Eeuwigheidszondag In de Oosterkerk op 22 november 2015 Voorganger: Ds. Hetty Boersma Organist: Bram van Dijk m.m.v. de Cantorij o.l.v Rosalie Vrijhof
Lied voor de dienst: 213
2. Laat als milde morgendauw uw genade tot ons komen en de dorstige landouw van ons leven overstromen, ja, verkwik ons door uw troost onverpoosd.
4. Breekt de jongste morgen aan, geef, o Opgang uit den hoge, dat wij met U opgestaan alle leed vergeten mogen, doe ons opgaan tot uw feest onbevreesd.
3. Laat uw heil'ge liefdegloed onze koude werken doden en versterk in ons de moed om, de eeuw'ge nacht ontvloden, voordat wij ten onder gaan, op te staan.
5. Overstroom ons met uw licht, klare Zon van trouw en goedheid. Treed niet met ons in ’t gericht, maar verblijd ons met de zoetheid van des hemels zaligheid voor altijd.
VOORBEREIDING Welkom en mededelingen De kaarsen worden aangestoken Groet Vg Allen
Genade zij u en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus, de Heer Amen
Bemoediging (1e keer: voorzang, cantorij, 2e keer: voorzang, allen)
Gebed Vg Allen Vg Allen Vg Allen Vg Allen Vg Allen Vg Allen Vg Allen
Eeuwige, onze God, wij die U nooit hebben gezien, zie ons hier staan. Wij die van U hebben gehoord, hoor Gij ons aan. Uw Naam is dat Gij mensen helpt, wees onze hulp en dat Gij alles hebt gemaakt, maak alles nieuw – en dat Gij ons bij name kent, leer ons U kennen die Bron van leven wordt genoemd, doe ons weer leven die hebt gezegd: Ik zal er zijn, wees hier aanwezig.
Lied 275
2.Gij zijt niet ver van wie U aanbidden, niet hoog en breed van ons vandaan. Gij zijt zo mens´lijk in ons midden dat Gij dit lied wel zult verstaan. 3. Gij zijt onzichtbaar voor onze ogen en niemand heeft U ooit gezien. Maar wij vermoeden en geloven dat Gij ons draagt, dat Gij ons dient.
4.Gij zijt in alles diep verscholen, in al wat leeft en zich ontvouwt. Maar in de mensen wilt Gij wonen met hart en ziel aan ons getrouwd. 5. Heer onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig waar ook ter wereld mensen zijn. Blijf zo genadig met ons bezig, tot wij in U volkomen zijn.
Kyrië - na elke gebedsintentie: Lied 301a
Gloria: Lied 303
2 Jezus, Gods Zoon, leefde en stierf voor allen, voor ons. Hij leeft vandaag hier onder ons, hier onder ons. Jezus, wij willen U danken. Jezus, wij danken U. Jezus, wij prijzen U. Jezus, wij zingen uw heilige naam.
3 Geest die ons troost, levend nabij, genezing en vuur. Adem van God, kracht onderweg dag in dag uit. Trooster, wij willen U danken Trooster, wij danken U. Trooster, wij prijzen U. Trooster, wij zingen uw heilige naam.
DIENST VAN HET WOORD Gebed bij de opening van de schrift Met de kinderen Lied: Is er troost 1. Voorzanger Is er troost voor kinderen die huilen? Is er licht in het donker van de nacht? Is er iemand die fouten kan vergeven? Is er voor wie moe is, nieuwe kracht? 2. Cantorij Er is één die troost als ik moet huilen. Die zijn licht laat schijnen in de nacht. Als ik spijt heb, wil hij mij vergeven. Als ik moe ben, geeft Hij nieuwe kracht 3. Allen .
Genesis 49, 29-30 en Genesis 50, 1-3 Toen gaf Jakob zijn zonen de volgende opdracht: ‘Als ik straks met mijn voorouders verenigd word, begraaf me dan bij hen in de grot op het land van de Hethiet Efron, in de grot op de akker in Machpela, dicht bij Mamre, in Kanaän, de akker die Abraham van Efron heeft gekocht omdat hij daar een eigen graf wilde hebben. Daar zijn Abraham en zijn vrouw Sara begraven, daar zijn Isaak en Rebekka begraven, en daar heb ik Lea begraven. Het stuk land waarop die grot ligt, is van de Hethieten gekocht.’ Na zijn zonen deze opdracht te hebben gegeven trok Jakob zijn voeten weer op het bed. Toen blies hij de laatste adem uit en werd hij verenigd met zijn voorouders. Jozef boog zich over zijn vader heen en kuste huilend zijn gezicht. Hij droeg de artsen die hij in dienst had op om zijn vader te balsemen, en zij deden wat hij hun opdroeg. Het balsemen van Israël duurde veertig dagen (zo lang duurt een balseming), en de Egyptenaren beweenden hem zeventig dagen.
Lied 200 Cantorij Wek uw kracht en kom ons bevrijden. Zie ons, gedoog ons, laat ons niet vallen. Dat wij niet leven gevangen in leegte. Dat wij niet vallen terug in het stof. Roep onze namen dat wij U horen, dat wij herademen dat wij U leven.
Genesis 50, 4-14 Toen de rouwperiode voorbij was, zei Jozef tegen de hovelingen van de farao: ‘Als u mij een dienst wilt bewijzen, legt u dan het volgende aan defarao voor: Mijn vader heeft mij kort voordat hij stierf laten zweren dat ik hem in het graf zou leggen dat hij in Kanaän heeft laten uithouwen. Ik zou graag toestemming krijgen om mijn vader daar te gaan begraven. Daarna zal ik terugkomen.’ De farao liet antwoorden: ‘Het is goed, u mag uw vader daar begraven, zoals u hem hebt gezworen.’ Zo ging Jozef op reis om zijn vader te begraven. Veel dienaren van de farao gingen met hem mee, alle hovelingen en alle andere vooraanstaanden van Egypte, en verder Jozefs hele gezin, zijn broers en alle andere familieleden; alleen de kinderen en de schapen, geiten en runderen lieten ze in Gosen achter. Er gingen ook wagens en ruiters mee, een zeer indrukwekkende stoet. Bij Goren-Haätad
aangekomen, ten oosten van de Jordaan, hieven ze een lange, aangrijpende rouwklacht aan. Zeven dagen lang liet Jozef om zijn vader treuren. Toen de Kanaänieten die in die streek woonden het rouwbetoon in Goren-Haätad zagen, zeiden ze: ‘De Egyptenaren zijn in diepe rouw!’ Daarom wordt die plaats, die ten oosten van de Jordaan ligt, ook wel Abel-Misraïm genoemd. Israëls zonen deden wat hun vader hun had opgedragen: ze brachten hem naar Kanaän en begroeven hem in de grot op de akker in Machpela, dicht bij Mamre, op het stuk land dat Abraham van de Hethiet Efron had gekocht omdat hij een eigen graf wilde hebben. Nadat hij zijn vader had begraven keerde Jozef terug naar Egypte, samen met zijn broers en met alle anderen die met hem waren meegegaan.
Lied 200 Cantorij Wek uw kracht en kom ons bevrijden. Zie ons, gedoog ons, laat ons niet vallen. Dat wij niet leven gevangen in leegte. Dat wij niet vallen terug in het stof. Roep onze namen dat wij U horen, dat wij herademen dat wij U leven.
Genesis 50, 15-21 Nu hun vader er niet meer was, zeiden Jozefs broers tegen elkaar: ‘Als Jozef zich nu maar niet tegen ons keert en zich wreekt voor alle ellende die wij hem hebben aangedaan.’ Daarom lieten ze hem de volgende boodschap brengen: ‘Voordat hij stierf heeft je vader ons opgedragen je dit verzoek over te brengen: “Vergeef je broers hun schandelijke misdaad, Jozef. Ze hebben je in de ellende gestort, maar wees nu zo goed om de dienaren van de God van je vader die misdaad te vergeven.”’ Bij het horen van die woorden kon Jozef zijn tranen niet bedwingen. Daarna gingen zijn broers zelf naar hem toe. Ze vielen voor hem op hun knieën en zeiden: ‘We zijn bereid je slaaf te worden.’ Maar Jozef zei: ‘Wees maar niet bang. Ik kan toch Gods plaats niet innemen? Jullie hadden kwaad tegen mij in de zin, maar God heeft dat ten goede gekeerd, om te bewerken wat er nu gebeurt: dat een groot volk in leven blijft. Wees dus niet bang. Ik zal zelf voor jullie en jullie kinderen zorgen.’ Zo troostte hij hen en stelde hij hen gerust.
Lied 200 allen
Genesis 50, 22-26 Jozef bleef in Egypte wonen, met zijn hele familie. Hij werd honderdtien jaar. Hij zag Efraïms kleinkinderen nog, en ook de geboorte van de kinderen van Machir, de zoon van Manasse, maakte hij nog mee. Toen hij zijn einde voelde naderen, zei hij tegen zijn broers: ‘God zal zich jullie lot aantrekken: hij zal jullie uit dit land wegleiden en je naar het land brengen dat hij onder ede aan Abraham, Isaak en Jakob heeft beloofd. Zweer me dat jullie, wanneer God zich jullie lot aantrekt, mijn lichaam van hier zullen meenemen.’ Jozef stierf toen hij honderdtien jaar was. Hij werd gebalsemd en in een sarcofaag gelegd, in Egypte.
Lied 200 allen
Verkondiging Meditatief moment Geloofsbelijdenis – gesproken Wij geloven dat God ons aanziet met de ogen van Jezus. Wij geloven dat God ons aanspreekt met het leven van Jezus. Wij geloven dat God ons aangaat door de dood van Jezus. Wij geloven dat God ons aanvaardt in de opstanding van Jezus.
Wij geloven dat God ons aanraakt met de geest van Jezus. Wij geloven dat God ons aansluit aan de toekomst van Jezus. Naar hem vragen wij. Van Hem willen wij zijn. Amen
GEDACHTENIS VAN DE GESTORVENEN Lied 936 1. Solo. 2. Cantorij. 3. Allen 1. Luister naar de wind, die een lied van liefde zingt: ‘kom zoals je bent, met je treurend hart, mijn kind, en ik zal jou verlossen, dat je vrede vindt. 2. Houd je vast aan mij, als je eenzaam bent en klein en wees niet bezorgd, ik zal altijd bij je zijn. Ik geef je overwinning over dood en pijn’.
Gedachtenis Aan God en aan elkaar brengen wij nu de namen in herinnering van de leden van onze gemeente die dit jaar zijn overleden. Wij gedenken hen als mensen die ons zijn voorgegaan en met wie wij verbonden blijven – de gemeenschap der heiligen – totdat Hij komt. Wij gedenken hen in het licht van de opstanding van Jezus Christus, onze Heer. Per keer worden drie namen genoemd. Wanneer de muziek klinkt kunnen nabestaanden naar voren komen om een kaars aan te steken. Een kaars wordt aangestoken voor: Jan Otten Adriaantje Lena Bijsterveld Harm Jansen Geok-Neo Portier- Oh Hendrik Jan Datema Christina Veld-van der Sleen Nanne Jan de Jong Jan Vos Reinder Oostra Roelof Kamman Geesje Pol-Huisjes Maria Elisabeth van Eck - Hageman Elsje van de Belt-Kuiper Jannigje Prijs-Hulsman Aukje Klaaske Koskamp–Harteveld Geert Eggen Geertje Rozema – Kremer
Geertruida Jacoba Beurskens-Kwint Jan Gooijer Stoffelina Martina Pieternella Louwerse Fenna Johanna Bos–Tuijten Hillegonda Anbeek - van Dam Aaltje Strijker – Bos Allert Christiaan Hindriksen Hielkje Gaasendam – de Vries Aafienus Euving
Hierna kan ieder die iemand wil gedenken, een kaars aansteken Tijdens het gedenken zingen cantorij en gemeente Opwekking 128 1. Cantorij: In my life Lord, be glorified. (Heer, wees geprezen in mijn leven) 2. Allen: In our lives Lord, be glorified. (Heer, wees geprezen in onze levens)
3. Alen: In our death Lord, be glorified. (Heer, wees geprezen in onze dood)
Lied 961
DIENST VAN GEBEDEN EN GAVEN Zingen
Psalm 107 vers 4
Laat ons nu voor de Here zijn goedertierenheid toezingen en vereren de God die ons bevrijdt. Want wie zijn hulp verlangt, Hem aanroept in gebeden, verlost Hij uit de angst en leidt Hij tot de vrede.
Voorbeden Zingen
Psalm 107 vers 4 (tweede gedeelte)
Want wie zijn hulp verlangt, Hem aanroept in gebeden, verlost Hij uit de angst en leidt Hij tot de vrede.
Stil gebed, Onze Vader Inzameling van de gaven
Lied 423
2.Voor wie ons lief zijn vragen wij God: ga met uw licht vóór hen uit! Al onze vrienden wensen wij vrede: ga met God! Vaya con Dios en à Dieu!
Wegzending en zegen
3.Voor alle mensen op onze weg: vrede en goeds in elk huis! Voor al wie kwamen onder dit dak: ga met God! Vaya con Dios en à Dieu!