Dienst Stadsontwikkeling
Bestemmingsplan
Voormalig Cereolterrein e.o.
www.utrecht.nl
Ontwerp, juni 2007
Ontwerp bestemmingsplan Voormalig Cereolterrein e.o., juni 2007
ontwerp bestemmingsplan voormalig Cereolterrein e.o.
juni 2007
Dienst Stadsontwikkeling Afdeling Stedenbouw en Monumenten Juridische Zaken
Inleiding
2
Inleiding
3
Inhoud van de toelichting 3 1. Inleiding 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5.
Aanleiding Ligging plangebied Vigerend bestemmingsplannen Planvorm Leeswijzer
2. Beleidskader 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid Conclusie
3. Gebiedsvisie 3.1. 3.2. 3.3.
Bestaande situatie en uitgangspunten Doelstellingen en randvoorwaarden Toekomstige situatie
4. Programma 4.1. 4.2. 4.3.
Wonen Voorzieningen Verkeer en parkeren
5. (Milieu)onderzoek 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 5.6. 5.7. 5.8. 5.9.
Wegverkeerslawaai Externe veiligheid Luchtkwaliteit Bedrijven Bodemkwaliteit Waterhuishouding Planologisch relevante leidingen en straalpaden Flora en fauna Archeologie en cultuurhistorie
6. Juridische planbeschrijving 6.1. 6.2. 6.3. 6.4.
Opbouw voorschriften Verantwoording planvorm Bestemmingsregeling Handhaving
7. Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid 7.1. 7.2. 7.3.
Economische uitvoerbaarheid Inspraak ingevolge artikel 6a WRO Overleg ingevolge artikel 10 Bro
Bijlage: Luchtkwaliteit
blz. 5 5 5 5 6 6 7 7 7 8 12 13 13 15 15 19 19 19 20 23 23 23 24 25 26 27 29 29 30 31 31 31 31 34 37 37 38 38
Figuur 1 Ligging plangebied 1:10.000
Inleiding
5
1. Inleiding Dit hoofdstuk bevat informatie over de aanleiding en de begrenzing van het plangebied. Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van de vigerende regeling en de planvorm. Tot slot volgt een beschrijving van de opbouw van het bestemmingsplan.
1.1. Aanleiding Bijna 100 jaar was de Stichtsche Oliën- en Lijnkoekenfabriek (SOL) in velerlei opzichten dominant aanwezig in het zuidwestelijk stadsdeel van Utrecht, Oog in Al. Eind 2001 is de fabriek, die vanaf 1990 Cereol heette, uitgekocht door de gemeente. De fabriek is medio 2002 gesloten. Naast dit complex lag enerzijds het distributiebedrijf van postbedrijf TNT. TNT heeft medio 2005 haar activiteiten ter plaatse beëindigen. Vervolgens is het complex gesloopt. Het andere naastgelegen bedrijfsgebouw van de KPN is niet meer in gebruik als kantoor. De gronden van TNT en KPN zijn aangekocht door verschillende private ontwikkelende partijen. Er is door de gemeente een planidentificatie voor het gehele gebied geschreven. De samenwerkende partijen hebben zich als ontwikkelingscombinatie bij de gemeente gemeld om het gebied te ontwikkelen. In dit kader is door de ontwikkelingscombinatie en de gemeente een integraal stedenbouwkundig plan ontwikkeld, in samenwerking met een ontwerpbureau. Het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitplan zijn op 26 april 2005 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De belanghebbenden zijn geïnformeerd met een informatiebijeenkomst op 18 mei 2005. Tevens hebben belanghebbenden een klankbordgroep gevormd die van de planontwikkeling op de hoogte wordt gehouden. De beoogde ontwikkeling van het gehele terrein past niet binnen de vigerende bestemmingsregelingen. Om de ontwikkeling van het plangebied juridisch-planologisch mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan opgesteld.
1.2. Ligging plangebied Het plangebied ligt aan de westzijde van Utrecht in de wijk Oog in Al. Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de Everard Meijsterlaan en het park Oog in Al, aan de westzijde begrensd door de achterzijde van bestaande bebouwing en aan de noordoostzijde door de Kanaalweg langs het Merwedekanaal (zie figuur 1).
1.3. Vigerend bestemmingsplannen Voorschriften Bebouwde Kom Binnen het plangebied gelden de Voorschriften Bebouwde Kom 1958 (VBK). Deze zijn vastgesteld door de raad d.d. 27-03-1958 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 14-071958. Gebieden die onder de VBK vallen zijn onderverdeeld in VBK-geel (woonbestemming: gestapeld), VBK-rood (woonbestemming: eengezinshuizen of beneden/bovenwoning), VBKgroen (groenbestemming) en VBK-blauw (bedrijfsbestemming). De VBK geven geen voorschriften met betrekking tot de bebouwingsmogelijkheden (hoogteopbouw en rooilijnen) en het gebruik van de gronden. Hiervoor moet grotendeels worden teruggevallen op de stedenbouwkundige voorschriften van de bouwverordening. Leefmilieuverordening Een Algemene Leefmilieuverordening (ALMV), op grond van artikel 7 van de Wet op de Stadsen dorpsvernieuwing, is door de gemeenteraad vastgesteld d.d. 16-02-2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 13-06-2006 voor een periode van vijf jaar. De ALMV heeft als doel het voorkomen van achteruitgang van de woon- en werkomstandigheden in, of het uiterlijk aanzien van, een gebied zolang voor dat gebied nog niet kan worden beschikt over een modern stadsvernieuwings- of bestemmingsplan. De ALMV is een overbrug-
Inleiding
6
gingsmaatregel met een beperkte geldigheidsduur en heeft een aanvullend karakter. De ALMV verbiedt de wijziging van het gebruik van gebouwen of van één of meer delen van een gebouw anders dan voor woondoeleinden, en het oprichten of vergroten van gebouwen ten behoeve van een bedrijf. Verder is de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing van belang in verband met het verkrijgen van een sloopvergunning.
1.4. Planvorm Het bestemmingsplan staat in dit plangebied een aantal nieuwe ontwikkelingen toe ten behoeve van de ruimtelijke en functionele versterking van de omgeving Oog in Al. De juridische planvorm is dan ook afgestemd op het kunnen realiseren van de beoogde nieuwe ontwikkelingen. Ten behoeve van de gewenste ontwikkelingen is het bestemmingsplan in hoofdzaak een gedetailleerd plan, waarin duidelijke grenzen aan de bestemmingen zijn gegeven waarbinnen een redelijke mate van flexibiliteit opgenomen is. Om de ruimtelijke aanvaardbaarheid te garanderen en voldoende rechtszekerheid te bieden aan de bewoners en andere gebruikers van het gebied is een daarbij redelijk gedetailleerd plan opgesteld.
1.5. Leeswijzer In hoofdstuk 2 is een samenvatting gegeven van het actuele beleidskader op het gebied van ruimtelijke ordening dat relevant is voor het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op het beleid van het rijk, de provincie en de gemeente. Hoofdstuk 3 bevat de gebiedsvisie waarin een korte beschrijving van het plangebied is opgenomen en de uitgangspunten voor de regeling in het bestemmingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op het beoogde programma. In hoofdstuk 5 wordt inzicht gegeven in de relevante milieuaspecten. In hoofdstuk 6 wordt in aansluiting op de gebiedsvisie een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling zoals deze op de plankaart en in de voorschriften is opgenomen. Hoofdstuk 7 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
2. Beleidskader
7
De beleidscontext voor de visie op de ontwikkeling van het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal en regionaal alsmede lokaal beleid beknopt samengevat.
2.1. Rijksbeleid Nota Ruimte (2006) De Nota Ruimte is in januari 2006 door de Eerste Kamer aangenomen. Deze Nota is gebaseerd op de beleidsvoornemens van het Tweede Structuurschema Groene Ruimte en de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Centraal staat het bundelen van verstedelijking en economische activiteit. Dit betekent dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt in bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied (verouderde bedrijventerreinen en wijken) aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt door revitalisering, herstructurering en transformatie. Utrecht maakt als deel van de Randstad onderdeel uit van een belangrijk stedelijk netwerk. Het ontwikkelingsperspectief is erop gericht de ruimtelijke, culturele en economische diversiteit van de Randstad te behouden en te versterken en de eigen ruimtevraag binnen de Randstad op te vangen. Becijferd is dat in de Randstad tussen 2010 en 2030 rekening moet worden gehouden met een vraag naar ruim 8.000 ha bedrijventerrein en ruimte voor 360.000 tot 440.000 woningen. Een deel van de woningen kan worden gebouwd door 'verdichting' in bestaand gebied. De voor het voormalige Cereolterrein beoogde herstructurering past in het streven naar transformatie van verouderde bedrijfsterreinen en het toevoegen van woningen binnen bestaand stedelijk gebied. Verdrag van Malta In 1998 is door het rijk het verdrag van Malta geratificeerd, waarin de bescherming en het behoud van archeologische waarden wordt nagestreefd. Het Verdrag van Malta wordt op dezelfde wijze geïmplementeerd als de Natuurbeschermingswet en de Monumentenwet. Aantasting en vernietiging van archeologische waarden kunnen reden zijn tot het onthouden van goedkeuring voor een plan. Het belang van het archeologisch erfgoed telt mee in de afweging van alle bij een goede ruimtelijke ordening spelende belangen. Flora en faunawet De Flora en faunawet legt een zorgplicht op ten aanzien van natuur, planten en dieren. Het is verboden om dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren. Indien een initiatief mogelijk de bestaande natuurwaarden kan verminderen, moet de initiatiefnemer aangeven hoe dat beperkt en/of gecompenseerd gaat worden. Bij grote ingrepen of een behoorlijke aantasting waarbij beschermde planten of diersoorten in het geding zijn, dient een ontheffing Flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het Ministerie van LNV.
2.2. Provinciaal beleid Streekplan Utrecht 2005-2015 (2004) De provincie geeft aan dat het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel is ingegeven door het principe van beheerste groei. De aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking dient zoveel mogelijk vermeden te worden. Ook de contrastwerking tussen stad en land dient versterkt te worden. In verband daarmee is het gewenst om nieuwe verstedelijkingsmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied goed te benutten. Beleidsmatig is dit vertaald in een ruimtelijke afbakening van het stedelijk gebied door rode contouren. Het plangebied ligt binnen de contour en is aangeduid als stedelijk gebied.
Beleidskader
8
Voor ruimtelijke ontwikkelingen is zorgvuldig, intensief en meervoudig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt. Het stadsgewest Utrecht is het zwaartepunt van de verstedelijking en economie in de provincie. Dat wil zeggen dat de provincie nieuwe opgaven voor wonen en werken vooral hier wil realiseren. Utrecht heeft bij deze opgave als centrale stad in het stadsgewest de belangrijkste taak om door verdichting, herstructurering en transformatie binnenstedelijke capaciteit voor wonen, werken en voorzieningen te ontwikkelen en tegelijkertijd een kwaliteitssprong te realiseren. De beoogde herstructurering van het voormalige Cereolterrein is hier een voorbeeld van. Regionaal Structuurplan 2005-2015 (2005) De sterke groei, de daarmee gepaard gaande toename van werkgelegenheid en de grote toevloed van nieuwe studenten, hebben de woningbehoefte in de regio Utrecht de afgelopen jaren sterk doen toenemen. De diversiteit en de kwaliteit aan woonmilieus zorgt er daardoor mede voor dat bedrijven zich in de regio willen vestigen. Behoud van deze specifieke Utrechtse kwaliteit aan woonmilieus is vervolgens een belangrijke voorwaarde om de economische ontwikkeling verder te stimuleren. De regio Utrecht gaat de groei van de bevolking in de regio zelf opvangen. Herstructurering van bestaande stedelijke woonmilieus is van belang om de kwaliteit van de woonomgeving aan te passen aan de hedendaagse wensen. De regio stelt zich daarbij de volgende opgaven: - zorgen voor voldoende op de vraag afgestemde woningen; - extra aandacht voor ontbrekende of achterblijvende milieus; - herstructurering en transformatie; - meer differentiatie en mening van functies; - zorgen voor een evenwichtige spreiding van sociale woningbouw over de regio. Op de bij het RSP behorende plankaart is het plangebied van het Cereolterrein aangemerkt als Groenstedelijk/suburbaan milieu. Dat wil zeggen een milieu waarin de woonfunctie dominant is en centraal staat met een lage graad van functiemenging in een stedelijke omgeving. Veel grondgebonden woningen met tuin of flatwoningen in een groene setting. De voor het plangebied van het voormalige Cereolterrein beoogde herstructurering sluit aan op deze doelstellingen uit het RSP.
2.3. Gemeentelijk beleid Collegeprogramma 2006-2010, Utrecht voor elkaar (2006) In het collegeprogramma is voor de periode 2007-2010 een groot aantal uitgangspunten en maatregelen gepresenteerd waarmee Utrecht verder gaat bouwen aan haar toekomst. Voor het bestemmingsplan zijn met name de volgende uitgangspunten en maatregelen met een ruimtelijke impact van belang. Stedelijke ontwikkeling Speerpunten in het beleid zijn woningbouw, herstructurering, transformatie van het Stationsgebied, de verdere realisatie van Leidsche Rijn en stadsuitbreiding in de polder Rijnenburg. Woningbouw - zo snel mogelijk aan de slag op locaties in de bestaande stad met draagvlak voor woningbouw; - bouw van 1.820 studentenwoningen tot 2010; - impuls aan de bouw van starterswoningen; - bouw van 1.000 extra woningen in de categorie sociale huur en sociale koop tot 2010; - experiment met sociale koopwoningen in Kanaleneiland, Overvecht en Zuilen; - betere spreiding van betaalbare woningen; - afspraken met de andere gemeenten in de regio Utrecht over (vergroting van) hun aandeel in de sociale woningbouw binnen de regio.
Beleidskader
9
Openbare ruimte en veiligheid - stimulering van actief gebruik van de openbare ruimte en gebruiksvriendelijke inrichting - bij alle nieuwbouwprojecten drie procent ruimte voor groen en spelen; - meer en betere wandel- en fietsroutes in de groengebieden. Nota "Recreatief Perspectief" (1997) Deze nota bevat een pleidooi voor een integrale aanpak van de openbare buitenruimte, waar het gaat om de inrichting ervan ten behoeve van recreatief gebruik. Ruimtelijke ordening kan hierbij voorwaardenscheppend zijn door in het bestemmingsplan voor diverse doelgroepen ruimte te reserveren dan wel aan te wijzen. Belangrijk daarbij is het gebruik van de buitenruimte door kinderen. De Nota "Recreatief Perspectief" beoogt verder stimulering van recreatieve plekken en mogelijkheden. Recreatieve mogelijkheden kunnen vaak zeer goed plaatsvinden in combinatie met groen. Het groen kan eveneens een ecologische functie vervullen. Wijkperspectief Oog in Al (1998) In 1998 is voor de wijk Oog in Al een wijkperspectief opgemaakt. Dit perspectief analyseert de situatie en besteedt aandacht aan de sterke en zwakke kanten. Vervolgens wordt een visie gegeven op de gewenste ontwikkelingen in de komende 10 tot 15 jaar. Het beschrijft de gewenste toekomst op sociaal-maatschappelijk, ruimtelijk-functioneel, fysiek-technisch en financieel-economisch opzicht. Het wijkperspectief onderscheidt zes speerpunten onder het centrale thema "Oog in Al, een (woon)wijk met pluspunten". Deze speerpunten zijn: 1. bevorderen van de sociale samenhang in de wijk door ontmoetingsplaatsen te creëren en initiatieven te ondersteunen die gezelligheid en levendigheid stimuleren; 2. inspelen op de veranderende bevolkingssamenstelling door welzijnsvoorzieningen en ontspanningsmogelijkheden voor jongeren en ouderen te creëren; 3. streven naar verbetering van de kwaliteit van de woningen en de woonomgeving waar deze dreigt af te zakken; 4. handhaven en versterken van het goede leefklimaat (vergroten verkeersveiligheid en sociale veiligheid en vervangen van niet-passende bedrijvigheid); 5. het nieuwe stadsdeel Leidsche Rijn mag niet leiden tot aantasting van het karakter van Oog in Al of de wijk verder isoleren. Oog in Al wordt geprofileerd als een open wijk waarbij de huidige barrières als de verbindingen van morgen worden beschouwd en ook op die wijze worden ingericht en/of herontwikkeld; 6. herontwikkeling van de openbare ruimte gericht op wijkverbinding en recreatie met behoud van het voor Oog in Al zo typerende open en groene karakter. Beleidsnotitie Prostitutie (1999) In verband met het afschaffen van het bordeelverbod in 2000, is door het college van burgemeester en wethouders op 16 november 1999 een gemeentelijke beleidsnotitie inzake prostitutie vastgesteld. Het prostitutiebeleid is zoveel mogelijk geformaliseerd in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). In hoofdstuk 3 van de APV is geregeld dat voor het drijven van seksinrichtingen en escortbedrijven een vergunning verplicht is. Onder seksinrichting wordt op grond van de APV (artikel 69) in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar. Een prostitutiebedrijf is volgens hetzelfde artikel een "voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin prostitutie plaatsvindt, bij een raamprostitutiebedrijf voorzien van één of meer vitrines". Verder vermeld de APV dat onder deze definitie ook erotische massagesalons en prostitutiehotels vallen. Onder prostitutiebedrijf wordt niet verstaan (het kantoor) van een escortbedrijf, dat meestal telefonisch bemiddelt tussen de zich aanmeldende klanten en de prostituee. Wat betreft het formaliseren van de planologische situatie, is in de gemeentelijke beleidsnotitie aangegeven, dat alle prostitutiebedrijven met een vergunning de positieve bestemming "Prostitutiebedrijf" kunnen krijgen. Uitgangspunt is verder, dat daar waar niets geregeld is, een nieuw prostitutiebedrijf verboden is op basis van het bestemmingsplan.
Beleidskader
10
In de Beleidsnotitie prostitutie is voorts aangegeven, dat voor prostitutiebedrijven een maximumstelsel gehanteerd wordt, dat gebaseerd is op de situatie in 1999. Hiervoor is gekozen vanwege de op dat moment bestaande stabiele situatie die, over een langere periode bezien, beheersbaar is gebleken. Dit betekent dat de prostitutiebedrijven die voor 1 januari 1999 gevestigd waren in Utrecht, bekend waren bij de politie en in het verleden geen overlast hebben veroorzaakt in de omgeving, in principe een vergunning kunnen krijgen als zij voldoen aan bepaalde vergunningsvoorwaarden. Voor de overige seksinrichtingen, geen prostitutiebedrijven zijnde, en escortbedrijven geldt geen maximumstelsel, omdat daar geen specifieke overlast van te verwachten is. Als de vestiging van een dergelijk bedrijf een gevaar kan opleveren voor de openbare orde of veiligheid, een onacceptabele aantasting van het woon- en leefmilieu zal veroorzaken of als er een grote kans is op overlast voor de omgeving, kan een vergunning echter geweigerd worden. In het plangebied komen geen prostitutiebedrijven voor. Visie Merwedekanaalzone (2005) Als toetsingskader voor nieuwe initiatieven is een samenhangende visie opgesteld voor de Merwedekanaalzone. De oorspronkelijk industriële functie langs dit kanaal verdwijnt langzaam en past ook niet meer op deze centraal gelegen locatie. Het Merwedekanaal lijkt nu uiteen te vallen in verschillende deelgebieden, maar de grote lijn is nog steeds herkenbaar. Versnippering en verstoringen van de herkenbaarheid zijn op sommige plekken groot, op andere delen valt het relatief mee. Hoewel het Merwedekanaal deel uitmaakt van een stedelijke en zelfs bovenstedelijke infrastructuur (provinciaal), kunnen diverse delen een eigen "sfeer" krijgen. Nieuwe ontwikkelingen dienen de potentie van het kanaal en het oude profiel langs de westkant als uitgangspunt te nemen en de aanwezige monumenten en structuren op een goede manier in te passen. Overige uitgangspunten zijn onder meer: het maken van goede oost-westverbindingen; diversiteit in maat en schaal; hogere kwaliteit en hogere dichtheid; versterken woonfunctie, grotere menging van functies; verbeteren openbare ruimte langs het kanaal; kanaalzone als ecologische verbinding versterken; beter benutting kanaal voor recreatie/toerisme/sport. Monumentenbeleid (2004) "Beheer van de chaos der eeuwen" is de titel van het Monumentenbeleidsplan, dat op 2 september 2004 door de raad is vastgesteld. Het is een evaluatie van het monumentenbeleid sinds 1993 en doet aanbevelingen voor de periode tot en met 2008. Het gemeentelijk monumentenbeleid is gebaseerd op drie pijlers. Ten eerste het stimuleren van restauratie en onderhoud van de beschermde monumenten. Ten tweede het gebruikmaken van de cultuurhistorische waarden bij het maken van ruimtelijke plannen in de stad. Ten derde het beheer van de archeologische ondergrond en de bekostiging van archeologisch onderzoek.
Beleidskader
11
Welstandsnota (2004) In de Welstandsnota Utrecht, getiteld "De schoonheid van Utrecht", is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. Dit betreft vanzelfsprekend de welstandstoetsing van bouwvergunningplichtige bouwwerken en toetsing op basis van de loketcriteria. Voor bouwvergunningplichtige bouwwerken geldt het volgende: in de nota wordt op basis van een gebiedsgerichte analyse per buurt of wijk in hoofdlijnen een ruimtelijke karakteristiek gegeven; voorts wordt er onderscheid gemaakt in ambities en worden deze vertaald in beleidsniveaus per gebied; deze beleidsniveaus zijn: Behoud, Respect en Open; de drie niveaus onderscheiden zich onderling in mate van vrijheid in omgaan met de bestaande structuur en architectuur; tenslotte worden er algemeen geldende beoordelingscriteria geformuleerd die alleen per Beleidsniveau verschillen en dus niet per gebied. De Welstandsnota is per gebied raadpleegbaar, de loketcriteria voor lichtvergunningplichtige bouwwerken vormen een apart onderdeel. Voor Oog in Al als geheel geldt dat de wijk grotendeels als "Open" is gekenmerkt. Het park en de randen en enkele incidentele gebouwen (waaronder de monumenten in het plangebied) zijn aangegeven met de typering "Behoud". Onder Open wordt verstaan dat verandering of handhaving van het bebouwingsbeeld mogelijk is zowel naar structuur als naar architectuur, maar met behoud van landschappelijke waarden. In het gebied dat is getypeerd als Behoud geldt dat het behoud en herstel van het aanwezige bebouwingsbeeld en het versterken van de bestaande of historisch bepaalde karakteristiek van stedenbouwkundige, architectonische, landschappelijke of cultuurhistorische aard centraal staat. Voor alle drie de beleidsniveaus (Open, Respect en Behoud) geldt een negental criteria met betrekking tot de beoordeling van "redelijke eisen van welstand". De beleidsniveaus "Respect" en "Behoud" zijn aangevuld met een viertal criteria en voor de beleidscategorie "Behoud" is daaraan nog eens een viertal criteria toegevoegd. Naarmate het aantal beoordelingscriteria afneemt, biedt het daarvoor geldende beleidsniveau meer ruimte. Visie Hoogbouw (2004) Voor de Hoogbouwvisie is gewerkt met de volgende vaststaande uitgangspunten: hoogbouw wordt altijd in verhouding gezien met de omgeving; behoud van het kleinschalige karakter van stadswijken; de zichtlijnen op de Dom moeten behouden blijven; hoogbouw als middel om de stad beter zichtbaar en herkenbaar te maken; Utrecht wordt één stad met twee centra: het huidige centrum met stationsgebied en het toekomstige Centrum Leidsche Rijn; de kloof tussen de twee stadsdelen wordt in de toekomst gedicht door de zogeheten Centrale Zone, die ruwweg parallel loopt aan de A2 en het AmsterdamRijnkanaal. In de woonwijken zou volgens de Hoogbouwvisie af en toe een hoger gebouw kunnen worden toegestaan, maar alleen als het aan de volgende eisen voldoet: het geeft een speciaal accent wat op die plaats goed past; het gebouw is in principe niet hoger dan twee keer de gemiddelde hoogte in die wijk; het gebouw is goed bereikbaar. Daarbij wordt opgemerkt dat het bepalen van de wenselijke hoogte uiteindelijk maatwerk is. De beoogde maximale hoogte in het plangebied is meer dan twee keer de gemiddelde hoogte in de omliggende wijk. Gezien de huidige bebouwing en de ligging van de locatie wordt dit aanvaardbaar geacht. Stedenbouwkundig Plan en Beeldkwaliteitplan SOL (2005) Het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitplan is op 26 april 2005 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De basis voor het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitplan wordt gevormd door de uitgangspunten en randvoorwaarden zoals beschreven in de Planvisie SOL, de gemeentelijke Planidentificatie en de Cul-
Beleidskader
12
tuurhistorische Effectrapportage. Het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitplan omschrijven de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied, en dienen als onderleggers voor de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt ontwikkeling. Groenstructuurplan (2007) Het stedelijk groen is belangrijk voor de waardering en beleving van Utrecht. De belangrijkste waarden van het stedelijk groen zijn vestigingsfactor voor mensen en bedrijven, de recreatieve of gebruiksfunctie, de sociaal-psychologische functie en het positieve effect op de gezondheid van mensen, het milieu en de natuur. In het Groenstructuurplan ligt het accent op de recreatieve gebruiksfunctie en de natuurfunctie. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de in het beleid aangegeven stedelijke structuren. Structuurvisie Utrecht (2004) In de structuurvisie Utrecht (op 1 juli 2004 door de Raad vastgesteld) wordt de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Utrecht beschreven. Daarbij wordt uitgegaan van de kernkwaliteiten van Utrecht: de stad als randstedelijk centrum in een economisch dynamische en hoogstedelijke omgeving; de stad als ontmoetingsplaats voor kunst, cultuur, onderwijs, voorzieningen en recreatie; de grote stad met kleinschaligheid en sociale cohesie in de wijken. Deze kernkwaliteiten zijn vertaald in drie ontwikkelingsperspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuin. De ambitie en denkrichting van de perspectieven vormen het kader voor de toekomstige ontwikkeling van de stad. Voor het plangebied is vooral het perspectief van De Binnentuin relevant. In de Binnentuin is onder meer te zien: woningen met een tuin, ruimte voor buurtactiviteiten, kleinschalige openbare ruimte, winkelen in de buurt, wooncarrière binnen de wijk, lage mobiliteit, kleinschalige bedrijvigheid en basisscholen. Voor De Binnentuin is geen omvangrijke programmatische opgave nodig of gewenst. Het programma is primair gericht op kwaliteitsverbetering. Afhankelijk van de situatie kan er sprake zijn van bijvoorbeeld intensivering of juist extensivering. Maatvoering en wijkkenmerken zijn hiervoor leidend. De binnentuinen worden niet te zwaar belast met stedelijke functies, er moet wel ruimte zijn voor voldoende wijkvoorzieningen. De woonfunctie is in de binnentuinen dominant. Kleinschalige functiemenging is mogelijk, bijvoorbeeld in de vorm van woon/werkunits of kleinschalige bedrijvigheid. De wijken zijn autoluw. Verkeer wordt zoveel mogelijk via de stedelijke ontsluitingswegen afgehandeld. Op die manier wordt ook de onderlinge verbinding tussen de wijken georganiseerd. De relatie tussen woongebieden en aanwezige waterstructuren kan worden versterkt. Momenteel ligt de stad als het ware afgekeerd van het water. Toegevoegde waarde van het water kan liggen in differentiatie van woonmilieus en het benadrukken van de "luwe" gebieden in de wijk. De beoogde herstructurering van het voormalige Cereolterrein is een voorbeeld van een kwaliteitsverbetering voor de wijk, omdat het de uitplaatsing van een minder in de omgeving passend bedrijfscomplex mogelijk maakt. Bij de herstructurering wordt gebruikgemaakt van de kwaliteit van het aanwezige water.
2.4. Conclusie De beoogde herstructurering van het voormalige Cereolterrein e.o. past binnen de uitgangspunten van het rijks- en provinciaal beleid om de uitbreiding van stedelijke functies zoveel mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren, de ruimte intensief te benutten en daar waar mogelijk en noodzakelijk door herstructurering kwaliteit aan bestaande wijken toe te voegen. De ontwikkeling past ook in het gemeentelijk beleid. De kwaliteitsopgave komt onder andere terug in de structuurvisie Utrecht. Verschillende gemeentelijke beleidsdocumenten leggen randvoorwaarden op aan de ontwikkeling, die in dit plan verwerkt zijn.
Gebiedsvisie
13
3. Gebiedsvisie In dit hoofdstuk worden de bestaande situatie, de doelstellingen en randvoorwaarden en de toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Eerst wordt ingegaan op de historische en ruimtelijke context en vervolgens worden de doelstellingen en randvoorwaarden voor het gebied beschreven. Daarna worden de verschillende elementen van de beoogde ontwikkeling in beeld gebracht.
3.1. Bestaande situatie en uitgangspunten Het plangebied heeft een oppervlakte van 2,55 ha. De locatie was in gebruik door het bedrijf Olie- en Lijnkoekenfabriek Cereol, het distributiebedrijf van de TNT en door een kantoor van de KPN (zie figuur 2). Historische context In Utrecht vestigde zich aan het Merwedekanaal in 1908 het complex van de Stichtsche Oliënen Lijnkoekenfabriek (SOL). Aan het Merwedekanaal werd een kleine aanlegplaats gerealiseerd met scheepselevator met transporteur ten behoeve van aan- en afvoer van grondstoffen en producten. Het complex bestond aanvankelijk uit een fabriek, een ketelhuis en een pakhuis. Een eeuw fabriceren en bouwen op het terrein heeft een intrigerend conglomeraat van gebouwen, loodsen en silo's opgeleverd. Aan de kanaalzijde verrezen olietanks en een kantoor. De gebouwen zijn ontworpen met stijlelementen uit de Jugendstil en de Overgangsstijl. In de loop van de jaren heeft het bedrijf zich verder uitgebreid met een pakhuis, een betonnen graansilo en een voorpersgebouw. Hoge bebouwing was in deze branche gebruikelijk omdat in het productieproces gebruik werd gemaakt van de zwaartekracht. Ruimtelijke context Voor de locatieontwikkeling van het plangebied zijn twee ruimtelijke-functionele invalshoeken van belang. Het gebied wordt gekarakteriseerd door twee uitersten van historische ontwikkeling. Enerzijds ligt het gebied midden in de planmatige stadsuitleg uit het begin van de vorige eeuw, ontworpen door H.P. Berlage en L.N. Holsboer. Anderzijds kent het terrein zelf een autonome ontwikkelingsgeschiedenis gebaseerd op de behoefte van geleidelijke uitbreiding en aanpassing van het productieproces. Het uitbreidingsplan van Berlage en Holsboer wordt gekenmerkt door een sterke hiërarchische organisatie van planonderdelen. De hoofdstructuur bestaat uit een assenstelsel van lanen en straten die uitkomen op pleinen en parken. De woongebieden zijn op basis van symmetrie ingedeeld. De Lessinglaan/J. Haydnlaan vormt de stedelijke hoofdlaan door de wijk Oog in Al en maakt deel uit van de Stedelijke Verdeelring. Dwars op de stedelijke hoofdlaan zijn concentrische ringen van een lagere orde ontworpen met op de kruispunten voorzieningen. In dit stelsel neemt het park Oog in Al een centrale positie in. De wandvormende bebouwing langs het park aan de Mozartlaan vormt een esthetische architectonische eenheid. Langs het Merwedekanaal waren ten tijde van het ontwerp van Berlage reeds bedrijven gevestigd. Dit betekende voor Berlage een gegeven situatie. Dit verklaart waarom de Mozartlaan abrupt stopt op de Everard Meijsterlaan en de plansymmetrie niet kon worden afgerond. Het plangebied van het voormalige Cereolterrein bevindt zich op het einde van de lijn van de Mozartlaan.
Ka
na a
lw eg
KPN kraan
2 fabriekscomplex Cereol
3 1 losstaande monumentale bebouwing TPG
Everard Meijsterlaan Mozartlaan
Figuur 2 Huidige situatie 1 2 3
TPG KPN Cereol
plangrens
Gebiedsvisie
15
3.2. Doelstellingen en randvoorwaarden Voor de ontwikkeling en het ontwerp van de locatie zelf zijn de volgende ruimtelijke doelstellingen verwoord: behoud van de diversiteit op het voormalige Cereolterrein met herstel van de ruimtelijke continuïteit en het openbare karakter van het terrein; gebruik het industriële verleden van een belangrijk deel van de locatie, met behoud van monumentale waarden; verscheidenheid in het toekomstige programma, zowel in typologie als in architectuur. Voor een goede ruimtelijke afstemming met de bestaande omgeving van de locatie zijn als uitgangspunten opgenomen dat gebruikt dient te worden gemaakt van: de stedenbouwkundige kwaliteit en verbondenheid met de wijk Oog in Al; de aanwezigheid van het park en het water. Voorts geldt het beeldkwaliteitplan voor de locatie als uitgangspunt voor het karakter en de uitstraling van het gebied. Daarnaast zijn programmatische uitgangspunten voor de invulling van de locatie te onderscheiden: het realiseren van een mix van functies (wonen, toeristisch/recreatief en multifunctionele voorzieningen voor de wijk), met de nadruk op wonen; parkeren op eigen terrein en een goede ontsluitingsstructuur.
3.3. Toekomstige situatie Op de locatie wordt een nieuw gemengd woongebied gerealiseerd. Het stedenbouwkundig concept gaat uit van meerdere ingrediënten van de kwaliteit van de locatie. Het plan gaat daarom uit van een tweedeling van het gebied. De scheidslijn is de doortrekking van de Mozartlaan. Aan de westzijde wordt de stedelijke structuur van het plan van Berlage afgerond met een duidelijke wand langs de Mozartlaan. Aan de andere zijde wordt het voormalige Cereolterrein als ensemble ontwikkeld. De samenhangende compositie van gebouwen combineert daarbij de kwaliteiten van bestaande monumentale panden en die van nieuwbouw met verwijzingen naar de oorspronkelijke functie van het terrein. De zijde langs de Mozartlaan krijgt een meer gesloten karakter terwijl de wand aan het park juist wordt geopend. Door openingen in de verspringende blokverkaveling op te nemen wordt het binnengebied doorkruisbaar. Het voormalige directiegebouw en de sluiswachterwoning zullen als solitaire bestaande elementen in het plan worden opgenomen en een nieuwe functie krijgen. De wand langs de Mozartlaan Door de Mozartlaan te verlengen in de richting van de Kanaalweg wordt invulling gegeven aan de "afronding" van het plan van Berlage. De wand wordt aan de westzijde van de verlengde Mozartlaan doorgezet en ingevuld met een aansluitende typologie van rijwoningen en een appartementengebouw. Karakteristieke details als bijzondere kapvormen en aparte hoekoplossingen zullen in deze nieuwe parkwand terugkomen. Aan de oostzijde wordt de verlengde Mozartlaan begeleid door groen. Op de kop, aan het Merwedekanaal is een appartementengebouw voorzien dat qua vorm geïnspireerd is op de ronde vormen van de vroegere opslagtanks. Het Ensemble Het huidige Cereolterrein en omgeving is een combinatie van verschillende gebouwen en installaties uit verschillende bouwperioden met uiteenlopende bouwhoogten, massa en betekenis. Het uitgangspunt van de stedenbouwkundige uitwerking is deze verscheidenheid. Het complex bevat een uiteenlopend scala aan gebouwen waarvan een deel beschermingswaardig is of zelfs de status van rijksmonument heeft verkregen. Een deel van de bestaande bebouwing wordt opgenomen in het nieuwe ensemble. Het betreft naast de rijksmonumenten de silo uit 1932 en de kraan.
Gebiedsvisie
16
In het stedenbouwkundig plan neemt de ontwikkelingsgeschiedenis van het complex een belangrijke plaats in. De positie van verschillende gebouwen en het contrast van architectonische vormgeving van de gebouwen zijn uitgangspunt. Het concept gaat daarom uit van een robuuste verschijningsvorm van het totaal met afzonderlijke architectonische uitwerking van gebouwdelen. Centraal in het blok wordt een hoog gebouw geplaatst dat verwijst naar het vroegere extractiegebouw. Het nieuwe programma bestaat op basis van het stedenbouwkundig plan uit circa 33 grondgebonden woningen en circa 189 appartementen, maatschappelijke voorzieningen zoals bijvoorbeeld een bibliotheek en enkele aanvullende horecafuncties. Kraan Voor de kraan die aan het Merwedekanaal staat bestaan plannen om er een woonfunctie te realiseren. De plannen gaan uit van de benutting van de kraan en het vergroten van het volume door containers in de kraan te hangen. Er wordt aan gedacht om het bestaande gebouwtje tussen de poten van de kraan te reconstrueren waarbij de maat in de diepte iets groter wordt dan oorspronkelijk. Dit bouwdeel omvat dan circa drie bouwlagen van circa 20 m². Om deze ontwikkeling mogelijk te maken, is in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Er kan gebruikgemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid indien de woonoppervlakte niet groter is dan 75 m² (met uitzondering van de bestaande ruimte in de kraan). Hierbij geldt dat de nieuwe woonoppervlakte op minimaal 9 en maximaal 18 m moet worden gerealiseerd. Bouwhoogte De woningen die de afronding vormen van het stedenbouwkundig blok in het plan van Berlage zullen worden gerealiseerd met drie bouwlagen en een kap. De appartementen op de kop krijgen een bouwlaag extra. Enerzijds sluit dit aan met het achterliggende woongebied dat voornamelijk woningen kent die zijn uitgevoerd in twee bouwlagen en een kap. Aan de andere kant maakt dit blok een geleidelijke overgang naar de hogere bouwhoogten binnen het ensemble van het voormalige Cereolterrein. Ook de bouwhoogten van het ensemble zijn sterk gerelateerd aan de kenmerken van de bestaande bebouwing en de ontwikkelingsgeschiedenis. Aan het Merwedekanaal wordt lager gebouwd dan aan de parkzijde (5-8 bouwlagen). Uitzondering hierop is de losse bouwmassa aan de kop bij het kanaal. Dit gebouw wordt uitgevoerd in maximaal 9 bouwlagen. Het gebouw centraal in het ensemble krijgt een hoogte van 39 meter met een karakteristieke industriële kapvorm, waarin 2 bouwlagen gerealiseerd kunnen worden. Op de plankaart van het bestemmingsplan zijn de verschillende bijbehorende maximale bouwhoogten aangegeven. Deze bouwhoogten zijn acceptabel gezien de ligging nabij grote open ruimten zoals het kanaal en het park. Tevens wordt er langs het park een duidelijke wand gemaakt die de ruimte inkadert. In het hele ensemble worden de appartementen uitgevoerd met balkons en loggia's. Openbare ruimte De openbare ruimte kent twee sferen. Aansluitend op de woonwijk Oog in Al en de Mozartlaan wordt de parkrand in de richting van het Merwedekanaal doorgezet. Het wegprofiel sluit aan bij het profiel van de huidige Mozartlaan. Tussen het nieuwe ensemble en het Merwedekanaal wordt een afwijkend openbaar gebied gecreëerd, dat is geïnspireerd op het industriële karakter van het gebied. In dit deel van het openbaar gebied zal in de inrichting ruimte worden geboden voor onder andere cultureel-maatschappelijke festiviteiten en andere manifestaties. Het semi-openbare binnenhof heeft een meer intieme karakteristiek. De omslotenheid door het blok in combinatie met binnentuinen, biedt de bewoners een geborgen plek voor samenkomst en verpozen. Verkeer en parkeren Met de doortrekking van de Mozartlaan wordt de ontsluitingsstructuur vormgegeven. Via de Kanaalweg, de nieuw aan te leggen weg in het verlengde van de Mozartlaan en de Everard Meijs-
Gebiedsvisie
17
terlaan zullen de gebouwde parkeervoorzieningen worden ontsloten. Onder het ensemble en het kleinschaliger appartementenblok aan de kop van de verlengde Mozartlaan worden verdiepte garages aangelegd . Grondgebonden woningen worden voorzien van parkeergelegenheid op eigen terrein. Het parkeren voor bezoekers vindt plaats in de openbare ruimte. Op de verbinding die langs het kanaal loopt, is gemotoriseerd en langzaam verkeer toegelaten. Het gebied tussen het ensemble en het kanaal wordt ingericht als voetgangersvriendelijk gebied.
Gebiedsvisie
18
4. Programma
19
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving en onderbouwing van het te realiseren programma. Daarbij wordt achtereenvolgens ingegaan op wonen, voorzieningen en verkeer en parkeren.
4.1. Wonen Het plan voorziet op basis van het stedenbouwkundig plan in totaal in circa 222 woningen. In het plan zijn circa 33 grondgebonden woningen opgenomen en circa 189 appartementen. De appartementen worden vooral in het ensemble gesitueerd. Een aantal van deze appartementen in het ensemble is geschikt als atelierwoning. Het aanbod van appartementen is sterk gedifferentieerd in bouwvorm, ligging, oriëntatie, oppervlak en prijsstelling. De grondgebonden woningen worden uitgevoerd als herenhuizen. Deze zijn aan de noordoostzijde van het plangebied gesitueerd. Onderbouwing Om te komen tot een onderbouwd woningprogramma is een marktonderzoek uitgevoerd. De uitkomsten van het marktonderzoek zijn als volgt. Gezien de ligging binnen de wijk Oog in Al en de stad Utrecht en de stedenbouwkundige en architectonische opzet van de wijk met karakteristieke interbellumuitstraling, is het deel ten oosten van de Lessinglaan een zeer gewilde woonlocatie, ook voor mensen buiten de wijk. De doorstroommogelijkheden in de wijk zijn echter enigszins beperkt gezien het eenzijdige aanbod van eengezinswoningen van vergelijkbare grootte. De belangrijkste doelgroepen zijn als volgt geformuleerd: Starters (alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens): jongeren tussen de 20 en 25 jaar met een binding met Utrecht door bijvoorbeeld studietijd of werk. Zij zoeken een betaalbare woning in een stedelijke setting. Gezinnen: stedelijk georiënteerde gezinnen met jonge kinderen. De betrokkenheid van deze doelgroep met de wijk is groot. De groep zoekt een ruime eengezinswoning met tuin en eigen parkeergelegenheid. Ouderen: veel woningen worden nog bewoond door ouderen die al lang in de wijk wonen en die inmiddels een respectabele leeftijd hebben bereikt. Dit geldt ook voor veel eengezinswoningen buiten de wijk. Deze groep is op zoek naar appartementen van verschillende grootte met een hoogwaardig basisniveau in de nabijheid van voorzieningen in een aantrekkelijke woonomgeving. Het woningprogramma past binnen de gemeentelijke Visie op Wonen (2003), waarin de ruimtelijke aspecten van het wonen in de gemeente tot 2030 zijn vastgelegd. Er worden 2 doelen onderscheiden: vermindering van de hoge druk op de woningmarkt; verbetering van de kwaliteit van de bestaande voorraad. In de visie wordt een grote vraag naar woningen in de stad geconstateerd. De vraag naar ruimte en kwaliteit van de woningen is structureel. Het beleid om midden- en hogere inkomens aan de stad te binden zal ook voor de langere termijn moeten worden doorgezet. Er wordt ingezet op meer groenstedelijke woonmilieus en op een aantal punten centrum en buitencentrum stedelijke woonmilieus (gestapeld bouwen met hoge kwaliteit).
4.2. Voorzieningen In het plan worden enkele voorzieningen beoogd. Het betreft horeca en maatschappelijke functies. Bij horeca wordt uitgegaan van voorzieningen als een grand café of een restaurant. Deze functies hebben grote kans van slagen. De locaties voor horeca zijn de voormalige kantoorvilla en de voormalige dienstwoning. In het plan is in overleg met de gemeentebibliotheek ruimte gereserveerd voor een bibliotheek. Daarnaast wordt de mogelijkheid onderzocht om een accommodatie voor het Wilde Westen en
Programma
20
Portes te realiseren. Het bestemmingsplan maakt de realisatie van deze voorzieningen juridisch-planologisch mogelijk. Onderbouwing De opname van horeca en maatschappelijke voorzieningen in het gebied komt voort uit de bij het marktonderzoek gehanteerde programmatische uitgangspunten: realisering van een nieuw woongebied dat wordt gekenmerkt door menging met functies die vallen onder de titel Tension Relief, Leisure and Care, zoals ontspanning, uitgaan, cultuur (bijvoorbeeld bibliotheek, horeca); parkeren op eigen terrein en een goede ontsluitingsstructuur. Hiermee wordt beoogd een aantrekkelijk gebied te realiseren, dat op wijkniveau en wat betreft de horeca, wijkoverschrijdende niveau-uitstraling heeft. De wens om ook een multifunctionele voorziening toe te voegen is nader onderzocht (Haalbaarheidstoets Multifunctionele voorziening Cereol, april 2006). Het toeristisch beleid, zoals opgenomen in de nota's "Zet 'm op toerisme, meerjarenprogramma toerisme 2002-2004" (2001) en "Welterusten, hotelnota Utrecht 2000-2004" (2000), zet in op kwaliteitstoerisme. Daarbij wordt voor het plangebied opgemerkt dat de wijk Oog in Al zelf geen echte toeristische bestemming zal worden, maar er wel kansen bestaan voor een horecavestiging en een eventuele aanlegplaats voor (recreatie) boten bij het voormalige Cereolterrein.
4.3. Verkeer en parkeren Ontsluiting autoverkeer Het plangebied wordt voor het autoverkeer via de Everard Meijsterlaan ontsloten op de hoofdwegenstructuur van Utrecht. Via de Lessinglaan en de Vleutenseweg in noordelijke richting en de Joseph Haydnlaan en de ds. Martin Luther Kinglaan in het zuiden, wordt het gebied ontsloten vanaf de A2 (Amsterdam-Den Bosch). De wegen in het plangebied zelf zullen worden ingericht als erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/h. De Kanaalweg is ten noorden en ten zuiden van het plangebied afgesloten voor doorgaand autoverkeer door een zogenaamde "knip". Niet gebiedseigen verkeer zal daardoor niet in het gebied aanwezig zijn. De Kanaalweg en de nieuw aan te leggen weg in het verlengde van de Mozartlaan zullen de voornaamste wegen in het gebied zijn. De Everard Meijsterlaan heeft ten westen van de Mozartlaan een verzamelfunctie. Ten oosten van de Mozartlaan zal de Everard Meijsterlaan worden versmald en een parkachtig karakter en een verblijfsfunctie krijgen. De woonboten aan de Kanaalweg blijven bereikbaar. Ontsluiting openbaar vervoer Het plangebied wordt via het openbaar vervoer ontsloten via verschillende busdiensten, die op verschillende haltes op enige afstand (5-10 minuten loopafstand) halteren. De busdiensten geven verbinding met het station Utrecht CS. De sneltram Utrecht CS-Nieuwegein halteert op circa 15 minuten loopafstand van het plangebied (Graadt van Roggenweg). De ontsluiting per openbaar vervoer is redelijk tot goed te noemen. Ontsluiting langzaam verkeer Alle straten in het gebied zijn voor fietsers toegankelijk. De Kanaalweg vervult een belangrijke rol als doorgaande fietsroute voor het fietsverkeer dat het Merwedekanaal volgt. Daarnaast zal de Everard Meijsterlaan in de toekomst mogelijk van betekenis zijn voor fietsverkeer van en naar Leidsche Rijn. Conform de uitgangspunten van Duurzaam Veilig worden geen specifieke fietsvoorzieningen aangebracht, maar vinden het autoverkeer en het fietsverkeer gemengd plaats. Ten behoeve van de voetgangers zal in het gebied aan ten minste een zijde van de rijbaan een trottoir worden gerealiseerd. Parkeren Ten behoeve van het parkeren in het plangebied is uitgegaan van de parkeernormering zoals opgenomen in de Planvisie SOL en het stedenbouwkundig plan die in juni 2004 respectievelijk april 2005 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht is vastgesteld. Afhankelijk van het woningtype varieert deze norm in het plangebied van 1,0 tot 1,5 parkeerplaatsen per woning.
Programma
21
Onderstaand is de parkeersituatie op basis van de woningaantallen zoals opgenomen in het stedenbouwkundig plan in beeld gebracht. Voor de 56 woningen met als doelgroep starters wordt een parkeernorm van 1,0 parkeerplaats per woning aangehouden. Voor de 103 senioren/ouderenwoningen wordt een parkeernorm van 1,3 parkeerplaats per woning gehanteerd. Voor het benodigd aantal parkeerplaatsen voor de 63 meerpersoonshuishoudens is uitgegaan van een parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning. Het totaal aantal benodigde parkeerplaatsen voor de circa 222 woningen bedraagt daardoor circa 285. In het plangebied zullen op eigen terrein van de woningen circa 225 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. In het openbaar gebied zullen circa 60 parkeerplaatsen voor de bezoekers van de woningen en de appartementen worden gerealiseerd, waardoor het totaal aantal beschikbare parkeerplaatsen 285 bedraagt. Er kan worden geconcludeerd dat voor het plan voldoende parkeerplaatsen opgenomen zijn. Voor een eventuele aanpassing van het programma gelden de genoemde parkeernormen. Het parkeren zal bij de grondgebonden woningen plaatsvinden op de eigen kavel, maar ook onder de appartementengebouwen, waar parkeerkelders worden gerealiseerd. De parkeerkelders worden via de Kanaalweg, de nieuw aan te leggen weg in het verlengde van de Mozartlaan en de Everard Meijsterlaan ontsloten. De parkeerplaatsen voor de grondgebonden woningen worden via het achterterrein ontsloten. Parkeren in de voortuinen van de woningen is niet toegestaan. Voor de bezoekers van de bibliotheek en de multifunctionele accommodatie geldt conform de kentallen uit het ASVV 2004 een behoefte van 0,5 parkeerplaats per 100 m², zodat hiervoor 4 parkeerplaatsen noodzakelijk zijn. Ten behoeve van de horeca zijn conform de richtlijn uit het ASVV van 8 parkeerplaatsen per 100 m², 16 parkeerplaatsen noodzakelijk. Voor de maatschappelijke functies en horeca is ook aandacht voor voldoende fietsparkeerplaatsen van belang.
Programma
22
5. (Milieu)onderzoek
23
Naar aanleiding van de geformuleerde gebiedsvisie heeft onderzoek plaatsgevonden ten aanzien van wegverkeerslawaai, externe veiligheid, luchtkwaliteit, bedrijven in de nabijheid van het plangebied, bodem, water, leidingen en ecologie en archeologie. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de onderzoeken met de randvoorwaarden die daaruit voortvloeien.
5.1. Wegverkeerslawaai Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van: woonerven; 30 km/h-wegen; wegen waarvan op grond van de door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidsbelasting op de gevels van aanliggende woningen op 10 m uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wet geluidhinder is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk). Het plangebied bevindt zich niet in de geluidszone van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde weg. Alle wegen in en rond het plangebied hebben een maximumsnelheid van 30 km/h en zijn daardoor gedezoneerd. De geluidsbelasting op de woningen in het plangebied is bij de verwachte verkeersintensiteiten laag. De hoogste verkeersintensiteit is te verwachten op de Everard Meijsterlaan. Bij de verwachte verkeersintensiteit ligt de 50 dB(A)-contour op 32 m. De dichtstbijzijnde woningen liggen op 14 m van de weg. De geluidsbelasting is daar circa 53 dB(A). De voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder zou daarmee worden overschreden indien sprake zou zijn van een gezoneerde weg. Bij een gevelbelasting tot 55 dB(A) is echter nog steeds sprake van een (op basis van de jurisprudentie vereist) aanvaardbaar geluidsniveau. Conform het Bouwbesluit moet de geluidsbelasting in een nieuwe woning en langs bestaande wegen voldoen aan een binnenwaarde van 35 dB(A). De geluidsreducerende werking van een gevel moet bij een gevelwaarde van 55 dB(A), inclusief 5 dB(A) aftrek conform artikel 103 Wgh, dus minimaal 25 dB(A) zijn om de binnenwaarde van 35 dB(A) te kunnen garanderen. Het Bouwbesluit (artikel 3.2. lid 1) vereist dat de gevels van nieuwe woningen minimaal 20 dB(A) dienen te reduceren. In de praktijk reduceert een standaardgevel met dubbelglas en kierafdichtingen zeker 25 dB(A), zodat aan deze eis kan worden voldaan en sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. De wegen langs de andere woningen hebben zo'n lage verkeersintensiteit, dat de geluidsbelasting op de gevel van de aanliggende woningen lager zal zijn dan 50 dB(A). Daarmee is duidelijk dat hier een goed woonklimaat komt wat betreft geluid.
5.2. Externe veiligheid Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van groot belang. Bij ruimtelijke plannen heeft dit betrekking op: vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen; bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid. In de directe omgeving van het plangebied vinden dergelijke relevante activiteiten (vervoer of bedrijvigheid) niet plaats. Derhalve wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen gevolgen heeft voor de voorgenomen ontwikkeling in dit bestemmingsplan.
(Milieu)onderzoek
24
5.3. Luchtkwaliteit Algemeen Nieuwe ontwikkelingen die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit moeten worden getoetst aan de in het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk) opgenomen grenswaarden. De ontwikkeling van het Cereolterrein heeft mogelijk gevolgen op de luchtkwaliteit in de omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient daarnaast te worden nagegaan wat de luchtkwaliteit ter plaatse is van de beoogde ontwikkeling. Beleid en normstelling In de nabijheid van wegen en parkeergarages kan sprake zijn van lokale luchtverontreiniging die negatieve effecten voor de gezondheid kan hebben. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk). Het Blk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof van belang (zie bijlage 1). De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Blk stof
toetsing van
grenswaarde
Stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie uurgemiddelde concentratie2)
40 μg/m³ max. 18 keer p.j. meer dan 200 μg/m³ Fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 40 μg/m³ 24 uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 μg/m³ Benzeen jaargemiddelde concentratie 10 μg/m³ 5 μg/m³ 1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (artikel 5 Blk en bijbehorende Meetregeling). 2) Geldt alleen voor wegen met een verkeersintensiteit van ten minste 40.000 mvt/etmaal.
Op grond van artikel 7 lid 1 van het Blk moeten bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) deze grenswaarden in acht nemen. Volgens artikel 7 lid 3 mogen bestuursorganen deze bevoegdheden tevens uitoefenen, indien: de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 3a); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 3b). Onderzoek en resultaten In het kader van het Blk is onderzoek uitgevoerd of de ontwikkeling van de nieuwe woningen en voorzieningen gevolgen heeft op de luchtkwaliteit in de omgeving (luchtrapportage SOL (Oog in Al), mei 2007). Tevens is onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit ter plaatse van de voorziene functies en als gevolg van de parkeerkelders. In bijlage 1 van de toelichting zijn de resultaten van dit onderzoek weergegeven. Luchtkwaliteit langs wegen Uit het onderzoek valt af te leiden dat de toename van het verkeer als gevolg van het project feitelijk niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit in de omgeving. Dit kan met name worden verklaard doordat de verkeersbewegingen met zwaar vrachtverkeer van de bedrijven wegvalt en leidt tot een gunstigere verdeling van de voertuigen. Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van de nieuwe functies aan alle grenswaarden van stikstofdioxide en fijn stof kan worden voldaan.
(Milieu)onderzoek
25
Luchtkwaliteit nabij parkeergarages Met name ter plaatse van de uitrit van de parkeergarages (of in dit geval parkeerkelders) en ter plaatse van de ventilatie kan sprake zijn van hogere concentraties van met name stikstofdioxide, fijn stof en benzeen. Van belang is dat nieuw te bouwen parkeerkelders dienen te voldoen aan de eisen zoals onder andere staan vermeld in de publicaties NEN 2443, de SBR richtlijn "Parkeergarages: Brandveiligheid en Ventilatie" en het Besluit Woon- en verblijfsgebouwen. Uit deze publicaties blijkt dat indien de ventilatie aan de hierin gestelde eisen voldoet, er geen overschrijdingen van luchtkwaliteitsnormen in de parkeerkelders zullen optreden. Ook de concentraties benzeen zullen onder de norm blijven. De luchtkwaliteit in de parkeerkelders is hiermee gegarandeerd. Er zal te allen tijde voldoende verversing van de lucht in de parkeerkelders zijn. Relevant daarnaast zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit buiten de parkeerkelders. Met betrekking tot de uitstroom van de ventilatie in de buitenlucht is in bovengenoemde publicatie en bovengenoemd Besluit gesteld dat bij het aanhouden van voldoende afstand er bij woningen geen overschrijdingen van de normen optreden. De achtergrondconcentratie van benzeen bedraagt in Utrecht 1 µg/m³. Wanneer bij het ontwerp van de parkeerkelders rekening wordt gehouden aan de geldende eisen, kan worden verwacht dat ruimschoots wordt voldaan aan de geldende normen. De uitstroom van de ventilatie zal zodanig worden geplaatst dat er geen personen worden blootgesteld. Als er, ten tijde van de bouw van de parkeerkelders, filters voor de zuivering van de ventilatielucht op de markt komen, dan zal de gemeente deze voorschrijven aan de ontwikkelaar. Te denken valt hierbij aan filters voor bijvoorbeeld roet (fijn stof) of NOx. Ook het aantal verkeersbewegingen is zodanig laag dat geen effecten te verwachten zijn van de parkeerkelders op de luchtkwaliteit. De in- en uitgang van de parkeerkelders houdt voldoende afstand aan van de beoogde woningbouw. Conclusie Het Blk staat de uitvoering van het bouwplan niet in de weg. Het bouwplan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
5.4. Bedrijven Algemeen Nieuwe woningen (en andere functies) mogen de bedrijfsvoering van de bestaande bedrijven en vestigingsmogelijkheden niet belemmeren. Indien noodzakelijk, is afstemming van deze functies dan ook noodzakelijk. In deze paragraaf wordt ingegaan op de in de omgeving aanwezige en relevante bedrijven. Bedrijventerrein Oog in Al Ten westen van het plangebied bevindt zich een klein bedrijventerrein. Op grond van het in procedure zijnde bestemmingsplan zijn hier alleen maatschappelijke functies en kantoren gevestigd en mogelijk gemaakt. Uitzondering is het zuidelijk deel van dit terrein, waar binnen de bestemming categorie 1- en 2-bedrijven mogelijk zijn. Dergelijke bedrijven worden op grond van de Staat van Inrichtingen van Utrecht in de nabijheid van gevoelige functies als woningen verantwoord geacht. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling niet wordt belemmerd door de activiteiten op het bedrijventerrein. Overige bedrijven In de wijk Oog in Al zijn verder geen relevante bedrijven gevestigd die van belang zijn voor het plangebied. Het industrieterrein Lage Weide ligt op dermate grote afstand dat hier geen hinder van te verwachten is. De koffiebranderij SaraLee/DE ligt op een afstand van circa 900 m van het plangebied. Vanwege de activiteiten van dit bedrijf is er sprake van geurhinder in een groot gebied rondom dit bedrijf. De afstand van het plangebied is echter dermate groot dat de relevante geurcontour ruim buiten het plangebied is gelegen. Het aspect geurhinder levert daarom geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.
(Milieu)onderzoek
26
5.5. Bodemkwaliteit Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op een schone bodem gerealiseerd te worden. Dit geldt dus uitdrukkelijk niet alleen voor woningbouw, maar ook voor alle andere functies waarbij een nieuwe inrichting plaatsvindt. Voorafgaand aan een functiewijziging of herinrichting van een gebied, dient op basis van ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, namelijk het historisch bodemonderzoek, vastgesteld te worden of ter plaatse geen risico van bodemverontreiniging bestaat. Op de (aangrenzende) percelen van de onderzoekslocatie hebben onderstaande bodemonderzoeken plaatsgevonden. TPG, Everard Meijsterlaan 51: verkennend onderzoek, locatie Everard Meijsterlaan 51 te Utrecht, ref. jopo3/brni/35589, januari 2003; aanvullend bodemonderzoek, Everard Meijsterlaan 51 te Utrecht, ref. jopo3/diku/37322, juli 2003; onderzoek asbest in grond, Everard Meijsterlaan 51 te Utrecht, ref. 253028.1, 14 juli 2003. KPN, Kanaalweg 92: indicatief bodemonderzoek, Chemielinco, rap nr. 93240, 6 oktober 1993; nader bodemonderzoek, Chemielinco, rap nr. 93513, 8 maart 1994; monitoring, Chemielinco, rap. nr. 21730-D, 22 oktober 2001; asbestinventarisatie, Hamabest, rap nr. R02.017-THT-01, 31 januari 2002; verkennend milieukundig onderzoek Kanaalweg 92 te Utrecht, Gebr. Reehorst, ref. 02.250, 6 november 2002. Cereol, SOL, Everard Meijsterlaan 3: nulsituatie bodemonderzoek, Tebodin, rap nr. 331314, 7 april 1993; nader bodemonderzoek, Tebodin, rap nr. 27411, 20 januari 1999; bodemonderzoek, Grontmij, rap nr. 13.6012, 4 mei 2000; verkennend bodemonderzoek, Tebodin, rap nr. 3315001, 24 mei 2002; aanvullend onderzoek Cereollocatie, Heijmans Milieutechniek, rap. Miie.38407, december 2003. Kanaalweg 94 (E. Meijsterlaan 57): oriënterend bodemonderzoek, Geofox, rap nr. P1200/JN/nh, 26 oktober 1999. Kanaalweg 95: oriënterend onderzoek, Van Dijk Techniek, rap nr. onbekend, 24 april 1989; 1e aanvullend onderzoek, Van Dijk Techniek, rap nr. onbekend, 12 juni 1989; 2e aanvullend onderzoek, Van Dijk Techniek, rap nr. onbekend, 30 oktober 1993; bemonstering water, Van Dijk Techniek, rap. nr. onbekend, 5 januari 1993; bemonstering grondwater, Van Dijk Techniek, rap nr. onbekend, 19 januari 1993; nader bodemonderzoek, Van Dijk Techniek, rap nr. 167.93, 3 maart 1993. Everhard Meijsterlaan 53: verkennend bodemonderzoek, Kuiper & Burger, rap nr. onbekend, 1 juli 1999; nader grondonderzoek, Kuiper & Burger, rap nr. PB99202/D1, 13 september 1999. Kort samengevat zijn de volgende bodemverontreinigingen geconstateerd 1). Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de hiervoor genoemde rapportages. Uit de bodemonderzoeken blijkt dat de bodem op de locatie licht tot sterk is verontreinigd met minerale olie, hexaan, PAK en zware metalen. De meeste verontreinigingen bevinden zich ter plaatse van ondergrondse tanks. Het grondwater is plaatselijk verontreinigd met benzeen en tolueen. In het zuidelijk terreindeel is de bodem sterk verontreinigd met minerale olie en hexaan en het grondwater met benzeen.
1) Aanvullend bodemonderzoek, Heijmans Milieutechniek, rapportnr. 203984-W0022, december 2003.
(Milieu)onderzoek
27
Vanwege de geconstateerde bodemverontreinigingen is een saneringsplan opgesteld, op basis waarvan een bodemsanering wordt uitgevoerd.
5.6. Waterhuishouding Beleidskader duurzaam stedelijk water Waterbeheersplan 1996-2000, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (1997) Het Waterbeheersplan beschrijft de doelstellingen en het beleid voor zowel het waterkwaliteitsals het waterkwantiteitsbeheer. Het beleid van het waterschap voor ontwikkelingen in het stedelijk gebied is inzetten op duurzaam stedelijk waterbeheer. Algemene doelstellingen daarvan zijn: water langer vasthouden (bijvoorbeeld op vegetatiedaken), afkoppelen en infiltreren, doorlatende (weg)verharding, geen kunstmatige en structurele verlaging "natuurlijke" (historische) grondwaterstanden; meer berging van water in de wijk, onder andere inundaties in het stedelijk groen of wadi's (lokale groene berging), vergroten van hoeveelheid oppervlaktewater (blauwe berging) of mogelijke peilfluctuatie; emissiebronnen worden zoveel mogelijk gesaneerd, onder meer door gebruik van niet uitloogbare materialen. Inmiddels heeft het hoogheemraadschap een uitgebreide studie verricht naar de huidige visie op het waterbeheer, mede in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen en met het oog op klimaatveranderingen. Deze is vastgelegd in de Waterstructuurvisie. Waterstructuurvisie, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (2002) In deze Waterstructuurvisie is een langetermijnvisie (voor 2050) en een middellangetermijnvisie (tot 2015) ontwikkeld voor een duurzamer waterbeheer voor het beheersgebied. Mede met het oog op klimaatveranderingen (nattere winters, drogere zomers, intensievere buien, hogere rivierafvoeren in de winter, lagere in de zomer) en gelet op de huidige knelpunten in het watersysteem ten aanzien van waterkwaliteit en waterkwantiteit is het noodzakelijk om op een meer duurzame wijze met water om te gaan. In het plangebied speelt het ontwikkelen van een duurzaam waterbeheer in bestaand stedelijk gebied. Ook bij eventuele nieuwbouw wordt van duurzaam stedelijk waterbeheer uitgegaan. In dit gebied gaat het dan met name om schoon water schoonhouden en zo lang mogelijk vasthouden, infiltreren, afkoppelen, daar waar mogelijk aanleggen van een verbeterd gescheiden riolering en het realiseren van voldoende waterberging. Utrecht Waterdicht? (1998) In dit rapport werkt de gemeente Utrecht, in samenwerking met diverse andere partijen, waaronder het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, de strategie uit voor een duurzamere omgang met het hemelwater in het stedelijke gebied en met het stadswater. Het stedelijk waterbeheer kent op dit moment een belangrijk knelpunt: de verspilling van (relatief) schone waterstromen (hemelwater) en verontreiniging van de stromen tijdens het verblijf in de stad. De gevolgen hiervan zijn zichtbaar, zowel in de stad als daar buiten: verdroging en verontreiniging. De nota Utrecht Waterdicht? biedt strategische uitgangspunten voor het duurzaam omgaan met het stadswater. Er zijn drie duurzaamheidsprincipes geformeerd, te weten: beperken van de instroom; verlengen van het verblijf van water in het stedelijk systeem; schoon afvoeren van water uit het systeem. Gemeentelijk Rioleringsplan 2003-2006 en Waterplan Het GRP 2003-2006 sluit aan bij de eerder geschetste duurzaamheidsprincipes. De gemeente Utrecht streeft ernaar om in de bestaande stad zoveel mogelijk verhard oppervlak af te koppelen van de gemengde riolering. Renovaties- en nieuwbouwprojecten bieden een mogelijkheid om het verhard oppervlak af te koppelen. Het gebruik van uitlogende materialen moet worden voorkomen zodat het afspoelend hemelwater zo schoon mogelijk blijft. Samen met de provincie is de gemeente bezig met het maken van een Waterplan. Waterkwaliteit, watergebruik en waterkwantiteit zijn daarbij leidende aspecten hoe met water in de stad om te gaan. Het gaat daar-
(Milieu)onderzoek
28
bij om water dat van buiten de stad de stad in komt, water dat op de stad valt als regen, water dat in de stad verbruikt en geloosd wordt en water dat de stad weer verlaat. Watertoets Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. Het onderhoud aan de riolering wordt uitgevoerd door de gemeente. De provincie is verantwoordelijk voor het grondwaterbeheer. Een belangrijk instrument om ruimtelijke plannen te toetsen op het waterbeleid en het ordenend principe is de watertoets. De gemeente heeft overleg gevoerd met het hoogheemraadschap en de provincie over de planontwikkeling. In deze waterparagraaf zijn de door het hoogheemraadschap en provincie aangegeven aandachtspunten verwerkt. Huidige situatie water, bodem en riolering Bodem en grondwater Het maaiveld ligt gemiddeld op NAP +2,2 m en varieert in het plangebied. De oorspronkelijke bodem bestaat voornamelijk uit klei. Het gebied is in het verleden namelijk opgehoogd met een zandlaag van circa 1,5 m. In de nabije omgeving van het gebied bevindt zich een peilbuis van het gemeentelijk grondwatermeetnet. De grondwaterstand varieert van NAP 0,0 m tot NAP 0,4 m. De ontwateringdiepte is hiermee minimaal circa 2,2 m. Oppervlaktewater In het plangebied liggen geen watergangen. Binnen het plangebied bevindt zich een duiker ter hoogte van het SOL-fabrieksterrein langs de Kanaaldijk. De duiker loopt parallel aan het Merwedekanaal en verbindt twee sloten van de Vleutense Wetering met elkaar. Het terrein boven de duiker is verhard. Het plangebied grenst aan het Merwedekanaal. De kade van het kanaal is een regionale waterkering. Riolering Het plangebied is thans vrijwel volledig verhard. Het plangebied valt binnen de wijk Oog in Al, dat voorzien is van een gemengd rioolstelsel. Dit betekent dat het hemelwater en huishoudelijk en bedrijfsmatig afvalwater via dezelfde buis wordt ingezameld. Het rioolwater wordt via een gemaal getransporteerd naar het rioleringsdistrict "Hagelstraat". Het afvalwater in rioleringsdistrict "Hagelstraat" voert onder vrijverval af naar het gemaal Hagelstraat. Van hieruit wordt het afvalwater verpompt naar rioleringsdistrict "Catharijne" en loopt onder vrijverval naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie aan het Zandpad. Vertaling beleid naar het bestemmingsplan Bodem en grondwater De ontwateringsdiepte in het plangebied is voldoende voor woningbouw zonder grondophoging of (structurele) drainage. Hiermee kan goed voldaan worden aan de doelstelling om de natuurlijke grondwaterstand niet kunstmatig en structureel te verlagen. Bij de herinrichting van het plangebied zal een aantal parkeerkelders gerealiseerd worden. Indien deze onder de (hoogste) grondwaterstand gerealiseerd worden, dan dienen deze waterdicht te worden gemaakt. Een permanente onderbemaling voor het ontwateren van de kelders is niet toegestaan. Ook voor ondergrondse constructies boven de huidige grondwaterstand kan gedacht worden om deze waterdicht aan te leggen. Hiermee wordt dan voorkomen dat eventuele toekomstige grondwaterstijgingen leiden tot grondwateroverlast. Deze toekomstige stijgingen kunnen van klimatologische aard zijn, maar ook door menselijk handelen worden veroorzaakt (bijvoorbeeld opzetten waterpeilen, verhogen grondwaterstand door afkoppelen, beëindigen grondwateronttrekking, vervanging lekke riolering). Verder dient er rekening mee gehouden te worden dat eventuele doorgravingen van slecht doorlatende lagen, zoals een kleilaag, afgedicht dienen te worden. Hiermee worden lekstromen tussen verschillende watervoerende lagen of van licht verontreinigd afstromend hemelwater naar het watervoerend pakket voorkomen.
(Milieu)onderzoek
29
Gezien de ontwateringsdiepte, bodemopbouw en afwezigheid van bodemverontreinigingen zijn er goede mogelijkheden voor het toepassen van infiltratievoorzieningen. Oppervlaktewater In het plan is een doorgetrokken sloot in plaats van een duiker als mogelijkheid opgenomen, zodat hiermee invulling gegeven kan worden aan duurzaam waterbeheer. De kade langs de Merwedekanaal is een regionale waterkering. Langs het Merwedekanaal is nieuwe verharding voorzien. Voor werkzaamheden binnen de keurzone van de kade is vergunning op basis van de Keur nodig. Riolering en afkoppelen In het plan is minder verhard oppervlak opgenomen dan in de bestaande situatie. Hiermee vindt een reductie van piekafvoeren plaats (afname van het afstromend hemelwater op de verhardingen). Er bestaat een voorkeur om de verharde oppervlakken af te koppelen. Hierbij kan gedacht worden aan direct afkoppelen op de Vleutense Wetering of het afkoppelen op een infiltratievoorziening zoals it-riolen (geperforeerde rioolbuizen), infiltratiekratten of wadi's. Infiltratievoorzieningen hebben een zuiverende werking, een waterbergingsfunctie en dragen bij aan een natuurlijk grondwatersysteem. Hiermee gaat de voorkeur uit naar het infiltreren van het afstromende hemelwater. De eisen die het waterschap stelt aan afkoppelvoorzieningen, zijn afhankelijk van het grondgebruik en de verontreiniginggraad. Verontreinigde oppervlakken, zoals balkons, dienen aangesloten te worden op de riolering. Licht tot matig verontreinigde oppervlakken, zoals parkeerterreinen, dienen afgekoppeld te worden via een zuiveringsvoorziening. Verder dient de toepassing van uitloogbare materialen voorkomen te worden. Bij de ontwikkeling dient de mogelijkheid tot afkoppelen nader onderzocht te worden. De definitieve systeemkeuze dient nog gemaakt te worden.
5.7. Planologisch relevante leidingen en straalpaden Leidingen Er bevinden zich geen planologische relevante leidingen in of nabij het plangebied. Straalpaden Een straalpad is een bepaalde verbinding voor sommige vormen van telecommunicatie. Over het oostelijk deel van het plangebied loopt de buitenste contour van een straalverbinding. Voor het straalpad geldt een bouwhoogtebeperking van 56 m. De toegestane bebouwing binnen het straalpad blijft ruim onder de maximaal toegestane hoogte. De aanwezigheid van het straalpad legt dan ook geen beperkingen op aan de planvorming.
5.8. Flora en fauna Het gebouwencomplex op het voormalige Cereolterrein heeft nogal wat mogelijkheden voor overwintering van vleermuizen (vanwege de bebouwing met een open spouw, ramen zonder glas en zolders). Ook bestaat de mogelijkheid van de aanwezigheid van muurflora en kunnen de gebouwen vogels met een vaste verblijfplaats, zoals uilen, huisvesten. Voor het overige wordt geen bijzondere/beschermde flora of fauna verwacht. In oktober 2006 is onderzoek verricht naar de flora en fauna ter plaatse (Ecoscan Cereolterrein te Utrecht, Zoogdiervereniging VZZ). Het onderzoek is uitgevoerd door middel van diverse veldbezoeken (visueel en auditief), om de aanwezigheid van vleermuizen vast te stellen (hierbij wordt een "bat-detector" gebruikt). De uitslagen van de onderzoeken zijn vastgelegd in een rapportage. Uit de rapportage blijkt dat in het plangebied geen verblijfsplaatsen zijn aangetroffen van vleermuizen. In het plangebied werden enkele foeragerende gewone dwergvleermuizen en een passerende laatvlieger waargenomen. Aangenomen kan worden dat de geplande werkzaamheden geen significante negatieve effecten zullen hebben op de in het plangebied foeragerende exemplaren van deze soorten daar het slechts een beperkt aantal individuen betreft waarvoor tijdens de sloop- en
(Milieu)onderzoek
30
nieuwbouwfase in de directe omgeving van het plangebied voldoende alternatieve foeageerbiotopen aanwezig zijn. In het plangebied zijn ook geen overige beschermde planten en dieren aangetroffen. Conclusie De Flora en faunawet staat de uitvoering van het bouwplan niet in de weg.
5.9. Archeologie en cultuurhistorie Er is een archeologische waardenkaart ontwikkeld voor de gemeente Utrecht die is gebaseerd op de AMK en de IKAW (www.archis.nl). Het plangebied is op deze kaart niet aangegeven als een archeologisch monument of als een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. De locatie ligt echter op de stroomrug van de Oude Rijn, waarop al sinds de Romeinse Tijd bewoning is geweest. Een verkennend archeologisch bodemonderzoek uit 2006 heeft uitgewezen dat er geen archeologisch waarden aanwezig zijn in het plangebied. Conclusie Archeologische waarden staan de uitvoering van het bouwplan niet in de weg.
6. Juridische planbeschrijving
31
In dit hoofdstuk is een toelichting gegeven op de gekozen planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven.
6.1. Opbouw voorschriften De juridische regeling bestaat uit een aantal hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn. Het tweede hoofdstuk bestaat uit de bestemmingen en het gebruik van de gronden. In hoofdstuk drie zijn een aantal flexibiliteitsbepalingen opgenomen. De overgangs- en slotbepalingen maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk. Algemeen Het plangebied zal herontwikkeld worden waarbij overwegend woningen gebouwd worden. In dit kader is een integraal stedenbouwkundig plan ontwikkeld in samenwerking met een ontwerpbureau. De beoogde ontwikkeling van het gehele terrein past niet binnen de vigerende bestemmingsregeling. Om de ontwikkeling van het voormalige Cereolterrein e.o. juridischplanologisch mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
6.2. Verantwoording planvorm Dit bestemmingsplan vormt in eerste instantie het juridische kader waarbinnen in dit plangebied een groot aantal nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. De nieuwe ontwikkelingen zijn gericht op de transformatie van de gronden van de SOL-fabriek naar een overwegend woongebied. Om die reden is een toegesneden juridisch planvorm noodzakelijk die is afgestemd op de beoogde nieuwe ontwikkelingen. Ten behoeve van de diverse gewenste ontwikkelingen, is in het bestemmingsplan binnen duidelijke grenzen een redelijke mate van flexibiliteit opgenomen in de vorm van gedetailleerde bestemmingen, waarbij de beoogde ontwikkelingen zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden. Op de plankaart zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de plankaart zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende voorschriften zijn de doeleindenomschrijving, de bouwvoorschriften en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele bestemmingsspecifieke vrijstellingsbevoegdheden te vinden. In de begripsbepalingen is een heldere definitie opgenomen van het begrip peil. Het maaiveld in het plangebied is hellend waardoor het noodzakelijk is dit peil duidelijk vast te leggen om de bouwhoogte te bepalen.
6.3. Bestemmingsregeling Het grootste deel van de bestaande bebouwing wordt gesloopt en vervangen door nieuwbouw met nieuwe functies, voornamelijk wonen. De woonbebouwing aan de rand van het park Oog in Al blijft gehandhaafd en wordt bestemd overeenkomstig het huidige gebruik. De sluiswachterwoning, de directiewoning en een deel van de fabrieksbebouwing blijven gehandhaafd, maar krijgen een andere functie. Daarnaast zal ook geheel nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt worden met overwegend een woonfunctie. Een aantal regelingen behoeft daarbij nadere toelichting.
Juridische planbeschrijving
32
Wonen In het plangebied is een tweetal woonbestemmingen opgenomen. Het ensemble heeft de bestemming Wonen (W) gekregen. Aan de wand langs de Mozartlaan en het appartementencomplex in de losse bouwmassa bij het kanaal is de bestemming Woongebied (WG) toegekend. Wonen De basis voor de bestemming Wonen wordt gevormd door een regeling, waarbij de gronden zijn bestemd voor wonen. De regeling voor tuin- en erfbebouwing is in deze bestemming opgenomen, wat betekent dat de gronden ook bestemd zijn voor bijbehorende tuinen en erven. Dit betekent dat de met het wonen samenhangende doeleinden, het wonen zelf, de tuinen en de (achter)erven, zijn gecombineerd in de bestemming Wonen. In de voorschriften en op de plankaart zijn regels geformuleerd omtrent het hoofdgebouw van de woning, de plaats en de hoogte ervan. Ook is de maximale toegestane hoogte van de erfbebouwing vastgelegd, zodat op basis van de huidige situatie eventuele uitbreidingsmogelijkheden duidelijk zijn. Op de plankaart is het bouwvlak aangegeven waarbinnen in ieder geval het hoofdgebouw gebouwd moet worden. Voor wat betreft voortuinen (voorzover aanwezig) is in de voorschriften geregeld dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan dienen te worden gebouwd conform de regels van de "voor- en achterkantbenadering" die opgenomen zijn in het Bblb (Besluit bouwvergunningvrij en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken). Deze benadering komt erop neer dat met het oog op stedenbouw en welstand verschil moet worden gemaakt tussen het bouwen aan de voorkant of aan de achterkant. Vanuit welstandsoptiek is het bouwen aan de voorkant (voor de gevellijn) in het algemeen kwetsbaarder dan het bouwen aan de achterkant. Dit heeft als resultaat dat voor het bouwen aan de achterkant in principe geen bouwvergunningvereiste geldt voor aanbouwen, bijgebouwen, carports, dakkapellen en erfafscheidingen, tenzij deze binnen 1 m van de grens privé-weg dan wel openbaar groen worden gerealiseerd. In dat geval zijn deze bouwwerken wel bouwvergunningplichtig. Aan de voorkant zal voor bovengenoemde bouwwerken een bouwvergunning vereist zijn. Voor de bebouwing op het achter- en zijerf geldt een maximumbebouwingspercentage van 50% van de oppervlakte van de gronden buiten het bouwvlak, tot een maximum van 45 m² overeenkomstig het Bblb. Naast het wonen en de bijbehorende erven en tuinen zijn binnen de bestemming, ter plaatse van de aanduiding "parkeren 2", ook gebouwde parkeervoorzieningen toegestaan. Hierbij geldt dat de parkeerplaatsen gebouwd en geheel of grotendeels onder peil zijn toegestaan. Het uitoefenen van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven uit categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (LvB) wordt direct mogelijk gemaakt, mits de woonfunctie blijft prevaleren. Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven niet groter zijn dan 30% van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 40 m², inclusief aan- en uitbouwen. In het voorschrift wordt eveneens de mogelijkheid gecreëerd via een vrijstellingsbevoegdheid ook aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven uit categorie 2 van de LvB toe te staan, indien en voorzover deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 van de LvB. Aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven die niet genoemd worden in de LvB kunnen eveneens toegelaten worden, indien en voorzover deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 van de LvB. Woongebied Binnen de bestemming Woongebied zijn naast het wonen ook andere voorzieningen toegestaan, zoals voet- en fietspaden en groenvoorzieningen. Een gebouwde parkeervoorziening is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "parkeren 1", hierbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend onder peil zijn toegestaan.
Juridische planbeschrijving
33
Ook binnen deze regeling geldt de mogelijkheid voor het direct uitoefenen van aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven uit categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (LvB) en de vrijstellingsbevoegdheid. De voorwaarden hiervoor zijn hierboven genoemd onder het kopje "Woondoeleinden". Wonen en maatschappelijke doeleinden Een deel van de bestaande bebouwing van de voormalige fabriek is bestemd als Wonen en Maatschappelijke doeleinden (WM) en wordt gereserveerd voor een maatschappelijke functie (bijvoorbeeld een bibliotheek en een multifunctioneel centrum) met daarboven woningen. In de regeling is aangegeven dat de woningen uitsluitend op de tweede bouwlaag en hoger gebouwd mogen worden, waardoor de begane grond in ieder geval vrijgehouden wordt voor de vestiging van bijvoorbeeld een bibliotheek. Ter plaatse van de aanduiding (a) op de plankaart is een aanbouw toegestaan met een maximale hoogte van de begane grond van het aangrenzende gebouw + 0,25 m. Binnen deze bestemming is eveneens de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven uit categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (LvB) toegestaan onder dezelfde voorwaarden als genoemd onder het kopje "Wonen". Horecadoeleinden Aan het voormalige directiegebouw en de sluiswachterwoning is de bestemming Horecadoeleinden (H) toegekend, zodat hier kleinschalige horecavoorzieningen (categorie B en D van de Lijst van Horeca-activiteiten) gerealiseerd kunnen worden. Parkeren In het plangebied zijn een tweetal halfondergrondse parkeergarages voorzien. Deze parkeergarages vallen onder verscheidene bestemmingen, namelijk wonen, woongebied, wonen en maatschappelijke doeleinden en het verkeer en verblijf. Deze parkeergarages hebben de aanduiding "parkeren 1" of "parkeren 2". Voor "parkeren 1" geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend gebouwd en onder peil zijn toegestaan in ten hoogste drie bouwlagen. "Parkeren 2" komt overeen met "parkeren 1" maar mag halfondergronds gerealiseerd worden tot 1,40 m boven maaiveld (peil E. Meijsterlaan-oost). Verkeer en verblijf De bestemming Verkeer en verblijf (VV) is toegekend aan die wegen met een verblijfsfunctie en het verblijfsgebied binnen het ensemble. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden en groen- en waterpartijen. Daarnaast is specifiek aangegeven dat ter plaatse van de gronden met de aanduiding "parkeren 1" en "parkeren 2" parkeervoorzieningen zijn toegestaan, zie hierover de toelichting onder het kopje "parkeren". Gebouwen zijn binnen deze bestemming VV in principe niet toegestaan, een uitzondering geldt voor de gebouwen die nodig zijn voor de parkeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding. Ter plaatse van de aanduiding (hijskraan) is een hijskraan toegestaan met een maximale hoogte van 25 m en ter plaatse van de aanduiding (s) is een schoorsteen ten behoeve van de ontluchting van de parkeervoorziening toegestaan. Voor het gebied rond de hijskraan is een wijzigingsbevoegdheid naar wonen opgenomen, om de omvorming van de kraan naar een woonfunctie onder voorwaarden mogelijk te maken. Groenvoorzieningen Op een aantal plekken in het plangebied is de bestemming Groenvoorzieningen (G) opgenomen, waar de gronden specifiek bestemd zijn voor bijvoorbeeld beplantingen, voet- en fietspaden en water. Daarnaast zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding "parkeren 2" ook bestemd voor parkeervoorzieningen. Binnen deze bestemming mogen, ter plaatse van de aanduiding (b), tevens balkons gebouwd worden die behoren tot de aangrenzende gebouwen met de bestemming Woondoeleinden. De maximale diepte van de balkons is op de plankaart vastgelegd en de maximale breedte van de balkons per woning is 4 m. In principe zijn binnen deze bestemming geen gebouwen toegestaan, alleen ter plaatse van de twee aanduidingen geldt een uitzondering. Hier zijn gebouwen toegestaan, zoals parkeergarages en balkons.
Juridische planbeschrijving
34
Aan het Merwedekanaal bevinden zich gronden die vanwege hun ecologische en natuurlijke waarden de bestemming Groenvoorzieningen, ecologische verbindingszone (Ev) hebben gekregen. Binnen deze bestemming staat specifiek het behoud van de ecologische en natuurlijke waarden centraal. Water De gronden op de kaart aangewezen voor Water zijn bestemd voor de waterhuishouding, de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging en het verkeer te water. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers worden gebouwd. Waterstaatsdoeleinden De op de plankaart als Waterstaatsdoeleinden aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de instandhouding van waterkeringen met de daarbijbehorende voorzieningen ten behoeve van de waterkering zoals dijken, kaden en dijksloten. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd. Monumenten en beeldbepalende bebouwing In het plangebied komt een aantal rijksmonumenten voor die als zodanig door de overheid als te behouden bebouwing zijn aangewezen: een deel van de bebouwing van de voormalige fabriek, de directeurswoning, de voormalige sluiswachterwoning en het pand tegenover de voormalige sluiswachterwoning. Ter plaatse van de rijksmonumenten zijn ter behoud van deze bijzondere bebouwing de bouwmogelijkheden beperkt. De bescherming van de monumenten is geregeld in de monumentenregelgeving. De rijksmonumenten zijn als verklaringen op de kaart opgenomen.
6.4. Handhaving Uitgangspunt bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen is, dat de opgenomen regels duidelijk, begrijpelijk en handhaafbaar moeten zijn. Met het vastleggen van regels in het bestemmingsplan heeft de gemeente zichzelf de plicht opgelegd de naleving van de bestemmingsplanregels te controleren en, waar nodig, te handhaven. Naleving van de regels moet zowel door burgers, bedrijven en instellingen als door de gemeente gebeuren. De gemeente is belast met het toezicht op de naleving. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht op naleving van regels en opsporing van overtredingen) en, waar nodig, toepassen van bestuursrechtelijke sancties (of dreigen daarmee) bereiken dat de regelgeving wordt nageleefd. De handhaving van de verschillende van toepassing zijnde regelingen binnen de gemeente Utrecht wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo handhaaft de afdeling Bouwbeheer (Dienst Stadsontwikkeling) namens het college onder andere bestemmingsplannen. Dit betekent dat die afdeling de voorschriften voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsbepalingen handhaaft. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om bouwvergunning. Het kan echter ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw, op grond van een constatering door de gemeente dat een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebouwd of gebruikt. Daarnaast kan handhaving plaatsvinden op verzoek van particulieren. De Dienst Stadswerken handhaaft namens het college het gebruik van gemeentelijke gronden. Als er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden. Daarnaast ziet de afdeling Milieu en Duurzaamheid toe op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Als er op grond van het bestemmingsplan bedrijfsactiviteiten plaats mogen vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden door het Bureau Bedrijfsinspectie (Afdeling Milieu en Duurzaamheid, Dienst Stadsontwikkeling). Sinds 13 september 2004 is overtreding van een bestemmingsplan een economisch delict in de zin van de Wet op de economische delicten.
Juridische planbeschrijving
35
Dit betekent dat bij overtreding van een bestemmingsplan gebruik kan worden gemaakt van de opsporingsbevoegdheden van de politie. Bij het opleggen van een strafmaatregel op grond van de Wet op de economische delicten kan rekening worden gehouden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald en met herstelmogelijkheden van de schadelijke gevolgen van de overtreding. De boete op grond van Wet op de economische delicten kan maximaal € 45.000 bedragen en ook kan de verplichting worden opgelegd om op eigen kosten de gevolgen van de overtreding ongedaan te maken. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college twee instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk of gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is ook mogelijk om, als er zonder bouwvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan, waarbij de door de gemeente gemaakte kosten op de overtreder worden verhaald. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat illegaal gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men die termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal dus altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegale activiteit. De gemeente zal het bestemmingsplan handhaven en, afhankelijk van de ernst van de overtreding, gebruik maken van één van de hier beschreven instrumenten.
Juridische planbeschrijving
36
7. Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
37
In dit hoofdstuk wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
7.1. Economische uitvoerbaarheid In 2002 is door de gemeente Utrecht het terrein en de fabriek van Cereol, voorheen de Stichtse Olie- en Lijnkoekenfabriek, in Oog en Al aangekocht. De aankoop is destijds gedekt door een tijdelijke verlaging van de algemene reservepositie en, vooruitlopend op een te openen en vast te stellen grondexploitatie, een gedeelte ten laste van de reserve van het grondbedrijf te brengen. Ten behoeve van de economische uitvoerbaarheid is een onderzoek uitgevoerd naar de planeconomische aspecten. Uit het onderzoek is gebleken dat de economische uitvoerbaarheid kan worden gewaarborgd. Dit heeft geresulteerd in vaststelling van de grondexploitatie door het college van burgemeester en wethouders tezamen met de planidentificatie Cereol. In de grondexploitatie is rekening gehouden met de ten laste van de grondexploitatie komende verwervingskosten. De aan het Cereol terrein grenzende KPN- en TPG-terrein zijn in 2002 en 2003 door projectontwikkelaars verworven. Ten einde een samenhangende ontwikkeling van de drie terreinen mogelijk te maken, is besloten om samen met deze ontwikkelaars onderzoek te doen naar de financiële haalbaarheid van een stedenbouwkundige ontwikkeling waarbij de op het terrein aanwezige rijksmonumenten gehandhaafd zouden kunnen blijven. Dit onderzoek heeft ertoe geleid dat een Planvisie voor het gebied is opgesteld en een bod op het fabrieksterrein door de ontwikkelaars is uitgebracht. Het bod voorziet in verkoop van het fabrieksterrein per 1 oktober 2007 in de staat waarin het zich bevindt, aan de ontwikkelaars waarbij deze alle aan de ontwikkeling van het terrein verbonden risico's, zoals bodemsaneringskosten, sloopkosten etc. aanvaarden. Tevens zal de (toekomstige) openbare ruimte volledig door de ontwikkelaars worden ingericht en "om niet" aan de gemeente worden geleverd. De rijksmonumenten zullen worden gehandhaafd, opgeknapt en waar mogelijk in de nieuwbouw worden geïntegreerd. Positief gevolg van de verkoop van het terrein is dat de historische kosten van de gemeente voor verwerving (deel grondbedrijf), plankosten, tijdelijk beheer etc., volledig worden gedekt. De financiële risico's van de gemeente zijn hierdoor beperkt tot de kosten van tijdelijk beheer tot 1 oktober 2007. De financiële implicaties van het bod zijn verwerkt in de grondexploitatie. In juni 2004 is door het college van burgemeester en wethouders de Planvisie SOL vastgesteld, en is het bod van de ontwikkelaars aanvaard. Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de kosten, verbonden aan de verwerving van de fabriek van Cereol, door de gemeente zijn gedragen en afgedekt. Een deel is ten laste gebracht van de grondexploitatie. Alle overige kosten verbonden aan de ontwikkeling van het Cereol-terrein inclusief de kosten verbonden aan de herstel van de rijksmonumenten, bodemsanering, sloop, aanleg van openbare ruimte, plankosten etc., zijn in de aankoopsom van de ontwikkelaars begrepen. De kosten van tijdelijk beheer van de locatie tot het moment van levering, komen voor rekening van de gemeente en zijn in de grondexploitatie opgenomen. De grondexploitatie van de gemeente vertoont een positief saldo. Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat is onderzocht wie de kosten van het plan dragen en diegenen, de gemeente en de ontwikkelaars, in staat zijn deze kosten te dragen. De financiële en economische uitvoerbaarheid van het project Cereol- terrein is derhalve gewaarborgd.
Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
38
7.2. Inspraak ingevolge artikel 6a WRO Ingevolge artikel 6a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en de Inspraakverordening, is het voorontwerpbestemmingsplan SOL (Oog in Al) met ingang van 6 december 2005 ter inzage gelegd voor de duur van vier weken. Gedurende deze periode konden schriftelijk inspraakreacties ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan naar voren worden gebracht. Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan SOL (Oog in Al) op 14 december 2005 tijdens een inspraakavond toegelicht. Er is een groot aantal inspraakreacties binnengekomen. De reacties gaan over de hoogte van de bebouwing en de effecten van de bebouwing op de omgeving. Daarnaast is er duidelijke wens bij insprekers om meer ruimte te geven aan maatschappelijke functies in het gebied en meer diversiteit. De reacties zijn thematisch gebundeld in een separate Nota van inspraak en PPC advies. De naam van het plan is overigens gewijzigd in 'bestemmingsplan voormalig Cereolterrein e.o.''
7.3. Overleg ingevolge artikel 10 Bro In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is het raamwerk van het voorontwerpbestemmingsplan SOL (Oog in Al) voorgelegd aan uiteenlopende instanties. Dit raamwerk bestond uit het stedenbouwkundig plan en de uitgangspunten voor de juridische regeling in het bestemmingsplan. De reacties zijn in een separate nota van overleg samengevat.
Bijlage 1. Luchtkwaliteit
Luchtrapportage bestemmingsplan SOL (Oog in Al) Conform Besluit Luchtkwaliteit 2005
Voor akkoord: Datum: Projectnaam:
12 april 2007 Luchtrapportage bestemmingsplan SOL (Oog in Al) DSO
DSO Afdeling Milieu & Duurzaamheid Postbus 8406 Telefoonnummer: Bezoekadres:
3503 RK UTRECHT 030 - 286 4760 Ravellaan 96
Inhoud
INHOUD 1.
Inleiding
3
2.
Uitgangspunten
4
3.
Resultaten
7
4.
Beschouwing van de resultaten en conclusie
9
BIJLAGEN Bijlage 1:
Invoergegevens CARII
Bijlage 2:
Onderbouwing fractie zwaar en middelzwaar vrachtverkeer
Bijlage 3:
Situatietekening
Afdeling Milieu & Duurzaamheid
-2
Inleiding
1.
INLEIDING Bijna 100 jaar was de Stichtsche Oliën- en Lijnkoekenfabriek (SOL) in velerlei opzichten dominant aanwezig in het zuidwestelijk stadsdeel van Utrecht, Oog in Al. Eind 2001 is de fabriek, die vanaf 1990 Cereol heette, uitgekocht door de gemeente. De fabriek is medio 2002 gesloten. Naast dit complex ligt het distributiebedrijf van postbedrijf TNT. TNT heeft eveneens de activiteiten ter plaatse beëindigd. Het andere naastgelegen bedrijfsgebouw van de KPN is ook al niet meer in gebruik als kantoor. De gronden zijn aangekocht door verschillende private ontwikkelende partijen. Door de ontwikkelingscombinatie en de gemeente is een integraal stedenbouwkundig plan ontwikkeld, in samenwerking met een ontwerpbureau. De beoogde ontwikkeling omvat de realisatie van 224 woningen, daarnaast komt er naast de bibliotheek en de horeca een multifunctioneel centrum. De beoogde ontwikkeling van het gehele terrein past niet binnen de vigerende bestemmingsregelingen. Om de ontwikkeling van het plangebied juridisch-planologisch mogelijk te maken, is een bestemmingsplan opgesteld. Volgens het Besluit luchtkwaliteit 2005 dient in de eerste plaats te worden nagegaan in hoeverre het nieuwe planologisch regime invloed heeft op de luchtkwaliteit in de omgeving, bijvoorbeeld vanwege extra verkeer (de verkeersaantrekkende werking). In deze rapportage wordt beschreven welke gevolgen het nieuwe planologisch regime (en de daarmee mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkelingen) heeft voor de luchtkwaliteit. Hiertoe is de luchtkwaliteit beoordeeld voor twee situaties: de situatie volgens het vigerend bestemmingsplan: de autonome situatie en de situatie volgens het toekomstig bestemmingsplan SOL: de toekomstige situatie.
Afdeling Milieu & Duurzaamheid
-3
Uitgangspunten
2.
UITGANGSPUNTEN Beoordelingskader Het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Staatsblad 2005, 316) is van toepassing op het onderhavige plan. Bestuursorganen dienen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen voor de luchtkwaliteit kunnen hebben bepaalde grenswaarden voor luchtkwaliteit in acht te nemen. Er zijn grenswaarden gesteld voor de stoffen stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), koolmonoxide (CO) en benzeen. De grenswaarden gelden in zijn algemeenheid, behoudens de werkplek. De jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide geldt vanaf 2010. Tot 2010 geldt voor deze stof in plaats van een jaargemiddelde grenswaarde een plandrempel. De resultaten van dit luchtkwaliteitsonderzoek zijn getoetst aan het Besluit luchtkwaliteit 2005. Model De berekeningen zijn uitgevoerd met het model CAR II v5.1 met toepassing van de verfijnde achtergrondconcentraties (zie hieronder). De berekeningen voor de luchtkwaliteit zijn uitgevoerd voor de stoffen stikstofdioxide (NO 2), fijn stof (PM 10), stikstofoxide, benzeen, koolmonoxide, zwaveldioxide en benz(a)pyreen. Er zijn geen berekeningen uitgevoerd naar de mogelijke benzeenemissie uit de parkeergarage (kelder). De benzeenemissie uit voertuigen is de laatste jaren erg gedaald. Uit onderzoek blijkt dat in de directe omgeving van parkeergarages nauwelijks overschrijdingen van de norm worden geconstateerd. Uitgangspunt van VROM is dat er, wanneer de bouw van de garage voldoet aan alle voorschriften dan geen problemen ontstaan met te hoge benzeenconcentraties. Het rekenmodel van Carparking is daarom ook niet meer aangepast. Aparte berekeningen zijn daarom niet mogelijk en niet nodig (zie ook toelichting van het bestemmingsplan hoofdstuk 5.3).
Corrigeren dubbeltelling invloed snelwegen op achtergrondconcentratie Bij het uitvoeren van berekeningen in de buurt van zeer drukke wegen (zoals snelwegen) kan het effect optreden dat de bijdrage van de weg dubbel wordt meegeteld, vooral voor stikstofdioxide. Dit gebeurt als de bijdrage van de weg apart wordt vastgesteld zoals gebruikelijk is maar daarnaast ook nog een wezenlijke invloed heeft op de achtergrondconcentratie waarmee het CAR-model rekent. De berekende waarden zijn dan een overschatting van de werkelijke waarden. Daar Utrecht ingesloten ligt door een drietal snelwegen (A2, A12 en A27) en ook aan de noordkant door een zeer drukke weg (Noordelijke Ring Utrecht) is er regelmatig sprake van overschatting van de concentraties in de directe omgeving van deze snelwegen. De gemeente Utrecht heeft daarom door TNO een herberekening van de achtergrondconcentraties voor stikstofdioxide laten uitvoeren, waarbij is gecorrigeerd voor deze overschatting (dubbeltelling). De achtergrondconcentraties die door het MNP (het Milieu- en Natuurplanbureau) worden geleverd, zijn gebaseerd op een grofmazige invoer van bronnen (5 bij 5 kilometer) en bevatten de invloed van snelwegen. Voor PM 10 blijkt deze dubbeltelling klein, maar voor NO 2 is dit aanzienlijk. TNO heeft daarom in opdracht van de gemeente Utrecht een dubbeltellingscorrectie uitgevoerd voor NO 2. Hiertoe is de verkeersbijdrage van de snelwegen rond Utrecht uit de achtergrondconcentraties gehaald. In een volgende stap is met het TNO-verspreidingsmodel "Pluim Snelweg" de bijdrage van het snelwegverkeer op de luchtkwaliteit opnieuw, en met meer detail (100 bij 100 meter) berekend. Hierdoor is een gedetailleerdere (afstandsafhankelijke) concentratieberekening verkregen, waarbij de bijdrage van het snelwegverkeer toch slechts één keer is meegenomen. De correctie voor dubbeltelling is door TNO uitgevoerd voor 2005, 2010 en 2020. De achtergrondconcentraties in 2007 en 2015 zijn hiervan afgeleid op basis van de verhouding tussen de MNP-achtergronden voor 2005, 2010, 2015 en 2020.
Afdeling Milieu & Duurzaamheid
-4
Uitgangspunten
Onderzoeksjaren Om het effect van het plan op de luchtkwaliteit te beoordelen, is de verkeersintensiteit in de toekomstige plansituatie (in de situatie na vaststelling bestemmingsplan SOL) vergeleken met de autonome situatie (in de situatie volgens het vigerend bestemmingsplan). Voor beide situaties is dit berekend voor de navolgende jaren: 2007, het jaar van in procedure brengen van het bestemmingsplan; 2010, vanwege het van kracht worden van de jaargemiddelde grenswaarde van NO 2; 2015, vanwege anticipatie op de toekomst. Onderzoeksgebied Het is noodzakelijk de luchtkwaliteit dáár te onderzoeken, tot waar het project nog reële effecten heeft op het verkeersbeeld. Het plangebied ligt aan de westzijde van Utrecht in de wijk Oog in Al. Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de Everard Meijsterlaan en het park Oog in Al, aan de westzijde begrensd door de achterzijde van bestaande bebouwing van de Kanaalweg en aan de noordzijde door de Kanaalweg langs het Merwedekanaal (zie situatietekeningen bijlage 2). Uit recente jurisprudentie en wetgeving blijkt dat het noodzakelijk is de luchtkwaliteit dáár te onderzoeken, tot waar het project reële effecten heeft op het verkeersbeeld. Daarom zijn de ontsluitende wegen van het plangebied en de wegen in het plangebied in het onderzoek betrokken, namelijk: Everard Meijsterlaan Mozartlaan Parkweg Verlengde Mozartlaan Verkeersgegevens en toegepast verkeersmodel (VRU 1.31) Voor de berekening van de luchtkwaliteit is de invoer van verkeersgegevens een belangrijk onderdeel. Voor de berekening van de verkeersintensiteiten in 2010 en 2015 is gebruik gemaakt van het verkeersmodel VRU 1.31. Dit Verkeersmodel Regio Utrecht is opgesteld in opdracht van het Bestuur Regio Utrecht. In dit model is een variant gemaakt voor de Utrechtse situatie waarin de gemeente Utrecht qua ruimtelijke ontwikkelingen meer gedetailleerd en geactualiseerd zijn opgenomen. Daar uit het verkeersmodel VRU 1.31 geen intensiteiten voor genoemde straten voor 2007 konden worden afgeleid, is voor de luchtkwaliteitsberekeningen voor 2007 gebruik gemaakt van de verkeersintensiteiten in 2010. De invoergegevens van het model en de toelichting hierop zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze rapportage. Verkeersaantrekkende werking Om het effect van het vast te stellen bestemmingsplan op de luchtkwaliteit te kunnen beoordelen, is de verkeersintensiteit in de toekomstige plansituatie (volgens het toekomstige bestemmingsplan SOL) vergeleken met de autonome situatie (volgens het vigerend bestemmingsplan). Voor een goede beschouwing van de luchtkwaliteit is het van belang duidelijk onderscheid te maken tussen beide situaties. De verkeersproductie van het vast te stellen bestemmingsplan wordt bepaald door het aantal woningen en voorzieningen. Uitgaande van 5 verkeersbewegingen per woning, bedraagt de verkeersproductie van de woningen 1.120 mvt/etmaal. Rekening houdend met de verkeersproductie van de voorzieningen (bibliotheek, horeca) wordt uitgegaan van een totale verkeersproductie van 1.400 mvt/etmaal als gevolg van het vast te stellen bestemmingsplan. De nieuwe functies komen in plaats van het voormalige fabrieksterrein van Cereol en het huidige TPG post-distributiecentrum. In de laatste vergunning van Cereol (1999) is bepaald dat maximaal 112 vervoersbewegingen mogen plaatsvinden met zwaar vrachtverkeer. Het postdistributiecentrum heeft een geschatte verkeersproductie van 100-
Afdeling Milieu & Duurzaamheid
-5
Uitgangspunten
150 vervoersbewegingen per etmaal. De totale verkeersproductie van de bedrijven wordt (inclusief verkeer van personeel) geschat op 250 mvt/etmaal. De netto verkeersproductie van het vast te stellen bestemmingsplan komt daarbij uit op 1.150 mvt/etmaal. In de autonome ontwikkeling is uitgegaan van een hoger percentage vrachtverkeer (middelzwaar en zwaar) als gevolg van de fabriek en het distributiecentrum. Dit leidt tot een andere (gunstigere) verdeling van het vrachtverkeer in de toekomstige situatie, doordat in de toekomstige situatie de zware vrachtverkeersbewegingen van de bedrijven wegvallen (zie bijlage 2). Naar verwachting zal het verkeer zich voor 80% afwikkelen via de Everard Meijsterlaan richting J. Haydnlaan/Lessingslaan en voor 20% via de Mozartlaan. Om de gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving inzichtelijk te maken, zijn deze twee wegen als maatgevend genomen.
Afdeling Milieu & Duurzaamheid
-6
Resultaten
3.
RESULTATEN In de onderstaande tabellen is een overzicht gegeven van de berekende jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO 2) en fijn stof (PM10) en het aantal dagen waarop de etmaalgemiddelde grenswaarde voor fijn stof (PM 10) wordt overschreden. Er is onderscheid gemaakt in de autonome situatie (in de situatie volgens het vigerend bestemmingsplan) en de toekomstige situatie (in de situatie na vaststelling van het bestemmingsplan SOL). Door vergelijking van deze tabellen wordt inzicht gegeven in de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit. Tabel 1
Resultaten jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide (µg/m3 )
Wegvak
2007 autonomesituatie
2007 toekomstigesituatie
2010 autonomesituatie 40
2010 toekomstigesituatie 40
2015 autonomesituatie 40
2015 toekomstigesituatie 40
E. Meijsterlaan achtergrond
38 34
37 34
32 28
31 28
29 26
28 26
Parkweg achtergrond
37 34
35 34
31 28
29 28
28 26
27 26
Mozartlaan achtergrond
38 34
35 34
32 29
29 29
29 26
27 26
Verlengde Mozartlaan achtergrond
34
34
28
29
26
26
34
34
28
28
26
26
grenswaarde
Tabel 2
Resultaten jaargemiddelde concentratie fijn stof (µg/m3 )
Wegvak
2007 autonomesituatie
2007 toekomstigesituatie
2010 autonomesituatie 40
2010 toekomstigesituatie 40
2015 autonomesituatie 40
2015 toekomstigesituatie 40
E. Meijsterlaan achtergrond
24 23
24 23
23 22
23 22
21 21
21 21
Parkweg achtergrond
23 23
23 23
22 22
22 22
21 21
21 21
Mozartlaan achtergrond
24 23
23 23
22 22
22 22
21 21
21 21
Verlengde Mozartlaan achtergrond
23
23
22
22
21
21
23
23
22
22
21
21
grenswaarde
Tabel 3
µg/m3 /dag
Aantal overschrijdingen 24-uursgemiddelde grenswaarde fijn stof van 50
Wegvak
2007 autonomesituatie
2007 toekomstigesituatie
2010 autonomesituatie max 35x
2010 toekomstigesituatie max 35x
2015 autonomesituatie max 35x
2015 toekomstigesituatie max 35x
E. Meijsterlaan achtergrond
23 20
23 20
19 17
19 17
16 15
16 15
Parkweg achtergrond
21 20
21 20
18 17
18 17
16 15
16 15
Mozartlaan achtergrond
22 20
21 20
18 17
18 17
16 15
16 15
Verlengde Mozartlaan achtergrond
20
20
17
18
15
15
20
20
17
17
15
15
grenswaarde
Afdeling Milieu & Duurzaamheid
-7
Resultaten
De overige berekende stoffen uit het Besluit luchtkwaliteit 2005 die bepalend zijn voor de luchtkwaliteit blijven allemaal ver onder de norm en zijn daarom niet in deze tabellen opgenomen (zie onder andere Rapport luchtkwaliteit 2005, gemeente Utrecht, december 2006).
Afdeling Milieu & Duurzaamheid
-8
Beschouwing van de resultaten en conclusie
4.
BESCHOUWING VAN DE RESULTATEN EN CONCLUSIE Berekende luchtkwaliteit Uit de berekeningen blijkt dat in de beschouwde jaren 2007, 2010 en 2015, zowel in de autonome als ook in de toekomstige situatie, voldaan wordt aan alle grenswaarden uit het Besluit luchtkwaliteit 2005. Uit het onderzoek blijkt dat op de E. Meijsterlaan, Parkweg en de Mozartlaan de luchtkwaliteit in de toekomstige situatie verbetert ten opzichte van de autonome ontwikkeling. Dit kan worden verklaard doordat in de toekomstige situatie de zware vrachtverkeersbewegingen wegvallen en daarvoor in de plaats extra lichte motorvoertuigbewegingen komen. Aangezien de emissie van personenauto's circa 95% lager is dan de emissie van vrachtverkeer, wordt de toename in lichte voertuigbewegingen als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen in het vast te stellen bestemmingsplan gecompenseerd door het wegvallen van het zware vrachtverkeer van de bedrijven. Als gevolg hiervan zal ook op de Lessinglaan en de J. Haydnlaan de luchtkwaliteit verbeteren als gevolg van het nieuwe vast te stellen planologisch regime. Conclusie Op basis van het voorgaande zijn wij van mening dat vaststelling van het bestemmingsplan (en de daarmee mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkelingen) niet in strijd is met het Besluit Luchtkwaliteit 2005.
Afdeling Milieu & Duurzaamheid
-9
Bijlagen
Bijlage 1:
Invoergegevens CARII
Invoergegevens 2007 (daar uit het verkeersmodel VRU 1.31 geen intensiteiten voor 2007 konden worden afgeleid, is voor de luchtberekeningen 2007 gebruik gemaakt van de verkeersintensiteiten in 2010) Autonoom Straatnaam E. Meijsterlaan Parkweg Mozartlaan Verlengde Mozartlaan
X(m)
Y(m)
134550 134650 134550 134550
455550 455550 455450 455650
verkeersintensiteit 2.700 540 1.080
Aantal autobussen 0 0 0 0
Fractie zwaar 0,05 0,23 0,12 0
Fractie middelzw 0,06 0,28 0,14 0
snelheids -type c c c c
verkeersintensiteit 3.620 1.460 1.310 350
Aantal autobussen 0 0 0 0
Fractie zwaar 0,01 0,01 0,01 0,01
Fractie middelzw 0,01 0,01 0,01 0,01
c c c c
verkeersintensiteit 2.700 540 1.080
Aantal autobussen 0 0 0 0
Fractie zwaar 0,05 0,23 0,12 0
Fractie middelzw 0,06 0,28 0,14 0
snelheids -type c c c c
verkeersintensiteit 3.620 1.460 1.310 350
Aantal autobussen 0 0 0 0
Fractie zwaar 0,01 0,01 0,01 0,01
Fractie middelzw 0,01 0,01 0,01 0,01
snelheids -type c c c c
verkeersintensiteit 2.900 580 1.160
Aantal autobussen 0 0 0 0
Fractie zwaar 0,05 0,022 0,11 0,
Fractie middelzw 0,06 0,26 0,13 0
c c c c
verkeersintensiteit 3.820 1.500 1.390 350
Aantal autobussen 0 0 0 0
Fractie zwaar 0,01 0,01 0,01 0,01
Fractie middelzw 0,01 0,01 0,01 0,01
snelheids -type c c c c
weg-type 3a 3a 3a 3a
Afstand tot wegas (m) 9,5 9,5 8,75 8,75
Bomenfactor 1,25 1,25 1,25 1,25
Aantal parkeerb. 25 25 25 25
Afstand tot wegas (m) 9,5 9,5 8,75 8,75
Bomenfactor 1,25 1,25 1,25 1,25
Aantal parkeerb. 25 25 25 25
Afstand tot wegas (m) 9,5 9,5 8,75 8,75
Bomenfactor 1,25 1,25 1,25 1,25
Aantal parkeerb. 25 25 25 25
Afstand tot wegas (m) 9,5 9,5 8,75 8,75
Bomenfactor 1,25 1,25 1,25 1,25
Aantal parkeerb. 25 25 25 25
Afstand tot wegas (m) 9,5 9,5 8,75 8,75
Bomenfactor 1,25 1,25 1,25 1,25
Aantal parkeerb. 25 25 25 25
Afstand tot wegas (m) 9,5 9,5 8,75 8,75
Bomenfactor 1,25 1,25 1,25 1,25
Aantal parkeerb. 25 25 25 25
Toekomst Straatnaam E. Meijsterlaan Parkweg Mozartlaan Verlengde Mozartlaan
X(m)
Y(m)
134550 134650 134550 134550
455550 455550 455450 455650
snelheids -type
weg-type 3a 3a 3a 3a
Invoergegevens 2010 Autonoom Straatnaam E. Meijsterlaan Parkweg Mozartlaan Verlengde Mozartlaan
X(m)
Y(m)
134550 134650 134550 134550
455550 455550 455450 455650
X(m)
Y(m)
134550 134650 134550 134550
455550 455550 455450 455650
weg-type 3a 3a 3a 3a
Toekomst Straatnaam E. Meijsterlaan Parkweg Mozartlaan Verlengde Mozartlaan
weg-type 3a 3a 3a 3a
Invoergegevens 2015 Autonoom Straatnaam E. Meijsterlaan Parkweg Mozartlaan Verlengde Mozartlaan
X(m)
Y(m)
134550 134650 134550 134550
455550 455550 455450 455650
X(m)
Y(m)
134550 134650 134550 134550
455550 455550 455450 455650
snelheids -type
weg-type 3a 3a 3a 3a
Toekomst Straatnaam E. Meijsterlaan Parkweg Mozartlaan Verlengde Mozartlaan
weg-type 3a 3a 3a 3a
In bovenstaande tabel is een overzicht gegeven van de etmaalintensiteiten en de fractie vrachtverkeer per relevant wegvak.
Afdeling Milieu & Duurzaamheid
Bijlagen
Meteocondities Er is voor alle jaren gekozen voor een meerjarige meteo. Voor de jaren 2010 en 2015 is dit de gemiddelde meteoconditie over een periode van 10 jaar.
Coördinaten De ingevulde X- en Y-coördinaten betreffen de rijksdriehoekscoördinaten.
Snelheidstypering A B C D
snelweg buitenweg normaal stadsverkeer stagnerend verkeer
E
doorstromend stadsverkeer
gemiddelde rijsnelheid is 100 km/uur weg met snelheidslimiet van maximaal 70 km-uur gemiddelde snelheid 19 km/uur de doorstroming van het verkeer wordt belemmerd (gemiddeld 13 km/uur) doorstromend verkeer binnen de bebouwde kom, stadsstraat (gemiddeld 26 km/uur)
Wegtype 1 2 3a 3b 4
Open terrein Basistype, alle wegen anders dan type 1, 3a, 3b of 4 Beide zijden van de weg bebouwing, afstand wegas - gevel is kleiner dan 3 maal de hoogte van de bebouwing, maar groter dan 1,5 maal de hoogte van de bebouwing Beide zijden van de weg bebouwing, afstand wegas - gevel is kleiner dan 1,5 maal de hoogte van de bebouwing Eenzijdige bebouwing, weg met één zijde min of meer aaneengesloten bebouwing op een afstand van minder dan 3 maal de hoogte van de bebouwing
Bomenfactor 1,00 1,25 1,50
Afdeling Milieu & Duurzaamheid
hier en daar bomen of in het geheel niet één of meer bomen met een onderlinge afstand van minder dan 15 meter de kronen raken elkaar en overspannen minstens een derde gedeelte van de straatbreedte
Bijlagen
Bijlage 2:
Onderbouwing fractie zwaar en middelzwaar vrachtverkeer
2007 - 2010 E. Meijsterlaan Totaal intensiteit Autonoom 2700 Toekomst 3620 toename/afname: 896 Parkweg Autonoom 540 Toekomst 1460 toename/afname: 896 Mozartlaan Autonoom 1080 Toekomst 1310 toename/afname: 224 Verlengde Mozartlaan Autonoom 0 Toekomst 350 toename/afname: 336
2015 E. Meijsterlaan Totaal intensiteit Autonoom 2900 Toekomst 3820 toename/afname: 896 Parkweg Autonoom 580 Toekomst 1500 toename/afname: 896 Mozartlaan Autonoom 1160 Toekomst 1390 toename/afname: 230 Verlengde Mozartlaan Autonoom 0 Toekomst 350 toename/afname: 350
Afdeling Milieu & Duurzaamheid
(=80%)
Int pers Totaal vracht Aantal zwaar 2377,6 322,4 148,2 3547,6 72,4 36,2 1170 -250 -112
Fractie zwaar 0,05 0,01
Aantal middelzwaar 174,20 36,20 -138,00
Fractie middelzwaar 0,06 0,01
279,2 29,2 -250
126,6 14,6 -112
0,23 0,01
152,60 14,60 -138,00
0,28 0,01
(=80%)
260,8 1430,8 1170
276,2 26,2 -250
125,1 13,1 -112
0,12 0,01
151,10 13,10 -138,00
0,14 0,01
(=20%)
803,8 1283,8 480
257 7 -250
115,5 3,5 -112
0,00 0,01
141,50 3,50 -138
0,00 0,01
(=30%)
-257 343 600
Fractie zwaar 0,05 0,01
Aantal middelzwaar 176,20 38,20 -138,00
Fractie middelzwaar 0,06 0,01
(=80%)
Int pers Totaal vracht Aantal zwaar 2573,6 326,4 150,2 3743,6 76,4 38,2 1170 -250 -112 280 30 -250
127 15 -112
0,22 0,01
153,00 15,00 -138,00
0,26 0,01
(=80%)
300 1470 1170
277,8 27,8 -250
125,9 13,9 -112
0,11 0,01
151,90 13,90 -138,00
0,13 0,01
(=20%)
882,2 1362,2 480
257 7 -250
115,5 3,5 -112
0,00 0,01
141,50 3,50 -138
0,00 0,01
(=30%)
-257 343 600
Bijlagen
Bijlage 3:
Situatietekening
M E. an la er jst ei
Moz artla an
ng rle e V
Afdeling Milieu & Duurzaamheid
d
eM
oz
Pa
laa t r a
n
eg w rk
Voorschriften
ontwerp bestemmingsplan voormalig cereolterrein e.o.
juni 2007
Dienst Stadsontwikkeling Afdeling Stedenbouw en Monumenten Juridische Zaken
Inhoud van de voorschriften
2
Inhoud van de voorschriften
3
Inhoud van de voorschriften
3
Hoofdstuk I
Inleidende bepalingen
blz. 5
Artikel 1 Artikel 2
Begripsbepalingen Wijze van meten
Hoofdstuk II
Bestemmingsbepalingen
11
Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10
Wonen (W) Woongebied (WG) Wonen en Maatschappelijke doeleinden (WM) Horeca (H) Verkeer- en Verblijf (VV) Groenvoorzieningen (G) Water (WA) Waterstaatsdoeleinden (dubbelbestemming)
11 13 15 17 18 19 20 20
Hoofdstuk III
Algemene bepalingen
21
Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16
Anti dubbeltelbepaling Aanvullende werking bouwverordening Algemene gebruiksbepalingen Algemene vrijstellingsbepalingen Wijzigingsbevoegdheid Algemeen procedurebepalingen
21 21 21 21 22 23
Hoofdstuk V
Overgangs- en slotbepalingen
25
Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19
Overgangsbepalingen Strafbepaling Titel
25 25 25
5 8
Bijlagen: 1. 2.
Lijst van Bedrijfsactiviteiten Lijst van Horeca-activiteiten
27 37
Inhoud van de voorschriften
4
Hoofdstuk I Artikel 1
Inleidende bepalingen
5
Begripsbepalingen
In dit plan wordt verstaan onder: 1. het plan het bestemmingsplan voormalig Cereolterrein e.o., vervat in de plankaart en deze voorschriften. 2. de plankaart de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 1 kaartblad. 3. aan- en uitbouw een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 4. aan-huis-verbonden beroep of bedrijf beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is; • hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; • hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.
•
5. antennedrager antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. 6. antenne-installatie installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie. 7. bebouwingspercentage het op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. 8. bedrijf een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. 9. bedrijfsvloeroppervlak de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. 10. belhuis een onderneming die in de sfeer van publiekgerichte dienstverlening in hoofdzaak is gericht op het aanbieden van diensten op het gebied van telecommunicatie, zoals telefoon- en internetverbindingen. 11. bestaand bouwwerk een bouwwerk, dat op het tijdstip van de ter visielegging van het ontwerp-bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
Inleidende bepalingen
6
12. bestaand gebruik het op het tijdstip van het in werking treden van het plan aanwezige gebruik. 13. bestemmingsgrens een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak. 14. bestemmingsvlak een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming. 15. bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. 16. bouwgrens een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak. 17. bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. 18. bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 19. bouwvlak een op de kaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten. 20. bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 21. bijgebouw een vrijstaand of een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. 22. dakkapel een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst. 23. dakopbouw een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties. 24. detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van afhaalzaken. 25. gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 26. hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
Inleidende bepalingen
7
27. horeca het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. 28. kap een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk. 29. Lijst van Bedrijfsactiviteiten de Lijst van Bedrijfsactiviteiten die onderdeel uitmaakt van deze voorschriften, hierna genoemd LvB, aangevende een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving. 30. Lijst van Horeca-activiteiten de Lijst van Horeca-activiteiten die onderdeel uitmaakt van deze voorschriften, hierna genoemd LvH, aangevende een onderverdeling van horeca-activiteiten die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving. 31. maatschappelijke voorzieningen voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren, met uitzondering van bioscopen en theaters. 32. nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie. 33. (straat)peil - voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de bestemming WG: de hoogte van de Verlengde Mozartlaan (2 m N.A.P); - voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de bestemming W, WM en H: de hoogte van de Everard Meijsterlaan (2.30 N.A.P.); - voor overige gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg en voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 34. (raam) prostitutiebedrijf een bedrijf als bedoeld in artikel 69 sub d van de Algemene Plaatselijke Verordening (Gemeenteblad 2001, nr. 8). 35. rijksmonument het op de kaart als zodanig aangegeven rijksmonument. 36. voorgevellijn de op de kaart als zodanig aangegeven gevellijn die de gevel van het hoofdgebouw aanduidt die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. 37. zolder gedeelte van een gebouw, waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en de onderkant van het dak nergens minder dan 1,2 meter bedraagt.
Inleidende bepalingen
Artikel 2 1.
8
Wijze van meten
Bij de toepassing van de voorschriften wordt als volgt gemeten:
a. de breedte en lengte of diepte van een gebouw tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren. b. de oppervlakte van een gebouw tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren en boven peil. c. de vloeroppervlakte van een gebouw de bruto vloeroppervlakte zoals omschreven in de Nederlandse Norm NEN 2580, zoals die luidde op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan; bij de berekening van de parkeernorm blijft de vloeroppervlakte, die als parkeer- en/of stallingsruimte wordt gebruikt, buiten beschouwing. d. de inhoud van een gebouw boven (straat)peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren en de buitenzijde van de daken en dakkapellen. e. de goothoogte van een gebouw tussen het (straat)peil en de bovenkant van goot, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel. f. de (bouw)hoogte van een gebouw tussen het (straat)peil en de bovenkant van het gebouw, waarbij ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen, masten, windvanen, borstweringen, antennes en dergelijke niet worden meegeteld. g. de bouwhoogte van een ander bouwwerk/bouwwerk, geen gebouw zijnde tussen het (straat)peil en het hoogste punt van het bouwwerk; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend. h. de bouwhoogte van een antenne-installatie tussen de onderkant en het hoogste punt van de antenne-installatie. i. de bouwhoogte van een windturbine tussen het (straat)peil en de top van de rotor in uiterste stand van de windturbine. j. de hoogte van een dakopbouw tussen de onderkant en het hoogste punt van de dakopbouw. k. bouwlaag tussen de onderkant van de vloer van de onderste bouwlaag en de onderkant van de vloer van de daarboven gelegen bouwlaag. l. afstanden afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
tot
Inleidende bepalingen
9
2. Overschrijding maximale hoogte De in het plan maximaal toegestane hoogten mogen worden overschreden door schoorstenen, liftschachten, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in deze voorschriften anders is bepaald; b. De in het plan maximaal toegestane hoogten mogen worden overschreden door antenneinstallaties, met dien verstande dat: - de hoogte van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast niet meer dan 15 m mag bedragen; - de hoogte van niet vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde schotelantennes, ten behoeve van mobiele telecommunicatie niet meer mag bedragen dan 5 m. a.
3. Overschrijding maximale goothoogte De in het plan maximaal toegestane goothoogten mogen worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels en dakkapellen.
4. Overschrijding bouwgrenzen Bouwgrenzen, niet zijnde tevens bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en het bepaalde in deze voorschriften worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, trappenhuizen, galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2,5 m; b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt; c. andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Inleidende bepalingen
10
Hoofdstuk II Artikel 3
Bestemmingsbepalingen
11
Wonen (W)
1. Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor Wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen met de daarbij bijbehorende tuinen en erven en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven; b. ter plaatse van de aanduiding "parkeren 2" voor parkeervoorzieningen, zoals parkeerplaatsen en in- en uitritten, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend gebouwd en tot ten hoogste 1,40 m boven peil zijn toegestaan in ten hoogste 3 bouwlagen. 2. Bouwvoorschriften Op of in de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: 2.1. hoofdgebouwen Voor hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken; b. ter plaatse van de aanduiding voorgevellijn, dient de op de desbetreffende lijn gerichte gevel in deze voorgevellijn te worden gebouwd; c. de (bouw- en goot)hoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven. 2.2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd; b. de diepte van een aan- en uitbouw aan het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m bedragen; c. de breedte van een aan- en uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m bedragen; d. de (bouwhoogte) van een aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m; e. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen; f. per hoofdgebouw mag ten hoogste 50% van de buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak gelegen gronden worden bebouwd tot een oppervlakte van ten hoogste 45 m²; g. indien de oppervlakte van de onder f bedoelde gronden meer bedraagt dan 250 m², mogen deze gronden tot ten hoogste 20% worden bebouwd tot een oppervlakte van ten hoogste 100 m²; h. bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen die niet voldoen aan het bepaalde onder a t/m g mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot. 2.3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. op de gronden die vóór en tot ten hoogste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw zijn gelegen, mogen uitsluitend worden gebouwd: 1. erfafscheidingen tussen de voorgevel en openbaar gebied met een hoogte van ten hoogste 1 m; 2. aan- en uitbouwen zoals bestaand op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan; 3. de (bouw)hoogte van de overige erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m; b. de (bouw)hoogte van de overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan: 1. 6 m voor vlaggenmasten; 2. 3 m voor de overige.
Bestemmingsbepalingen
3.
12
Specifieke gebruiksvoorschriften
Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien: a. het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf niet groter is dan 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 40 m², inclusief aan- en uitbouwen; b. het, in geval van bedrijfsactiviteiten, bedrijfsactiviteiten betreft in maximaal categorie 1 van de LvB dan wel bedrijfsactiviteiten waarvoor geen milieuvergunning is vereist; c. er geen sprake is van verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte; d. geen sprake is van detailhandel, horeca, afhaalzaken en/of belhuizen. 4. Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot: a. de situering van bebouwing ten opzichte van een zijdelingse perceelsgrens, indien dit noodzakelijk is in verband met de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken; b. het handhaven van parkeergelegenheid op het betreffende bouwperceel. 5. Vrijstelling Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: a. lid 3 onder b voor bedrijfsactiviteiten in categorie 2 van de LvB, indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie 1 van de LvB. b. lid 3 onder b om bedrijven toe te laten die niet in de LvB zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de LvB, zoals in lid 1 genoemd.
Bestemmingsbepalingen
Artikel 4
13
Woongebied (WG)
1. Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor Woongebied (WG) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen met bijbehorende tuinen en erven en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven; b. ter plaatse van de aanduiding "parkeren 1" voor parkeervoorzieningen, zoals parkeerplaatsen en in- en uitritten, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend gebouwd en onder peil zijn toegestaan in ten hoogste drie bouwlagen; c. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, groenvoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer- en -afvoer, waterberging en sierwater. 2. Bouwvoorschriften Op of in de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: 2.1. hoofdgebouwen Voor hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken; b. de (bouw - en goot)hoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven; c. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan op de plankaart aangegeven. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd; d. ter plaatse van de aanduiding (ha) mag de op de plankaart aangegeven maximale bouwhoogte worden overschreden tot een maximale bouwhoogte van 33 meter over 50% van het bouwvlak. 2.2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd; b. de diepte van een aan- en uitbouw aan het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m bedragen; c. de breedte van een aan- en uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m bedragen; d. de (bouwhoogte) van een aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m; e. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen; f. per hoofdgebouw mag ten hoogste 50% van de buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak gelegen gronden worden bebouwd tot een oppervlakte van ten hoogste 45 m²; g. indien de oppervlakte van de onder f bedoelde gronden meer bedraagt dan 250 m², mogen deze gronden tot ten hoogste 20% worden bebouwd tot een oppervlakte van ten hoogste 100 m². 2.3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. op de gronden die vóór en tot ten hoogste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw zijn gelegen, mogen uitsluitend worden gebouwd: 1. erfafscheidingen tussen de voorgevel en openbaar gebied met een hoogte van ten hoogste 1 m; 2. aan- en uitbouwen zoals bestaand op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan; 3. de (bouw)hoogte van de overige erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m; b. de (bouw)hoogte van de overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan: 1. 6 m voor vlaggenmasten; 2. 3 m voor de overige.
Bestemmingsbepalingen
3.
14
Specifieke gebruiksvoorschriften
Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien: a. het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf niet groter is dan 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 40 m², inclusief aan- en uitbouwen; b. het, in geval van bedrijfsactiviteiten, bedrijfsactiviteiten betreft in maximaal categorie 1 van de LvB dan wel bedrijfsactiviteiten waarvoor geen milieuvergunning is vereist; c. er geen sprake is van verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte; d. geen sprake is van detailhandel, horeca, afhaalzaken en/of belhuizen. 4. Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot: a. de situering van bebouwing ten opzichte van een zijdelingse perceelsgrens, indien dit noodzakelijk is in verband met de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken; b. het handhaven van parkeergelegenheid op het betreffende bouwperceel. 5. Vrijstelling Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: a. lid 3 onder b voor bedrijfsactiviteiten in categorie 2 van de LvB, indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie 1 van de LvB. b. lid 3 onder b om bedrijven toe te laten die niet in de LvB zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de LvB, zoals in lid 1 genoemd.
Bestemmingsbepalingen
Artikel 5
15
Wonen en Maatschappelijke doeleinden (WM)
1. Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor Wonen en Maatschappelijke doeleinden (WM) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen; b. wonen, op de tweede bouwlaag vanaf peil en hoger, waarbij de toegangen en trappenhuizen overal zijn toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding "parkeren 2" voor parkeervoorzieningen, zoals parkeerplaatsen en in- en uitritten, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend gebouwd en tot ten hoogste 1,40 m boven peil zijn toegestaan in ten hoogste 3 bouwlagen. 2. Bouwvoorschriften Op of in de in lid 1 genoemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden: 2.1. Gebouwen a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken; b. ter plaatse van de aanduiding voorgevellijn, dient de op de desbetreffende lijn gerichte gevel in deze voorgevellijn te worden gebouwd; c. de (goot - en bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven; d. in afwijking van het genoemde onder b is ter plaatse van de aanduiding (a) een aanbouw toegestaan met een maximale hoogte van de begane grond van het aangrenzende gebouw + 0,25 m; e. bestaande hoofdgebouwen die niet voldoen aan hetgeen hier is bepaald mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot. 2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. op de gronden die vóór en tot ten hoogste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw zijn gelegen, mogen uitsluitend worden gebouwd: 3. erfafscheidingen tussen de voorgevel en openbaar gebied met een hoogte van ten hoogste 1 m; 4. aan-en uitbouwen zoals bestaand op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan; 5. de (bouw)hoogte van de overige erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m; b. de (bouw)hoogte van de overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan: 1. 6 m voor vlaggenmasten; 2. 3 m voor de overige bouwwerken. 3.
Specifieke gebruiksvoorschriften
Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien: a. het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf niet groter is dan 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 40 m², inclusief aan- en uitbouwen; b. het, in geval van bedrijfsactiviteiten, bedrijfsactiviteiten betreft in maximaal categorie 1 van de LvB dan wel bedrijfsactiviteiten waarvoor geen milieuvergunning is vereist; c. er geen sprake is van verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte; d. geen sprake is van detailhandel, horeca, afhaalzaken en/of belhuizen.
Bestemmingsbepalingen
16
4. Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot: a. de situering van bebouwing ten opzichte van een zijdelingse perceelsgrens, indien dit noodzakelijk is in verband met de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken; b. het handhaven van parkeergelegenheid op het betreffende bouwperceel. 5. Vrijstelling Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: a. lid 3 onder b voor bedrijfsactiviteiten in categorie 2 van de LvB, indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie 1 van de LvB. b. lid 3 onder b om bedrijven toe te laten die niet in de LvB zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de LvB, zoals in lid 1 genoemd.
Bestemmingsbepalingen
Artikel 6
17
Horeca (H)
1. Bestemmingsomschrijving De gronden op de kaart aangewezen voor Horeca (H) zijn bestemd voor: a. horeca uit categorie B en D van de LvH; b. de daarbij behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden en parkeervoorzieningen. 2. Bouwvoorschriften Op of in de in lid 1 genoemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden: 2.1. Gebouwen a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak; b. de (goot- en bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven. 2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
Bestemmingsbepalingen
Artikel 7
18
Verkeer- en Verblijf (VV)
1. Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor Verkeer - en verblijf (VV) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer; b. ter plaatse van de aanduiding "parkeren 1" voor parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend gebouwd en onder peil zijn toegestaan in ten hoogste 3 bouwlagen; c. ter plaatse van de aanduiding "parkeren 2" voor parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend gebouwd en tot ten hoogste 1,40 m boven peil zijn toegestaan in ten hoogste 3 bouwlagen; d. in- en uitritten ten behoeve van parkeervoorzieningen; e. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals wegen, voet- en fietspaden, stallingruimte voor fietsen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterbeheer, waterberging en sierwater, speelvoorzieningen, ongebouwde parkeervoorzieningen, een en ander tevens ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen; f. ter plaatse van de aanduiding "hijskraan" voor een hijskraan met een maximale hoogte van 25 m; g. in de nabijheid van de aanduiding (s) voor een schoorsteen met een maximale hoogte van 45 meter. 2.
Bouwvoorschriften
2.1. Gebouwen a. gebouwen, uitsluitend voor de doeleinden genoemd in lid 1, onder b, c, d, f en g; b. voor het overige geldt dat de oppervlakte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m2 per gebouw en de (bouw) hoogte niet meer mag bedragen dan 2 m. 2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de (bouw)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde anders dan ter geleiding en regeling van het verkeer, bedraagt maximaal 3 m. 3. Vrijstellingen Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2.1 sub b voor: 1. afwijken van de maximale oppervlakte van een gebouw tot ten hoogste 20 m2; 2. afwijken van de maximale (bouw)hoogte van een gebouw tot maximaal 3 m.
Bestemmingsbepalingen
Artikel 8
19
Groenvoorzieningen (G)
1. Bestemmingsomschrijving De gronden op de kaart aangewezen voor Groenvoorzieningen (G) zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen; b. voet- en fietspaden; c. bermen en bermsloten; d. speelvoorzieningen; e. nutsvoorzieningen; f. waterbeheer, waterberging en sierwater; g. recreatief medegebruik; h. ter plaatse van de aanduiding "parkeren 2" voor parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend gebouwd en tot ten hoogste 1,40 m boven peil zijn toegestaan in ten hoogste 3 bouwlagen; i. ter plaatse van de aanduiding 'toegang parkeergarage' voor de in- en uitrit van een parkeergarage; j. daarbij behorende voorzieningen zoals kunstwerken (waaronder duikers en bruggen) en afvalinzamelvoorzieningen. en voorzover op de plankaart aangeduid met 'ev' (ecologische verbindingszone) tevens voor: h. behoud van de aan deze gronden eigen natuurlijke en ecologische waarden. 2.
Bouwvoorschriften
2.1. Gebouwen gebouwen, uitsluitend voor de doeleinden genoemd in lid 1, onder h; 2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: A. ter plaatse van de aanduiding (b) mag per woning ten hoogste één balkon worden gebouwd met een breedte van ten hoogste 4 m; B. de (bouw)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde anders dan ter geleiding en regeling van het verkeer, bedraagt maximaal 3 m: C. de (bouw) hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijn de bedraagt maximaal 6 meter.
Bestemmingsbepalingen
Artikel 9
20
Water (WA)
1. Bestemmingsomschrijving De gronden op de kaart aangewezen voor Water zijn bestemd voor: a. de waterhuishouding; b. waterbeheer en waterberging; c. verkeer te water. 2. Bouwvoorschriften Op of in de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers.
Artikel 10
Waterstaatsdoeleinden (dubbelbestemming)
1. Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor Waterstaatsdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor de waterhuishouding en het in stand houden en het onderhoud van de waterkering en secundair voor de overige op de plankaart aangewezen bestemmingen.
2.
Bouwvoorschriften
2.1. Bouwvoorschriften primaire bestemming Op of in de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de primaire bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. 2.2. Bouwvoorschriften secundaire bestemmingen Ten behoeve van de secundaire voor deze gronden aangewezen bestemmingen mag, met in acht neming van de voor de betrokken gronden geldende bouwvoorschriften, uitsluitend worden gebouwd indien het betreft vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, en deze niet worden vergroot.
3.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
3.1. Vrijstellingsbepaling Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2.2 ten behoeve van vergroting van bestaande bouwwerken en/of ten behoeve van bouwwerken die voldoen aan het bepaalde in de bouwvoorschriften van de voor de betrokken gronden geldende bestemmingen en niet vallen onder het bepaalde in lid 2.2. 3.2. Adviesprocedure / Voorwaarden voor vrijstelling Alvorens de vrijstelling te verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk III Artikel 11
Algemene bepalingen
21
Antidubbeltelbepaling
Gronden die in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of kan worden gegeven, blijven bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12
Aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van stedenbouwkundige aard van paragraaf 2.5 van de Bouwverordening blijven van toepassing, voorzover het betreft: a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen; b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; c. de ruimte tussen bouwwerken; d. parkeergelegenheid en laad - en losmogelijkheden bij of in de gebouwen.
Artikel 13
Algemene gebruiksbepalingen
1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken, te doen en/of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemmingen. 2. Onder een verboden gebruik als bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval verstaan: a. gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning en aan-huis-verbonden- beroepen of bedrijven; b. gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen; c. gebruik van stacaravans, recreatieappartementen en recreatiewoningen voor permanente bewoning; d. gebruik van onbebouwde gronden als: y staan- of ligplaats voor onderkomens; y als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan; y als stortplaats voor puin of afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen. 3. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
Artikel 14
Algemene vrijstellingsbepalingen
1. Vrijstellingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - tenzij op grond van het bepaalde in hoofdstuk 2 ter zake reeds vrijstelling kan worden verleend - vrijstelling te verlenen van de bepalingen in het plan voor: a. afwijkingen tot ten hoogste 10% van maten, afmetingen en percentages alsmede van de bestaande bebouwing in die gevallen waarin de maatvoering van de bestaande bebouwing maatgevend is; b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde tevens bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
Algemene bepalingen
22
c.
het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en openbaar vervoer, zoals transformatorhuisjes, telefooncellen, gemalen en wachthuisjes voor verkeersdiensten, mits de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 50 m³ en de bouwhoogte niet meer dan 4 m; d. het plaatsen van objecten van beeldende kunst; e. het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen; f. het overschrijden van de maximale hoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale hoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden; g. het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang en/of sirene- of waarschuwingsmasten tot een hoogte van niet meer dan 55 m. 2. Voorwaarden voor vrijstelling Een vrijstelling als bedoeld in lid 1 wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
Artikel 15
Wijzigingsbevoegdheid
1.
Specifieke wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen van de gronden die op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "gebied met wijzigingsbevoegdheden ex artikel 11 WRO" te wijzigen. De bestemmingen Verkeer en verblijf, Groenvoorzieningen (ev) en Water mogen mede worden gebruikt ten behoeve van het wonen met inachtneming van de volgende bepalingen: a. er mag slechts één woning worden gerealiseerd; b. de gezamenlijke oppervlakte van het te realiseren hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouw mag ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat de bestaande bebouwing tussen de 4 "poten" van de hijskraan tevens aangewend mag worden ten behoeve van het wonen; c. voor het overige zijn geen bouwwerken toegestaan; d. de afstand tussen het peil en de woning dient ten minste 9 m te bedragen en ten hoogste 18 m. 2.
Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Algemene bepalingen
Artikel 16
23
Algemene procedurebepalingen
1. Procedureregels Bij toepassing van een uitwerkingsverplichting, een wijzigingsbevoegdheid, een vrijstellingsbevoegdheid of de bevoegdheid een aanlegvergunning te verlenen, zoals bedoeld in deze voorschriften, worden de navolgende procedureregels in acht genomen: a. het ontwerpbesluit tot uitwerking, wijziging, vrijstelling of verlening van een aanlegvergunning ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage; b. burgemeester en wethouders maken de onder a bedoelde ter inzage legging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend; c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen; d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit. 2. Afwijkende procedure Ten aanzien van het ontwerpbesluit van een in lid 1 genoemde vrijstelling die gelijktijdig met een vergunning als bedoeld in artikel 46 van de Woningwet wordt verleend, is het bepaalde in het eerste lid niet van toepassing.
25
Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen Artikel 17
Overgangsbepalingen
1. Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken Bouwwerken welke op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaan dan wel (kunnen) worden gebouwd met in achtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet, en die in enigerlei opzicht afwijken van het plan, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen twee jaar na het tenietgaan. 2. Vrijstelling Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in lid 1 bedoelde bouwwerken met niet meer dan 10%. 3. Overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan en dat in strijd is met de bepalingen in dit plan, mag worden voortgezet. 4. Wijziging bestaand strijdig gebruik Wijziging van het in lid 3 bedoelde gebruik is slechts toegestaan, voor zover daardoor de bestaande afwijkingen van dit plan naar aard en omvang worden verkleind. 5. Uitzonderingen op het overgangsrecht a. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen nog geldende plan en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden; b. het bepaalde in lid 3 is niet van toepassing op gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.
Artikel 18
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 14, is een economisch delict, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
Artikel 19
Titel
Dit plan kan worden aangehaald onder de naam Bestemmingsplan Voormalig Cereolterrein e.o.
Bijlage 1: Lijst van Bedrijfsactiviteiten
26
Bijlage 1: Lijst van Bedrijfsactiviteiten
27
Bijlage 1 LIJST VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN behorende bij het bestemmingsplan 'Voormalig Cereolterrein e.o.' De gebruikte afkortingen in de lijst zijn: < kleiner dan >= groter dan of gelijk aan cat. categorie i.e. inwonersequivalenten p.c. productiecapaciteit p.o. productieoppervlakte u uur d dag j jaar SBI-code standaard bedrijfsindeling categorie-indeling cat. 1 cat. 2 cat. 3 cat. 4 cat. 4a cat. 5 cat. 6
afstand tot gevoelige bebouwing 0m 0m 40 m 100 m 300 m 500 m 1.500 m
categorie-indeling categorie 1 categorie 2
categorie 3 categorie 4 categorie 4a categorie 5 categorie 6
bedrijven of installaties passend binnen de woonomgeving bedrijven of installaties passend op bedrijfsterrein grenzend aan woningen of in daartoe aangegeven funktiemengingszones bedrijven of installaties, minimum afstand tot woonwijken 40 m bedrijven of installaties, minimum afstand tot woonwijken 100 m bedrijven of installaties, minimum afstand tot woonwijken 300 m bedrijven of installaties, minimum afstand tot woonwijken 500 m bedrijven of installaties, minimum afstand tot woonwijken 1500 m
Bijlage 1: Lijst van Bedrijfsactiviteiten
28
Bijlage 1: Lijst van Bedrijfsactiviteiten
29
Bijlage 1: Lijst van Bedrijfsactiviteiten omschrijving 1
afval, verbranden van afvalstoffen met een capaciteit < 1,5 t/u 2 afval, verbranden van afvalstoffen met een capaciteit >= 1,5 t/u 3 afvalwaterbehandelingsinstallatie < 100.000 i.e. 4 afvalwaterbehandelingsinstallatie >= 100.000 i.e. 5 afvalwaterbehandelingsinstallatie >= 100.000 i.e.met thermische slibdroging 6 anorganische nitraathoudende stoffen (1), opslag van tot een maximale hoeveelheid van 500 kg 7 anorganische nitraathoudende stoffen (2), opslag van tot een maximale hoeveelheid van 10 t 8 anorganische nitraathoudende stoffen (3), opslag van tot een maximale hoeveelheid van 100 t 9 anorganische nitraathoudende stoffen (4), opslag van tot een maximale hoeveelheid > 100 t 10 brandbare vloeistoffen (1), ondergronds, K1/K2 klasse 11 brandbare vloeistoffen (2), ondergronds, K3 klasse 12 brandbare vloeistoffen (3), opslag van K1 en/of K2 of K3 produkten of daarmede te vergelijken produkten in ondergrondse tanks met aftap of afleveringsinstallatie met een capaciteit < 150 m3
SBIcode
cat 1
cat 2 cat 3: cat 4: cat 4a: cat 5: cat 6: 40m 100m 300m 500m 1500m
1,0
1
1,0
1
1,0 1,0 1,0
1 1 1
1,0
1
1,0
1
1,0
1
1,0 1,0 1,0 1,0
13 brandbare vloeistoffen (4), opslag van K1 en/of K2 of K3 produkten of daarmede te vergelijken produkten in ondergrondse tanks met aftap of afleverinstallatie met een capaciteit >= 150 m3
1,0
14 brandbare vloeistoffen (5), opslag van K1 en/of K2 produkten in bovengrondse tanks, < 10 m3 15 brandbare vloeistoffen (6), opslag van K1 en/of K2 produkten in bovengrondse tanks, > 10 m3, 16 brandbare vloeistoffen (7), bovengrondse opslag van K3 produkten, max 3 m3 17 brandbare vloeistoffen (8), bovengrondse opslag van K3 produkten < 100 m3 18 brandbare vloeistoffen (9), bovengrondse opslag van K3 produkten > 100 m3 19 drukhouders, bewaren en afleveren van LPG in een drukhouder met een maximuminhoud van 20 m3, niet zijnde een verkooppunt.
1,0
1 1 1 1
1
1
1,0
1
1,0
1
1,0
1
1,0
1
1,0
1
20 drukhouders, bewaren en bezigen van butaan of propaan in bovengrondse drukhouders (1) met een maximuminhoud van 1,6 m3
1,0
1
21 drukhouders, bewaren en bezigen van butaan of propaan in bovengrondse drukhouders (2) met een maximuminhoud van 8 m3
1,0
22 drukhouders, bewaren en bezigen van butaan of propaan in bovengrondse drukhouders (3) met een maximuminhoud < 50 m3
1,0
1
23 drukhouders, bewaren en bezigen van butaan of propaan in ondergrondse drukhouders met een maximuminhoud 20 -250 m3
1,0
1
24 drukhouders, bewaren en bezigen van butaan of propaan in ondergrondse drukhouders met een maximuminhoud < 20 m3
1,0
25 drukhouders, bewaren en bezigen van butaan, propaan, acetyleen e.d. in drukhouders (1) met een maximuminhoud per drukhouder van 50 liter en een gezamenlijke inhoud van 110 liter
1,0
26 drukhouders, bewaren en bezigen van butaan, propaan, acetyleen e.d. in drukhouders (2) met een maximuminhoud per drukhouder van 0,050 m3 en een gezamenlijke inhoud van max. 1,5 m3
1,0
1
1
1
1
Bijlage 1: Lijst van Bedrijfsactiviteiten
omschrijving
30
SBIcode
27 drukhouders, bewaren en bezigen van butaan, propaan, acetyleen e.d. in drukhouders (3) met een maximuminhoud per drukhouder van 0,120 m3 en een gezamenlijke inhoud van max. 12 m3
1,0
28 drukhouders, bewaren en bezigen van butaan, propaan, acetyleen e.d. in drukhouders (4) met een maximuminhoud per drukhouder van 0,120 m3 en een gezamenlijke inhoud van > 12 m3
1,0
29 drukhouders, bewaren en bezigen van onder druk tot vloeistof verdichte niet-reactieve kryogene gassen 30 drukhouders, bewaren en bezigen van onder druk tot vloeistof verdichte niet-reactieve kryogene gassen met een maximuminhoud per drukhouder van 10 m3
1,0
31 drukhouders, bewaren van - met samengeperste, onder druk tot vloeistof verdichte of in vloeistof verdichte of in vloeistof opgeloste gassen voor industriële of medische doeleinden met een maximuminhoud per drukhouder van 0,120 m3 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
gasflessenvulinstallatie koelinstallatie, ammoniak, 10 - 300 kW laadschoppen, shovels, bulldozers laboratorium, chemisch / biochemisch windmolens (2), wiekdiameter - 8 - 14 m windmolens (3), wiekdiameter > 14m hoveniersbedrijf <200 m2 ertsen, malen, roosten, pelletiseren of doen sinteren abattoir, slachterij vetsmelterij zuivel, bereiden van zuivelprodukten zuivel, bereiden van melkprodukten <55.000 t/j zuivel, bereiden van zuivelprodukten op ambachtelijke wijze consumptie-ijs, bereiden consumptie-ijs, bereiden op ambachtelijke wijze vis, bereiden van visconserven (roken, inleggen, inblikken, invriezen) vis, bereiden van visconserven met niet meer dan 5 produktiemedewerkers vis, vismeelfabriek vis, visrokerij
51 meel, zaden e.d., malen, mengen, bewerken en opslag met een capaciteit < 5.000 t/j 52 meel, zaden e.d., malen, mengen, bewerken en opslag met een capaciteit van < 500 t/u 53 meelfabriek, p.c. >=500 t/u 54 suikerfabriek, inrichting voor het verwerken van suikerbieten tot bietsuiker, alsmede tot het raffineren van rietsuiker 55 conserven, bereiden, met meer dan 100 produktiemedewerkers 56 conserven, bereiden, met meer dan 25 doch niet meer dan 100 produktiemedewerkers 57 conserven, bereiden, met niet meer dan 25 produktiemedewerkers 58 brood en banket (1), bakken van brood, banket, biscuit e.d. met maximaal 20 m2 bakoppervlakte 59 brood en banket (2), bakken van brood, banket, biscuit e.d. met maximaal 100 m2 bakoppervlakte 60 brood en banket (3), fabriek tot het bakken van brood, banket, biscuit e.d. 61 branderij, branden van cacao 62 chocolade, bereiden van 63 suikerwerkfabriek met een vloeroppervlakte < 100 m2, zonder suiker branden 64 suikerwerkfabriek, met suiker branden 65 suikerwerkfabriek, zonder suiker branden
cat 1
cat 2 cat 3: cat 4: cat 4a: cat 5: cat 6: 40m 100m 300m 500m 1500m 1
1
1
1,0
1,0
1
1
1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 130,0 1900,0 2011,0 2016,0 2021,0 2022,0 2022,0
1 1 1
1
2023,0 2023,0 2031,0
1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
2031,0 2031,0 2031,0
1 1
2041,0
1
2041,0
1
2041,0 2051,0
1 1
2071,0
1
2071,0
1
2071,0 2081,1
1 1
2081,1
1
2081,2
1
2091,0 2091,0 2092,0
1
2092,0 2092,0
1 1 1 1
Bijlage 1: Lijst van Bedrijfsactiviteiten
omschrijving 66 mengvoederfabriek 67 veevoederfabriek 68 beenderen en huiden, bereiden van vet, lijm, as, kool, proteine of gelatine 69 beenderen en huiden, bewaren, mits in een gesloten gebouw 70 dierlijk afval, bewaren en verwerken, ook SBI 6293 71 drogerij, door kunstmatige verwarming drogen van voorwerpen of stoffen, zoals graan, groente, kruiden 72 drogerij, door kunstmatige verwarming drogen van voorwerpen of stoffen, zoals gras, schelpdieren, dierlijk afval
31
SBIcode
1
2129,0
1 1 1
2129,0
2132,0 2133,0 2133,0 2137,0 2138,0 2138,0 2139,0 2139,0 2139,0 2139,0
83 84 85 86
destillatie, van alcoholen bier brouwen, ambachtelijk bier, brouwen en bottelen limonade, bereiden en bottelen van limonades en frisdranken limonade, bereiden en bottelen van limonades en frisdranken met een mechanisch vermogen < 25 kW tabaksverwerkende industrie brei-inrichting textiel, vervaardigen (voorbewerken, spinnen, bleken, verven, weven, drukken e.d.) dekkleden, vervaardigen en impregneren touwfabriek confectie, vervaardigen, herstellen, oppersen kleermakerij bont, atelier bont, vervaardigen (bontlooierij) bont, verven huiden, leerlooijerij, looien lederwaren, tent- en zeildoekartikelen, vervaardigen ortopedische artikelen, vervaardigen schoenen, fabrieksmatig vervaardigen hout, machinaal bewerken (1) met een mechanisch vermogen van < 10 kW en niet meer dan 3 kW per machine (ambachtelijk)
2141,0 2151,0 2151,0 2160,0
91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102
1 1
2129,0 2129,0
branderij, branden van koffie azijn, mosterd- en azijnfabriek, fabriek voor zuurwaren specerijmalerij aardappelproducten, bakken en/of stomen >= 500 t/j groentenverwerking, snacks en salades groentenverwerking, snacks en salades, max 100 m2 bakken in oliën en vetten (frites voorbakken, chips e.d.) branderij, branden van pinda's dierlijke stoffen, koken, roken, smelten of zouten voedingsmiddelenfabriek
88 89 90
cat 2 cat 3: cat 4: cat 4a: cat 5: cat 6: 40m 100m 300m 500m 1500m
2121,0 2121,0 2129,0
73 74 75 76 77 78 79 80 81 82
87
cat 1
1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
2160,0
1
2170,0 2200,0 2200,0
1
2273,0 2293,0 2310,0 2330,0 2340,0 2340,0 2340,0 2410,0 2410,0 2430,0 2430,0 2510,0
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
103 hout, machinaal bewerken (2) met een mechanisch 2510,0 vermogen van <10 kW en niet meer dan 3 kW per machine 104 hout, machinaal bewerken (3) met een mechanisch vermogen t/m 25 kW 105 hout, machinaal bewerken (4) met een mechanisch vermogen van meer dan 25 kW 106 hout, machinaal bewerken in open lucht 107 hout, hout(vezel)platenfabriek 108 hout verduurzamen, met organische oplossingen 109 hout verduurzamen, met zoutoplossingen 110 hout, verduurzamen middels creosoteren en carbolineum 111 emballagefabriek, hout 112 borstelwarenfabriek 113 mandenmakerij (ambachtelijk) 114 meubelfabriek, inclusief lakspuiterij 115 rietmeubelfabriek, zonder lakspuiterij 116 matrassenfabriek 117 stoffeerderij
1
2510,0
1
2510,0 2510,0 2522,0 2523,0 2523,0 2523,0 2540,0 2562,0 2563,0 2571,0 2573,0 2574,0 2575,0
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Bijlage 1: Lijst van Bedrijfsactiviteiten
omschrijving 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138
139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168
papierfabriek p.c. < 3 t/u papierfabriek, p.c. >= 3 t/u behangselfabriek papierwarenindustrie strokartonfabriek cartonnage-artikelen en papierwaren, met drukkerij, mechanisch vermogen >= 50 kW cartonnage-artikelen en papierwaren, vervaardigen, mechanisch vermogen < 50 kW drukkerij, <= 40 kW drukkerij, met een geïnstalleerd mechanisch vermogen van niet meer dan 10kW drukkerij, rotatiedrukkerij, krantendrukkerij, diepdrukkerij chemografisch bedrijf copieerinrichting zeefdrukkerij boekbinderij, met een mechanisch vermogen < 10 kW boekbinderij, met een mechanisch vermogen >= 10 kW aardolie, raffinage van cokes, bereiden, uit steenkool asfalt, bereiden van asfaltmenginstallatie bitumineus dakbedekkingsmaterialenfabriek teer, vervaardigen van teer of bitumen chemische produkten, vervaardigen van basisprodukten voor de chemische-, cosmetische- en pharmaceutische industrie (tenzij elders genoemd) emaille, vervaardigen van emailles kunstharsenfabrieken chloor, bereiden (industrieel) fosfor, vervaardigen (industrieel) fosfor, vervaardigen van fosfor- of stikstofhoudende kunstmeststoffen (industrieel) anorganische chemische grondstoffenfabrieken, niet vallend onder de "post-Sevesorichtlijn" anorganische chemische grondstoffenfabrieken, vallend onder de "post-Sevesorichtlijn" reuk, smaakstoffen en aroma's, bereiden organische chemische grondstoffenfabrieken, niet vallend onder de "post-Sevesorichtlijn" organische chemische grondstoffenfabrieken, vallend onder de "post-Sevesorichtlijn" verf, verf- en lakfabriek farmaceutische produkten bewerken, verpakken, uitgezonderd in apotheken geneesmiddelenfabrieken verbandstoffen, verpakken verbandstoffen, vervaardigen wasmiddelenfabriek cosmetische industrie, bereiden van cosmetische produkten lijm, vervaardigen van - van niet-dierlijke oorsprong poetsmiddelenfabriek ontplofbare stoffen, vervaardigen en/of verwerken chemische productenfabriek, niet elders genoemd kaarsen, vervaardigen kaarsen, vervaardigen waarbij uitsluitend elders geraffineerde paraffine en was worden gebruikt kaarsenvervaardiging (ambachtelijk) rayon, of viscose, bereiden autobanden, vervaardigen rubberfabriek vulcaniseerinrichting vulcaniseerinrichting, behorende bij een autobandenservicebedrijf kunststoffen, verwerken en bewerken, met fenolharsen
32
SBIcode
cat 1
cat 2 cat 3: cat 4: cat 4a: cat 5: cat 6: 40m 100m 300m 500m 1500m
2610,0 2610,0 2620,0 2620,0 2631,0 2632,0
1 1 1 1 1 1
2632,0 2700,0 2700,0 2711,0 2715,0 2718,0 2719,0 2730,0 2730,0 2810,0 2821,0 2822,0 2823,0 2829,0 2900,0
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
2900,0 2920,0 2942,0 2942,0 2942,0
1 1 1 1 1
2942,0
1
2942,0
1
2943,0 2949,4
1 1
2949,4
1
2951,0 2961,0
1 1
2961,0 2962,0 2962,0 2971,0 2972,0
1 1 1 1 1
2991,0 2993,0 2995,0 2999,0 2999,0 2999,0 2999,0 3000,0 3111,0 3111,0 3120,0 3120,0 3130,0
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Bijlage 1: Lijst van Bedrijfsactiviteiten
omschrijving 169 kunststoffen, verwerken en bewerken, zonder fenolharsen 170 aardewerk vervaardigen < 175 kW 171 aardewerk vervaardigen >= 175 kW 172 aardewerk vervaardigen, ambachtelijke pottenbakkerij < 75 kW thermisch vermogen 173 steenfabriek 174 cement, vervaardigen van cement of cementklinker met een capaciteit < 100.000 t/j 175 cement, vervaardigen van cement of cementklinker met een capaciteit >= 100.000 t/j 176 branderij, branden van kalk 177 kalk (al dan niet geblust) bereiden, bewaren en verwerken van kalkmortel 178 branderij, branden van gips 179 beton, vervaardigen van betonwaren zonder het gebruik van persen, triltafels e.d. 180 beton, vervaardigen van betonwaren, met persen, triltafels en bekist. trillers p.c. < 100 t/d 181 beton, vervaardigen van betonwaren, met persen, triltafels en bekist. trillers, p.c. >= 100 t/d 182 beton, bereiden (betonmortelcentrale), p.c. < 100 t/u 183 beton, bereiden (betonmortelcentrale), p.c. >= 100 t/u 184 steenbewerking 185 steenbewerking, in gesloten gebouw 186 steenbrekerij, breken, malen, zeven of drogen in een gesloten gebouw 187 steenbrekerij, breken, malen, zeven of drogen met een totale capaciteit < 100.000 t/j 188 steenbrekerij, breken, malen, zeven of drogen met een totale capaciteit >= 100.000 t/j 189 isolatiemateriaal, overig isolatiemateriaal 190 isolatiemateriaalfabriek, steenwol >= 5000 t/j 191 glas, vervaardigen 192 glasvezel, glaswol, bereiden met een capaciteit < 5.000 t/j 193 glasvezel, glaswol, bereiden met een capaciteit >= 5.000 t/j 194 glas, blazen, slijpen en/of polijsten (industrieel) 195 glas, slijpen en/of polijsten van glas, behorende bij een glashandel 196 glas, blazen, slijpen en/of polijsten (ambachtelijk) 197 glas, vervaardigen van glas in lood (ambachtelijk) 198 metaalwalserij p.o. < 2000 m2 199 metaalwalserij p.o. >= 2000 m2 200 draad, trekken, p.o. < 2000 m2 201 draad, trekken, p.o. >= 2000 m2 202 lood, smelten met een capaciteit < 2.500 t/j (uitgezonderd drukkerijen) 203 lood, smelten met een capaciteit >= 2.500 t/j (uitgezonderd drukkerijen) 204 blik, vervaardigen 205 metaaldraadvlechterij en -weverij 206 metaalbewerking, metaalsmelterij of gieterij, smelten of gieten van aluminium en/of aluminiumlegeringen, koper en/of koperlegeringen, ijzer, staal, tin of zink met een capaciteit < 1.000 t/j
33
SBIcode
cat 1
cat 2 cat 3: cat 4: cat 4a: cat 5: cat 6: 40m 100m 300m 500m 1500m
3130,0 3220,0 3220,0 3224,0
1 1 1 1
3230,0 3241,0
1 1
3241,0
1
3242,0 3242,0
1 1
3243,0 3251,0
1 1
3251,0
1
3251,0
1
3253,0 3253,0 3260,0 3260,0 3260,0
1 1 1 1 1
3260,0
1
3260,0
1
3273,0 3273,0 3281,0 3281,0
1 1 1 1
3281,0
1
3282,0 3282,0 3284,0 3285,0 3331,0 3331,0 3333,0 3333,0 3343,0
1 1 1 1 1 1 1 1 1
3343,0 3400,0 3400,0 3401,0
207 metaalbewerking, metaalsmelterij of gieterij, smelten of 3401,0 gieten van aluminium en/of aluminiumlegeringen, koper en/of koperlegeringen, ijzer, staal, tin of zink met een capaciteit < 4.000 t/j 208 metaalbewerking, metaalsmelterij of gieterij, smelten of 3401,0 gieten van aluminium en/of aluminiumlegeringen, koper en/of koperlegeringen, ijzer, staal, tin of zink met een capaciteit >= 4.000 t/j
1 1 1 1
1
1
Bijlage 1: Lijst van Bedrijfsactiviteiten
omschrijving
34
SBIcode
cat 1
cat 2 cat 3: cat 4: cat 4a: cat 5: cat 6: 40m 100m 300m 500m 1500m
209 metaalbewerking, metaalbewerking, stamp-, pers-, 3412,0 dieptrek- en forceerbedrijven met een mechanisch vermogen < 25 kW 210 metaalbewerking, stamp-, pers-, dieptreken forceerbedrijven 211 metaalbewerking, metaaldraaierij met een mechanisch vermogen < 50 kW 212 metaaldraaierij (onbeperkt vermogen) 213 tank, reservoir- en pijpleidingbouwbedrijven, p.o. <2000 m2 214 tank, reservoir- en pijpleidingbouwbedrijven, p.o. >=2000 m2 215 constructiewerkplaats, vervaardigen van constructies in de open lucht 216 constructiewerkplaats, vervaardigen van constructies in een gesloten gebouw 217 constructiewerkplaats, vervaardigen van constructies in een gesloten gebouw met een geïnstalleerd mechanisch vermogen < 40 kW 218 219 220 221
blik, verwerken vaten, vervaardigen uit metaal metaalwaren vervaardigen (ambachtelijk) metaalbewerking, smederij, lasinrichting, metaalplaatbewerking met een bedrijfsoppervlakte < 75 m2
1
3412,0
1
3420,0
1
3420,0 3430,0
1 1
3430,0
1
3440,0
1
3440,0
1
3440,0
3460,0 3460,0 3480,0 3491,0
1
1 1 1 1
222 herstelinrichtingen voor zwaar materieel 3492,0 (grondverzetmachines, wegenbouwmachines, landbouwwerktuigen, hijswerktuigen) 223 emaille, ambachtelijk emailleerbedrijf 224 emaille, industrieel emailleerbedrijf 225 emaille, industrieel emailleerbedrijf met toepassing van tunnelovens 226 metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf, waarbij de gezamenlijke inhoud van de behandelingsbaden (uitgezonderd de spoelbaden) < 25 m3
3493,0 3493,0 3493,0
1
1 1 1
3493,0
1
227 metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf, waarbij de 3493,0 gezamenlijke inhoud van de behandelingsbaden (uitgezonderd de spoelbaden) >= 25 m3
1
228 straalinrichting, grit-, staal229 verf, verfdompel-, spuit- en/of moffelinrichting 230 verf, verfdompel-, spuit- en/of moffelinrichting met een oppervlakte van de dompel- c.q. spuitruimte < 35 m2 231 machine- en apparatenfabriek, in een gesloten gebouw 232 machine- en apparatenfabriek, in een gesloten gebouw en een mechanisch vermogen < 25 kW 233 verbrandingsmotoren, revideren 234 kabels, vervaardigen 235 electrotechnische industrie, niet elders genoemd 236 lampenfabriek 237 verlichtingsartikelenfabriek, elektrotechnische apparatenfabriek 238 elektrotechnisch installatiebedrijf 239 carrosserieën, vervaardigen 240 scheepswerf, vervaardigen en herstellen van binnenvaartschepen van bijzondere schepen voor gebruik op binnen- en kustwateren
3493,0 3493,0 3493,0
1 1
3500,0 3500,0
1
241 scheepswerf, vervaardigen en herstellen van jachten 242 scheepswerf, verrichten van onderhoudswerkzaamheden aan jachten 243 voertuigen, werkplaats t.b.v. de revisie van weg- en railvoertuigen 244 rijwielfabriek 245 instrumentmakerij (ambachtelijk) 246 optische artikelen, vervaardigen 247 tandtechnische artikelen, vervaardigen 248 graveerinrichting
3741,0 3746,0
1
1
3500,0 3610,0 3692,0 3692,0 3697,0 3699,0 3722,0 3741,0
1 1 1 1 1 1 1 1
1 1
3750,0 3760,0 3800,0 3800,0 3813,0 3900,0
1 1 1 1 1 1
Bijlage 1: Lijst van Bedrijfsactiviteiten
omschrijving 249 250 251 252 253 254 255 256
35
SBIcode
edelsmederij diamantslijperij ontwikkelcentrale speelgoed, vervaardigen compostbedrijf, gesloten compostbedrijf, open energie, opwekken m.b.v. kernenergie energie, opwekken t.b.v. de electriciteitsproduktie en/of stadsverwarming met een thermisch vermogen < 75 MW 257 energie, opwekken t.b.v. de electriciteitsproduktie en/of stadsverwarming met een thermisch vermogen >= 75 MW
3910,0 3911,0 3931,0 3941,0 3999,1 3999,1 4011,0 4011,0
258 transformatorstation (1) met een vermogen < 10MW 259 transformatorstation (2) met een vermogen -10MW - 100 MW 260 transformatorstation (3) met een vermogen - 100MW 200 MW 261 transformatorstation (4) met een vermogen - 200MW 1000 MW 262 transformatorstation (5) met een vermogen > 1000 MW 263 drinkwater, bereiden uit grondwater 264 drinkwater, bereiden uit oppervlaktewater 265 bouwbedrijf 266 bouwinstallatiebedrijf 267 lood, loodgietersbedrijf voor het bouwbedrijf en onderhoudswerken 268 groothandel landbouwproducten 269 groothandel ruwe tropische producten 270 ertsen, laden, lossen en de opslag, met een oppervlakte voor de bewaring < 2.000 m2 271 ertsen, laden, lossen en de opslag, met een oppervlakte voor de bewaring >= 2.000 m2 272 op- en overslagbedrijf (losgestort materiaal) 273 chemicaliën, groothandel, met inbegrip van het verpakken in het klein en de opslag van gerede produkten
4012,0 4012,0
274 bestrijdingsmiddelen, opslag (1) tot een maximale hoeveelheid van 500 kg 275 bestrijdingsmiddelen, opslag (2) tot een maximale hoeveelheid van 1 t 276 bestrijdingsmiddelen, opslag (3) tot een maximale hoeveelheid van 10 t 277 bestrijdingsmiddelen, opslag (4) tot een maximale hoeveelheid van 100 t 278 bestrijdingsmiddelen, opslag (5) > 100 t 279 groothandel zand en grind 280 bouwmaterialen, opslag en handel 281 groothandel handelsprodukten 282 groothandel in dierlijke voedingsmiddelen 283 groothandel in schroot en oude materialen 284 opslag van materialen 285 sloperij, automobielen, waarbij de werkzaamheden plaatsvinden in een gesloten gebouw 286 afval, bewaren, bewerken en verwerken van oud papier, lompen en/of oude metalen in een gesloten gebouw
cat 1
cat 2 cat 3: cat 4: cat 4a: cat 5: cat 6: 40m 100m 300m 500m 1500m 1 1 1 1 1 1 1 1
4011,0
1
1 1
4012,0
1
4012,0
1
4012,0 4031,0 4031,0 5100,0 5200,0 5211,0
1 1 1 1 1 1
6111,0 6139,0 6141,0
1 1 1
6141,0
1
6141,0 6151,0
1 1
6152,0
1
6152,0
1
6152,0
1
6152,0
1
6152,0 6166,0 6169,0 6170,0 6250,0 6291,0 6293,0 6291,0
1 1 1 1 1 1 1 1
6294,0
1
287 afval, bewaren, bewerken en verwerken van oud papier, 6294,0 lompen en/of oude metalen in een gesloten gebouw tot een maximale hoeveelheid van 15.000 kg 288 289 290 291 292 293
sloperij, automobielen, inclusief verschrotten sloperij, automobielen, onderdelenhandel afval, opslaan en verwerken van oude autobanden groothandel puin, glas en hout autobanden, servicebedrijf ontplofbare stoffen, bewaren van consumentenvuurwerk tot en met 1.000 kg
6296,0 6296,0 6299,0 6299,0 6620,0 6689,0
1
1 1 1 1 1 1
Bijlage 1: Lijst van Bedrijfsactiviteiten
omschrijving 294 ontplofbare stoffen, bewaren van consumentenvuurwerk van 1.000 t/m 10.000 kg ´295 ontplofbare stoffen, bewaren van consumentenvuurwerk van meer dan 10.000 kg 297 schoenen, ambachtelijk vervaardigen, herstellen 298 automobielen, herstellen en onderhoud plegen aan personenauto's zonder plaatwerkerij 299 automobielen, herstellen en onderhoud plegen aan personenauto's zonder plaatwerkerij met een maximum bedrijfsoppervlak < 200m2 300 automobielen, herstellen en onderhoud plegen aan vrachtauto's zonder plaatwerkerij 301 automobielen, herstellen met plaatwerkerij, zonder spuiterij 302 autospuitinrichting met opp. spuitruimte < 35 m2 303 autobeklederij 304 automobielen, servicestation voor de electrische installatie 305 tectyleerinrichting 306 tectyleerinrichting, behorende bij en uitsluitend bedoeld voor een garagebedrijf ter plaatse 307 fietsenreparatiebedrijf 308 motorrijwielherstelinrichting < 200 m2 309 uurwerkreparatiebedrijf 310 edelsmederij, reparatiebedrijf 311 reparatie-inrichting voor electrische gebruiksgoederen 312 muziekinstrumentenreparatiebedrijf 313 reparatiebedrijf gebruiksgoederen 314 taxibedrijf 315 transportbedrijf 316 opslaggebouw B229ten behoeve van verhuisbedrijf 316 fietsenstallingsbedrijf 317 automobielen, keuringsstation voor personenauto's 318 automobielen, keuringsstation voor vrachtauto's 319 postdistrictsdistributie 320 veiling (groenten, fruit, bloemen) 321 veiling, goederen 322 autoverhuurbedrijf 323 afval, stortplaats, het in de bodem brengen van afval 324 afval, overslaan van huishoudelijk, afvalscheiden 325 afval, inzamelen, voorbewerken en bewaren van chemisch afval met een capaciteit < 500 t/j 326 afval, inzamelen, voorbewerken en bewaren van chemisch afval met een capaciteit >= 500 t/j 327 afval, verbranden van besmet afval uit ziekenhuizen 328 bagger en slib, bewaren, bewerken, verwerken 329 bagger en slib, verbranden van slib 330 pompinstallatie, t.b.v. de beheersing van het peil van het oppervlaktewater 331 schoonmaakbedrijven 332 automobielen, mechanisch wassen in de open lucht 333 automobielen, mechanisch wassen in een gesloten gebouw 334 wasserij 335 chemische wasserij 336 tapijtreinigingsbedrijf
36
SBIcode
cat 1
cat 2 cat 3: cat 4: cat 4a: cat 5: cat 6: 40m 100m 300m 500m 1500m
6689,0
1
6689,0 6810,0 6821,0
1 1 1
6821,0
1
6821,0
1
6822,0
1
6823,0 6824,0 6829,0
1 1 1
6829,0 6829,0 6830,0 6830,0 6840,0 6850,0 6860,0 6870,0 6890,0 7221,0 7230,0 7600,0 7242,0 7621,0 7621,0 7701,0 8497,0 8497,0 8510,0 9811,2 9811,3 9811,4
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
9811,4
1
9813,0 9813,0 9813,0 9815,0 9821,0 9823,0 9823,0 9831,0 9832,0 9836,0
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
37
Bijlage 2 LIJST VAN HORECA - INRICHTINGEN Categorie:
Inrichting:
Activiteiten:
A
discotheek bar-dancing zaalverhuur/ party-centra 1
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren, alsmede de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken ter plaatse, al dan niet met levende muziek en al dan niet met kleine etenswaren. Het accent ligt op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen.
B
café bar brasserie
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren. Het accent ligt op de verstrekking van drank.
C
D
cafetaria snackbar grill-room fastfood-restaurant automatiek snelbuffet restaurant bistro crêperie lunchroom konditorei koffie-/theehuis
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije dranken. Het accent ligt op de verstrekking van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide, kleine etenswaren. Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. Het accent ligt op de verstrekking van etenswaren voor consumptie ter plaatse. Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholvrije dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verstrekking van alcoholvrije drank.
ijssalon
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van consumptie-ijs voor gebruik ter plaatse.
Voor de toepassing van de lijst van horeca-inrichtingen wordt onder een horecabedrijf het volgende begrepen: een bedrijf of instelling waar 1. bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of, 2. bedrijfsmatig zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd.
1
regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek- en dansevenementen, in tegenstelling tot zaalverhuur voor congressen en seminars.
38