Bouwen aan een sociaal en groen Europa voor meer en betere jobs in de bouw- en houtsector
EFBH-actieprogramma voor 2012-2015 1.
Algemeen
2.
Bouwsector
3.
Hout-, meubel- en bosbouwsector
4.
Veiligheid en gezondheid
5.
Europese Ondernemingsraden
6.
Werking en middelen om onze doelstellingen te bereiken
1.
Algemeen
1.1
De sectoren die de EFBH bedient, zijn zwaar getroffen door de economische crisis, niet alleen door afgenomen werkzaamheden en gedaalde werkgelegenheid, maar ook als gevolg van een toename van werkgelegenheid zonder arbeidszekerheid, salarisverslechtering en sociale dumping. De huidige crisis in de eurozone is ook niet zonder gevolgen voor de EFBH-sectoren, omdat versoberingsmaatregelen dikwijls minder overheidsuitgaven en -investeringen betekenen.
1.2
De economische crisis werd ook - zowel op Europees niveau als in sommige EUlidstaten - als voorwendsel gebruikt om vitale onderdelen van het Europees Sociaal Model te ontmantelen. De EFBH vindt dat de crisis bestreden kan en moet worden mits behoud van de basisonderdelen van het Europees sociaal model zoals de verzorgingsstaat, het stakingsrecht, het recht op collectieve onderhandelingen en het recht op gelijke behandeling.
1.3
Beperkingen van de vrijheid van collectieve onderhandelingen zijn almaar meer gemeengoed geworden, vooral in landen die door een crisis van de overheidsschuld getroffen worden. Vakbondsrechten en elementaire aspecten van de verzorgingsstaat worden aangevallen, wanneer besparingsmaatregelen worden opgelegd. De EFBH zal zich inzetten voor een eerlijke verdeling van de rijkdom en een breed opgevatte regeling van de financiële markten, inclusief een efficiënte belasting op financiële transacties.
11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
1
1.4
De economische crisis heeft de druk op de pensioenstelsels in Europa verhoogd. De demografische tendens in Europa, waarbij meer mensen een hogere leeftijd bereiken, is ongetwijfeld een deel van het probleem maar in verschillende landen wordt dit als voorwendsel gebruikt om de pensioengerechtigde leeftijd op te trekken, de werknemers op die manier te verplichten om langer te werken en de solidariteit tussen actieve en nietactieve werknemers te ondermijnen. De EFBH-sectoren worden vaak gekenmerkt door zware arbeidsomstandigheden. Dat is een factor waarmee in de discussie over vervroegd pensioen rekening moet worden gehouden. Om financieel duurzame pensioenstelsels te bereiken moeten ook normale en permanente werkgelegenheidsvormen worden aangemoedigd. Door het bevorderen van atypische vormen van werkgelegenheid hebben veel Lidstaten zelf bijgedragen tot een onderfinanciering van de pensioensystemen.
1.5
De neiging binnen de EU om te komen tot een "tweelagige arbeidsmarkt" - aan de ene kant werknemers met volledige rechten en normale voorwaarden, aan de andere kant werknemers met beperkte rechten en werkend onder minimale voorwaarden - moet worden tegengegaan. Alle werknemers, ongeacht land van herkomst en arbeidsvorm, moeten het recht hebben om gelijk te worden behandeld overeenkomstig de normen die gelden in het land waar de werkzaamheden worden verricht.
1.6
Gelijke behandeling en non-discriminatie zijn beginselen die zijn vastgelegd in het Europees recht, maar kunnen voor bepaalde categorieën werknemers niet worden afgedwongen vanwege de jurisprudentie die is ontstaan als gevolg van uitspraken van het Europese Hof van Justitie in 2007 en 2008. Bovendien is door deze uitspraken ook het recht van collectieve onderhandelingen en het stakingsrecht aan banden gelegd, aangezien ze ondergeschikt worden geacht aan economische vrijheden. Deze grondrechten moeten worden hersteld via wijzigingen van primaire en secundaire Europese wetgeving, bijvoorbeeld de opname in het EU-Verdrag van een protocol voor sociale vooruitgang, de herziening van de Detacheringsrichtlijn om het lidstaten en vakbonden mogelijk te maken gelijke behandeling af te dwingen en een Monti-II-Verordening om het stakingsrecht en het recht op collectieve onderhandelingen te beschermen.
1.7
De neiging - zowel op Europees niveau als op nationaal niveau - om "lagekostenstrategieën" ten aanzien van arbeidskrachten te volgen en te zoeken naar "goedkope arbeid", moet worden tegengegaan. Deze strategieën resulteren in een verslechtering van arbeidsomstandigheden in onze sectoren, maar dragen tevens bij aan toegenomen ondoelmatigheid in de productie. Uit door de EU gefinancierd onderzoek is gebleken dat het volgen van een "lagekostenstrategie ten aanzien van arbeid" in de bouwsector kwalijke gevolgen heeft voor de productiviteit in de sector. Het motto zou moeten zijn: "In Europa concurreren we op onze vaardigheden, niet op lage lonen."
1.8
Stabiele arbeidsvormen moeten worden aangemoedigd om de positie van de werknemers op de arbeidsmarkt te versterken, maar ook om te stimuleren dat er wordt geïnvesteerd in het verbeteren van vaardigheden, met een verhoogde productiviteit en concurrentievermogen als gevolg. De huidige trend, die een daling te zien geeft met betrekking tot permanente dienstbetrekkingen op de Europese arbeidsmarkt, moet worden omgekeerd, uit maatschappelijke overwegingen, omdat hierdoor het aandeel van werk zonder werkzekerheid wordt vergroot, maar ook om economische redenen, omdat dit de productiviteit negatief beïnvloedt.
11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
2
1.9
Omdat over het algemeen vrouwen een groter aandeel hebben bij arbeidsplaatsen zonder werkzekerheid – d.w.z. laag betaalde, tijdelijke en deeltijdse banen -, moeten maatregelen voor het scheppen van permanente banen in het bijzonder met de behoeften van de vrouwelijke werknemers rekening houden. Men moet ook de nadruk leggen op de specifieke eisen van het beroepsleven ten aanzien van zwangerschaps- en moederschapsrechten, bijvoorbeeld maatregelen voor preventie en veiligheid op de werkplek. Bovendien moeten - zowel voor mannen als voor vrouwen - meer acties worden ondernomen voor een beter evenwicht tussen beroeps- en privéleven. De EFBH zal de aangesloten bonden aanmoedigen om zich toe te spitsen op het gendervraagstuk en gelijke kansen, zodat de participatie van vrouwen in de organen en bij de activiteiten van de EFBH wordt verhoogd en de gelijkheid tussen mannen en vrouwen wordt bereikt.
1.10 Migrerende werknemers vormen een bijzonder kwetsbare categorie van werknemers in de EFBH-sectoren. Buitenlandse migrerende werknemers staan doorgaans vaker bloot aan exploitatie, sociale dumping en onaanvaardbare arbeidsvoorwaarden dan binnenlandse werknemers. Zowel de EU als de lidstaten dienen specifieke maatregelen te initiëren om de uitbuiting van migrerende werknemers te voorkomen. Migrerende werknemers zouden evenveel aanspraak moeten kunnen maken op de verzorgingsstelsels van de lidstaten en de rechten die normaal gesproken aan het werknemersstatuut worden ontleend. Bovendien zouden migrerende werknemers evenzeer recht op gelijke behandeling moeten hebben als de binnenlandse werknemers in soortgelijke werksituaties. De EFBH zal de aangesloten bonden aanmoedigen om zich toe te spitsen op het gendervraagstuk en gelijke kansen, zodat de betrokkenheid van vrouwen in de structuren en activiteiten van de EFBH wordt verhoogd en de gelijkheid tussen mannen en vrouwen wordt bereikt. 1.11 Bestaande sociale normen en regelgeving in de EU moet worden nageleefd en gehandhaafd, zowel door middel van maatregelen op Europees niveau als door maatregelen op nationaal niveau. Alle soorten arbeidsvormen - en ondernemingscreaties, bijvoorbeeld brievenbusondernemingen - die worden gebruikt om onder verplichtingen ten aanzien van welzijn en maatschappij uit te komen, en om regels te omzeilen, moeten worden bestreden. Bestaande sociale regels en bepalingen moeten worden gehandhaafd door middel van sociale inspecties, het uitwisselen van informatie tussen landen onderling en een systeem van sancties. Zowel op nationaal als op Europees niveau moeten er procedures en juridische werkwijzen worden ingesteld om het binnendringen van criminele organisaties in de EFBH-sectoren tegen te gaan. 1.12 Schijnzelfstandigheid - als middel om arbeidskosten te drukken en om onder sociale verplichtingen uit te komen - is bezig een wijd verspreid verschijnsel in Europa te worden en moet worden bestreden. Ten eerste moet de arbeidsstatus worden bepaald in het land waar de werkzaamheden worden verricht, niet door de arbeidsstatus in het land van herkomst. Ten tweede moeten objectieve criteria - bijvoorbeeld economische afhankelijkheid en ondergeschiktheid - bepalend zijn om vast te stellen of iemand werknemer of zelfstandige is. Administratieve registratie of classificatie voor andere doeleinden, bijvoorbeeld belastingen, mogen op zichzelf niet worden gebruikt als een middel om iemand zijn/haar rechten conform sociale bepalingen, arbeidsrecht en collectieve overeenkomsten te ontnemen. 1.13 Normaal moet de Richtlijn over Uitzendarbeid, die in december 2011 in nationaal recht omgezet moet zijn, de uitzendkrachten beschermen. Toch blijven er mazen in de wetgeving en nationale praktijken zorgen er ook vaak voor dat de regels worden omzeild en dat de werknemers niet de rechten en voordelen krijgen waarop ze recht hebben. De EFBH zal de implementering van de Uitzendrichtlijn in nationaal recht onderzoeken en de aangesloten bonden waarschuwen voor bedrieglijke uitzendbureaus die grensoverschrijdend actief zijn. Ze zal ijveren voor de rechtstreekse tewerkstelling van werknemers en de uitwisseling van 11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
3
informatie tussen de aangesloten organisaties over het bestaan van zogenaamde "payroll companies" vergemakkelijken. 1.14 Een strategie om de positie van de werknemers op de arbeidsmarkt te versterken, om "lagekostenstrategieën ten aanzien van arbeid" tegen te gaan en om de concurrentiekracht van Europese werknemers te vergroten houdt ook in dat de EU en de lidstaten initiatieven ondersteunen die het algemene concurrentievermogen en de vaardigheden van de Europese werknemers willen verhogen. Er moeten incentives komen om de beroepsopleiding en de voortgezette opleiding te stimuleren met het oog op hooggeschoolde werknemers, zowel wat de vakcompetenties als de multitaskvaardigheden. Levenslang leren moet worden toegepast als onderdeel van een strategie voor de persoonlijke ontwikkeling van de werknemers maar ook om de productiviteit in de sectoren te verbeteren. 1.15 De EFBH beschouwt een goede beroepsopleiding als een individueel recht. Maatregelen voor permanente vorming en bijscholing van hoge kwaliteit voor alle kwalificatieniveaus moeten eveneens een recht zijn dat voor alle werknemers toegankelijk is. Levenslang leren mag niet als verplichting worden gezien maar als een kans voor een bepaalde categorie werknemers om zich aan een specifieke situatie aan te passen, bijvoorbeeld door rekening te houden met de specifieke omstandigheden en beperkingen van oudere werknemers, migranten-werknemers of jonge ouders. 1.16 Toegang tot beroepsopleiding is een sleutelfactor voor jongeren die de arbeidsmarkt opgaan. In de EU worden momenteel te weinig werkgelegenheidsmogelijkheden voor jongeren gecreëerd. Daarom zijn investeringen in structuren en faciliteiten voor beroepsopleiding nodig. Een ander belangrijk instrument om de jongeren te helpen op de arbeidsmarkt is een verbetering van de toegang tot praktijkstages. Er zijn te weinig aantrekkelijke arbeidsplaatsen in de EFBH-sectoren en de arbeidsvoorwaarden zijn nog al te vaak slecht, de lonen te laag en de doorgroeikansen te gering. Het nieuwe EUkerninitiatief "Jeugd in beweging" stelt weliswaar veel positieve benaderingswijzen voor, maar bevat te weinig praktische maatregelen. De EFBH zal ervoor ijveren dat de toegang tot praktijkstages een hogere plaats op de agenda van de Europese Commissie krijgt. 1.17 De EFBH zal specifiek aandacht besteden aan de werkgelegenheid en de arbeidsvoorwaarden van jongeren. Daartoe zal de EFBH een Ad-hoc-werkgroep Jongeren oprichten en een EFBH-contactpersoon voor de jongeren benoemen. Deze laatste zal verantwoordelijk zijn voor de coördinatie van de activiteiten en de communicatie met de EFBH-organen. De Werkgroep Jongeren zal een werkprogramma uitwerken dat na twee jaar wordt geëvalueerd. Deze werkgroep zal met het Jongerencomité van het EVV samenwerken. 1.18 De EU-lidstaten hebben uiteenlopende, goed uitgebouwde beroepsopleidingsstelsels. Ook al wordt die diversiteit in het Verdrag van de EU en door de beleidsmakers gerespecteerd, toch beïnvloedt de EU in toenemende mate veranderingen op het nationale niveau. In sommige gevallen komt men daarmee in conflict met de doelstellingen van de vakbonden om de beroepsopleidingsstandaarden op te trekken. Bovendien organiseren transnationale ondernemingen opleidingscursussen en -kaders zonder met de bestaande nationale beroepsopleidingsstructuren rekening te houden. De EFBH wijst elke structuur of trend af die in een ondermijning van de bestaande beroepsstandaarden resulteert.
11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
4
1.19 De EFBH vertegenwoordigt werknemers uit sectoren waar men vaak via "niet-formeel en informeel leren" kwalificaties verwerft. Vaak erkennen collectieve arbeidsovereenkomsten de via informele leerwegen verworven competenties door dezelfde lonen toe te kennen als voor werknemers die een formele opleiding gevolgd hebben. Toch worden die informele leertrajecten doorgaans door de arbeidsmarkt en de samenleving gediscrimineerd. De EFBH steunt activiteiten op EU-niveau die aan formele en informele leerwegen dezelfde classificatie toekent. De EFBH steunt ook de toegankelijkheid van de beroepsopleidingen en schoolse leertrajecten en beroepscarrières. 1.20 De EU moet sterker focussen op banen scheppende initiatieven in Europa, zowel om de werkloosheid en de sociale achteruitgang tegen te gaan als om de engagementen van de EU op het vlak van de klimaatverandering in praktijk te brengen. De EFBH meent echter dat de bouw- en houtsector cruciale sectoren voor Europa zijn om te kunnen voldoen aan de verbintenissen in het kader van klimaatverandering. Binnen de EU nemen gebouwen ongeveer 40 procent van de uitstoot van broeikasgassen en van het primaire energieverbruik voor hun rekening. Door hout vaker in te zetten als bouwmateriaal zou dit automatisch leiden tot een afname van de uitstoot van broeikasgassen, aangezien hout een koolstofneutraal en hernieuwbaar materiaal is dat koolstof opslaat. 1.21 Het streven waaraan de EU zich heeft verbonden om vóór 2020 te komen tot een vermindering van broeikasgassen biedt voor het komende decennium de mogelijkheid van honderdduizenden nieuwe banen in de Europese bouw- en houtsector. De huidige eis dat alle nieuwe gebouwen uiterlijk in 2020 zeer dicht in de buurt moeten komen van de nulenergienormen moet ook worden uitgebreid tot de bestaande gebouwenvoorraad. Te ambitieuze standaarden voor de uitstoot van broeikasgassen kunnen echter ook de werkgelegenheid in bepaalde sectoren - bijvoorbeeld de cementsector - in gevaar brengen. De EU moet daarom maatregelen treffen tegen koolstoflekkage, bijvoorbeeld tegen de verhuizing van arbeidsplaatsen naar landen met minder ambitieuze klimaatveranderingsvoorschriften. Dergelijke maatregelen kunnen een "grensoverschrijdend mechanisme van aanpassing" inhouden om te garanderen dat producenten uit de EU en buiten de EU dezelfde kansen hebben. De EU moet overgangsmaatregelen en opleiding ondersteunen voor werknemers die hun baan dreigen te verliezen als gevolg van de opgetrokken klimaatveranderingsnormen. 1.22 Op Europees niveau moeten investeringen in grote infrastructuur en energie-efficiënte projecten worden geïnitieerd als onderdeel van de verbintenissen ten aanzien van klimaatverandering. Er moet worden onderzocht of er nieuwe bronnen zijn waaruit dergelijke projecten zouden moeten worden gefinancierd, zoals het instellen van Europese projectobligaties, dit in samenwerking met de Europese Investeringsbank, en er moet intenser van het Cohesiefonds gebruik worden gemaakt. 1.23 Er zijn ook nieuwe regels nodig om het gebruik van ecologisch duurzame bouwproducten te stimuleren. Doel zou moeten zijn producten met lage koolstofemissies en producten die de geringste hoeveelheid niet-hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen gebruiken concurrentievoordelen te bieden. Daarbij moet de gehele levenscyclus van die producten in aanmerking worden genomen. 1.24 De kwaliteit in de productie moet worden beklemtoond door de instelling van regelingen en economische prikkels waaruit een voorkeur spreekt voor kwaliteit en duurzaamheid in plaats van kostenbesparingen vanuit kortetermijnbelangen. De implementatie in de bouw van een op kwaliteit gebaseerde benadering houdt in dat de "levenscyclusbenadering" wordt gekozen, waarbij de kosten van het product gedurende de gehele levenscyclus in aanmerking worden genomen. 11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
5
1.25 Een intensiever gebruik van duurzaam geoogste houtproducten kan reeds tot een vermindering van de koolstofemissies leiden en zorgen voor een koolstofopslag tijdens de levensduur van de producten. Een groter gebruik van hout - waarbij technieken van duurzaam bosbeheer worden toegepast en ontbossing en verlies van de biodiversiteit worden vermeden - is een instrument dat op EU-niveau over het hoofd wordt gezien als het gaat om het halen van de EU-doelstellingen ten aanzien van de klimaatverandering. Er dient rekening te worden gehouden met het potentieel van de houtsector voor beleidsmaatregelen op het vlak van de klimaatverandering. 1.26 De Europese industrie moet behouden blijven door zich te concentreren op innovatie en onderzoek en ontwikkeling. De toekomst van de Europese industrie bestaat niet uit een lagelonenbeleid, flexibele arbeid en een beknotting van de sociale voorzieningen. De EFBH steunt een beleid van voortdurende innovatie, verhoogde productie dankzij de competenties van de werknemers, "intelligente" nieuwe producten, maar ook van "intelligente werkorganisatie" en kwaliteitsvolle banen. De low-tech-sectoren van nu hebben behoefte aan perspectieven en strategieën om hun technologisch niveau op te krikken. In dit verband kan milieutechnologie een drijvende kracht voor nieuwe ontwikkelingen zijn. De EFBH eist dat het EU-kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling zich meer op de bovenvermelde aspecten concentreert.
2.
Bouwsector
2.1
De bouwsector is één van de meest flexibele sectoren en creëert vaak onzekere arbeidsvoorwaarden. Deze voortdurende "flexibilisering" van de bouwsector is normaal in het nadeel van de werknemers, wier belangen vaak genegeerd worden. Al te vaak worden de lasten van de veranderingen in de sector op de schouders van de werknemers verlegd en het cruciale overleg tussen werkgevers en werknemers wordt terzijde geschoven. De EFBH trekt een duidelijke grens tussen "aanvaardbare" en "onaanvaardbare" flexibiliteit.
2.2
Het beleid van de EFBH voor de bouwsector spitst zich op zeven deelgebieden toe: a. Arbeidsmarktbeleid; b. Industriële relaties tussen werkgevers en werknemers; c. Vak- en beroepsopleiding; d. Veiligheid en gezondheid; e. Interne grensoverschrijdende cao-coördinatie; f. Versterking van de aangesloten bonden; g. Naar een duurzame, competitieve en klimaatvriendelijke bouwsector.
Arbeidsmarktbeleid 2.3
De EFBH moet voor haar werk in de bouwsector bijzondere aandacht schenken aan de kwetsbare groep van migrerende werknemers en werknemers in een precaire arbeidssituatie. De werknemers moeten hun rechten kunnen uitoefenen ongeacht hun arbeidsrelatie (zelfstandige, gedetacheerde, werkend voor een uitzendbureau, enz.). Een categorie van werknemers waaraan in het bijzonder aandacht zal worden besteed, zijn de werknemers afkomstig uit derde landen. Bij de omzetting van het principe "gelijk loon voor gelijk werk" zal niet enkel aandacht worden besteed aan de klassieke loon- en arbeidsvoorwaarden (zoals loon, arbeidstijden, verlof, sociale bescherming, enz.) maar ook aan de secundaire voorwaarden (zoals reisvergoedingen, huisvesting, enz.), de praktische naleving van de regels en wetgeving, de rol van de bonden en de arbeidsrelaties van de werknemers. De EFBH kiest voor een allesomvattende aanpak waarbij zoveel mogelijk facetten in ogenschouw worden genomen. 11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
6
2.4
Alsmaar vaker stellen we vast dat Europese en nationale werkgevers ernaar streven om de arbeidsmarkt te segmenteren middels bijkomende flexibiliteit, kostenbesparing, uitbesteding, lokalisatie, onderaanneming en ontwijking van geldende regels. Deze praktijken beogen sociale afbraak en zullen door de EFBH kordaat afgewezen worden. Om redenen van transparantie streeft de EFBH eenduidig naar vaste arbeidsovereenkomsten voor alle werknemers in de bouwsector. Hierbij zal in het bijzonder de strijd worden aangegaan tegen de alom gekende misbruiken van fictieve en atypische arbeidsrelaties, waaronder schijnzelfstandigheid, uitzendwerk, fictieve detachering, deeltijds werk en alle andere onzekere arbeidsrelaties die de omzeiling van loon- en arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming beogen.
2.5
Helaas wordt de bouwsector nog steeds aan het fenomeen "zwartwerk" gekoppeld. Immers, alle studies en statistieken tonen duidelijk aan dat het probleem in onze sector verder woekert. De EFBH past hierbij een beleid van nultolerantie toe en zal zich onverzettelijk blijven inzetten voor preventie, controle en naleving van afspraken ter bestrijding van "zwartwerk". Hiertoe zullen de nodige initiatieven op nationaal en Europees niveau genomen worden, in een breed partnerschap van de betrokkenen (arbeidsinspectie, nationale overheden, sociale fondsen).
2.6
De EFBH stelt vast dat malafide tewerkstelling in de praktijk vaak tot stand komt middels tussenpersonen op de arbeidsmarkt. Bijgevolg is er een noodzaak om de rol, werking en functie van de tussenpersonen enerzijds te beperken en anderzijds te reguleren met de nodige praktische controles. Aansluitend dient er een duidelijke en effectieve grensoverschrijdende regeling voor de malafide tussenpersonen te zijn.
2.7
Bijzondere aandacht zal worden besteed aan de concrete toepassing van "waardig werk" in de bouwsector. "Waardig werk" is een begrip dat een concrete invulling vraagt en duidelijke grenzen inzake flexibiliteit trekt.
2.8
Zowel op Europees als op nationaal niveau zal de EFBH zich blijven inzetten voor de verplichte invoering van sociale clausules in alle aanbestedingen, zowel openbare als private. Hierbij geldt als uitgangspunt dat dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming worden geboden aan alle werknemers die zich op dezelfde werkplaats bevinden. De uitdrukkelijke erkenning van vakbondsvrijheid dient in de sociale clausules inbegrepen te zijn.
2.9
Sinds jaren worden de activiteiten op de bouwplaats middels onderaanneming en uitbesteding van de productie op een gestructureerde wijze gefragmenteerd. Op grond van de misbruiken met het inschakelen van fictieve ondernemingen, malafide tussenpersonen en de vaststelling van sociale fraude in de laagste keten van ondernemingen in de reeks is de EFBH van oordeel dat op Europees niveau de aansprakelijkheid van de hoofdaannemer en opdrachtgever voor alle ondernemingen in de keten moet worden vastgesteld. Deze aansprakelijkheid dient zich ten minste uit te strekken tot de loon- en arbeidsvoorwaarden en de gehele sociale bescherming van alle werknemers in de keten. Hoofdaannemers kunnen misschien ontkennen dat ze op de hoogte waren, maar ze kunnen hun verantwoordelijkheid niet ontlopen! Hierbij erkent de EFBH uitdrukkelijk bestaande nationale systemen, die middels de steun van de nationale bonden van toepassing zijn. De EFBH zal een campagne lanceren om haar doelstellingen op het vlak van een efficiënte aansprakelijkheidswetgeving te bereiken.
11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
7
2.10 Inzake de discussie over flexicurity heeft de EFBH in de loop der jaren vastgesteld dat de hele discussie op een onevenwichtige wijze op Europees en nationaal niveau heeft plaatsgevonden. Hierbij worden de typische bezorgdheden van de werknemers ondergeschikt gemaakt aan de invoering van bijkomende flexibiliteit en de uitholling van de beschermende functie van het arbeidsrecht. De EFBH zal op een proactieve offensieve wijze weerwerk bieden tegen de verdere flexibilisering, die de loon- en arbeidsvoorwaarden op de arbeidsmarkt ondermijnt. 2.11 De alsmaar groeiende grensoverschrijdende mobiliteit van de werknemers bemoeilijkt in aanzienlijke mate het werk van preventieve sociale controles op de bouwplaatsen. In het bijzonder voor de Europese bouwsector is de EFBH van oordeel dat de sociale controle aanzienlijk vereenvoudigd kan worden via de invoering van een verplichte uniforme Sociale Identiteitskaart voor iedereen die op de bouwplaats wordt tewerkgesteld.
Industriële relaties tussen werkgevers en werknemers 2.12 Wegens de alom bekende typische kenmerken van de bouwsector en in het bijzonder zijn kwetsbare arbeidsmarkt (zwartwerk, hoog aantal arbeidsongevallen, voortdurende nood aan vakmensen) en de gefragmenteerde organisatie van de sector zijn structurele, stabiele en goed functionerende industriële relaties tussen werkgevers en werknemers in de sector absoluut noodzakelijk. 2.13 De EFBH streeft naar een gestructureerd paritair overleg op alle niveaus: Europees, landelijk, regionaal en ondernemingen. Hierbij is het absoluut noodzakelijk dat enerzijds de Europese en nationale niveaus aan de sociale partners een wettelijk kader bieden om zelfstandig hun arbeidsmarkt te organiseren en dat anderzijds de regeringen niet in de autonomie van de sociale partners interfereren. Tijdens de congresperiode 2012-2015 zal de EFBH in het bijzonder aandacht besteden aan het verder versterken en uitbouwen van het Europees en nationaal paritair overleg. Hierbij zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan het wettelijk en politiek kader en de representativiteit en organisatiemogelijkheden van de bonden. Voor de bouwsector is het absoluut noodzakelijk dat de sociale partners hun overleg institutionaliseren. Een van de belangrijkste instrumenten hiertoe zijn de paritaire fondsen. Samen met andere Europese en nationale partners zal de EFBH verdere inspanningen leveren om op nationaal niveau de sociale partners te faciliteren in het oprichten en verder uitbouwen van paritaire sociale fondsen inzake vak- en beroepsopleiding, veiligheid en gezondheid, aanvullende pensioenen, vakantiegeld, aanvullende werkloosheidsvergoedingen, enzoverder. Bij elk van deze paritaire fondsen moet de solidariteit tussen de werknemers voorop staan. 2.14 Alsmaar vaker wordt het voor de nationale bonden moeilijker om op ondernemingsniveau een syndicale werking uit te bouwen. Een goed functionerende ondernemingswerking is belangrijk voor elke bond. De EFBH zal middels een Europese en nationale campagne aandacht vragen voor de noodzaak van een goed functionerende vakbondsvertegenwoordiging op ondernemingsniveau.
11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
8
Vak- en beroepsopleiding 2.15 De EFBH beschouwt een brede basisberoepsopleiding als sleutel voor de toekomstige ontwikkeling van carrièrevooruitzichten in de bouwsector, de concurrentiekracht van de sector en een grotere aantrekkingskracht van deze bedrijfstak. De EFBH zal haar beleid op het gebied van beroepsopleidingen aan de ene kant richten op de verbanden tussen arbeidsvormen, verdien- en doorgroeimogelijkheden, gezondheid en veiligheid en werkorganisatie, aan de andere kant op de aantrekkingskracht van de sector. Er is behoefte aan Europese kernberoepen waarin een brede theoretische en praktische kennis wordt doorgegeven en die erop gericht zijn om mensen in staat te stellen zelfstandig te werken. Ons Metselaarsproject heeft laten zien dat stelsel voor beroepsonderwijs in afzonderlijke landen op zeer verschillende tradities gebaseerd zijn en nog steeds komen die verschillen terug in een sterk uiteenlopende kwaliteit van werknemers. Er is een dringende behoefte aan een algemene verbetering van de kwaliteit van de beroepsopleiding, als de bouwsector voor de volgende generatie aantrekkelijk wil blijven. 2.16 Het initiatief Jeugd in Beweging, dat door de Europese Commissie als onderdeel van haar Europa 2020-strategie is gepresenteerd, beschrijft niet alleen met grote nauwkeurigheid de vele problemen waarmee we momenteel worden geconfronteerd, maar stelt ook enkele belangrijke doelen. Toch blijft het initiatief voor het merendeel zeer vaag, terwijl het echt nodig is om sectorspecifieke maatregelen voor te schrijven. De EFBH is voornemens om voornamelijk via de sociale dialoog met deze kwestie aan de slag te gaan. Een andere doelstelling is echter ervoor te zorgen dat dit soort programma's actief binnen onze multinationale groepen wordt opgepakt. 2.17 Actuele trends in duurzame bouw, energie-efficiënte renovatie van gebouwen en de toepassingen van nieuwe technologieën in de bouwsector hebben een directe impact op beroepsprofielen. We zien in deze ontwikkelingen een aanwijzing dat basisberoepsopleidingen in de bouwsector moeten worden verbreed en dat ze veeleisender moeten worden. Voor wat betreft "groene beroepen" ziet de EFBH de noodzaak van aanpassing en uitbreiding van bestaande beroepsprofielen. 2.18 Ten aanzien van de EU-initiatieven op het vlak van de beroepsopleiding heeft de EFBH ook in het kader van de sociale dialoog voor de Europese bouwnijverheid een aantal kwesties ten aanzien van de beroepsopleiding opgepakt. Dergelijke inspanningen zijn de beste manier om een onmiskenbare invloed uit te oefenen op de aanpak van alle kwesties ten aanzien van beroepsopleidingen in de bouwsector. Wij zijn voornemens onze activiteiten in het kader van de sociale dialoog te intensiveren, onder meer door de mogelijkheid aan te grijpen die is ontstaan door de oprichting van een sectorale raad voor vaardigheden (Sector Skills Council, SSC). Dankzij deze SSC wordt het mogelijk om de verschillende kwesties met directieleden en docenten van beroepsopleidingen door te nemen en aan de hand daarvan aan de betrokken beleidsmakers voorstellen te doen.
Interne grensoverschrijdende cao-coördinatie 2.19 Grensoverschrijdende samenwerking tussen bonden om een betere kennis over elkaars systemen en strategieën te verwerven, is een krachtig vakbondswapen,... In de eerste plaats streeft de EFBH ernaar om de verschillende ledenorganisaties nadere kennis en inzicht in de verschillende systemen te verschaffen. In het verleden werd voornamelijk aandacht besteed aan de thema's (minimum)lonen, arbeidstijd en (vroegtijdige) eindeloopbaan. Deze bestaande studies dienen verder verfijnd en up-to-date te worden gehouden. De thema's die een politieke actualiteit hebben en zullen hebben - onder meer arbeidstijd en eindeloopbaan - zullen verder worden verfijnd en uitgewerkt met het oog op 11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
9
het versterken van de EFBH-lobby naar Europese regelgeving. De thema's die het onderwerp van Europese wetgevende initiatieven zijn, zullen dan ook in een politiek kader besproken worden. 2.20 Hiertoe zal de Cao-coördinatiegroep in het bijzonder verder aandacht besteden aan de deelonderwerpen in het kader van de eindeloopbaanproblematiek voor de werknemers uit de bouwsector. Hierbij zal in het bijzonder worden gewerkt aan de "erkenning van de zware beroepen", "de grensoverschrijdende overdracht van pensioenen", "de versterking en oprichting van aanvullende-pensioenfondsen", enzoverder. 2.21 De Cao-coördinatiegroep van de EFBH zal een concreet actieplan voorstellen om (1) de interne en externe flexibiliteit aan banden te leggen en (2) de naleving van de bestaande loon- en arbeidsvoorwaarden te waarborgen. 2.22 Ten minste tweemaal per jaar zal de Cao-coördinatiegroep samenkomen om op een technische wijze aan de inhoud vorm te geven en het politiek debat voor te bereiden dat in het Permanent Comité Bouw dient te worden besproken. 2.23 De EFBH zal een interne webpagina ontwikkelen waarop up-to-date kerngegevens voor de aangesloten ledenorganisaties beschikbaar zijn.
Versterking van de aangesloten bonden 2.24 Op grond van de noodzaak om de syndicale kaderwerking in de ondernemingen en op de werkplaats te versterken zal de Cao-coördinatiegroep worden belast met het uitwerken van een concreet actieplan. Hierbij zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan de uitwisseling van positieve ervaringen, het uitwerken van een promotiecampagne en het opzetten van politieke eisen. Bij de uitwerking zal een concrete invulling worden gegeven aan de fundamentele vakbondsvrijheden en zullen specifieke "capacity building"-initiatieven voor de aangesloten bonden worden opgezet. Hier zal de EFBH in het bijzonder haar aandacht richten op die bonden waar de behoeften het grootst zijn.
Naar een duurzame, competitieve en klimaatvriendelijke bouwsector 2.25 Vermits het concurrentievermogen van de bouwsector in belangrijke mate door de productiviteit van de werknemers wordt bepaald, dient de EFBH de stem van de werknemers sterker te vertolken in de debatten over het toekomstige concurrentievermogen van de sector op nationaal, Europees en internationaal niveau. Hierbij zal in het bijzonder aandacht worden geschonken aan de noodzaak van industrieel overleg tussen werkgevers en werknemers op elk niveau, de noodzaak van voortdurende investeringen in levenslang leren, een nultolerantie inzake gevaarlijke en hinderlijke arbeidsomstandigheden (voornamelijk door middel van preventie) en met oog voor de overige uitgangspunten van de EFBH inzake arbeidsmarktbeleid. 2.26 De reductie van de CO²-uitstoot heeft onmiskenbare gevolgen voor de hele Europese bouwsector. De afgesproken maximale emissienormen en energiebesparende maatregelen op Europees niveau zullen dienen te worden vertaald in een concreet haalbaar actieplan op nationaal en ondernemingsniveau. Hierbij zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan concrete maatregelen ten behoeve van de werknemers in de bouwsector. In dat verband beschouwen de EFBH en de aangesloten bonden de EU-Richtlijn over energieefficiëntie van openbare gebouwen als een verdienstelijk uitgangspunt voor het scheppen van kwalitatief betere banen in de bouwnijverheid. 11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
10
Middelen voor politieke activiteiten 2.27 Door de beperkte interne middelen en om redenen van efficiëntie zal de EFBH optimaal van de beschikbare financiële middelen gebruik maken. Hierbij zullen externe middelen (via de EC, ETUI, enzoverder) zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd om het actieprogramma voor de bouwsector te realiseren. 2.28 Om economische en efficiëntieredenen en teneinde de praktische last voor de aangesloten bonden tot een minimum te beperken, zal - wanneer dit mogelijk is - telkenmale worden onderzocht welke verschillende bijeenkomsten kunnen worden gecombineerd.
3
Hout-, meubel, en bosbouwsector
3.1
De EFBH wil op een positieve manier bijdragen tot de verdere ontwikkeling van de hout-, meubel- en bosbouwnijverheid op het vlak van de Europese en internationale sociale normen maar ook ten aanzien van de economische/industriële normen, die op hun beurt de mogelijkheid moeten bieden om de sociale normen te verbeteren.
3.2
De hout- en meubelnijverheid bestaat uit verschillende subsectoren. Daardoor is de aanpak van een aantal thema's verschillend. Zo is de meubelnijverheid bijvoorbeeld aan een veel grotere concurrentie op wereldvlak (en bijgevolg aan problemen van concurrentievermogen) onderhevig dan de traditionele houtverwerkende nijverheid, die veel meer van de EU-markt afhangt.
Sociale normen 3.3
Sociale normen komen vaak niet of slechts gedeeltelijk voor in internationale normen of akkoorden die de sector hout/meubel/bosbouw aangaan en die ook met milieuetikettering te maken hebben. Dit is in het bijzonder het geval voor de meubelnijverheid, waar internationaal erkende certificatieorganisaties zoals FSC en PEFC nog geen gangbare norm zijn. Vandaar de noodzaak om sociale normen in de hele overdrachtketen te laten respecteren.
3.4
De EFBH moet ook streven naar sterke sociale clausules in "vrijwillige partnerschapsovereenkomsten" (VPA's), die in het kader van de FLEGT-Verordening (Verordening over een vergunningensysteem voor wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw) met niet-EU-lidstaten worden gesloten. Sociale normen moeten ook een integraal onderdeel vormen van de voorwaarden zoals die in "groene openbare aanbestedingen" worden vastgelegd.
3.5
De EFBH zal nauwer met de IBH samenwerken op het vlak van de sociale normen en zal zich daarbij toespitsen op de opname van verwijzingen naar de kernovereenkomsten van de IAO in internationale akkoorden en openbare aanbestedingen.
3.6
De doelstellingen om de sociale normen te verbeteren en te handhaven en aldus goede arbeids- en leefomstandigheden te waarborgen, zullen ook worden opgenomen in het kader van de Europese sociale dialoog in de hout- en meubelsector. Deze initiatieven zullen zich in het bijzonder concentreren op werknemers die gemakkelijker het voorwerp van onzekere arbeidsvoorwaarden zijn zoals seizoenarbeiders en migranten-werknemers.
11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
11
Hout als sleutelsector voor klimaatveranderingsbeleid 3.7
De bosbouwsector is een tak van de economische activiteit en levert de grondstoffen voor de hout- en meubelnijverheid. Tegelijk is hij een belangrijk domein en onderwerp voor het klimaatveranderingsbeleid van de EU. Dit tweeledige aspect van de bosbouwactiviteiten zal in de EFBH-activiteiten voor deze sector zijn weerslag vinden.
3.8
De EFBH zal zich meer toespitsen op de stimulering van hout als hernieuwbare en multifunctionele grondstof die via bomen CO² uit de lucht opneemt (bosbouw) en aldus als koolstofreservoir kan worden beschouwd. Een toenemend gebruik van hout als grondstof onttrekt meer koolstofdioxide aan de atmosfeer en vermindert op die manier de koolstofuitstoot. Een verhoogd gebruik van hout - bijvoorbeeld als bouwmateriaal - zal daarom leiden tot betere prestaties voor het tegengaan van de klimaatverandering in Europa, voor zover tenminste duurzame bosbeheertechnieken worden gebruikt.
3.9
Omdat de klimaatverandering hoog op de Europese politieke agenda staat en omdat de EU en de lidstaten zich geëngageerd hebben om meer dan ooit hernieuwbare energiebronnen in te zetten, speelt biomassa een alsmaar grotere rol bij de opwekking van groene energie. Het geoptimaliseerd gebruik en de valorisatie van hout als grondstof heeft echter een impact op de toelevering van grondstoffen voor de bedrijfstakken die hout gebruiken. Daarom moet het EFBH-beleid inzake biomassa zich in eerste instantie concentreren op het terugdringen van het negatieve effect van het gebruik van houten biomassa als energiebron (tenzij het hout niet langer voor andere industriële toepassingen kan worden gerecycleerd) en in tweede instantie op het verzekeren dat subsidies voor energieinstallaties niet leiden tot een verstoring van de grondstoffenmarkten. Dit actieterrein moet ongetwijfeld deel uitmaken van toekomstige acties in het kader van de Europese sociale dialoog.
3.10 Het huidige milieubeleid van de EU stelt de hout-, meubel- en bosbouwnijverheid voor een aantal uitdagingen. Dit hangt niet alleen samen met biomassa en hernieuwbare energiebronnen maar men zou ook oog moeten hebben voor thema's zoals milieubeheer en energie-efficiëntie van de sectoren.
Innovatie en onderzoek & ontwikkeling 3.11 De toekomst van de sector hout/meubel/bosbouw hangt grotendeels af van innovatie en activiteiten op het vlak van onderzoek en ontwikkeling. Gezien de industriële structuur van de sector, die grotendeels uit kleine en middelgrote ondernemingen bestaat, zouden de EU en de individuele lidstaten verregaand innovatie en onderzoek en ontwikkeling moeten ondersteunen. Dat is echter vaak nog altijd niet het geval. 3.12 Rekening houdend met het industriële belang van deze nijverheid met 2,7 miljoen werknemers zou men meer aandacht moeten besteden aan de rol die de bonden en de arbeidskrachten kunnen en zouden moeten spelen, zeker op het vlak van innovatie. Innovatie is niet alleen een zaak van producten die de industrie levert om haar concurrentievermogen te waarborgen. Innovatie moet ook kijken naar andere thema's zoals arbeidsprocessen, taakroulering (vereist scholing), erkenning van de werkervaring, veranderende pensioenregelingen. Sociale innovatie en de zogenaamde "slimme werknemers" beschikken met andere woorden over het potentieel om eveneens verregaand tot de toekomst van de hout-, meubel- en bosbouwnijverheid bij te dragen.
11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
12
3.13 Nieuwe technologieën zoals nanotechnologieën zullen in de komende jaren vereisen dat niet alleen de werknemers de vereiste vaardigheden leren maar dat men ook meer aandacht besteedt aan mogelijke risico's voor de veiligheid en gezondheid op de werkplek.
Beroepsopleiding en aantrekken van jongeren naar de bedrijfstakken 3.14 De kwalificatie van werknemers blijft een van de zwakke punten van hout-, meubel- en bosbouwnijverheid en vergt bijgevolg meer aandacht gedurende de hele loopbaan van de werknemers. Levenslang leren en e-learning zijn de doorslaggevende elementen van een progressieve ontwikkeling die de werknemers in staat moet stellen voortdurend hun vaardigheden en competenties te verbeteren. 3.15 Voor de hierboven vermelde doelstellingen is het echter nodig dat de vereiste initiatieven van de sociale partners zowel op het Europese als op het nationale vlak worden genomen om te waarborgen dat werkelijk vooruitgang wordt geboekt. Het EKK (Europees Kwalificatiekader) en de Europass moeten op wezenlijke manier tot de vooropgestelde doelen kunnen bijdragen. 3.16 De EFBH zal ervoor ijveren dat initiatieven worden genomen om jongeren voor de hout-, meubel- en bosbouwnijverheid aan te trekken en ervoor te zorgen dat ze in de bedrijfstak werkzaam blijven. De door hen verworven competenties en vaardigheden zijn immers uiterst belangrijk. 3.17 De EFBH en de aangesloten bonden moeten in dezelfde richting blijven werken en in eerste instantie proberen de arbeidsvoorwaarden te verbeteren, bijvoorbeeld de opleidingsvoorwaarden, de verloning en de mogelijkheden van internationale praktijkstages zodat werknemers werkelijke loopbaanmogelijkheden krijgen door bijvoorbeeld de kans te krijgen in andere EU-lidstaten de vereiste ervaring en kennis te verwerven.
Coördinatie van cao-onderhandelingen 3.18 In het verleden is gebleken dat de grensoverschrijdende coördinatie van het cao-beleid een zeer moeilijk te realiseren doelstelling is. Toch moet de EFBH verder aan dit vraagstuk blijven werken, want de coördinatie door middel van de verzameling van informatie en de verspreiding van de informatie onder de aangesloten bonden dragen bij tot een betere kennis over de ontwikkelingen van de cao-onderhandelingen in de EU. 3.19 Deze informatie wordt verzameld door middel van een vragenlijst die jaarlijks naar de betrokken aangesloten bonden wordt verzonden en waarin basisinformatie wordt opgevraagd. Een uitgebreidere vragenlijst wordt om de drie jaar verstuurd. De vorige strategie blijft behouden en zal de volgende thema's omvatten: loonontwikkeling, arbeidstijd, opleiding en pensioenstelsels. 3.20 Wettelijke pensioenstelsels moeten de basis blijven voor het waarborgen van een fatsoenlijk inkomen, maar moeten worden aangevuld met aanvullende sectorale pensioenen waarover de sociale partners op nationaal niveau onderhandelen. Bijzondere aandacht moet daarbij worden besteed aan een zo goed mogelijke coördinatie om ten minste 80% van het laatst verdiende loon te krijgen bij de pensionering van de werknemer.
11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
13
Sociale dialoog 3.21 In de Europese sociale dialoog voor de hout- en meubelnijverheid zal men zich toespitsen op de bevordering van hout als hernieuwbare en multifunctionele hulpbron. Gemeenschappelijke acties zullen worden gelinkt aan EU-initiatieven inzake koolstofemissies en klimaatveranderingsbeleid en de bevordering van bouwproducten met een goede "milieuprestatie". Bosbouwarbeiders zijn van doorslaggevend belang voor de EU voor het realiseren van de klimaatveranderingsengagementen. Dit dient in de Europese sociale dialoog voor de houtnijverheid zijn weerslag te vinden. 3.22 Bijkomende prioritaire thema's zoals arbeidstijd en seizoenarbeid zijn nog nooit in de Europese sociale dialoog voor de hout- en meubelnijverheid aan bod gekomen. Tijdens de komende congresperiode moet men ernaar streven om ook die onderwerpen op de agenda te plaatsen. 3.23 In de beide Europese sociale dialogen werd vooruitgang geboekt, onder meer door de oprichting van werkgroepen over veiligheid en gezondheid op de werkplek enerzijds en over beroepsopleiding anderzijds. Deze twee thema's blijven verder een hoge prioriteit genieten en zullen hun neerslag vinden in specifieke acties, d.w.z. Europese projecten, die door beide sociale partners moeten worden uitgewerkt.
4.
Veiligheid en gezondheid
4.1
De kadervoorwaarden die veiligheid en gezondheid op het werk sturen, veranderen voortdurend: Nieuwe vormen van werkgelegenheid en de toegenomen internationalisering resulteren in een steeds grotere werkdruk, psychomentale stress, ongezonde arbeidstijden en andere risico's. Deze verwachtingen worden niet alleen gestaafd door de cijfers van ziekteverzekeringen maar ook door een aantal recente publicaties van het Agentschap in Bilbao. En zij worden nog verergerd door de crisis en haar negatieve impact op alle aspecten van de arbeidsomstandigheden.
4.2
De ervaring van de EFBH leert dat het beleidsterrein van veiligheid en gezondheid op het werk (OSH) alsmaar complexer wordt en dat dit aspect daarom geïntegreerde en holistische tegenstrategieën vereist, inclusief relaties met andere beleidsterreinen, strategieën voor meer werknemersparticipatie en concepten voor de uitwerking van nieuwe technologieën. Dit geldt nog altijd en is meer dan ooit noodzakelijk.
4.3
De algemene trend van alsmaar meer ongebruikelijke arbeidsvormen resulteert in een toegenomen "precarisatie" van het werk. Meer dan in de andere sectoren kent men in de EFBH-sectoren een groter aandeel van niet-standaardbanen, buitenlandse migrantenwerknemers zonder juridisch statuut, schijnzelfstandigheid en zwartwerk. Deze trend brengt alle aspecten van de arbeidsomstandigheden in gevaar, meer bepaald veilige en gezonde arbeidsvoorwaarden, waarbij deze werknemers van opleiding en veiligheids- en gezondheidsvoorzieningen worden uitgesloten. De EFBH zal de oprichting van een tweeledige arbeidsmarkt bestrijden. Gelijke behandeling en gelijke rechten moeten de basisprincipes voor alle aspecten van informatie, opleiding en diensten in verband met veiligheid en gezondheid op de werkplek vormen.
11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
14
Het kader 4.4
Om de arbeidsomstandigheden te verbeteren is het noodzakelijk om banden te smeden met andere beleidsterreinen die direct of indirect de arbeidsomstandigheden beïnvloeden. Enkele voorbeelden zijn: onderwijsbeleid; arbeidswetgeving en in het bijzonder arbeidsbetrekkingen; arbeidsorganisatie; onderzoeksbeleid; technologisch onderzoek en ontwikkeling.
4.5
Tegenwoordig staat het Europese OSH-beleid onder druk, met name door de strijdkreet "vereenvoudiging van regelgeving". De voorstellen van de zogeheten "High Level Group" voor wijzigingen in de Europese kaderrichtlijn veiligheid en gezondheid op het werk en de Europese bouwplaatsenrichtlijn zijn bijvoorbeeld een duidelijke poging om een einde te maken aan de stevige EU-wetgeving op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk. Wat dit betreft, is het teleurstellend dat de Europese Commissie de voorstellen van de High Level Group heeft overgenomen in haar Actieprogramma ter vermindering van de administratieve lasten (COM[2009]544 definitief). Daarom - en om de strategie van de Commissie te counteren - moet de EFBH tijdens de volgende congresperiode methodes uitwerken voor de verbetering van de arbeidsomstandigheden en de werkorganisatie en aldus een beïnvloeding van de verschillende met elkaar gerelateerde EU-beleidslijnen en EU-programma's mogelijk te maken.
4.6
De communautaire OSH-strategie voor 2007-2012 bood weinig hoop op nieuwe wetgeving en men kan zelfs stellen dat er sprake is van een stagnatie in de ontwikkeling van nieuwe OSH-wetgeving. Met de hoognodige Richtlijn inzake spier- en skeletaandoeningen en de geplande herziening van de Richtlijn inzake kankerverwekkende stoffen is de afgelopen jaren geen enkele vooruitgang geboekt. Bovendien neemt de Commissie een uitermate defensieve houding ten aanzien van het thema van de nanotechnologieën in. Ook al is er een duidelijk bewijs dat voor dit soort materialen specifieke preventiemaatregelen moeten worden uitgewerkt - bijvoorbeeld voor het meten ervan, voorzorgsmaatregelen, enzoverder -, is de Commissie niet geneigd om op basis van artikel 16 van de Kaderrichtlijn een nieuwe richtlijn te lanceren.
4.7
In het kader van de "Communautaire strategie voor 2020" heeft de Europese Commissie in 2010 enkele zogeheten "kerninitiatieven" gepubliceerd, onder meer "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen" (COM[2010]682 definitief). Daarin heeft de Commissie het over "inclusieve werkgelegenheid" en lijkt ze het belang te benadrukken van een hoge arbeidskwaliteit en een goede OSH: "Hoge kwaliteit van werk gaat hand in hand met hoge arbeidsparticipatie. De werkomgeving speelt een cruciale rol bij de ontwikkeling van het potentieel van de werkenden, en is een bepalende factor voor het concurrentievermogen." (p. 14). Anderzijds pakt het document nadelig uit voor de communautaire OSH-strategie voor de periode 2013 tot 2020. In een van de hoofdstukken van het document "Nieuwe vaardigheden en banen" wordt aangekondigd dat de hele EU-wetgeving inzake veiligheid en gezondheid op het werk en de wetgeving inzake arbeidsparticipatie in 2014 zullen worden herzien. Het is echter twijfelachtig of deze herziening het startschot zal zijn voor een systematische evaluatie ter verbetering van het bestaande wetgevende kader. Uitgaand van de huidige politieke en economische situatie zal wellicht eerder het tegenovergestelde gebeuren. Daarom zal de EFBH zich tijdens de volgende congresperiode gaan toeleggen op de verdediging van de bestaande kwaliteit van de EUwetgeving op het gebied van de veiligheid en gezondheid op het werk en proberen voor verbeteringen te lobbyen, in het bijzonder door de inhoud van de volgende communautaire OSH-strategie (2013-2020) te beïnvloeden. 11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
15
4.8
Maar er wordt niet alleen gediscussieerd over deregulering. Er vinden ook ernstige debatten plaats over de relatie tussen verschillende reguleringsniveaus, namelijk wetten, collectieve arbeidsovereenkomsten, vrijwillige akkoorden, ondernemingsakkoorden of beste praktijken. Het officiële EU-beleid concentreert zich alsmaar meer op de zogeheten "zachte regelgeving" en met de open coördinatiemethode heeft de Gemeenschap niet alleen een instrument ontwikkeld dat op die terreinen wordt gebruikt waarvoor de EU niet kan rechtspreken, maar een instrument dat ook alsmaar vaker voor algemene doeleinden gebruikt wordt. In dit verband moet ook worden afgewogen waar het evenredigheidsbeginsel gepast is en waar niet. Met name tegen de achtergrond van de veranderende arbeidswereld (arbeidsorganisatie, technologie, productieconcepten, materialen, producten, enzoverder) moet de algemene en abstracte wetgeving in passende praktijken worden omgezet. Hiertoe hebben de betrokkenen enige speelruimte nodig. De EFBH moet in dat verband bepalen wat de sterke en zwakke punten van de individuele instrumenten zijn, met andere woorden, waarvoor ze kunnen worden gebruikt en waarvoor niet.
4.9
Veiligheid en gezondheid op het werk blijft voor de EFBH een thema dat een sterke achterliggende wetgeving en een brede wetgevende en regelgevende basis vereist. Dit geldt des te meer, omdat uit praktijk en ervaring een duidelijke les geleerd is, namelijk dat als een sterke juridische basis ontbreekt, de arbeidsomstandigheden een speelveld voor neerwaartse concurrentie en sociale dumping worden. En als ondernemingen met elkaar concurreren ten kosten van de arbeidsomstandigheden, is het ze uitsluitend om de winst te doen. De maatschappij betaalt de prijs van de geruïneerde gezondheid van de werknemers. Privéwinsten leiden in dit geval tot openbare uitgaven. Daarom zijn een sterke wetgeving, gericht op de hoogste mate van bescherming, en middelen om tot een correcte toepassing te komen, van essentieel belang om een eerlijk speelveld aan te leggen waarop de overige niveaus van regelgeving een creatieve en positieve rol kunnen ontplooien.
4.10 De verbetering van de arbeidsomstandigheden met een goed begrip van het concept blijft voor de EFBH centraal staan. Dit is een terrein waarop de EFBH in het verleden enkele malen met succes de EU-wetgeving wist te beïnvloeden en ze zal blijven ijveren voor de verbetering van de voorwaarden op dit vlak. Strijden voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden betekent dat ze een vast onderdeel van de algemene vakbondsstrategie voor betere arbeids- en leefomstandigheden zijn. 4.11 Bovenal moeten we van de Europese wetgever eisen dat hij ten aanzien van alle aspecten van het Europese OSH-beleid duidelijk standpunten inneemt. We moeten onze eisen aan de Europese Commissie kenbaar maken en nauw met het Europees Parlement samenwerken. De acties op Europees niveau moeten door nationale acties bij de regeringen worden ondersteund. We moeten ook de Europese Raad beïnvloeden. Overal waar mogelijk kunnen we ook gemeenschappelijke standpunten van de Europese organisaties van sociale partners uitwerken. De absolute voorwaarde hiervoor is uiteraard dat we gemeenschappelijke standpunten bereiken waarin voor hoogstaande OSHstandaarden wordt opgeroepen. 4.12 De EFBH vindt het belangrijk om op het Europese niveau te mobiliseren ter verbetering van de standaarden van een hele reeks arbeidsvoorwaarden. Om onze mobilisatiecapaciteit in dit verband te verbeteren hebben we nood aan een sterke motivatie van alle aangesloten bonden, zodat ze op het Europese niveau actiever worden. Het gaat hier zowel om de strijd voor sterke basisrechten als om de ontwikkeling van vooruitstrevende structuren en de betrokkenheid van de werknemers aan geïnstitutionaliseerde vormen en een directe participatie op de werkplek. 11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
16
4.13 In het licht van de vorige paragraaf is het belangrijk om ons te concentreren op de situatie en de behoeften op het werk. OSH is daarom tevens een van de punten waarmee de vakbonden hun vermogen kunnen opvoeren om op de werkplaats tussenbeide te komen en hun expertise op dit vlak te tonen. Veiligheid en gezondheid op het werk is bovendien wegens hun elementaire impact op de werk- en leefomstandigheden van de werknemers ook een fundamentele dienst voor bestaande vakbondsleden en een basis voor een betere werving van nieuwe leden. We moeten laten zien dat juridische standaarden zowel in wetten en in collectieve arbeidsovereenkomsten als in bedrijfspraktijken gebaseerd zijn op het vermogen van de bonden om de werknemersbelangen te verdedigen. 4.14 De EFBH streeft naar de breedst mogelijke participatie van werknemers en hun vertegenwoordigers bij alle aspecten van OSH in de onderneming. Het recentste onderzoek van het Agentschap in Bilbao, gebaseerd op 32.000 interviews, stelt duidelijk dat werknemersparticipatie de sleutel voor een optimale bescherming op de werkplek is. Hierbij draait het niet alleen om risicobeoordeling maar ook om alle andere aspecten van het OSHbeheer op het niveau van de onderneming. Hierbij speelt tevens het belangrijke initiatiefrecht van werknemers bij alles wat op OSH betrekking heeft. 4.15 We hebben al gesteld dat de gezondheidsrisico's op het werk tegenwoordig alsmaar complexer worden. Maar dat betekent zeker niet dat we op een meer academische manier tegen OSH-preventie moeten aankijken. Wat we nodig hebben, is een preventieve strategie om op Europees niveau op holistische en omvattende wijze een ambitieuze aanpak uit te werken, gericht op een zo hoog mogelijke bescherming voor elke werknemer in de Europese Unie. Wat we verder nodig hebben, is een strategie om de netwerkvorming en samenwerking tussen verschillende belanghebbenden, organisaties en activiteitenniveaus te verbeteren. De specifieke taak van de vakbonden bestaat erin de weg voor deze samenwerking vrij te maken en de invloed van werknemers en hun vertegenwoordigers te verzekeren. Wat dit betreft, is en blijft een passende opleiding voor werknemers van essentieel belang, of ze door de vakbonden zelf dan wel door professionele opleidingsinstituten wordt georganiseerd en verstrekt. De Coördinatiegroep Veiligheid en Gezondheid van de EFBH zal een actieve bijdrage aan dit werk leveren.
Uitwerken van uitgebreide strategieën inzake veiligheid en gezondheid 4.16 Bij een omvattend preventiebeleid kijkt men ook alsmaar meer naar de algemene arbeidsomstandigheden. Daarom kiest de EFBH in haar veiligheids- en gezondheidsbeleid voor een brede aanpak met de volgende doelstellingen: De organisatie van het werk moet perspectieven voor ontwikkeling bieden; De werknemers zouden meer moeten worden betrokken bij de uitwerking van hun functies; Technologische ontwerpen moeten op werknemers gebaseerd zijn; In de functiebeschrijvingen moet meer waarde worden gehecht aan brede vaardigheden. Voor alle hier genoemde aspecten zijn er activiteiten op EU-niveau, in de vorm van programma's en/of wetgeving. De Coördinatiegroep zal de betrokken debatten monitoren en voorstellen doen om de discussie te beïnvloeden.
11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
17
4.17 De EFBH-strategie voor een gezonde werkomgeving hangt sterk af van de mate waarin wij in staat zijn de publieke opinie te beïnvloeden. Op Europees niveau is nauwe samenwerking met het Europees Parlement in dezer fundamenteel. Daarom zullen wij onze standpunten en initiatieven openlijk presenteren en bespreken met alle relevante EPfracties. Verder streven we ook naar nauwe samenwerking ten aanzien van alle wetgevingsinitiatieven, in de eerste plaats om onze expertise in te brengen en in de tweede plaats om gezamenlijk het wetgevingsdebat te beïnvloeden. 4.18 In dat verband zullen wij tevens nauw blijven samenwerken met het EVV, diens Instituut en andere Europese Vakbondsfederaties maar ook met andere actoren uit ngo's en de samenleving. Door een verbreding en verbetering van de samenwerking met instellingen en organisaties hopen we te profiteren van de synergie van gemeenschappelijke acties en op die manier meer succes te boeken bij het bereiken van onze doelstellingen. En op internationaal niveau zullen we de samenwerking met de Noordse Bond van Bouw- en Houtarbeiders en met de Internationale van Bouw- en Houtarbeiders stimuleren. 4.19 Net als in het verleden zal de EFBH zich blijven inzetten voor een vruchtbare sociale dialoog op sectoraal niveau, wat resulteert in een bijdrage tot betere arbeidsomstandigheden, progressieve banen en sterkere werknemersparticipatierechten. Tijdens de laatste congresperiode slaagde de EFBH erin via de sociale dialoog haar capaciteit voor interventies in de houtsector op te voeren. Met de werkgeversorganisaties zijn we tot een aantal gezamenlijke verklaringen gekomen en andere instellingen en organisaties hebben akte genomen van onze activiteiten en er uitvoerig naar verwezen. Dat rechtvaardigt de voortzetting van een sterk engagement in activiteiten voor de sociale dialoog. Maar door de concentratie van institutionele en lobbynetwerken op Europees niveau en door de noodzaak om over voldoende middelen te beschikken om de nationale ledenorganisaties te kunnen ondersteunen, zullen we regelmatig moeten evalueren hoe onze capaciteiten verdeeld zijn, met speciale aandacht voor het evenwicht tussen lobbyen, institutioneel werk en het aantal projecten. 4.20 Europese Actiedag. Vanaf 2011 zal de EFBH jaarlijks een actiedag over veiligheid en gezondheid op het werk organiseren. Elk jaar zal de EFBH in het najaar een week voor actie op het nationale, lokale of ondernemingsniveau reserveren. De activiteiten zullen zich concentreren op een specifiek aspect van de arbeidsomstandigheden, bijvoorbeeld beroepsziekten of arbeidsongevallen. De EFBH zal een deel van het materiaal leveren en informatie over de uitgevoerde acties verzamelen. Aansluitend zal ze materiaal voor publicrelations-activiteiten leveren. 4.21 Toch zullen wezenlijke verbeteringen uitblijven, indien we ons alleen concentreren op het secretariaat van de EFBH en diens rol. Het secretariaat moet over voldoende capaciteit voor de OSH-thema's beschikken om op efficiënte wijze het hoofd te kunnen bieden aan de ernstige uitdagingen waarmee we momenteel geconfronteerd worden. We hebben dringend behoefte aan een sterkere betrokkenheid van de nationale ledenorganisaties bij onze praktische activiteiten op het Europese niveau. Daarom zal de EFBH tijdens de volgende congresperiode nieuwe vormen van participatie verbeteren, onder andere: Een directe betrokkenheid van nationale vakbondsmensen (bijvoorbeeld bij open raadplegingsprocessen); Een betere toegang van nationale ledenorganisaties tot communicatiestructuren (steun voor bilaterale samenwerking en voor een informatiestroom van het nationale naar het Europese niveau); Een betere vertegenwoordiging door de ledenorganisaties uit de sectoren hout en bosbouw; Een doorlopende EFBH-vertegenwoordiging in de netwerken van het EVV (overzicht van de algemene OSH-agenda en grotere concentratie op het beleid inzake chemicaliën en normalisering). 11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
18
Specifieke werkterreinen 4.22 Wetgeving en EU-beleid. Een duidelijke en omvattende wetgeving blijft primordiaal, als we enige vooruitgang in veiligheid en gezondheid op de werkplek willen boeken. Daarom moet de EFBH in de komende congresperiode aandacht besteden aan een aantal geplande en benodigde wetgevingsinitiatieven, waaronder: Beïnvloeding van de nieuwe communautaire OSH-strategie; Herziening van de Richtlijn inzake kankerverwekkende stoffen 90/394; Voortzetting van de procedure voor een Richtlijn inzake spier- en skeletaandoeningen; De nieuwe poging om de Richtlijn over arbeidsduur 2003/88 te herzien; De omzetting van de aanbeveling voor een lijst van beroepsziekten in een richtlijn en verbeteringen in de Europese verordeningen over beroepsziekten; Lobbywerk voor een duidelijke verordening inzake nanotechnologieën, in het kader van de REACH-Verordening en de discussies over de mogelijkheid van één richtlijn, uit hoofde van artikel 16 van Richtlijn 89/391; De aangekondigde herziening van alle wetgeving inzake OSH en werknemersparticipatie (kerninitiatief "Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen"). 4.23 Werknemersparticipatie. Omvattende werknemersparticipatie is een andere voorwaarde voor vooruitgang in het scheppen van betere arbeidsomstandigheden. De EFBH ziet een dringende behoefte aan verdere initiatieven om tot een grotere inspraak van werknemers en hun vertegenwoordigers te komen. Deze werknemersparticipatie moet in de wet worden vastgelegd en betrokken worden bij alles wat te maken heeft met veiligheid en gezondheid op het werk. Hierbij hoort ook het omvattende recht om onderhandelingen te beginnen over zaken die OSH op het werk kunnen beïnvloeden. Tijdens de volgende congresperiode zal de EFBH: initiatieven nemen (in de sociale dialogen en de EOR's) om de organisatie van veiligheid en gezondheid op het werk te verbeteren; goede praktijkvoorbeelden aandragen; vereisten voor de opleiding van veiligheidsvertegenwoordigers formuleren; striktere vereisten formuleren voor de algemene opleiding van werknemers in veiligheid en gezondheid. 4.24 Chemicaliën. Tegenwoordig sterven ongeveer tien keer meer mensen aan beroepsziekten dan aan arbeidsongevallen. De blootstelling van werknemers aan chemicaliën speelt in deze ontwikkeling de belangrijkste rol. Om deze rampzalige situatie aan te pakken zijn verdere EU-initiatieven van wezenlijk belang. Tijdens de volgende congresperiode zal de EFBH zich toeleggen op: De implementatie van REACH in alle sectoren van de EFBH; Een veilig gebruik van houtbeschermingsproducten, inclusief activiteiten rond nanoproducten in de houtsectoren; Verdere initiatieven voor de opname van kwartsstof in de Richtlijn kankerverwekkende stoffen; Uitwerking van preventiestrategieën voor nanoproducten en -technologieën.
11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
19
4.25 Asbestcampagne. In maart 2010 startte de EFBH haar campagne Europa 2023 - Asbestvrij!. Deze campagne beslaat maar liefst vijf verschillende werkterreinen en we zijn ons dan ook heel goed bewust dat onze doelstellingen niet altijd eenvoudig te verwezenlijken zijn. We hebben zowel op Europees als op nationaal niveau activiteiten uitgewerkt. Ook verkregen we de samenwerking van het EP ten aanzien van de Europese Commissie. In 2012 en de jaren daarna zullen we de campagne draaiende houden. Het overkoepelende doel is het initiëren van politieke acties zowel op Europees als op nationaal niveau. We zullen ons onder andere concentreren op activiteiten in Midden- en OostEuropese landen. Onze campagne bestrijkt de volgende thema's: - de registratie van bestaande asbestbronnen in Europese gebouwen, - verbeterde arbeidsvoorwaarden voor het werken met asbest, - de opleiding van werknemers, - de erkenning van door asbest veroorzaakte aandoeningen, - de schadeloosstelling van asbestslachtoffers. 4.26 Ergonomie. Reeds in 2007 hield de Europese Commissie een tweede consultatieronde voor een nieuwe Richtlijn inzake spier- en skeletaandoeningen. Toen stelde Commissie een holistische aanpak voor die beantwoordt aan de alsmaar toenemende en door vele factoren veroorzaakte problemen met spier- en skeletaandoeningen. Sindsdien is er echter niets meer gebeurd. Dit is vooral te wijten aan het sterke verzet van de werkgeverszijde. De EFBH zal haar activiteiten toespitsen op dit thema en strijden voor een passende EURichtlijn. 4.27 Stress op het werk. Nu al zou men kunnen zeggen dat psychomentale stress de epidemie van het huidige economische systeem is. De EFBH zal concepten uitwerken voor een beter inzicht in stress op het werk en voor betere preventiestrategieën. Deze strategieën moeten zowel algemeen als sectorspecifiek zijn en met wettelijke vereisten worden onderbouwd. 4.28 Kantoorwerk. De werknemers in kantoren worden met talrijke gezondheidsproblemen geconfronteerd. De werkorganisatie, arbeidstijdschema's, korte deadlines of chemische stoffen zijn enkele aspecten van die gezondheidsrisico's. De EFBH zal zich sterker engageren op het vlak van problemen met de arbeidsomstandigheden van kantoorbedienden. Dit is ook een gelegenheid om ook aan deze groep van werknemers het nut van de vakbonden te demonstreren. Op die manier kan men deze werknemers ook organiseren. 4.29 De arbeidsvoorwaarden van migranten-werknemers. De EFBH wil zich ook inzetten voor de verbetering van specifieke arbeids- en leefomstandigheden van migrerende werknemers. Daartoe behoort de identificatie van specifieke maatregelen die voor deze risicovolle categorie van werknemers nodig zijn. Daartoe behoren ook onderzoeksactiviteiten, want de specifieke omstandigheden werden tot nu toe nog niet grondig onderzocht. 4.30 Europese Ondernemingsraden en OSH. De Europese Ondernemingsraden vragen steeds vaker praktische adviezen en bijstand. De EFBH wil de praktische activiteiten in de Europese Ondernemingsraden opvoeren, inclusief kleine projecten over specifieke onderwerpen. Hierbij horen ook trainingsactiviteiten.
11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
20
4.31 Vergrijzende arbeidskrachten. Demografische veranderingen en hun politieke consequenties zullen een enorme impact hebben op de toekomstige arbeids- en leefomstandigheden van onze leden. Strategieën voor beter op de leeftijd en de vergrijzing afgestemde arbeidsomstandigheden en concepten voor nieuwe vormen van gezondheidsbevorderende werkorganisatie, inclusief betere kwalificaties, spelen hierin een fundamentele rol. We zullen in onze sectoren de balans moeten opmaken van de nationale activiteiten om dit probleem aan te pakken, teneinde goede praktijken te kunnen identificeren. De hele thematiek behoort daarnaast in de sociale dialogen te worden verwerkt. 4.32 Overheidsopdrachten en arbeidsomstandigheden. De EU-activiteiten rond de nieuwe strategie voor 2020 en rond de Akte voor de Interne Markt zouden een negatieve impact op de arbeidsomstandigheden kunnen hebben. Tijdens de nieuwe congresperiode zal de EFBH lobbyen en campagne voeren voor duidelijke sociale clausules in overheidsopdrachten, met inbegrip van de situatie op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk en de hieraan gekoppelde vereiste opleiding van de werknemers.
Interne structuren 4.33 Public relations. Tijdens de volgende congresperiode zal de EFBH haar public-relationsactiviteiten inzake OSH-activiteiten opdrijven. Daartoe behoren de verbetering van de webpagina van de EFBH en sterkere banden met de media en de pers. Een specifiek aspect wordt ook een grotere uitwisseling van artikelen over OSH-onderwerpen tussen het EFBH-secretariaat en de nationale ledenorganisaties. 4.34 Interne samenwerking. De Coördinatiegroep Veiligheid en Gezondheid zal de uitwisseling van informatie tussen het Europese niveau en de aangesloten nationale vakbondsfederaties en ook tussen de verschillende organen van de EFBH bevorderen. Omdat de meeste Europese OSH-aangelegenheden voor alle sectoren relevant zijn, moet de EFBH in de Permanente Comités en in het Uitvoerend Bestuur regelmatig over de veiligheid en gezondheid op het werk rapporteren en discussiëren. 4.35 Tussentijdse beoordeling. Na twee jaar in de volgende congresperiode zal de Coördinatiegroep Veiligheid en Gezondheid een stand van zaken opmaken. De verschillende thema's van het actieplan zullen worden geëvalueerd op basis van de georganiseerde activiteiten en de geboekte vooruitgang.
5.
Europese Ondernemingsraden
5.1
De werknemersparticipatie op het niveau van de onderneming is een pijler van het Europese Sociale Model. Het recht op informatie, consultatie en participatie, en collectieve arbeidsonderhandelingen op het niveau van de onderneming zijn van fundamenteel belang om de belangen van de werknemers te behartigen en duurzame banen van goede kwaliteit te bevorderen. Deze rechten zijn nog nooit zo belangrijk geweest en moeten dus worden verdedigd.
5.2
Werknemersparticipatie is eveneens onmisbaar om op langere termijn het voortbestaan van de ondernemingen te garanderen. Deze blijken immers stabieler en meer solide, wanneer de actieve inspraak van hun werknemers gegarandeerd wordt via hun rechten op informatie, consultatie en participatie op nationaal en Europees niveau. Om een duurzame ontwikkeling van de onderneming te bevorderen moet men tevens op een sociaal verantwoorde manier kunnen vooruitlopen op veranderingen en hiermee kunnen omgaan. 11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
21
5.3
Faillissementen van ondernemingen, herstructureringsprocessen en verplaatsing van productie - versneld door de financiële en economische crisis - hebben de druk op onze werknemers in de bouw- en houtnijverheid nog verder opgevoerd. De EFBH wijst ondernemingsstrategieën af die tot conflicten tussen werknemers leiden, sociale dumping en onzeker werk bevorderen en sociale en vakbondsrechten ondermijnen.
5.4
Op het niveau van de onderneming is voor een goed beheer van de overgang naar een duurzaam groeimodel niet alleen een investering in technologieën en producten maar ook in mensen nodig, door de tenuitvoerlegging van een beleid van aanvullende training en omscholing. Ook moet het aantal onzekere banen worden beperkt, stabiele werkgelegenheid moet worden bevorderd en loopbaanontwikkeling in de ondernemingen moet worden aangemoedigd. Om al deze doelstellingen te bereiken heeft de EFBH besloten een globale strategie voor de omgang met multinationals te promoten.
5.5
De coördinatie van de vakbonden in de multinationals is van essentieel belang om op Europees niveau tot een wederzijds engagement te komen om samen actie te voeren, gemeenschappelijke strategieën uit te voeren, conflicten tussen werknemers te vermijden en gemeenschappelijke acties te ondernemen. Vertrouwen scheppen en raakvlakken vinden veronderstelt dat men verder gaat dan een simpele solidariteitsverklaring en dat men concrete acties onderneemt. Dat is een doorlopend proces dat moet worden ondersteund en verder worden ontwikkeld. De vergaderingen voor vakbondscoördinatie, de Europese Ondernemingsraden (EOR's) en de werknemersparticipatie in Europese vennootschappen (SE's) zijn stuk voor stuk bepalende elementen in deze coördinatie.
5.6
De rechten op informatie en consultatie van de Europese Ondernemingsraden zijn een vast onderdeel van elk beleid dat gericht is op actieve werknemersvertegenwoordiging in multinationals. De werknemersvertegenwoordigers moeten invloed kunnen uitoefenen op de ondernemingsstrategie, om de belangen van de werknemers en een stabiele werkgelegenheid te verdedigen en op langere termijn het voortbestaan van de ondernemingen te bevorderen. Zij moeten dan echter wel vroeg genoeg worden ingelicht en geconsulteerd om een actieve rol te kunnen spelen in het besluitvormingsproces. De EFBH belooft de ontwikkeling van de capaciteiten en vaardigheden van de EOR's te zullen steunen en op Europese schaal de uitoefening van de rechten op informatie en consultatie beter te zullen coördineren. Zij is van mening dat de nieuwe EOR-Richtlijn op dit punt nieuwe mogelijkheden biedt. Dankzij de Richtlijn zal meer invloed op de industriële en strategische beslissingen van de ondernemingen kunnen worden uitgeoefend, om de werkgelegenheid te verdedigen en veranderingen beter te anticiperen en te beheren. De EOR's moeten over alle informatie van toekomstige projecten en investeringen beschikken teneinde hun effecten op de werkgelegenheid te kunnen voorzien.
5.7
Een betere anticipatie en een beter beheer van veranderingen op het niveau van de onderneming is nodig om een duurzame ontwikkeling te verzekeren en de negatieve effecten van de verandering op werknemers en werkgelegenheid te vermijden. De EFBH is van mening dat deze maatregelen tevens op Europees niveau zullen moeten worden genomen, om de overgang te vergemakkelijken. Wat dit betreft, streven zij naar een Europees kader voor de anticipatie van en omgang met veranderingen, dat een sociaal verantwoord beheer van veranderingen garandeert en garanties biedt om werknemers in de gelegenheid te stellen zich hieraan aan te passen. De werknemers moeten hun inzetbaarheid kunnen vergroten dankzij levenslang leren en de bevordering van een individueel recht op opleiding. Iedereen moet toegang krijgen tot training.
5.8
De EFBH steunt de onderhandelingen voor een Internationaal Kaderakkoord (International Framework Agreement) dat de anticipatie van en omgang met veranderingen zal moeten sturen, met inachtneming van het recht van de nationale bonden om collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten om de inzetbaarheid van de werknemers in stand te 11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
22
houden en te vergroten. Dit overzicht noemt de doelstellingen van het actieprogramma 2008-2011 die nog niet bereikt zijn en die nieuwe perspectieven zouden kunnen bieden. 5.9
Gezien de grote plaats die multinationals in Europa innemen en het aantal werknemers dat zij werk geven, direct of indirect via onderaanneming, zijn de EOR's de belangrijkste bron van informatie over de economische strategie van al die ondernemingen en haar sociale gevolgen. De betrokkenheid van werknemersvertegenwoordigers uit de multinationals zelf is hierbij van fundamenteel belang.
5.10 Op nationaal niveau is het werk in een EOR voor veel van die vertegenwoordigers een enorme uitdaging geworden. Zij hebben steun van hun nationale vakbondsorganisaties en de EFBH nodig en ze moeten een vakbondsactie kunnen opzetten die bij de algemene en sectorale beleidsprioriteiten van de EFBH aansluit. 5.11 De vakbondsactie van de EOR's gaat bovendien verder dan het Europese kader; ze is een instrument voor de rechten van de werknemers overal ter wereld. De EFBH moet daarom samen met de IBH de vorming van internationale vakbondsnetwerken en -allianties steunen.
Opzetten van volgens de EU-Richtlijnen verplichte EOR's en toezien op de naleving van de ondertekende overeenkomsten 5.12 De EFBH zal ijveren voor de oprichting van EOR's die volgens de EU-Richtlijnen verplicht zijn en toezien op de naleving van de ondertekende akkoorden1. Veel multinationals in Europa houden zich niet aan de bepalingen van de EOR-Richtlijnen of de ondertekende EOR-overeenkomsten. De EFBH en haar ledenorganisaties moeten ten aanzien van deze multinationals een gecoördineerde - eventueel juridische - strategie uitwerken. Deze strategie dient de volgende elementen te omvatten: Een lijst opstellen met multinationals die een EOR hadden moeten opzetten en dit nog niet hebben gedaan; Vervolgens prioritaire streefdoelen definiëren, rekening houdend met de vakbondskrachten in deze multinationals en met de internationale dimensie;2 Potentiële juridische procedures en strategieën analyseren: welke Europese of nationale juridische procedures/rechtsmiddelen kunnen worden ingezet tegen multinationals die nog geen EOR hebben opgericht of die de ondertekende overeenkomsten niet respecteren?; Voor de geviseerde multinationals gecoördineerde acties definiëren die door de verschillende vakbondsorganisaties van de EFBH en zo nodig andere vakbondsfederaties uit de betrokken sectoren zouden kunnen worden uitgevoerd.
De bestaande EOR's versterken 5.13 De EFBH zal ook ijveren voor de versterking van de bestaande EOR's. We zien nog te vaak dat de zetels van bepaalde landen in de EOR's onbezet blijven, bijvoorbeeld die van Midden- en Oost-Europese landen, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Bovendien kunnen EOR's slechts goed functioneren, als de vertegenwoordigers van een land in de respectieve EOR informatie kunnen uitwisselen met de nationale werknemersvertegenwoordigers van dezelfde onderneming: Richtlijn 2009/38 bepaalt dat 1
De EFBH steunt een uitbreiding van de EOR‐Richtlijn tot Zwitserland in de bilaterale akkoorden tussen de EU en Zwitserland om de deelname van Zwitserse werknemers aan bestaande en toekomstige EOR's te vergemakkelijken. 2
CRH en Kaindl/Kronospan zijn de eerste ondernemingen waar nieuwe EOR's moeten worden opgericht.
11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
23
de vertegenwoordigers in de EOR's de nationale werknemers informeren over de gegevens die zij in de EOR hebben verkregen. 5.14 De EFBH zal een balans opmaken van de onbezette zetels in de EOR's die door de EFBH worden gecoördineerd en met de ledenorganisaties van de EFBH en/of de IBH in de betrokken landen een netwerk vormen teneinde alle zetels op te vullen, met een voorkeur voor vakbondsleden. 5.15 De EFBH zal ook initiatieven nemen om waar nodig nationale uitwisselingsinstanties (nationale platformen) op te zetten, met speciale aandacht voor bepaalde EOR's.3 5.16 Om het EFBH-beleid te kunnen implementeren moet een EOR worden ondersteund door een coördinator die door de EFBH wordt aangeduid. Deze coördinator moet alle vergaderingen van de EOR bijwonen.
Netwerken rond EOR's ontwikkelen 5.17 Bovendien zal de EFBH ijveren voor de ontwikkeling van netwerken rond EOR's. De EOR's vormen als het ware een gestructureerd vakbondsnetwerk in Europa. Op deze basis en in het kader van een samenwerking tussen de EFBH en de IBH moeten de EOR's een contact- en steunpunt worden voor de vakbondsacties van Europese en andere vakbondsorganisaties binnen en buiten de Europese Unie. 5.18 De EFBH zal de bestaande EOR's ook bekend maken bij de vakbondsorganisaties buiten de Europese Unie en in samenwerking met de IBH internationale vakbondsallianties en netwerken voor elke EOR en voor elke subsector opzetten.4 5.19 De EFBH zal een ontwikkeling bevorderen waarbij EOR's van dezelfde subsector worden gebruikt als middel om niet alleen informatie over nieuwe trends en praktijken in die subsector te verzamelen maar ook om vakbondsstandpunten en –acties te steunen. 5.20 De EFBH zal er in samenwerking met andere betrokken Europese en internationale vakbondsfederaties naar streven opdat de EOR's en de Europese vakbondsnetwerken worden gebruikt als springplank voor de oprichting van wereldwijde vakbondsnetwerken en ze betrekken bij de onderhandelingen over en het toezicht op transnationale kaderakkoorden, opdat de EOR's en de erin zetelende vakbondsorganisaties een rol kunnen spelen bij de initiatiefneming voor, onderhandeling over en uitvoering van dergelijke akkoorden. 5.21 Collectieve arbeidsonderhandeling is een voorrecht van de vakbondsorganisaties, niet van de Europese Ondernemingsraden. De EOR's kunnen daarentegen wel van de multinationals informatie of beloften vragen over specifieke zaken die voor de vakbonden van strategisch belang zijn. De EFBH zal erop toezien dat alle onderhandelingen in overeenstemming met de richtlijnen van de EFBH plaatsvinden en door de relevante aangesloten bonden worden gecontroleerd en ondersteund. 5.22 De EFBH zal de EOR-thema's behandelen hand in hand met de prioriteiten van de Permanente Comités Bouw en Hout en de Coördinatiegroep Veiligheid en Gezondheid, zoals vastgelegd door de Algemene Vergadering.5 3
Lafarge, Etex, Holcim, Vinci en Italcementi vormen een prioriteit voor de opvulling van eventuele vacante zetels en voor de tenuitvoerlegging van nationale uitwisselingsplatformen. De haalbaarheid van het proces zal worden bestudeerd voor de Europese vennootschappen (SE's) Bilfinger Berger en Strabag. 4 De ontwikkeling van internationale vakbondsnetwerken - met de hulp van de EOR's – geschiedt op basis van de prioritaire streefdoelen die in overleg met de IBH werden gedefinieerd.
11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
24
Opleiding van EOR-leden 5.23 Het vakbondswerk in een multicultureel kader vereist specifieke trainingen. De EFBH zal de training van EOR-leden nastreven met betrekking tot de volgende onderwerpen, daarbij rekening houdend met de bovenvermelde doelstellingen. Informatie en consultatie van de EOR: welke informatie, welke consultatie? Communicatie met de EOR en overdracht van informatie op Europees en nationaal niveau; Organiseren van seminars voor de subsectoren van de EFBH Consolidatie van de EOR's in Europa en ontwikkeling van internationale vakbondsnetwerken en -allianties; Samenstelling van een "gereedschapskist" voor vakbondsacties in multinationals. Ondersteuning van een ontwikkeling waarbij in elke aangesloten organisatie een EOR-functionaris wordt aangesteld die op de werking van de EOR's in zijn/haar eigen organisatie moet toezien en ondersteuning en opleiding voor de EOR-leden moet voorzien. 5.24 De werking en de rol van de EOR-Stuurgroep moet worden versterkt om nieuwe uitdagingen het hoofd te kunnen bieden. De Stuurgroep moet de actie van de EFBH nieuw leven inblazen door: Toe te zien op het actuele karakter van de EOR's; De opvolging en tenuitvoerlegging van het actieprogramma, met name ten aanzien van prioritaire multinationals en grensoverschrijdende onderhandelingen; De samenstelling van Europese trainingsdossiers en de opvolging van de gevoerde acties; De opvolging en bemiddeling bij fusies/absorpties tussen concerns met elk een EOR.
6.
Werking en middelen om onze doelstellingen te bereiken
De interne werking van de EFBH 6.1
Het vertrekpunt voor alle politieke initiatieven van de EFBH - of het nu gaat om acties gericht tot de EU-instellingen dan wel om acties gericht aan de Europese werkgeversorganisaties - bestaat uit de vastlegging van de interne politieke doelstellingen van de EFBH in de respectieve aangelegenheid. Efficiënte onderhandelingen met de werkgeversorganisaties of met de Europese instellingen moeten de interne doelstellingen van de EFBH als uitgangsbasis nemen.
6.2
Voor de belangrijke politieke kwesties die op de EFBH-sectoren betrekking hebben, moet de federatie een "eensgezinde visie" uitwerken en "met één stem" spreken. Zo versterkt zij de politieke capaciteit van de organisatie. Daarvoor is dan weer een sterke interne coördinatie binnen de EFBH noodzakelijk. Gemeenschappelijke thema's moeten op coherente wijze in de verschillende organen van de federatie worden aangepakt.
5
De leden van de Europese Ondernemingsraden moeten worden geïnformeerd en getraind ten aanzien van de tijdens het congres van 2011 gedefinieerde beleidsprioriteiten, zodat zij deze vervolgens in hun acties tot uiting kunnen laten komen.
11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
25
6.3
Om deze "eenvormigheid" van de politieke visie van de EFBH te bereiken moeten de interne coördinatie en samenwerking worden versterkt. Ten eerste tussen de politieke secretarissen van de federatie, ten tweede tussen de verschillende organen van de EFBH, de Permanente Comités, de Coördinatiegroep Veiligheid en Gezondheid en de Groep van Multiprojectcoördinatoren. Deze verbeterde coördinatie tussen de verschillende EFBHorganen zal ook een betere grondslag bieden voor het definitieve standpunt dat het Uitvoerend Bestuur over de respectieve thema's zal innemen. Vooral voor "horizontale" vraagstukken - bijvoorbeeld over gender, jongeren en migratie - is de coördinatie over de behandeling van de thema's in de verschillende EFBH-organen cruciaal voor de uitwerking van een coherent EFBH-beleid.
6.4
Een andere manier op de politieke efficiëntie van de EFBH te versterken bestaat erin dat wordt gezorgd voor een betere feedback tussen de verschillende Comités over aangelegenheden die voor de beide van belang zijn. Daarbij moet worden gezorgd voor een follow-up van elke beslissing en elke kwestie moet in de organisatie coherent worden behandeld.
6.5
Er moet meer ruimte worden voorzien voor politieke debatten en grondige discussies over verschillende onderwerpen. Het aantal onderwerpen op de agenda van de Comités moet zo laag mogelijk worden gehouden en er moet voldoende tijd voor discussie worden uitgetrokken. De documenten voor elk onderwerp moeten zo kort en bondig mogelijk worden gehouden. Ze moeten tijdig voor de vergadering ter beschikking worden gesteld. Er moet beter gebruik worden gemaakt van de resultaten van de projecten en seminars door na de seminars activiteiten te organiseren waarbij voor het geproduceerde materiaal reclame wordt gemaakt. Tijdens de seminars moet meer tijd voor discussies worden voorzien en het aantal uitgenodigde sprekers - en de hun toegezegde spreektijd - moeten worden beperkt.
6.6
6.7
Wanneer politieke activiteiten en projecten worden gepland, moet rekening worden gehouden met de verschillende subsectoren van de EFBH-sectoren, bijvoorbeeld cement, bakstenen, tegels en spaanplaten. De projecten moeten zo worden ontworpen dat ze zich op specifieke onderwerpen van die subsectoren toespitsen.
6.8
De samenwerking en de coördinatie met de IBH en de NBBH moeten worden versterkt, daarbij rekening houdend met een verdeling van het werk tussen de drie organisaties.
6.9
Er moeten methodes en procedures worden ontwikkeld om een betere betrokkenheid van de aangesloten bonden bij het werk van de EFBH en voor de uitvoering van de projecten te verzekeren. Dit is vooral nodig voor de aangesloten leden uit de nieuwe Lidstaten, die vaak over beperkte middelen voor deelneming beschikken.
6.10 De verminderende capaciteit, het ledenverlies en zelfs het verdwijnen van vakbonden in Midden- en Oost-Europa vormen een bedreiging voor de hele vakbondsbeweging in de Europese bouw- en houtnijverheid. Het tegengaan van deze negatieve trend wordt een van de EFBH-prioriteiten. In samenwerking met de IBH zal de EFBH de vakbonden in Middenen Oost-Europa steunen en ze de middelen geven om de toekomstige uitdagingen aan te gaan. De activiteiten dienen zich toe te spitsen op het aantrekken van leden, op doeltreffender onderhandelingen en op het meer zichtbaar maken van de vakbondsactiviteiten.
11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
26
Campagnes 6.11 De EFBH-campagnes moeten de prioritaire terreinen, zoals uitgelegd in dit Actieplan, ondersteunen, namelijk: behoud en ontwikkeling van het Europees Sociaal Model en de verzorgingsstaat, sluiten van een "sociale en groene New Deal" met focus op de sectoren bouw en hout, herstel van de fundamentele werknemersrechten na de vonnissen van het Hof van Justitie, verzekeren van gelijk loon en gelijke rechten voor alle werknemers, acties op het vlak van veiligheid en gezondheid bijvoorbeeld tegen asbest. 6.12 De campagnes dienen goed te worden gepland en alle relevante EFBH-comités dienen bij de voorbereidingswerkzaamheden te worden betrokken. Er moet een campagneplan worden opgemaakt, inclusief roadmap voor de activiteiten, zodat de aangesloten bonden de campagnes in hun nationale planning kunnen opnemen. 6.13 Er moet coördinatie zijn tussen de EFBH-campagnes en de EVV-campagnes - bijvoorbeeld inzake gelijk loon en gelijke rechten - maar de campagnes moeten gericht zijn op de specifieke omstandigheden in de EFBH-sectoren. Sociale dialoog 6.14 De Europese sociale dialoog in de sectoren bouw, hout en meubel blijft een belangrijk instrument voor de EFBH om politieke doelstellingen te realiseren. De EFBH zal ervoor ijveren dat de sociale dialoog zo praktisch en doelgericht mogelijk is. 6.15 De EFBH zal interne doelstellingen uitwerken en vastleggen voor -kwesties die in de respectieve comités van de sociale dialoog worden behandeld. De interne doelstellingen van de EFBH vormen het vertrekpunt voor de discussies en onderhandelingen met de Europese werkgevers. 6.16 De EFBH zal voor elk geval beoordelen of een onderwerp in de Europese sociale dialoog dient te worden aangepakt, dan wel of het thema buiten de sociale dialoog om efficiënter kan worden aangepakt door het direct bij de EU-instellingen aan te kaarten.
Lobbywerk bij de EU-instellingen 6.17 Lobbying bij de EU-instellingen is een van de belangrijkste instrumenten om onze politiek doelstellingen te bereiken. De EFBH blijft connecties aanknopen met de belangrijkste EUspelers om op die manier de relevante politieke dossiers te kunnen beïnvloeden. 6.18 De EFBH zal bij haar lobbyingwerkzaamheden rekening houden met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Ze zal gebruiken maken van de nieuwe kansen die deze institutionele veranderingen bieden. 6.19 De Europese Commissie speelt een belangrijke rol als initiator van EU-voorstellen. De EFBH zal haar contacten met de belangrijkste Directoraten-generaal op het vlak van sociale aangelegenheden verder uitbouwen, bijvoorbeeld DG Werkgelegenheid, DG Justitie, DG Interne markt, maar ook DG Ondernemingen. 6.20 Het Verdrag van Lissabon heeft het Europees Parlement meer macht op bepaalde gebieden gegeven. De EFBH zal haar contacten met de belangrijkste fracties in het EP verder versterken. Het doel van deze contacten zal er - waar mogelijk - in bestaan de Europese afgevaardigden concrete voorstellen voor amendementen op specifieke wetgevende voorstellen aan te reiken. Uit ervaring blijkt dat dit de efficiëntste manier is om de wetgevingsprocedures te beïnvloeden. 11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
27
6.21 Het Verdrag van Lissabon heeft ook meer macht toegekend aan de Europese Raad, d.w.z. aan de lidstaten. Traditioneel stond de Europese Raad niet zo open voor lobbying als het Europees Parlement en de Europese Commissie. Het verloop van de voorbereidende vergaderingen van de Raad worden vaak niet openbaar gemaakt. Toch zal de EFBH meer aandacht besteden aan de relevante organen van de Raad, zoals het Comité voor werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming. Ze zal proberen relaties met deze Comités aan te knopen. 6.22 Omdat lobbying bij de Raad de facto betekent dat men bij de lidstaten lobbyt, moet er een coördinatie zijn tussen enerzijds de EFBH-activiteiten en anderzijds de activiteiten van de nationale ledenorganisaties aan het adres van hun respectieve regering. De EFBH zal materiaal leveren voor het optreden van de ledenorganisaties bij hun regering en ze verwacht ook feedback over de contacten op het respectieve nationale niveau. 6.23 Voor de lobbyingactiviteiten moet meer van de massamedia gebruik worden gemaakt. Dat kan de publicatie van standpunten in kranten, het geven van interviews en het voorzien van journalisten met EFBH-materiaal inhouden. Een verhoogde zichtbaarheid van de EFBHwebsite maakt eveneens van deze massamediastrategie deel uit. 6.24 Voor lobbyingactiviteiten ten aanzien van bepaalde thema's moeten nieuwe strategische allianties worden aangegaan. De EFBH zou voor de specifieke campagneactiviteiten rond bepaalde onderwerpen kunnen samenwerken met ngo's zoals milieuorganisaties voor sterkere klimaatveranderingsengagementen - voor zover die organisaties de elementaire vakbondswaarden delen - of met organisaties die zich op specifieke veiligheids- en gezondheidsrisico's concentreren, bijvoorbeeld Ban Asbestos.
11de ALGEMENE VERGADERING VAN DE EFBH Palermo, 1 en 2 december 2011
28