Een Baert-tapijt? door EJ. Kalf, jur. dra. Verantwoording. In de trouwzaal van het Kamper Raadhuis hangt een tapijt, dat in het uerleden- menigeen intrigeerde. De herkomst was onbekend en ook naar de voorstelling werd gegist. Het is aan Mevrouw Dra E.!. Kalf te Haarlem waarschijnlijk gelukt het atelier op te sporen, waarin dit tapijt werd vervaardigd en eveneens zekerheid te verschaffen omtrent de voorstelling. Haar bevindingen publiceerde zij in de" Textielhistorische Bijdragen" Nr. 13 (1971), een uitgave van de Stichting Textielgeschiedenis Hengelo (0.). Gelet op de betekenis van dit tapijt uoor Kampen, verheugt het de redactie van de Kamper Almanak, dat Mevrouw Kalf bereid bleek te zijn, haar artikel eveneens in de Kamper Almanak 1972-1973 te publiceren en de redactie van de Textielhistorische Bijdragen hiertegen geen bezwaren had. W~j zijn dan ook zowel Mevrouw Kalf, als de redactie van deze Bijdragen bijzonder erkentelijk, dat dit artikel nu ook onder de ogen van de vele Kampenaren kan komen die belangstelling hebben uoor de geschiedenis van onze stad. Redactie Kamper Almanak Het tapijt "Daer Apollo met een nimfe is" in de trouwzaal van het stadhuis te Kampen. Hier toegeschreven aan het atelier van de weduwe Alexander Baert en Zo onen te Amsterdam of Gouda. De herkomst van dit tapijt (afbeelding 1) ligt volkomen in het duister. In 1876 wordt het opgemerkt als "gobelin", het ligt dan op de vloer van de Schepenzaal, ongelofelijk gezien de toestand en kleuren van het weefsel! Daar wordt het dan opgehangen en pas na 1945 in de betimmering van de trouwzaal opgenomen. Beschrijvingvan het tafereel: Centraal zit een vrouw in een lichtblauw gewaad met goudgele mantel, de benen gekruist, het bovenlichaam gewend naar rechts. Daar loopt Apollo en steekt de rechter arm naar haar uit, maar is haar eigenlijk al voorbij. De tenen van zijn linker voet komen precies tot aan het cffen randje van de onderboord. Onder de linker arm houdt hij een lief. Om de schouders, naar links fladderende mantel, romeins sier-harnas, waaronder chiton en broek;
203
sandalen met kruisbanden, evenals zij. Lichtende halo om het hoofd. Naast hem rechts is nog juist plaats voor een grote plant met vier kleine 5-bladige bloemen. Links wat lege voorgrond met afhangende tak met roos, dan de starn van een boom, afgesneden door de linker boord. Zijn gebladerde vult bijna 1/4 van he t tapijt, daaronder ziet men een diepe doorkijk naar
een compact kasteel op een heuvelrug. Rechts daarvan wat lager een boomgroep; erboven heuvels in ijl verschiet. Rechts achter Apollo, drie bomen met de globale bladtekening van het tweede plan van rechts belicht en daarboven nog een stuk lucht. Beschrijving van de boord: Luchtig geplaatste voluten met bladvorrnen, kandelabers en vazen, schelpvormen ertussen. Midden staande boord twee gekruiste fakkels, midboven en onder een grote "schelp" (? ) waarachter gekruiste pijlenkokers. Langs het tafereel een randje van twee kleuren beige naast elkaar, dan een smal rood biesje en dan de eigenlijke boord. Een sterke lichtval van rechts wordt gesuggereerddoor de rechterkant der ornamenten in de staande boorden zeer licht tegen donkerbruin fond weer te geven. Links zijn deze donker tegen valer bruin fond. Het effen boordje aan de buitenkant wordt geheel bedekt door een brede houten lijst. Boord en tafereel zijn nog diep van kleur. Warm bruinrood komt voor in Apollo's kuras, in een vogel boven hem en in de boord. De gedachte dat dit een vereenvoudigd exemplaar van een rijker en breder ontwerp was, bleek juist toen ik inhet Royal Scottish Museum te Edinburgh een "Apollo"-tapijt vond met een vrijwel identieke voorstelling (afbeelding 2) maar in een rijk breed landschap en van een veel fraaier weefsel. Figuren en rijke boord met bloemen, doen denken aan ontwerpen van Lod. van Schoor, bijvoorbeeld "Hiems" te Brussel. Ook door de mooie kleuren, roden en witten vooral. De pijlkoker komt daar in het midden van de staande boorden voor met andere trofeeen, de fakkels midden boven. Ziet men onder Apollo's arm te Kampen aileen een slip van zijn mantel, te Edinburgh wordt aan die slip getrokken door een amortje dat zijn pijl en boog niet gebruikt. De op ons tapijt geheel mislukte rechter arm van Apollo, maakt op het Schotse tapijt een, dacht ik, afwerend gebaar. Dit geeft een aanknopingspunt meer voor het onderwerp. Mijns inziens is hier het - bij Griekse goden onvermijdelijke - einde van een relatie met een aardse sterveling uitgebeeld: Clytia, door Apollo verlaten omdat hij op Leucothoe verliefd werd, heeft uit jalouzie het
204
1Apollo-tapijt in de trouwzaal van het stadhuis te Kampen. Afmetingen 400 x 2'61 em.
Afbeelding
2 Apollo-tapijt in het Royal Scottish Museum, Edinburgh. Afmetingen 410 x 375 cm.
Afbeelding
avontuur van dit meisje aan haar vader verraden, maar daarmee Apollo's genegenheid geenszins teruggewonnen. Zij blijft onbewegelijk zitten, starend naar het stralend licht van Phoebus Apollo, schiet wortel en verandert in de bloem met een mensengezichtje, het viooltje (Ov. LiberIV 233-271). Zoekend naar Apollo tapijten bemerkt men dat die minder talrijk zijn dan men zou verwachten, evenals liefdesavonturen van deze vrijgezeJ, ze halen niet bij die van Juno's Jupiter. Althans Ovidius verteJt ze minder sappig. Ik vond nog een tapijt dat Apollo op menselijke vrijersvoeten weergeeft (afbeelding 3). Daar men op de achtergrond dezelfde Clytia ziet, starend naar de zon, die in het water weerspiegelt, zal de voorgrondscene wel Apollo's ontmoeting met Leucothoe zijn: vermond als haar moeder waagde hij het haar thuis te bezoeken. Nadat hij haar dienstmaagden heeft weggestuurd, toont hij zich in volle luister (Ov. Liber IV 214-233). Dit tapijt 1) kwam in veiling met een ander van een zelfde serie _ blijkens de boorden - waarop een avontuur van Jupiter wordt weergegeven, misschien behorend tot een Vlaamse "Amours des Dieux" reeks dus. Geheel het Verdure karakter - groenwerk met-figuur - van de Apollo te Kampen heeft een tapijt 2) in het JubeJparkmuseum (afbeelding 4) waarop Apollo - herkenbaar aan de nog juist onder zijn mantel zichtbare lier - een nymf omvat, terwijl rechts een amortje wei een pijl op hem richt, (van Apollo's boog naar A. Reydams ' meent) en een tweede amortje zijn herdersstaf heeft open omen. Links ziet men twee nymfen bloemen plukken ... Dit moet het eerste bedrijf van een ander avontuur zijn, misschien dat van Apollo met Euronyme of met Clymena, die de moeder van Phaeton werd. In de nalatenschap van Daniel Fourment, schoonvader van P.P. Rubens, bevond zich in 1643 een serie "Een ander Caemer Poeterije van Apollo in 5 stuckcn V"] en een "Historie van Apollo in 8 stucken,,5 ). In 1679 wordt de inventaris opgemaakt van "wijlen signor Michiel Wauters". Daartoe behoort "Item den patroon van Apollo, bestaande in acht stucken ?"}, Van bovengenoemde tapijtserie? Een "Historie van Apollo in 8 stucken" wordt in 1688 nog ecn keer verhandeld: Marcus Forchaud koopt hem van J. van Verren en 7). Nauwelaers Daarbij wordt vermeld: "een Carner Tapisserije Antwerps Fabricq". Zonder nadere omschrijving der scenes brengen ze ons niet verder dan de wetenschap dat Apollo-series bestonden. En dat M. Wauters te Antwerpen en J. van Verren en Nauwelaers te Oudenaarde ze leverden.
2Q5
Enkele Apollotapijten maken deel uit van gemengde series, bijvoorbeeld: 1. Groen met figuerkens uit den Ovidius met een "Apollo"s). 2. Plaisirs de I'annee met "De Somer, Apollo met de 9 muzen,,9)3. Plaisirs des Dieux met "Les Plaisirs d'Apollon avec la musique des nimphes"lo);4. "Landschappen met figuren van Spirynx " met "Apollo, Chione ende Mercurius "II). 5. Les triomphes des Dieux met "Apollo dans une nuee , femme ... ,,12). 6. Metamorfosen van Ovidius, "waarvan mede gaet het stuck daer Apollo met een nimfe is ,,13). "mede gaet" d.w.z. met de prijsopgave worden enige monsters meegezonden. Elders worden aIle zes stukken opgenoemd, van dezelfde serie (blijkens de maten); daar heet het tapijt aIleen "Apollo". Dit laatste stuk zou onze voorstelling kunnen zijn, maar zou ook Apollo en Daphne kunnen weergeven daar dit onderwerp herhaaldelijk in tapijten voorkomt (b.v. in de serie Groen met figuerkens uyt den Ovidius die Michiel Wauters te Antwerpen herhaaldelijk leverde). Met grotere figuren en ook hoger dan breed zoals ons tapijt is een Apollo en Daphne gepubliceerd door A. Hullebroeck, als "Paysage avec Nymphes", toen, 1938, in het bezit van notaris Amelot te GentI4). Bleek dus uit geen Antwerps document een weefatelier, wel is bekend dat te Brussel het atelier der Reydams een Apollo serie vervaardigde, helaas nergens nader ornschreven. Wel worden de zes onderwerpen genoemd van hun serie "Fables d'Ovide" waaronder een "Daphne" en een "La nymphe pres d'Apollon "IS). De signering van het Apollo tapijt te Edinburgh brengt ons verder. Die is nl. het BOB van Brussel en G. P. d.w.z. Geraert Peemans, een tapitsier, werkzaam te Brussel tussen 1660 en 1703. Wenen bezit een serie van Peemans geheten "Apollo, Minverva en de Muzen """}, maar daarin komt ons onderwerp niet voor. Wat is nu het verb and tussen het Brusselse Apollo-tapijt en dat te Kampen? Mijns inziens liet een Noord-Nederlands atelier naar het Brussclse patroon een kleiner en eenvoudiger compositie maken door een eenvoudige cartonnier. Aan mijn veronderstelling, dat dit atelier Baert heette liggen de volgende overwegingen ten grondslag: a. A. Baert was van 1698 af werkzaam te Gouda, van 1699 ook en voornamelijk te Amsterdam. Hij kwam uit O~denaardel 7), waar
206
ook de tapijtweverijen zich steeds moeilijker staande konden houden door oorlogshandelingen en door steeds scherper wordende invoerverboden in Frankrijk ten behoeve van Beauvais. Vooral tegen de moderne ontwerpen die daar werden geweven had Oudenaarde niet veel te bieden. Waarschijnlijk was Alexander een zoon van Jean Baert en een broer van nog een Jean Baert. Een van deze twee was waarschijnlijk de zeer actieve tapijtweverhandelaar die wij achtereenvolgens gevestigd zien te Oudenaarde, Gent, Doornik, Oudenaarde en Cambrai, waar hij sterft in 1742 '0). Of was er nog een broer, Jean Baptiste? Dat zou beter kloppen met wat R.A. Weigert meedeelt over "Baert, Jean Baptiste, licier d'Audenarde naturalise francais en 1674, eut des metiers it Lille ... II s'etait finalement a Cambrai ou il mourut en 1724 dans un age fort avance ... I 9). Een Jan Jakob Baert en diens zoon Jean Baptiste werken daar nog tot 1790. De naar Holland uitgeweken zoons zetten het atelier voort als "de weduwe Alexander Baert en Zoonen", zowel te Amsterdam als te Gouda, welke stad in 1770 nog bestelde kussens ontving ' 0). Aan deze firma zou ik het hier behandelde Apollo-tapijt willen toeschrijven. b. De stad Parijs bezit een serie Werelddelen gesigneerd: A. BAERTAMS BDB2I). Van een serie Werelddelen in 1897 ~eveild te Amsterdam is een tapijt gesigneerd A BAERT AMST 173522). De boorden van deze twee series zijn gelijk aan die van het Apollo-tapijt. c. "De Werelddelen", naar ontwerp van L. van Schoor wat betreft figuren, P. Spierings voor de landschappen werden eerder te Brussel geweven mede door G. Peemans. De voorstellingen komen overeen met die op de tapijten in de burgemeesterskamer van het stadhuis te Leeuwarden, waarvan de levering door A. Baert in 1718 archivarisch vaststaat. 23). d. In 1969 publiceerde Mej. dr. I.H. van Eeghen24) nieuwe gegevens over de Tapijtmakerij van de familie Baert, waaronder "notitie van een partij vorstelijke geweven tapijten tot kamerbehangsels, bestaande in differente desseinen nagelaten door mejuffrouw de wed. Alexander Baert ", waarin veel series worden genoemd, die op 19-XII 1752 zouden worden geveild. Ons tapijt zou tot 7. "Een kamer verbeeldende eenige historien uyt Ovidius, met groote beelden, seer fraay 6 st. 163 3/4 el tezamen, voor f. 4,- per el aan Crabbe; of tot 10. "een kamer verbeeldende eenige historien uyt Ovidius, met grote beelden, extra fijn en mooy" 6 st., 148 1/2 el tezamen, voor f.5,per el aan Crabbe; of tot 14. "een kamer verbeeldende enige heydense goden; zeer fraay en mooy 6 st., 165
207
el tezamen, voor f. 4 1/2 per el aan Crabbe; kunnen hebben behoord. Maar zekerheid biedt dit gegevenvoor ons niet.
Ook het dOOLDr. van IJsselstein en eerder door Dr. Jan Kalf geciteerde gedicht "Amstellandsche Arkadia,,2 5) noemt Apollo niet onder ~e onderwerpen die de bezoeker van Baerts atelier uitgebeeld zag. Mijn voornaamste argumenten zijn dat contact van A. Baert met G. Peemans kan worden aangenomen en de identiteit der boorden van twee tapijtseries van de Hollandse Baert met die van het Apollo-tapijt. Niettegenstaande het feit dat ik hiertcgcn zelf moet aanvoeren dat die boord ook elders voorkomt: 1) Op een tapijt gesigneerd Vede C. Werniers L U F (= Lille, France)26). 2) Op een niet gesigneerd tapijt dat misschien ook te Lille werd geweven "bij dezelfde Wed. Guillaume Werniers", meent Mme Niclausse27) ., .. of ook bij Baert? Wij zagen reeds dat Jean Baert in Lille getouwen heeft bezeten. Hullebroeck zegt dat Alexanders broer Jean naar :Lille vertrok. Misschien slechts tijdelijk om het atelier te beheren? Dan was hij een der drie wevers die in 1684 na een hevig bombardement op het, inmiddels weer Spaans geworden Oudenaarde, uitweken naar Gent. Want daaronder is ook eenJean Baert28). In 1669 neemt een ,Jean Baert" deel aan een gezamenlijk magazijn en verkoopkantoor van Oudenaardse tapissiers te Parijs' 9) .. In het boek van E. Duverger over het weversgeslacht De Moor (deze naam komt niet voor in het contract met een Parijse tapijthandelaar over het verkoopkantoor) leest men de naamJean Baert herhaaldelijk veelal in verband met handel op Frankrijk30). In 1684 sloot Philippe Behagle, directeur der Manufacture Royale de Beauvais, een overeenkomst waardoor de weverIhandelaar George Blommaerts en weer een J aen Baert zijn compagnons werden. Deze J aen Baert blijft in Parijs wonen, waar hij ook zijn pakhuis heeft:31 wordt: weIIicht dezelfdeJ aen Baert die zich later in Cambrai vestigde, Het staat vast, dat in het algcmeen de banden tussen Oudenaarde en Lille talrijk waren. Telkens trokken tapitsiers, zowel ondernemers alsknech ten, naar deze stad vanwaar - naargelang de krijgskansen keerden - handel, of srnokkelhandel op Parijs zeer wel mogelijk was. In hoeverre onderhielden de Hollandse Baerts de betrekkingen met hun verfranste famiIie? De wat magere boord van ons ApoIIo-ta~~t en van de twee Werelddelen series, geheel zander bloemen ) is niet naar de Hollandse smaak en kwam ook te Oudenaarde nict voor. (Zover ik weet is dit nu het enige tapijt met deze boord in Hollands bezit). Hij
208
3 Apollo-tapijt van de veiling Mak 1920, hier genoemd: "Apollo en Leucotho e", Afmetingen 285 x 245 em.
Afbeelding
4 Apollo-tapijt van het Musee du Cinquantenaire te Brussel. Afmetingen 312 x 467 em.
Afbeelding
Afbeelding 6 Call. Erven De Bruyn, eerder Call. Dreesmann, beiden te Amsterdam.
5 "Monarchia" van de veiling Sotheby 1964.· Afmetingen circa 383 x 325 em.
Afbeelding
past beter in de luchtige Franse grotesken-stijl de 18e eeuw, de Regence,
van de eerste helft van
Wij moeten het Apollo-tapijt dan ook na de dood van Alexander Baert dateren, evenalsde twee Werelddelenseries. Ook het palet van het Baert atelier met zijn heldere roden en bijna-witten is Rijssels,niet Oudenaards. Hierop wees reeds Gobel n.a.v, de groenwerken van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap te Amsterdam die ook de Baert signatuur dragen; het lijkt mij daarom geen reden om het Apollo-tapijt niet aan de Hollandse Baert toe te schrijven. Misschien wel om de K.O.G. verdures laat te dateren. Vorsend naar de ontwerper moeten wij ons afvragen wie voor he t Brusselse voorbeeld kan hebben getekend? Het staat vast, dat voor Peemans werkten Jan Snellinck, Justus van Egmont, David Teniers III en Lodewijk van Schoor. Van de eerste is niet meer bekend, dan dat Peemans zijn Zenobia cartons opkocht. Justus van Egmont ontwierp o.a, een Zenobia-serie, een "Historie van Marcus Antonius en Cleopatra" en een Caesar serie waartoe misschien het tapijt te Wenen en in het Prinsenhof te Delft: "Roma tracht Augustus en Marcus Antonius met elkaar te verzoenen" gerekend kan worden 33). Van Egmont's uitgesproken weke lijnvoering lijkt mij op het Apollo-tapijt niet aanwezig. David Teniers III (1638-1685) waarschijnlijk in samenwerking met zijn vader David Teniers II (1610-1690) ontwierp veel wapentapijten en allegorische figuren. Lodewijk van Schoor (1666-1726) tekende allegorischeen mythologische onderwerpen. Daartoe behoort een serie der vier Werelddelen en nu lijkt het vraagstuk opgelost als wij zien dat de figuur van "Monarchia" (afbeelding 5) in houding zeer veel heeft van onze Apollo. Deze figuur komt niet op aIle Europa-tapijten voor. Maar bovendien komt hij afzonderlijk voor in de serie de "Wereldbeheersende Krachten ", waarop het onderwerp in een cartouche erboven staat. Zo'n tapijt kwam in 1964 te Londen op de markt34). Echter lijkt de eerder gedrongen dan slanke figuur van Apollo bij Peemans niet van L. van Schoor's hand en de veronderstelling van Mevrouw Mulder-Erkelens dat L. van Schoor de Apollo-figuur van Peemans' oudere tapijt voor zijn Werelddelen gebruikte lijkt mij steekhoudend. Blijft dus David Teniers als ontwerper voor Peemans' Apollo-tapijt, of andere schilders van wie nog onvoldoende bekend is of en voor welk tapijtatelier zij werkten. Bijvoorbeeld Jan Boeckhorst (of Bronckhorst) die weliswaarin 1668 stierf, maar wiens acht patronen voor een serie Apollo in 1670 nog 2200 fl. opbrachten"). Washet MichielWauters, die in 1670 die patronen kocht?
14
209
In 1679 laat hij "patroonen van Apollo in 8 stucken" na aan Jeronimus Cockx en Cornelis de Wael die nu samen zaken willen gaan doen. In 1682 kopen ze nog eens tekeningen en prenten van Lange Jan op "uitroepen,,3 6).
Het is niet onmogelijk dat Peemans ze van hen kon !enen want hij deed zaken met Antwerpen zoals bl~kt o.a. uit een briefwisselingmet Guillaume Forchoud aldaar uit 1699 7). Conclusies te trekken uit de vergelijking van dit ene tapijt met het weinige werk in musea dat met enige zekerheid op naam van Lange J an staat, is hachelijk; mij lijkt de stijl der figuren verschillend. In een artikel, dat nog weinig aandacht kreeg, beschrijft W. Kramm een nog niet gepubliceerde Baert serie in Duitsland 38) en poneert hij twee Noord-Nederlandse schilders als mogelijke auteurs van tapijtontwerpers voor Baert nl. Eglon H. van der Neer (Amsterdam 1634-1703 Dusseldorf) en zijn leerling de Rotterdammer Adriaen van der Werff (1659-1722). Zijn argument is dat kostuum en haardracht op portretten en taferelen overeenkomst met die der Perseus tapijten vertonen. Maar dit is te verwachten en sluit andere tijdgenoten niet uit. Bovendien wist hij nog niet, dat die serie ook te Brusselwerd geweven, zodat een Zuid-Nederlandseauteur waarschijnlijker is. Mevrouw M. Crick-Kuntziger wees ook voor deze serie Lodewijk van Schoor aan39). Ik zou me kunnen voorstellen, dat Adriaen van der Werff als cartonnier van Baert zou zijn opgetreden, maar er is geen enkel bewijs. Schrijvende over vader en zoon Teniers II en III bespreekt H. Vlieghe ook de Europa-fi§uur uit een Werelddelen serie, zijns inziens door beiden getekend'' ). Deze "Europa" en verschillende figuren van de afgebeelde Maandentapijten staan mijns inziens het dichtst bij de stijl van ons tapijt. Wei vind ik op de lijst van onderwerpen die volgens H. Vlieghe41) door deze schilders voor tapijten werden getekend geen Apollo, maar misschien mag die er nu bij gezet. Tenslotte dit: Er is een heel kleine kans dat het tapijt gesigneerd is. Pas heb ik vernomen, dat de gemeente Kampen haar aandacht op de conservering heeft gericht. Wanneer het tapijt daartoe wordt afgenomen zal de buitenste rand die nu onder de betimmering zit, te voorschijn komen. De bedrijfsleider van de Werkplaats tot Herstel van Antieke Textiel te Haarlern, de heer F. Visser deelde mij bovendien spontaan mede, dat zijn gedachten onmiddellijk waren uitgegaan naar het atelier van Alexander Baert. Waarvanacte.
210
Naschrift. Na afsluiting van dit onderzoek kwam rmj In een particuliere collectie l ") een boord onder de ogen als die van hettapijt "Amerika", dat in 1897 te Amsterdam werd geveild (zie hier pag. sub b.). Wij zagen reeds, dat die serie "Werelddelen" dezelfde boorden heeft als ons tapijt, behoudens de bloemfestoenen in de liggende boorden van het tapijt "Amerika" (zie noot 32). De thans te voorschijn gekomen boord (afb. 6) is een los stuk. Het heeft een ZQ goede conditie, dat het wei een monster geweest kan zijn. Daar het 1724 gedateerd is, zouden wij als waarschijnlijk kunnen stellen, dat dit patroon in dat jaar in gebruik genomen werd. Wat mijn datering zou bevestigen. Haarlem, Augustus 1972.
NOTEN
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
12 13 14" 15 16 17
18 19 20
Veiling Mak 2-3 november 1920. Coli. Vicomte Bare de Comognee.a. n.l. Chr. Fjerdingstad, Zweden, nr. 289a. Catal. Cinquantenaire 1959 nr. 84 pl. 89 Foto A.C.L. A. Reydams "Les Reydams". Annales de la Societe darcheologie de Bruxelles 1908, p 101 e.v. J. Denuce "Bronnen voor de geschiedenisvan de Vlaamschekunst", IV p. 62 II p. 113. J. Denuce, ibid. I p. 220. J. Denuce, ibid. II p. 302. J. Denuce, ibid. I p. 220. J. Denuce, ibid. IV p. 129 en 137: 1699, "patron nouveau". .T. Denuce, ibid. IV p. 141 en 175. J. Denuce, ibid. IV p. 337. J. Denuce, ibid. IV p. 388. J. Denuce, ibid. IV p. 395, anno 1708. J. Denuce, ibid. IV p. 245. A. Hullebroeck "Histoire de la tapisserie it Audenarde", Renaix 1938 nr 70, pl. XLVI. A. Reydams, p.c.p, 105: in 1715 geleverdnaar Wenen. " E. Ritter von Birk in J ahrbiicher der Kunsthistor. Sammlungen des allerhochsten Kaiserhauses II, 1884: Inventar der Wandteppiche nr. LXV. Baldass"Wiener Gobelin Sammlung" geeft LXV, 5, dit is zijn nr 280. Het geboortejaar 1680, dat Hullebroeck noemt (p. 135), lijkt wei wat laat als hij "partit avec ses metiers et ses ouvriers pour Amsterdam et y ouvrit un atelier ... " nog in de 17e eeuw, zoals hij overigens terecht meent. In 1692 meent hij zelfs op p. 34. Dit volgensH. Gobel, "Wandteppiche" 1,1, Leipzig 1923, p. 290. R.A. Weigert"La tapisserie francaise", Parijs 1964, p. 184. Dr. G.T. van Ysselsteyn "Geschiedenis der tapijtweverijen in de Noordelijke Nederlanden, Leiden 1936, I p. 176/177, II nr. 958.
211
21 22 23
24
J. Niciausse "Les tapis series de la ville de Paris", 1946 nrs 168-173. Veiling J. Schulman, Brakke Grond Amsterdam 16/18 februari 1897, nr. 793, 6 st., pI. IV en V. moeilijk te reproduceren! Dr. G.T. van Ysselsteyn, o.c. IInr. 913. Dr. I.H. van Eeghen, "De tapijtmakerij van de familie Baert" Arnstelo-
damum 56e jrg. junijjuli 1969, p. 121/126. Daniel WiIlink "AmsteIIandsche Arcadia", 1737 II p. 69 geciteerd in: Alexander Baert, tapijtmaker" door Jan Kalf in Amsterdamsch J aarboekje voor 1904. 26 H. Gobel, o.c. I, 2 afb. 465 (Duits partie, bezit). 27 J. Niciausse, o.c. nr 145 "La lecon de flute", Guernesey Maison de Victor Hugo. 28 A. Hullebroeck o.c. p. 50. Op p. 34 zegt hij: in 1681. Wat jaartallen betreft moet men hem zeer critisch lezen. 29 H. Gobel, o.c. p. 471/472 geeft de namen der Vlaamse deelnemers aan een contract met Simon du Ruble te Parijs op 20-XI·1669. 30 E. Duverger ,Jan, Jacques en Frans de Moor tapijtwevers en tapijthandelaars te Oudenaarde, Antwerpen en Gent", Gent 1960, p. 189/190,205 en 208. 31 R.A. Weigert "Les Commencements de la Manuf. Royale de Beauvais" Gaz.d.B.-A. Dec. 1964. 32 Van beide genoernde Werelddeel series heeft een tapijt, nl. Amerika, een bredere boven- en onderboord, waarin bloemfestoenen. Dat is, niet toevallig denk ik, het gesigneerde. 33 Het tapijt dat hier te lande gepubliceerd werd als behorend tot een Scipio-serie van Karel van Mander IIis gelijk aan Von Birk o,c, LXXVIII, 2. 34 Veiling Sotheby 14-2-1964, nr. 17, wever Albert Auwercx, Brussel 1657-plm.171 7. In de Antwerpsc archieven heten ze: les 4 parties du monde avec leurs dependances, of: les attributs de l'Europe, of: de vier deelen der weereldt als andersints, of: les quatres parties du monde et aut res sujets. Daarom rnaakt A. Cavallo er ook weer een serie van: "The four quarters of the world and other subjects" in zijn Catalogue of European and Mexican tapestries of the Mus. of Fine Arts, Boston 1967. Het is beter in een afzonderlijke studie hierop terug te komen. 35 WUrzbach,"Kiistlerlexikon" I p. 122. 36 Denuce, o,c. IV p. 87. 37 Denuce, o ,c. IV p. 384/387. 38 "Die Perseus Gobelins aus der Amsterdammer Werkstatt des Alexander Baert", Marburger Jahrbuch fiir Kunstwissenschaft, 14. Band 1949, p. 195/224. 39 "Deux tapisseries bruxeIIoises d'apres des cartons de Louis van Schoor", Bull. Mus. Roy d'Art et d'histoire 1954, p. 98/106. In 1949 was het tapijt dat zij voor het Musee du Cinquantenaire verwierf nog in een Engelse verzameling onder de naam "Dood van Hector". Mevrouw Crick gaf het de titel "Perseus versteent Phimeus" n.a.v. de Perseus-serie te Wenen Von Birk o.c. ill. LXXVI, aileen gemerkt BUB. Tot dezelfde titel kwam Walter Kramm zonder de Weense serie te kennen, terwijl Mme Crick blijkbaar nog niet van het bestaan der Duitse serie afwist. 40 Hans Vlieghe "Eine Bildteppichserie "De zwolf Monate" nach Kartons von David II und David III Teniers im Besitz der Wiener Gobelin Sammlung", 25
212
Alte und Moder ne Kunst 66, Wien 1963, p. 11/15, afb. 5. Dit Europa-tapijt ·is gesigneerd D. Terriers Jun. pinxit. De toeschrijving der Maanden-serie aan D. Teniers II en III is van H. Vlieghe.
41 42
H. Vlieghe "David Teniers . II en III als patroonschilders voor de tapijtweverijen". Artes Textiles 1959/60, p. 78/90. Coil. Erven De Bruyn, eerder Coll. Dreesmann, beide te Amsteram.
SUMMARIES E.]. Kalf An unpublished tapestry in the Kampen (near Zwolle) townhalljs discussed here with regard to its scene, date and origin. The author supposes that an adventure of Apollo is represented viz. the end of his episode with the nymph Clytia. (Ovidius, Metamorphoses liber IV
233-271). She found the same composition on an also unpublished tapestry in the Royal Scottish Museum at Edinburgh, woven by the Brussels weaver Gerard Peemans whose initials it bears. On several arguments (especially the identity of the border with those of two series of Baert 's "Four quarters of the World" suite) the tapestry in Kampen is attributed here to the Amsterdam or Gouda Atelier of "the widow of Alexander Baert and sons", active from
1719-1770.
213