AC T I V E R I N G S T R A J E C T
voor daklozen
Een stap op de ladder
Petra van Leeuwen-den Dekker en Anne-Marie van Bergen © 2006 Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW
Inhoud Introductie 1 Definitie van sociale activering en de betekenis ervan in de praktijk 1 Perspectief van sociale activering 3 Uitgangspunten en werkprincipes 3 Fasen van een activeringstraject 4 Succesvolle ingrediënten in een activeringstraject 6 Verwijzingen 7
Introductie Activeringstrajecten zijn er in vele varianten. Ieder mens heeft immers zijn eigen kwaliteiten en interesses. Om een activeringstraject te laten aansluiten op de persoonlijke kenmerken van de deelnemer, is maatwerk dan ook een vereiste. Maar hoewel geen traject hetzelfde is, gelden er wel bepaalde standaardprincipes en een standaardfasering. Daarnaast zijn specifiek voor de doelgroep daklozen enkele aandachtspunten te noemen. Wat er zoal komt kijken bij het opzetten en onderhouden van activeringstrajecten voor daklozen, daarover gaat deze brochure.
Definitie van sociale activering en de betekenis ervan in de praktijk Een veelgebruikte definitie van sociale activering is: ‘het bevorderen van de maatschappelijke participatie en het doorbreken of voorkomen van sociaal isolement door maatschappelijk zinvolle activiteiten die eventueel een eerste stap op weg naar betaald werk kunnen betekenen.’ Een mooie volzin, maar wat betekent dit in de praktijk? De factor sociaal in activering Het eerste element uit de definitie duidt op het vergroten van maatschappelijke participatie of het voorkomen van
sociaal isolement. Hierin is een belangrijk kenmerk van het type activiteiten omsloten. Bij maatschappelijke participatie gaat het immers om actieve deelname aan georganiseerde sociale verbanden. Dat kan uiteenlopen van vrijwilligerswerk tot deelname aan cursussen en eigen initiatieven gericht op ontmoeting, ontspanning en ontwikkeling. Het doorbreken van sociaal isolement heeft ook activiteiten met anderen als doel. Contact met anderen staat in het activeringstraject dus nadrukkelijk centraal. Maatschappelijk zinvolle activiteiten In de definitie staat voorts dat de activiteiten maatschappelijk zinvol moeten zijn. Over wat dat precies inhoudt zullen de meningen uiteenlopen, maar bepaalde activiteiten worden daarmee uitgesloten, bijvoorbeeld recreatieve activiteiten. Samen een spelletje doen kan dus heel nuttig zijn, maar valt niet onder de noemer sociale activering. Vaak zijn de activiteiten die georganiseerd worden vanuit de opvang of zorg nog zo basaal, dat er eerder sprake is van participatieondersteuning dan van sociale activering in de termen van de Wet Werk en Bijstand (WWB): ‘activering op termijn eventueel leidend tot betaalde arbeid’. Dergelijke activiteiten vallen volgens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) onder ‘ondersteunende en activerende begeleiding’ en worden in de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) omschreven als ‘ondersteuning van de participatie van mensen met langdurige psychische of psychosociale problemen’.
van leven van deelnemers als doelen centraal. Als werk niet tot de mogelijkheden behoort, kunnen een goede daginvulling en adequate zorg het dagelijks leven van een dakloze wel degelijk positief beïnvloeden. Bevorderen van zelfredzaamheid De hoogst haalbare stap in het activeringstraject verschilt van persoon tot persoon. Een hulpmiddel bij het bepalen van een persoonlijke doelstelling in het activeringstraject, is de zelfredzaamheidsladder (zie figuur hierna). Bij activering van daklozen moet eerst het niveau van de dakloze worden vastgesteld om vervolgens te proberen een trede hoger te komen. Veel feitelijk daklozen bevinden zich nog onder aan de ladder. Toeleiding naar zorg kan al een eerste doelstelling zijn van het activeringstraject.
Economische zelfredzaamheid 10. Reguliere baan 9. Gesubsidieerde baan 8. Bemiddeling 7. Werkervaring 6. Scholing & Training 5. Voortraject werknemersvaardigheden: oriëntatie 4. Sociale & communicatieve vaardigheden 3. Dagstructurering & stabiliseren startsituatie 2. Langdurige zorg of hulpverlening 1. Bed, bad, brood, veilige omgeving
Sociale zelfredzaamheid
De relatie tot betaald werk Sociale activering kan een eerste stap zijn naar betaald werk. In de praktijk met daklozen ligt deze doelstelling echter voor velen te ver weg. Andere doelen zijn realistischer. Het verminderen van overlast is een veelgehoorde motivatie om sociale activering voor daklozen te stimuleren. Met name veel politici en gemeenteambtenaren streven deze doelstelling na, maar ook het algemene publiek denkt er vaak zo over. De gedachte is dat daklozen beter iets zinvols kunnen doen, in plaats van rondhangen of bedelen. Ook werkers en belangenorganisaties van daklozen kunnen dit als doel zien. Daklozen die zichtbaar bezig zijn met bijvoorbeeld de groenvoorziening in een stad, dragen bij aan een positiever imago van de doelgroep. Naast overlastbestrijding staan het vergroten van de zelfredzaamheid en het verhogen van de kwaliteit
Zelfredzaamheidsladder Uit de nota ‘Iedereen telt mee’ van de gemeente Den Bosch De ladder maakt een knip tussen sociale redzaamheid en economische zelfredzaamheid. Sociale activering begint vaak met hulpverlening en het wegnemen van allerlei belemmeringen die een volwaardige participatie in de maatschappij in de weg staan. Eerst moeten allerlei problemen worden opgelost (op het gebied van huisvesting, schulden, gezondheid, verslaving et cetera). De volgende trede is het stabiliseren van de startsituatie (aanleren van een dagritme, persoonlijke verzorging, deelname aan dagbestedingsactiviteiten et cetera). Als de cliënt daar aan toe is, kan via het werken aan andere persoonlijke doelstellingen (het leren aanvaarden van opdrachten, sociale en commu-
2
Uit de nota ‘Iedereen telt mee’ van de gemeente Den Bosch
nicatieve vaardigheden) geleidelijk aan een oriëntatie op wensen en mogelijkheden plaatsvinden. Dan ligt misschien vrijwilligerswerk, een gesubsidieerde werkplek of een opleiding in het verschiet waardoor uiteindelijk de laatste trede – een reguliere baan – wordt bereikt. De praktijk wijst uit dat velen die laatste tree niet (of pas na zeer lange tijd) halen.
Een steeds grotere groep mensen raakt door individuele of maatschappelijke omstandigheden in de problemen. Sociale activering biedt sociaal kwetsbare mensen een kans. Dit dient zowel een individueel als maatschappelijk belang. Het is in het belang van het individu dat zijn of haar talenten en potenties worden benut. En het is in het belang van de gemeente dat zo veel mogelijk mensen deelnemen aan de samenleving en zich betrokken voelen bij hun leef- en werkomgeving.
Perspectief van sociale activering Het perspectief voor sociale activering is vanuit maatschappelijk oogpunt gericht op overlastbestrijding en het bevorderen van persoonlijke zelfredzaamheid. Het aspect van overlastbestrijding geldt met name in de grote steden, waar gemeenten het vaak wenselijk vinden om de doelgroep bezig te houden. Door activiteiten als veegprojecten streven gemeenten vaak ook een imagoverbetering van de doelgroep na. Naast doelstellingen voor overlast en veiligheid vinden gemeenten ook doelstellingen belangrijk op het gebied van zorg, opvang en activering om zo de kwaliteit van leven van daklozen te verhogen. Vanuit het perspectief van de hulpverlening speelt de overtuiging dat zinvolle dagactiviteiten de wens en mogelijkheden om van de straat af te komen versterken. Toeleiding naar zorg en opvang zijn belangrijke doelstellingen. Sociale activering wordt vaak bezien in het licht van een herstelproces naar een (weer) zo zelfstandig mogelijk leven. Zinvolle dagbesteding of werk bevorderen dit herstelproces. Hulpverlening en sociale activering gaan dan hand in hand en versterken elkaar. Het perspectief van de deelnemers ligt meestal in het hier en nu: iets doen en er geld of waardering voor krijgen. Zeker voor mensen die op straat leven, is geld een belangrijke motivatie. Motivatie om te 1 werken gaat voor residentieel daklozen vaak samen met het proces van herstel. Door enige stabiliteit en rust komt er ruimte om na te denken over dagbesteding. Verveling kan een motivatie zijn voor sociale activering, maar ook de wens om iets zinvols te doen of weer een ‘normaal leven op te pakken’. Hoewel daklozen het zelf niet als zodanig zullen benoemen, is het herwinnen van zelfrespect vaak een belangrijke motivator.
Uitgangspunten en werkprincipes In een activeringstraject staat een aantal uitgangspunten en werkprincipes centraal. Uitgaan van de mogelijkheden en krachten van mensen, niet van belemmeringen Sociale activering gaat uit van de mogelijkheden en wensen van mensen, niet van hun problemen. Kansen staan centraal, niet de onmogelijkheden. Relevante problemen op andere leefgebieden dan werk of vrijetijdsbesteding komen aan bod als het sociale activering in de weg staat. Actieve en flexibele benadering Het bevorderen van de zelfredzaamheid van de deelnemer blijft altijd vooropstaan in het activeringstraject. Deelnemers aan sociale activering hebben soms bepaalde vaardigheden niet (meer). Van de activeerder wordt een actieve en flexibele houding verwacht om te werken aan een goede samenwerking met de deelnemer en hem bepaalde vaardigheden weer opnieuw aan te leren. Integrale aanpak Sociale activering staat niet los van andere leefgebieden, zoals financiën of psychisch of sociaal functioneren. Een activeringstraject gaat dan ook samen met vormen van ondersteunende begeleiding. Van deelnemers aan een activeringstraject wordt overigens wel enige stabiliteit verwacht. In geval van een ernstige verslavingsproblematiek waarbij de betrokkene de hele dag bezig is met het verkrijgen van geld en middelen, heeft een activeringstraject weinig kans van slagen. Vrijwilligheid
1 Daklozen die in instellingen wonen. Zie voor het onderscheid tussen potentieel daklozen, feitelijk daklozen en residentieel daklozen de brochure Leven van uur tot uur. Daklozen als doelgroep van activeringstrajecten.
Een activeringstraject heeft vaak een vrijwillige deelname als uitgangspunt. Als de deelnemer zelfs niet
3
een minimale wens heeft om zijn situatie te veranderen, is de kans op mislukken heel groot. De wens van de deelnemer is immers het vertrekpunt. Vrijwilligheid betekent echter niet vrijblijvendheid. De deelnemer moet zich houden aan afspraken zoals gemaakt in het plan, en in wettelijke voorwaarden die gesteld worden in verband met de uitkering (zoals maximale vrijwilligersvergoeding).
Sommige daklozen zijn verbaal niet zo sterk. Beeldende instrumenten, zoals foto’s, kunnen helpen om iemands interesses op een andere dan verbale manier in zicht te krijgen. Ook met iemand een (aantal) mogelijke activiteit(en) bezoeken, zo mogelijk echt iets laten uitproberen, zijn reacties observeren en nabespreken kan een goede manier zijn om iemands wensen en mogelijkheden te achterhalen.
Fasen van een activeringstraject Een activeringstraject bestaat uit een aantal fasen. Het traject heeft dus een duidelijke kop en staart. Voor elke fase kunnen er ondersteunende instrumenten worden ingezet. Voorbeelden daarvan zijn te vinden op de website (zie de verwijzingen in de tekst). Omdat de praktijk weerbarstig is, is flexibiliteit in een traject onmisbaar. De volgende fasen komen echter in elk traject terug, of men nu met daklozen werkt of met andere doelgroepen voor reïntegratie. Fase 1: Kennismaking en oriëntatie In deze fase maken activeerder en dakloze kennis met elkaar en ontdekken zij wat zij elkaar te bieden hebben. De start van een traject is bepalend voor het verdere verloop. Dat begint al bij de eerste indruk tijdens de kennismaking. Het is belangrijk om een goede intake te houden. In de oriënterende fase gaat het erom achter iemands wensen en mogelijkheden te komen. De motivatie van de deelnemer is heel belangrijk in een traject. Het is de taak van de activeerder om te ontdekken waar iemand écht voor in beweging komt. Activeerders kunnen gebruikmaken van verschillende instrumenten om de interesse van cliënten te peilen, zoals interessetests of beroepentests. Voorbeelden staan op de website www.werkenaanperspectief.nl. In de vraagverheldering komt iemands werkverleden aan de orde en zijn situatie op andere leefgebieden. Veel daklozen hebben moeite met concentratie en langetermijndenken. Daarom is het noodzakelijk om naar een manier te zoeken om de situatie op een laagdrempelige, liefst snelle manier, in kaart te brengen. Een formele intake op kantoor is niet voor elke dakloze wenselijk. De wil om te gaan is er wel, maar de fysieke afstand, zeker als die groot is, kan een belemmering zijn. Het is daarom aan te raden dicht bij de doelgroep te blijven, bijvoorbeeld door als ambulant werker naar daklozen toe te gaan of aanwezig te zijn op laagdrempelige vormen van opvang.
Fase 2: Plan maken De wens van de dakloze vormt het vertrekpunt voor het opstellen van een activeringsplan. Omdat sociale activering vrijwilligheid als uitgangspunt heeft, staat de motivatie van de deelnemer centraal. Hoewel iemands wensen per dag kunnen verschillen, is het nodig vast te stellen wat (soms globaal) het doel is van het traject, welke aanpak/activiteiten worden gevolgd en volgens welk tijdpad, en hoe de verantwoordelijkheden verdeeld zijn. Daarmee kan de richting van het traject worden bepaald en kan worden afgestemd met zowel de dakloze zelf als met de opdrachtgever (bijvoorbeeld de Sociale dienst). Kleine en haalbare doelen sluiten het beste aan bij de belevingswereld van daklozen, hoewel sommige daklozen zelf hun doelstellingen tegelijkertijd heel hoog stellen. Zij willen bijvoorbeeld alleen een fulltime, goedbetaalde baan. Het is de taak van de activeerder om tot reële mogelijkheden te komen. Kleine doelen die daadwerkelijk gehaald worden, werken vaak motiverend. Daklozen hebben vaak een kortetermijnvisie. Op straat telt alleen het hier en nu. Ook daklozen die weer ergens gaan wonen, moeten zich weer een langetermijnvisie eigen maken. De toekomst ligt voor velen van hen ver weg. Bij het uitzetten van een traject is het cruciaal hierop aan te sluiten. Ervaringen uit de praktijk wijzen uit dat een lange oriëntatieperiode, bestaande uit bijvoorbeeld meerdere gesprekken, onvoldoende aansluit bij de belevingswereld van daklozen. Snel iets kunnen doen spreekt meer aan. Bij voorkeur wordt direct gestart met een laagdrempelige activiteit. Fase 3: Aan de slag! Na het opstellen van een plan volgt de derde stap: de daadwerkelijke uitvoering. De activeerder doet dit niet alleen. Ketensamenwerking is een belangrijke succesfactor voor het slagen van een activeringstraject. Problemen met bijvoorbeeld financiën of familie
4
kunnen de voortgang immers in de weg staan. Het werken aan zorg en welzijn gaat dan samen met het werken aan dagbesteding. De activeerder heeft in ieder geval de taak om tijdens deze fase te bemiddelen naar een activeringsplek, afspraken op de werkvloer te maken, ondersteuning te regelen op de werkplek en regelmatig driegesprekken te voeren met de cliënt en de werkbegeleider. De activeerder is degene die de deelnemer gedurende het gehele traject ondersteunt en begeleidt. Los van de trajectmatige begeleiding is ondersteuning op mentaal en sociaal-emotioneel niveau belangrijk. Het behalen van successen en positieve feedback stimuleren de dakloze om door te zetten. Mislukkingen of tegenslagen in het traject zijn eerder regel dan uitzondering. Daklozen kunnen soms weken redelijk goed functioneren en dan ’ineens’ weken of maanden niet. Soms verloopt dit proces in dagen, soms in jaren. Een (flinke) tegenslag mag niet het einde van een traject betekenen. Ervaringen, zowel positief als negatief, kunnen benut worden voor het vervolg. Voor daklozen is het activeringstraject vaak confronterend. Ze hebben vooraf het idee dat ze meteen weer op het werkniveau van voor hun dakloosheid aan de slag kunnen, als… (ze maar weer wonen, ze niet meer de hele dag met hun verslaving bezig zijn, ze weer een tijd lang goed gegeten en geslapen hebben). Het valt hun heel erg tegen te merken dat ze vaardigheden en concentratie missen die ze vroeger wel hadden. Ze worden zo soms meerdere malen geconfronteerd met vooroordelen uit de omgeving, eigen onkunde, tegenslagen en onzekerheden. Van de activeerder wordt een flink doorzettingsvermogen en geduld gevraagd. De specifieke kenmerken van de doelgroep vragen om een lange adem van de activeerder.
sociale) competenties aan zijn grens maar vindt dat hij veel meer kan doen. Dat leidt tot wrijvingen en onvrede als de deelnemer merkt dat de werkbegeleider zijn ideeën niet zit zitten. Een mogelijke oplossing voor dit probleem is de deelnemer dan een ander type activiteit aan te bieden, met dezelfde verantwoordelijkheden, maar andere uitdagingen (ook wel horizontale verplaatsing genoemd). Omdat de kans op terugval groot is, is deze fase minstens zo belangrijk als de vorige. Door continue aandacht en nazorg kan de activeerder signalen snel oppikken en er iets mee doen. De dakloze heeft iemand om op terug te vallen. De activeerder kan uitval zien aankomen en weer nieuwe kansen bieden. Een voorbeeld uit de praktijk Ray is een man van 42 jaar en woont sinds twee jaar in een maatschappelijke opvangvoorziening. Ray heeft in het verleden een jaar een lbo-opleiding gevolgd en is op jonge leeftijd gaan werken. Ray is jarenlang aan heroïne verslaafd geweest en gebruikt sinds zes maanden alleen methadon. Bij het methadonteam heeft hij aangegeven dat hij zich verveelt. Ray wordt verwezen naar de sociaal activeerder van de verslavingszorg, Shania.
In het kennismakingsgesprek in september geeft Ray aan dat hij in de toekomst graag betaald werk wil doen, maar dat hij eerst vrijwilligerswerk wil gaan doen. Zijn interesses komen een week later in het gesprek met Shania aan de orde. Shania gebruikt een beroepskeuzetest voor vrijwilligerswerk om de mogelijkheden te bespreken. Aan het einde van het gesprek besluit Ray diezelfde week een kijkje te gaan nemen bij het dagactiviteitencentrum (DAC) om computerles te volgen.
Een week later komt Ray zijn afspraak met Shania niet na. Nog een week later verschijnt Ray wat ontmoedigd bij Shania. Hij is nog niet naar het DAC geweest en ze besluiten om een paar dagen later samen te gaan. Ray is erg enthousiast over de computerlessen bij het DAC en begint meteen met de lessen op dinsdagochtend. Een week later vergeet hij de afspraak met Shania, maar nog een week later vertelt hij enthousiast dat hij wel twee ochtenden per week iets zou willen doen. Het DAC bevalt hem nog prima.
Fase 4: Evaluatie en nazorg Idealiter mondt een activeringstraject uit naar uitstroom naar enige vorm van werk. De activeerder zal zich dan meer op de achtergrond bewegen. Na een evaluatie van het activeringstraject houdt de activeerder nog enige tijd vinger aan de pols om snel in te kunnen spelen op eventuele vragen of terugval. Uitval komt bij deze doelgroep vaak voor. Als iemand een tijd meedraait in een project of activiteit, is het vaak moeilijk dit ook vast te houden. Soms wil de deelnemer na een tijdje bijvoorbeeld meer verantwoordelijkheden, omdat het werk goed verloopt. Soms ontbreekt het de deelnemer aan realiteitsgevoel; de deelnemer zit qua (vooral
De komende twee afspraken komt Ray niet opdagen. Shania belt hem steeds voor een nieuwe afspraak. Dat lukt na drie weken. Dan
5
blijkt dat het lichamelijk en geestelijk niet zo goed gaat met Ray. Een paar persoonlijke tegenslagen hebben hem aan huis gebonden. Hij is de afgelopen weken niet naar het DAC geweest. Shania bespreekt met Ray toch het aanbod van het reïntegratiebedrijf en hij heeft interesse. Ze maken een afspraak voor een intakegesprek in december. Daar wordt Ray geaccepteerd.
er weinig ruimte om met sociale activering aan de slag te kunnen. Enige basisvoorzieningen op het gebied van bed, bad en brood dragen bij aan deelname aan activeringstrajecten indien de wens van de deelnemer verder reikt dan deelname aan dagloonprojecten. Werken aan successen
Shania houdt contact met Ray en bezoekt hem op zijn woonplek. Daar hebben ze ook een gesprek met de trajectbegeleider van de woonvoorziening. Ray uit zijn ongenoegen over de woonvoorziening en Shania stimuleert hem om mee te denken in de cliëntenraad. Ondertussen is het januari en heeft Ray nog niets gehoord van het reïntegratiebedrijf. Het lange wachten wordt hij zat. Daarom gaat hij twee ochtenden in de week werken bij Bureau Dagloon, een daglonersproject waar hij in de groenvoorziening kan werken. Het bevalt hem dat hij kan gaan wanneer hij zin heeft.
In maart krijgt Ray bericht dat Sociale Zaken akkoord gaat met het traject bij het reïntegratiebedrijf. Vanaf half maart heeft hij gesprekken bij het reïntegratiebedrijf, waaruit naar voren komt dat hij graag met lassen aan de slag zou willen gaan. Ray wil daarvoor eerst een opleiding volgen. De begeleider van het reïntegratiebedrijf laat Ray echter weten dat zijn methadongebruik een belemmering vormt.
In april besluit Ray dat hij eerst eens gewoon wil proberen om te solliciteren en gaat hij naar het CWI. Eind april biedt het reïntegratiebedrijf hem aan om op zoek te gaan naar een vangnetbaan, maar dat vindt Ray zonde van de tijd. Hij wil het liefst een lasopleiding of een goedbetaalde baan. Hij probeert zelf via het CWI vacatures te vinden. Het is inmiddels half mei en het traject duurt nu acht maanden.
Succesvolle ingrediënten in een activeringstraject Naast de eerdergenoemde uitgangspunten van een traject, zijn er enkele andere succesvolle ingrediënten aan te wijzen. Bed, bad, brood als basisvoorwaarde Daklozen die op straat leven hebben hun eerste prioriteit liggen bij primaire levensbehoeften als onderdak en voeding. Voor verslaafden valt het verkrijgen van drugs ook onder primaire levensbehoeften. Activiteiten zijn vaak gericht op het verkrijgen van geld of een slaapplaats. Daardoor is
Voor het zelfbeeld en de motivatie van deelnemers is het van groot belang om te werken aan het behalen van successen. Daklozen zien graag snel resultaat van hun inspanningen. Werken met kleine en haalbare doelen bevordert dan ook de kans op succes. Op korte termijn een beloning voor hun inspanning werkt motiverend. Een beloning hoeft niet altijd uit geld te bestaan, maar kan ook een compliment, een gezamenlijke maaltijd of een gezellige sfeer zijn. Daklozen zijn geneigd om vooral te focussen op wat er nog niet gerealiseerd is. De activeerder zal regelmatig moeten terugblikken en daarbij moeten benadrukken dat er al veel bereikt is. Integrale aanpak Soms zijn er voor de hulp- en zorgverlening en sociale activering wel zeven verschillende professionals bij een traject betrokken. Een goede ketensamenwerking komt het activeringstraject ten goede. Het moet duidelijk zijn wie welke verantwoordelijkheden heeft en op welke manier de verschillende begeleidingsplannen het beste op elkaar aansluiten. Goede communicatie en afstemming zijn van cruciaal belang. Aanbod op maat Een aanbod op maat is misschien een voor de hand liggend ingrediënt, maar blijft in de praktijk toch nog moeilijk. Activeerders hebben creativiteit nodig om buiten bestaande kaders te kunnen denken. Een valkuil voor activeerders is om alleen op het bekende aanbod af te gaan. Om zo veel mogelijk tegemoet te komen aan de wens van de deelnemer, kan een activeerder zelf ook buurthuizen, verenigingen, bedrijven of zorginstellingen benaderen. Om contact te blijven houden en het traject te kunnen vasthouden of opnieuw te kunnen starten, is continue aandacht van de activeerder nodig. Als er één schaap over de dam is, volgen er meer Het principe van ‘één schaap over de dam’ werkt vooral in woonvoorzieningen voor daklozen. Een bewonersgroep kan gemotiveerd raken om iets te
6
gaan doen door een goed voorbeeld van een van hen. Het succesverhaal van één persoon kan medebewoners het vertrouwen geven hetzelfde te kunnen. Ook kan iemands enthousiasme aanstekelijk werken voor anderen in de groep. Een voorbeeld uit de praktijk Klaas woont in een 24 uursvoorziening van de maatschappelijke opvang. Na enkele gesprekken met zijn trajectbegeleider over dagbesteding, gaat hij sporten met andere daklozen in de stad. Elke donderdag is er zaalvoetbal. Hij is erg enthousiast en is elke week aanwezig. Klaas moedigt medebewoners aan om mee te gaan voetballen. Na een maand zijn er vier andere cliënten die zo nu en dan met hem meegaan.
Verwijzingen Internet Op de website www.werkenaanperspectief.nl zijn voorbeelden van instrumenten te vinden, zoals: • een interessetest, om interesses met cliënten te bespreken; • een stroomschema, om toelatingscriteria voor deelname te toetsen; • een vragenlijst, om een kennismakingsgesprek te voeren; • foto’s, om met cliënten in gesprek te gaan over hun wensen; • een trajectplan, om gezamenlijk doelen en acties op te stellen. Verder lezen Davelaar, M. e.a. Aan de slag in de rafelrand. Werk en activering voor daklozen en verslaafden. Assen: Van Gorcum, 2005 Verslag van een onderzoek naar werk- en activeringsplekken voor daklozen en verslaafden in Nederland. Dekker, A. en P. van der Aa Methodiek en beleid van sociale activering. Een individuele, vraaggerichte benadering. Den Haag: Elsevier, 2000 Uitgebreide beschrijving van de algemene methodiek van sociale activering. Partoer Sociale activering door maatschappelijk werk. De kracht van het leren ontdekken van mogelijkheden en talenten. Leeuwarden: Partoer, 2004
Een werkmap voor maatschappelijk werkers met uitwerkingen van trajectmodulen en instrumenten. Partoer Sociale activering door verslavingszorg. De kracht van het motiveren door inzet van kansen en mogelijkheden. Leeuwarden: Partoer, 2004 Een werkmap met beschrijvingen van modulen in de verslavingszorg. Bronnen Prochaska J.O. en C.C. DiClemente Stages and processes of self-change in smoking: toward an integrative model of change. Journal of Consulting and Clinical Psychology 5 (1983) 390395 Prochaska, J.O., J.C. Norcros en C.C. DiClemente Changing for good: a revolutionary six-stage program for overcoming bad habits and moving your life positively forward. New York: Avon Books, 1994 Sok, K. Perspectief op werk. Een methodiek voor activering en arbeidstoeleiding van cliënten in de maatschappelijke opvang. Utrecht: NIZW, 2002 In het kader van Werken aan perspectief zijn brochures gepubliceerd over verschillende onderdelen van het project. Naast Een stap op de ladder, over het opzetten en onderhouden van activeringstrajecten voor daklozen, zijn de volgende brochures te downloaden van www.werkenaanperspectief.nl: • Leven van uur tot uur. Daklozen als doelgroep van activeringstrajecten • Een combinatie van rollen. Taakverdeling en verantwoordelijkheden in activeringstrajecten • Zorgen dat het werkt. Randvoorwaarden voor succesvolle activering van daklozen • Verandering in de praktijk. Aanwijzingen voor een stapsgewijze implementatie. De brochures zijn geprint en gebundeld te bestellen bij Adrepak. NIZW-bestelnummer E 102 Adrepak Postbus 45666 2504 BB Den Haag telefoon (070) 359 07 20 fax (070) 359 07 01 e-mail
[email protected] 7