6e
Jaargang.
17 DECEMBER
1898.
No. 11.
T
DE
TOUW
Yeeueiotiscb lai, pil aai i oafelrailp opoeoaïi der vroawea. W i j v r o u w e n v a n den n i e u w e n tijd zijn v e r p l i c h t elkander hij t e s t a a n . Vereenigd konden w i j de wereld o v e r w i n n e n .
Hoofdagente voor België:
Redactie en Administratie:
EMILIK CLAEYS.
N. VAN KOL
H. MASEREEUW.
Kleistraat 95, Gent.
Prinsenhage, bij Breda.
Binnenrotte 50, Rotterdam.
H e b t
uzelf
het
laatst
lief.
Mrs. MASSINGBKRD. I i i l i o u d :
Rijksopvoedingsgestichten. — Een opvoedkundige proef. — Onderzoek naar het vaderschap. — Lectuur. — Kinderlectuur. — Ingezonden. — Vergadering. — Persvrijheid. — Berichten. — Kerstgave. — Mandaten — Steunpenning. — Advertentiën.
Overleden A N N A
WEYER-GIEZEN,
vroeger medewerkster aan h e t blad De Vrouw, later door z i e k t e , huiselijke drukten, misschien ook wel door afwijkende inzichten daarin verhinderd. Een eerlijk karakter, een trouw hart, een oprecht enthousiast daalden in haar ten grave. Ook een goede echtgenoote en teedere, verstandige moeder. Onzen hartelijken en eerbiedigen groet geven wij haar mede op de laatste reis!
T^ijksopvoediriJs-iestichten.
.2
Het ontbreekt onzen tijd en zelfs ons kleine land waarlijk niet aan „kwesties" ! De Dreyfuszaak houdt de geheele wereld in spanning, en de Hoogerhuizen-kwestie behoorde heel Nederland niet alleen in angstige, maar zelfs in zeer actieve spanning te houden. Dr. P r y e s vraagt naar aanleiding van het geval van Mr. Spin, attentie voor de usances bij „opsluiting van krankzinnigen" voor 't algemeen; en de Heer van Kol vraagt ze m e t klem en kracht voor de Rijks-Opvoedings-gestichten. Iedereen weet dat kinderen die verregaand verwaarloosd zijn of zich aan vrij ernstige vergrijpen tegen het eigendom, de zeden, of het recht van personen schuldig maakten, in één der gestichten te Alkmaar, Montfoort, Avereest of Doetinchem worden ondergebracht en — „opgevoed". En iedereen begrijpt dat er moeilijk een ideaal-teedere geest kan heerschen in een soort van strafkazerne, w a a r schandelijk verwaarloosde of reeds diep verdorven
Drukker en Hoofdagent v. Holland
Abonnementsprijs per j a a r f 1,50 = fr. SjOO^bij vooruitbetaling. — Losse nummers 3 ct.
kinderen worden gesteld onder de dagelijksche hoede van voor 't meerendeel „gewezen militairen", menschen dus die beter weten w a t „drillen" en „afjakkeren" dan wat „opvoeden" en „door liefde terechtbrengen" is. I m m e r s zij zeiven werden in hun rekrutentijd meer „gedrild" en „afgejakkerd" dan „geleid" en „bemind". W a a r zelfs m a n n e n , die hun opvoeding genoten in gestichten voor onbemiddelde, doch volstrekt niet verwaarloosde of bedorven kinderen, dikwijls getuigen „dat zij met den stok werden geregeerd," is dit in nog wèl zoo ernstige mate te verwachten daar, waar het „uitvaagsel" der kindermaatschappij heet te zijn bijééngeworpen. Er loopen dan ook ondanks alle kortelings aangebrachte pedagogische, hygiënische en andere verbeteringen, geruchten die, als zij waar zijn, ten hemel schreien als Abel's bloed. Doch nu is het de v r a a g : zijn zij waar ? Mijn echtgenoot heeft geen moeite ontzien en zaj geen verdere moeite ontzien, om te trachten dat te ontdekken. Reeds trad hij in uitgebreide correspondenties en relaties m e t oud-verpleegden. Velen h u n n e r gaven, onafhankelijk van elkander, treffend gelijkluidende berichten omtrent lichamelijke mishandeling, en verregaande zedeloosheid tusschen de samenwonende jongens, en zijn bereid dit onder eede te bevestigen; anderen waren niet tot spreken te brengen; nog anderen spraken in gunstigen zin over h u n n e ervaringen; — kortom, het blijkt hier alweder hoe uiterst moeilyk het is om in sommige zaken achter de waarheid te komen. En de waarheid moet toch aan 't licht k o m e n ! Men moet toch m e t zekerheid weten of bedorven kinderen nog bedorvener uit zoo'n opvoedingsgesticht kwamen dan zij er in gingen; en niet alleen zedelijk bedorvener, maar ook m e t onvoldoende vakkennis om fatsoenlijk aan den kost te komen. Zelve ontving ik van iemand, bij wien ik een goed woordje deed voor een ex-verpleegde, ten antwoord „dat men over ' t geheel niet gaarne met Rijks-verpleegden te doen had, daar zij meestal hun vak m a a r slecht verstonden." Kort geleden zijn een man en eene vrouw die levendig belang stellen in deze zaak, in een der gestichten weten binnen te dringen als zoogenaamde „familie" van een paar jongens, ten einde m e t dezen zeiven vrij te k u n n e n
82
HOE HOOGER ONZE I D E A L E N STIJGEN, DES T E HOOGER STIJGEN WIJ ZELF.
spreken. Hun verslagen zijn te uitvoerig om in hun geheel in De Vrouw te worden opgenomen. Alleen de volgende citaten neem ik er uit over: „De knoet wordt dus gebruikt, maar de grooten krijgen niet zooveel; en op hun echte jongenswijze, antwoordden beiden te gelijk : „neen, ze zijn bang dat ze dan terug krijgen." Dat noemt men opvoeding. Ik z e i : „ik heb gehoord dat de m a t r a s wel eens wordt weggehaald voor straf, is dit nu nog zoo?'Mijn hoop was dat hun antwoord ontkennend zou zijn, maar uit beider mond was h e t : „o J a ! " „En hoe slaap je dan ?" öchrik niet. „Op het ijzer." Waarom wordt die straf toegediend?" „Als we onze vragen niet hebben gekend voor den Pastoor." W a t zal God met welgevallen neder zien, als m e n de kinderen zoo tot zijnen dienst vormt." „Toen wij vroegen naar de onzedelijkheid, of die er nog heerschte, zei G. die er veel beter uitzag dan P., „wel neen," maar de arme P. kleurde zeer sterk, en zei dat die er wel heerschte." „Er zijn er die om het stelen van een halve cent, een bosje hooi, blokjes hout, daar zijn. Laat ieder Moeder eens denken : „als een der mijnen daar was." Rijke Moeders! hoe dikwijls begaan uw kinderen veel grootere fouten, maar met den mantel der liefde bedekt men die' dingen, o hoe menigmaal halen uwe kinderen iets uit de gevulde kast, wat die armen uit de kar of lade van anderen nemen, ómdat bij hun geen voorraad is." Niet later dan gisteren kregen wij door tusschenkomst van een vriend een onderteekend getuigenis van een oud-verpleegde, die N. B. niets afweet van de kortelings op touw gezette beweging in zake Rijks opvoedingsgestichten. Deze verklaarde dat de knoet herhaaldelijk en voor de minste kleinigheden wordt gebruikt, en gaf eene teekening van dat instrument. En let w e l : in de directeurskamer van een gesticht, door mijn man bezocht, hing zoo'n ding . . . Hing het daar als relikwie, als curiosum, als waarschuwing, of werkelijk als marteltuig? Is het waar of is het niet waar, dat in een land waar kinder-foltering wordt gezegd tot de uitzonderingen te behooren, en waar dierenmishandeling met kracht wordt tegengegaan, gestichten bestaan, Rvjks-opvoedmgrs-gestichten, waar ongelukkige verschoppelingen worden uitgescholden, geschopt, getrapt en m e t een dikken knuppel op alle lichaamsdeelen gebeukt? Is het waar, dat daar kinderen, die van de religie absoluut niets kennen dan een of anderen catechismus, op het ijzer van hun bed moeten slapen als zij op een vraag het antwoord niet w e t e n ; — een vraag en een antwoord die voor hen misschien geenerlei zin of innigheid hebben ? Indien het waar is, schande dan over het Nederland der bijna 20e e e u w ; indien niet, schande dan over hen die zulke lasterpraat in de wereld brachten. Wie helpt ons hier de waarheid uitvindig maken ? Indien er onder de lezers van De Vrouw personen zijn die iets bepaalds omtrent die gestichten, h u n beheer en h u n kweekelingen weten, of uit goede bronnen kunnen te weten komen, och, dat zij dan de taak helpen verlichten van hen die zich tot dezen strijd hebben aangegord! Dat ze de feiten die ze weten mededeelen, hoedanig deze ook zijn, en er bijvoegen of men, zoo noodig, h u n naam al
of niet noemen mag. Alle goede gegevens zullen hartelijk welkom zijn aan den heer H. H. VAN KOL, wiens adres tijdens de zittingdagen altoos i s : Willemstraat 57, 's Gravenhage. Bij voorbaat d a n k ! NELLIE.
Een. opvoedkundiie proef. Op een morgen in Maart lag de sneeuw dik op de vlakten van Sussex uitgespreid, over het bruine kreupelhout, de heuvelachtige weiden, en de kleine houten bruggetjes over de beekjes. Uit de ramen van Combe Hill House kon men de grijze golvingen van Ashdown Forest zien. Het huis, ofschoon niet als een school gebouwd, is in alle opzichten geschikt voor het doel, èn door zijne ligging tusschen verscheidene bunders open grond èn door de doelmatigheid zijner vertrekken. De breede middentrap wordt overgoten als het ware door de weerkaatsing van een gele lucht. De k a m e r s dragen het kenmerk van een artistieke netheid en juistheid van versiering. Platen en photographieën versieren de w a n d e n ; m a a r men ziet geene enkele kaart. Miss Clark, het hoofd der school, verbiedt deze, geene bezieling gevende geraamten van aardrijkskundige wetenschap; en ik meen dat menige openbare school dien wenk m a g aannemen, en voor de dagelijksche aanschouwing der kinderen meer platen en minder kaarten moet ten toon spreiden. Kunstenaars schilderen gaarneMohammedaansche scholen, met de jongens nedergehurkt op een kleurrijk kleed, den heiligen Koran bestudeerend. Aan zulk een tooneel werd ik herinnerd toen ik de Latijnsche les bijwoonde die door Miss C , een van de hulponderwijzeressen, gegeven werd. Een groep palmen temperde het licht dat op de donkere, houten lambrizeering rondom den haard viel, en op de vijf scholieren die op het groote haardkleed zaten midden op den gewreven vloer. Vier van hen waren meisjes; de éénige jongen, een flink gebouwde k n a a p , de zoon van een beeldhouwer van naam, .scheen geenerlei onaangenaamheid te gevoelen wegens zijne éénigheid onder al die dames. In deze-school is gezamenlijke opvoeding regel, wat ongetwijfeld een voordeel is voor beide geslachten. De kleeding der meisjes was een model voor de twintigste eeuw: gymnastiek-pakjes van donkerblauwe stof of bruine tunicas en korte broeken, m e t zwarte kousen ; en het haar hing los onder een strjk van lint. Bij de spelen, of het vélicopède rijden,of het wedloopen in de lanen van Sussex, en het overspringen van heggen, bewijst deze kleeding uitstekende diensten. Somtijds verschrikt het den landelijken geest; en oude dames houden nu en dan de meisjes staande m e t bepaalde, vragen, alsof zij voorteekenen bespeurden van een naderend onheil. Ik verwachtte in het geheel niet het gewone „Dominus, domini, domino, dominumdomino, domine," te hooren; in zulk een om conventioneele omgeving w a s het niet waar, schijnlijk dat de eentonigheid der Latijnsche spraakkunst iemand schrik aanjagen zou. Dat gebeurde ook niet. Dit was Miss C s wijze van onderricht geven: Wij hebben de Romeinsche ontvangkamer gezien. Nu zullen wij naar de keuken gaan^ W a t zullen wij daar zien ? Het vuur, de haard ;
HOE HOOGER ONZE IDEALEN STIJGEN, DES TE HOOGER STIJGEN W I J ZELF. ja, focus. W a t doet het focus ? Het schittertsplendet. Waarvan ? van vlammen-flammis, En waar bevinden wij ons dezen ganschen tijd ? In de keuken-inculina. Laat ons nu onze denkbeelden bijeen voegen. In culina focus Mammis splendet . . . - Deze volzin werd langzaam door de leerlingen herhaald totdat zij juist werd weergegeven. „Nu," ging Miss C. voort, „wie zullen wij rondom den haard aan den arbeid zien ? De koks en keukenjongens-pueri. W a t maken zij klaar voor het middagmaal ? Eene lekkernij die door de Romeinen zeer geliefd werd, lijstersturdos. Hoe worden de lijsters klaargemaakt ? Aan een spit dat de bedienden ronddraaienversant. En de lijsters hangen over het vuur-in igne. Nu is onze gedachte volledig: Pueri turdos in igne versant. En zoo gaat het verder. Wanneer een vol doend aantal volzinnen zijn zamengesteld, worden de werkwoorden en naamwoorden er uitgenomen, h u n n e verschillende vormen ver geleken, en h u n n e vervoegingen en verbui gingen geschetst. Met andere woorden, de taal wordt gebruikt om de techniek der spraak k u n s t vooraf te gaan. Miss C. noemde dit het „Gouan" stelsel. Van deze smakelijke culina ging ik naar de aangrenzende schoolkamer, waar MissH. eeneles in het lezen gaf. Een van de meisjes las overluid: „veranderde toestanden brengen een overgeërfde uitwerking te weeg, even als in het bloeien der planten wanneer zij van het eene land naar het andere worden overgebracht. Bij dieren heeft het toenemende gebruik of in gebruik geraken van deelen een zeer duidelijken invloed gehad; zoo zie ik bij de t a m m e eend dat de beendertjes van den vleugel minder wegen, en de botten van den poot meer, n a a r evenredigheid van het geheele geraamte, dan diezelfde beenderen wegen bij de wilde e e n d ; en dit verschil kan veilig worden toegeschreven "daaraan, dat de t a m m e eend veel minder vliegt en meer loopt dan zijn wilde voor vaderen." De leerlingen vielen in de rede met h u n n e eigen opmerkingen over de passage die j u i s t gelezen was, en m e t dezelfde belangstelling bespraken zij de zwarte duiven uit Virginië, d e beteekenis van m e t elkaar in verband staande veranderingen, de „afwijking van den regel," (anomalie) enz. Het boek w a s Darwin's „Ont staan der soorten", waarvan uitgezochte stukken, onder oordeelkundige leiding, van tijd tot tijd bestudeerd werden. Darwin besproken door schoolkinderen ! W a t zouden de voorstanders van het oude biologische geloof hiervan in het j a a r 1859 gezegd hebben ? Maar de wetenschap werd niet alleen uithoeken geleerd. Ik woonde daarna eene botanie-les bij. Er waren dien morgen slechts twee leer lingen, en zij konden zich vermeien in het genot, onbekend op voorbereidende scholen, van persoonlijk onderwijs. De onderwijzer, een klein meisje met een gezichtje als een van Rafael's cherubijntjes, en een kleine jongen — de zoon van een lid van de Londensche school commissie — stonden gebogen over een klein geel hoefblad, dat zoo even aan den kant van den weg geplukt was. De bloembaderen werden geteld en onderzocht, de meeldraadjes nauw keurig bekeken, en het eene en andere ontleede deel onder den mikroskoop geplaatst. „Zie," zeide de onderwijzer, „de zaadjes van
83
het stuifmeel zijn bijna rond, en hebben doorntjes." De jongen was ongeloovig en schudde zijn hoofd totdat een gunstige wending van het glas het juiste brandpunt te voorschijn deed komen, en hij uitriep dat hij ze zien kon. Dat was zoo als het zijn moest. Het gebeurt maar al te dikwijls bij zoogenaamde „wetenschappe lijke proeven" dat de kinderen zeggen dat zij iets bijzonders zien wanneer zij in werkelijkheid niets begrijpen. „De doorntjes van het stuifmeel," merkte de onderwijzer op, „stellen de korrel in staat om aan de bijen vast te kleven, die ze wegdragen, en op deze wijze andere bloemen der zelfde soort helpen bevruchten." „Een uitstekend idee" zeide het Rafaëlische cherubijntje, m e t een vermakelijk air van tevredenheid over het samenstel der natuur wetten. De kinderen zwerven dikwijls rond in bosch en veld, de planten plukkende waaromtrent zij iets geleerd hebben, of die zij gaan bestudeeren. De weiden worden schoolkamers, en het boschrijke dal eene hoogeschool. Dat was Fröbel's manier ook. De Zweedsche gymnastiek, m e t werktuigen, werd uitstekend uitgevoerd. Op de teenen balanceerende, zich vooroverbuigende, vlug op commando aan de handen zwevende aan de trapezes, en m e t vlugheid springende, oefenden de meisjes zich als soldaten, en haar versnelde ademhaling en blozende gezichtjes bewezen de gezonde inspanning. Deze oefeningen werden dagelijks gedaan. En toen ik in een hoek een bundel floretten bespeurde, en zag dat de meisjes schermden, liet mijn kalme bewonde ring mij in den steek, en toonde ik my zoo ver baasd als die boer in een van de r o m a n s van Hardy, die hoorde dat men de dorpspomp die sinds eeuwen dienst had gedaan ging verplaat sen, en daaruit besloot dat het einde der dingen nabij was. De gymnastiek w a s een goede voorbereiding voor het middagmaal. Aan tafel spraken de kinderen zich vrij uit, m a a r zonder luidruch tigheid. Na het eten liepen de meisjes en jongens vroolijk rond in de sneeuw. Het deed iemand aan de Spartaansche voorstellingen van Sandford en Merton denken. Als het zomer was geweest, zouden zij allen te zamen cricket zijn gaan spelen; en toen zij na h u n n e terugkomst, en nadat zij van schoenen verwisseld hadden, rondom de tafel stonden, bezig m e t houtsnij werk, verbrak niets de stilte dan het tikken der beitels. Verstandige t u c h t neemt de wet van actie en reactie in acht, en om van rustigen arbeid verzekerd te zijn, moedigt zij eerst de uitbundigste vroolijkheid aan. Al de ontwerpen in hout verrieden zorg en smaak. Sommige deelen van het werk, met bloemen en lofwerk, waren verbazend knap uitgevoerd. Verwant aan het snijden, was het teekenen en kleuren van oorspronkelijke patronen, waarin de jonge karakters artistieken zin en ver beelding aan den dag legden. Een meer nauwge zette oefening was de rangschikking en de we tenschappelijke benoeming van de planten een herbarium-boek, hetwelk een van de leerlin gen m e t bijzonder geduld en bekwaamheid had aangelegd. En indien het al schijnen mocht dat dit alles behoorde tot het aristocratische deel der opvoeding, dan moeten wij erbijvoe-
84
HOE HOOGER ONZE IDEALEN STIJGEN, DES TE HOOGER STIJGEN W I J ZELF.
gen dat praktisch huiswerk een ernstige post op de lijst der werkzaamheden vormt, en dat iedere leerling zijn of haar perkje heeft om te bebouwen. Met genoegen hoorde ik dat prijzen en punten en vergelijkende examens streng waren buitengesloten, en dit wetende, was ik er zeker van dat Miss Clark en ik overeen stemmen zouden over de kwestie van zedelijk onderricht. Maar daarin vergiste ik mij. Terwijl godgeleerdheid en kerkelijke gebruiken — zooals bidden en dergelijke — opzettelijk zijn buitengesloten, worden er geene bepaalde lessen over zedekundige onderwerpen gegeven. Voorkomende gelegenheden worden aangegrepen tot vermaning en overreding. Zedekundige grondbeginselen komen voort uit gebeurtenissen. Het karakter wordt gevormd door dagelijksche oefening, de wisselwerking van voorbeelden, de atmospheer van het schoolleven. Ik verbeeld mij dat Miss Clark genegen zou zijn om Professor Geddes wijze van doen op de opvoedings-methode toe te passen, en hare zedelijke leerwijze te beschrijven als de „Ethiek der Arbeidzaamheid". Op lichamelijk gebied en in hun geheele gedrag, toonen hare leerlingen zulke aangename ï e s u l t a t e n , dat het onheusch zoude w e z e n , om iets nog voortreffelijkere aan de hand te doen. Er is zulk een bijzondere vrijheid en spontaneïteit in hare opvattingen, dat ik de invoering van alle strenge begrippen zou betreuren. Maar misschien zou het niet verkeerd zijn om de leerlingen van tijd tot tijd bezig te houden m e t gesprekken over de zedelijke grondslagen van Plicht, Rechtvaardigheid, Waarheidsliefde, en het zorg dragen voor iemands medeschepselen, zoodat er evenzeer iets logisch kome in hun denken over hetgeen recht is als in hun denken over meetkunde. Toen ik over die kwestie bij Miss Clark aandrong, bemerkte ik dat werkelijk reeds een stap in die richting gedaan was, in den vorm van gesprekken des Zondags over het werk van Karl Pearson „De zedeleer der vrije Gedachte'', en de gedichten van Robert Browning. Uit The Ethical World door A. C. V.-M.
thie aan de eerste te schenken, en haar op h a a r woord te gelooven, doch op ééne voorwaarde: dat zij geen mond opendoen ! Want, als een meisje voor den publieken rechter haar verschrikkelijken toestand durft komen openbaren, zich niet schaamt den naam van den man te noemen die haar daarin bracht, en den tijd waarin, de omstandigheden waaronder dit gebeurde, op te geven, en dan, na dit alles, d u s na de geschiedenis van haar eerlooswording op papier te hebben zien stellen, nog een schadevergoeding durft beoogen voor een verlies van iets, dat slechts prijs heeft zoolang men het onbetaalbaar acht — dan heeft zulk een meisje alles wat haar geslacht beschermt over boord geworpen. Dan is zij niet meer te vertrouwen ; niet omdat zij een misstap beging, maar omdat zij het plan, dien misstap wereldkundig te maken, heeft opgevat en uitgevoerd. Zulk een meisje moet noodwendig geneigd zijn tot liegen en bedriegen. „Hoeveel malen heeft zij haar moeder wel moeten bedriegen en voorliegen, vóór zij haar heil zocht bij den openbaren rechter? En dan zou zij er voor terugdeinzen den rechter om den tuin te leiden?" zoo vroeg hij. Hij toonde verder aan hoe het vasthouden aan de stelling „creditur virgini parturienti" gedurig aanleiding gaf tot allerlei lage handelwijzen ; hoe een verleider, als hij arm is, zich daardoor kan bevoordeelen, door met het meisje overeen te komen het gewicht van hun gemeenschappelijke fout op den een of anderen rijke te doen neerkomen; hoe een rijk en machtig verleider daarentegen zijn slachtoffer door beloften en betuigingen er toe kan brengen een man uit haar stand, een echten stroopop, te vinden, die zich, in ruil voor wat geld, de daad laat aanleunen. Met feiten toonde hij aan dat dit alles meer en meer gebeurde, dat de wijze van rechtsspraak in deze alzoo het zedenbederf in de hand- werkte, in stede van het te bestrijden, en dat, zoo men daar-, meê niet brak, er weldra geen familie m e e r zou zijn, zeker van in ongestoorde rust te kunnen doorleven, daar rang, noch leeftijd, noch alle deugdzaamheid in levenswandel iemand voldoende zouden kunnen waarborgen tegen de meest lage aantijgingen en verdachtmakingen.
G. A. V A R E C H . (Vervolg.)
Dat requesitoir, waarbij wij opzettelijk w a t lang stil stonden, omdat het, bij onverhoopte afschaffing van het bij ons bestaand verbod, mettertijd gerust nog eens dienst zou k u n n e n doen (1) had een enorm succes. De stelling „virgini parturienti c r e d i t u r ' kreeg er den grondslag meê en de dagen van hetonderzoek waren van toen af geteld.
In keurige taal wees hij op het onrechtvaardige van iemand te veroordeelen, zonder hem te hooren, — en nog wel op de verklaring van één getuige, die voor en in haar eigen belangen optreedt! — voor een uit zijn aard zóó in het geheim gepleegd kwaad, dat die ééne getuigenis door geen andere ooit kan worden bevestigd of bestreden. „Als waarborg van haar gedrag geeft men ons een schaamtegevoel dat zij niet meer bezit, en wijl zij tegen haar heiligste belangen verraad gepleegd heeft, beweert men dat zy die van anderen geen geweld zou k u n n e n aandoen." Wèl erkende hij dat er verleide meisjes zijn, die verdienen dat de rechter vertrouwen stelt in haar verklaringen, en andere, die dit niet verdienen. En hij betuigde ook al zijn sympa-
(1) In een artikel in ,,de(n) Gids" van Januari 1896 weerlegt prof. Molengraaff de bezwaren tegen bet onderzoek naar het vaderschap (le vrees voor schandalen, 2e vrees voor afpersing, 3e de onbewijsbaarheid of liever de moeilijkheid van afdoend bewijs van het vaderschap) als volgt: „1. dat het onderzoek op zichzelf nooit een schandaal kan wezen of kan veroorzaken; schandaal kan alleen zijn gelegen in, of veroorzaakt worden door het feit, waarnaar onderzoek wordt gedaan, en wel zoo dikwijls dit van schandelijken aard is; in de tweede plaats verdient in het oog te worden gehouden, dat gemeenschap buiten het huwelijk volstrekt niet altijd eene schande kan worden genoemd, en dus evenmin het natuurlijke ouder- of moederschap een ergerlijk feit. „Wat bereikt men nu te dien opzichte door het verbod van het onderzoek naar het vaderschap. Dat het schandaal verdwijnt? In geenen deele, immers
Over het Onderzoek naar het Vaderschap DOOK
HOE HOOGER ONZE IDEALEN STIJGEN, DES T E HOOGER S T I J G E N W I J Z E L F . door dat verbod wordt het ergerlijk feit niet ongedaan gemaakt of weggenomen. Veeleer voegt men aan het s c h a n d a a l der verleiding een tweede, nog veel erger schandaal toe, nl. den vrijbrief, moeder en kind aan b u n lot over te laten." E n de ruchtbaarheid, het .zoogenaamde schandaal van het proces, kan geheel door de bepaling, dat het proces met gesloten deuren zal worden gevoerd, worden weggenomen (a). 2. Afpersing zal wel kunnen voorkomen worden, .maar komt ook ïiu voor, want, onverschillig of het -onderzoek geoorloofd, dan wel verboden is, wie wat op zijn kerfstok heeft en p u b l i c i t e i t vreest, zal steeds aan chantage blootstaan (b). W a t het 3e bezwaar aangaat, is het feit, d a t de moeder gedurende den conceptietijd uitsluitend met één persoon gemeenschap heeft gehad, wel voor geen • d i r e c t bewijs vatbaar, maar dit is allerminst eene reden om het onderzoek te verbieden, aangezien ons "bewijsrecht dat indirect bewijs, vermoedens als bewijsmiddel, juist voor gevallen als dit kent. Men denke aan het bewijs van de afstamming van wettige kinderen, waarmede het feitelijk niet anders is gelegen, dan met de afstamming van natuurlijke kinderen; aan het bewijs van het moederschap, met name van de identiteit van bet kind; aan het bewijs van overspel, waarbij men getuigen niet pleegt te roepen, zoodat van direct bewijs haast nooit sprake is. Toch heeft de moeilijkheid van het bewijs den wetgever niet weerhouden, onderzoek naar de wettige afstamming en n a a r het moederschap, alsook echtscheiding op grond van overspel toe te laten." (c.) (a) Wij zijn 't geheel met den geachten professor eens. M a a r . . . is 't door h e m bedoelde schandaal niet van minder ver strekkende gevolgen, weegt het wel zoó zwaar als het feit, dat de man, zelfs bij vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging, ook na behandeling met gesloten deuren, doorgaans enorm gedaald zal zijn in de achting zijner medemenschenen vooral dat het door zijn vrouw in hem gestelde ver, trouwen zwaar geleden zal hebben? (b) „Chantage zal wel kunnen worden voorkomen," zegt prof. M. (ongelukkig evenwel voegt hij er niet 'bij hoe) „ m a a r (wij spatieereu) komt nu ook voor." H e t laatste is, dunkt ons, geen reden om de aanleiding daartoe t e vergemakkelijken en dns t e vermeerderen. En dat zal stellig het geval zijn bij intrekking van het verbod. Of zou prof. M. meenen dat de menschen nu zooveel beter zijn dan ten tijde van Servan? Hoewel niet begrijpend w a t 't woordje „maar" in dien zin beteekenen moet, tenzij prof. M. een woordspeling te maken op 't oog had, willen wij daarbij niet blijven stilstaan. W a t betreft het laatste gedeelte der chantage-weêrlegging van den heer M. — wij zouden hem wel eens willen vragen: of het steeds b l o o t s t a a n aan afdwinging, een daaraau bloots t e l l e n ooit kan wettigen; en ook, of het aangaat hem, die n i e t w a t op z'n kerfstok heeft, zoo maar klakkeloos over één kam te scheren met iemand die er w e 1 w a t op heeft ? (c) Over de bewijsmiddelen alleen d i t : g e t u i g e n zal men bezwaarlijk kunnen bijbrengen; en doorgaans schrijven „verleiders" geen brieven die hen compromitteeren kunnen aan hun „slachtoffers". S c h r i f t e l i j k e b e s c h e i d e n zullen dus mede zelden overgelegd kunnen worden. E n wat de a a n w i j z i n g e n . a a n g a a t . . . de tegenpartij zal er desnoods immers nog meer én afdoender kunnen aanbrengen. Boven-dien, de laatste bewijsmiddelen zetten in dergelijke gevallen de deur wijd open voor „schandaal-verwekking". Neen, het afdoend bewijs is n i e t gemakkelijk te leveren; o. i. zal 't zelfs slechts in zeer enkele gevallen te leveren zijn. E n voor die enkele gevallen .zou men de wet op dit punt willen wijzigen? Is dat - v e r d e d i g b a a r ? Wij gelooven 't niet.
85
Lectuur. 24 De verpleging van kraamvrouw en kind. Een boekje voor aanstaande Moeders, door C. V.—F. Verkrijgbaar bij Mevrouw C. V e r s f e 11—F l e s t e Hees bij Nijmegen. Prijs 25 e t s . ; bij 25 ex. en meer 15 ets. Dit is een zeer n u t t i g en vooral zeer hartelijk geschreven boekje. Het bevat tal van bijzonderheden die de m e e s t e jonggeh u w d e vrouwen wel niet zullen weten en die zij toch dienen te weten. Ook voor den arbeidenden stand, waar de eene b u u r v r o u w zoo dikwijls de andere behulpzaam is bij de bevalling, zou het een kostelijke handleiding zijn. Maar, — naar aanleiding van Octavia's goede brochure werd m e e r m a l e n g e v r a a g d : welke arbeidster betaalt 25 cents voor een boekje? Dat geldt ook hier. Gesteld zij hadden h e t geld er voor, dan betwijfel ik nog of bij de arbeidende vrouwen het besef wel is doorgedrongen dat een boekje vol practische raadgevingen 25 cents dubbel en d w a r s waard is. Dr. A. Revers scheef er een korte m a a r prijzende aanbeveling bij. 25 Eenige beschouwingen over O.-I. toestanden door Mevr. KLERCK—VAN HOUENDORP. W . V e r s 1 u ij s, Amsterdam. 10 cents. Dit brochuretje, uitgegeven door de Vereen, ter bevordering der zedelijkheid in de Ned. Overzeesehe bezittingen, bedoelt een strijd a a n te binden tegen de verschillende vormen v a n onzedelijkheid in onze Oost. Zeer zeker zal in het leger veel slechtheid worden geweerd w a n n e e r den militair w o r d t bezorgd een k a z e r n e w a a r zijn leven een weinig huiselijk is, eene bibliotheek waar hij goed en a a n g e n a a m geestesvoedsel vindt, en eene c a n t i n e w a a r hij alcoholvrije dranken van goede qualiteit k a n bekomen en prettige u r e n kan doorbrengen onder onschuldig spel en vroolijken k o u t m e t vrienden. J a als aller vereenigde pogingen, ook deze van Mevrouw Klerck-van Hogendorp, h e t r e s u l t a a t eens konden hebben d a t zrj beoogen! 26 Co-educatie bü het Hooger Onderwijs (naar aanleiding van Cox's brochure!. Voordracht gehouden door DR. HECTOR TREUB. Amsterd. S c h e l t e m a e n H o l k e m a ' s b o e k h a n d el. Als Dr. Cox zijn brochure geschreven heeft uit een analoog motief als hetgeen Heros t r a t e s dreef den tempel van Diana in brand te steken, of Themistokles zyn hond den s t a a r t af te snijden, namelijk „opdat m e n van h e m spreken zou, hoe dan ook", dan zal hij wel satisfactie hebben van zijn doen. De voordracht van Dr. T r e u b draait ook al om de Cox's brochure, die niet enkel aanleiding geeft t o t ernstig betoog, m a a r ook tot humoristische zetten. De brochure is zeer a a n g e n a a m om t e lezen.
Kinderlectuur.
>
(Aan
eene
Correspondente.)
Jawel, de door u genoemde boekjes ken i k ; m a a r — u w e ingenomenheid er mede kan ik niet deelen. U zult vragen of ik dan zoo moeilijk ben t e voldoen? Ja, ik geloof dat ik op d a t p u n t erg lastig ben. Toch heusch niet uit vit-
86
HOE HOOGER ONZE I D E A L E N STIJGEN, D E S T E HOOGER STIJGEN W I J ZELF.
z u c h t ; ook niet uit die soort van pedanterie die vaten vol ergernis uitstort over onbeduid e n d e vlekjes of foutjes. Als i k lastig ben in zake kinderlectuur, dan is het voornamelijk uit ergernis dat er zoo weinig controle wordt uitgeoefend op kinderliteratuur. Als Hélène Lapidoth een harer mooie sonnetten ontsiert door een minder welluidend woord, dan staat d e kritiek dadelijk klaar om dat te betreuren als heiligschennis door haar zelve gepleegd aan eigen volmaaktheid. Over d e poëzie van Kloos en Verwey worden heele studiën geschreven; de voor- of achteruitgang i n d e romans van Cyriel Buysse wordt zorgvuldig genoteerd e n geconstateerd; m a a r nergens las ik nog ooit een diepgaande studie over kinderliteratuur, noch een pedadogische analyse van de werken der meest in de mode zijnde kinderauteurs. En zoo hebben dezen het veld vrij. En enkelen h u n n e r maken daarvan ijverig gebruik om den smaak der kinderen t e bederven en — dien der moeders erbij. Ik neem aan dat zij het te goeder trouw doen. Maar ook menige moeder, die haar kind meê laat proeven van port en anisette, is daarbij volkomen te goeder trouw. De eene der door U genoemde schrijfsters i s tegenwoordig heel erg in de mode Mogelijk twee jaar geleden kreeg ik eens een boek van haar ter inzage — een juweeltje van druk, illustratie, papier, enz. Maar 't boek w a s tevens een model van „valsch gevoel": Op het gebied van gevoel was die dame even onwaar als mej. Suze Andriessen op 't gebied van wetenschap in haar driedeelig (!!) werk „Uit van Lennep's Lievelingsboek" En die soort van dingen worden druk verkocht en gelezen! Hebben de moeders dan geen smaak en oordeel? Toch wel, m a a r beiden zijn op het s t u k van kinderlectuur ongeoefend. Critici van n a a m en talent hebben ons geleerd te oordeelen over gedichten en romans, hebben ons verteld waarom zij, met hun vasten, zekeren s m a a k en geoefend oordeel, dit of dat mooi of leelijk vinden. Tegenover kinderlectuur bewaarden zij allen een plechtig stilzwijgen. W a s het onderwerp hen te min pf voelden zij zich te weinig pedagoog om het aan te d u r v e n ? Neen toch, — Beets heeft er zich eens over uitgelaten: hij nam de verdediging op zich der griezel-sprookjes, weswege hem door den scherpen, geestigen Jacob Geel „lachende de waarheid werd gezegd". En later heeft Busken H u e t zooeens terloops gezegd dat „kinderliterat u u r tendenz-literatuur moet zijn", — waarin hij gelijk heeft. Maar noch Heets, noch Busken Huet, noch een ander groot criticus heeft bij m ü n weten het hoofdstuk over kinderliteratuur geschreven dat gedurende tientallen van jaren de toetssteen der moeders had kunnen zijn. Fröbel had het kunnen schrijven indien er i n zijn tijd een uitgebreide kinderliteratuur bestaan had, wat ik betwijfel. Daarenboven, zijn heele leven werd in beslag genomen door e e n andere taak, een reuzentaak, waarvan gedichtjes en verhaaltjes voor kinderen toch ook e e n onderdeel uitmaakten. In ons land had h e t kunnen geschreven worden door Mevrouw Elize van Calcar, dat moederlijk genie bij uitnemendheid. Maar 't bleef ongeschreven. W a t nu ? 't Best i s dat de moeders haar smaak oefenen door het lezen en herlezen van een
paar uitstekende modellen. Een in mijn oogen volmaakt model van den kinderroman is Madame De Pressensé's „Une joyeuse nichée," zoo herhaaldelijk reeds door mij genoemd, en waarvan de vertaling ter perse is. Wie dat kostelijk boek, en een paar deiboeken van Louisa Alcott (1) goed gelezen heeft, die begint intuïtief te voelen wat mooi is en wat niet, wat leeft en wat doodgeboren is. Die zoekt het ook niet in de eerste plaats in de mode-boeken, — waar het soms het m i n s t in te vinden is, — en vindt het soms in — een gewoon schoolleesboek. Sedert kort is o n s land zoo'n doodgewoon schoolleesboek rijk, dat mij meer en meer blijkt te zijn een levend juweeltje. Ik bedoel het reeds meermalen door mij genoemde „De Wereld in" van Ligthart en Scheepstra, dat ik niet alleen in alle volksscholen maar ook in alle eenvoudige beschaafde huis kamers wensch. Dat is „naar het leven genom e n " ; beter n o g : daar tintelt een ziel i n . Terwijl ik het voor de recensie las, voelde ik voor de a u t e u r s die vriendschappelijke sympathie opwellen, die ik altoos voel jegens degenen die het kind werkelijk goed doen, — dus ook voor bijv. de heeren Heimans en Thysse, die op een ander gebied werkelijk weldoeners der kinderen zijn. Dat is altijd een goed teeken als zoo'n „ongemakkelijke t a n t e " de a u t e u r s als vrienden naar hart voelt binnen sluipen. Dan leven zij in hun werk en is hun leven goed en rijk. Later gaf ik het boek aan Lili, wier s m a a k door goede modellen wel geoefend is, al speelt ook de kinderlijke nieuwsgierigheid haar soms parten. Zij las het boekje schier jubelend, zoo pakte het haar. En toen ik begon het aan Bébé voor te lezen, schikte zij haar werk zóó dat zij er nog eens meê van genieten kon. En sinjeur Bébé ? Wel, dat bijna 8 jarige natuurkind, dat er voorloopig nog wel niet over denken zal zelf een boek ter hand te nemen, leefde het m e t hart en ziel meê, het eenvoudige, gezonde^ blijde leven der kinderen uit dit boek. W a n t kinderen hebben een zeldzaam fijn gevoel voor het levende. Gezegend degeen wiens bezielde schetsen in het kind wakker roepen de ziel,, de groote, goede, r e i n e ! . . . Aan kleinigheden kan ik het dikwijls aan mijn kinderen merken dat zij onder den indruk leven van een goed boek. . . . Moeders van jonge kinderen mogen deze eeuw niet laten eindigen, zonder een ernstige studie te hebben gemaakt van datgenewat van de kleinen van nu kan helpen maken de goeden der toekomst. Misschien ook de grooten, de geestesmachtigen; maar toch altoos in de eerste plaats de goeden, de willens-sterken.. N, 1.) Maar deze dau onvertaald. Eene groote vereerster van Lonisa Alcott zei mij eens: „In „De kostschool van Mijnheer Beer" herken ik mijn Louisa niet, d e z i e l i s e r u i t ; men heeft er maar op los vertaald !" — I k keu deze vertaling - n i e t ; maar het oorspronkelijke „Little men" behoort tot het kostelijkste wat een pen ooit voor grootere kinderen vermag te schrijven. Uitstekend is ook haar „Anj|]old-fashioned girl." i n J e z o n d e n .
Geachte Redactrice! Na lezing van u w stuk aangaande de brochures van Dr. Cox, veroorlooven wij ons een kleine opmerking te maken, die u ons naar wij h o p e n ten goede zult houden. Met groote
HOE
HOOGEE ONZE I D E A L E N STIJGEN, D E S T E HOOGER STIJGEN W I J ZELF.
-sympathie lazen wij het stuk, m e t welks -•strekking wij overigens volkomen instemmen, doch één ding trof' ons juist van u, n.1. de ons inziens noodeloos kwetsende wijze, waarop
Hadden de onderteekenaarsters Mej. Lohman niet persoonlijk gekend, ik ware er waarschijnlijk zonder (overigens zeer vriendelijke) reprim a n d e afgekomen. Intusschen heb ik niet den -staf gebroken over de vrouw, maar over het .boek, w a a r m e e zij — dat weet ik uit particuliere correspondenties — zooveel onrust zaaide in jeugdige gemoederen. De zaak is niet der moeite waard om er nader op in te gaan-; maar ik wil er toch op wijzen dat zekere stellingen van auteurs aan* leiding geven tot zekere onderstellingen van de zijde van 't publiek, en dat wat Mej. Lohm a n betreft, deze onderstellingen minder vleie n d konden uitvallen en hier en daar ook minder vleiend uitgevallen zijn, dan bij mij het geval was. N.
VergaderinJ. Voor de afd. Rotterdam der Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht trad 24 Nov. Mej. Elise Haighton als spreekster op. Hoe lief wij ons vaderland ook hadden, zoo sprak zij, wij konden toch voor ons zeiven niet loochenen, d a t het niet meer stond op de hoogte die het eenmaal had bereikt. Was het beslist noodig, dat op bloei verval zou volgen? Immers neen, als de organisatie slechts goed was, als geen enkele der leden ziek was of krachteloos door voortdurend buiten gebruik stellen. Die buiten gebruik gestelde krachten, zij zijn de ongebruikte krachten der vrouw. Slechts door list en overleg kan de vrouw invloed uitoefenen, en list en overleg werken onfeilbaar ongunstig op het karakter. W a t is er dan toch tegen dat de vrouw meerderjarig .zou worden verklaard? Een voor een ging zij de bezwaren na tegen die meerderjarigheids-verklarjug ingebracht, ze weerleggende met warme, o v e r t u i g e n d e woorden. Zjj legde er bijzonderen nadruk op, hoe de huwelijken, vooral der intellectueele vrouwen, waarbij <de Staat het meeste belang heeft, zouden vermeerderen -als de vrouw niet met een leugen de heiligste daad van haar leven moest bezegelen, als zij zich niet feitelijk verkoopen moest, — toch herhaaldelijk er op wijzende, dat de toestand nog veel donkerder zon wezen als niet de mannen zooveel beter waren dan d e wet. Zij wees er op, hoe zoovele sociale vraagi-stukken in het bijzonder op het terrein liggen der vrouw, als daar zijn: het vraagstuk der arbeiderswoningen, de algeheele ontwapening, de vervalsching 1
87
der levensmiddelen enz. Eerst de oplossing van ai die kwesties zal het mogelijk maken, dat wij bereiken de echte huiselijkheid, binnenshuis geëerd en gevierd. Hoe zullen wij dit alles bereiken zonder de medewerking der vrouw? Daarom als een plicht, als een noodzakelijkheid, werkt mede tot de verkrijging van het vrouwenkiesrecht: De voordracht, nu en dan door teekenen van goedkeuring onderbroken, werd levendig toegejuicht. Van de gelegenheid tot debat werd gebruik gemaakt door de heeren v. Raalte en Kenvelaar. Eerstgenoemde meende dat de weinige huwelijken in den middenstand meer het gevolg waren van de onmogelijkheid voor vele mannen om een huishouden te onderhouden. De heer Keuvelaar kwam op tegen spr. woorden: de vrouwen haten den oorlog. Ook de mannen haten die. Nadat spr. van repliek had gediend sloot pres. de vergadering met hartelijken dank aan de spreekster. Enkele aanwezigen traden tot de vereeniging toe.
Persvrijheid! Fanny Lombroso, de dochter van den bekenden geleerde, is tot 3Vs maand gevangenis veroordeeld om een artikel in den Guido del popoio, getiteld „Fatti minimï" (heel kleine leiten), dat wel vrij heftig is, maar toch in andere landen niet tot veroordeeling aanleiding zou geven. Het w a s voor een deel bedoeld als antwoord op een artikel in den officieuzen Carrière della sera, dat aan de socialisten de schuld gegeven had van de broodoproeren in Italië. „Deze brandstof," schrijft juffr. Lombroso, „hebben niet de socialisten opgehoopt, m a a r de groot-grondbezitters en protectionisten. Onder het lezen van het artikel k w a m e n mij een reeks van heel kleine feiten voor oogen, uit mijn dagelijksche ondervinding. Ik vroeg een vlijtig kind waarom het twee dagen de school verzuimd had. „We hebben weer moeten verhuizen", w a s het antwoord. Dit was de derde maal in dit j a a r ; ze moeten altoos verhuizen, omdat ze de h u u r niet kunnen betalen. De vader verdient IV» lire daags, de moeder 8 lire 's maands, maar ze hebben een kind buiten, dat hun 12 lire 's m a a n d s kost en nog drie kinderen t h u i s , en het kilo brood k o s t 4 3 c e n tesime. Juffr. L. haalt nog een reeks feiten aan, en besluit dan : „Honger en ellende zijn de brandstof. Wie hebben de graanprijzen zoo hoog opgevoerd, dat het brood tot 50 centesime rijzen m o e t ? De grootgrondbezitters en protectionisten. Zij hebben eenen bond gesloten; en wanneer de arbeiders zich óók willen vereenigen, de betrekkingen tusschen werkgevers en arbeiders regelen, naar de s t e m b u s komen, dan wordt deze organisatie door de andere voor misdadig verklaard en uiteengedreven." Heftiger woorden dan deze bevat het artikel niet, m a a r naar het schijnt, heeft de Italiaansche rechter er voldoende aanleiding in gevonden om de schrijfster te veroordeelen. E-e. Weekblad De Amsterdammer.
Berichten. De afd. Rotterdam der Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht hield, Vrhdag 9 December hare Jaarvergadering. Het jaarverslag van de secretares constateerde eene vrij aanzienlijke vermeerdering van leden. Voor het nazien der
88
HOE HOOGER ONZE I D E A L E N STIJGEN, D E S T E HOOGER STIJGEN W I J ZELF.
rekening en verantwoording werd een commissie benoemd, die in de volgende bijeenkomst rapport zal uitbrengen. Ook werd er een nieuw bestuurslid benoemd in plaats van de aftredende penningmeesteres, en eene afgevaardigde gekozen voor de 3e Jaarlijksche Algemeene Vergadering, die dit jaar te Arnhem zal worden gehouden. De „Vereeniging t o t Onderlinge Vrouwenbescherming" telt t h a n s twee correspondenten méér, t. w . : Mevrouw Fikkert t e Almeloo. Mejuffrouw Koekebakker t e Groningen.
als o m de hulp voor de betreffende persoon. Voor deze toch zal het kerstfeest nu een blijde boodschap wezen v a n solidariteitsgevoel e n bereidwillige hulp. Aan allen die gaven mijn hartelijken, hartelijken d a n k ! N. Mandaten ontvangen (voor „de Vrouw"): van Mevr. v. H. te den Helder; Mevr. H. te Rott.;-. Mej. T. M. te Leeuwarden; Mej. J. d. S. te 's Hage; Dr. S. te A'dam; Mevr. N. N.—v. H. te Lochem; Mevr. de Wed. L. te 'sHage; deu heer P. D. V. Java; Mej. A. K. te Velzen; Mej. L. A. te 's Hage; Mej. L. J. te Barneveld; Mevr. F. te Ambt-Almeloo ; Mevr. v. A. v. d. V. te Semarang; en pestzegels van de dames de Gr. te 's Hage.
*
Gnze A t j e h - b e w e i i o i . Alsnog gewerden mij 75 handteekeningen. Totaal op dit oogenblik: 3415. Lijsten t e r teekening zijn t e krijgen bij Mevr. v. Anrooy —Gallé te Hilversum en bij mij.
Onze b i b l i o t h e e k .
Een „onbekende" te Breda zond mij fl 25 als kerstgeschenk voor Ons Blaadje. Hartelijk d a n k !
»
Overdracht fl 94.95 Java. De Heer P . D. V - 1.00 Semarang. Mevr. v. A. v. V. . . . - 1.00 Gent - 0.60 Totaal
Mej. B. t e Breda
.
.
.
PEER CORSTIAAN en F a m .
.
. .
. .
2.50 „
3.40
Mevr. W . t e Utrecht . . . . „ 2.50 Mevr. C. V.-M. t e 's-Hage . . „ 2.50 C. t e 's-Hage , 2.50 M. t e Oosterbeek „ 2.50 Mevr. v. d. S. v. d. L. te Amst. . „ 2.50 RIENZI, nogmaals . . . , . „ 10.00 K. S. te Rott „ 2.50 F a m . V. t e Nijmegen. . . . • „ 5.00 J . C. L. B. te "Nunspeet . . . „ 1.00 N. N. t e Scheveningen . . . „ 10.00 F a m . L. v. B. t e Breda . . . „ 2.50 Mevr. W.-L. te Breda . . . „ 2.50 Mevr. B.-R. H. t e Tiel . . . „ 2.50 Mevr. v. d. M. t e Amst. . . „ 10.00 N. N. t e Buitenpost . . . . „ 2.50 Mevr. St.-Sn. H . t e Dord. . . „ 10.00 Mevr. B. t e O „ 5.00 Mevr. Dr. A. te Assen . . . „ 1.00 Mevr. v. A. G. t e Hilversum . „ 4.00 Abonnee t e Dronrijp - . . . „ 1.00 Mevr. Dr. H . te Bome . . . „ 5.00 Mej. J. B. t e Kampen . . . „ 1.00 Dames F. en M. t e Amst. . . „ 5.00 Balistraat 's-Hage „ 2.00 Mevr. v. G. t e Utiecht . . . „ 5.00 Mej. A. C. E. K. te Amsterdam „ 2.50 Mej. v. A. t e Assen . . . . „ 1.— N. N. te Ginneken „2.50 D. t e Amsterdam „ 5.00 Mevr. O. d. C , t e Amsterdam „ 5.00 Onbekende te Haarlem . . . „ 2.50 Totaal op 14 December fi. 164.40 N a a r m a t e deze lijst langer en dit totaal grooter wordt zwelt mijn h a r t van blijdschap, zoowel o m h e t mij geschonken vertrouwen
fl 97.55
*
Voor correspondenties ditmaal geen plaats..
Advertentiën.. ********
Overdracht fl. 40.00
i
Steunpenning.
Nog twee dames, Mevr. B. N.—M. te Utrecht en Mevr. B. G. t e Varsseveld, drongen er op aan dat ik, eer ik stof van buit e n aanneem, zal uitgeven wat ik heb. ONZE KERSTGAVE.
» N
r***********************************^*****f******************
\ I V Zie hier de eerste deeltjes der lang ^ $ verwachte $
| „Bibliotheek Yoor Jongens en Meisjes," ^ onder redactie van NELLIE. $
No. 1 . V r i e n d e n
v a n allerlei
^ slag. 5
^ Naverteld door NELLIE. Geïllustreerd 9 0 ct.; | $ gebonden O O ct. | Voor 10 tot 13-jarlgen. * 5
No. 2. D e g e s c h i e d e n i s v a n d e n k l e i - 5
$ n e n E s k i m o K u d l a g o , door N. VAN $ | HICHÏUM. Geïllustr. 6 0 ct.; gebonden 9 0 ct. $ Voor 8 tot 10-jarigen. $ $ WD^Ê^ Uitnemende boekjes voor feest- $ 5 commissies om u i t t e deelen. ^ $ Bij flinke getallen wordt belangrijke kor- $ $ ting door mij verleend.
1 Amsterdam.
S.L.YANLOOY. ^
\.,^********-****s*********'s*******-r*********'******-*s***-***-****-*-***-**
Verschenen bij H . M A S E R E E U W , Binnenrotte 50, Botterdam: (4e duizend)
Moeder en Kind. Hoe men kiesche onderwerpen met kinderen kan behandelen, door NELLIE. (Opgedragen aan de, vereeniging „Onderlinge Vrouwenbescherming.") Prijs 10 cent, franco p. p. 13 cent. LEEST:
„DE
EEDE",
Orgaan der V l a a m s c h e V r i j d e n k e r s g r o e p e n . Abonnementsprijs fr. 0 . 7 5 per j a a r . L a n d v a n W a a s s t r a a t No. 1 4 8 , Gent.