op hun plek is het bij EVA of Combiwel. Heeft een specifieke deelnemer nog ambitie om te werken of is het niet meer mogelijke om een stap te zetten naar werk. Het is belangrijk dat beiden instellingen goed op de hoogte zijn van elkaars aanbod en veranderingen hierin.
40
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
9. Vervolgstap op basis van eigen kracht De centrale vraag van dit onderzoek was: Hoe kunnen kwetsbare vrouwen die bij EVA en Combiwel sociaal activeringsprogramma’s volgen, worden gestimuleerd tot een vervolgstap op het terrein van zelfstandige maatschappelijke participatie? Deze vraag roept nog een andere vraag op: hoe komt het dat deze groep mensen niet maatschappelijk participeert? Nadat deze vraag beantwoord is, komen de beweegredenen van de deelnemers aan bod om mee te doen aan de sociaal activeringsprogramma’s. Vervolgens wordt duidelijk wat de vervolgstap moet zijn. Eén verklaring voor de geringe maatschappelijke participatie wordt gevonden door naar de samenstelling te kijken van de groep kwetsbare vrouwen die de activeringsprogramma’s volgen. Hun sociaaleconomische status is zonder uitzondering laag. Allen wonen zij in Amsterdam-Noord. Dit is een stadsdeel dat armer is dan andere stadsdelen. Ook de beroepsstatus en het opleidingsniveau van deze groep zijn laag. Er is hier geen onderscheid tussen de deelnemers van EVA en Combiwel. De meeste vrouwen waren dan ook financieel afhankelijk van hun partner. De vrouwen die de sociaal activeringsprogramma’s volgen gaven hun gebrekkige taalbeheersing aan als voornaamste reden voor hun lage maatschappelijke participatie. Dit heeft als gevolg dat die vrouwen alleen mensen van hun eigen afkomst opzoeken en dus geen Nederlands (hoeven te) spreken. Zoals een deelnemer zei: ‘Vanwege de gebrekkige beheersing van het Nederlands is de drang groot om in de eigen taal te communiceren”. De vrouwen zitten dus in een vicieuze cirkel. Beheersing van het Nederlands wordt door alle deelnemers gezien als een doorslaggevende factor om te kunnen werken (betaald of onbetaald). Werk is ook een doorslaggevende factor in het kunnen zetten van de volgende stap. Werk is echter problematisch voor deze vrouwen en niet alleen vanwege hun geringe beheersing van het Nederlands. Hun arbeids- en zorgethos zijn namelijk fundamenteel anders dan die van vrouwen met meer westerse opvattingen over de rol van de vrouw. Hun omgeving speelt een prominente rol in het in standhouden van deze opvattingen. De rol van de omgeving komt later aan bod. De laatste groep beschouwt werk als een manier om financieel onafhankelijk te worden en (zo) een eigen leven op te bouwen, dit is een duidelijk meer westerse visie op werk. De eerste groep beschouwt werk juist als een manier om het hoge zorgethos vorm te geven: die groep wil betaald of onbetaald werk (gaan) doen dat zich richt op zorg, bijvoorbeeld in de kinderopvang. Er zou gezegd kunnen worden dat deze groep het rolpatroon uit het thuisland ook in Nederland vervult. De samenstelling van deze twee groepen verschilt. De groep met een hoger arbeidsethos bestaat voornamelijk uit gescheiden vrouwen. De verklaring dat gescheiden vrouwen een hoger arbeidsethos hebben dan de vrouwen die getrouwd zijn, is gelegen in de opvattingen die sociale omgeving van een vrouw heeft over haar rol. De rol die de sociale omgeving vervult wordt duidelijk als er gekeken wordt naar vrouwen met een hoger zorgethos. Hun omgeving stimuleert hen namelijk niet tot een zekere mate van autonomie. Eerder wil hun omgeving alles bij het oude laten en worden de vrouwen niet ontlast van hun zorgtaken. Niet alle gescheiden vrouwen hebben overigens een hoog arbeidsethos. Ze zijn dan weliswaar gescheiden, maar dan nog zijn er mensen in hun omgeving (familie, kinderen) die de vrouwen in hun rolpatroon dwingen. Er zijn parallellen met de ontzuiling in de jaren 60 van de vorige eeuw:
41
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
autochtone vrouwen hebben toen in grote lijnen een zelfde ontwikkeling doorgemaakt als allochtone vrouwen nu. De rol van de omgeving blijkt ook uit het gegeven dat veel vrouwen niet willen dat werk ten koste gaat of zal gaan van de zorg die ze hebben voor hun kinderen. Sommige vrouwen zouden werk en kinderen wel willen combineren. Eén van de respondenten zei dit: “Ik zou het leuk vinden om op de school van mijn kinderen te gaan werken. Mijn kinderen gaan tegen mij opkijken (ze is dan dus een rolmodel) en ik maak tegelijkertijd ook hun ontwikkelingen mee”. Een andere respondent zag geen kans kinderen en werk te combineren: “Ik ben voortdurend bezig met de kinderen en het huishouden dus zou niet weten hoe ik dat zou kunnen combineren met vrijwilligerswerk of een betaalde baan” . Een andere respondent zei: “Ik zorg voor het huishouden, ik doe de boodschappen, koken en het verzorgen van mijn en kinderen. Ik heb al een fulltimebaan”. Zorg gaat in dit geval dus voor werk. Het rolpatroon uit het thuisland is hier duidelijk dominant, de loyaliteit van de vrouwen is groot. Bij de groep vrouwen die gescheiden is, is de drang naar onafhankelijkheid juist erg groot: “Ik doe nu alles wat ik in het verleden niet heb kunnen doen”, zei een respondent. “Als ik vroeger uit huis ging moest ik toestemming vragen aan mijn man, laat staan als ik wilde werken”, zei een ander. Dit soort uitspraken werd ook gehoord in de eerste en tweede feministische golf. Zoals gezegd: de parallellen met de ontzuiling zijn opvallend. Dit betekent niet dat het verdere verloop ook zulke grote overeenkomsten heeft. Vergeleken met de groep niet-gescheiden vrouwen is het arbeidsethos onder de groep gescheiden vrouwen dus hoog. Als beide groepen vergeleken worden op zorgethos, dan scoort de groep nietgescheiden vrouwen hoger dan de groep gescheiden vrouwen. Dit verschil is te verklaren vanuit de rol die de echtgenoot en sociale omgeving spelen. De echtgenoten en de sociale omgeving namen dezelfde opvattingen mee uit hun land van herkomst als de vrouwen zelf. Naast onvoldoende beheersing van het Nederlands en weinig geëmancipeerde opvattingen zijn er nog andere oorzaken van de geringe maatschappelijke participatie van sommige vrouwen. Zo kan het eerder genoemde sociaal isolement van sommige vrouwen kan leiden tot psychische problematiek. Hier leiden gebrekkige taalbeheersing en de remmende invloed van de sociale omgeving dus tot nieuwe problemen. Zo was er een vrouw die angstig werd van contact. Maar nu zegt zij: “Bij De Meeuw leer ik meer sociaal te zijn. Een paar maanden terug toen ik hier pas kwam, was ik zo verlegen dat ik niet eens mijn naam durfde te zeggen. Nu heb ik geleerd om ontspannen antwoord te geven op een vraag.” Psychische en lichamelijke klachten belemmeren overigens vaak een vervolgstap: “Ik heb haast geen dagbesteding, maar in mijn hoofd heb ik het heel druk”, zei één van de respondenten. Een bijzondere groep vrouwen met lichamelijke en/of psychische klachten wordt gevormd door de getraumatiseerde vrouwen, bijvoorbeeld vrouwen die onder het regime van de Taliban hebben geleefd. Zij hebben eerst hulp nodig om hun trauma’s te verwerken, alvorens zij een stap kunnen gaan zetten richting maatschappelijke participatie. Zij vormen dus een groep die bijzondere begeleiding nodig heeft. Sommige van de getraumatiseerde vrouwen zijn erg gemotiveerd om het activeringsprogramma te volgen: “Ik wil me leren ontwikkelen. Ik wil zelfstandig worden. Tot 1,5 jaar terug kwam ik nooit buiten. Ik was bang om buiten te komen en mensen te zien en te spreken. Dit heeft te maken omdat
42
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
we in Afghanistan altijd opgesloten zaten en niets mochten en konden van de Taliban. Ik zou graag verder willen met mijn leven en iets nuttigs willen doen”. Wat duidelijk is geworden, is dat veel vrouwen in zekere zin machteloos of hulpeloos zijn. Een groot deel van de onderzoeksgroep heeft echter aangeleerde hulpeloosheid: zij wijten hun situatie dus aan anderen. Dit is het tegenovergestelde van wat de stimuleringsprogramma’s beogen: op eigen benen kunnen staan en geloven in eigen kracht. Nu duidelijk is wat de oorzaken zijn van de lage maatschappelijke participatie, kan er gekeken worden naar eventuele oplossingen. Een oplossing ligt bij de deelnemers zelf: wat zijn hun beweegredenen om deel te nemen aan de sociaal activeringsprogramma’s? Eén beweegreden werd al gegeven door een van de vrouwen die onder de Taliban hebben geleefd: ‘Verder willen met je leven en iets nuttigs doen’. Hun kinderen een toekomst geven, een toekomst die deze vrouwen zelf niet hadden, is een veelgehoorde redenen om deel te nemen aan de programma’s: “De middelen die mijn kinderen nu hebben, had ik toen niet”. Deze vrouwen willen duidelijk meer participeren. Ook het verkrijgen van een grotere financiële onafhankelijkheid is een beweegreden. “Kopen wat je wilt”, of “Op vakantie gaan met de kinderen zonder goedkeuring van de echtgenoot.” Andere vrouwen, vooral de vrouwen die Combiwel bezoeken, geven aan dat het onder de mensen zijn, een belangrijke reden is om mee te doen aan de programma’s: “Hier kom ik in contact met mensen en vergeet ik mijn problemen.” Dat laatste is een heel bescheiden vorm van participatie, terwijl het voorgaande (betere toekomst voor de kinderen, meer financiële zelfstandigheid), meer op maatschappelijke participatie is gericht en daarmee een grotere breuk met de traditie betekent. Sommige vrouwen doen vrijwillig mee aan de sociaal activeringsprogramma’s, omdat zij bijvoorbeeld Nederlands willen leren om hun kinderen met hun huiswerk te helpen. Hun motivatie is intrinsiek hoger dan die van de vrouwen die gedwongen deelnemen, bijvoorbeeld op straffe van het verliezen van hun uitkering. Het is opvallend dat binnen de groep vrouwen die onvrijwillig deelneemt toch plezier in de programma’s ontstaat. Hun intrinsieke motivatie is toch verhoogd. Er zijn psychologen (zoals Erik Erikson) die autonomie een ‘wezenstrek’ van de mens vinden. Misschien raken de activeringsprogramma’s die trek wel bij de mensen die in eerste instantie gedwongen deelnemen. Verschillende beweegredenen om mee te doen aan de activeringsprogramma’s: van ‘in contact komen met mensen’ tot ‘verder willen’, van grotere taalbeheersing tot het behoud van een uitkering. Hoe kunnen mensen nu uiteindelijk gestimuleerd worden tot meer maatschappelijke participatie? Ze volgen de programma’s, maar hoe nu verder? De oplossing is het opheffen van hulpeloosheid door mensen te stimuleren tot zelfredzaamheid; een belangrijke waarde in de hedendaagse samenleving. EVA en Combiwel hebben een aantal trajecten om de zelfredzaamheid te vergroten, die trajecten zijn samen te vatten met de term ‘Empowerment’. Empowerment is het geheel van maatregelen dat genomen kan worden om mensen te stimuleren hun verantwoordelijkheid te dragen. Hiertoe doet empowerment een beroep op de zelfredzaamheid van mensen. Hoe groter de zelfredzaamheid hoe beter je verantwoordelijkheid (voor jezelf, maar ook voor je kinderen) kunt dragen. Om zelfredzaamheid te vergroten wordt vervolgens weer een beroep
43
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
gedaan op de intrinsieke motivatie van mensen: Hoe graag wil je vooruit?’ is dan de vraag. Hier is ook gelijk het belang van de beweegredenen van de deelnemers aan de sociale activeringsprogramma’s duidelijk: hoe gemotiveerder, hoe makkelijker en beter te empoweren. Intrinsieke motivatie maakt dus krachtig. De ‘eigen kracht’ spreekt ook uit de voorstellen tot verbetering die de deelnemers deden voor de activeringsprogramma’s: er zouden vaker cursussen gegeven moeten worden en de deelnemers zou meer de gelegenheid geboden moeten worden om zelf de inhoud van een cursus te bepalen. De inhoud van de cursus zou dan vaker aansluiten op de achtergrond van de deelnemer. Een voorbeeld hiervan is het maken van gerechten uit het eigen land. Dit is een mooie gelegenheid om andere culturen te leren kennen. Marokkaanse vrouwen zouden dan bijvoorbeeld kennis kunnen maken met de Surinaamse keuken en vice versa: cross culturele communicatie. Het is ook die ‘ eigen kracht’ van mensen waar de programma’s zich op richten. Het eigen krachtdenken richt zich niet alleen op het individu maar ook op het netwerk van het individu. Oplossingen voor problemen worden dus gevonden in samenwerking met het eigen netwerk. Hoe zwakker het netwerk (bijvoorbeeld: mensen die allemaal dezelfde problemen hebben), hoe zwakker het individu staat. Hoe minder steun het netwerk geeft, hoe belangrijk de rol van instanties als EVA en Combiwel wordt.
44
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
10. Conclusies Hieronder staan de conclusies voortkomend uit de analyse van onze bevindingen. De aanbevelingen die uit deze conclusies volgen, staan verder uitgewerkt in hoofdstuk 11. De conclusies geven antwoord op de vraag: ‘Hoe kunnen kwetsbare vrouwen die bij EVA en Combiwel sociaalactiveringprogramma’s volgen worden gestimuleerd tot een vervolgstap op het terrein van zelfstandige maatschappelijke participatie? ‘
45
Taal Veel deelnemers willen een baan of vrijwilligerswerk doen op een voor hen bekend terrein. Bij de interviews hebben de respondenten aangegeven graag werk te willen doen dat hen ligt en wat ze goed kunnen uitvoeren. Over het algemeen gaven de deelnemers aan dat hun kwaliteiten liggen bij de zorgtaken. Zodoende ambiëren vrouwen werk of opleiding in de zorgsector. Voorbeelden die worden genoemd zijn; werken bij de kinderopvang, op een voorschool, onderwijsassistente, thuiszorg, bejaardenhuis of een verzorgingstehuis. De vrouwen hebben de vaardigheden binnen de verzorging tijdens hun rol als huisvrouw en moeder goed kunnen ontwikkelen. Ze hebben zelfvertrouwen op dit gebied en denken dit werk goed te kunnen verrichten. Echter ontbreekt alleen de taalontwikkeling. De deelnemers die de ambitie hebben om te werken zijn voornamelijk beperkt in hun taal en hebben daarom nog veel begeleiding nodig bij bijvoorbeeld Cv’s opstellen en sollicitatiebrieven schrijven.
Zorgethos Onder de deelnemers behoren veel laagopgeleide vrouwen. Zij ervaren een hogere mate van zorgethos. Vooral onder de laagopgeleide Marokkaanse vrouwen zijn ook de culturele barrières tegen betaald werk groot. Door de traditionele rolverdeling binnen de gezinnen van de deelnemers, hebben vrouwen altijd voor het huishouden, kinderen en partner gezorgd. Doordat ze de verantwoording dragen over deze zorgtaken en niet ondersteund worden door hun partners hebben ze nooit de tijd gehad om actief te participeren in de samenleving. Bovendien ervaren veel respondenten geen steun van de directe omgeving. Bij veel vrouwen speelt de partner hier een grote rol in. De partners motiveren de deelnemers niet om te gaan werken, of maatschappelijk te participeren. In sommige gevallen wordt het zelfs verboden. Wel is opvallend dat met name bij de Marokkaanse oudere vrouwen de levensvisie van hun partner door de jaren heen sterk is veranderd. De cross culturele samenleving waar zij zich in bevinden met enerzijds de normen en waarden van het land van herkomst en anderzijds de moderne Nederlandse samenleving hebben ertoe geleid dat deze groep mannen soepeler zijn gaan denken over de emancipatie van hun vrouwen en/of dochters.
Stap naar participatie bij alleenstaande vrouwen De alleenstaande vrouw is extra gemotiveerd nadat ze is gescheiden van haar man. Zij zet dan makkelijker de stap naar participatie als ze van haar man is gescheiden. Dit komt mede omdat het gezinssysteem en het evenwicht na de scheiding verandert. De vrouwen krijgen een andere rol in hun leven. Zowel materiële als immateriële motieven spelen een rol om bijvoorbeeld te werken. De voorwaarde dat betaald werk niet ten koste mag gaan van de zorgtaken is voor een groot deel van deze gescheiden vrouwen niet van toepassing. Als
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
alleenstaande ouder en de veranderde omstandigheden voelen ze zich genoodzaakt om een stap te zetten naar participatie. Een concreet voorbeeld zijn bijvoorbeeld de vrouwen die na hun scheiding geen moeite hebben om buiten de schooltijden van hun kinderen te werken, terwijl dit voor de scheiding een absolute eis was. Ze willen hun positie tegenover kinderen en omgeving versterken, waardoor ze zich nuttiger voelen maar vooral ook de bijkomende verantwoordelijkheid om financiële onafhankelijkheid te realiseren. We merken op dat bij de alleenstaande vrouwen de materiële motieven zwaarder wegen dan immateriële motieven. Bij vrouwen die een partner hebben wegen immateriële motieven het zwaarst. Zij zijn minder gemotiveerd om geld te verdienen, omdat ze gewend zijn dat de partner voor hen zorgt. Dit neemt niet weg dat veel vrouwen aangeven het fijn te vinden om economisch onafhankelijk te zijn van hun partners.
46
Psychosociale gesteldheid Veel deelnemers hebben een geschonden levensverhaal en ervaren op psychisch gebied nog steeds hinder van gebeurtenissen uit het verleden. Hoewel het achter de rug is en dus niet meer actueel, ervaren ze het toch als een psychologische barrière. Voorbeelden hiervan zijn de Afghaanse deelnemers die als politieke vluchtelingen naar Nederland zijn geëmigreerd en enkele deelnemers van de Eigen Kracht groep die bijvoorbeeld door gezondheidsklachten samenhangend met onder andere sociaal isolement, financiële tegenslagen in een depressie terecht zijn gekomen.
Bereidheid om te werken Veel deelnemers hebben behoefte om eerst zichzelf te leren kennen in plaats van te leren werken. De deelnemers zijn bang voor het onbekende en hebben geen realistisch beeld over het eigen kunnen. Ze zitten in een negatieve spiraal. Ongeveer de helft van de deelnemers van EVA geeft aan bereid te zijn om te werken. Een voorwaarde is dat (vrijwilligers)werk niet ten koste mag gaan van de zorgtaken thuis. Als het gaat om zorg en het zetten van een stap naar (vrijwilligers)werk hebben vrouwen snel de neiging om een keuze te maken en hebben nauwelijks nagedacht over de mogelijkheden van een stap naar (vrijwilligers)werk in combinatie met zorg. Hiernaast kunnen de deelnemers nog niet zelfstandig hun weg vinden naar het zoeken van werk, of de voorbereiding hiervoor. Zij geven aan dat ze de begeleiding en steun van de begeleiders nog hard nodig hebben. Zij leunen te veel op hun hulp en durven niet alleen de stap te nemen.
Relativerend voor eigen problemen Voor veel deelnemers van Combiwel is (vrijwilligers)werk geen reële optie. Deze groep ervaart deelname aan de activiteiten als relativerend voor hun eigen problemen. Ze vinden het prettig om met mensen in contact te komen waarmee ze gemeenschappelijke levensverhalen hebben.
Sociaal netwerk Het sociale netwerk van de deelnemers beperkt zich tot mensen uit de directe omgeving. Denk hierbij aan eerstegraads- familieleden en naaste buren. De niet westerse deelnemers hebben nauwelijks contact met andere mensen buiten hun eigen etnische achtergrond.
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Veel vrouwen geven bij hun directe omgeving weinig vrij van hun problemen. De weerstand die ze tegenhoudt is de (verdere) belasting van hun eigen netwerk. Ze willen niet dat het contact alleen maar gaat over de problemen die ze ondervinden.
47
Aanbod De deelnemers van Combiwel willen een hogere frequentie van de activiteiten vanwege hun sociale isolement, terwijl de deelnemers van EVA een hogere frequentie willen vanwege de drang om de taal te ontwikkelen. Veel deelnemers zoeken tijdens de bijeenkomsten mensen op met dezelfde culturele achtergrond en communiceren in eigen taal, waardoor er tijdens de activiteiten eilandjes ontstaan. Dit gaat ten koste van de cohesie binnen de groep.
Cultuur en religie In het referentiekader van de deelnemers van EVA en Combiwel vormt cultuur en religie geen belemmering in de stap richting participatie, maar in de praktijk blijkt dat ze op dit gebied toch last ondervinden vanwege de culturele- en religieuze opvattingen van personen uit de directe omgeving. Deze personen uit de directe omgeving hebben veel invloed op hun (individuele)keuze en handelen. In veel collectieve culturen, waar veel sociale controle is, kunnen vrouwen geen keuzes maken die de gemeenschap niet ondersteunt.
Tussen twee vuren De deelnemer die moet uitgaan van ‘eigen kracht’ zit tussen twee vuren. Enerzijds de norm om onafhankelijk te blijven van het eigen netwerk en anderzijds wordt leunen op de overheid niet langer geduld.
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
11. Aanbevelingen Aan de hand van de in het vorige hoofdstuk vermelde conclusies, kunnen een aantal aanbevelingen worden gedaan. De aanbevelingen zullen hieronder puntsgewijs worden weergegeven:
48
Meer aandacht besteden aan cross culturele communicatie binnen de groep. Hierdoor worden deelnemers met verschillende culturele achtergronden gestimuleerd om te communiceren in een voor alle deelnemers gemeenschappelijke taal, namelijk Nederlands. Op deze manier wordt ook voorkomen dat deelnemers in eilandjes in eigen taal gaan communiceren.
Meer activiteiten organiseren die aansluiten bij de interessegebieden van de deelnemers en hen een organiserende rol geven. Veel deelnemers hebben aangegeven met meer regelmaat zelf een activiteit te willen organiseren. Bijvoorbeeld een hapjesmiddag. Hiermee wordt gerealiseerd dat deelnemers van en voor elkaar op eigen kracht een activiteit organiseren en wordt de binding tussen deelnemer en instelling sterker.
Signaleren en zorg dragen voor de ‘motivering’ van onvrijwillige deelnemers. Sommige deelnemers komen op onvrijwillige basis op verwijzing door het DWI. Een gedeelte van deze onvrijwillige groep deelnemers hebben op den duur beseft wat de positieve effecten zijn van taalontwikkeling en bij hen is er geen sprake meer van dwang. Echter rest er ook een groep die aan de activiteiten deelneemt omdat het een verplichting is. Waar bij deelname op vrijwillige basis de ‘motivatie’ van de deelnemer van belang is, is bij deelname op onvrijwillige basis de ‘motivering’ van de deelnemer een cruciale factor.
Nauwe onderlinge afstemming tussen EVA en Combiwel. Tijdig in beeld hebben van potentiële deelnemers en doorverwijzen naar de instelling die aansluit op de wensen en behoeften van de deelnemer.
Zorg dragen voor aanwezigheid van begeleiders met dezelfde culturele achtergrond als de deelnemers. Deelnemers vinden het cruciaal om een begeleider te hebben met dezelfde culturele achtergrond. Door de aanwezigheid van deze begeleider is de toegang en continuïteit aan deelname bij de welzijnsinstellingen laagdrempeliger. In de beleving van de deelnemers kunnen begeleiders met dezelfde achtergrond hen makkelijker begrijpen en voelen de deelnemers zich vertrouwd. De gemeenschappelijke taal tussen deelnemers en begeleiders zorgt voor betere communicatie. Deze begeleiders vormen een brugfunctie en dit verkleint de afstand tussen leiding en deelnemers.
Empoweren vanuit de kinderen. Onder de vrouwen heerst er een tweedeling tussen zorgen arbeidsethos. Veel vrouwen voelen zich genoodzaakt om een keuze te maken in plaats van te zoeken naar mogelijkheden voor een combinatie van zowel arbeid en zorg. Dit is een irrationele denkwijze die doorbroken kan worden door deze groep vrouwen meer inzicht te geven in positieve effecten van een vervolgstap op het gebied van sociaal maatschappelijke participatie, wat ook ten gunste zal zijn voor hun betrokkenheid bij de ontwikkeling van hun kinderen. Dit kan bijvoorbeeld door educatieve themabijeenkomsten te organiseren waar moeders met hun kinderen kunnen komen en beiden baat bij hebben. Dit kunnen thema’s
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
zijn die betrekking hebben op niet alleen de vrouw als individu, maar ook op hun kinderen en het gezin. Enkele voorbeelden zijn: oudergesprekken op school, voorleesbijeenkomsten samen met kinderen, spel- en sportactiviteiten. De thema’s die worden aangeboden hebben als doel om de algemene kennis van de vrouwen te verbreden, hen te halen uit hun sociaal isolement en te stimuleren tot het zetten van een vervolgstap richting emancipatie.
49
Zichzelf leren kennen in plaats van leren werken. Veel deelnemers hebben geen duidelijk beeld over het eigen kunnen. De verwachting tot het zetten van een stap richting (vrijwilligers)werk is onrealistisch voordat de vrouwen zichzelf leren kennen. Ze zitten in een negatieve spiraal en durven door gebrek aan zelfvertrouwen en zelfkennis geen stappen te ondernemen richting (vrijwilligers)werk. Ook komt hierbij kijken dat er binnen de groep deelnemers zijn die extra aandacht en hulp behoeven vanwege hun geschonden levensverhaal. Deze deelnemers moeten gesignaleerd en doorverwezen worden naar personen/instellingen met de juiste expertise. Dit zijn deelnemers die iets goed moeten maken uit het verleden, iets moeten verwerken, iets een plek moeten geven en hun (zelf)respect te herwinnen voordat ze een vervolgstap kunnen zetten richting sociaal maatschappelijke participatie.
Vervolgonderzoek naar moderniteit binnen traditionele gezinnen waar genderongelijkheid heerst. Veel vrouwen hebben aangegeven dat onder andere genderongelijkheid een belemmerende factor was voor het zetten van een stap richting participatie. De genderongelijkheid was een traditioneel aspect die in het land van herkomst vanzelfsprekend was. In de ogen van de vrouwen hebben hun echtgenoten na emigratie naar Nederland zich gevestigd met de normen en waarden van het land van herkomst. Ondanks de mogelijkheden die de moderne Nederlandse samenleving de vrouwen bood richting participatie, was het de genderongelijkheid die dit tegen hield. De reden dat we hier een aanbeveling van maken is omdat veel vrouwen hebben aangegeven dat hun mannen in de loop der jaren een andere levensvisie hebben gekregen en coulanter omgaan en denken over participatie van hun vrouw. De gewortelde denkwijze over genderongelijkheid van de echtgenoten heeft zich omgezet in een modernere denkwijze. Deze verandering in de visie van de partners vinden wij opvallend en zijn van mening dat dit tot een interessant onderzoek kan leiden.
Vervolgonderzoek naar het verschil in mate van arbeidsethos tussen getrouwde en gescheiden vrouwen. Een ander opvallend aspect wat een vervolgonderzoek waard is, is het verschil in de mate van arbeidsethos tussen getrouwde en gescheiden vrouwen. Uit onze interviews blijkt dat de gescheiden vrouwen een hogere mate van arbeidsethos hebben. Uiteraard heeft dit ook te maken met hun veranderde systeem en rol in het leven. De bereidheid van de vrouwen om na hun scheiding de zorg te combineren met (vrijwilligers)werk is een gedachte die ook aangewakkerd kan worden bij de getrouwde vrouwen.
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
12. Literatuurlijst Internet: www.combiwel.nl www.eva-noord.nl www.noord.amsterdam.nl www.cbs.nl www.os.amsterdam.nl www.nationaalkompas.nl/bevolking/segv/wat-is-sociaaleconomische-status/ http://zorgvoorjeouders.marokko.nl/index.php?nav=static&pagina=Interview_Psychiater_Said_Bella http://www.psy.nl/meer-nieuws/nieuwsbericht/article/ftah-al-bab-doorbreekt-taboe-oppsychiatrie/ http://www.verwey-jonker.nl/doc/vitaliteit/D2561103_def.pdf http://www.interculturelecommunicatie.com/download/interculturele.html http://www.vub.ac.be/wetenschapswinkel/publicaties/2008-2009/masterproefWWMaraLeSage.pdf http://www.rwi.nl/CmsData/File/2008/Allochtone_vrouwen_in_de_zorg_okt_2008-DEF.pdf\ http://www.verwey-jonker.nl/doc/vitaliteit/Van%20presentie%20tot%20correctie_8802-A.pdf
Boeken:
50
-
Boeije, H., Hox J., ’t Hart, H., Onderzoeksmethoden, 8e druk, Boomonderwijs, 2007. Baarda en De Goede, Basisboek methode en technieken, 4de druk, Wolters Noordhoff, 2007.
-
Verhoeven, N., Wat is onderzoek?, 3e druk, Boomonderwijs, 2010.
-
Veldboer, L., Duyvendak, L.W en Bouw, C, De mixfactor: integratie en segregatie in Nederland, 1ste druk, Boomonderwijs, 2007.
-
Scheffer,P., Het land van aankomst , 12de druk, De Bij, 2009.
-
Dr. Delnooz, P.V.A., Creatieve Actie Methodologie, 1ste druk, Boom Lemma, 2010.
-
A.J. Struijs, H.J. Wennink, Allochtone clienten en geestelijke gezondheidszorg, 2000.
-
Macionis, J., Peper,B., Van der Leun, J., De samenleving, 9de druk, Pearson Education Benelux B.V, 2010.
-
Rooijendijk, L. en Sommer, J.H, , Mens werk en maatschappij, 2de druk, Nelissen, 2002.
-
Spies, H., Van Schoren, J., Maatschappelijke participatie. Van Arkel, 2005
-
Van Regenmortel, T., Empowerment en participatie van kwetsbare burgers, ervaringskennis als kracht. SWP 2010
-
Van Regenmortel, T., Empowerment en Maatzorg: een krachtgerichte psychologische kijk op armoede, 1e druk, Acco, 2002
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
-
Seligman, M.E.P. (1975). Helplessness: On Depression, Development, and Death. San Francisco: W.H. Freeman (samenvatting van het artikel gelezen op Wikipedia)
Artikelen:
51
-
Projectplan EVA 2011-2013
-
Wilkinson, A. 1998. Empowerment: theory and practice. Personnel Review. (online). Vol. 27, No. 1, 40-56. Accessed February 16, 2004
-
Kitapciyan, 2008, Turkse moeder op de arbeidsmarkt
-
RMO,2008, Verkenning participatie: arbeid, vrijwillige inzet en mantelzorg in perspectief
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
13. Begrippenlijst A Adagium: Motto, spreuk Allochtoon: Persoon van wie minimaal één van de ouders in het buitenland geboren is. Arbeidsethos: Het geheel aan betekenissen, verwachtingen en ambities die een individu kan hebben ten opzichte van arbeid. Autochtoon: Oorspronkelijke bewoner van een land. Autonomie: Zelfstandigheid, onafhankelijkheid van personen. B Barrière: Hindernis Burgerparticipatie: Het regelmatig betrekken van diverse doelgroepen bij de uitvoering van werken in publieke gelegenheden. Burgerschapswaarden: De mate waarin iemand zich geroepen voelt om als burger actief te zijn. Burgerschapsvaardigheden: De mate waarin iemand in staat is om als burger actief te zijn. Burgerschapsgedrag: De mate waarin iemand als burger actief is. C Cohesie: Samenhang Cross culturele communicatie: Communicatie tussen personen met verschillende culturele achtergronden. E Emancipatie: Ontwikkeling en streven naar gelijke rechten en zelfstandigheid Empowerment: Iemand in staat stellen eigenmachtig te beslissen en te handelen; ook methodieken gericht op individuen Etnische minderheden: Een kleine, qua afkomst onderscheiden groep. G Genderongelijkheid: Sociale(in tegenstelling tot de biologische)verschillen tussen vrouwen en mannen, die aangeleerd zijn, met de tijd kunnen veranderen en zowel binnen als tussen culturen sterk variëren. Gezinshereniging: Weer verenigen van gezinsleden die gescheiden leven, vooral het overbrengen van gezinsleden van buitenlandse arbeiders naar het land waar de kostwinner werkt H Hypothese: Veronderstelling die men als waarheid aanneemt I Individualistisch: Eigenzinnig Interculturalisatie: Het proces van intercultureel worden; bijvoorbeeld het proces dat nodig is om een arbeidsorganisatie van monocultureel naar multicultureel te ontwikkelen. Intrinsieke waarde: Wezenlijk, innerlijke waarde Immaterieel: Niet tastbaar, geestelijk. L Leefklimaat: Sfeer waarin men leeft Loyaliteit: Trouw aan elkaar, aan een regering, partij e.d.
52
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
M Materieel: Materialisme, iets dat betrekking heeft op het stoffelijke. Migrant: Iemand die naar een andere streek of ander land verhuist. O Ontzuiling: Het wegvallen van naast elkaar bestaande structuren in een samenleving die duidelijk getekend zijn door verschillende levensbeschouwelijke groepen binnen die samenleving. Het is het tegenovergestelde van verzuiling. P Participatie: Het hebben van een aandeel in iets, deelname. Participatiemaatschappij: Meer eigen verantwoordelijkheid nemen en verwachten van burgers. R Rationeel: Een manier van denken waarbij men niet alleen rekening houdt met logische principes, inhoud en uitgangspunten, maar ook het effect van het denkproces. Referentiekader: De algemene samenhang van factoren die voor een persoon of een gemeenschap de psychische werkelijkheid op een zeker ogenblik vormen. S Sociale cohesie: Onderlinge samenhang Sociale controle: Sociologisch begrip dat betrekking heeft op het gedrag van leden van samenlevingsverbanden. Door sociale controle wordt bewerkstelligd dat mensen zich aanpassen aan gedrag dat van hen in de groep verwacht wordt. Gedrag in groepen wordt bepaald door sociale normen. V Verzorgingsstaat: Staat waarin het stelsel van de sociale voorzieningen zo sterk is ontwikkeld dat het welzijn en de materiële zekerheid van alle onderdanen van die staat volledig gegarandeerd zijn. Z Zelfredzaamheid: Vermogen om dagelijkse algemene levensverrichtingen zelfstandig te kunnen doen. Zorgethos: Mate van verantwoordelijkheid die een individu neemt ten opzichte van huishoudelijke en zorgtaken.
53
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Bijlage I: Statistische gegevens Amsterdam Noord Amsterdam Noord Deelnemers van EVA en Combiwel wonen voornamelijk in Amsterdam Noord. Beide organisaties zijn gevestigd in de Vogelbuurt. De meeste deelnemers wonen in de directe omgeving van EVA en Combiwel. In onderstaande tabellen staat informatie weergegeven over de Vogelbuurt op het gebied van bevolking, huishoudens, leeftijd, herkomstgroepering, inkomen en woningvoorraad.
In bovenstaande tabel is te zien dat het percentage man/vrouw verhouding in de Vogelbuurt redelijk gelijk staat aan de verhouding die stads breed is. (Bron: CBS)
Uit bovenstaande tabel is af te lezen dat de gemiddelde gezinsgrootte redelijk gelijk is aan het gemiddelde van de gezinsgrootte stads breed. Opvallend is dat het percentage van gezinnen met kinderen in de Vogelbuurt 5% hoger ligt dan het percentage stads breed. (Bron: CBS)
32% van de bevolking in de Vogelbuurt is tussen de 0-25 jaar. Vergeleken met het gemiddelde van Amsterdam is deze 5% hoger. Het aantal 65 plussers is lager dan het gemiddelde van Amsterdam. De groep die behoort tot de middenklasse is gelijk aan het gemiddelde van Amsterdam. (Bron: CBS)
54
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Opvallend is dat het gemiddeld besteedbaar inkomen veel lager is dan het gemiddelde stads breed. Als we kijken naar de percentages lage inkomens zien we dit percentage maar liefst 10% hoger is dan het stedelijk gemiddelde. Het percentage van hoge inkomens ligt 12% lager dan het stedelijk gemiddelde. (Bron: CBS)
In de Vogelbuurt zijn veel sociale huurwoningen. Veel van deze woningen zijn oud en toe aan renovatie. Als wordt gekeken naar de woningwaarde van woningen in de Vogelbuurt zien we dat dit ruim 25% lager ligt dan het stedelijk gemiddelde. (Bron: CBS) Bevolking stadsdeel Noord naar buurten en herkomstgroepering, 1 januari 2011
Buurt: IJplein e.o. Vogelbuurt Zuid Vogelbuurt Noord
Westerse Surinamers Antillianen Turken Marokkanen allochtonen 255 26 144 343 288 516 96 244 801 432 119
21
32
166
157
Autochtonen Totaal 1094 2562 1572 4330 585
1227
Uit bovenstaande tabel is af te lezen dat de meerderheid van de bevolking van de Vogelbuurt bestaat uit allochtone mensen. Onder de allochtone bevolking is de Marokkaanse gemeenschap in de meerderheid gevolgd door de Surinaamse en Turkse gemeenschap. (Bron: onderzoek en statistiek Amsterdam)
55
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Bijlage II: Vragenlijst veldonderzoek Enquêtevragen Organisatie o o
EVA Combiwel
Geslacht o o
Man Vrouw
Leeftijd o o o o o o
21-30 jaar 31-40 jaar 41-50 jaar 51-60 jaar 61-70 jaar >70
Werk(ervaring) o o o o o
Werkt fulltime Werkt parttime Werkloos met werkervaring Werkloos zonder werkervaring Vrijwilligerswerk
Afkomst o o o o o o o
56
Nederlands Marokkaans Turks Surinaams Antilliaans Egyptisch Overig
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Woonduur in Nederland o < 5 jaar o > 5 jaar o >10 jaar o >20 jaar o >30 jaar Waarvan ….. jaar in Amsterdam-Noord Gezinssamenstelling o o o o o o
Alleenstaand zonder kinderen Alleenstaand met …… kinderen Samenwonend zonder kinderen Samenwonend met 1-2 kinderen Samenwonend met 3-4 kinderen Samenwonend met >4 kinderen
Scholing o o o o o
Nooit naar school gegaan Basisschool Middelbare school MBO niveau 1/2/3/4 Hoger Onderwijs
Woonachtig in o o o o o
Vogelbuurt/Ijplein/Van der Pek-buurt Nieuwendam Banne Elders in Noord Ander stadsdeel
Woonoppervlakte o o o o
< 30 m2 31 - 50 m2 51 - 70 m2 > 71 m2
Gezondheid Welk cijfer geeft u uw gezondheid? 1
57
2
3
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
4
5
6
7
8
9
10
Is er iemand uit de hulpverlening of omgeving die u helpt of ondersteunt? o o
Ja Nee
Interviewvragen: De interviewvragen zijn verdeeld onder vijf kopjes: -Eerste stap tot deelname -Thuissituatie -Omgevingsfactoren: familie, cultuur en religie -Motivatie, beweegredenen en belemmeringen -Vervolgstap naar zelfstandig maatschappelijke participatie
Eerste stap tot deelname 1. 2. 3. 4.
Via wie bent u bij EVA/Combiwel terecht gekomen? Waarom bezoekt u EVA/Combiwel? Welke activiteiten volgt u bij EVA/Combiwel? Hoelang komt u bij EVA/Combiwel? o < 3 maanden o 3 tot 6 maanden o 6 tot 9 maanden o 9 tot 12 maanden o > 1 jaar Aantal dagen per week:
Thuissituatie 5. 6. 7. 8.
Hoe belangrijk vindt u het om thuis de zorgtaken te doen? Wie verdient thuis het geld, wie zorgt voor het inkomen? Wat is uw rol in het gezin? Wat zou er volgens u veranderen als u (ook) zou werken?
Omgevingsfactoren: familie, cultuur, religie 9. Heeft u hier mensen leren kennen? Zo ja, heeft u buiten EVA/Combiwel ook contact met deze mensen? 10. Wat betekenen deze mensen voor u? 11. Doet u weleens iets samen met deze personen? 12. Heeft u contact met uw familie? Zo ja, wat betekenen zij voor u? 13. Wat vindt uw huisgenoot ervan dat u deelneemt aan activiteiten bij EVA/Combiwel? 14. Vindt u geloof belangrijk? Onbelangrijk
1
58
2
Belangrijk
3
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
4
5
6
7
8
9
10
Wat zegt uw geloof over vrouwen/mannen die werken en/of actief deelnemen in de maatschappij? ____________________________________________________________________________ 15. Vindt u cultuur belangrijk? Onbelangrijk
1
2
Belangrijk
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat zegt uw cultuur over vrouwen/mannen die werken en/of actief deelnemen in de maatschappij? ____________________________________________________________________________ Motivatie, beweegredenen en belemmeringen 16. Hoe belangrijk is EVA/Combiwel voor u? Onbelangrijk
1
Belangrijk
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Belangrijk, omdat ____________________________________________________________________________ Onbelangrijk, omdat ____________________________________________________________________________ 17. 18. 19. 20.
Waarom hebt u niet eerder deelgenomen aan de activiteiten van EVA/Combiwel? Wat is voor u belangrijk in uw leven? Waar heeft u plezier in? Vindt u de activiteiten bij EVA/Combiwel leuk? Nee
1
Ja
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Zo ja, wat vindt u leuk? ____________________________________________________________________________ Zo nee, wat vindt u niet of minder leuk? ____________________________________________________________________________ 21. Wat zou u graag willen leren bij de activiteiten? 22. Wat vindt u van de sfeer bij EVA/Combiwel? Slecht
1
Goed
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat vindt u goed/slecht aan de sfeer? ____________________________________________________________________________ 23. Hoe belangrijk vindt u werken? Onbelangrijk
1
59
2
Belangrijk
3
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
4
5
6
7
8
9
10
24. 25. 26. 27. 28. 29. 30.
Wat zijn voor u redenen om te gaan werken? Hoe belangrijk vindt u het om uw eigen geld te verdienen, financieel onafhankelijk te zijn? Wat houdt u tegen om te werken en/of een opleiding te volgen? Wat zijn belemmeringen voor u om activiteiten buitenshuis te gaan doen? Wat zijn uw hobby’s? Wat is uw sterke kant tijdens de lessen/activiteiten? Hoe voelt u zich binnen de groep bij EVA/Combiwel? Onprettig
1
Prettig
2
3
4
5
6
7
8
9
10
31. Kunt u het goed vinden met de andere deelnemers/begeleiders? Nee
1
Ja
2
3
4
5
6
7
8
9
10
32. Wat vindt u van de begeleiding bij EVA/Combiwel? Slecht
1
Goed
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat vindt u goed/slecht aan de begeleiding? ____________________________________________________________________________
Vervolgstap naar zelfstandig maatschappelijk participatie 33. Heeft u eerder deelgenomen aan activiteiten bij EVA/Combiwel? 34. Waarom bent u daarmee doorgegaan? 35. Wilt u na afloop van de groepsbijeenkomsten bij EVA/Combiwel blijven en meedoen met volgende activiteiten? o Ja: welke activiteiten en waarom? _____________________________________________________________________ o Nee: waarom niet? _____________________________________________________________________ 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43.
60
Welk werk lijkt u leuk om te doen? Waarom? Wat denkt u nodig te hebben hiervoor? Denkt u dit te kunnen bereiken bij EVA/Combiwel? Denkt u dit op eigen kracht te kunnen realiseren? Als u naar de toekomst kijkt; wat denkt u dat u doet over 5 jaar? Als u mag dromen; wat zou u dan het liefst willen doen over 5 jaar? Passen de activiteiten bij EVA/Combiwel bij uw dromen? Passen de activiteiten bij EVA/Combiwel bij wat u leuk vindt om te doen?
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Bijlage III Perspectief van de onderzoekers Mireille Piqué Ik heb het afnemen van de interviews als positief ervaren. Mijn eerste gedachten bij het afnemen van de interviews was, of ik wel antwoord zou krijgen op alle interviewvragen. De interviewvragen waren best persoonlijk. Als onbekende voor de deelnemers vond ik het begrijpelijk als zij niet op alle vragen antwoord wilden gegeven. Als onbekende voor de deelnemers was ik heel gauw een bekende. Er werden van beide organisaties zowel EVA als Combiwel veel interesse in ons onderzoek getoond. Er werd vaak gevraagd door de deelnemers of de medewerkers van de organisaties hoe de interviews zijn verlopen. Vanuit beide organisaties werd er geregeld dat er van te voren afspraken gemaakt konden worden om interviews af te nemen. Ik vond het heel bijzonder dat ik een interview in het Engels heb afgenomen. Deze deelnemer kwam bij de taallessen, zij was niet goed in Nederlands en ik niet in het Engels. Wij hebben toen besproken dat wij de rollen gaan omdraaien. Ik stelde de vragen in (gebrekkig) Engels en de deelnemer gaf antwoord in het Nederlands. Door het afnemen van de interviews ben ik bewuster geworden over de cultuurverschillen en de invloeden die het geloof met zich mee brengt. Deelnemers die ik heb geïnterviewd hebben altijd met plezier deel genomen aan de interviews. Asia el Bacha Het contact met deze vrouwen was erg goed. Dat ik zelf een allochtone vrouw ben, is denk ik, een groot voordeel in het contact geweest met deze vrouwen. Bij EVA en Combiwel merkte ik dat de meeste vrouwen mij snel in vertrouwen namen en mij al snel veel vertelden. Hierdoor kon ik sneller doordringen tot de oorzaak van hun belemmeringen. Misschien hadden ze het gevoel dat ze door mij sneller en beter begrepen werden dan door iemand die niet dezelfde achtergrond(Marokkaans) heeft als zij. Ik denk ook dat ik deze vrouwen beter begrijp dan iemand die niet dezelfde achtergrond heeft. Ook zeiden de vrouwen dat ze mij ‘Als een dochter’ beschouwden: dat betekent ook dat ze niet afwerend staan ten opzichte van mijn hulp, maar die juist verwelkomen. Mijn achtergrond speelt, in dit geval, dus een heel positieve rol in het contact met de deelnemer omdat er direct een herkenning, een vertrouwdheid is. Twee zaken vond ik opmerkelijk aan het onderzoek. De eerste: dat er niet één oorzaak aan te wijzen was, maar dat het een complex van factoren was, dat maakte dat mensen niet of nauwelijks deelnamen aan de maatschappij. Het waren factoren die elkaar versterkten en samen een vicieuze cirkel creëerden. De tweede was dat deze vicieuze cirkel doorbroken kon worden door mensen meer zelfvertrouwen te geven en daardoor meer zelfredzaam te maken. Zo vind ik de kracht van kleine activiteiten zoals kookavonden, een perfecte manier om een andere cultuur te leren kennen. Je proeft dan letterlijk een andere wereld. Daarnaast heb ik anders leren denken: hoe speelt het gebrekkige Nederlands van deze vrouw een rol in haar lage maatschappelijke participatie? Waarom komt haar man nooit mee? Je bent dichtbij bij de deelnemer en je hebt een ‘helicopterview’. Ik heb dus, denk ik, beter leren schakelen tussen perspectieven en daardoor kan ik beter verklaren vanuit verschillende niveaus. Het was ook prettig om perspectieven met mijn projectgenoten uit te kunnen wisselen en uiteindelijk samen perspectieven te kunnen bepalen. Ik was blij dat ik de deelvraag: ` Op welke wijze zouden de deelnemers gemotiveerd kunnen worden naar een vervolgstap op basis van hun eigen kracht? Van
61
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
het onderzoeksrapport kon schrijven. Ik moest in die vraag de verschillende perspectieven goed onder woorden brengen en vanuit die perspectieven of verklaringen aangeven hoe deelnemers de stap konden zetten naar grotere zelfstandigheid. Dat was precies wat ik het hele project gedaan heb. Ik heb me afgevraagd: ‘Hoe zit dit in elkaar en hoe moeten we nu verder?’ Door dit onderzoek weet ik zeker dat ik in mijn werkzaam leven graag mensen wil helpen om zelfstandig(er) te worden en om ze weer mee te laten draaien in de maatschappij. Ook weet ik dat ik graag met allochtone vrouwen werk. Dit komt misschien ook door mijn eigen achtergrond, maar ook doordat het een vriendelijke, dankbare groep is om mee te werken. Het is bijzonder om als derde generatie vrouw, de vrouwen van de eerste en tweede generatie te helpen wat beter hun weg te vinden in Nederland. Die kans hebben ze zelf (bijna) nooit gehad, maar die kans hebben ze ons wel gegeven. Mariam Lemghary Doordat ik ben gaan nadenken over mijn eigen visie over het onderzoek ben ik gaan evalueren op het gehele proces. Ik heb het zeer uitdagend gevonden om een onderdeel te mogen zijn van dit project. Ik ben altijd erg geïnteresseerd geweest in verschillende culturen en beweegredenen van mensen. Persoonlijk ben ik erg nieuwsgierig van aard en ben ik erg geïnteresseerd in mensen, wat hun beweegredenen zijn, waarom ze denken zoals ze denken en wat hun levensopvattingen zijn. Ik ben wat dat betreft nooit uitgekeken en ben altijd op allerlei manieren mijn kennis aan het verbreden. Doordat we bij dit onderzoek gebruik hebben gemaakt van diepte-interviews ben ik aan mijn ‘trekken’ gekomen en had ik veel gelegenheid gehad om door te vragen. Ik heb veel interessante gesprekken hierdoor kunnen voeren. Ik ben er van bewust dat mijn dubbele identiteit hier een groot rol in heeft gespeeld. Door mijn achtergrond (Nederlandse van Marokkaanse afkomst) heb ik het gevoel dat ik veel heb kunnen bereiken als het gaat om informatie verzamelen. Veel respondenten die ik heb gesproken waren van Marokkaanse afkomst of een ander Arabisch land. Aangezien de meeste respondenten de Nederlandse taal niet sterk zijn en Arabisch spreken, heb ik ook zo mijn moedertaal ingezet om op een makkelijke manier met de deelnemers te communiceren. Hierdoor konden de respondenten veel informatie geven omdat ze zich niet beperkt voelden. Ook kreeg ik vaak te horen van de Arabische vrouwen (Marokkaans en Egyptisch) dat ik een dochter van hen kon zijn. Hierdoor werden ze extra gemotiveerd om mij te helpen aan dit onderzoek, omdat ze het mij gunde dat ik het onderzoek goed zou afsluiten. Tijdens mijn opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening heb ik veel aan mijn beroepshouding gewerkt. Ik heb hierdoor een respectvolle, belangstellende en open houding ontwikkeld. Ik ben van mening doordat ik open ben naar mensen toe dat ik dit ook terugkrijg van hen. Ömer Yalcin Vooraf aan de interviews was ik zeer benieuwd hoe ik bij de vrouwen van de welzijnsinstellingen ontvangen zou worden als enige mannelijke groepslid. Ik was vooral benieuwd of dit effect zou hebben op de bereidheid van de vrouwen om mee te werken aan het interview. Als ik terugkijk op het hele proces kan ik zeggen dat ik hier bijna geen hinder van heb ondervonden. Ik zeg bijna, omdat slechts één deelnemer weigerde om mee te werken. Dit was een vrouw in boerka en zij gaf netjes aan dat het een principiële kwestie was voortvloeiend vanuit haar geloofsovertuiging. Ook heb ik gezien dat sommige vrouwen selectief waren bij het wel of niet meewerken aan de interviews. Ik
62
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
kreeg van mijn groepsleden te horen dat er Turkse vrouwen waren die niet wilden meewerken aan het interview. Ik benaderde deze vrouwen en deed een poging om ze over te halen om mee te werken aan het interview. Toen ze zagen dat ik dezelfde achtergrond had als hun waren ze opeens bereid om mee te werken. Als we een bredere schets maken van dit specifieke voorbeeld, kan het veel verklappen over de criteria van deze groep vrouwen om geactiveerd te worden. Eenmaal begonnen aan het interview deden deze vrouwen enthousiast mee. Ik denk dat veel kansarme vrouwen vanwege onjuiste benadering niet in staat worden gesteld een stap te zetten richting participatie. Dat is jammer, want deze vrouwen zijn wel potentiele deelnemers die niet benut zijn in onze maatschappij, terwijl de bereidheid van de deelnemers wel aanwezig is. Ik kijk terug op een leuk en interessant onderzoek. Doordat de onderzoeksvraag in mijn ogen best breed te noemen is, hebben we een vragenlijst opgesteld die gericht was op verschillende leefgebieden van de deelnemers. Hierdoor we enorm veel informatie hebben verzameld. Veel deelnemers hebben een geschonden levensverhaal en het waren zeer persoonlijke gesprekken. Wij hebben relevante en bruikbare informatie verwerkt in ons onderzoek. Ik hoop dat u veel leesplezier heeft gehad. Ouassila Es-Sannouni Het onderzoek heb ik als zeer prettig ervaren. Dit is onder anderen te danken aan de opdrachtgevers EVA en Combiwel. Die hebben gedurende het veldonderzoek ons voldoende ruimte gegeven om in contact te komen met de deelnemers. Ik vond het zeer interessant om de interviews af te leggen bij de respondenten. Ik had aan het begin van het onderzoek verondersteld dat de deelnemers terug houdend zouden zijn om deel te willen nemen aan het onderzoek. Echter was dit niet het geval. De deelnemers vertelden openhartig over hun belevingen binnen de instellingen en over hun persoonlijke leven. Als onderzoeker vond ik dit erg prettig om deelnemers tegenover mij te hebben die graag over zich zelf wilden vertellen. Dit bood mij ingang om diepgaande vragen te stellen. Op die manier werd mogelijk om informatie te verzamelen om daarmee de kans te vergroten om inzichten te verkrijgen in de beleving van de deelnemers. Ik ervaar als Marokkaanse onderzoeker dat de deelnemers graag het woord wilden voeren in het Arabisch. Tevens was het opvallend dat de deelnemers vroegen ‘wat gaan jullie met de informatie doen?’ Ze vertrouwden mij sneller in eigen taal als ik vertelde wat het doeleinde was van alle vragen die ze moesten beantwoorden. Ik had het gevoel dat ze daarna meer bereid waren om openhartig het onderzoek in te gaan. Vanaf het begin van het onderzoek was ik voornamelijk bezig met het literatuuronderzoek. Dit vergrootte bij mij de drang om daadwerkelijk kennis te kunnen maken met de deelnemers. Mijn doel was dan ook om gedurende het veldonderzoek de werkelijkheid te verkennen. Ik kan concluderen dat dit goed is gelukt ik heb voldoende informatie kunnen verkrijgen. Tevens ben ik meer te weten gekomen over de belevingswereld van de deelnemers.
63
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Bijlage IV Taakverdeling Ouassila Samenvatting Mariam en Ömer 1. Inleiding Ouassilla en Ömer Probleemformulering en centrale vraagstelling 2.1 Doelgroep 2.2 Doelstelling 2.3 Onderzoeksvraag 2.4 Deelvragen
Asia, Mireille en Mariam 3. Methode 3.1 Kwantitatief en kwalitatief 3.2 Onderzoeksmethode 3.3 Veldonderzoek en deskresearch 3.4 Rol 3.5 Betrouwbaarheid en validiteit 3.6 Bruikbaarheid 3.7 Inductie en deductie
Mariam en Ömer 4. Statistische gegevens
Mariam 5. Maatschappelijke positie 5.1 Maatschappelijke positie 5.2 Gezin en familie 5.3 Cultuur en religie 5.4 Sociaal netwerk 5.5 Deelnemers die extra zorg, hulp en aandacht behoeven 5.6 Sociaal economische status
Ömer 6. Beweegredenen van de deelnemers 6.1 Motieven richting werk/activering 6.2 Genderverschillen 6.3 Immateriële waarden versus materiële waarden 6.4 Zorgethos 6.5 Arbeidsethos 6.6 Van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij
64
Onderzoek: Eigen Kracht 2012
Mireille 7. Belemmeringen van de deelnemers 7.1 Gezin 7.2 Lichamelijk en psychische klachten 7.3 Leeftijd 7.4 Angst voor het onbekende
Ouassila 8. Aanbod en verbetering van EVA en Combiwel 8.1 Aanbod EVA 8.2 Aanbod Combiwel 8.3 Vraag van de deelnemers 8.4 Huidig aanbod 8.5 Belangrijke factoren 8.6 Verbeterpunten volgens deelnemers
Asia 9. Vervolgstap op basis van eigen kracht
Alle groepsleden 10. Conclusies
Mariam, Ömer en Ouassila 11. Aanbevelingen
65
Onderzoek: Eigen Kracht 2012