EB BULLETIN
JULI 2008 NUMMER 4 JAARGANG 6
Algemene opiniërende (achtergrond)informatie op het gebied van Employee Benefits
Uitsluitingsclausules in uw pensioenverzekering De bel voor de laatste ronde heeft geluid Het acceptatiebeleid van verzekeraars blijft een actueel onderwerp. Vorig jaar schreven wij over een ‘ondermijning van uw pensioenregeling’. Nu gaan wij dieper in op enkele recente ontwikkelingen en tonen aan dat ook u als werkgever niet buiten schot blijft. Wij beperken ons daarbij tot pensioenverzekeringen bij verzekeraars.
WAT WAS HET PROBLEEM OOK AL WEER U sluit een pensioenverzekering om te zorgen dat pensioenen aan uw medewerkers uitgekeerd worden op het moment dat zij daar recht op krijgen. Echter, verzekeraars bedingen vaak uitsluitingen. Dat wil zeggen dat de verzekeraar geen partner-, wezen- of arbeidsongeschikheidspensioen uitkeert indien uw medewerkers onder bepaalde voorwaarden komen te overlijden of arbeidsongeschikt raken. We noemen twee categorieën: 1
Algehele (‘levenslange’) uitsluiting voor alle deelnemers indien bij aanvang van de verzekering sprake is van een bestaande aandoening. Er wordt niet uitgekeerd indien de deelnemer arbeidsongeschikt raakt of overlijdt ten gevolge van deze aandoening.
2
Idem als bij 1 maar de uitsluiting geldt dan gedurende een beperkte periode. Deze periode beslaat vaak meerdere jaren. Dat heet een carenzperiode.
Deze voorwaarden kunnen betekenen dat uw (nieuwe) werknemers onverzekerd zijn.
INHOUD:
UITSLUITINGSCLAUSULES IN UW PENSIOENVERZEKERING PENSIOEN VOLGENS DE PENSIOENWET KORT EN KLEIN
EB BULLETIN
|
ALGEMENE OPINIËRENDE (ACHTERGROND)INFORMATIE OP HET GEBIED VAN EMPLOYEE BENEFITS
WAAROM UITSLUITINGEN De belangrijkste juridische grond voor de uitsluitingen vermeldt het burgerlijk wetboek. Daarin staat dat er sprake moet zijn van een onzeker voorval als grondslag voor een verzekering, anders is de verzekeringsovereenkomst nietig. Bij het verzekeren van personen tegen arbeidsongeschikt-heid die al ziek of arbeidsongeschikt zijn menen verzekeraars dat een dergelijk onzeker voorval niet aanwezig kan zijn. Althans, zonder nader medisch onderzoek kan dat niet vastgesteld worden. En medisch onderzoek vooraf is niet toegestaan volgens de nog te bespreken Wet op de medische keuringen.
IS ZIEK OOK ARBEIDSONGESCHIKT De vraag is of een werknemer met een aandoening bij aanvang van de verzekering ook daadwerkelijk zonder enige onzekerheid arbeidsongeschikt zal worden. Dat lijkt ons materieel al niet het geval. Juridisch is een dergelijke vraag ook negatief beantwoord door de Commissie Gelijke Behandeling (CGB). In een oordeel uit 2007 heeft de CGB aangegeven dat ziek, waaronder chronisch ziek, niet hetzelfde is als arbeidsongeschikt. Uitsluitingen en carenzperioden zijn volgens de commissie strijdig met de Wet Gelijke behandeling op grond van handicap en chronische ziekte. Ook andere (gerechtelijke) uitspraken wijzen erop dat bestaande aandoeningen niet per definitie afdoen aan de vereiste mate van onzekerheid voor verzekeraars. Het schrappen van uitsluitingen lijkt juridisch niet op problemen te stuiten.
WAT KUNT U HIERAAN DOEN Door de uitsluitingen ontstaat een verschil tussen hetgeen u met uw werknemers bent overeengekomen (de pensioenovereenkomst) en hetgeen de deelnemers krijgen van de verzekeraar. Namelijk niets in geval van uitsluitingen. Een dergelijke situatie is niet alleen ongewenst maar ook wettelijk niet toegestaan. De Pensioenwet (PW) verplicht u namelijk om al hetgeen u met uw werknemers bent overeengekomen inzake pensioen onder te brengen bij een verzekeraar (of pensioenfonds). Nu zult u wellicht denken: dan pas ik de pensioenovereenkomst met mijn werknemers gewoon aan. En wel zo dat de pensioenovereenkomst alleen aanspraken omvat indien en voor zover de verzekeraar uitkeert. Dit lost het verschil op tussen de pensioenovereenkomst en de verzekeringsdekking. De PW staat die oplossing echter niet toe. De PW schrijft voor dat de verwerving van partner-, wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen direct bij aanvang deelneming ingaat. Dat heet het wachttijdverbod. Clausules in verzekeringscontracten die voorzien in uitgestelde dekking of carenzperioden zijn daarmee niet toegestaan en zelfs nietig. Voorzover er sprake is van in de pensioenovereenkomst rechtmatig uitgesloten oorzaken, waardoor een deelnemer vervolgens overlijdt, verplicht de PW overigens de pensioenuitvoerder in ieder geval een partnerpensioen uit te keren op basis van de premievrije waarde van de verzekering.
ACHTERGROND EN EVALUATIE WMK Voor het voorkomen van het bovenstaande zou de Wet op de medische keuringen (Wmk) uit 1998 uitkomst moeten bieden. De wet beoogt de rechtspositie van de deelnemer te
NUMMER 4
|
JULI 2008
JAARGANG 6
2
EB BULLETIN
|
ALGEMENE OPINIËRENDE (ACHTERGROND)INFORMATIE OP HET GEBIED VAN EMPLOYEE BENEFITS
versterken. Het doel is het wegnemen van ongerechtvaardigde belemmeringen bij de toegang tot arbeid en arbeidsgerelateerde verzekeringen. Onderdeel daarvan is een verbod op keuringen voorafgaand aan de acceptatie van risico’s in pensioenverzekeringen en een beperking van de mogelijkheden tot het doen van uitsluitingen. Zelfregulering heeft daarbij binnen de Wmk een belangrijke positie. De Wmk gaat ervan uit dat representatieve organisaties van verzekeraars, patiënten en artsen tot afspraken komen rond de uitvoering van de wet. Als partijen niet tot overeenstemming komen zou de overheid deze verantwoordelijkheid zelf op zich nemen. De werking van de Wmk is onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat: de toelaatbaarheid van het hanteren van de uitsluitingsclausules omstreden is; en het nog niet is gelukt om (via zelfregulering) tot afspraken te komen die de praktijk meer in overeenstemming brengen met de bedoelingen van de Wmk.
KABINETSSTANDPUNT Het kabinet heeft naar aanleiding van het onderzoek een standpunt ingenomen over (de toekomst van) de Wmk. De hoofdlijnen van het kabinetsstandpunt zijn: belemmeringen in de toegang tot betaalde arbeid moeten zoveel mogelijk worden weggenomen; het hanteren van uitsluitingsclausules is zo’n belemmering; de voorkeur van het kabinet gaat uit naar zelfregulering; als men niet binnen één jaar tot overeenstemming komt, stelt de regering een verbod op uitsluitingsclausules in. Het kabinet ziet als alternatief voor uitsluitingsclausules ruimte voor schadeverrekening als gevolg van de Wmk tussen verzekeraars op brancheniveau.
DUIDELIJKHEID VAN HET KABINET Al veel langer vinden wij dat uitsluitingen niet nodig zijn en aan u en uw werknemers schade toebrengen. Daarenboven zijn uitsluitingsclausules in strijd met de PW en gelijkebehandelingswetgeving. Het kabinet heeft nu onomwonden de uitsluitingsclausules onverenigbaar verklaard met de Wmk. Wij vinden het wel vreemd dat het kabinet weer aanstuurt op zelfregulering. Uit het onderzoek voorafgaand aan de evaluatie van de Wmk blijkt namelijk dat de afgelopen tien jaar zelfregulering heel weinig opleverde. Direct ingrijpen door de wetgever is dan logischer.
WORDT HET DAN TIJD TE KIJKEN NAAR ALTERNATIEVEN In onze bijdrage van vorig jaar betoogden wij al dat de noodzaak van uitsluitingsclausules volgens ons te betwijfelen is. Werknemers die van baan wisselen komen immers bij alle verzekeraars voor en dat betekent dus dat iedere verzekeraar net zoveel ‘slechte risico’s’ kwijtraakt als erbij krijgt. Voor situaties waarin er sprake kan zijn van antiselectie is in de Wmk voorzien in keurings-mogelijkheden. Dit geldt bijvoorbeeld voor terugkomen op eerder gemaakte keuzes door deelnemers. Wij verwachten daarom niet dat er voor verzekeraars een daadwerkelijke toename van schades ontstaat door het schrappen van uitsluitingsclausules. NUMMER 4
|
JULI 2008
JAARGANG 6
3
EB BULLETIN
|
ALGEMENE OPINIËRENDE (ACHTERGROND)INFORMATIE OP HET GEBIED VAN EMPLOYEE BENEFITS
Verondersteld dat zelfregulering geen resultaat oplevert zal er volgens het kabinet een uitsluitingsverbod komen. De vraag die wij ons daarbij stellen is of daar ook terugwerkende kracht aan zal worden gekoppeld en, zo ja, hoever deze terug gaat. Zelfregulering is immers al de afgelopen tien jaar onderdeel geweest van de wet en het ligt dan voor de hand om een maatregel ook terugwerkende kracht toe te kennen. Voordien kunt u de bestaande uitsluitingsclausules aanvechten. Het juridisch kader is te vinden in het wachttijdverbod en de gelijke behandelingswetgeving. Het kabinet lijkt daarnaast duidelijkheid te geven over de ontoelaatbaarheid van de uitsluitingsclausules in het licht van de Wmk. Het net rond de uitsluitingsclausules sluit zich daarmee steeds verder. De bel voor de laatste ronde heeft geluid. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Gerbrand van Enk, telefoonnummer 010 448 7695 of uw consultant bij Aon Consulting.
Pensioen volgens de Pensioenwet De eenmalige uitkering, toeslagen, het arbeidsongeschiktheidspensioen en de Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet ingevoerd. Deze wet gaat over pensioen. Het is van belang te weten wat onder het begrip ‘pensioen’ valt. In dit artikel gaan wij in op het begrip ’pensioen’ uit de Pensioenwet. Wij focussen op toeslagen, de eenmalige uitkeringen en het arbeidsongeschiktheidspensioen.
HET BEGRIP ‘PENSIOEN’ Het begrip ‘pensioen’ is onlosmakelijk verbonden met de arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer. Zonder een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking kan er geen sprake zijn van een pensioen in de zin van de Pensioenwet.
Een geldelijk vastgestelde uitkering De Pensioenwet definieert het begrip ‘pensioen’ als de opsomming van de mogelijke pensioenvormen. De wet onderscheidt de volgende pensioenvormen: ouderdomspensioen; nabestaandenpensioen, onder te verdelen in partner- en wezenpensioen; arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor de genoemde vormen geldt dat er sprake moet zijn van een uitkering in geld. Een pensioenuitkering in de vorm van bijvoorbeeld beleggingsparticipaties is geen pensioen in de zin van de Pensioenwet. Op een dergelijke uitkering is de Pensioenwet niet van toepassing.Het is niet van belang of er sprake is van een levenslange periodieke uitkering, een tijdelijke periodieke uitkering of een eenmalige uitkering. Het element ‘levenslang’ maakt geen onderdeel uit van de definitie van het ouderdoms-
NUMMER 4
|
JULI 2008
JAARGANG 6
4
EB BULLETIN
|
ALGEMENE OPINIËRENDE (ACHTERGROND)INFORMATIE OP HET GEBIED VAN EMPLOYEE BENEFITS
pensioen. De Pensioenwet stelt wel de eis dat als een werkgever ouderdomspensioen toezegt dit een levenslang ouderdomspensioen moet zijn; een tijdelijk ouderdomspensioen is slechts mogelijk indien dit uitsluitend voorziet in een uitkering tot het bereiken van de AOW-leeftijd of tot het bereiken van de pensioenleeftijd voor het levenslange ouderdomspensioen.
Toeslagen Onder het begrip ‘pensioen’ valt ook de toeslag op pensioen, ongeacht of er sprake is van een voorwaardelijke of een onvoorwaardelijke toeslag. Dat betekent dat het toeslagenbeleid door de pensioenuitvoerder (pensioenfonds of verzekeraar) moet worden uitgevoerd. Een toeslagendepot dient op naam van de pensioenuitvoerder (pensioenfonds of verzekeraar) te staan, het depot behoort niet tot het ondernemingsvermogen van de werkgever. Toeslagen maken onderdeel uit van de financiering van pensioen. Bij door pensioenfondsen uitgevoerde pensioenregelingen zijn de middelen die beschikbaar zijn voor het verlenen van toeslagen op pensioen altijd al eigendom geweest van het pensioenfonds (pensioenuitvoerder). Daarin verandert niets. Dat ligt anders bij direct bij levensverzekeraars ondergebrachte pensioenregelingen. Het zogenaamde rentestands(kortings)depot waaruit de toeslagen worden gefinancierd stond veelal op naam van de onderneming. Door de invoering van de Pensioenwet wordt dit anders. Het depot moet op naam van de verzekeraar (pensioenuitvoerder) komen; het geld moet definitief het vermogen van de onderneming hebben verlaten.
Eenmalige uitkering bij overlijden Een eenmalige uitkering bij overlijden aan de overlevende partner of de kinderen van de overleden werknemer valt volgens de definitie onder de Pensioenwet. Dit wordt veelal in de praktijk niet onderkend. Werkgevers kennen als arbeidsvoorwaarde aan werknemers een dergelijke eenmalige uitkering toe. Dat betekent dat de werkgever een dergelijke toezegging moet verzekeren en niet in eigen beheer mag uitvoeren en dat de regels van de Pensioenwet, waaronder die inzake de informatieverplichtingen door de uitvoerder, volledig van toepassing zijn. Een eenmalige uitkering bij overlijden komt ook veel voor als ongevallenverzekering. Soms wordt ook een Anw-hiaatpensioen verzekerd via een kapitaalverzekering. Hierbij krijgt de achterblijvende partner bij overlijden een bedrag ineens om het gemis aan een Anw-uitkering te compenseren. Dat een toezegging van een eenmalige uitkering fiscaal niet als pensioen wordt aangemerkt doet daaraan niet af.
Arbeidsongeschiktheidspensioen Zoals het woord al zegt is het arbeidsongeschiktheidspensioen een pensioen dat de financiële gevolgen van arbeidsongeschiktheid afdekt. Zo eenvoudig als het klinkt is het echter niet. Sinds de invoering van de Wet Werk naar Arbeidsvermogen (de WIA) is de zaak ingrijpend veranderd ten opzichte van de WAO. De WAO hield geen rekening met de vraag in hoeverre een aanwezige restverdiencapaciteit daadwerkelijk door de werknemer werd benut. De WIA doet dat wel. De WIA kent twee soorten arbeidsongeschiktheidsregelingen: de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA); de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). Wat al opvalt is de benaming van beide regelingen. De WGA gaat uit van hetgeen de
NUMMER 4
|
JULI 2008
JAARGANG 6
5
EB BULLETIN
|
ALGEMENE OPINIËRENDE (ACHTERGROND)INFORMATIE OP HET GEBIED VAN EMPLOYEE BENEFITS
werknemer nog kan; de IVA doet dat niet. Onder de IVA vallen die werknemers die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. De overige werknemers vallen onder de WGA. Na de periode van de loongerelateerde uitkering is voor die groep het benutten van de overblijvende restverdiencapaciteit van belang. Als een werknemer er in slaagt ten minste 50% van zijn overblijvende restverdiencapaciteit te benutten, dan komt hij in aanmerking voor een loonaanvullingsuitkering op basis van de volgende formule: 0,7 x (maandloon minus de resterende verdiencapaciteit). Slaagt de werknemer er in zijn resterende verdiencapaciteit meer te benutten, dan heeft dat het voordeel dat zijn WGA-uitkering niet wordt verlaagd. Op die wijze wordt hij beloond voor zijn inspanning om te reïntegreren. Slaagt de werknemer er niet in ten minste 50% van zijn resterende verdiencapaciteit te benutten, dan krijgt hij, in plaats van een loonaanvullingsuitkering een vervolguitkering. De vervolguitkering is gerelateerd aan het minimumloon of aan het maandloon als dat lager is dan het minimum. Het niet benutten van de resterende capaciteit wordt door de wetgever gezien als een werkloosheidsrisico en niet als een arbeidsongeschiktheidsrisico. Een pensioenfonds dat een arbeidsongeschiktheidspensioenregeling uitvoert waarbij de aanvulling op de loonaanvullingsuitkering of vervolguitkering afhankelijk is van de mate van de benutting door de werknemer van diens resterende verdiencapaciteit, dekt in de visie van de wetgever een werkloosheidsrisico en niet een arbeidsongeschiktheidsrisico. Het is pensioenfondsen en levensverzekeraars niet toegestaan om het werkloosheidsrisico te verzekeren. Die mogelijkheid is voorbehouden aan schadeverzekeraars. Hetzelfde geldt voor regelingen waarin via een anticumulatieregeling hetzelfde effect wordt bereikt. Teneinde duidelijkheid te bereiken heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een conceptbesluit, een wijziging van artikel 1a van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling (BPR) gepubliceerd. In dit besluit maakt het ministerie geen onderscheid tussen de verschillende soorten pensioenuitvoerders. Het Ministerie heeft in dit besluit ook bepaald dat voorzover een aanvulling op een vervolguitkering of een loonaanvullingsuitkering uit hoofde van de WGA niet kan worden aangemerkt als een arbeidsongeschiktheidpensioen in de zin van de Pensioenwet of de BPR omdat er sprake is van dekking van werkloosheidsrisico, die aanvulling toch als een arbeidsongeschiktheidspensioen in de zin van genoemde wetgeving wordt aangemerkt als: de aanvulling op de loonaanvullingsuitkering of de vervolguitkering niet varieert met inkomsten uit arbeid, tenzij de aanvulling hoger wordt vastgesteld als de inkomsten uit arbeid toenemen; het een eenmalige uitkering is die wordt verstrekt in verband met werkhervatting of werkuitbreiding (bonus). Het is de bedoeling dat deze maatregel op 1 januari 2009 in werking treedt. Pensioenfondsen en verzekeraars hebben dan de tijd om hun arbeidsongeschiktheidsregelingen aan te passen aan het voorgenomen Besluit. Voor het jaar 2008 worden de huidige regelingen die een werkloosheidsrisico verzekeren gesauveerd. Veel arbeidsongeschiktheidspensioenregelingen worden als aparte regeling buiten het pensioenfonds om door schadeverzekeraars uitgevoerd. Deze verzekeraars beschikken veelal niet over de NAW-gegevens van de verzekerden. Verder is de informatie die verzekerden ontvangen van de verzekeraar beperkt. In de Eerste Kamer is gesteld dat de informatie-
NUMMER 4
|
JULI 2008
JAARGANG 6
6
EB BULLETIN
|
ALGEMENE OPINIËRENDE (ACHTERGROND)INFORMATIE OP HET GEBIED VAN EMPLOYEE BENEFITS
verplichtingen uit hoofde van de Pensioenwet weinig zouden toevoegen aan de informatie die de werknemer in bijvoorbeeld het arbeidsvoorwaarden-reglement zou kunnen lezen. De regering was daar niet van onder de indruk en zag geen reden om voor de toepassing van de Pensioenwet onderscheid tussen uitvoerders van arbeidsongeschiktheidsregelingen te maken. Ook schadeverzekeraars moeten aan de wettelijke informatieplicht voldoen. Zij hebben inmiddels een speciaal Uniform Pensioenoverzicht ontwikkeld en zijn begonnen hun juridische documenten aan de Pensioenwet aan te passen.
CONCLUSIES 1
Werkgevers moeten onderzoeken in hoeverre zij eenmalige uitkeringen bij overlijden in eigen beheer uitvoeren en niet hebben verzekerd.
2
Werkgevers die een direct bij een verzekeraar ondergebrachte pensioenregeling
3
Er is duidelijkheid over de vraag welke arbeidsongeschiktheidspensioentoezeggingen
hebben, moeten hun depotovereenkomsten met verzekeraars tegen het licht houden. pensioenfondsen mogen uitvoeren. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Fred van den Beld, telefoonnummer 010 448 7538 of uw consultant bij Aon Consulting.
Kort & Klein KABINET DOET VOORSTEL VOOR BELASTINGHEFFING OVER EXCESSIEVE BELONINGEN Ter vervanging van het in het najaar 2007 aangenomen voorstel om de pensioenopbouw boven EUR 185.000 te beperken heeft het kabinet onlangs een aantal alternatieve maatregelen aan de Tweede Kamer voorgesteld.
Extra heffing over ontslaguitkeringen Ontslaguitkeringen die hoger zijn dan één jaarsalaris worden extra belast: de werkgever is een extra heffing verschuldigd van 30% over het bedrag dat uitstijgt boven het jaarsalaris. Het doet er daarbij niet toe of de werknemer de ontslaguitkering in één keer geniet of in de vorm van een stamrecht. Daarnaast is de werknemer de ‘gewone’ loonheffing verschuldigd. De extra heffing geldt alleen ten aanzien van werknemers die een jaarinkomen hebben dat hoger is dan EUR 500.000. Deze maatregel gaat in per 1 januari 2009.
Extra heffing over pensioenopbouw Pensioenopbouw dat via een eindloonregeling plaatsvindt wordt ook extra belast met een werkgeversheffing. Voor salarisstijgingen bij een pensioengevend loon hoger dan EUR 500.000 wordt een bedrag aan belasting geheven bij de werkgever van 15% over 4 maal de grondslagstijging. Ook hier geldt dat de werknemer de ‘gewone’ loonheffing verschuldigd is over de pensioenuitkeringen die hij of zijn nabestaanden te zijner tijd gaan genieten. Deze maatregel treedt in werking per 1 januari 2010. NB: bij een middelloonregeling of beschikbarepremieregeling is geen sprake van een dergelijke heffing bij de werkgever.
NUMMER 4
|
JULI 2008
JAARGANG 6
7
EB BULLETIN
|
ALGEMENE OPINIËRENDE (ACHTERGROND)INFORMATIE OP HET GEBIED VAN EMPLOYEE BENEFITS
Inkomsten uit ‘lucratieve beleggingen’ belast in box 1 Bij het realiseren van management- of aandeelhoudersdoelstellingen worden voor werknemers in toenemende mate beloningsinstrumenten vormgegeven in de vermogenssfeer. Om duidelijkheid te scheppen over de fiscale behandeling van dergelijke voordelen wordt voorgesteld om met ingang van 1 januari 2009 de verkregen voordelen te belasten volgens de systematiek van de inkomstenbelasting en wel volgens de tarieven van box 1. Dit leidt tot een progressieve heffing bij de werknemer over het gerealiseerde resultaat. Het kabinet verwacht voor deze drie maatregelen samen een jaarlijkse opbrengst van structureel EUR 60 miljoen. Gezien de hoogte in de grensbedragen van de inkomens en de mogelijkheden die betrokkenen veelal zullen hebben om via een andere inrichting van hun arbeidsvoorwaardenpakket aan deze maatregelen te ontkomen, zetten wij vraagtekens bij het realiteitsgehalte van dit bedrag. En dan rijst de vraag of dit geen maatregelen ‘voor de Bühne’ zijn.
REDACTIE
CONTACT
AUTEURS
drs. P. Gelderloos
Gitta Junius
Fred van den Beld
(eindredactie)
038 456 3113
Gerbrand van Enk
R. van Harten
[email protected]
G. Junius (secretariaat) A. van der Meer mr. B. Mol mr. R. Smit
Dit bulletin is met grote zorg samengesteld door Aon Consulting Nederland C.V. Niettemin kunnen zich incidenteel onvolkomenheden voordoen. De inhoud van dit bulletin is slechts bedoeld als informatie en dient dan ook niet gezien te worden als advies. Aon Consulting Nederland C.V. aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die direct of indirect voortvloeit uit het gebruik van deze informatie. Vermenigvuldiging van deze publicatie of overname van de inhoud kan onder bronvermelding vrijelijk plaatsvinden.
NUMMER 4
|
JULI 2008
JAARGANG 6
8
5109aa