Zorgmonitor Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht
Resultaten van de deelnemers
2007-2010
Eindrapportage
Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT Resultaten van de deelnemers 2007-2010 Eindrapportage
Eva Mandos, Kees van Veldhuizen en Staf van Zeele Cluster Zorgregie, Staf Onderzoek & Projecten
Oktober 2010 GGD Rotterdam-Rijnmond
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord ..................................................................................................................................... - 5 Samenvatting................................................................................................................................. - 7 1 Inleiding................................................................................................................................. - 9 1.1 Het programma Van Klacht naar Kracht .................................................................... - 9 1.2 Context ................................................................................................................... - 12 1.3 Leeswijzer............................................................................................................... - 13 2 Omvang en kenmerken van de deelnemers ......................................................................... - 15 2.1 Persoonskenmerken van de deelnemers................................................................. - 15 2.2 Spreiding over de stad ............................................................................................ - 16 3 Gezondheid van de deelnemers bij aanvang........................................................................ - 19 3.1 Medische maten...................................................................................................... - 19 3.2 Gezondheid en pijnklachten .................................................................................... - 24 3.3 Beweeggedrag........................................................................................................ - 26 3.4 Roken en alcohol .................................................................................................... - 28 3.5 Eten en drinken....................................................................................................... - 29 3.6 Gevoel van regie over eigen leven .......................................................................... - 30 3.7 Conclusies .............................................................................................................. - 31 4 Resultaten van de deelnemers ............................................................................................ - 33 4.1 Resultaten op de uitkomstmaten ............................................................................. - 33 4.2 Verloop resultaten ................................................................................................... - 42 4.3 Resultaten van de follow-up meting......................................................................... - 45 4.4 Conclusies .............................................................................................................. - 47 5 Deelnemers die vroegtijdig stoppen ..................................................................................... - 49 5.1 Omvang en redenen ............................................................................................... - 49 5.2 Persoonskenmerken en gezondheid ....................................................................... - 51 5.2 Resultaten van de vroegtijdige stoppers .................................................................. - 52 5.3 Uitval vergeleken .................................................................................................... - 53 5.4 Conclusies .............................................................................................................. - 56 6 Conclusies en discussie....................................................................................................... - 57 6.1 Conclusies .............................................................................................................. - 57 6.2 Aanbevelingen en discussie .................................................................................... - 58 Bijlage I Aantal ingevulde vragenlijsten....................................................................................... - 61 Bijlage II Gezondheidswinst deelnemers met afgeronde onderdelen ........................................... - 63 Bijlage III Gezondheidswinst deelnemers een half jaar na afloop.................................................. - 65 Bijlage IV Gezondheidswinst uitvallers ......................................................................................... - 67 Bijlage V Indicatieformulier huisarts............................................................................................. - 69 Literatuur ..................................................................................................................................... - 72 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Voorwoord Voor u ligt het resultaat van drie jaar monitoren van deelnemers aan het beweegprogramma Van Klacht naar Kracht. Het programma zet mensen fysiek en mentaal in beweging en slaat een brug tussen huisartsenzorg en wijkactiviteiten. Het maakt gebruik van leefstijladviseurs en een beweegactiviteitentraject op maat. Wat is er veel gebeurd in drie jaar! Het programma is uit de ontwikkelfase getreden en is nu praktijk in een groot aantal Rotterdamse wijken. En al die tijd hebben leefstijladviseurs de moeite genomen om heel systematisch de vorderingen van iedere deelnemer te registreren. Met als doel een helder en eerlijk beeld te geven van wat het programma oplevert. De resultaten mogen er zijn. Niet alleen boeken de deelnemers gezondheidswinst, ze houden deze ook vast gedurende de loop van het activiteitentraject. Ook de follow-up meting zes maanden na het beëindigen van het traject laat behoud van de winst zien. Naast meer gezondheid is er resultaat op activering: een derde van de deelnemers geeft aan maatschappelijk actiever te zijn geworden. De analyse van de groep voortijdige stoppers laat zien dat vooral vroeg in de eerste fase mensen afhaken. Maken ze een goed begin, dan gaat men ook door en maakt men het traject af. Dit is een intrigerende uitkomst die het verdient om verder onderzocht te worden. Van Klacht naar Kracht heeft samen met andere gecombineerde leefstijlinterventies model gestaan voor de in opdracht van het Ministerie van VWS ontwikkelde BeweegKuur, die door het College voor Zorgverzekeringen is voorgedragen voor opname in de basisverzekering in 2012. De Raad voor Volksgezondheid en Zorg publiceerde onlangs een rapport met als hoofdadvies een betere balans tussen focus op Ziekte & Zorg en Gezondheid & Gedrag in de huisartsenzorg. Van Klacht naar Kracht levert met dit rapport en de mooie resultaten van de deelnemers van Van Klacht naar Kracht een waardevolle bijdrage aan de onderbouwing van deze nieuwe benadering.
Tine de Hoop, programmaleider
-5-
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Samenvatting In september 2007 is de uitvoering van het Rotterdamse leefstijlprogramma Van Klacht naar Klacht gestart. Doel van het programma is te voorkomen dat beginnende symptomen van diabetes of depressie leiden tot chronische aandoeningen. Patiënten die extra risico lopen op deze aandoeningen, of deze al hebben ontwikkeld, krijgen leefstijlactiviteiten aangeboden om hun gezondheid te verbeteren. Voorbeelden hiervan zijn beweegactiviteiten en voedingsadvies. De deelnemer krijgt bij het doorlopen van het leefstijltraject persoonlijke begeleiding van een leefstijladviseur. Het programma heeft de volgende onderdelen: • Fase 1: bewegen in groepsverband bij de fysiotherapeut; maximaal 3 maanden • Fase 2: de cursus Samen Sportief Afvallen of de preventieve GGZ- cursus Liever Bewegen Dan Moe; maximaal 3 maanden • Fase 3: deelname aan een beweegactiviteit in de wijk, maximaal 6 maanden De precieze invulling van het traject is afhankelijk van de individuele gezondheidsklachten en motivatie van de cliënt: cliënten hoeven niet altijd alle fasen te doorlopen. Het programma duurt maximaal één jaar. De deelnemers krijgen op verschillende momenten in het traject een vragenlijst voorgelegd ten behoeve van de monitoring van het programma. Deze krijgen zij bij aanvang van het traject, na drie maanden, na zes maanden, na een jaar c.q. bij beëindiging van het traject en zes maanden na afloop van het traject. In de afgelopen drie jaar zijn voor 1026 deelnemers aan het leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht resultaatgegevens beschikbaar gekomen. Deze rapportage doet verslag van de resultaten die de deelnemers hebben geboekt. De deelnemers aan het programma voldoen aan het vooraf opgestelde profiel van de doelgroep. Zij hebben: • (pre-)diabetes (hoge glucosewaarde, HbA1c-niveau, bloeddruk, etc.), • chronische a-specifieke pijnklachten of • milde depressieve klachten. Verder blijkt uit de achtergrondkenmerken dat vooral personen met een laag opleidingsniveau instromen. Er doen relatief veel vrouwen en allochtonen mee. Uit de eindmeting van de deelnemers blijkt dat hun resultaten op de uitkomstmaten positief zijn en dat zij gezonder zijn geworden. Deze uitkomstmaten zijn: • een aantal medische maten (bijvoorbeeld buikomvang, gewicht) • de ervaren gezondheid en psychische gezondheid, beweegangst, hinder van psychische klachten en pijnklachten • conditie en motivatie • attitude ten opzichte van bewegen en gezondheid • zelfgerapporteerde gedragsveranderingen Op alle onderdelen is sprake van een verbetering. Zo is de gemiddelde buikomvang afgenomen met bijna vier centimeter en zijn de diabetes maten (onder andere HbA1c) in waarde gedaald. Een half jaar nadat deelnemers het programma hebben afgerond is de buikomvang zelfs verder gedaald met ruim twee centimeter. Ook de door de deelnemers zelf ervaren gezondheid is toegenomen. Bij degenen die beweegangst hadden is deze afgenomen. Ook heeft men minder last van pijnklachten. De deelnemers zeggen meer te bewegen dan bij de aanvang van het programma en daar bovendien meer plezier in te hebben. Ook de psychische gezondheid is beter geworden en een aanzienlijke groep deelnemers zegt meer -7-
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
maatschappelijk actief te zijn en meer sociale contacten te hebben. Driekwart van de deelnemers zegt zich beter te voelen dan voorafgaand aan het programma. Een uitsplitsing van de resultaten naar aard van de indicatie laat zien dat de daling van de buikomvang van deelnemers met (pre-)diabetes het grootst is. Voor deelnemers met diabetes daalt de buikomvang met gemiddeld tien centimeter. Deelnemers met a-specifieke pijnklachten rapporteren een sterke daling van de beweegangst. Deelnemers met een depressie rapporteren een verbetering van hun psychische gezondheid sinds deelname aan Van Klacht naar Kracht. Een half jaar nadat deelnemers het programma hebben afgerond, zijn er naast de verdere daling van de buikomvang nog andere verbeteringen in de gezondheid te zien. De deelnemers zijn meer gaan bewegen en sporten en voelen zich gezonder. Het eindoordeel van de leefstijladviseurs over de vorderingen van de deelnemers is in de meeste gevallen eveneens positief. Van de 1026 deelnemers aan het programma is één op de drie deelnemers vroegtijdig gestopt. 19% van de vroegtijdige stoppers heeft geen behoefte aan het programma of is niet gemotiveerd om deel te nemen. Deelnemers van Turkse, Marokkaanse en overige niet-westerse herkomst vallen iets vaker uit dan deelnemers uit andere bevolkingsgroepen. Lager opgeleiden, deelnemers jonger dan 45 jaar, mannen en gehuwde en samenwonende deelnemers stoppen vaker vroegtijdig met het programma. We zien hier de lage SES groep vertegenwoordigd. Ook landelijk onderzoek laat een hogere uitval uit leefstijlprogramma’s zien bij lage SES groepen. De psychische gezondheid van uitvallers is minder goed dan die van de andere deelnemers. Naar verwachting ligt de uitval van deelnemers aan Van Klacht naar Kracht op een hoger niveau dan bij soortgelijke gecombineerde leefstijlinterventies als de BeweegKuur en Bewegen Op Recept. Nader onderzoek van deze programma’s moet uitwijzen of dat inderdaad zo is.
-8-
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
1
Inleiding
In dit hoofdstuk bespreken we de hoofdkenmerken van het programma Van Klacht naar Kracht (VKnK) en de wijze waarop de monitoring van het programma is opgezet (1.1). Daarna plaatsen we VKnK in een breder perspectief door de context van het programma te beschrijven (1.2). De leeswijzer volgt in paragraaf 1.3.
1.1
Het programma Van Klacht naar Kracht
In de afgelopen drie jaar zijn voor 1026 deelnemers aan het leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht resultaatgegevens beschikbaar gekomen. Na drie jaar is de onderzoekspilot afgerond en presenteren we in deze rapportage de resultaten van de deelnemers. In september 2007 is de uitvoering van het Rotterdamse leefstijlprogramma Van Klacht naar Klacht gestart. Het programma is een gezamenlijke inspanning van het samenwerkingsverband van Van Klacht naar Kracht. Doel van het programma is te voorkomen dat beginnende symptomen van diabetes of depressie leiden tot chronische aandoeningen. Patiënten die extra risico lopen op deze aandoeningen, of deze al hebben ontwikkeld, krijgen leefstijlactiviteiten aangeboden om hun gezondheid te verbeteren. Voorbeelden hiervan zijn beweegactiviteiten en voedingsadvies. De deelnemer krijgt bij het doorlopen van het leefstijltraject persoonlijke begeleiding van een leefstijladviseur. De deelnemers aan het programma hebben: • (pre-) diabetes, • chronische a-specifieke pijnklachten of • depressieve klachten. De huisarts verwijst op basis van een indicatieformulier door naar de leefstijladviseur (zie Bijlage V). Het traject is als volgt opgebouwd: Fase 1 De patiënt is door de huisarts doorverwezen naar de leefstijladviseur (LSA). LSA neemt intake af. De patiënt komt via de LSA bij de fysiotherapeut. Patiënten bewegen in groepjes van 7-10 personen in het centrum (maximaal 3 maanden). LSA neemt tussenmeting af en meldt patiënt aan voor cursus Samen Sportief Afvallen (SSA) of de preventieve GGZ- cursus Liever Bewegen Dan Moe (LBDM). Fase 2 De patiënt komt via LSA bij een cursus SSA of LBDM. De cursus wordt gegeven op een locatie in de buurt van het centrum (bijvoorbeeld buurthuis). Patiënt/deelnemer gaat terug naar de LSA voor een tussenmeting en bespreekt met de LSA aan welke activiteit in de buurt hij deel gaat nemen. Patiënten volgen een cursus van 12 weken SSA of 7 weken LBDM. Fase 3 Patiënt/deelnemer komt via LSA bij de beweegaanbieder voor onder andere zwemles, aquarobics, fietsles, dansles, aerobics, sportief wandelen (in de wijk aangeboden). LSA neemt na 6 maanden de 1 eindmeting af. De precieze invulling van het traject is afhankelijk van de individuele gezondheidsklachten en motivatie van de cliënt: het is een traject op maat. Het is dus ook mogelijk dat een deelnemer bijvoorbeeld fase 1 overslaat en direct instroomt in fase 2. De leefstijladviseur en de cliënt beslissen samen welke activiteiten het meest geschikt zijn. Het totale programma duurt voor de deelnemer maximaal één jaar.
1
Zie de website http://www.vanklachtnaarkracht.com voor meer informatie over het programma. -9-
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
In het hele traject werken verschillende partners samen en realiseren zij een keten van activerende zorg in de wijk: eerstelijns zorgaanbieders, ROS Zorgimpuls, Achmea Zorg, Thuiszorg Rotterdam, preventieve GGZ instellingen, Gemeente Rotterdam en deelgemeenten. Het programma Van Klacht naar Kracht is niet het enige in zijn soort. Voorbeeldprogramma’s zijn Big!Move (dat draait in onder andere Amsterdam en Utrecht) en het programma Bewegen op Recept (dit is al geruime tijd onder andere in Den Haag actief). Samen met Van Klacht naar Kracht hebben ze model gestaan voor het programma BeweegKuur van VWS, dat is uitgewerkt door het NISB (Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen). Aan BeweegKuur is een uitgebreide effectevaluatie verbonden die elders wordt uitgevoerd. Monitor Van Klacht naar Kracht Het samenwerkingsverband van Van Klacht naar Kracht heeft afgesproken om de resultaten van de deelnemers aan het programma te monitoren. Deze monitoring wordt uitgevoerd door de Zorgmonitor van het cluster Zorgregie van de GGD Rotterdam-Rijnmond. Twee vragen zijn richtinggevend bij de monitor, namelijk: 1. Bereikt het programma de beoogde doelgroep? 2 2. Welke resultaten boeken de deelnemers op de volgende uitkomstmaten : • een aantal medische maten (waaronder buikomvang en HbA1c niveau) • de ervaren gezondheid en psychische gezondheid, beweegangst, hinder van psychische klachten en pijnklachten • conditie en motivatie • attitude ten opzichte van bewegen en gezondheid • zelfgerapporteerde gedragsveranderingen (waaronder beweeggedrag en activering) Tijdens het eerste gesprek van de deelnemer met de leefstijladviseur wordt een vragenlijst (intake) afgenomen en wordt een aantal metingen verricht, bijvoorbeeld gewicht en bloeddruk. Na elke fase die is doorlopen, wordt opnieuw een vragenlijst ingevuld, die inzicht moet geven in de vorderingen van de deelnemer. Er is per deelnemer sprake van maximaal vijf meetmomenten: Naam
Meting
Evaluatiemoment
T0 T1 T2 T3/T43 T5
Nulmeting Eerste tussenmeting Tweede tussenmeting Eindmeting Follow-up
Intake bij start traject Na drie maanden Na zes maanden Na maximaal een jaar Zes maanden na afloop van het programma
Alle gegevens uit de vragenlijsten zijn ingevoerd in een databestand. Door de scores op de diverse metingen te vergelijken is vast te stellen welke resultaten de deelnemers boeken. De belangrijkste resultaten hebben we bepaald door de gemiddelde scores van de deelnemers te vergelijken. Door middel van een statistische test hebben we vervolgens bepaald of verschillen statistisch significant 4 zijn. In het kader van de monitor zijn tot nu toe twee tussenrapportages afgerond. In november 2008 is de eerste tussenevaluatie uitgevoerd (Zorgmonitor GGD Rotterdam-Rijnmond, 2008). In 2009 de tweede (Van Zeele & Mandos, 2009). Voor u ligt de eindrapportage. Deze eindrapportage is gebaseerd op de vragenlijsten die zijn ingevuld bij T0, T1, T2, T3/T4 en T5. Het gaat om vragenlijsten die zijn ingevuld tot eind april 2010. Overigens merken we op dat het in dit onderzoek gaat om een monitor en niet om een evaluatie of effectmeting. De lezer treft in deze rapportage een beschrijving aan van de resultaten
2
De uitkomstmaten zijn beschreven in de Basisset onderzoeksindicatoren (VKnK, 2007). In eerste instantie was de vragenlijst T3 inhoudelijk gelijk aan T1 en T2. Later is T3 vervangen door de vragenlijst T4 waaraan een aantal nieuwe vragen is toegevoegd. 4 De statistische toets die we gebruikt hebben is de gepaarde T-Toets voor het verschil tussen gemiddelden. We noemen een verschil statistisch significant als de kans dat een gemeten verschil op toeval berust kleiner is dan 5%. 3
- 10 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
van de deelnemersgroep en geen toetsing waarbij de effecten worden afgezet tegen de resultaten van een controlegroep. Naast de eindrapportage verschijnt dit najaar eveneens een procesevaluatie van het programma Van Klacht naar Kracht (Schouten, 2010) en een klanttevredenheidsonderzoek (Jagmohansingh, 2010). Dit klanttevredenheidsonderzoek is gebaseerd op groepsgesprekken met deelnemers. Een eerder klanttevredenheidsonderzoek werd in 2008 uitgevoerd (Matthijssen, 2008).
- 11 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
1.2
Context
“Het programma Van Klacht naar Kracht geeft invulling aan gezondheidsbevordering vanuit de eerstelijnszorg”, zo staat in “Gezond in de Stad”, de kadernota gezondheidszorg van de gemeente Rotterdam. In deze nota wordt de inzet op het verbeteren van de leefstijl van Rotterdammers als één van de speerpunten benoemd. De drie grote steden en Zuidelijk Limburg scoren slecht op een aantal leefstijlindicatoren (% rokers, % drinkers, % gezond bewegers, % obesitas). Een ongezonde leefstijl komt vaker voor onder lager opgeleiden en mensen die moeite hebben om financieel rond te komen (Gemeente Rotterdam, 2006). Ook uit andere cijfers blijkt dat de gezondheid van de Rotterdamse bevolking matig is: 48% van de bevolking van 16 jaar en ouder heeft overgewicht, 55% heeft minstens één chronische ziekte, 16% heeft een hoge bloeddruk, 6% heeft diabetes en 8% heeft een hoog risico op een depressie of angststoornis (Van Veelen et al, 2009). Met het programma Van Klacht naar Kracht moet voorkomen worden dat mensen met beginnende klachten chronische aandoeningen als diabetes of depressie ontwikkelen of dat bij patiënten deze aandoeningen zich verergeren. Door patiënten gezonde leefstijlactiviteiten als bewegen, voedingsadvies en coaching aan te bieden, zet het programma patiënten aan tot een gezondere leefstijl waardoor minder gezondheidsklachten ontstaan. Van Klacht naar Kracht is een gecombineerde leefstijlinterventie. Een gecombineerde leefstijlinterventie bestaat uit adviseren over en begeleiden bij dieet, beweging en gedragsverandering (CVZ, 2009 en 2010). Soortgelijke gecombineerde leefstijlinterventies (GLI’s) zijn Big!Move, BeweegJeBeter, Bewegen Op Recept en de BeweegKuur. Kenmerkend zijn de verwijzing naar de interventie vanuit de eerstelijns zorg, de coaching, de nadruk op groepsactiviteiten en plezier in bewegen en de aansluiting op activiteiten voor gezond en actief leven in de woonomgeving van de deelnemer. Kenmerkend voor VKnK is het opbouwen van een wijkgerichte infrastructuur voor preventie vanuit de zorg met een optimaal gebruik van al bestaande activiteiten en cursussen, waarin VKnK deelnemers kunnen doorstromen en waaraan ook andere wijkbewoners kunnen deelnemen. Dit maakt dat VKnK eenvoudig lokaal is in te richten en flexibel is. Daarnaast beantwoordt het programma aan professionele kwaliteitseisen en genereert het een belangrijke spin-off aan gezond en actief leven activiteiten in de deelnemende wijken. Van een aantal met VKnK vergelijkbare interventies is de (kosten)effectiviteit van de interventies onderzocht. Zo wijst de SLIM studie uit dat bij mensen met hoogrisico op DMII in de interventiegroep 47% minder DMII is ontwikkeld ten opzichte van de controlegroep. Lange termijn leefstijlinterventie verlaagt het risico op type 2 diabetes in een hoog-risico groep, zelfs zonder grote veranderingen in lichaamsgewicht. De SLIM interventie is kosteneffectief (Roumen, 2009). De NEMESIS-studie van het Trimbos-Instituut heeft in 2009 aangetoond dat sporten/bewegen helpt om depressieve klachten te verhelpen en depressie te voorkomen (ten Have et al, 2009). Een tot drie uur sporten per week is voldoende om de positieve effecten te bereiken. Uit de GIDS modelleringstudie blijkt dat leefstijlinterventies bij volwassenen het meest succesvol zijn als zij via de huisarts worden ingezet (Burdorf et al, 2008). VKnK is zo ingericht dat het programma mensen met een lage sociaal-economische status en allochtone groepen aanspreekt en voor hen laagdrempelig is. De activiteiten zijn goedkoop, dichtbij huis en gericht op plezier in bewegen. Er is een cultuursensitieve begeleiding en inrichting van de activiteiten en waar gewenst aparte mannen/vrouwengroepen en inzet van tolken of allochtone zorgconsulenten. Ook zijn meetinstrumenten voor monitoring zoveel mogelijk aangepast op laaggeletterden (van Hooijdonk et al, 2010). De door het NISB ontwikkelde BeweegKuur is op essentiële punten gelijk aan VKnK: ook in de BeweegKuur is er een leefstijladviseur die coacht en begeleidt en wordt de verbinding met - 12 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
leefstijlactiviteiten in de wijk vanuit de zorg gerealiseerd. De Pakketten 1 en 2 van de BeweegKuur (achtereenvolgens het zelfstandig beweegprogramma en het opstartprogramma) zijn de minimumvarianten van VKnK, Pakket 3 (het begeleid beweegprogramma) is het meest vergelijkbaar met VKnK. De pakketten 1 en 2 zijn door het College van Zorgverzekeringen voorgedragen om opgenomen te worden in het basispakket voor verzekerde zorg (CVZ, 2010); ze zijn kosteneffectief (Bemelmans et al, 2008). De onderzoekspilot VKnK is nu afgelopen. De diverse partijen willen het programma graag voorzetten op de wijze waarop het nu wordt uitgevoerd. Een heel belangrijke voorwaarde bij de reguliere inbedding is het opnemen van de BeweegKuur in de basisverzekering.
1.3
Leeswijzer
Allereerst komen in hoofdstuk 2 de omvang van de onderzoeksgroep en de persoonskenmerken van de deelnemers aan het programma aan de orde. Vervolgens bespreken we in hoofdstuk 3 de gezondheid en gezondheidsbeleving van de deelnemers bij aanvang van het programma. Daarna kijken we in hoofdstuk 4 naar de resultaten in termen van gezondheidswinst van de deelnemers. Hierbij zetten we de gezondheid op verschillende tijdsmomenten van het programma af tegen de gezondheid bij het intakegesprek. In hoofdstuk 4 bespreken we ook de gezondheidswinst van de deelnemers naar de aard van de indicatie voor deelname. We onderscheiden hier deelnemers met (pre-)diabetes, depressie of a-specifieke pijnklachten. Tenslotte wordt de gezondheid beschreven van deelnemers op het moment dat zij het programma een half jaar hebben afgerond. In hoofdstuk 5 bespreken we hoeveel deelnemers vroegtijdig stoppen met deelname aan VKnK en welke redenen hierbij een rol spelen. We gaan in op de achtergrondkenmerken van de uitvallers en op de gezondheidswinst die zij desondanks boeken. Tevens maken we een korte vergelijking met de uitval bij andere leefstijlprogramma’s. We eindigen met conclusies (hoofdstuk 6).
- 13 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
2
Omvang en kenmerken van de deelnemers
In dit hoofdstuk bespreken we de persoonskenmerken van de deelnemers en gaan we in op de spreiding van de deelnemers over de stad.
2.1
Persoonskenmerken van de deelnemers
In tabel 2.1 staan de persoonskenmerken van de deelnemers aan het programma. Eind april 2010 zijn 5 er 1026 deelnemers in het onderzoek opgenomen. Bijna vier van de vijf deelnemers (78%) is vrouw en bijna vier van de vijf (78%) is 45 jaar of ouder. 41% is alleenstaand. Ruim een derde van de deelnemers is van Nederlandse herkomst (39%); iets meer dan een derde (34%) is Surinaams of van Turkse komaf. Het opleidingsniveau van de deelnemers is laag. 16% heeft geen afgeronde opleiding en 22% heeft alleen lager onderwijs gevolgd. Een vijfde heeft een opleiding op MBO-niveau of hoger. In Rotterdam als geheel hebben veel meer mensen een opleiding op MBO-niveau of hoger (62%). Tabel 2.1 Achtergrondkenmerken van de deelnemers Geslacht (n=914) Leeftijd (n=903)
Burgerlijke staat (n=928)
Etniciteit (n=851)
Opleiding (n=915)
5
man Vrouw <= 34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55-64 jaar >= 65 jaar Getrouwd, samenwonend Ongehuwd, nooit getrouwd geweest Gescheiden, gescheiden levend Weduwe, weduwenaar Nederlands Surinaams Turks Marokkaans Antilliaans/Arubaans Overig niet-westers Overig westers Geen opleiding Lager onderwijs Lager of voorbereidend beroepsonderwijs Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs Middelbaar beroepsonderwijs en beroepsbegeleidend onderwijs Hoger (beroeps)onderwijs (incl. HAVO en VWO) Wetenschappelijk onderwijs Anders
22% 78% 6% 16% 31% 30% 17% 59% 12% 21% 8% 39% 17% 17% 12% 6% 5% 4% 16% 22% 20% 20% 9% 10% 1% 2%
In Bijlage I staat een overzicht van het aantal ingevulde vragenlisten dat in het registratiebestand is opgenomen. - 15 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Indicatie Van een kwart van de deelnemers is in het onderzoeksbestand geregistreerd wat de exacte indicatie 6 is voor deelname aan het programma. Het blijkt hier vooral te gaan om mensen met diabetes of prediabetes symptomen (respectievelijk 34% en 33%). 11% van de deelnemers heeft depressieve klachten en 22% a-specifieke pijnklachten (figuur 2.1). Figuur 2.1 Indicatie voor deelname (n=254) 22% 34%
pre-diabetes diabetes
11%
depressie a-specifieke pijnklachten
33%
Persoonskenmerken naar indicatie Bijna alle deelnemers met a-specifieke pijnklachten zijn vrouw (tegen 78% van alle deelnemers). Onder hen zijn personen tussen 35 en 45 jaar ruim vertegenwoordigd (28% tegen 18% van alle deelnemers). Personen zonder opleiding (24,5% tegen 13,4% van alle deelnemers) en personen van Turkse en Marokkaanse herkomst (52% tegen 29% van alle deelnemers) komen eveneens relatief vaker voor onder deelnemers met a-specifieke pijnklachten. Van de deelnemers met diabetes is 60% ouder dan 54 jaar (tegen 41% van alle deelnemers). Meer dan de helft is van Nederlandse herkomst (53% tegen 43% van alle deelnemers). De persoonskenmerken van deelnemers met pre-diabetes wijken nauwelijks af van die van alle deelnemers. De deelnemers met een indicatie voor depressie zijn vaker tussen 35 en 45 jaar oud (29% tegen 18% van alle deelnemers) en zijn relatief vaker gescheiden (38% tegen 24% van alle deelnemers).
2.2
Spreiding over de stad
De begeleiding van de deelnemers vindt in de meeste gevallen plaats door een leefstijladviseur in een gezondheidscentrum (GC). De leefstijladviseur is in de meeste gevallen een fysiotherapeut, een praktijkondersteuner van een huisarts (POH) en soms een diëtiste. In één geval betreft het een gewichtsconsulente en in een ander geval een maatschappelijk werker (die inmiddels niet meer actief is). Behalve vanuit gezondheidscentra opereren de leefstijladviseurs ook vanuit fysiotherapiepraktijken en andere eerstelijnssamenwerkingsverbanden. De deelnemers die in het onderzoeksbestand zijn opgenomen zijn verspreid over 17 locaties in de stad (zie tabel 2.2). Het aantal deelnemers is gelijkmatig verspreid over de diverse locaties. Bij gezondheidscentra waar het deelnemersaantal enigszins achterblijft, is men later begonnen of kent men problemen met de instroom. Personele wisselingen spelen ook een rol. De meeste deelnemende gezondheidscentra zijn gesitueerd in wijken met een gezondheidsachterstand. In de deelgemeenten Charlois, Feijenoord en Prins Alexander doen elk drie centra mee; in Delfshaven en IJsselmonde twee centra. Verder doen er in het Stadscentrum en in Noord één centrum mee. Het enige centrum in Kralingen/Crooswijk is in het tweede kwartaal van 2008 6
Vanaf oktober 2009 is een vraag naar de indicatie van de deelnemers in de vragenlijsten opgenomen.
- 16 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
gestopt. In de gemeente Capelle aan de IJssel doet het IJssellandziekenhuis, een tweedelijnsinstelling mee. Tabel 2.2 Deelnemers VKnK die in het onderzoeksbestand zijn opgenomen, naar locatie en deelgemeente Deelgemeente Delfshaven Stadscentrum Prins Alexander IJsselmonde Charlois Feijenoord Kralingen/Crooswijk Noord Capelle a/d IJssel Onbekend Totaal
Aantal VKnK Aantal % van locaties deelnemers totaal 2 1 3 2 3 3 1 1 1
17
121 72 224 126 154 230 31 21 44 3 1026
12% 7% 22% 12% 15% 22% 3% 2% 4% 0% 100%
Sinds april 2010 zijn er in Rotterdam nieuwe VKnK en BeweegKuur locaties gestart in drie nieuwe deelgemeenten. In de deelgemeente Kralingen/Crooswijk vindt een herstart plaats. De deelnemers die op deze locaties worden begeleid, zijn niet opgenomen in het onderzoeksbestand. Hetzelfde geldt voor de deelnemers die begeleid worden op twee al langer bestaande BeweegKuurlocaties in de deelgemeenten Feijenoord en Prins Alexander.
- 17 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
3
Gezondheid van de deelnemers bij aanvang
In dit hoofdstuk schetsen we de gezondheidskenmerken van de deelnemers bij aanvang van het programma Van Klacht naar Kracht. We beginnen met de resultaten van een aantal medische testen die zijn afgenomen (3.1). Daarna volgt een bespreking van gezondheid en pijnklachten (3.2) en het beweeggedrag van de deelnemers (3.3). Vervolgens gaan we in op roken en alcoholgebruik (3.4), eeten drinkgewoonten (3.5) en op de mate waarin deelnemers regie denken te hebben over hun eigen leven (3.6).
3.1
Medische maten
Van de deelnemers zijn medische gegevens verzameld. Hierbij is gekozen voor maten die een indicatie zijn voor een verhoogd risico op diabetes mellitus. Allereerst gaan wij in op buikomvang, gewicht en BMI. Daarna komen bloeddruk, glucosewaarde, het HbA1c-niveau en het cholesterolniveau van het bloed aan de orde. Buikomvang Voor mannen is een buikomvang van maximaal 102 centimeter wenselijk. Bij vrouwen is dat maximaal 88 centimeter. Bijna alle deelnemers scoren boven deze norm: 46% heeft een licht vergrootte buikomvang en 45% een sterk vergrootte buikomvang (figuur 3.1.1). Figuur 3.1.1 Buikomvang (n=776)
9% normaal (m 102 cm; v 88 cm) 45%
licht vergroot (m 103-122 cm; v 89-108 cm) sterk vergroot (m > 122 cm; v >108 cm) 46%
In tabel 3.1.1 wordt de buikomvang van de deelnemers uitgesplitst naar indicatie. Bijna de helft van de (pre-) diabeten heeft een sterk vergrootte buikomvang. De buikomvang van deelnemers met een depressie en a-specifieke pijnklachten is minder groot, maar nog altijd heeft meer dan de helft een licht vergrootte buikomvang; een kwart heeft een normale buikomvang. Tabel 3.1.1 Buikomvang naar indicatie
Pre-diabetes Diabetes Depressie A-specifieke pijnklachten
normaal
licht vergroot
sterk vergroot
(m 102 cm) (v 88 cm)
(m 103-122 cm) (v 89-108 cm)
(m > 122 cm) (v >108 cm)
8% 3% 24% 26%
45% 48% 62% 51%
47% 49% 14% 23%
totaal
n
100% 100% 100% 100%
75 75 21 39
- 19 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Gewicht en BMI Het gewicht van deelnemers aan het programma varieert van 47 tot 171 kilogram. Het gemiddelde gewicht van vrouwen is 90 kilogram; het gemiddelde van mannen is 102 kilogram. De Body Mass Index (BMI) is een index voor het gewicht in verhouding tot de lichaamslengte. De BMI geeft een schatting van het gezondheidsrisico van het lichaamsgewicht. Bij een BMI van boven de 30 is er sprake van ernstig overgewicht en is het medisch gezien noodzakelijk af te vallen. Van de deelnemers aan het programma heeft 72% een ernstig overgewicht (figuur 3.1.2). Figuur 3.1.2 Body Mass Index (BMI) (n=816) 5% normaal gewicht (BMI 25)
23%
matig overgewicht (BMI 25-30) ernstig overgewicht (BMI > 30)
72%
Vooral de (pre-) diabeten hebben een ernstig overgewicht (tabel 3.1.2). Deelnemers met depressie of a-specifieke pijnklachten hebben in mindere mate overgewicht. Toch heeft nog altijd meer dan 40% van deze groep een ernstig overgewicht. Tabel 3.1.2 BMI naar indicatie
Pre-diabetes Diabetes Depressie A-specifieke pijnklachten
- 20 -
normaal gewicht
matig overgewicht
ernstig overgewicht
(BMI 25)
(BMI 25-30)
(BMI > 30)
1% 0% 16% 12%
18% 27% 42% 44%
81% 73% 42% 44%
totaal
n
100% 100% 100% 100%
73 73 19 41
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Bloeddruk Een bloeddruk waarvan de bovendruk hoger is dan 140 en/of de onderdruk hoger is dan 90, geldt als afwijkend. 40% van de deelnemers heeft een verhoogde bloeddruk (figuur 3.1.3). Figuur 3.1.3 Bloeddruk (n=705)
40%
normaal ( 140/90)
verhoogd (> 140/90) 60%
Er zijn geen grote verschillen in bloeddruk tussen de vier groepen. Bij deelnemers met a-specifieke pijnklachten is de bloeddruk iets vaker normaal (80%) dan bij de overige drie (tabel 3.1.3). Tabel 3.1.3 Bloeddruk naar indicatie
Pre-diabetes Diabetes Depressie A-specifieke pijnklachten
normaal
verhoogd
( 140/90)
(> 140/90)
67% 62% 62% 80%
33% 38% 38% 20%
totaal
n
100% 100% 100% 100%
66 68 16 35
Glucose en HbA1c (bloedsuikerwaarde) Wanneer mensen iets eten of drinken dat koolhydraten bevat, stijgt de concentratie glucose in het bloed. Deze bloedglucosewaarde (ook wel bloedsuikerwaarde genoemd) daalt vrijwel onmiddellijk weer onder invloed van insuline; een hormoon dat door het eigen lichaam wordt aangemaakt. Bij gezonde mensen is er een natuurlijke balans tussen de bloedsuikerwaarde en de afgifte van insuline. Wanneer de insulineaanmaak of de gevoeligheid van cellen voor insuline echter ontregeld is, zal de bloedglucosewaarde hoger zijn dan normaal. Door middel van een vingerprik kan de bloedglucosewaarde op dat exacte moment worden gemeten. Het acceptabele niveau van deze glucosewaarde (nuchter) is 6,1 millimol per liter of lager. Daarnaast is het via bloedonderzoek mogelijk een indicatie te krijgen van de gemiddelde bloedsuikerwaarde over een langere periode (bijvoorbeeld 3 maanden). Deze zogenoemde HbA1c zal 7 bij mensen die geen diabetes hebben rond de 31 millimol per mol liggen. De veilige norm ligt volgens 8 het Nederlands Huisartsen Genootschap op 53 millimol per mol. Van de mensen met een (pre-)diabetes indicatie is de actuele bloedglucosewaarde vastgesteld. Van deze groep heeft 60% een verhoogde glucosewaarde (zie figuur 3.1.4). Bij een wat kleiner aantal deelnemers is ook de HbA1c vastgesteld. Op de nulmeting voldoet bijna de helft van deze deelnemers (46%) niet aan de veilige norm (figuur 3.1.5).
7
In april 2010 is de eenheid waarin de HbA1c-waarde wordt weergegeven, veranderd van % in millimol per mol. 31 millimol per mol komt overeen met 5% in de oude weergave. 53 millimol per mol komt overeen met 7% in de oude weergave.
8
- 21 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Figuur 3.1.4 en 3.1.5 Actuele bloedglucosewaarde (nuchter) en HbA1c (n=545, 440) Bloedglucosewaarde
HbA1c
40%
46% 54%
60%
voldoet aan veilige norm (< 53 mmol/mol) voldoet niet aan veilige norm ( 53 mmol/mol)
acceptabel: < 6,1 mmol/l verhoogd: 6,1 mmol/l
Deelnemers met een indicatie voor diabetes hebben bijna allemaal (84%) een verhoogde glucosewaarde; een iets lager percentage (59%) voldoet bovendien niet aan de veilige norm voor HbA1c (tabel 3.1.4. en 3.1.5). Voor pre-diabeten liggen deze percentages lager (respectievelijk 40% en 24%). Uit de tabellen blijkt dat in een aantal gevallen ook de glucosewaarde en de HbA1c is vastgesteld bij deelnemers met depressie en a-specifieke pijnklachten. Bijna allemaal hebben zij acceptabele waarden. Tabel 3.1.4 Bloedglucosewaarde naar indicatie
Pre-diabetes Diabetes Depressie A-specifieke pijnklachten
acceptabel
verhoogd
(< 6,1 mmol/l)
( 6,1 mmol/l)
totaal
n
59% 16% 100% 81%
41% 84% 0% 19%
100% 100% 100% 100%
54 64 4 16
voldoet aan veilige norm
voldoet niet aan veilige norm
totaal
n
(< 53 mmol/mol)
( 53 mmol/mol)
76% 41% 100% 83%
24% 59% 0% 17%
100% 100% 100% 100%
34 58 3 6
Tabel 3.1.5 HbA1c naar indicatie
Pre-diabetes Diabetes Depressie A-specifieke pijnklachten
- 22 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Cholesterol Van een deel van de deelnemers (521) is bij aanvang van het programma de cholesterolwaarde gemeten. 41% van de deelnemers blijkt een verhoogd cholesterolniveau te hebben. Acceptabel is een waarde lager dan 5,2 millimol per liter (figuur 3.1.6). Figuur 3.1.6 Cholesterolgehalte (n=514)
40%
acceptabel cholesterolgehalte (< 5,2)
verhoogd cholesterolgehalte ( 5,2) 60%
Meer dan de helft van de pre-diabeten heeft een verhoogd cholesterolniveau. Diabeten hebben minder vaak een verhoogd niveau (tabel 3.1.6). Bij deelnemers met een depressie en a-specifieke pijnklachten is het cholesterolniveau slechts in enkele gevallen gemeten. Tabel 3.1.6 Cholesterolniveau naar indicatie
Pre-diabetes Diabetes Depressie A-specifieke pijnklachten
acceptabel
verhoogd
(< 5,2 mmol/l)
( 5,2 mmol/l)
45% 58% 75% 43%
55% 42% 25% 57%
totaal
n
100% 100% 100% 100%
53 55 4 14
- 23 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
3.2
Gezondheid en pijnklachten
Ervaren gezondheid In figuur 3.2.1 staat de ervaren gezondheid van de deelnemers aan het programma weergegeven. Een derde (34%) van de deelnemers ervaart een goede tot uitstekende gezondheid. Bijna tweederde (66%) noemt zijn eigen gezondheid matig tot slecht. Vergelijken we de gezondheid van de deelnemers met de gezondheid van alle Rotterdammers, dan voelen (in lijn met de verwachting) laatstgenoemden zich gemiddeld veel gezonder. Slechts 19% van de Rotterdammers ervaart een matige tot slechte gezondheid (Christiaanse et al, 2010). Figuur 3.2.1 Ervaren gezondheid van deelnemers (n=927) en algemene bevolking van Rotterdam (16 jaar en ouder) 60% 51% 47%
50% 40% 31% 30% 20%
19%
20%
16% 10%
10% 1%
2%
3%
0% Uitstekend
Zeer goed Rotterdam
Goed
Matig
Slecht
Deelnemers VKnK
Psychische gezondheid Het psychisch functioneren van de deelnemers is nagevraagd door middel van vijf vragen die gezamenlijk het MHI5-meetinstrument voor psychische gezondheid vormen. De resultaten hieruit zijn weergegeven in figuur 3.2.2. Iets minder dan de helft van de deelnemers voelt zich psychisch gezond (46%). De andere deelnemers voelen zich licht tot ernstig psychisch ongezond (54%). In lijn met de verwachting ligt dit 9 percentage voor Rotterdam als geheel lager, namelijk op 22% (Kuilman & Schouten, 2007).
9
De cijfers van Rotterdam zijn afkomstig uit de Gezondheidsnquête 2005. In de Gezondheidsnquête 2008 is psychische gezondheid op een andere manier gemeten, waardoor vergelijking met Van Klacht naar Kracht wordt bemoeilijkt.
- 24 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Figuur 3.2.2 Psychische gezondheid van deelnemers (n=815) en algemene bevolking van Rotterdam (16 jaar en ouder) 90% 78%
80% 70% 60%
46%
50% 40%
27%
30%
15%
20% 14% 10%
12% 5%
3%
0% Psychisch gezond
Psychisch licht ongezond
Psychisch matig ongezond
Rotterdam
Deelnemers VKnK
Psychisch ernstig ongezond
Pijnklachten en activiteiten om aan te werken Aan de deelnemers is gevraagd bij welke activiteiten zij pijnklachten hebben en waaraan men zou willen werken om die klachten te verminderen. Lopen is verreweg de meest genoemde activiteit waarbij men pijn ervaart en waaraan men zou willen werken om de daarbij ervaren klachten te verhelpen. In tabel 3.2.1 zijn de twaalf meest genoemde activiteiten weergegeven. Tabel 3.2.1 Twaalf belangrijkste activiteiten om aan te werken bij pijnklachten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
(langer) Lopen Sporten/fitness Traplopen Bukken/knielen/opstaan/omdraaien/dragen/pakken/tillen Wandelen (zwaar) Huishoudelijk werk Afvallen Fietsen Conditie verbeteren (Langer) staan Zwemmen Contacten leggen/ op bezoeken gaan/naar buiten gaan
Naast concrete activiteiten die gepaard gaan met pijn, worden overigens ook veel antwoorden gegeven die een meer mentale component hebben, zoals ‘afleiding en rust in hoofd hebben’ of een meer algemeen karakter hebben, zoals ‘meer bewegen’ en ‘fitter worden’. Naast de belangrijkste activiteit met pijnklachten is tevens gevraagd hoeveel moeite het nu kost om die activiteit uit te voeren. Op een schaal van 0 (onmogelijk) tot en met 10 (geen enkele moeite) geven de deelnemers gemiddeld de score 4 (enige moeite). Hinder van pijn en psychische klachten In welke mate worden de deelnemers gehinderd door pijnklachten en gevoelens of emoties? In tabel 3.2.2 zijn de antwoorden van de deelnemers op deze vraag opgenomen. Een aanzienlijke groep deelnemers (40%) zegt (heel) veel hinder te hebben van hun pijnklachten. Het aantal deelnemers dat (heel) veel hinder heeft van hun gevoelens en emoties is wat lager (30%). - 25 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Tabel 3.2.2 Hinder door pijn en psychische klachten Mate van hinder
Door pijnklachten (n=847)
Door gevoelens/emoties (n=823)
Helemaal geen hinder
12%
Weinig hinder
21%
25%
Enige hinder
27%
26%
Veel tot heel veel hinder Totaal
3.3
19%
40%
30%
100%
100%
Beweeggedrag
In deze paragraaf gaan we in op de attitude van de deelnemers ten aanzien van bewegen en op de angst en vermoeidheid bij bewegen. Daarna komen de sportparticipatie en de conditie van de deelnemers aan de orde. Als laatste wordt de motivatie van de deelnemers om te bewegen besproken. Attitude ten aanzien van bewegen Hoe kijken de deelnemers tegen bewegen aan en welke plaats neemt dit in hun dagelijkse leven in? De deelnemers hebben enkele vragen hierover voorgelegd gekregen en de antwoorden worden gepresenteerd in tabel 3.3.1. Een viertal stellingen wordt door tenminste de helft van de deelnemers onderschreven. • Vrijwel alle deelnemers willen meer bewegen om zich fit te voelen en/of gewicht te verliezen (97%). • Een deel van hen zegt ook plezier te hebben in bewegen (61%). • Meer dan zes van de tien deelnemers (61%) voelt zich schuldig als ze niet bewegen. • Iets meer dan de helft van de deelnemers geeft aan dat zij meer zouden bewegen als het aanbod van activiteiten beter aansloot op hun wensen (51%). Een aanzienlijke groep (40%) geeft aan niet voldoende geld te hebben om te bewegen. Een minderheid van de deelnemers vindt dat hij/zij geen tijd heeft om te bewegen (26%) en een nog kleinere groep zegt al genoeg te bewegen om de gezondheid op peil te houden (22%). Tabel 3.3.1 Attitude ten aanzien van bewegen bij aanvang (percentage deelnemers dat het eens is met de stelling) % eens met stelling Ik wil meer bewegen om me fit te voelen/gewicht te verliezen
97%
N 646
Ik beweeg omdat ik er plezier in heb
61%
728
Ik voel me schuldig als ik niet genoeg beweeg
61%
750
Ik zou meer gaan bewegen als het aanbod van activiteiten (beter)
51%
562
aansluit bij mijn wensen Ik heb geen geld om te bewegen
40%
700
Ik doe vaak activiteiten waarbij ik moet zweten
34%
667
Ik voel me niet op mijn gemak in een groepsactiviteit
29%
658
Ik heb geen tijd om te bewegen
26%
699
Ik vind dat ik genoeg beweeg om mijn gezondheid op peil te houden
22%
719
Angst en vermoeidheid bij beweging Vermoeidheid en angst kunnen een belemmering vormen om te gaan bewegen. Vooral vermoeidheid wordt door de deelnemers herkend: 37% zegt veel te moe te zijn om te bewegen en nog eens 35% is enigszins te moe om te bewegen. De deelnemers zijn in mindere mate bang dat door beweging hun klachten verergeren. Toch is bijna een op de vijf deelnemers hier erg bang voor (17%). Een iets grotere groep (22%) is erg bang dat er iets ernstigs aan de hand is met hun lichaam.
- 26 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Tabel 3.3.2 Angst en vermoeidheid bij bewegen (n=880, 869, 851) Helemaal
Weinig
niet Ik voel me te moe om te bewegen
In enige
Veel tot heel
mate
veel
7%
21%
35%
Ik ben bang dat bewegen mijn klachten verergert
27%
36%
20%
37% 17%
Ik denk dat er iets ernstigs aan de hand is met mijn lichaam
20%
34%
24%
22%
Sporten In onderstaand figuur staat de verdeling van de deelnemers naar beweeg- of sportgedrag. 80% van de deelnemers sport niet; 5% sport bij een vereniging en 4% sport onder begeleiding waarbij rekening wordt gehouden met hun klachten. De overige 11% sport ook, maar niet in georganiseerd verband. Figuur 3.3.1 Sportgedrag (n=656) 5%
10
4% 11% Sport bij gewone vereniging Sport in georganiseerd verband met begeleiding Sport wel, maar niet bij vereniging of groep Sport niet
80%
Conditie De conditie van de deelnemers wordt gemeten met de zes minuten wandeltest die de submaximale inspanning van een deelnemer test. Het is de bedoeling dat de deelnemers tijdens de wandeltest een zo groot mogelijke afstand afleggen zonder de gezondheid in gevaar te brengen. De door de deelnemers gelopen afstand op de nulmeting varieert van slechts 10 meter tot 772 meter en is gemiddeld 410 meter. 50% van de deelnemers loopt meer dan 420 meter. Motivatie De motivatie om te bewegen wordt voor een deel bepaald door het belang dat deelnemers hechten aan gezond leven. Daarnaast telt het vertrouwen dat zij erin hebben om zelf te kunnen veranderen. Beide aspecten zijn bij de deelnemers gemeten door hen de vraag te stellen “Hoe belangrijk is het voor u om gezond te leven?” en “Stel dat u zou besluiten om gezond te gaan leven, hoeveel vertrouwen hebt u dat dit zou lukken?” Op beide vragen scoren zij hoog. We concluderen dat de deelnemers er veel belang aan hechten om gezond te leven (gemiddelde score 8,8) en dat zij er een redelijke mate van vertrouwen in hebben dat hen dit ook zou lukken als zij daartoe besluiten 11 (gemiddelde score 7,2).
10
De n is relatief laag omdat in een vernieuwde versie van de vragenlijst de vraag naar sportgedrag is komen te vervallen. De antwoordcategorieën lopen van 0, helemaal niet belangrijk/geen vertouwen, tot en met 10, heel erg belangrijk/veel vertrouwen.
11
- 27 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
3.4
Roken en alcohol
Roken Roken verhoogt het risico op verschillende vormen van kanker (bijvoorbeeld longkanker), COPD, beroerte en hartfalen. Daarnaast is door roken het risico op veel andere aandoeningen verhoogd. In Rotterdam rookt 28% van de inwoners (figuur 3.4). De deelnemers aan VKnK steken daarbij gunstig af, omdat slechts 19% rookt. De helft van de deelnemers heeft nooit gerookt; 31% heeft vroeger wel gerookt. Van de mannelijke deelnemers rookt 23%, van de vrouwelijke 18%. Alcohol Alcoholgebruik heeft invloed op alle organen in het lichaam en hangt samen met ongeveer 60 aandoeningen. Voor de meeste aandoeningen geldt dat hoe meer alcohol er gedronken wordt, hoe groter het risico is op de aandoening. Voor een kleine groep van aandoeningen geldt dat een gemiddeld drinkniveau van één tot enkele glazen per dag een lager risico geeft, terwijl meer drinken weer aan hogere risico's bijdraagt (onder meer coronaire hartziekten, diabetes type II en dementie). In Rotterdam drinkt drie op de vier inwoners wel eens alcohol (Christiaanse et al, 2010). Van de deelnemers aan VKnK drinkt bijna een derde wel eens alcohol (figuur 3.4). In de vragenlijst zijn meerdere vragen opgenomen over het gebruik van alcohol. Naast de vraag of de persoon wel of geen alcohol drinkt, werd gevraagd naar de frequentie en het aantal glazen dat er per keer gemiddeld gedronken wordt. Op basis van deze laatste vraag kan het zwaar alcoholgebruik (voor mannen minimaal één keer per week zes of meer glazen, voor vrouwen minimaal één keer per week vier glazen of meer) berekend worden. Het begrip ‘zware drinker’ zegt iets over het piekgedrag in het drinkpatroon. Twaalf procent van de inwoners van Rotterdam is een zware drinker. Van de deelnemers aan VKnK is twee procent een zware drinker. Figuur 3.4 Rokers en alcoholgebruikers onder deelnemers (n=882, 854) en algemene bevolking van Rotterdam (16 jaar en ouder) 80%
75%
70% 60% 50% 50%
43%
40% 30% 20%
29%
28%
31%
32%
19%
10% 0% Rokers
Niet-rokers (vroeger wel)
Niet-rokers (nooit)
Rotterdam
- 28 -
Deelnemers VKnK
Alcoholgebruikers
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
3.5
Eten en drinken
Dagelijkse eet- en drinkgewoonten In tabel 3.5.1 is aangegeven in welke mate de deelnemers dagelijks ontbijten, lunchen en dergelijke. De meeste deelnemers gebruiken dagelijks een ontbijt, lunch en warme maaltijd. De groep die nooit ontbijt of luncht is klein; het gaat hier om respectievelijk 8% en 5% van de deelnemers. Ongeveer tweederde van de deelnemers zegt dagelijks groente en fruit te eten. 7% van de deelnemers eet nooit fruit. Tabel 3.5.1 Dagelijkse eet- en drinkgewoonten Hoe vaak per week eet u … een ontbijt?
Iedere dag
Niet elke dag
Nooit
N
80%
12%
8%
860
een lunch?
76%
19%
5%
837
een warme maaltijd?
85%
14%
1%
846
groente?
65%
34%
1%
849
fruit?
61%
32%
7%
848
Voor zover deelnemers maaltijden overslaan is hen gevraagd wat daarvan de reden is. Meestal hebben de deelnemers geen zin om te eten (29%) of kan men niet eten (28%).Geen geld is zelden een reden, evenmin als dat men niet zou mogen eten (zie tabel 3.5.2). Tabel 3.5.2 Belangrijkste redenen waarom maaltijden worden overgeslagen (n=329) Geen zin
29%
Ik kan niet eten ( bv. “Krijg geen hap door mijn keel”)
28%
Geen tijd
20%
Om af te vallen
14%
Ik mag niet eten (bv van diëtiste, familie, zelf)
1%
Geen geld
1%
Andere reden Totaal
7% 100%
De deelnemers is ook gevraagd wat men drinkt, de melkproducten die men gebruikt, de tussendoortjes en fastfood. We lopen de antwoorden hier kort langs. Dranken De deelnemers drinken overwegend koffie/thee zonder suiker of met zoetjes, water en lightdranken (76%). 18% drinkt vooral koffie/thee met suiker, vruchtensap en limonadesiroop. Een kleine groep (4%) drinkt vooral cola, fanta of andere suikerhoudende frisdranken. Melkproducten Magere en halvolle melkproducten worden het meest gebruikt (68%). Veel meer dan de volle melkproducten (9%). Een kleine groep gebruikt soms volle, soms halfvolle en magere melkproducten (15%). 8% gebruikt in het geheel geen melkproducten. Tussendoortjes Bijna vier van de tien deelnemers eet nooit of zelden een tussendoortje (37%). Een iets grotere groep (43%) doet dit niet elke dag, maar wel een keer of drie per week. 20% eet dagelijks iets tussendoor. Fastfood Het gros van de deelnemers (74%) zegt nooit of zelden fastfood te eten. 20% eet dit ongeveer twee tot drie keer per week en 6% eet dagelijks fastfood.
- 29 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
3.6
Gevoel van regie over eigen leven
Tijdens de nulmeting is de deelnemers gevraagd naar de mate waarin zij het gevoel hebben dat zij zelf invloed hebben op gebeurtenissen. We vatten dit samen onder de noemer ‘regie over eigen leven’. Aan de deelnemers is een zestal beweringen voorgelegd, waarvan men kon aangeven in hoeverre men ermee instemt. Op verzoek van de Leefstijladviseurs zijn deze vragen in een latere versie van de vragenlijst weggelaten omdat de deelnemers het erg moeilijk vonden deze vragen te beantwoorden. Van een aanzienlijk deel van de deelnemers zijn de antwoorden echter wel bekend. Het resultaat is weergegeven in tabel 3.6. In de tabel is te zien dat de verdeling van het percentage deelnemers over de drie antwoordcategorieën op elke vraag ongeveer hetzelfde is. Ongeveer een derde is het telkens eens met de stelling en heeft dus het gevoel zelf weinig regie te hebben over het eigen leven. Ruim 20% antwoordt op elke vraag neutraal en ruim 40% is het niet eens met de stelling en ziet dus wél mogelijkheden om het eigen leven te beïnvloeden. Meest in het oog springend is dat 40% aangeeft dat ze sommige van hun problemen met geen mogelijkheid kunnen oplossen. Daar staat tegenover dat ‘slechts’ 25% denkt dat er weinig is dat ze kunnen doen om belangrijke dingen in het eigen leven te veranderen. Tabel 3.6 Gevoel van regie over eigen leven (n=559 - 566) (helemaal)
(helemaal)
oneens
neutraal
Ik heb vrij weinig controle over de dingen die mij overkomen
42%
24%
eens
Wat er in die toekomst met mij gebeurt, heb ik niet zelf in de hand*
44%
22%
34%
Sommige van mijn problemen kan ik met geen mogelijkheid oplossen
40%
20%
40%
Er is weinig wat ik kan doen om belangrijke dingen in mijn leven te veranderen
51%
24%
25%
Bijna niets waar ik mijn zinnen op gezet heb, kan ik doen*
45%
19%
36%
Ik voel me vaak hulpeloos bij het omgaan met de problemen van het leven
45%
21%
34%
34%
* Deze items zijn oorspronkelijk positief geformuleerd maar t.b.v. de vergelijkbaarheid omgecodeerd en negatief geformuleerd
Nemen we alle zes de beweringen gezamenlijk in ogenschouw, dan kunnen we een ‘overallgemiddelde’ berekenen waarin tot uiting komt hoe de verhouding is tussen de groep die wel en de groep die geen gevoel heeft van regie over het eigen leven. Deze verhouding is weergegeven in figuur 3.6. Het merendeel van de deelnemers (62%) heeft dit gevoel wel. 38% heeft dit gevoel niet. Figuur 3.6 Gevoel van regie over eigen leven (n=554)
38%
gevoel voldoende regie eigen leven
gevoel onvoldoende regie eigen leven 62%
- 30 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
3.7
Conclusies
Op basis van hoofdstuk 2 en 3 kunnen we concluderen dat de kenmerken van de personen die aan het programma meedoen in ruime mate voldoen aan de vooraf gespecificeerde kenmerken van de doelgroep waarop het programma zich richt. In het programma zien we een grote instroom van de beoogde patiëntgroep. Het gaat om patiënten met • (pre-)diabetessymptomen (hoge glucosewaarde, HbA1c-niveau, bloeddruk, etc.), • chronische aspecifieke pijnklachten of • milde depressieve klachten. Verder blijkt uit de achtergrondkenmerken dat vooral personen met een lage sociaal-economische 12 status (laag opleidingsniveau ) deelnemen. De oververtegenwoordiging van vrouwen en allochtone groepen bij de deelnemers kan gezien worden tegen het licht van de hogere prevalentie van psychosomatische klachten en diabetes bij vrouwen en allochtone groepen. Toch is het bereik van mannen opvallend laag. Wat roken en alcoholgebruik betreft springt de deelnemersgroep er in positieve zin uit ten opzichte van de algemene bevolking van Rotterdam. De uitsplitsing van de medische maten naar indicatie laat zien dat de (pre-)diabeten hoog scoren op buikomvang, BMI en cholesterolniveau, naast de hoge scores die te verwachten zijn op de bloedglucosewaarde en de HbA1c. Nog altijd driekwart van de deelnemers met een depressie en a-specifieke pijnklachten heeft een vergrootte buikomvang. Zelfs meer dan 80% van deze deelnemers heeft overgewicht.
12
i.e. MBO, VMBO, LBO, LO of lager niveau. - 31 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
4
Resultaten van de deelnemers
In dit hoofdstuk gaan we in op de resultaten van de deelnemers die onderdelen van het programma hebben afgerond. Tevens gaan we in op verschillen naar indicatie (4.1). Daarna bespreken we hoe deze resultaten zich ontwikkelen in de tijd (4.2): vinden de veranderingen plaats in de eerste fase van deelname, in latere fasen of zijn de veranderingen gelijkmatig verspreid over de fasen van het programma? Verder is het van belang om te weten of deelnemers na afloop hun gezonde leefstijl weten vol te houden. Om hierin inzicht te krijgen bespreken we de resultaten van de follow-up meting die is gehouden een half jaar nadat de deelnemers het programma hebben afgerond (4.3).
4.1
Resultaten op de uitkomstmaten
Van de 1026 deelnemers uit de onderzoeksgroep zijn er 321 (31%) met een intake en een tussen- of eindevaluatie. Van eveneens 31% van de deelnemers is alleen een ingevuld intake formulier beschikbaar, omdat zij nog niet zo lang bezig zijn met het programma. 33% is vroegtijdig met het programma gestopt (figuur 4.1.1). Figuur 4.1.1 Geregistreerde deelnemers aan VKnK (n=1026)
startende deelnemers (alleen een ingevuld intakeformulier) 31%
33%
deelnemers met een intake en een tussen- en/of eindevaluatie onbekend (onvoldoende gegevens beschikbaar) vroegtijdige stoppers
5% 31%
Van de 321 deelnemers met een intake en een tussen- of eindevaluatie beschrijven we in dit hoofdstuk welke gezondheidswinst zij hebben geboekt. Van de deelnemers die pas zijn gestart is dit nog niet mogelijk omdat er nog te weinig gegevens zijn. De resultaten van de deelnemers die vroegtijdig met het programma zijn gestopt komen in hoofdstuk 5 aan de orde. De resultaten van de deelnemers op de volgende uitkomstmaten worden beschreven: • een aantal medische maten • de ervaren en psychische gezondheid, beweegangst, hinder van psychische klachten en pijnklachten • conditie en motivatie • attitude ten opzichte van bewegen en gezondheid • zelfgerapporteerde gedragsveranderingen Deze onderdelen zijn aan bod gekomen bij zowel de intake (T0), de beide tussenmetingen (T1 en T2) als de eindmeting (T3/T4). Door de scores op de metingen te vergelijken is vast te stellen of er sprake is van een verbetering. De belangrijkste resultaten hebben we bepaald door de gemiddelde scores
- 33 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
van de deelnemers te vergelijken. Door middel van een statistische test hebben we vervolgens 13 bepaald of verschillen statistisch significant zijn. Hieronder bespreken we aan de hand van een aantal figuren de uitkomsten. We gaan in eerste instantie in op de uitkomsten voor alle 321 deelnemers met een intake- en een tussen- of eindevaluatie. Als een verandering in een uitkomstmaat ook voor een specifieke indicatiegroep statistisch significant is, dan zullen we dat eveneens aangeven. In Bijlage II staan de resultaten in tabelvorm weergegeven. Buikomvang De gemiddelde buikomvang is afgenomen met 3,7 centimeter tot 107,3 centimeter. De daling is bij vrouwen iets groter dan bij mannen (respectievelijk 4,1 en 2,8 centimeter). Ondanks deze daling blijft 14 het percentage deelnemers dat boven de norm zit hoog (89%). Zowel de buikomvang van de pre-diabeten als de diabeten daalt aanzienlijk. De buikomvang van de diabeten daalt met gemiddeld 10 centimeter naar 108,4 centimeter (figuur 4.1.2). Die van de prediabeten daalt met ruim 5 centimeter naar 106,6 centimeter. De buikomvang van de deelnemers met depressieve klachten en a-specifieke pijnklachten is niet significant veranderd. Figuur 4.1.2 Veranderingen in buikomvang (cm) naar indicatie 118,4
Diabetes (n=31)
108,4 112
Pre-diabetes (n=19)
na 111
Alle deelnemers (n=253)
100
voor
106,6
107,3 102
104
106
108
110
112
114
116
118
120
De in de figuur weergegeven veranderingen zijn statistisch significant
13
De statistische toets die we gebruikt hebben is de gepaarde T-Toets voor het verschil tussen gemiddelden. We noemen een verschil statistisch significant als de kans dat een gemeten verschil op toeval berust kleiner is dan 5%. 14 De norm voor buikomvang is voor vrouwen 88 centimeter en voor mannen 102 centimeter. - 34 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Gewicht Het gewicht van de deelnemers is afgenomen met gemiddeld 1,7 kilogram tot 90,5 kilogram. Dit betekent niet dat van iedereen het gewicht afneemt. Van 58% van de deelnemers neemt het gewicht af (figuur 4.1.3). Van de rest blijft het gewicht gelijk of stijgt. Figuur 4.1.3 Percentage deelnemers naar grootte gewichtsverandering (n=283) 10 of meer kg gestegen
1%
5 tot 10 kg gestegen
3%
tot 5 kg gestegen
30%
gelijkgebleven
8%
tot 5 kg gedaald
41% 12%
5 tot 10 kg gedaald 10 of meer kg gedaald
5% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
Het gewichtsverlies tussen voor- en nameting van de deelnemers met pre-diabetes is 3,8 kilogram (figuur 4.1.4). De deelnemers met diabetes verliezen 3,2 kilogram aan gewicht. Figuur 4.1.4 Veranderingen in gewicht (kg) naar indicatie 98,4
Diabetes (n=31)
95,2
95,1
Pre-diabetes (n=27)
voor
91,3
na 92,2
Alle deelnemers (n=283)
90,5 86
88
90
92
94
96
98
100
De in de figuur weergegeven veranderingen zijn statistisch significant
BMI 2 De BMI van de deelnemers daalt gemiddeld met 0,6 naar 33,5 kg/m . De BMI van diabeten daalt 2 sterker: met 1,2 naar 34,4 kg/m . Ondanks deze daling van de BMI is er nauwelijks sprake van een daling van het percentage deelnemers met overgewicht (van 96% naar 95%).
- 35 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
HbA1c, glucose en cholesterol Het HbA1c niveau van de deelnemers is tussen de voor- en nameting gemiddeld gedaald van 53 naar 15 50 mmol/mol. Deze daling is statistisch significant. De glucosewaarde en het cholesterol niveau van het bloed zijn beide ook verbeterd, maar de verbeteringen zijn niet significant (figuur 4.1.5). Figuur 4.1.5 Veranderingen in cholesterol (mmol/l), glucose (mmol/l) en HbA1c (x 10 mmol/mol) 4,8
Cholesterol (n=106)
voor
4,6
na 6,7
Glucose (n=134)
6,5 5,3
HbA1c (n=101)
5 4
4,5
5
5,5
6
6,5
7
De verandering in HbA1c is statistisch significant; de veranderingen in cholesterol en glucose niet. Voor de overzichtelijkheid is de HbA1c waarde in de figuur gedeeld door 10.
Ondanks de daling van de gemiddelde waarde van het HbA1c niveau, is er nog een grote groep waarvan de HbA1c gelijk blijft of stijgt (42%; zie figuur 4.1.6). Niettemin is het resultaat als geheel positief. We zien dit bijvoorbeeld ook aan de daling van het percentage deelnemers dat niet aan de veilige norm van 53 millimol per mol voldoet (van 40% naar 30%). Figuur 4.1.6 Percentage deelnemers naar grootte verandering in HbA1c niveau (n=101) 11 of meer gestegen 5,5 tot 11 gestegen
3% 2%
tot 5,5 gestegen
28%
gelijkgebleven
9%
tot 5,5 gedaald
27% 20%
5,5 tot 11 gedaald 11 of meer gedaald 0%
11% 5%
10%
15%
20%
25%
30%
Een stijging van 11 millimol per mol komt overeen met 1% in de oude weergave van het HbA1c niveau.
15
53 en 50 millimol per mol komen overeen met respectievelijk 7% en 6,7% in de oude weergave van het HbA1c niveau.
- 36 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Bloeddruk Zowel de onderdruk als de bovendruk van het bloed van de deelnemers is gedaald. Het percentage deelnemers met een acceptabele bloeddruk is gestegen van 59% op de voormeting naar 66% op de nameting (figuur 4.1.7). Bij deelnemers met a-specifieke pijnklachten daalt de bloeddruk (onderdruk) van 83,9 naar 76,7. Figuur 4.1.7 Veranderingen in bloeddruk (onderdruk en bovendruk) en percentage deelnemers met acceptabele bloeddruk Bloeddruk (onderdruk, n=198)
83,7 81,8
Bloeddruk (bovendruk, n=200)
137,1 132,9
% acceptabele bloeddruk (n=200)
voor
59
na
66 0
20
40
60
80
100
120
140
160
De veranderingen in onderdruk en bovendruk van het bloed zijn statistisch significant.
Ervaren gezondheid De ervaren gezondheid van de deelnemers stijgt tussen voor- en nameting. De deelnemers met diabetes winnen met deelname aan VKnK het meest aan ervaren gezondheid, gevolgd door prediabeten (figuur 4.1.8). Figuur 4.1.8 Veranderingen in ervaren gezondheid (0-10) naar indicatie 4,6
Diabetes (n=32)
6,1 voor 4,6
Pre-diabetes (n=24)
na 5,8
4,6
Alle deelnemers (n=296)
5,4 0
1
2
3
4
5
6
7
De in de figuur weergegeven veranderingen zijn statistisch significant
Psychische gezondheid Ook de psychische gezondheid van de deelnemers stijgt. Dit is de enige uitkomstmaat waarop deelnemers met een depressie een significante verbetering laten zien (figuur 4.1.9). Ondanks deze stijging blijft de psychische gezondheid van deelnemers met een depressie nog steeds achter bij de andere groepen die deelnemen aan VKnK.
- 37 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Figuur 4.1.9 Veranderingen psychische gezondheid (0-10) naar indicatie A-specifieke pijnklachten (n=17)
5,5 6,4 voor
3,4
Depressie (n=9)
4,6
na 6,2
Pre-diabetes (n=19)
6,9 6,1
Alle deelnemers (n=244)
6,6 0,0
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
7,0
8,0
De in de figuur weergegeven veranderingen zijn statistisch significant. De schaal loopt van 0 tot 10 en is opgebouwd uit vijf vragen naar de psychische gezondheid (zie paragraaf 3.2).
Angst en vermoeidheid bij bewegen De angst en vermoeidheid bij bewegen daalt bij de deelnemers. Deelnemers met a-specifieke pijnklachten laten op deze uitkomstmaat de sterkste daling zien (figuur 4.1.10). De angst en vermoeidheid bij deelnemers met (pre-)diabetes daalt eveneens significant. Figuur 4.1.10 Veranderingen in angst en vermoeidheid bij bewegen (0-33) naar indicatie A-specifieke pijnklachten (n=17)
12,6 7,5 10,6
Diabetes (n=30)
6,4 voor na
10,2
Pre-diabetes (n=20)
6,8 12
Alle deelnemers (n=256)
8,1 0
2
4
6
8
10
12
14
De in de figuur weergegeven veranderingen zijn statistisch significant De schaal loopt van 0 tot 33 en is opgebouwd uit drie vragen naar vermoeidheid en angst (zie paragraaf 3.3).
- 38 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Hinder van psychische klachten Ook de hinder die deelnemers hebben van psychische klachten daalt. Net als hierboven bij beweegangst is de daling bij de deelnemers met a-specifieke pijnklachten het grootst (figuur 4.1.11). Figuur 4.1.11 Veranderingen in hinder van psychische klachten (0-10) naar indicatie 5,9
A-specifieke pijnklachten (n=16)
3,9 4,8
Pre-diabetes (n=20)
voor
3
na 4,4
Alle deelnemers (n=251)
3,4 0
1
2
3
4
5
6
7
De in de figuur weergegeven veranderingen zijn statistisch significant
Hinder van pijnklachten De hinder die deelnemers hebben van pijnklachten daalt significant. Ook hier zien we het patroon dat deze hinder bij deelnemers met a-specifieke pijnklachten nog sterker daalt. Conditie De conditie van de deelnemers is gemiddeld met 13% toegenomen van 410 naar 461 meter op de zes minuten wandeltest. Deze toename is statistisch significant, evenals de toename van de conditie bij deelnemers met a-specifieke pijnklachten (van 480 naar 512 meter). Motivatie De motivatie om te bewegen neemt significant toe tussen voor- en nameting. De toename is groter bij deelnemers met diabetes.
- 39 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Attitude ten opzichte van bewegen en gezondheid Veranderingen in de attitude van de deelnemers zijn weergegeven in figuur 4.1.12. Meest in het oog springend is dat op de nameting meer mensen zeggen dat ze bewegen omdat ze er plezier in hebben dan op de voormeting. Ook doen meer mensen vaak activiteiten waarbij ze moeten zweten. Verder valt op dat op de nameting meer mensen vinden dat zij genoeg bewegen om hun gezondheid op peil te houden dan op de voormeting. Figuur 4.1.12 Veranderingen in attitude ten opzichte van bewegen (percentage deelnemers dat het eens is met de stelling) ik bew eeg omdat ik er plezier in heb (n=226)
69% 85%
ik zou meer gaan bew egen als het aanbod van activiteiten (beter) aansluit bij mijn w ensen (n=140)
59% 46%
58%
ik voel me schuldig als ik niet genoeg bew eeg (n=216)
75%
38%
ik heb geen geld om te bew egen (n=193)
30%
ik doe vaak activiteiten w aarbij ik moet zw eten (n=195)
35%
ik voel me niet op mijn gemak in een groepsactiviteit (n=190)
na
28% 21%
23% 21%
ik heb geen tijd om te bew egen (n=190) ik vind dat ik genoeg bew eeg om mijn gezondheid op peil te houden (n=220) 0%
voor
43%
17% 51% 10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Zelfgerapporteerde gedragsveranderingen Aan de deelnemers is gevraagd om aan te geven in welke mate zij tijdens de duur van het programma anders zijn gaan bewegen, eten, omgaan met gezondheid en met andere mensen et cetera. We hebben de antwoorden op deze vragen opgenomen in figuur 4.1.13. Ruim driekwart (76%) van de deelnemers voelt zich gezonder en vindt dat hij/zij meer is gaan bewegen (73%). De meeste van de uitgestroomde deelnemers geven ook aan beter met hun gezondheid om te gaan (72%) en meer te sporten (59%). Een aanzienlijke groep deelnemers zegt maatschappelijk actiever te zijn geworden (32%) en meer sociale contacten te hebben (28%). Slechts weinig deelnemers geven aan gezonder met alcohol om te gaan (10%) en minder te roken (9%). Dit komt doordat bij aanvang het aantal rokers en drinkers al laag was. De deelnemers maken nauwelijks melding van een verslechtering van de situatie. Een paar mensen geven aan minder aan sport te doen, slechter te bewegen en zich slechter te voelen.
- 40 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Figuur 4.1.13 Zelfgerapporteerde gedragsveranderingen sinds deelname aan VKnK (n=265 tot 336) 20%
76%
hoe men zich voelt
4%
bewegen
73%
24%
3%
omgaan met gezondheid
72%
27%
1%
sporten
39%
59%
49%
50%
eten omgaan met keuzes
roken 0%
1%
79%
19%
alcoholgebruik
3%
71%
28%
hobby's
1%
65%
32%
sociale contacten
1%
56%
43%
maatschappelijk actief zijn
2%
2%
10%
89%
1%
9%
90%
1%
10%
20%
30%
beter/ gezonder
40%
50%
onveranderd
60%
70%
80%
90%
100%
slechter/ ongezonder
- 41 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
4.2
Verloop resultaten
Hoe ontwikkelen de resultaten van de deelnemers zich in de tijd? Vinden de veranderingen plaats in de eerste fase van hun deelname, in latere fasen of zijn de veranderingen gelijkmatig verspreid over de fasen van het programma? In de figuren 4.2.1 tot en met 4.2.4 zijn de resultaten op een aantal belangrijke uitkomstmaten grafisch weergegeven. Naast de scores op de nulmeting (T0) en de eindmeting (T3) zijn hierin ook de scores op de twee tussenmetingen opgenomen (T1 en T2). Hierdoor ontstaat per uitkomstmaat een trendlijn die de ontwikkeling schetst. Figuur 4.2.1 Verloop resultaten per meetmoment voor buikomvang (cm), gewicht (kg) en BMI (kg/m2) 113
109,5
93,5
91,3
120
110,1
107,3
91,2
91,4
100
80
60
40
35,1
34,4
34,4
1e Tussenmeting
2e Tussenmeting
34,5
20
0 Nulmeting
Buikomvang (n=87)
Gew icht (n=98)
Eindmeting BMI (n=94)
Figuur 4.2.2 Verloop resultaten per meetmoment voor bloeddruk (bovendruk; x 10), bloeddruk (onderdruk; x10), glucose (mmol/l), HbA1c (mmol/mol; x 10) en cholesterol (mmol/l) 16 14
13,4
12
13,0
13,5
13,5
10 8,2
8,2
7
6,5
5,3 4,5
4,8
8,2
8 6 4
8,1
6,4
6,6
4,9
4,6
4,9 4,4
4,8
2 0 Nulmeting
- 42 -
1e Tussenmeting
2e Tussenmeting
Glucose (n=48)
HbA1c (n=38))
Bloeddruk (bovendruk; n=65)
Bloeddruk (onderdruk; n=63)
Eindmeting Cholesterol (n=30)
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Figuur 4.2.3 Verloop resultaten per meetmoment voor psychische gezondheid, ervaren gezondheid, hinder van pijnklachten en hinder van psychische klachten (0-10) 8 7
7,1
6,2
6,8
6
6,7
5,4
5,1
5,4
5,5
5 4,4 4
3,6
4,2
3
3,2
3,4
3,5 2,8
2,9
2 1 0 Nulmeting
1e Tussenmeting
2e Tussenmeting
Eindmeting
Ervaren gezondheid (n=93)
Psychische gezondheid (n=80)
Hinder van pijnklachten (n=76)
Hinder van psychische klachten (n=68)
Figuur 4.2.4 Verloop resultaten per meetmoment voor conditie (x 10 meter op 6 minuten wandeltest) en motivatie (0-22) 50 46,2
45 40
38
44,6
45,4
16,8
16,9
35 30 25 20
15,9
17
15 10 5 0 Nulmeting
1e Tussenmeting
Motivatie (n=69)
2e Tussenmeting
Eindmeting
Conditie (n=59)
In de figuren zijn twee ontwikkelingen waar te nemen: 1. Op de meeste uitkomstmaten is de gezondheidswinst het grootst in de eerste fase. Dit geldt voor buikomvang, gewicht, conditie, motivatie, glucose, HbA1c, psychische gezondheid en ervaren gezondheid, hinder van pijnklachten en hinder van psychische klachten. Na de eerste fase vindt in het algemeen een stabilisering plaats van de tot dan toe behaalde gezondheidswinst. Uitzonderingen vormen de ontwikkeling van de buikomvang en de ontwikkeling van de psychische gezondheid. De buikomvang blijft ook in de derde fase sterk dalen en de psychische gezondheid blijft sterk stijgen (zie figuur 4.2.1). 2. De gezondheidswinst op de bloeddruk (boven- en onderdruk) en cholesterol vindt pas na enige tijd, met name in de derde fase, plaats.
- 43 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Ook voor de zelfgerapporteerde gedragsveranderingen hebben we geanalyseerd of deze variëren per fase. Voor de overzichtelijkheid geven we de ontwikkeling van het percentage van de deelnemers dat een verandering rapporteert weer in twee figuren. Uit figuur 4.2.5 en 4.2.6 blijkt dat een aantal veranderingen zich pas manifesteert in de derde fase: het aantal deelnemers dat meer sport, beter om gaat met keuzes, maatschappelijk actiever is en meer sociale contacten legt, is op de eindmeting groter dan op de eerste en tweede tussenmeting. Het percentage deelnemers dat zich gezonder voelt en meer beweegt, is op de eerste tussenmeting het hoogst. Figuur 4.2.5 Verloop zelfgerapporteerde gedragsveranderingen per meetmoment deel I 100% 95% 90% 85% 80% 75%
85%
87%
80%
81% 81% 74%
70%
70% 65% 60%
60%
79% 76%
62%
58%
55%
56%
53%
50% 1e Tussenmeting *
2e Tussenmeting
bew egen (n=91)
hoe men zich voelt (n=95)
sporten (n=93)
eten (n=91)
Eindmeting omgaan met gezondheid (n=66)
* In de grafiek is geen nulmeting opgenomen omdat tijdens de intake nog niet gevraagd kon worden of het gedrag van de deelnemers sinds deelname aan VKnK is veranderd.
Figuur 4.2.6 Verloop zelfgerapporteerde gedragsveranderingen per meetmoment deel II 50%
48%
45% 40% 32%
35% 30%
30%
30%
25% 20% 15% 10% 5%
35% 33%
31%
21%
24%
14% 11%
10%
22%
18%
7%
13% 11%
8%
0% 1e Tussenmeting *
2e Tussenmeting
Eindmeting
omgaan met keuzes (n=84)
maatschappelijk actief zijn (n=88)
sociale contacten (n=80)
hobby's (n=90)
roken (n=72)
alcoholgebruik (n=82)
* In de grafiek is geen nulmeting opgenomen omdat tijdens de intake nog niet gevraagd kon worden of het gedrag van de deelnemers sinds deelname aan VKnK is veranderd.
- 44 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
4.3
Resultaten van de follow-up meting
Het is van belang om te weten of deelnemers na afloop van het programma hun gezonde leefstijl weten vol te houden. Om hierin inzicht te krijgen is een half jaar nadat deelnemers het programma hebben afgerond een follow-up meting (n=63) afgenomen. Van deze 63 deelnemers kan bepaald worden of hun behaalde gezondheidswinst ook beklijft. In Bijlage III staan de resultaten in tabelvorm weergegeven. De scores van een respondent op de follow-up meting (T5) zijn telkens vergeleken met de scores op dezelfde onderdelen op de laatst beschikbare meting van die respondent. Op drie onderdelen zijn er significante verschillen tussen de follow-up meting en de voorlaatste meting: op twee onderdelen boeken de deelnemers vooruitgang, op één onderdeel achteruitgang. De gemiddelde buikomvang van deze groep daalt met ruim twee centimeter van 107,7 centimeter op de voorlaatste meting tot 105,4 centimeter op de follow-up meting. Dat komt bovenop de eerder behaalde afname van gemiddeld 3,7 centimeter. De ervaren gezondheid stijgt licht; de motivatie om aan een gezonde leefstijl te werken daalt licht. De resultaten kunnen niet worden uitgesplitst naar indicatie, omdat de onderzoeksgroep te klein is. De waarden op de overige onderdelen laten geen significante verschillen de voorlaatste meting (zie Bijlage III).
16
zien met de waarden op
In de follow-up meting is ook gevraagd of de deelnemers sinds deelname aan VKnK anders zijn gaan bewegen, eten, omgaan met gezondheid et cetera. We hebben de antwoorden op deze vragen eveneens opgenomen in Bijlage III. 83% van de deelnemers vindt dat hij meer is gaan bewegen en 82% geeft aan meer te sporten. Driekwart van de deelnemers voelt zich gezonder en 72% geeft aan beter met de eigen gezondheid om te gaan. Deze antwoorden zijn heel positief: men is meer gaan bewegen en sporten en voelt zich gezonder. In de follow-up meting zijn nog een aantal aanvullende vragen gesteld (tabel 4.3). Het merendeel van de deelnemers geeft aan met plezier te bewegen (68%). Op de vraag “Wat merkt u aan veranderingen in uw leven door VKnK?” antwoordt 28% van de deelnemers dat men actiever en fitter is en is afgevallen. Bijna een kwart (24%) antwoordt dat men psychologisch beter in het vel zit, assertiever is, beter voor zichzelf zorgt en beter tegen tegenslagen kan. Slechts 13% merkt op dat er weinig veranderd is. Meestal hebben de deelnemers nog wensen of behoeftes om een gezonde leefstijl vol te blijven houden. 18% van de deelnemers wil afvallen, naar een diëtiste of heeft wensen op het gebied van voeding. Hetzelfde aantal wil graag op een combinatie van fitness en fysiotherapie of naar de 17 fysiotherapeut. Eveneens 18% wil “gewoon zo doorgaan”. Tweederde van de deelnemers vindt dat de doelstellingen waarmee men destijds aan VKnK begon, zijn gehaald. Het eindoordeel van de leefstijladviseurs over de vorderingen van de deelnemers is in de meeste gevallen eveneens positief (83%). Slechts een kleine groep haalt de doelstellingen niet (11%). De vorderingen van 12% van de deelnemers wordt door de leefstijladviseur als negatief beoordeeld.
16
De statistische toets die we gebruikt hebben is de gepaarde T-Toets voor het verschil tussen gemiddelden. We noemen een verschil statistisch significant als de kans dat een gemeten verschil op toeval berust kleiner is dan 5%. Deze vorm die in VKnK wordt aangeboden is blijkbaar goed bevallen.
17
- 45 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Tabel 4.3 Aanvullende vragen follow-up meting Bent u met met meer plezier gaan bewegen of doet u het met tegenzin? (n=55)
met meer plezier neutraal
68% 30%
met tegenzin actiever, fitter, beter voelen, afvallen psychologisch (assertiever, minder stress) niet veel, hetzelfde bewegen belangrijk/fijn/leuk vinden minder lichamelijke/pijnklachten meer lopen, bewegen, wandelen sociaal (leuke contacten, meer naar buiten)
2% 28% 24% 13% 11% 11% 9% 4% 18% 18% 18% 15% 9%
Zijn de doelstellingen van de deelnemer gehaald? (n=18)
afvallen, naar dietiste, op gebied van voeding fysiofitness, fysiotherapie, cursus SSA gewoon doorgaan, blijven volhouden nee (meer gaan) sporten, zwemmen financieel (wil betaalde baan, heeft geen geld voor sporten of dansles anders (nieuwe knie, stoppen met roken) zelf controle te hebben, psychiater ja gedeeltelijk
Eindoordeel leefstijladviseur (n=41)
nee positief neutraal
11% 83% 5%
negatief
12%
Wat merkt u aan veranderingen in uw leven? (n=46)
Heeft u nog wensen/behoeftes om een gezonde leefstijl vol te houden? (n=33)
- 46 -
9% 6% 6% 67% 22%
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
4.4
Conclusies
Geconcludeerd kan worden dat bij de deelnemers die onderdelen van het programma hebben doorlopen gemiddeld genomen sprake is van gezondheidswinst en dat daarmee aan de doelstelling van het programma is voldaan. Zij zijn meer gaan bewegen, hebben minder beweegangst en een verbeterde conditie. Zelfs de motivatie van de deelnemers om hun levensstijl aan te pakken, die op de nulmeting al hoog was, is verder gestegen. Verder is de zelfgerapporteerde gezondheidsbeleving verbeterd en zijn de pijnklachten verminderd. Ook de medische uitkomstmaten verbeterden; de buikomvang daalde flink (maar is nog altijd hoog); het gewicht en BMI daalden licht. Ook het HbA1c niveau van het bloed is gedaald. De veranderingen van cholesterolniveau en glucose zijn voor deze groep (nog) niet statistisch aantoonbaar gebleken. De veranderingen in attitude en gedrag die de deelnemers zelf rapporteren zijn aanzienlijk. Een uitsplitsing van de resultaten naar aard van de indicatie laat zien dat de daling van de buikomvang van deelnemers met diabetes het grootst is. Voor deelnemers met diabetes daalt de buikomvang met 10 centimeter. Deelnemers met a-specifieke pijnklachten rapporteren een sterke daling van de beweegangst. Deelnemers met een depressie rapporteren een verbetering van hun psychische gezondheid sinds deelname aan VKnK. De resultaten van de deelnemers (ongeacht hun indicatie) op de verschillende uitkomstmaten verschillen per fase. Op de meeste onderdelen boeken de deelnemers gezondheidswinst in de eerste fase van hun deelname aan VKnK, op andere maten treedt de winst pas op in de derde fase. Zo stijgt het aantal deelnemers dat maatschappelijk actiever is en meer sociale contacten aangaat pas op de eindmeting (na de derde fase). Een half jaar nadat deelnemers het programma hebben afgerond is opnieuw een meting afgenomen. De buikomvang blijkt verder te dalen met ruim twee centimeter. Dat komt bovenop de eerder behaalde afname van gemiddeld 3,7 centimeter voor de gehele groep. Het merendeel van de deelnemers ziet positieve veranderingen in haar/zijn leven. Het eindoordeel van de leefstijladviseurs over de vorderingen van de deelnemers is in de meeste gevallen eveneens positief.
- 47 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
5
Deelnemers die vroegtijdig stoppen
In dit hoofdstuk bespreken we hoeveel deelnemers vroegtijdig stoppen met deelname aan VKnK en welke redenen zij daarvoor hebben. Uitval is immers een bekend probleem en het achterhalen wat hier achter zit, kan helpen uitval te voorkomen. Verder is het belangrijk om te kijken of het een specifieke groep is die uitvalt en of er toch nog een positief effect is van hun (verkorte) deelname. Als laatste maken we een korte vergelijking tussen de uitval bij VKnK en de uitval bij andere leefstijl- en beweegprogramma’s.
5.1
Omvang en redenen
In de inleiding van deze rapportage is opgemerkt dat VKnK is opgebouwd uit drie fasen: • Fase 1: bewegen in groepsverband bij de fysiotherapeut; maximaal 3 maanden • Fase 2: een cursus Samen Sportief Afvallen of een preventieve GGZ- cursus (Liever Bewegen Dan Moe) ; maximaal 3 maanden • Fase 3: deelname aan een beweegactiviteit in de wijk, maximaal 6 maanden In een intake gesprek beslissen de leefstijladviseur en de deelnemer samen welk traject wordt gevolgd: leidend is welke activiteiten het meest passen bij de individuele gezondheidsklachten en motivatie van de deelnemer. Het is mogelijk dat een deelnemer bijvoorbeeld fase 1 overslaat en direct instroomt in fase 2 of fase 3. Als een deelnemer eerder stopt met het programma dan bij aanvang is afgesproken met de leefstijladviseur, dan spreken we van vroegtijdige stoppers of uitvallers. Een deelnemer wordt aangemerkt als een vroegtijdige stopper, indien de leefstijladviseur dit als zodanig aanmerkt en registreert. Volgens deze definitie zijn 338 van de 1026 deelnemers aan het programma vroegtijdig gestopt. Dit is één op de drie deelnemers. Als ook de deelnemers worden meegeteld waarmee de leefstijladviseur sinds einde 2008 geen contact meer heeft gehad, dan is naar schatting 40% van de deelnemers vroegtijdig gestopt. De redenen voor deelnemers om vroegtijdig te stoppen zijn divers (figuur 5.1). 19% van de vroegtijdige stoppers heeft geen behoefte of is niet gemotiveerd om deel te (blijven) nemen. Figuur 5.1 Redenen voor deelnemers om vroegtijdig te stoppen met VKnK (n=334) Geen behoefte/niet gemotiveerd (18%) Lichamelijke problemen (13%)
14%
18% Geen tijd (9%)
4%
Privé omstandigheden (8%) Taal probleem (5%) 13%
16%
Psychische problemen (5%) Verhuisd (5%) Opname Ziekenhuis (3%)
3%
9% 5% 5%
5%
8%
Anders (16%) Nooit deelgenomen (4%) Onbekend (14%)
- 49 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
13% heeft lichamelijke problemen (bijvoorbeeld hernia of oogproblemen), 5% psychische problemen en 3% is in het ziekenhuis opgenomen. 9% van de uitvallers is gestopt omdat men geen tijd heeft, bijvoorbeeld omdat men mantelzorger is of geen vrij van werk kan krijgen. 7% is gestopt vanwege privé omstandigheden (is bijvoorbeeld naar Marokko). Verder noemen de leefstijladviseurs taalproblemen (5%) en verhuizingen (5%) als redenen voor deelnemers om te stoppen met het programma. Onder de categorie ‘anders’ (16%) vallen onder andere deelnemers die niet voldoende verzekerd zijn en geen contact meer opnemen. Ook komt het voor dat mensen uiteindelijk nooit hebben deelgenomen (4%), omdat men bijvoorbeeld zelf is gaan sporten, eerst naar het maatschappelijk werk of naar de BAVO/RNO zou gaan of zich slecht voelt in groepen. Bijna twee van de drie uitvallers (62%) stopt al in de eerste fase van het programma. Van deze uitvallers is slechts een intakeformulier beschikbaar. Van 17% is naast de intake ook een tussenevaluatie beschikbaar en van eveneens 17% zijn twee tussenevaluaties beschikbaar. 4% van de uitvallers is wel geregistreerd maar heeft nooit aan een onderdeel van VKnK deelgenomen. Het hierboven geschetste beeld van de uitval op basis van de registratie wordt bevestigd door een aantal gesprekken met leefstijladviseurs, dat in het kader van twee klanttevredenheidsonderzoeken is gevoerd (Matthijssen, 2008; Jagmohansingh, 2010). Volgens de leefstijladviseurs is uitval gerelateerd aan diverse redenen: privé-omstandigheden, lichamelijke belemmeringen, blessures of het vinden van andere uitdagingen. Verder is het voor sommige mensen te belastend om een paar keer per week langs te komen voor een beweegactiviteit. Maar de leefstijladviseurs zien ook dat deelnemers regelmatig de neiging hebben om ‘er tussenuit te knijpen’. De leefstijladviseurs vermoeden dat er uitvallers zijn die dit gedrag ook op andere leefgebieden vertonen (Jagmohansingh, 2010).
- 50 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
5.2
Persoonskenmerken en gezondheid
De persoonskenmerken van de vroegtijdige stoppers verschillen van de overige deelnemers. Dit laten we zien aan de hand van tabel 5.2, waarin we de kenmerken van de uitvallers afzetten tegen de kenmerken van de deelnemers die klaar of nog bezig zijn met onderdelen van het programma (de niet-uitvallers). Mannen zijn onder de uitvallers (24%) relatief vaker vertegenwoordigd dan onder de deelnemers die klaar of nog bezig zijn (21%). 28% van de uitvallers is jonger dan 45 jaar (tegenover 20% van de niet-uitvallers). Gehuwde en samenwonende deelnemers stoppen vaker vroegtijdig met het programma. Deelnemers van Turkse, Marokkaanse en overige niet-westerse herkomst vallen iets vaker uit dan Nederlanders, Surinamers en Antillianen. Ook deelnemers zonder opleiding zijn vaker vertegenwoordigd onder de uitvallers (19%) dan onder de andere deelnemers (14%). Verder heeft 21% van de stoppers een indicatie vanwege depressie tegenover 10% van de niet-stoppers. De oververtegenwoordiging onder de uitvallers van mensen zonder opleiding en van Turkse, Marokkaanse en overige niet-westerse herkomst wijst erop dat lage SES groepen vaker uitvallen. Ook landelijk onderzoek laat een hogere uitval uit leefstijlprogramma’s zien bij lage SES groepen. Zo rapporteert de SLIM studie dat “personen met een lage sociaal-economische status sneller geneigd waren voortijdig deelname stop te zetten” (Roumen, 2007). Ook bij de BeweegKuur wordt de uitval van lage SES groepen als aandachtspunt benoemd (Helmink et al, 2009). Een Nederlandse Tabel 5.2 Persoonskenmerken Uitvallers (n=338)
Geslacht Leeftijd
Burgerlijke staat
Etniciteit
Opleiding
Indicatie
Deelnemers die klaar of nog bezig zijn (n=688)
man vrouw <= 34 jr. 35-44 jr. 45-54 jr. 55-64 jr. >= 65 jr
24% 76% 9% 19% 30% 27% 15%
21% 79% 5% 15% 31% 31% 18%
Getrouwd, samenwonend Ongehuwd, nooit getrouwd geweest Gescheiden, gescheiden levend Weduwe, weduwenaar Nederlands Surinaams Turks Marokkaans Antilliaans/Arubaans Overig niet-westers Overig westers Geen opleiding Lager onderwijs Lager of voorbereidend beroepsonderwijs Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs Middelbaar beroepsonderwijs en beroepsbegeleidend onderwijs Hoger (beroeps)onderwijs (incl. HAVO en VWO) Wetenschappelijk onderwijs Anders pre-diabetes diabetes depressie a-specifieke pijnklachten
63% 10% 20% 7% 37% 16% 18% 13% 4% 7% 5% 19% 22% 21% 20%
57% 13% 21% 9% 40% 18% 17% 12% 6% 4% 3% 14% 22% 18% 20%
9% 8% 0% 1% 34% 30% 21% 15%
10% 11% 2% 3% 34% 33% 10% 23%
- 51 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
cohortstudie naar uitval bij beweegactiviteiten zoals Meer Bewegen voor Ouderen en Fitgym, gemeten onder personen ouder dan 50 jaar, vond daarentegen minder uitval onder lager opgeleiden (Stiggelbout et al, 2005). Naast verschillen in persoonskenmerken tussen de uitvallers en de overige deelnemers hebben we ook gekeken of er belangrijke gezondheidsverschillen zijn. De medische maten van de twee groepen verschillen nauwelijks. Ook de houding ten opzichte van bewegen verschilt nauwelijks. De grootste verschillen tussen uitvallers en de overige deelnemers liggen op het gebied van de geestelijke gezondheid. De psychische gezondheid van uitvallers is minder. De hinder van psychische klachten is groter en de beweegangst van uitvallers is eveneens groter dan die van de overige deelnemers.
5.3
Resultaten van de vroegtijdige stoppers
Ook van de vroegtijdige stoppers kan bepaald worden welke gezondheidswinst zij hebben geboekt op de testonderdelen. De scores van een respondent op de intake (T0) zijn telkens vergeleken met de scores op dezelfde onderdelen op de laatst beschikbare meting van die respondent. Op vijf onderdelen zijn er significante verschillen tussen de intake en de laatste meting (figuur 5.3). De conditie van de uitvallers is toegenomen met 64 meter tot 451 meter op de zes minuten wandeltest. De beweegangst is verminderd. De ervaren en psychische gezondheid nemen toe en de hinder van pijn neemt af. De medische maten laten geen significante verbetering zien. In Bijlage IV staan de resultaten op alle onderdelen in tabelvorm weergegeven. De houding van vroegtijdige stoppers ten opzichte van bewegen is positiever geworden. 79% zegt met meer plezier te bewegen (tegenover 57% op de intake). 71% zegt sinds deelname aan VKnK meer te bewegen. Figuur 5.3 Significante verbeteringen in gezondheidswinst van uitvallers (n=64 tot 93) Conditie (x 10 meter op 6 minuten wandeltest)
45,1 38,7 9,5 11,8
Angst en vermoeidheid bij bewegen (0-33) Psychische gezondheid (0-10)
6,5 5,5
na voor
Ervaren gezondheid (010)
5,3 4,3
Hinder van pijnklachten (0-10)
4 5,2 0
- 52 -
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
5.4
Uitval vergeleken
Tussen de 33 en 40% van de deelnemers aan VKnK stopt vroegtijdig met het programma. Om de mate van uitval te kunnen wegen, plaatsen we VKnK in de context van min of meer vergelijkbare programma’s, de zg Gecombineerde Leefstijlinterventies (GLI). Deze programma’s richten zich op het bevorderen van gezond bewegen en goede voeding dan wel het verminderen van pijnklachten en (pre)depressieve symptomen, met inzet van een leefstijladviseur die deelnemers begeleidt en motiveert. Naast overeenkomsten zijn er verschillen tussen de programma’s, die van invloed kunnen zijn op de mate van uitval. Zo richten sommige programma’s zich specifiek op mensen met een lage sociaal economische status (BOR, VKnK). Er zijn programma’s die alleen (pre)diabeten en mensen met overgewicht includeren (BeweegKuur, SLIM studie), en programma’s die zich (ook) op (pre)depressie groepen richten (Big Move en VKnK). Ook de leeftijd van de deelnemers verschilt tussen programma’s: volwassenen en ouderen (VKnK, Big Move, BOR) dan wel alleen ouderen (GALM, MBvO). Programma’s kunnen relatief kortdurend dan wel langdurend (SLIM studie) zijn, meer (VKnK, SLIM studie) of minder (BOR, Big Move) complex en intensief. Tenslotte kan naar de uitval worden gekeken bij deelnemers aan beweegprogramma’s die geen begeleiding bieden (GALM, MBvO, reguliere sportscholen). Na een beknopte beschrijving van de kenmerken van de beweegprogramma’s wordt de uitval in de verschillende programma’s vergeleken en worden conclusies getrokken. Kenmerken beweegprogramma’s De BeweegKuur is een gecombineerde leefstijlinterventie voor mensen met obesitas en mensen met overgewicht in combinatie met een (andere) risicofactor, bijvoorbeeld diabetes type 2. Het doel is dat mensen zelfstandig gaan bewegen in de wijk. Behalve de huisarts, de leefstijladviseur, de diëtist en indien nodig de fysio-/oefentherapeut spelen daarom ook sport- en beweegaanbieders in de wijk een belangrijke rol. Mensen die in aanmerking komen voor de BeweegKuur, krijgen van hun huisarts een BeweegKuur recept voorgeschreven. Een BeweegKuur duurt maximaal een jaar. Deelnemers worden vanuit de eerstelijn begeleid naar een gezondere actievere leefstijl. Bewegen op Recept (BOR) is een programma waarbij de huisarts bewegen en sporten op recept voorschrijft. Doel BOR is het bevorderen van een actieve leefstijl bij mensen uit achterstandwijken. Doelgroep vormen mensen met lichte gezondheidsklachten, voor wie de drempel om te gaan bewegen vanwege hun sociaal-economische of sociaal-culturele positie te hoog is. Na de intake door de centrale BOR leefstijladviseur start een traject van deelname aan laagdrempelige activiteiten in de wijk. Na afloop volgt een eindgesprek met de leefstijladviseur, gericht op blijven bewegen op eigen kracht. Big!Move staat voor Beweging In Gedrag. Big!Move is gericht op gedragsverandering die een brugfunctie vormt tussen de eerstelijnsgezondheidszorg en de maatschappij. De huisarts verwijst patiënten met klachten als overgewicht, suikerziekte, harten vaatziekten, spanningen, eenzaamheid en moeheid naar Big!Move. Big!Move duurt een jaar en telt vier fasen waarin de deelnemer stapsgewijs zelfstandiger gaat bewegen. Na elke fase wordt samen met de deelnemer de afgeronde periode geëvalueerd. SLIM (Study on Lifestyle Intervention Maastricht) richt zich met leefstijlinterventies op voeding en bewegen. Doel is het voorkomen van Diabetes 2. Deelnemers worden begeleid (één-op-één gesprekken, zeven keer per jaar) door diëtisten en fysiotherapeuten. Aan de hand van de Richtlijnen Goede Voeding is voor iedereen een programma op maat ontwikkeld met ook aandacht voor bewegen in het dagelijkse leven (meer fietsen, wandelen, minder liftgebruik). Meer Bewegen voor Ouderen (MBvO) is de verzamelnaam voor diverse beweegactiviteiten die vanuit het sociaal-cultureel werk en thuiszorgorganisaties voor ouderen 65+ worden georganiseerd: zwemmen, seniorengymnastiek, aquarobics, sportief wandelen, volksdansen etc. De activiteiten zijn gericht op alle senioren, instroom geschiedt door open werving. De toegang is laagdrempelig en tegen een geringe eigen bijdrage. Het sociale aspect wordt belangrijk gevonden. Gekwalificeerde MBvO docenten begeleiden de activiteiten. GALM (Gronings Actief Leven Model) is een beweegstimuleringsprogramma voor 55-65 jarigen. Deze krijgen alle een schriftelijke uitnodiging om deel te nemen aan een fittest. Voorwaarde voor toelating is dat men aangeeft niet actief te bewegen of te sporten. Vervolgens nemen zij deel aan een multi-activiteiten programma naar keuze. Dit traject wordt afgesloten met een tweede fittest. Daarna kunnen deelnemers instromen in regulier beweegaanbod, dan wel blijven bewegen in zg GALM-groepen.
- 53 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Uitval in de verschillende programma’s vergeleken De hier genoemde beweegprogramma’s rapporteren verschillende percentages voortijdige stoppers, variërend van 10% bij BigMove, 13% bij de BeweegKuur, 15% bij het MBvO, 21% bij BOR en de SLIM studie en 26% bij het GALM programma (van Wieringen, 2006; Helmink et al, 2009; Stiggelbout et al, 2005; Roumen, 2009; Popkema et al, 1999). Deze percentages kunnen echter niet zonder meer worden vergeleken, gezien de boven beschreven verschillen tussen de programma’s. Bovendien worden de uitvalpercentages in de diverse programma’s over verschillende fasen weergegeven. Meerdere programma’s verwachten een substantiële stijging van het uitvalpercentage, er wordt rekening gehouden met onderrapportage. Dit alles laat onverlet dat het uitvalpercentage bij VKnK (33 tot 40%) in vergelijking met de andere beweegprogramma’s relatief hoog is. Redenen voor uitval in de verschillende programma’s De redenen voor uitval zijn bij de verschillende beweegprogramma’s vergelijkbaar met VKnK. Stoppers bij de BeweegKuur geven aan dat het programma niet aan de verwachtingen heeft voldaan, onvoldoende resultaat oplevert: reden voor deelname was afvallen en in latere instantie ook verbeteren conditie. Verder worden blessures en gebrek aan motivatie genoemd. In de SLIM studie zijn de redenen voor uitval in volgorde van voorkomen: medische redenen, te weinig tijd/ te weinig motivatie, ontevreden, geen vervoer. Stoppers bij Big Move geven gezondheidsredenen op, bijvoorbeeld een ziekenhuisopname, soms een lange vakantie/reis, de geboorte van een kind, het krijgen van een baan, of een ander huis. De wandelactiviteit kende relatief minder uitvallers dan zwemmen en fietsen. Voortijdige stoppers bij het GALM programma geven als belangrijkste redenen aan: geen tijd of anderszins verhinderd vanwege afspraken, griep of verkoudheid en langdurige chronische gezondheidsproblemen. Uitval bij MBvO deelnemers hangt sterk samen met de aard van de activiteit. Zo kent met name FysioSport een relatief hoge uitval. Mogelijk ligt de oorzaak in de kosten van het programma. Hogere intensiteit wordt door uitvallers bij MBvO niet als reden gerapporteerd. Van de uitvallers is 31% overgestapt naar een andere beweegactiviteit: wandelen, zwemmen en andere bij senioren populaire activiteiten. Er worden verschillende indicatoren voor uitval gerapporteerd: de SLIM studie noemt een matige conditie, lage SES naast kenmerken die kunnen worden samengevat als prediabetes. Deze clustering van factoren is in lijn met andere studies. Een lage sociaaleconomische status is geassocieerd met uitval gedurende de leefstijlinterventie. In de SLIM studie wordt gewezen op rapportage uit de VS, die aangeeft dat met name mensen met een hoogrisico op diabetes niet deelnemen aan reguliere beweegactiviteiten en mogelijk daarom gemakkelijk terugvallen in het oude niet actieve gedrag. Men stelt voor om deze doelgroep speciale aandacht te geven. Fasen uitval De uitval bij VKnK vindt voor een belangrijk deel plaats in de eerste fase van het programma. Mogelijk hangt dit samen met de intensiteit van de activiteit: 3 maanden groepsfysiotherapie. Zie ook de uitval bij MBvO FysioSport. In de literatuur wordt (onafhankelijk van de soort activiteit) de hoogste uitval gewoonlijk in de eerste drie maanden gerapporteerd. Bij de BeweegKuur wordt uitval gerapporteerd na 5 maanden te hebben deelgenomen. In dit kader kan worden vermeld dat deelnemers aan reguliere sportcentra in Nederland bijna de helft stopt nog voor de opzegtermijn! Uitval gewogen: conclusies en discussie Het is nog niet mogelijk om harde conclusies over de uitval bij VknK te trekken. De beschreven beweegprogramma’s laten verschillen zien op belangrijke aspecten zoals doelgroep, duur en intensiteit, begeleiding en coaching. Een vergelijking van de uitval is daarom niet goed mogelijk. Wel kan de voorzichtige conclusie worden getrokken dat de uitval van deelnemers aan VKnK relatief hoger ligt dan de uitval bij soortgelijke gecombineerde leefstijlinterventies als de BeweegKuur en Bewegen Op Recept. Mogelijke redenen hiervoor zijn gelegen in het feit dat VKnK zich mede richt op mensen met psycho-sociale en depressieve klachten en vooral lage SES groepen weet te bereiken. Met name deze deelnemersgroepen zijn moeilijk te motiveren en vast te houden (binden en boeien).
- 54 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Gebrek aan motivatie lijkt een belangrijke reden voor uitval, zowel bij VKnK als andere beweegprogramma’s. Dit is een belangrijke constatering, aangezien de gecombineerde leefstijlinterventies met name zijn ingericht op het motiveren en coachen van een doelgroep die onvoldoende in staat is om op eigen kracht het gezonde gedrag op te pakken en vol te houden. Met name mensen met een lage SES dreigen uit te vallen. Juist deze doelgroep wil VKnK bereiken en activeren. Een groot deel van de deelnemers valt al in de eerste fase van VKnK uit. Dit zien we ook bij vergelijkbare programma’s. Mogelijk dat het intensieve fysiotherapieprogramma dat in deze eerste fase wordt aangeboden, voor mensen die niet gewend zijn te bewegen of te sporten te zwaar is. De mogelijkheid om de volgorde van de fasen in het VKnK programma op de doelgroepen af te stemmen, verdient nadere bestudering. Pas wanneer resultaten van nader onderzoek naar uitval bij de overige beweegprogramma’s beschikbaar zijn, kan de uitval bij VKnK worden gewogen.
- 55 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
5.5
Conclusies
Van de 1026 deelnemers aan het programma is één op de drie deelnemers vroegtijdig gestopt. 19% van de vroegtijdige stoppers heeft geen behoefte of is niet gemotiveerd om deel te nemen. 13% heeft lichamelijke problemen en 9% heeft geen tijd. Bijna twee van de drie uitvallers stopt al in de eerste fase van het programma. De achtergrondkenmerken van de vroegtijdige stoppers verschillen van de andere deelnemers. 21% van de stoppers heeft een indicatie vanwege depressie tegenover 10% van de niet stoppers. Verder vallen deelnemers van Turkse, Marokkaanse en overige niet-westers herkomst iets vaker uit deelnemers uit andere bevolkingsgroepen. Lager opgeleiden, deelnemers jonger dan 45 jaar, mannen en gehuwde en samenwonende deelnemers stoppen vaker vroegtijdig met het programma. We zien hier de lage SES groep vertegenwoordigd. Ook landelijk onderzoek laat een hogere uitval uit leefstijlprogramma’s zien bij lage SES groepen. De psychische gezondheid van uitvallers is minder goed dan die van de andere deelnemers. De vroegtijdige stoppers boeken niet zoveel gezondheidswinst als de deelnemers die hun persoonlijke trajectplan afmaken. De medische maten laten geen verbetering zien. Alleen de conditietest toont aan dat hun conditie is toegenomen. De zelfgerapporteerde gezondheidsmaten verbeteren wel: de ervaren en psychische gezondheid nemen toe en de hinder van pijn en psychische klachten nemen af. Verder wordt de houding van vroegtijdige stoppers ten opzichte van bewegen positiever en zeggen ze meer te bewegen. Naar verwachting ligt de uitval van deelnemers aan VKnK op een hoger niveau dan bij soortgelijke gecombineerde leefstijlinterventies als de BeweegKuur en Bewegen Op Recept. Nader onderzoek van deze programma’s moet uitwijzen of dat inderdaad zo is.
- 56 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
6
Conclusies en discussie
In dit hoofdstuk zetten we allereerst onze conclusies uit de afzonderlijke hoofdstukken op een rijtje. Daarna formuleren we een aantal aanbevelingen over de monitoring van beweegprogramma’s en een aantal discussiepunten.
6.1
Conclusies
Omvang, kenmerken en gezondheid van de deelnemers Op basis van hoofdstuk 2 en 3 kunnen we concluderen dat de kenmerken van de personen die aan het programma meedoen in ruime mate voldoen aan de vooraf gespecificeerde kenmerken van de doelgroep waarop het programma zich richt. In het programma zien we een grote instroom van de beoogde patiëntgroep. Het gaat om patiënten met • (pre-)diabetessymptomen (hoge glucosewaarde, HbA1c-niveau, bloeddruk, etc.), • chronische aspecifieke pijnklachten of • milde depressieve klachten. Verder blijkt uit de achtergrondkenmerken dat vooral personen met een lage sociaal-economische 18 status (laag opleidingsniveau ) deelnemen. De oververtegenwoordiging van vrouwen en allochtone groepen bij de deelnemers kan gezien worden tegen het licht van de hogere prevalentie van psychosomatische klachten en diabetes bij vrouwen en allochtone groepen. Toch is het bereik van mannen opvallend laag. Wat roken en alcoholgebruik betreft springt de deelnemersgroep er in positieve zin uit ten opzichte van de algemene bevolking van Rotterdam. De uitsplitsing van de medische maten naar indicatie laat zien dat de (pre-)diabeten hoog scoren op buikomvang, BMI en cholesterolniveau, naast de hoge scores die te verwachten zijn op de bloedglucosewaarde en de HbA1c. Nog altijd driekwart van de deelnemers met een depressie en a-specifieke pijnklachten heeft een vergrootte buikomvang. Zelfs meer dan 80% van deze deelnemers heeft overgewicht. Resultaten van de deelnemers Geconcludeerd kan worden dat bij de deelnemers die onderdelen van het programma hebben doorlopen gemiddeld genomen sprake is van gezondheidswinst en dat daarmee aan de doelstelling van het programma is voldaan. Zij zijn meer gaan bewegen, hebben minder beweegangst en een verbeterde conditie. Zelfs de motivatie van de deelnemers om hun levensstijl aan te pakken, die op de nulmeting al hoog was, is verder gestegen. Verder is de zelfgerapporteerde gezondheidsbeleving verbeterd en zijn de pijnklachten verminderd. Ook de medische uitkomstmaten verbeterden: de buikomvang daalde flink (maar is nog altijd hoog); het gewicht en BMI daalden licht. Ook het HbA1c niveau van het bloed is gedaald. De veranderingen van cholesterolniveau en glucose zijn voor deze groep (nog) niet statistisch aantoonbaar gebleken. De veranderingen in attitude en gedrag die de deelnemers zelf rapporteren zijn aanzienlijk. Een uitsplitsing van de resultaten naar aard van de indicatie laat zien dat de daling van de buikomvang van deelnemers met diabetes het grootst is. Voor deelnemers met diabetes daalt de buikomvang met 10 centimeter. Deelnemers met a-specifieke pijnklachten rapporteren een sterke daling van de beweegangst. Deelnemers met een depressie rapporteren een verbetering van hun psychische gezondheid sinds deelname aan VKnK. De resultaten van de deelnemers (ongeacht hun indicatie) op de verschillende uitkomstmaten verschillen per fase. Op de meeste onderdelen boeken de deelnemers gezondheidswinst in de eerste fase van hun deelname aan VKnK, op andere maten treedt de winst pas op in de derde fase. Zo stijgt het aantal deelnemers dat maatschappelijk actiever is en meer sociale contacten aangaat pas op de eindmeting (na de derde fase). 18
i.e. MBO, VMBO, LBO, LO of lager niveau. - 57 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Een half jaar nadat deelnemers het programma hebben afgerond is opnieuw een meting afgenomen. De buikomvang blijkt verder te dalen met ruim twee centimeter. Dat komt bovenop de eerder behaalde afname van gemiddeld 3,7 centimeter voor de gehele groep. Het merendeel van de deelnemers ziet positieve veranderingen in haar/zijn leven. Het eindoordeel van de leefstijladviseurs over de vorderingen van de deelnemers is in de meeste gevallen eveneens positief. Vroegtijdige stoppers Van de 1026 deelnemers aan het programma is één op de drie deelnemers vroegtijdig gestopt. 19% van de vroegtijdige stoppers heeft geen behoefte of is niet gemotiveerd om deel te nemen. 13% heeft lichamelijke problemen en 9% heeft geen tijd. Bijna twee van de drie uitvallers stopt al in de eerste fase van het programma. De achtergrondkenmerken van de vroegtijdige stoppers verschillen van de andere deelnemers. 21% van de stoppers heeft een indicatie vanwege depressie tegenover 10% van de niet stoppers. Verder vallen deelnemers van Turkse, Marokkaanse en overige niet-westers herkomst iets vaker uit deelnemers uit andere bevolkingsgroepen. Lager opgeleiden, deelnemers jonger dan 45 jaar, mannen en gehuwde en samenwonende deelnemers stoppen vaker vroegtijdig met het programma. We zien hier de lage SES groep vertegenwoordigd. Ook landelijk onderzoek laat een hogere uitval uit leefstijlprogramma’s zien bij lage SES groepen. De psychische gezondheid van uitvallers is minder goed dan die van de andere deelnemers. De vroegtijdige stoppers boeken niet zoveel gezondheidswinst als de deelnemers die hun persoonlijke trajectplan afmaken. De medische maten laten geen verbetering zien. Alleen de conditietest toont aan dat hun conditie is toegenomen. De zelfgerapporteerde gezondheidsmaten verbeteren wel: de ervaren en psychische gezondheid nemen toe en de hinder van pijn en psychische klachten nemen af. Verder wordt de houding van vroegtijdige stoppers ten opzichte van bewegen positiever en zeggen ze meer te bewegen. Naar verwachting ligt de uitval van deelnemers aan VKnK op een hoger niveau dan bij soortgelijke gecombineerde leefstijlinterventies als de BeweegKuur en Bewegen Op Recept. Nader onderzoek van deze programma’s moet uitwijzen of dat inderdaad zo is.
6.2
Aanbevelingen en discussie
De onderzoekspilot Van klacht naar Kracht is afgerond. Daarmee komt na drie jaar de monitoring van het programma tot een einde. Voor een mogelijk vervolg op het programma doen wij hieronder een aantal suggesties. Ten behoeve van de monitoring van Van Klacht naar Kracht neemt de leefstijladviseur bij elke deelnemer in totaal vijf (papieren) vragenlijsten af. Zowel voor leefstijladviseur als deelnemer is dit een zware opgave gebleken. Digitalisering van de vragenlijsten en een bescheidener opzet met minder vragen van met name de tussenevaluaties zijn goede alternatieven. Het is belangrijk om de uitval van deelnemers aan leefstijlprogramma’s goed te registreren. Dit geldt ook voor de redenen van uitval. Tevens moet er voldoende geïnvesteerd worden in het nabellen van deelnemers die geen contact meer opnemen. Op deze manier kan het inzicht in de redenen van uitval verbeteren en hiermee ook de mogelijkheden om uitval te voorkomen. Discussiepunten Deelnemers die vroegtijdig stoppen met deelname aan VKnK zijn voor een deel niet gemotiveerd om het vol te houden. Tweederde van de uitvallers stopt al in de eerste fase van het programma. Dit zijn belangrijke constateringen die verbazing wekken. In de eerste plaats omdat motivatie één van de criteria is waarop de huisarts patiënten selecteert bij het doorverwijzen naar het programma. In de tweede plaats omdat we eerder hebben geconstateerd (op basis van antwoorden op de vragenlijst bij
- 58 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
de intake) dat de motivatie van de deelnemers om te bewegen hoog is (zie paragraaf 3.1 en Bijlage II en IV). Wat hier precies aan de hand is, is onduidelijk. Het zou kunnen dat de huisarts niet goed selecteert. Het zou ook kunnen dat de motivatie van de deelnemers door de vragenlijst niet goed wordt gemeten. Tegelijkertijd is het mogelijk dat het programma niet goed aansluit op de wensen van de deelnemers. Misschien is de eerste fase van het programma wel te intensief en te ‘medisch’ voor veel deelnemers. Een alternatief zou kunnen zijn dat in de eerste fase deelnemers beginnen met een lichtere variant zoals wandelen in de wijk. Een andere verbetering zou kunnen zijn dat de terugkoppeling van de vorderingen van de deelnemers naar de huisarts wordt verbeterd; een slimme inzet van digitale hulpmiddelen zou hier soelaas kunnen bieden. Nadere discussie hierover en nader onderzoek naar de mechanismen en maatregelen die vroegtijdige uitval kunnen beperken is wenselijk. We hebben geconcludeerd in hoofdstuk 4 dat de deelnemers aan VKnK goede resultaten boeken op de uitkomstmaten. Tegelijkertijd hebben we gezien dat de resultaten van de deelnemers verschillen naar aard van de indicatie voor deelname. Voor deelnemers met (pre-)diabetes daalt onder andere de buikomvang sterk. Deelnemers met a-specifieke pijnklachten rapporteren een sterke daling van de beweegangst. Deelnemers met een depressie rapporteren een verbetering van hun psychische gezondheid sinds deelname aan VKnK. Dit roept de vraag op of het wel verstandig is om de resultaten van alle indicatiegroepen te meten met dezelfde uniforme uitkomstmaten. Een differentiatie hierin is aan te bevelen. Deelnemers met een indicatie voor depressie en lage SES groepen stoppen vaker vroegtijdig met hun deelname aan VKnK. Er zou nog eens tegen het licht gehouden moeten worden aan welke voorwaarden leefstijlprogramma’s moeten voldoen om deze groepen gemotiveerd tot bewegen te houden. Wellicht zou dit de noodzaak onderstrepen om extra te investeren in de begeleiding en coaching van deze groepen. Bijna vier van de vijf deelnemers aan VKnK is vrouw. Het bereik van mannen is laag. Het is onduidelijk hoe dit komt. Meer inzicht hierin is gewenst en kan aanknopingspunten geven voor maatregelen om de deelname van mannen te verhogen.
- 59 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Bijlage I Aantal ingevulde vragenlijsten Naam Vragenlijst
Meting
Evaluatiemoment
T0 T1 T2
Nulmeting Eerste tussenmeting Tweede tussenmeting Eindmeting Follow up
Intake bij start traject Na drie maanden Na zes maanden Na een jaar Zes maanden na afloop van het programma
T3/T4 T5
Aantal ingevulde vragenlijsten
964 471 263 155 63
- 61 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Bijlage II Gezondheidswinst deelnemers met afgeronde onderdelen Medische Maten
Nulmeting
Buikomvang (cm)
Laatst ingevulde meting
Verschil
n
111
107,3
-3,7
253
BMI (kg/m )
34,1
33,5
-0,6
275
Gewicht (kg)
92,2
90,5
-1,7
283
59
66
7
200
Bloeddruk (bovendruk)
137,1
132,9
-4,2
200
Bloeddruk (onderdruk)
83,7
81,8
-1,9
198
HbA1c (%)
53
50
-3
101
Glucose (mmol/l)
6,7
6,5
-0,2
134
Cholesterol (mmol/l) (n=108)
4,8
4,6
-0,2
106
Hinder van gevoelens (0-10)
4,4
3,4
-1,0
251
Hinder van pijnklachten (0-10)
4,9
4,1
-0,8
260
Ervaren gezondheid (0-10)
4,6
5,4
0,8
296
Psychische gezondheid (0-10)
6,1
6,6
0,5
244
2
% acceptabele bloeddruk
Gezondheid en pijnklachten
Beweeggedrag Angst en vermoeidheid bij bewegen (0-33) Motivatie (0-22) (slecht-goed)
12
8,1
-3,9
256
16,2
16,9
0,7
225
41
46,1
5,1
Conditie (x 10 meter op 6 minuten wandeltest)
Attitude t.a.v. bewegen Ik vind dat ik genoeg beweeg om mijn gezondheid op peil te houden
% ja
% ja
Verschil
206
n
17%
51%
34,0%
220
Ik heb geen tijd om te bewegen
23%
21%
-2,0%
190
Ik voel me niet op mijn gemak in een groepsactiviteit
28%
21%
-7,0%
190
Ik doe vaak activiteiten waarbij ik moet zweten
35%
43%
8,0%
195
Ik heb geen geld om te bewegen
38%
30%
-8,0%
193
Ik voel me schuldig als ik niet genoeg beweeg
58%
75%
17,0%
216
Ik zou meer gaan bewegen als het aanbod van activiteiten (beter) aansluit bij mijn wensen
59%
46%
-13,0%
140
Ik wil meer bewegen om sociale contacten op te doen
67%
60%
Ik beweeg omdat ik er plezier in heb
69%
85%
16,0%
226
73%
92%
19,0%
24
100%
82%
-18,0%
Ik wil meer bewegen om gewicht te verliezen Ik wil meer bewegen om me fit te voelen
Veranderingen in gedrag sinds deelname roken
beter/ gezonder
onveranderd
15
slechter/ ongezonder
33
n
9%
90%
1%
293
alcoholgebruik
10%
89%
1%
306
hobby's
19%
79%
2%
318
sociale contacten
28%
71%
1%
323
maatschappelijk actief zijn
32%
65%
3%
325
omgaan met keuzes
43%
56%
1%
322
eten
50%
49%
1%
337
sporten
59%
39%
2%
332
omgaan met gezondheid
72%
27%
1%
265
bewegen
73%
24%
3%
336
hoe men zich voelt
76%
20%
4%
322
=verschil is significant =verschil is niet significant
- 63 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Bijlage III Gezondheidswinst deelnemers een half jaar na afloop Medische Maten
Buikomvang (cm)
Laatst ingevulde meting
Follow up
Verschil
n
107,7
105,4
-2,3
33
BMI (kg/m2)
34,1
33,6
-0,5
48
Gewicht (kg)
93,8
92
-1,8
49
75
71
-4
28
Bloeddruk (bovendruk)
126,7
131,1
4,4
28
Bloeddruk (onderdruk)
84
84,6
0,6
28
HbA1c (%)
51
50
-1
16
7
6,9
-0,1
21
4,7
3,8
-0,9
15
% acceptabele bloeddruk
Glucose (mmol/l) Cholesterol (mmol/l) (n=108)
Gezondheid en pijnklachten Hinder van gevoelens (0-10)
2,1
3
0,9
37
Hinder van pijnklachten (0-10)
3,7
3,7
0,0
26
6
6,7
0,7
43
7,2
6,9
-0,3
33
Ervaren gezondheid (0-10) Psychische gezondheid (0-10)
Beweeggedrag Angst en vermoeidheid bij bewegen (0-33)
6,5
5,9
-0,6
39
Motivatie (0-22) (slecht-goed)
17,5
16,5
-1,0
37
Conditie (x 10 meter op 6 minuten wandeltest)
45,3
47,2
1,9
Attitude t.a.v. bewegen Ik vind dat ik genoeg beweeg om mijn gezondheid op peil te houden Ik heb geen tijd om te bewegen
% ja
% ja
28
Verschil
n
71%
100%
14
0%
100%
1
Ik voel me niet op mijn gemak in een groepsactiviteit
75%
100%
4
Ik doe vaak activiteiten waarbij ik moet zweten
57%
100%
7
Ik heb geen geld om te bewegen
75%
100%
4
Ik voel me schuldig als ik niet genoeg beweeg
100%
100%
17
Ik zou meer gaan bewegen als het aanbod van activiteiten (beter) aansluit bij mijn wensen
100%
100%
1
Ik wil meer bewegen om sociale contacten op te doen
100%
100%
2
96%
100%
26
Ik wil meer bewegen om gewicht te verliezen
100%
100%
8
Ik wil meer bewegen om me fit te voelen
100%
100%
Ik beweeg omdat ik er plezier in heb
Veranderingen in gedrag sinds deelname
beter/ gezonder
onveranderd
9
slechter/ ongezonder 5%
n
roken
10%
85%
alcoholgebruik
10%
90%
39 39
hobby's
30%
70%
43
sociale contacten
28%
72%
maatschappelijk actief zijn
24%
74%
omgaan met keuzes
47%
53%
43
eten
50%
50%
42
sporten
82%
18%
44
omgaan met gezondheid
72%
28%
43
bewegen
83%
17%
55
hoe men zich voelt
75%
25%
44
43 2%
42
=verschil is significant =verschil is niet significant
- 65 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Bijlage IV Gezondheidswinst uitvallers Medische Maten
Buikomvang (cm)
Nulmeting
Laatst ingevulde meting
Verschil
n
113,3
113,5
0,2
71
BMI (kg/m )
34,7
34,5
-0,2
85
Gewicht (kg)
93,4
92,8
-0,6
88
51
54
3
61
Bloeddruk (bovendruk)
137,4
137,2
-0,2
61
Bloeddruk (onderdruk)
83,9
82,4
-1,5
61
HbA1c (%)
52
51
-1
36
Glucose (mmol/l)
7,1
6,9
-0,2
46
Cholesterol (mmol/l) (n=108)
4,4
4,7
0,3
39
Hinder van gevoelens (0-10)
4,3
3,9
-0,4
83
Hinder van pijnklachten (0-10)
5,2
4
-1,2
81
Ervaren gezondheid (0-10)
4,3
5,3
1,0
94
Psychische gezondheid (0-10)
5,5
6,5
1,0
83
2
% acceptabele bloeddruk
Gezondheid en pijnklachten
Beweeggedrag Angst en vermoeidheid bij bewegen (0-33)
11,8
9,5
-2,3
84
Motivatie (0-22) (slecht-goed)
16,2
16,5
0,3
76
Conditie (x 10 meter op 6 minuten wandeltest)
38,7
45,1
6,4
Attitude t.a.v. bewegen
% ja
% ja
Verschil
63
n
Ik vind dat ik genoeg beweeg om mijn gezondheid op peil te houden
16%
56%
73
Ik heb geen tijd om te bewegen
32%
17%
60
Ik voel me niet op mijn gemak in een groepsactiviteit
30%
9%
53
Ik doe vaak activiteiten waarbij ik moet zweten
29%
57%
63
Ik heb geen geld om te bewegen
34%
29%
62
Ik voel me schuldig als ik niet genoeg beweeg
72%
69%
71
Ik zou meer gaan bewegen als het aanbod van activiteiten (beter) aansluit bij mijn wensen
51%
36%
39
Ik wil meer bewegen om sociale contacten op te doen
50%
100%
2
Ik beweeg omdat ik er plezier in heb
57%
79%
68
Ik wil meer bewegen om gewicht te verliezen
100%
100%
5
Ik wil meer bewegen om me fit te voelen
100%
100%
Veranderingen in gedrag sinds deelname
beter/ gezonder
onveranderd
5
slechter/ ongezonder
n
roken
12%
86%
2%
alcoholgebruik
10%
89%
1%
91 96
hobby's
22%
76%
2%
101
sociale contacten
23%
77%
maatschappelijk actief zijn
29%
69%
omgaan met keuzes
41%
59%
eten
52%
47%
1%
106
sporten
45%
51%
4%
104
omgaan met gezondheid
74%
23%
3%
78
bewegen
71%
27%
2%
103
hoe men zich voelt
80%
18%
2%
103
103 2%
98 104
=verschil is significant =verschil is niet significant
- 67 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Bijlage V Indicatieformulier huisarts
- 69 -
Indicatieform
30-08-2007
15:22
Pagina 1
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Indicatieformulier Uitsluitingscriteria
Patiënt is bereid na te denken over een bewegingsactiviteit in groepsverband ja / nee
groep 1 Contra-indicaties lichamelijke inspanning bij DM • Ernstige cardiovasculaire co morbiditeit ja
• Onvermogen tot zelfcontrole
ja / nee
• Labiele metabole instelling
ja / nee
• Ernstige diabetische neuropathie
ja / nee
groep 3 • Ernstige depressie ja / nee
ja
• Dreigende suïcidaliteit of een crisissituatie ja • Psychotische kenmerken
ja
• Verslavingsproblemen
ja
�
ja / nee
stop
�
Aandachtspunten groep 1: • Onvermogen om hypoglycaemie te voelen (dit wordt aangeleerd o.l.v. hulpverlener)
stop
�
groep 3 Depressieve symptomen • Lichte depressie (o.b.v. NHG-standaard)1
ja
stop
�
groep 2 Chronische of a-specieke pijnklachten • Frequent spreekuurbezoek met veelal lichamelijk onverklaarde klachten (onverklaarde pijn, moeheid e.d.)
ja / nee
stop
• Onbehandelde ernstige hypertensie
stop
�
• Bekend met risicofactoren voor DM II (fam. belasting; etniciteit; hypertensie; hoog chol.; aanzienlijk overgewicht; verhoogd nu. gluc. in VG)
ja / nee
stop
stop
�
groep 1 DM of verhoogd risico op DM • Bekend met DM II
�
Insluitingscriteria
�
voor deelname patiënt aan van Klacht naar Kracht
stop
�
voor de huisarts
stop
ja / nee
• Voorgeschiedenis van depressie + gevoel van achteruitgang in functioneren
ja / nee
• Belaste familieanamnese voor depressie
ja / nee
• Gevoel van disfunctioneren
ja / nee
groep 1, 2 en 3 • Cognitieve of andere problemen: geen deelname aan groep
ja
• Ernstige beperkingen t.a.v. bewegen door co-morbiditeit
ja
• Volstrekt geen motivatie tot leefstijlverandering / gaan bewegen
ja
Patiënt is geschikt voor VKNK Bij ja: vul verwijsfo rmulier andere zijde in
1) Daarbij zou de huisarts nog een aantal vragen kunnen stellen gebaseerd op de DSM – IV: a. Signalen: te veel slapen zonder uitgerust te zijn of juist moeite om in te slapen of door te slapen (hoe gaat het met slapen?); b. opvallend veel meer of minder gaan eten met bijpassende gewichtsverandering (hoe gaat het met eten?); c. verlies van plezier in gewone dingen en daardoor niet meer kunnen lachen om grappige dingen (kunt u nog ergens van genieten? wanneer heeft u voor het laatst om iets kunnen lachen?); d. snel moe zijn en als een berg opzien tegen activiteiten (wat doet u zo op een dag?) e. Of ze zich zelf als somber beschouwen (hoe is het met uw stemming? beschouwt u uzelf als somber?)
- 71 -
ja / nee
Indicatieform
30-08-2007
15:22
Pagina 2
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Verwijsfor mulier
Literatuur
Geeft huisarts mee aan de patiënt voor de leefstijladviseur
Bemelmans WJE, Wendel-Vos GCW, Bogers RP, Milder IEJ, Hollander EL de, Barte JCM, Tariq L, Jacobs-van de Bruggen MAM. Kosteneffectiviteit beweeg- en dieetadvisering bij mensen met (hoog risico op) Datum: diabetes mellitus type 2. Literatuuronderzoek en modelsimulaties rondom de BeweegKuur. RIVM, Bilthoven 2008. Naam patiënt:
Brandsma R. Moeilijkste van fitness is om gemotiveerd te blijven (Bron: VARA-programma Kassa). BN De Stem, 14 oktober 2008. Geb. datum:
Burdorf A, Hooijdonk C van, Veerman L, Mackenbach JP. Schatting van de potentiële effecten van Tel. nr. werk/thuis: primaire preventieve interventies op de gezondheid van de Rotterdamse bevolking. Het GIDS modelleringsproject. Afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg, Erasmus MC, Rotterdam 2008. Naam / stempel huisarts:
Christiaanse B, Schouten G, Stam B, Veelen J van. Gezondheidsenquête 2008. De gezondheid van volwassenen in Rotterdam. GGD Rotterdam-Rijnmond 2010 tweede druk
behoort tot groep (aankruisen watverzekerde van toepassing is): CollegePatiënt van Zorgverzekeringen. Preventie van diabetes: zorg?, 2009. College van Zorgverzekeringen. DeDM gecombineerde leefstijlinterventie: kosten, opbrengsten en de DM of verhoogd risico op praktijk, 2010.
Aangeven vóór verwijzing (indien bekend) voor patiënten met (pre)DM: Have M ten, Graaf R de, Monshouwer K. Sporten en psychische gezondheid. Resultaten van de ‘Netherlands (NEMESIS). Utrecht, Trimbos-instituut, 2009. RR Mental Health Survey and Incidence Study’ / mm Hg HelminkGlucose-N J, Meis J, Kremers S. Een jaar BeweegKuur, en dan? mmol / l.Universiteit Maastricht, 2009 Hooijdonk C van, Lenthe F van, Kreuger F, Rentema M. Empowerment door Van Klacht naar Kracht. HbA1C % Meten van effecten op empowerment bij lage sociaal-economische groepen in het Rotterdams leefstijlprogramma Van Klacht Naar Kracht. CEPHIR, Rotterdam 2010. Cholesterol totaal mmol / l. LDL mmol / l. gezondheidszorg Gemeente Gemeente Rotterdam. Gezond in de Stad, Kadernota openbare Ratio2007-2010, 2006 Rotterdam TG mmol / l.
Jagmohansingh S, Reelick F. Cliënttevredenheidsonderzoek Van Klacht naar Kracht Deel 2, 2010 Evt. BMI (indien berekend)
kg / m2
Kuilman M, Schouten G. Gezondheidsenquête 2005. Onderzoeksmethodiek en gezondheid in relatie tot achtergrondkenmerken. Een naslagwerk. GGD Rotterdam-Rijnmond, 2007 Evt. MO (indien gemeten) cm MatthijssenChronische M. Deelnemers over Van Klacht nek, naarschouders, Kracht. GGD Rotterdam-Rijnmond 2008 pijnklachten (hoofdpijn, armen, rug, heupen, benen) Milder IEJ,Depressieve Veldwijk J, Verschuren symptomen WMM, Blokstra A, Uiters AH, Bemelmans WJE. Gecombineerde leefstijlbegeleiding bij overgewicht: om hoeveel mensen gaat het in Nederland? Bilthoven: RIVM, 2010 Belangrijke Medische gegevens voor zover niet vermeld op voorzijde
Popkema DY, Greef MHG de. Uitval onder GALM deelnemers. Instituut voor (voor beweegintensiteit van belang; denk aan HVZ, bewegingsbeperking): Bewegingswetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen / Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen, 1999. Roumen C. Powerpoint Presentatie SLIM studie, 2007 Roumen C. Making Lifestyle work Long –term effects in the prevention of type 2 diabetes, Universiteit van Maastricht, 2009 Relevante medicatie:
(m.n. Schouten G. beta-blokkers) Procesevaluatie van het programma Van Klacht naar Kracht. GGD Rotterdam-Rijnmond, 2010
Stiggelbout M, Hopman-Rock M, Tak E, Lechner L, Mechelen W van. Dropout From Exercise Programs For Seniors: A Prospective Cohort Study. In: Journal of Aging and Physical Activity, 2005. Van Klacht naar Kracht. Basisset onderzoeksindicatoren. Versie maart 2007.
- 72 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Literatuur Bemelmans WJE, Wendel-Vos GCW, Bogers RP, Milder IEJ, Hollander EL de, Barte JCM, Tariq L, Jacobs-van de Bruggen MAM. Kosteneffectiviteit beweeg- en dieetadvisering bij mensen met (hoog risico op) diabetes mellitus type 2. Literatuuronderzoek en modelsimulaties rondom de BeweegKuur. RIVM, Bilthoven 2008. Brandsma R. Moeilijkste van fitness is om gemotiveerd te blijven (Bron: VARA-programma Kassa). BN De Stem, 14 oktober 2008. Burdorf A, Hooijdonk C van, Veerman L, Mackenbach JP. Schatting van de potentiële effecten van primaire preventieve interventies op de gezondheid van de Rotterdamse bevolking. Het GIDS modelleringsproject. Afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg, Erasmus MC, Rotterdam 2008. Christiaanse B, Schouten G, Stam B, Veelen J van. Gezondheidsenquête 2008. De gezondheid van volwassenen in Rotterdam. GGD Rotterdam-Rijnmond 2010 tweede druk College van Zorgverzekeringen. Preventie van diabetes: verzekerde zorg?, 2009. College van Zorgverzekeringen. De gecombineerde leefstijlinterventie: kosten, opbrengsten en de praktijk, 2010. Have M ten, Graaf R de, Monshouwer K. Sporten en psychische gezondheid. Resultaten van de ‘Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study’ (NEMESIS). Utrecht, Trimbos-instituut, 2009. Helmink J, Meis J, Kremers S. Een jaar BeweegKuur, en dan? Universiteit Maastricht, 2009 Hooijdonk C van, Lenthe F van, Kreuger F, Rentema M. Empowerment door Van Klacht naar Kracht. Meten van effecten op empowerment bij lage sociaal-economische groepen in het Rotterdams leefstijlprogramma Van Klacht Naar Kracht. CEPHIR, Rotterdam 2010. Gemeente Rotterdam. Gezond in de Stad, Kadernota openbare gezondheidszorg Gemeente Rotterdam 2007-2010, 2006 Jagmohansingh S, Reelick F. Cliënttevredenheidsonderzoek Van Klacht naar Kracht Deel 2, 2010 Kuilman M, Schouten G. Gezondheidsenquête 2005. Onderzoeksmethodiek en gezondheid in relatie tot achtergrondkenmerken. Een naslagwerk. GGD Rotterdam-Rijnmond, 2007 Matthijssen M. Deelnemers over Van Klacht naar Kracht. GGD Rotterdam-Rijnmond 2008 Milder IEJ, Veldwijk J, Verschuren WMM, Blokstra A, Uiters AH, Bemelmans WJE. Gecombineerde leefstijlbegeleiding bij overgewicht: om hoeveel mensen gaat het in Nederland? Bilthoven: RIVM, 2010 Popkema DY, Greef MHG de. Uitval onder GALM deelnemers. Instituut voor Bewegingswetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen / Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen, 1999. Roumen C. Powerpoint Presentatie SLIM studie, 2007 Roumen C. Making Lifestyle work Long –term effects in the prevention of type 2 diabetes, Universiteit van Maastricht, 2009 Schouten G. Procesevaluatie van het programma Van Klacht naar Kracht. GGD Rotterdam-Rijnmond, 2010 Stiggelbout M, Hopman-Rock M, Tak E, Lechner L, Mechelen W van. Dropout From Exercise Programs For Seniors: A Prospective Cohort Study. In: Journal of Aging and Physical Activity, 2005. Van Klacht naar Kracht. Basisset onderzoeksindicatoren. Versie maart 2007.
- 72 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Veelen JJ van et al. G4 op Gezondheid Uitgemeten. Over gezondheid en gezondheidsverschillen in de vier grote steden. Den Haag, 2009. Wieringen J van, Thomas R. Verslag evaluatiestudie GG/ZZ Venserpolder. Amsterdam: Gezondheidscentrum Venserpolder, 2006. Zeele S van, Mandos E. Rotterdams leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht. Tweede tussenrapportage: De eerste twee jaar. GGD Rotterdam-Rijnmond 2009. Zorgmonitor GGD Rotterdam-Rijnmond. Rotterdams Leefstijlprogramma Van Klacht naar Kracht. Het eerste jaar: september 2007 – september 2008. GGD Rotterdam-Rijnmond 2008. Zorgmonitor GGD Rotterdam-Rijnmond. Leefstijlprogramma Van Klacht Naar Kracht: resultaten periode 2007-2010. Factsheet. GGD Rotterdam-Rijnmond 2010.
- 73 -
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor, Rotterdams Leefstijlprogramma VAN KLACHT NAAR KRACHT
Colofon GGD Rotterdam-Rijnmond Cluster Zorgregie, Staf Onderzoek & Projecten Postbus 70032 3000 LP Rotterdam www.ggd.rotterdam.nl
Oktober 2010 Auteur: Eva Mandos, Kees van Veldhuizen en Staf van Zeele Telefoon 010 433 9620 E-mail:
[email protected] Oplage: 300
- 74 -
Postbus 70032 3000 LP Rotterdam (010) 433 99 66
[email protected] www.ggd.rotterdam.nl