Rotterdams Leefstijlprogramma
Van Klacht naar Kracht ZORGMONITOR
GGD Rotterdam-Rijnmond Postbus 70032 3000 LP Rotterdam tel (010) 433 99 66
[email protected] www.ggd.rotterdam.nl Cluster Zorgregie November 2008 Oplage 200 exemplaren
% Het eerste jaar: september 2007 – september 2008
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Inleiding
7
1
9
Kenmerken van de deelnemersgroep
1.1 Omvang van de deelnemersgroep
9
1.2 Gezondheidscentra
10
1.3 Persoonskenmerken van de deelnemers
11
2
12
Resultaten van de nulmeting
2.1 Beweeggedrag
12
2.2 Gezondheid en pijnklachten
14
2.3 Eten en drinken
15
2.4 Medische maten
16
2.5 Gevoel van regie over eigen leven
19
2.6 Conclusies
20
3
Vorderingen van de deelnemers na drie maanden: eerste tussenmeting
21
4
Tweede tussenmeting
23
5
Samenvatting en conclusies
26
Bijlage 1
27
Bijlage 2
28
3
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
Voorwoord Het programma van Klacht naar Kracht staat of valt bij samenwerking. Met z’n allen hebben we een geweldige uitdaging aangedurfd: het opzetten van ketens van activerende zorg in verschillende deelgemeenten van Rotterdam. Intensieve samenwerking realiseren daar waar deze nog niet bestond. In de zorg en buiten de zorg, in het gezondheidscentrum en in de wijk. Met als doel om Rotterdammers met gezondheidsproblemen een duwtje in de rug te geven bij ’t werken aan een betere gezondheid. Want het is niet eenvoudig om ingesleten gewoonten om te gooien en in beweging te komen. We zijn met z’n allen dan ook razend benieuwd geweest naar de resultaten na een jaar hard werken en zijn blij met deze eerste notitie. En wat een werk zit er achter al de gepresenteerde cijfertjes! Van de deelnemers, de financiers, de pleit bezorgers, de cursusaanbieders, contactpersonen, etc., etc. Ik noem speciaal het werk van leefstijladviseurs, die in hun gezondheidscentrum of fysiotherapiepraktijk een hele nieuwe functionaliteit hebben neergezet. Die nieuwe contacten in de wijk zijn aangegaan om ervoor te zorgen dat deelnemers kunnen doorstromen naar geschikte activiteiten buiten de huisartsenzorg. Die én coachen én vragen naar gegevens voor de registratie. De eerste resultaten zijn absoluut bemoedigend. Nu is het natuurlijk zaak dat de deelnemers een gezonde leefstijl volhouden. Zullen ze de goede resultaten vast weten te houden? We zullen het zien bij de afsluitende monitor in 2010. We zijn nu al weer benieuwd. Namens het samenwerkingsverband Van Klacht naar Kracht, Tine de Hoop Programmaleider GGD Rotterdam-Rijnmond
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
4
5
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
Inleiding In september 2007 is de uitvoering van het Rotterdamse leefstijlinterventieprogramma Van Klacht naar Klacht gestart. Het programma is een gezamenlijke inspanning van het samenwerkingsverband van Van Klacht naar Kracht (VKnK). Onderdeel van de onderling overeen gekomen afsprakenset is het monitoren van de vorderingen van de deelnemers aan het programma. De sectie Zorgmonitor van de GGD Rotterdam-Rijnmond rapporteert hierover. In deze monitor leest u over de bevindingen na het eerste pilotjaar. In 2010 verschijnt de tweede en afsluitende monitor. Voor een compleet beeld van de ontwikkeling en het resultaat van het gehele programma is er naast de monitor ook een tevredenheidsonderzoek onder de deelnemers uitgevoerd (Matthijssen, 2008)1 en zijn afspraken gemaakt voor de uitvoering van een procesevaluatie, waarvan in februari 2009 een verslag uitkomt. De uitkomsten van de procesevaluatie worden verwerkt in het lopende kwaliteitstraject binnen het programma.
zijn beweegactiviteiten en voedingsadvies. De deelnemer krijgt bovendien bij het doorlopen van het leefstijltraject persoonlijke begeleiding van een leefstijladviseur.
We merken op dat het in dit onderzoek gaat om een monitor en niet zozeer om een evaluatie of effectmeting. De lezer treft in deze rapportage een beschrijving aan van de resultaten van de deelnemersgroep en geen toetsing waarbij de effecten ook worden afgezet tegen resultaten van bijvoorbeeld een controlegroep. Het programma Van Klacht naar Kracht is niet het enige in zijn soort. Voorbeeldprogramma’s zijn Big!Move (dat draait in Amsterdam en Utrecht) en het programma Bewegen op Recept (dit wordt al geruime tijd in Den Haag uitgevoerd). Samen met Van Klacht naar Kracht hebben deze programma’s model gestaan voor het programma Beweegkuur van VWS. Aan Beweegkuur is een uitgebreide effectevaluatie verbonden die elders wordt uitgevoerd. Vanwege de grote overeenkomsten tussen Beweegkuur en Van Klacht naar Kracht zullen de uitkomsten van deze effectmeting ook staan voor de effecten van Van Klacht naar Kracht.
De deelnemers aan het programma hebben prediabetessymptomen, diabetes, chronische a-specifieke pijnklachten, of depressieve klachten. De huisarts verwijst op basis van een indicatieformulier (zie bijlage 2) door naar de leefstijladviseur.
Het traject is als volgt opgebouwd: • Fase 1: bewegen in groepsverband bij de fysio therapeut; maximaal drie maanden • Fase 2: een cursus Samen Sportief Afvallen of een cursus Liever Bewegen Dan Moe; maximaal drie maanden • Fase 3: deelname aan een beweegactiviteit in de wijk, maximaal zes maanden De keuze voor de verschillende fases is afhankelijk van de individuele gezondheidsklachten en motivatie van de cliënt: het is een traject op maat. Leefstijladviseur en cliënt beslissen samen welke activiteiten het meest geschikt zijn. Het programma duurt voor de deelnemer in totaal maximaal één jaar. In bijlage 1 is het traject schematisch weergegeven.
In het hele traject werken verschillende partners samen in een keten: eerstelijns zorgaanbieders, Stichting Zorgimpuls, Achmea Zorg, Thuiszorg Rotterdam, preventieve GGZ instellingen, gemeente Rotterdam en deelgemeenten. Doel en opzet van de monitor Twee vragen zijn richtinggevend bij de monitor, namelijk: • Bereikt het programma de groep van mensen met (pre)diabetes en chronische a-specifieke pijnklachten/ depressieve klachten? • Wat zijn de resultaten van het programma in termen van gezondheidswinst voor de deelnemersgroep? Gezondheidswinst is vertaald naar ‘ervaren gezond heid’, pijnklachten, een aantal medische maten, eet/ drink- en beweeggedrag en conditie.
Het programma Van Klacht naar Kracht Centraal in het programma staat het voorkomen dat beginnende klachten leiden tot chronische aandoeningen, met name diabetes en depressie. Patiënten die extra risico lopen op deze aandoeningen, of deze al hebben ontwikkeld, krijgen gezonde leefstijlactiviteiten aangeboden. Dit aanbod staat naast de zorg die men normaal al krijgt. Voorbeelden van deze leefstijlactiviteiten
Tijdens het eerste gesprek tussen de deelnemer en de leefstijladviseur wordt een vragenlijst afgenomen en wordt een aantal metingen verricht, zoals gewicht en bloeddruk. Na elke fase die is doorlopen, wordt opnieuw
1 Notitie deelnemers over Van Klacht naar Kracht, M. Matthijssen, Zorgmonitor GGD Rotterdam-Rijnmond, november 2008.
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
6
7
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
1 Kenmerken van de deelnemersgroep
een vragenlijst ingevuld die inzicht moet geven in de vorderingen van de deelnemers.
In dit hoofdstuk gaan wij in op de omvang van de deelnemersgroep (paragraaf 1.1), de gezondheidscentra waar de deelnemers het programma volgen (paragraaf 1.2) en enkele persoonskenmerken van de deelnemers (paragraaf 1.3).
De metingen in dit gehele traject vormen de meetmomenten in de monitor. Meting
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
Evaluatiemoment
Nulmeting
T0
Eerste tussenmeting
T1
Tweede tussenmeting
T2
Eindmeting (nog uit te voeren)
T3
1.1 Omvang van de deelnemersgroep Huisartsen verwezen in de periode van één jaar 684 patiënten door naar de verschillende leefstijladviseurs. Van deze patiënten hebben op het moment dat dit onderzoek plaatsvond 468 patiënten een intakeformulier ingevuld. Deze patiënten vormen op dit moment de deelnemersgroep in de nulmeting (T0).
De nulmeting, eerste tussenmeting en tweede tussen meting maken onderdeel uit van deze monitor. Dit geldt niet voor de eindmeting, aangezien nog onvoldoende deelnemers deze fase van het programma hebben bereikt.
of onjuist doorverwezen en soms bleken zij onvoldoende gemotiveerd te zijn voor het programma. In een aantal andere gevallen werden de kosten voor de deelname niet vergoed door de verzekeraar, omdat het programma buiten de dekking van de polis viel. Een andere reden die we hier willen vermelden is dat nog niet van alle patiënten een volledig ingevuld intakeformulier beschikbaar is. Zij staan op een wachtlijst en kunnen de komende tijd nog als deelnemer aan het programma worden toegevoegd. Daarnaast zijn er 48 patiënten doorverwezen op twee Beweegkuurlocaties, die meetellen voor de gemeentelijke Van Klacht naar Kracht inspanningen, maar die een eigen monitortraject volgen.
Er bestaan verscheidene redenen voor het verschil tussen de aanvankelijke instromers (i.e. de 684 doorverwezen patiënten) en het aantal van 468 deelnemers op het moment van de nulmeting. Een deel van hen is door de huisarts doorverwezen, maar neemt uiteindelijk niet aan het programma deel. Sommige patiënten zijn ten onrechte
Leeswijzer De opbouw van de notitie is als volgt. Allereerst komen in hoofdstuk 1 de kenmerken van de deelnemersgroep aan de orde, in termen van respons, gezondheidscentra waar zij het programma volgen en enkele persoons kenmerken. Vervolgens bespreken we in hoofdstuk 2 de uitgangssituatie (T0), waarbij we ingaan op aanvangswaarden van specifieke gezondheidsmaten. Daarna wordt in hoofdstuk 3 gekeken naar de vorderingen die de deelnemers na drie maanden (T1) hebben gemaakt in vergelijking tot deze aanvangswaarden. Het betreft hier de eerste tussenmeting. In hoofdstuk 4 volgt een bespreking van de tweede tussenmeting (T2). In hoofdstuk 5 vatten we de bevindingen samen en formuleren we onze conclusies.
Tabel 1.1 Aantal geretourneerde formulieren op vier verschillende meetmomenten, gegevens per 1 oktober 2008 Aantal Patiënten verwezen door huisarts
684
Geëxludeerde deelnemers en Beweegkuurdeelnemers
216
Aantal geretourneerde formulieren nulmeting (T0)
468
Aantal deelnemers met nog niet ingevulde T=1 formulieren
211
Stoppers na T=0
51
Aantal geretourneerde formulieren Eerste tussenmeting (T1)
206
Aantal deelnemers met nog niet ingevulde formulieren T=2
154
Aantal geretourneerde formulieren Tweede tussenmeting (T2)
52
Aantal deelnemers met nog niet ingevulde formulieren T=3
44
Aantal geretourneerde formulieren Eindmeting (T3)
8
De eerste tussenmeting (T1) is gebaseerd op 206 vragenlijsten. Dit betekent dat (nog) niet alle deelnemers naar een volgende fase zijn doorgestroomd. Een deel van de deelnemers wacht nog op de start van die fase, omdat er in de praktijk vertraging is ontstaan
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
8
met het organiseren van de activiteiten. Een ander deel is nog actief in de betreffende fase waarin ze zich bevinden. Verder is een deel (51 personen) vroegtijdig met het programma gestopt. De redenen hiervoor zijn geregistreerd door de leefstijladviseurs, maar op het
9
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
moment van schrijven nog niet beschikbaar voor deze rapportage.2
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
Gezien de beperkte aantallen op T2 en T3, zal de focus in de notitie liggen op T0 en T1. We blikken aan het eind van deze notitie vooruit op de gegevens van T2 omdat deze een positieve tendens schetsen over het vervolgtraject van Van Klacht naar Kracht.
Voor de tweede tussenmeting (T2) zijn er voor deze eerste monitor 52 deelnemers. Voor de eindmeting (T3) zijn er vooralsnog acht deelnemers. Dit resultaat geldt voor de huidige stand van zaken en is dus niet de definitieve respons. Ook voor deze beide metingen geldt dat er bij sommige deelnemers sprake is van vertraging.
In het schema hierna is bovenstaande fasering en respons weergegeven.
Schema deelname en uitval in de verschillende fases van het programma op het moment van onderzoek
1.3 Persoonskenmerken van de deelnemers In tabel 1.2 staan de persoonskenmerken van de deelnemers aan het programma. Bijna vier van de vijf deelnemers (79%) is vrouw. Driekwart (76%) is 45 jaar of ouder. Meer dan de helft van de deelnemers is getrouwd of samenwonend (57%). Met betrekking tot de etniciteit van de deelnemers zien we dat ook deelnemers van allochtone afkomst zijn vertegenwoordigd, met name
Surinamers (19%) en Turken (18%). Het opleidingsniveau van de deelnemers is laag. 17% heeft geen opleiding en 21% heeft alleen lager onderwijs genoten. Bijna een kwart (23%) van de deelnemers heeft een opleiding op MBOniveau of hoger. Voor de totale Rotterdamse bevolking ligt dat percentage op 62%.
Tabel 1.2 Achtergrondkenmerken van de deelnemers
468 in traject
% Deelnemers 211 in traject
154 in traject
Geslacht (n=423)
44 in traject
man
21
vrouw
79
Leeftijd (n=383)
<= 34 jr.
7
35-44 jr.
17
45-54 jr.
33
55-64 jr.
28
>= 65 jr.
15
Getrouwd, samenwonend
57
Ongehuwd, nooit getrouwd geweest
13
Gescheiden, gescheiden levend
22
Weduwe, weduwnaar
8
Nederlands
35
Surinaams
19
Antilliaans/Arubaans
6
Turks
18
Marokkaans
9
Overig westers
5
Overig niet-westers
8
Geen opleiding
17
Lager onderwijs
21
Lager of voorbereidend beroepsonderwijs
20
Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs
19
Middelbaar beroepsonderwijs en beroepsbegeleidend onderwijs
9
Hoger (beroeps)onderwijs (incl. HAVO en VWO)
10
Wetenschappelijk onderwijs
1
Anders
3
468
T0
206
52
T1
T2
(8)
T3
Burgerlijke staat (n=458)
51 personen, uitval gedurende hele traject
Etniciteit (n=440)
1.2 Gezondheidscentra De begeleiding van de deelnemers vindt plaats door een leefstijladviseur in een gezondheidscentrum (GC). De leefstijladviseur is vaak een fysiotherapeut of een praktijkondersteuner van een huisarts (POH), soms een diëtiste en in één geval betreft het een maatschappelijk werker. Behalve vanuit gezondheidscentra opereren de leefstijladviseurs ook vanuit fysiotherapiepraktijken en andere eerstelijnssamenwerkingsverbanden (zie tabel). In totaal zijn er 17 locaties die meedoen aan het programma. Daarnaast zijn er nog twee locaties waar de Beweegkuur wordt gegeven.
deelnemersaantal enigszins achterblijven, zijn pas op een later moment aan het leefstijlprogramma gaan mee doen. De meeste deelnemende gezondheidscentra zijn gesitueerd in achterstandswijken. In de deelgemeente Charlois en Feijenoord doen respectievelijk vier en drie centra mee; in Delfshaven twee centra. Verder doen er in IJsselmonde, in Kralingen/Crooswijk, Noord en Stadscentrum elk één centrum mee. In de deelgemeente Prins Alexander zijn er drie gezondheidscentra betrokken bij het programma. In de gemeente Capelle aan den IJssel doet het IJssellandziekenhuis, een tweedelijnsinstelling, sinds kort mee. De beweeg kuurlocaties bevinden zich in deelgemeente Feijenoord en Prins Alexander.
Het aantal deelnemers is gelijkmatig verspreid over de diverse locaties. De gezondheidscentra die met hun
Opleiding (n=446)
2 De meldingen die over uitval zijn gedaan en de redenen en gevolgen van uitval worden verder meegenomen in de procesevaluatie van het gehele programma. In de (herziene) vragenlijsten die door de leefstijladviseurs gebruikt worden, zal dit onderwerp uitgebreider worden opgenomen om in het vervolg de uitval beter inzichtelijk te maken.
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
10
11
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
2 Resultaten van de nulmeting
Tabel 2.2 Angst en vermoeidheid bij bewegen (%, n=433)
In dit hoofdstuk schetsen wij resultaten voor de deelnemers aan het leefstijlinterventieprogramma Van Klacht naar Kracht bij aanvang van het programma. Het betreft alle deelnemers die tot 20 september 2008 zijn ingestroomd en hebben deelgenomen aan de nulmeting. In de eerste paragraaf staat het beweeggedrag centraal. Daarna volgt een bespreking van gezondheid en pijnklachten van de deelnemers. Vervolgens presenteren we de resultaten van een aantal medische testen die zijn afgenomen. We sluiten het hoofdstuk af met enkele conclusies.
2.1 Beweeggedrag In deze paragraaf gaan wij in op het beweeggedrag van de deelnemers aan het programma. Allereerst presenteren we de uitkomsten met betrekking tot de attitude van de deelnemers tegenover bewegen en we kijken naar angst en vermoeidheid bij beweging. Daarna komt aan de orde of zij aan sport doen. Vervolgens gaan wij in op conditie. Als laatste wordt de motivatie van de deelnemers om te bewegen besproken.
• Vrijwel alle deelnemers willen meer bewegen om zich fit te voelen en/of gewicht te verliezen. • Zij stemmen vaak ook in met de stelling dat ze bewegen omdat zij er plezier in hebben (65%). • Bijna tweederde van de deelnemers (63%) geeft aan dat zij meer zouden bewegen als het aanbod beter aansloot op hun wensen. • Zes van de tien deelnemers voelt zich schuldig als ze niet bewegen. Voor een kleinere, maar niet geringe groep (40%) constateren we dat zij aangeven geen geld te hebben om te bewegen. Een minderheid van de deelnemers vindt dat hij geen tijd heeft om te bewegen (28%) en een nog kleinere groep zegt genoeg te bewegen om zijn gezondheid op peil te houden (22%).
Attitude ten aanzien van bewegen Hoe kijken de deelnemers tegen bewegen aan en welke plaats neemt dit in hun dagelijkse leven in? We hebben de deelnemers enkele vragen hierover voorgelegd en presenteren de antwoorden in tabel 2.1. Een viertal stellingen krijgen meer instemming dan de overige.
Helemaal Weinig niet
In enige mate
Veel tot heel veel
Ik voel me te moe om te bewegen
9%
18%
32%
41%
Ik ben bang dat bewegen mijn klachten verergert
29%
30%
21%
22%
Ik denk dat er iets ernstigs aan de hand is met mijn lichaam
22%
32%
23%
23%
Sporten In figuur 1 staat de verdeling van de deelnemers naar beweeg- of sportgedrag. Bijna 80% van de deelnemers
sport niet; 5% sport bij een vereniging en 4% sport onder begeleiding; de overige 11% sport niet in georganiseerd verband.
Figuur 1 Deelnemers naar beweeggedrag (%, n=431)
79%
Sport bij gewone vereniging
Sport in georganiseerd verband met begeleiding
Sport wel, maar niet bij vereniging of groep Tabel 2.1 Attitude ten aanzien van bewegen (% van de deelnemers dat het met de stelling eens is, n= 468) Sport niet
11%
% antwoord ja Ik wil meer bewegen om me fit te voelen/gewicht te verliezen
98%
Ik beweeg omdat ik er plezier in heb
65%
Ik zou meer gaan bewegen als het aanbod van activiteiten (beter) aansluit bij mijn wensen
63%
Ik voel me schuldig als ik niet genoeg beweeg
61%
Ik heb geen geld om te bewegen
40%
Ik doe vaak activiteiten waarbij ik moet zweten
33%
Ik voel me niet op mijn gemak in een groepsactiviteit
32%
Ik heb geen tijd om te bewegen
28%
Ik vind dat ik genoeg beweeg om mijn gezondheid op peil te houden
22%
Angst en vermoeidheid bij bewegen Vermoeidheid en angst kunnen een belemmering vormen om te gaan bewegen. Vooral vermoeidheid wordt door de deelnemers herkend: driekwart heeft hier last van (zie tabel 2.2). Sommigen in enige mate (32%) en een wat grotere groep heeft daar veel tot heel veel last van (41%).
De deelnemers zijn minder vaak bang dat door beweging hun klachten verergeren of dat er iets ernstigs met hun lichaam aan de hand is. Ten aanzien van elk van deze beide factoren geeft iets minder dan een kwart van de deelnemers aan hier veel tot heel veel last van te hebben.
Conditie De conditie van de deelnemers wordt gemeten met de zes minuten wandeltest die de submaximale inspanning van een deelnemer test. Het is de bedoeling dat de deelnemers tijdens de wandeltest gedurende zes minuten een zo groot mogelijke afstand afleggen zonder de gezondheid in gevaar te brengen. De door de deelnemers gelopen afstand op de nulmeting varieert van 41 tot 772 meter.
4%
5%
Daarnaast telt het vertrouwen dat zij erin hebben om zelf te kunnen veranderen. Beide aspecten zijn bij de deelnemers gemeten. In de tabel staan de gemiddelde scores van de deelnemers op twee vragen die refereren aan dit belang en vertrouwen. Op beide aspecten scoren de deelnemers hoog. Motivatie is een van de criteria waarop de huisarts selecteert bij het doorverwijzen naar het programma. De scores zijn weergegeven in tabel 2.3. We concluderen dat de deelnemers er veel belang aan hechten om gezond te leven (gemiddelde score 8,8) en dat zij er een redelijke mate van vertrouwen in hebben dat hen dit ook zou lukken als zij daartoe zouden besluiten (gemiddelde score 7,3).
Motivatie De motivatie om te bewegen wordt ook bepaald door het belang dat de deelnemers hechten aan gezond leven. Tabel 2.3 Motivatie (gemiddelde score)
Gemiddelde Hoe belangrijk is het voor u om gezond te leven?
8,8
Stel dat u zou besluiten om gezond te gaan leven, hoeveel vertrouwen hebt u dat dit zou lukken?
7,3
Noot bij de tabel: antwoordcategorieën lopen van 0, helemaal niet belangrijk, tot en met 10, heel erg belangrijk.
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
12
13
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
2.2 Gezondheid en pijnklachten deelnemers ervaart een goede tot zeer goede gezondheid; tweederde (67%) zegt een matige tot slechte gezond heid te hebben. Vergelijken we de gezondheid van de deelnemers met de gezondheid van alle Rotterdammers, dan voelen (in lijn met de verwachting) laatstgenoemden zich gemiddeld veel gezonder. Slechts 20% van de Rotterdammers ervaart een matige tot slechte gezondheid (Gezondheidsenquête 20053).
In deze paragraaf gaan wij achtereenvolgens in op de ervaren gezondheid van de deelnemers, hun psychische gezondheid, pijnklachten waaraan zij willen werken en hinder van pijn en psychische klachten. Ervaren gezondheid In figuur 2 is de ervaren gezondheid van de deelnemers aan het programma weergegeven. Eenderde (33%) van de Figuur 2 Deelnemers naar ervaren gezondheid (%, n=460)
50%
51%
40% 31%
30% 20%
20% 10% 0%
16%
16%
10% 3%
2%
0% Uitstekend
Zeer goed
Rotterdam
Goed
Matig
Slecht
Deelnemers VKnK
Psychische gezondheid Het psychisch functioneren van de deelnemers is nagevraagd door middel van vijf vragen die gezamenlijk het MHI5-meetinstrument voor psychische gezondheid vormen. De resultaten hieruit zijn weergegeven in figuur
3. Bijna de helft van de deelnemers voelt zich psychisch gezond (47%). De andere deelnemers voelen zich licht tot ernstig psychisch ongezond (53%). In lijn met de verwachting ligt dit percentage voor Rotterdam als geheel lager, namelijk op 25% (Gezondheidsenquête 2005).
50%
47%
20%
15%
14%
10%
6% Psychisch gezond
Psychisch licht ongezond
Rotterdam
Psychisch matig ongezond
11% 4% Psychisch ernstig ongezond
Deelnemers VKnK
3 Gezondheidsenquête 2005: onderzoeksmethodiek en gezondheid in relatie tot achtergrondkenmerken: een naslagwerk, Marjan Kuilman en Gea Schouten, Rotterdam, GGD Rotterdam-Rijnmond 2007.
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
14
13%
Wandelen
5%
Fietsen
4%
Sporten
4%
Zwemmen
3%
Fitness
3%
Conditie
2%
Traplopen
2%
Lang lopen
2%
Lang staan
2%
Tabel 2.5 Hinder door pijn en psychische klachten (%) Mate van hinder
Door pijnklachten (n=421)
Door gevoelens/emoties (n=412)
Helemaal geen hinder
14%
24%
Weinig hinder
17%
21%
Enige hinder
29%
27%
Veel tot heel veel hinder
40%
28%
100%
100%
Totaal
warme maaltijd. De groep die nooit ontbijt of luncht is klein, maar het gaat hier toch nog om respectievelijk 8% en 5% van het totaal. Groenten en fruit worden door bijna eenderde van de deelnemers niet dagelijks genuttigd. Echter slechts 1% van de deelnemers zegt nooit groenten te eten. Het percentage dat zegt nooit fruit te eten, ligt hoger, namelijk op 7%.
Dagelijkse eet- en drinkgewoonten In tabel 2.6 is aangegeven in welke mate de deelnemers dagelijks ontbijten, lunchen en dergelijke. De meeste deelnemers gebruiken dagelijks een ontbijt, lunch en
28%
30%
%
Lopen
Hierna gaan we in op de informatie die de deelnemers hebben verstrekt over hun eet- en drinkgewoonten.
57%
40%
0%
Activiteit
2.3 Eten en drinken
Figuur 3 Deelnemers naar psychische gezondheid (%, n=411)
60%
Tabel 2.4 Tien belangrijkste activiteiten om aan te werken bij pijnklachten (%, n=426)
Hinder van pijn en psychische klachten In welke mate worden de deelnemers gehinderd door pijnklachten en gevoelens of emoties? In tabel 2.5 zijn de antwoorden van de deelnemers op deze vraag opgenomen. De grootste groep wordt gevormd door de deelnemers die veel tot heel veel hinder zeggen te hebben van pijnklachten (40%). Door gevoelens en emoties wordt een wat kleiner deel van de deelnemers (28%) gehinderd.
60% 51%
Pijnklachten en activiteiten om aan te werken De deelnemers is gevraagd naar de belangrijkste activiteiten waarbij men pijnklachten heeft en waaraan men zou willen werken om die klachten te verminderen. Lopen is verreweg de meest genoemde activiteit waarbij men pijn ervaart en waaraan men zou willen werken om de klachten te verhelpen (zie tabel 2.4). Naast de belangrijkste activiteit met pijnklachten is tevens gevraagd hoeveel moeite het hen kost om die activiteit uit te voeren. Op een schaal van 0 (onmogelijk) tot en met 10 (geen enkele moeite) geven deelnemers gemiddeld die moeite aan met de score 4,0. Hiermee wordt door hen aangegeven dat de activiteit hen enige moeite kost.
Tabel 2.6 Dagelijkse eetgewoonten (%, n=468) Hoe vaak per week eet u …
Iedere dag
Niet elke dag
Nooit
een ontbijt?
81%
11%
8%
een lunch?
76%
20%
5%
een warme maaltijd?
86%
14%
0%
groente?
66%
33%
1%
fruit?
63%
30%
7%
15
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
Voor zover deelnemers maaltijden overslaan is hen gevraagd wat daarvan de reden is. Geen geld is zelden een reden, evenmin als dat men niet zou mogen eten. Meestal hebben de deelnemers geen zin om te eten (34%) of in lijn hiermee kan men niet eten (26%).
De deelnemers is ook gevraagd naar wat men drinkt, de melkproducten die men gebruikt, de tussendoortjes en fastfood. We lopen de antwoorden hier kort langs. Dranken Qua dranken worden overwegend koffie/thee met zoetjes (of zonder suiker), water en lightdranken gebruikt (79%). 17% drinkt vooral koffie/thee met suiker, vruchtensap en limonadesiroop. Een kleinere groep (4%) drinkt vooral Cola, Fanta of andere frisdranken.
Tabel 2.7 Belangrijkste redenen waarom maaltijden worden overgeslagen (%, n=164)
% reden genoemd
Geen zin
34%
Ik kan niet eten
26%
Melkproducten Magere en halvolle melkproducten worden het meest gebruikt (67%), veel meer dan de volle melkproducten (8%). Een kleine groep gebruikt soms volle, soms halfvolle en magere melkproducten (15%). 9% gebruikt in het geheel geen melkproducten.
(bv. Krijg geen hap door mijn keel) Om af te vallen
21%
Geen tijd
17%
Ik mag niet eten (van diëtiste, familie, uzelf)
1%
Geen geld
1%
Totaal
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
Tussendoortjes Vier van de tien deelnemers eet nooit of zelden een tussendoortje. Voor een iets grotere groep (46%) geldt dat zij dit niet iedere dag doen, maar wel een keer of drie per week; 14% eet dagelijks iets tussendoor.
100%
BMI en Gewicht Het gewicht van de deelnemers aan het programma varieert van 52 tot 171 kilogram. Het gemiddelde gewicht bedraagt 92 kilogram. De Body Mass Index (BMI) is een index voor het gewicht in verhouding tot de lichaamslengte. De BMI geeft een schatting van het
gezondheidsrisico van het lichaamsgewicht. Bij een BMI van boven de 30 is er sprake van ernstig overgewicht en is het medisch gezien noodzakelijk af te vallen. Van de deelnemers aan het programma heeft 71% een ernstig overgewicht (zie figuur 5).
Figuur 5 Deelnemers naar BMI (%, n=412)
71%
normaal gewicht (BMI <= 25)
matig overgewicht (BMI 25-30) 6% ernstig overgewicht (BMI > 30)
Fastfood Het gros van de deelnemers (77%) zegt nooit of zelden fastfood te eten, 21% eet dit ongeveer twee tot drie keer per week.
2.4 Medische maten Buikomvang Een normale buikomvang bij mannen bedraagt 102 centimeter of lager, bij vrouwen 88 centimeter of lager. Bijna alle deelnemers scoren boven deze norm: 44% heeft een licht vergrote buikomvang en 47% een sterk vergrote buikomvang (zie figuur 4).
In deze paragraaf staan de medische maten centraal. De selectie van medische maten is bepaald doordat de gekozen indicatoren in belangrijke mate van invloed zijn op de prognose van diabetes mellites. Allereerst gaan wij in op buikomvang, BMI en gewicht. Daarna komen bloeddruk en de glucosewaarde, het HbA1C-niveau en het cholesterolniveau van het bloed aan de orde.
23%
Bloeddruk Een bloeddruk waarvan de bovendruk hoger is dan 140 en/of de onderdruk hoger is dan 90, geldt als afwijkend. Bijna 40% van de deelnemers heeft een verhoogde bloeddruk (zie figuur 6). Figuur 6 Deelnemers naar bloeddruk (%, n=359)
61% Figuur 4 Deelnemers naar buikomvang (%, n=372)
verhoogd (> 140/90)
normaal (<= 140/90)
44%
normaal (m <= 102 cm; v <= 88 cm)
39%
47% licht vergroot (m 102-122 cm; v 88-108 cm)
sterk vergroot (m > 122 cm; v > 108 cm) 9%
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
16
17
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
Glucose (bloedsuiker) Het acceptabele niveau van de glucosewaarde ligt op 6,1 mmol/l of lager. Van de deelnemers heeft 61% een verhoogde glucosewaarde van het bloed. Het gaat hier om een momentopname (zie ook de bespreking van de HbA1C waarde hierna).
Cholesterol 31% Van de deelnemers aan het programma heeft een verhoogd cholesterolniveau. Acceptabel is een waarde lager dan 5,2 (zie figuur 9). Figuur 9 Deelnemers naar cholesterolniveau (%, n=274)
Figuur 7 Deelnemers naar glucosewaarde (%, n=279)
69%
39% verhoogd: >= 5,2
verhoogd (>= 6,1 mmol/l)
acceptabel: < 5,2
acceptabel (< 6,1 mmol/l)
31%
61%
2.5 Gevoel van regie over eigen leven
HbA1C De HbA1c waarde geeft een goede indruk van de gemiddelde bloedglucosewaarden over een langere periode (de hierboven genoemde bloedglucosewaarde is een momentopname). Bij mensen die geen diabetes
hebben, zal de HbA1c waarde rond de 5% liggen. De veilige norm volgens het Nederlands Huisartsen Genootschap ligt op 7%. Op de nulmeting voldoet 41% van de deelnemers niet aan de veilige norm (zie figuur 8).
Figuur 8 Deelnemers naar HbA1C-niveau (%, n=246)
59%
Tijdens de nulmeting is aan de deelnemers gevraagd naar de mate waarin zij het gevoel hebben dat zij zelf invloed hebben op gebeurtenissen. We vatten dit samen onder de noemer ‘regie over eigen leven’. Aan de deelnemers is een zestal beweringen voorgelegd, waarvan men kon aangeven in hoeverre men ermee instemt. Het resultaat is weergegeven in tabel 2.8. De deelnemers zijn verdeeld over de stellingen. Iets meer dan een derde geeft bij de verschillende beweringen
aan het ermee eens te zijn, wat hier betekent dat zij een negatief oordeel hebben over hun regiemogelijkheden. Zij hebben bijvoorbeeld het gevoel dat ze bijna niets waarop ze hun zinnen hebben gezet ook kunnen doen (36%) en dat ze vrij weinig controle hebben over de dingen die hen overkomen (33%). De minste instemming krijgt de bewering dat er weinig is wat men kan doen om belangrijke dingen in het eigen leven te veranderen. Met deze stelling is 23% het eens, tegenover 51% die het er mee oneens is.
Tabel 2.8 Gevoel van regie over eigen leven (%, n=376)
voldoet niet aan veilige norm: >= 7%
(helemaal)
voldoet aan veilige norm: < 7% 41%
neutraal
oneens
(helemaal) eens
Ik heb vrij weinig controle over de dingen die mij overkomen
43%
25%
33%
Wat er in die toekomst met mij gebeurt, heb ik niet zelf in de hand*
44%
23%
34%
Sommige van mijn problemen kan ik met geen mogelijkheid oplossen
39%
22%
39%
Er is weinig wat ik kan doen om belangrijke dingen in mijn leven te veranderen
51%
26%
23%
Bijna niets waar ik mijn zinnen op gezet heb, kan ik doen*
44%
21%
36%
Ik voel me vaak hulpeloos bij het omgaan met de problemen van het leven
43%
25%
32%
Noot bij de tabel: de met een asterisk (*) gemerkte twee items zijn oorspronkelijk positief geformuleerd. T.b.v. de vergelijkbaarheid van de antwoorden zijn ze hier echter omgecodeerd en de vraagformulering is hierop afgestemd.
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
18
19
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
Nemen we alle zes de beweringen gezamenlijk in beschouwing, dan kunnen we een ‘overall-gemiddelde’ berekenen waarin tot uiting komt hoe de verhouding is tussen de groep die wel en de groep die geen gevoel
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
heeft van regie over het eigen leven. Deze verhouding is weergegeven in figuur 10. Het merendeel van de deelnemers (62%) heeft dit gevoel wel. Echter, de groep die dit gevoel niet heeft, is eveneens groot (38%)
Figuur 10 Gevoel van regie over eigen leven (%, n=372)
3 Vorderingen van de deelnemers na drie maanden: eerste tussenmeting In dit hoofdstuk bespreken we de vorderingen van de deelnemers op de eerste tussenmeting, drie maanden na de start. Deze vorderingen zijn gebaseerd op de 206 deelnemers. Voor deze groep zijn de gemiddelde scores bekeken op de uitkomstmaten uit hoofdstuk 2. De grootte van het verschil tussen de nulmeting en de eerste tussenmetingen is maatgevend voor het beoordelen van de gezondheidswinst die de deelnemers hebben geboekt.
62% In tabel 3.1 staan de gemiddelde scores voor de 206 deelnemers op de nulmeting en eerste tussenmeting. We lichten de scores per onderdeel kort toe, waarbij we een onderscheid maken tussen verschillen die statistisch aantoonbaar zijn en verschillen die dat niet zijn5.
gevoel onvoldoende regie eigen leven
gevoel voldoende regie eigen leven
38%
2.6 Conclusies Op basis van dit hoofdstuk kunnen we concluderen dat de kenmerken van de personen die aan het programma meedoen in ruime mate voldoen aan de vooraf gespecificeerde kenmerken van de deelnemersgroep waarop het programma zich richt. In het programma zien we een grote instroom van de beoogde patiëntgroep. Het gaat om patiënten met • pre-diabetessymptomen (hoge glucosewaarde, hbA1Cniveau, bloeddruk, etc.), • chronische aspecifieke pijnklachten (veel pijnklachten) of
• milde depressieve klachten (hoog % psychisch ongezond). Verder blijkt uit de achtergrondkenmerken dat vooral personen met een lage sociaal-economische status (laag opleidingsniveau4) en personen uit achterstandswijken instromen. De oververtegenwoordiging van vrouwen en allochtone groepen bij de deelnemers kan gezien worden in het licht van de hogere prevalentie van bijvoorbeeld psychosomatische klachten en diabetes bij vrouwen en allochtone groepen.
Gemeten kenmerken die aantoonbaar zijn veranderd: • Buikomvang De gemiddelde buikomvang van de deelnemers is met gemiddeld bijna twee centimeter gedaald tot 109 centimeter. • Het gewicht en de Body Mass Index Deze zijn beide gedaald met respectievelijk ruim één kilogram en 0,1 kg/m2. • De diabetesmaten HbA1C en Glucose Deze zijn gedaald met 0,3% en 0,4 mmol/liter. Hiermee is het gemiddelde HbA1C niveau van het bloedserum gedaald tot een acceptabel niveau. • Ervaren gezondheid Deze is bij de deelnemers gestegen met gemiddeld 0,5 op een schaal van 1 tot en met 5 (let op: omdat de schaal loopt van uitstekend naar slecht krijgt de verschilscore in de tabel een negatief teken). • Psychische gezondheid Is bij de deelnemers gestegen met gemiddeld 6 op een schaal van 0 tot en met 100. • De pijnklachten Deze namen gemiddeld af met 2 op een schaal van 0 tot en met 10 (let op: omdat de schaal loopt van wel naar geen pijnklachten krijgt de verschilscore in de tabel een positief teken).
Met betrekking tot twee maten zijn de veranderingen niet aantoonbaar en we concluderen daarom vooralsnog dat de geconstateerde veranderingen aan het toeval kunnen worden toegeschreven. Het gaat hier om de volgende twee veranderingen: • Het cholesterolniveau van het bloed Dit is gemiddeld gestegen met 0,1 mmol/liter. • Boven- en onderdruk van het bloed Deze zijn gemiddeld over alle deelnemers gezien gedaald.
5 We hanteren het criterium p<.05.
4 i.e. MBO, VMBO, LBO, LO of lager niveau.
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
• Hinder door pijnklachten en gevoelens/emoties De hinder van pijnklachten en van gevoelens/emoties zijn tussen T0 en T1 afgenomen. • Angst en vermoeidheid bij bewegen 42% van de deelnemers rapporteert op de eerste tussenmeting dat zij sinds de start van het programma meer zijn gaan bewegen. • De beweegangst Is gedaald met gemiddeld 3,7 op een schaal van 0 tot en met 30. • De motivatie Is gestegen met gemiddeld 0,8 op een schaal van 0 tot en met 20. • De prestatie van de deelnemers op de zes minuten wandeltest Is gestegen met gemiddeld 50 meter tot 437 meter.
20
21
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
Tabel 3.1 Resultaten op Testonderdelen, gemiddelde scores op nulmeting en eerste tussenmeting (N=206)
nulmeting
eerste tussenmeting
verschil
Medische Maten Buikomvang (cm) (n=179)
111,0
109,1
-1,9
91,4
90,3
-1,1
34,2
33,9
-0,3
HbA1C (%) (n=80)
7,2
6,9
-0,3
Glucose (mmol/l) (n=94)
7,2
6,8
-0,4
Cholesterol (mmol/l) (n=75)
4,3
4,4
0,1
Bloeddruk (bovendruk) (n=131)
136,0
135,9
-0,1
Bloeddruk (onderdruk) (n=131)
82,4
81,7
-0,7
58,0%
61,8%
3,8%
3,9
3,4
-0,5
58,8
64,8
6,0
Pijnklachten bij activiteiten (0-10 (wel-geen)) (n=167)
4,0
6,0
2,0
Hinder door pijnklachten (0-10 (geen-wel)) (n=163)
5,1
3.9
-1,2
Hinder door gevoelens/emoties (0-10 (geen-wel)) (n=161)
4,3
3,5
-0,8
nvt
42%
nvt
Angst en vermoeidheid bij bewegen (0-30 (nee-ja)) (n=166)
12,3
8,6
-3,7
Motivatie (0-20 (slecht-goed)) (n=153)
16,0
16,8
0,8
Conditie (meters op 6 minuten wandeltest) (n=150)
387
437
50,0
% ja T0
% ja T1
Gewicht (kg) (n=188) BMI
(kg/m2)
(n=183)
% acceptabele bloeddruk (<140/90) (n=131) Gezondheid en pijnklachten Ervaren gezondheid (1-5 (uitstekend-slecht)) (n=189) Psychische gezondheid (MHI5:0-100) (n=169)
Beweeggedrag % Meer bewegen (n=187)
Attitude t.a.v. bewegen (n=206) Ik wil meer bewegen om me fit te voelen/gewicht te verliezen
97%
95% -2%
Ik beweeg omdat ik er plezier in heb
65%
87%
+22%
Ik voel me schuldig als ik niet genoeg beweeg
62%
66%
+4%
Ik doe vaak activiteiten waarbij ik moet zweten
34%
64%
+30%
(beter) aansluit bij mijn wensen
64%
56%
-8%
Ik vind dat ik genoeg beweeg om mijn gezondheid op peil te houden
23%
56%
+33%
Ik heb geen geld om te bewegen
35%
33%
-2%
Ik voel me niet op mijn gemak in een groepsactiviteit
37%
23%
-15%
Ik heb geen tijd om te bewegen
34%
21%
-13%
Geconcludeerd kan worden dat de deelnemers op 16 van de 18 uitkomstmaten op de eerste tussenmeting vooruitgang hebben geboekt ten opzichte van de nul meting. Zij zijn meer gaan bewegen, hebben minder beweegangst en een verbeterde conditie. Zelfs de motivatie van de deelnemers om hun levensstijl aan te pakken, die op de nulmeting al hoog was, is verder gestegen. Ook de zelfgerapporteerde gezondheids
beleving is verbeterd en de pijnklachten zijn verminderd. De medische uitkomstmaten verbeterden. De buikomvang daalde flink (maar is nog altijd hoog); het gewicht en BMI daalden licht. Heel positief is de daling van één van de diabetesmaten tot een gemiddeld veilig niveau. De veranderingen van bloeddruk en cholesterolniveau zijn voor deze groep niet statistisch aantoonbaar gebleken.
4 Tweede tussenmeting In dit hoofdstuk bespreken we de resultaten van de tweede tussenmeting. We gaan eerst in op de resultaten zoals die ook zijn gepresenteerd in hoofdstuk 3, tabel 3.1. Daarna bekijken we hoe de deelnemers zelf oordelen over de veranderingen die het programma hen gebracht heeft.
Op 20 september 2008 waren de gegevens van 52 van de deelnemers binnen. Hoewel dit aantal niet hoog is, hebben wij toch voor deze groep de resultaten vergeleken met de nulmeting.
De verbetering van de overige uitkomstmaten is vergelijkbaar met de resultaten uit het vorige hoofdstuk. Uitzondering vormt de verandering in de mate waarin deze deelnemers hinder ondervinden van gevoelens/ emoties. Deze verandering is statistisch niet significant. Echter, het gaat hier om een zeer kleine groep (52 deel- nemers) en het significantieniveau is dusdanig7 dat we het vermoeden hebben dat hier wel sprake is van een feitelijke verbetering. In een latere fase van het onderzoek verwachten we dan ook deze indicator aantoonbaar verbetert. De veranderingen in bloeddruk en cholesterol niveau zijn echter niet significant.
De ontwikkeling die zich in de eerste tussenmeting voor deed (zie hoofdstuk 3), zet zich in de tweede tussen meting voort. Op 15 van de 18 uitkomstmaten heeft zich een aantoonbare verbetering voorgedaan6. Een aantal uitkomsten is sterk verbeterd: de buikomvang daalt met bijna zeven centimeter en de gemiddeld gelopen afstand op de zes minuten wandeltest neemt toe met 113 meter.
Ik zou meer gaan bewegen als het aanbod van activiteiten
Noot bij de tabel: statistisch significante verschillen zijn in de tabel gecursiveerd. De verandering in attitude t.a.v. bewegen is niet statistisch getoetst. 6 Ter toetsing is hier evenals in hoofdstuk 3 gebruik gemaakt van het criterium p<.05. 7 P=.06
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
22
23
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
Tabel 4.1 Resultaten op Testonderdelen, gemiddelde scores op nulmeting en tweede tussenmeting (N=52)
nulmeting
tweede tussenmeting
verschil
Medische Maten Buikomvang (cm) (n=45)
113,4
106,7
-6,7
91,6
89,8
-1,8
33,7
33,1
-0,6
HbA1c (%) (n=20)
6,6
6,3
-0,3
Glucose (mmol/l) (n=27)
6,7
6,3
-0,4
Cholesterol (mmol/l) (n=14)
4,4
4,0 -0,4
Gewicht (kg) (n=48) BMI
(kg/m2)
(n=46)
Bloeddruk (bovendruk) (n=37)
134,1
129,0
-5,1
Bloeddruk (onderdruk) (n=37)
82,1
80,1
-2,0
66,7%
79,5%
12,8%
% acceptabele bloeddruk (<140/90) (n=39)
Veranderingen vanuit de optiek van de deelnemers Aan de deelnemers is gevraagd om aan te geven in welke mate zij tijdens de duur van het programma anders zijn gaan eten, drinken, omgaan met andere mensen et cetera. We hebben de antwoorden op deze vragen opgenomen in figuur 11. Ruim driekwart van de deelnemers voelt zich gezonder en vindt dat hij gezonder
is gaan bewegen. De meesten van deze 50 deelnemers geven ook aan beter met hun gezondheid om te gaan en meer te sporten. De deelnemers maken nauwelijks melding van een verslechtering van de situatie. Een paar mensen geven aan minder aan sport te doen en slechter te bewegen. Een enkeling voelt zich ook slechter en ervaart de verandering van activiteit als verslechtering.
Figuur 11 Veranderingen in gedrag tijdens het volgen van het programma (%, n=50)
88% 88% 88% 88%
13% 13% 13% 13%
85% 85% 85% 85%
15% 15% 15% 15%
40% 40% 40% 40%
60% 60% 60% 60% 55% 55% 55% 55%
45% 45% 45% 45%
Gezondheid en pijnklachten Ervaren gezondheid (1-5 (uitstekend-slecht)) (n=45)
3,8
3,3
-0,5
59,3
66,4
7,1
Pijnklachten bij activiteit (0-10 (wel-geen)) (n=38)
4,1
7,0
2,9
Hinder van pijnklachten (0-10 (geen-wel)) (n=45)
5,1
3,5
-1,6
Hinder van gevoelens/emoties (0-10 (geen-wel)) (n=40)
4,0
3,0 -1,0
Psychische gezondheid (MHI5:0-100) (n=41)
2% 2% 2% 2%
74% 74% 74% 74%
23% 23% 23% 23%
56% 56% 56% 56%
36% 36% 36% 36%
49%
Nvt
Angst en vermoeidheid bij bewegen (0-30 (nee-ja)) (n=42)
11,8
8,0
-3,8
Motivatie (0-20 (slecht-goed)) (n=34)
15,7
17,0
1,3
Conditie (meters op 6 minuten wandeltest) (n=32)
366
479
113,0
% ja T0
% ja T2
Attitude t.a.v. bewegen (n=52) Ik wil meer bewegen om me fit te voelen/gewicht te verliezen
100%
0% 0% 0% 0%
10% 10% 10% 10%
20% 20% 20% 20%
78% 78% 78% 78% 40% 40% 40% 40%
30% 30% 30% 30%
8% 8% 8% 8% 3% 3% 3% 3%
32% 32% 32% 32%
66% 66% 66% 66%
16% 16% 16% 16%
76% 76% 76% 76%
Nvt
2% 2% 2% 2%
44% 44% 44% 44%
54% 54% 54% 54%
Beweeggedrag % Meer gaan bewegen (n=49)
2% 2% 2% 2%
53% 53% 53% 53%
45% 45% 45% 45%
8% 8% 8% 8%
18% 18% 18% 18% 50% 50% 50% 50%
60% 60% 60% 60%
70% 70% 70% 70%
80% 80% 80% 80%
90% 90% 90% 90%
4% 4% 4% 4% 100% 100% 100% 100%
Gezonder Onveranderd
94% -6%
Ik beweeg omdat ik er plezier in heb
69%
94%
+25%
Ik voel me schuldig als ik niet genoeg beweeg
62%
73%
+11%
Ik doe vaak activiteiten waarbij ik moet zweten
33%
62%
+29%
Ik vind dat ik genoeg beweeg om mijn gezondheid op peil te houden
26%
51%
+25%
(beter) aansluit bij mijn wensen
69%
40%
-29%
Ik voel me niet op mijn gemak in een groepsactiviteit
30%
32%
+2%
Ik heb geen geld om te bewegen
29%
26%
-3%
Ik heb geen tijd om te bewegen
28%
26%
-2%
Ongezonder
Ik zou meer gaan bewegen als het aanbod van activiteiten
Noot bij de tabel: statistisch significante verschillen zijn in de tabel gecursiveerd. De verandering in attitude t.a.v. bewegen is niet statistisch getoetst.
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
24
25
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
5 Samenvatting en conclusies Van Klacht naar Kracht is een leefstijlprogramma dat door de GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgimpuls Achmea en overige partners vorig jaar in Rotterdam is geïntroduceerd. Ruim een jaar later zijn van bijna 500 deelnemers met pre-diabetessymptomen, chronische a-specifieke pijnklachten of depressieve klachten de gegevens voor de nulmeting bekend. Allen doen mee aan het programma en werken actief aan verbetering van hun leefstijl en gezondheid.
• de indicatie- en verwijslijsten waarmee de huisarts een patiënt naar de leefstijladviseur verwijst, moeten worden geïntegreerd in het intake (T=0) formulier. Hierdoor wordt het mogelijk nadere analyses uit te voeren voor de verschillende subgroepen, o.a. vergelijk van de resultaten van de groep die is verwezen vanwege klachten verbonden met (pre)diabetes en de groep die is verwezen vanwege psychosomatische en depressieve klachten of de groep met een combinatie van deze klachten. • de items ‘exclusie’, ‘belemmeringen voor deelname’ en ‘uitval’ moeten op ieder formulier uitgewerkt in voorgecodeerde categorieën worden opgenomen. • de mogelijkheden tot bijsturen die de monitor met zich meebrengt optimaal gebruiken. De bevinding dat er voor een groepje deelnemers wel ingevulde tussenevaluatieformulier zijn binnengekomen terwijl er voor dezelfde deelnemers geen intakeformulieren zijn ingevuld, kan bijvoorbeeld goed dienen als input voor het kwaliteitstraject binnen Van Klacht naar Kracht. • afstemming bij de keuze van indicatoren op de effectevaluatie van het programma Beweegkuur van VWS, wat gevolgen heeft voor de vragen in de huidige vragenlijst. De in deze monitor beschreven indicatoren, moeten hier minimaal in terugkomen. • Afstemming op Beweegkuur vormt de opmaat naar de uitrol van het Beweegprogramma van Klacht naar Kracht in de periode na 2010, waarin de brede uitrol van deze beweegprogramma’s vorm zal krijgen bij voldoende evidentie van hun effectiviteit.
Op grond van de resultaten uit deze monitor trekken we twee voorname conclusies. In de eerste plaats laten de resultaten zien dat dié deelnemers zijn ingestroomd waarvoor het programma is bedoeld. In de tweede plaats concluderen we dat het programma bijdraagt aan gezondheidswinst voor de deelnemers. Een eerste tussentijdse meting wijst uit dat 16 van de 18 uitkomstmaten aantoonbaar verbeteren. Een vooruitblik op een tweede tussentijdse meting wijst uit dat de gezondheidswinst op deze uitkomstmaten verder verbetert. We noteren hier een opvallende verbetering van de buikomvang en de conditie. Het programma Van Klacht naar Kracht is in haar pilot fase. Deze loopt in 2010 af en wordt afgerond met een tweede en afsluitende monitor. De pilotfase geldt ook voor het monitoren. Na een jaar kunnen we een aantal zaken constateren, die in de volgende fase tot mei 2010 verandering en nadere ontwikkeling behoeven. We noemen:
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
26
‘Van Klacht Naar Kracht’ is een samenwerkingsverband • coaching door de leefstijladv van eerstelijns zorg- en beweegaanbieders, Regionale • instroom, doorstroom en uits Ondersteuningstructuur Zorgimpuls, Achmea Zorg en de 1. ik kan bewegen, 2. ik heb ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht gemeente Rotterdam. De doelstelling van het programma bewegen); is het aanbieden van activerende zorg. Doorverwezen • financiering; patiënten kunnen deelnemen aan activiteiten op maat. • monitoren en evaluatie.
Bijlage 1
Trajectschema Van Klacht‘Van naarKlacht KrachtNaar Kracht’ Figuur 1: basisconcept
Patiënt
Diëtiste, SPV-er Fysio, etc.
Leefstijladviseur
Huisarts
E-Health
Programma: Zorgaanbod Ik kan bewegen
Leefstijlaanbod door de zorg in de wijk Ik beweeg met plezier
Leefstijlaanbod in de wijk Ik blijf bewegen
Liever bewegen dan moe In de put, uit de put Samen sportief afvallen Stoppen met roken etc.
• • • • •
Modules /activiteiten: • Groepsconsulten Fysiotherapie
• • • • •
Sportief wandelen Zwemactiviteit Dansen Fitness etc.
Kenmerken: • Max. 3 maanden • Fysiotherapeut
• Max. 3 maanden • Cursusleider
• Min. 6 maanden • Medewerker buurthuis, sportleraar, cursusleider
Bouwstenen aaneensluitende financiering: Zorgverzekeraars/ZI: Groepsconsulten Leefstijladviseur
Eigen bijdrage deelnemer Zorgverzekeraars Gemeente WMO AIV middelen (ZonMW)
27
Eigen bijdrage deelnemer (Deel)gemeente/Welzijn Stedelijke kortingsregeling GGD, DS&R, Pact op Zuid (ov)
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
Bijlage 2 30-08-2007
Indicatieform
15:22
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
Indicatieform
Pagina 1
30-08-2007
15:22
Pagina 2
Indicatieformulier
Verwijsfor mulier
voor de huisarts
Geeft huisarts mee aan de patiënt voor de leefstijladviseur
voor deelname patiënt aan van Klacht naar Kracht
Datum:
Patiënt is bereid na te denken over een bewegingsactiviteit in groepsverband ja / nee
groep 1 Contra-indicaties lichamelijke inspanning bij DM • Ernstige cardiovasculaire co morbiditeit ja
Naam patiënt:
• Labiele metabole instelling
ja / nee
• Ernstige diabetische neuropathie
ja / nee
ja / nee
ja
• Dreigende suïcidaliteit of een crisissituatie ja • Psychotische kenmerken
ja
• Verslavingsproblemen
ja
▼
ja / nee
stop
▼
• Onvermogen tot zelfcontrole
stop
▼
ja / nee
groep 3 • Ernstige depressie
stop stop
ja / nee
• Voorgeschiedenis van depressie + gevoel van achteruitgang in functioneren
ja / nee
• Belaste familieanamnese voor depressie
ja / nee
• Gevoel van disfunctioneren
ja / nee
groep 1, 2 en 3 • Cognitieve of andere problemen: geen deelname aan groep
ja
Tel. nr. werk/thuis:
stop
Patiënt behoort tot groep (aankruisen wat van toepassing is): DM of verhoogd risico op DM
Aangeven vóór verwijzing (indien bekend) voor patiënten met (pre)DM: RR
/
Glucose-N HbA1C
mm Hg mmol / l. %
Cholesterol totaal LDL Ratio TG
mmol / l. mmol / l.
Evt. BMI (indien berekend)
kg / m2
Evt. MO (indien gemeten)
mmol / l.
cm
Chronische pijnklachten (hoofdpijn, nek, schouders, armen, rug, heupen, benen)
• Ernstige beperkingen t.a.v. bewegen door co-morbiditeit
ja
• Volstrekt geen motivatie tot leefstijlverandering / gaan bewegen
ja
Patiënt is geschikt voor VKNK Bij ja: vul verwijsfo rmulier andere zijde in
Geb. datum:
Naam / stempel huisarts:
Aandachtspunten groep 1: • Onvermogen om hypoglycaemie te voelen (dit wordt aangeleerd o.l.v. hulpverlener)
▼
groep 3 Depressieve symptomen • Lichte depressie (o.b.v. NHG-standaard)1
ja / nee
stop
▼
groep 2 Chronische of a-specieke pijnklachten • Frequent spreekuurbezoek met veelal lichamelijk onverklaarde klachten (onverklaarde pijn, moeheid e.d.)
ja / nee
ja
▼
• Bekend met risicofactoren voor DM II (fam. belasting; etniciteit; hypertensie; hoog chol.; aanzienlijk overgewicht; verhoogd nu. gluc. in VG)
• Onbehandelde ernstige hypertensie
stop
stop
▼
groep 1 DM of verhoogd risico op DM • Bekend met DM II
▼
Uitsluitingscriteria
▼
Insluitingscriteria
stop
Depressieve symptomen Belangrijke Medische gegevens voor zover niet vermeld op voorzijde (voor beweegintensiteit van belang; denk aan HVZ, bewegingsbeperking):
ja / nee Relevante medicatie: (m.n. beta-blokkers)
1) Daarbij zou de huisarts nog een aantal vragen kunnen stellen gebaseerd op de DSM – IV: a. Signalen: te veel slapen zonder uitgerust te zijn of juist moeite om in te slapen of door te slapen (hoe gaat het met slapen?); b. opvallend veel meer of minder gaan eten met bijpassende gewichtsverandering (hoe gaat het met eten?); c. verlies van plezier in gewone dingen en daardoor niet meer kunnen lachen om grappige dingen (kunt u nog ergens van genieten? wanneer heeft u voor het laatst om iets kunnen lachen?); d. snel moe zijn en als een berg opzien tegen activiteiten (wat doet u zo op een dag?) e. Of ze zich zelf als somber beschouwen (hoe is het met uw stemming? beschouwt u uzelf als somber?)
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
28
29
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
ZORGMONITOR, Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
GGD Rotterdam-Rijnmond, cluster Zorgregie, Zorgmonitor
30