Dienst Stadsontwikkeling
Bestemmingsplan
Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt
www.utrecht.nl
mei 2006
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt, mei 2006
*
= locatie plangebied
Bestemmingsplan
Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt
Mei 2006
Dienst Stadsontwikkeling Afdeling Stedenbouw en Monumenten Sectie juridische zaken
Toelichting
1
Inhoudsopgave 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Inleiding............................................................................................................................................3 Doel van het bestemmingsplan 3 Ligging en begrenzing plangebied 3 Vigerende plannen 5 Bestemmingsplanmethodiek 6
2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
Beleid................................................................................................................................................9 Algemeen 9 Rijksoverheid 9 Provinciale en regionale plannen 9 Gemeentelijke plannen en beleid 10
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7. 3.8. 3.9. 3.10.
Planbeschrijving ............................................................................................................................21 Algemeen 21 Historische structuur 21 Ruimtelijke structuur 24 Functionele analyse 27 Verkeersstructuur 29 Stedelijk groen en ecologie 31 Archeologie en cultuurhistorie 32 Monumenten 35 Welstand 36 Mogelijk toekomstige ontwikkelingen 37
4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8. 4.9.
Milieu ..............................................................................................................................................39 Geluidhinder 39 Bedrijven 39 Bodem 40 Luchtkwaliteit 41 Waterparagraaf 43 Duurzaamheid 47 Hoofdkabels en -leidingen 48 Externe Veiligheid 48 Flora en fauna 48
5. 5.1. 5.2. 5.3. 5.4.
Juridische planbeschrijving .........................................................................................................53 Verantwoording planvorm 53 Systematiek "Woondoeleinden" 54 Artikelsgewijze toelichting 59 Handhaving 66
6.
Economische uitvoerbaarheid .....................................................................................................69
7. 7.1. 7.2.
Inspraak en overleg .......................................................................................................................71 Inspraak en artikel 10 overleg 71 PPC 71
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
2
Bijlage 1 Overzicht Monumenten Bijlage 2 PPC-advies Bijlage 3 Rapportage luchtkwaliteit
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
3
1.
Inleiding
1.1. Doel van het bestemmingsplan Het voornemen tot het opstellen van het bestemmingsplan "Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt" is opgenomen in de notitie "Meerjarenplanning bestemmingsplannen 20002010" van de afdeling Stedenbouw en Monumenten van de Dienst Stadsontwikkeling van de gemeente Utrecht. In deze notitie wordt een meerjarenplanning gegeven voor het actualiseren van planologisch-juridische regelingen voor het gemeentelijk grondgebied. Het nieuwe bestemmingsplan heeft als doel de totstandkoming van een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling. Het bestemmingsplan richt zich voornamelijk op beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur. In het plan worden de wijzigingen in de wet- en regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt. Met dit bestemmingsplan wordt aansluiting gezocht bij recent totstandgekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, waarbij wordt gestreefd naar uniformiteit van bestemmingslegging en regelgeving.
1.2. Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied is gelegen aan de noord-oostkant van het oude stadscentrum van Utrecht. Het plangebied wordt begrensd door de Kardinaal de Jongweg in het noorden, de Blauwkapelseweg in het oosten, de Biltstraat in het zuiden, de Karel Doormanlaan, Huizingalaan en het spoortracé in het westen. De plangrenzen van het bestemmingsplan sluiten aan op die van recente juridisch-planologische regelingen. Tevens is er rekening gehouden met toekomstig te vervaardigen bestemmingsplannen.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
4
Afbeelding 1: Ligging plangebied.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
5
Afbeelding 2: Begrenzing plangebied.
1.3. Vigerende plannen Binnen het plangebied vigeren meerdere plannen en verordeningen. In dit geval gaat het om een aantal bestemmingsplannen, komvoorschriften, de Leefmilieuverordening en het beleid ten aanzien van het beschermd stadsgezicht. Bestemmingsplannen Binnen het gebied vigeren momenteel een vijftal plannen: Alexander Numankade (Raad 27/140/88, G.S. 14/03/89; gedeeltelijke goedkeuring) Willem Barentszstraat 1ste herziening (Raad 10/11/49, G.S. 28/03/50) Willem Barentszstraat 1ste partiele herziening (Raad 21/06/61, G.S. 08/01/61) Jan van Galenstraat 1ste / 2de wijziging (Raad 17/04/47, G.S. 27/05/47) Tuindorp Oost 1 (Raad 06/06/63, G.S. 01/10/63) Komvoorschriften De overige gebieden vallen onder de Voorschriften Bebouwde Kom 1958 (VBK). Deze zijn vastgesteld door de raad d.d. 27-03-1958 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 1407-1958. Gebieden die onder de VBK vallen zijn onderverdeeld in VBK-geel (woonbestemming:
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
6
gestapeld), VBK-rood (woonbestemming: eengezinshuizen of beneden/bovenwoning), VBKgroen (groenbestemming) en VBK-blauw (bedrijfsbestemming). De VBK geven geen voorschriften met betrekking tot de bebouwingsmogelijkheden (hoogteopbouw en rooilijnen) en het gebruik van de gronden. Hiervoor moet grotendeels worden teruggevallen op de stedenbouwkundige voorschriften van de bouwverordening. Leefmilieuverordening Een Algemene Leefmilieuverordening (ALMV),op grond van art. 7 van de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing, is door de gemeenteraad vastgesteld d.d. 31-08-2000 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 28-11-2000 voor een periode van vijf jaar. De ALMV heeft als doel het voorkomen van achteruitgang van de woon- en werkomstandigheden in, of het uiterlijk aanzien van, een gebied, zolang voor dat gebied nog niet kan worden beschikt over een modern stadsvernieuwings- of bestemmingsplan. De ALMV is een overbruggingsmaatregel met een beperkte geldigheidsduur en heeft een aanvullend karakter. De ALMV verbiedt de wijziging van het gebruik van gebouwen of van één of meer delen van een gebouw anders dan voor woondoeleinden, en het oprichten of vergroten van gebouwen ten behoeve van een bedrijf. Verder is de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing van belang in verband met het verkrijgen van een sloopvergunning. De ALMV geldt in Wittevrouwen. Momenteel is een nieuwe ALMV in voorbereiding. Beschermd Stadsgezicht 1 Tot het Beschermd Stadsgezicht behoort een strook bebouwing langs de Wittevrouwensingel. Op het gebied van het Beschermd Stadsgezicht zijn de bepalingen van de artikelen 36 (plicht tot vaststellen van ter bescherming van het stadsgezicht strekkend bestemmingsplan) en 37 (sloopverbod behoudens vergunning) van de Monumentenwet van toepassing.
1.4. Bestemmingsplanmethodiek Het bestemmingsplan richt zich voornamelijk op beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur. Ten aanzien van gebieden waar mogelijk veranderingen zullen gaan plaatsvinden heeft het college van burgemeester en wethouders recent besloten dat deze veranderingen alleen in een op beheer gericht bestemmingsplan zullen worden meegenomen als de ontwikkelingen voldoende uitgekristalliseerd zijn. In alle andere gevallen zal aan dit soort gebieden een conserverende bestemming wordt gegeven, die zoveel mogelijk aansluit bij de geldende bestemming en het bestaande (legale) gebruik. Deze keuze hangt samen met de opdracht van de gemeenteraad, om de gehele gemeente Utrecht vóór 2011 voorzien van moderne, actuele bestemmingsplannen voor alle wijken.
1
Het gebied, dat blijkens de beschikking van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 3 december 1975, MMA/MO 178.385, is aangewezen als stadsgezicht in de zin van artikel 35 van de Monumentenwet 1988.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
7
Wachten op nu nog onzekere bouwplannen houdt het plan- en besluitvormingsproces van op beheer gerichte bestemmingsplannen teveel op. Dit betekent overigens niet dat toekomstige initiatieven op voorhand worden afgewezen; dergelijke initiatieven volgen een afzonderlijk planvormingtraject en zullen via een afzonderlijke procedure planologisch-juridische worden verankerd. Uitvoering ervan zal dus te zijner tijd mogelijk gemaakt moeten worden met behulp van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de wet op de Ruimtelijke Ordening of een herziening van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
8
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
9
2.
Beleid
2.1. Algemeen Op verschillende bestuurlijke niveaus zijn in de loop van de tijd beleidsuitspraken geformuleerd die van belang zijn of raakvlakken hebben met de ruimtelijke situatie in het voorliggende plangebied. In dit hoofdstuk worden de relevante nota's kort omschreven.
2.2. Rijksoverheid Nota Ruimte In januari 2002 is deel 3 van de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening verschenen (kabinetsstandpunt). De behandeling van de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening is gestaakt. Het (toenmalig demissionaire) kabinet Balkenende achtte de analyses en hoofddoelstellingen van de huidige Vijfde Nota, het Tweede Structuurschema Groene Ruimte (SGR2) en het oude NVVP een goede basis voor de gewenste beleidsaanpassingen. De huidige Vijfde Nota en het Tweede Structuurschema Groene Ruimte zijn geïntegreerd in de Nota Ruimte om het aantal rijksnota's te verkleinen en de eenduidigheid van het rijksbeleid te vergroten. In het Strategisch Akkoord is opgenomen in welke richting bijstelling van het nationaal ruimtelijk beleid nodig is. De Stellingnamebrief Nationaal Ruimtelijk Beleid (1 november 2002) geeft de richting aan van de hiervoor noodzakelijke aanpassingen. Utrecht is onderdeel van de zogenaamde ‘Deltametropool’. De Deltametropool is een nationaal stedelijk netwerk van internationaal niveau, dat concurreert met andere metropolitane gebieden in Europa. De stedelijke en landelijke diversiteit, metropolitane functies en het blauw-groene deltakarakter vormen de unieke kwaliteiten van dit gebied waarvan de belangrijkste steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Almere zijn. De nadruk ligt op versterking van de bestaande ruimtelijke hoofdstructuur met als doel versterking van de synergie tussen de samenstellende delen en vergroting van de complementariteit van de steden. Dit betekent: versterking van de water- en groenstructuur; versterking van de bestaande netwerken van weg, spoor en water; versterking van de verstedelijking door intensivering in bestaand gebouwd gebied en bundeling van nieuwe verstedelijkingsopties op en aan de Randstadring. Vooralsnog zorgt de Nota niet voor beleidswijzigingen met betrekking tot het plangebied.
2.3. Provinciale en regionale plannen Streekplan Provincie Utrecht Het vigerende Streekplan voor de Provincie Utrecht is vastgesteld in 2004. Het plangebied is op de streekplankaart aangeduid als stedelijk gebied. Met betrekking tot het plangebied stelt het streekplan dat de stedelijke veranderingsprocessen als stads- en dorpsvernieuwing, herstructu-
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
10
rering en verdichting van groot belang zijn. Dit mede in relatie tot de beoogde verhoging van kwaliteit van de woonomgeving.
Hieronder wordt een aantal kernpunten van het Streekplan Utrecht 2005-2015 weergegeven: het watersysteem medebepalend laten zijn bij het toekennen en ontwikkelen van ruimtelijke functies; behoud van aardkundige en cultuurhistorisch waardevolle gebieden en objecten en het vergroten van de herkenbaarheid, zichtbaarheid, functionaliteit en toegankelijkheid ervan; bereikbaarheid van de provincie op een acceptabel niveau brengen en de gevolgen van de mobiliteit voor het leefmilieu op een aanvaardbaar niveau brengen; opvang van de eigenbevolkingsgroei, waarbij ook gekeken wordt naar differentiatie en kwaliteitsverbetering van woon- en werkmilieus; ruimte blijven bieden voor duurzame economische ontwikkeling binnen de provincie. Regionaal Structuurplan (RSP) Door het BRU (Bestuur Regio Utrecht) is het Regionaal Structuurplan (RSP) opgesteld. Onder andere vormt dit een toetsingskader voor planologische besluiten van de betrokken gemeenten. In het RSP is aangegeven dat de regio een strategie volgt, die is gericht op behoud, verbetering en herstructurering van het bestaand stedelijk gebied. Op dit moment werkt het BRU aan een nieuw RSP voor de periode 2005 tot 2015. Het huidige RPS stelt dat er meer aandacht moet komen voor hoogwaardige en duurzame woonmilieus, hierbij zijn functiemenging, differentiatie van woonmilieus en een evenwichtige wijkopbouw van belang. Niet van Gisteren, Cultuurhistorische hoofdstructuur van de Provincie Utrecht De nota 'Niet van Gisteren', is de komende jaren richtinggevend voor het ruimtelijk cultuurhistorisch beleid in de Provincie Utrecht. Het plangebied wordt hier aangeduid als een bebouwd gebied met archeologische waarde. Er dienen eisen gesteld te worden ten aanzien van de archeologie.
2.4. Gemeentelijke plannen en beleid Collegeprogramma 2001-2006 In december 2000 is het collegeprogramma verschenen. In dit document is veel aandacht besteed aan bestuurlijke vernieuwing, leefbaarheid en veiligheid in de stad. Met betrekking tot het voorliggende bestemmingsplan zijn vooral de uitspraken met een planologische en stedenbouwkundige invalshoek relevant. In het collegeprogramma worden beleidsintenties uitgesproken die op een later tijdstip worden uitgewerkt in concreet beleid. Structuurvisie (2004) In de structuurvisie van 2004 zijn de kernkwaliteiten van de stad verwerkt in drie ontwikkelingsperspectieven: “De Markt”, “Het Podium” en “De Binnentuin”. In het perspectief “De Markt” wordt het economische, dynamische en hoogstedelijke karakter van de stad versterkt. Ontwikkelings-
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
11
perspectief “Het Podium” richt zich op de stad als ontmoetingsplaats voor kunst, cultuur, onderwijs, voorzieningen en recreatie. Perspectief “De Binnentuin” wil ruimte geven aan de specifieke identiteit van wijken en buurten. Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Huizingabuurt worden aangegeven als binnentuin. De opgave voor de binnentuinen ligt vooral in het conserveren en versterken van de kenmerkende structuren binnen een wijk. De hoofdfunctie in de binnentuinen is wonen. Er zijn mogelijkheden tot kleinschalige functiemenging in de vorm van woon/werkunits, of kleinschalige bedrijvigheid of detailhandel. De gebieden zijn voornamelijk autoluw. Bestaande kenmerken van de wijken worden beter benut. Voor Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Huizingabuurt kan dit betekenen dat de aanwezigheid van de Wittevrouwensingel, het Griftpark en de Biltse Grift versterkt wordt. Wonen naar wens In de gemeentelijke nota 'Wonen naar Wens' (raadsbesluit 28 september 2000) zijn de stedelijke ambities voor het wonen vastgelegd. Dit beleid komt neer op het optimaliseren van de samenstelling van de woningvoorraad in kwalitatief en kwantitatief opzicht volgens het scenario van de Vitale stad. Het bevorderen van doorstroming is daarbij een belangrijk doel van de woningbouwprogrammering. Tegelijkertijd geldt het uitgangspunt het huidige aantal bereikbare woningen gelijk te houden. Op wijkniveau kan dit differentiatie van de woningvoorraad betekenen, rekening houdend met de woonbehoeften en gebruik makend van de beschikbare veranderruimte. Welstand en welstandsnota De sinds 1 januari 2003 gewijzigde Woningwet kent een driedeling in bouwvergunningvrije, licht-bouwvergunningplichtige en regulier Bouwvergunningplichtige bouwwerken. Voor toetsing van bouwplannen aan redelijke eisen van welstand gelden voor deze soorten bouwwerken verschillende procedures. Bouwvergunningplichtige bouwwerken dienen een welstandstoetsing te krijgen door de welstandscommissie. Voor kleinere, veel voorkomende bouwwerken - meestal lichtvergunningplichtige - zijn loketcriteria opgesteld die ambtelijk worden getoetst. Indien er afgeweken wordt van de loketcriteria of het betreft een lichtvergunningplichtig bouwwerk waar geen loketcriteria voor zijn opgesteld, vindt altijd een toetsing plaats door de welstandscommissie. Bouwvergunningvrije bouwwerken krijgen geen welstandstoetsing, tenzij er bij realisatie sprake is van 'ernstige' mate van strijdigheid met redelijke eisen van welstand´ (repressief). De welstandsnota gaat vooral in op zaken die in het bestemmingsplan niet 'geregeld' kunnen worden. Het is een document dat moet zorgen voor een transparant welstandsbeleid. In de in 2004 vastgestelde Welstandsnota Utrecht, getiteld 'De schoonheid van Utrecht', is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. Dit betreft vanzelfsprekend de welstandstoetsing van bouwvergunningsplichtige bouwwerken en toetsing op basis van de sneltoetscriteria.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
12
Voor bouwvergunningplichtige bouwwerken geldt het volgende: In de nota wordt op basis van een gebiedsgerichte analyse per buurt of wijk in hoofdlijnen een ruimtelijke karakteristiek gegeven. Voorts wordt er onderscheid gemaakt in ambities en worden deze vertaald in beleidsniveaus per gebied. Deze beleidsniveaus zijn: Behoud, Respect en Open. De drie niveaus onderscheiden zich onderling in mate van vrijheid in omgaan met de bestaande structuur en architectuur. Tenslotte worden er algemeen geldende beoordelingscriteria geformuleerd die alleen per beleidsniveau verschillen en dus niet per gebied. De Welstandsnota is per gebied raadpleegbaar, de sneltoetscriteria voor lichtvergunningplichtige bouwwerken vormen een apart onderdeel. Een meer uitgebreide beschrijving voor het plangebied ten aanzien van welstandsbeleid is te vinden in de gebiedsbeschrijving van dit plan (paragraaf 3.2 en 3.8). Gemengde stad, sterke stad, eindrapport projectgroep functiemenging Uit oogpunt van onder andere leefbaarheid en versterking van de stads- en wijkeconomie is de laatste jaren het besef gegroeid dat een menging van de functies wonen, werken en voorzieningen in woongebieden bevorderd zou moeten worden. De aandacht voor functiemenging wordt onderstreept in verschillende gemeentelijke beleidsstukken. Voordelen van functiemenging zijn onder meer: het vergroten van de leefbaarheid; het bevorderen van de wijkwerkgelegenheid; het verbeteren van de emancipatie; een reductie van automobiliteit. In principe wordt behoud van functiemenging nagestreefd voor de hele stad. Ontmenging moet worden tegengegaan. In geval van bedrijfsverplaatsing of bedrijfsbeëindiging is het bijvoorbeeld de bedoeling dat er zich op die specifieke locatie opnieuw een bedrijf vestigt. Op dit moment wordt in dergelijke situaties dikwijls de werkfunctie omgezet in een woonfunctie. De noodzakelijke beleidsinstrumenten worden ingezet om functiemenging van wonen en werken te behouden. Detailhandelsnota "Boodschap aan winkels" Het detailhandelsbeleid is vastgelegd in de detailhandelsnota 'Boodschap aan winkels'. Deze nota kent een aantal beleidsuitgangspunten. Voor dit plangebied is het uitgangspunt 'komen tot een fijnmazig mogelijk, op commerciële basis functionerend detailhandelsaanbod' relevant. Gekozen wordt daarbij voor een model van de opbouw van de detailhandelsvoorzieningen dat is gebaseerd op spreiding van voorzieningen over de wijken, zodanig dat de kwaliteit van het aanbod van met name de dagelijkse goederen van de inwoners is verzekerd. Hiertoe wordt gekozen voor het bevorderen van de concentratie van (vooral dagelijkse) winkelvoorzieningen binnen de wijken (dus in de buurt- en wijkwinkelcentra). Deze concentratie is in veel situaties de enige manier om voldoende draagvlak te creëren voor het commercieel functioneren van winkels. Daarmee kan een compleet en attractief voorzieningenaanbod worden behouden en/of
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
13
gerealiseerd. In deze nota zijn J. van Galenstraat en de Biltstraat als clustergebieden aangewezen. 'Welterusten', Hotelnota 2000-2004 Het gemeentelijk hotelbeleid is vastgelegd in de nota 'Welterusten', Hotelnota 2000-2004. Hoofddoelstelling van deze nota is het verkrijgen van evenwicht tussen vraag en aanbod uitgaande van externe ontwikkelingen. Hotelontwikkeling binnen het plangebied is op grond van deze nota mogelijk. Nota 'Zet 'm op toerisme', meerjarenprogramma Speerpunten van toeristisch beleid zijn: ontwikkelen water-, cultuurhistorisch-, en zakelijk toerisme en evenementen. De bestaande - karakteristieke - bebouwing, het water en het groen bieden hiervoor mogelijkheden binnen het plangebied. Strategisch kader kleinschalige bedrijfshuisvesting Vraag naar en aanbod van bedrijfshuisvesting worden met elkaar geconfronteerd in het strategisch kader kleinschalige bedrijfshuisvesting. Deze confrontatie biedt aanknopingspunten voor het realiseren van ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid (zoals aan huis gebonden bedrijvigheid) die goed te mengen is met woonfuncties. De wijken krijgen hierdoor een sterker economisch draagvlak. Ontwikkelingskader Kantoren en Bedrijven Er is sprake van "limitatief beleid" ten aanzien van grootschalige kantoorontwikkelingen in Utrecht. Er is in BRU verband een lijst opgesteld van locaties en daaraan verbonden volumes te ontwikkelen kantoren. In onderhavig plangebied zijn geen grootschalige kantoorlocaties aanwezig. Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (2005) Algemeen Het verkeers- en vervoerbeleid voor de gemeente Utrecht voor de periode 2005-2020 is vastgelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP). Om een goede balans tussen bereikbaarheid, veiligheid en leefmilieu te realiseren wordt in het GVVP gekozen voor selectieve bereikbaarheid. De economisch belangrijke gebieden, de kerngebieden, worden via een aantal verkeersassen goed bereikbaar gemaakt. In de overige gebieden (de verblijfsgebieden) en rond de overige verkeersassen krijgen veiligheid en leefmilieu prioriteit. Ook wordt de mobiliteit buiten piek- en spitsuren gefaciliteerd, maar tijdens piek- en spitsuren moet met name de groei van de automobiliteit worden afgevlakt. Dit gebeurt door het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen te verbeteren en door met verkeers- en mobiliteitsmanagement de mobiliteitsvraag zo goed mogelijk over het totale verkeerssysteem te verdelen. Om dit te bereiken wordt het GVVP uitgewerkt in concrete projecten en activiteiten. De eerstkomende jaren staan vooral de activiteiten als verkeers- en mobiliteitsmanagement centraal. Met name na 2010 komen nieuwe infrastructurele projecten aan de orde. Het succes van maatregelen wordt bepaald door
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
14
de kwaliteit te vergelijken met de streefkwaliteiten voor bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefmilieu die het GVVP vastlegt. Autoverkeer Utrecht gaat met het GVVP uit van de volgende opbouw van het stedelijke netwerk auto: 1. De hoofdstructuur maakt de stad als geheel bereikbaar met de (vracht)auto, voor verplaatsingen van en naar Utrecht en voor verplaatsingen van wijk naar wijk. De hoofdstructuur bestaat uit: 2 de RING Utrecht: de parallelbanen van de snelwegen rond Utrecht en de Noordelijke Randweg Utrecht (NRU). De RING vormt de schakel tussen het landelijke net van autosnelwegen en de primaire en secundaire assen. primaire assen, die de kerngebieden bereikbaar maken. Het grootste deel van het autoverkeer naar de kerngebieden gaat via deze assen. secundaire assen, die zorgen voor aanvullende bereikbaarheid van de kerngebieden. De hoofdstructuur is middels het GVVP vastgelegd en vormt uitgangspunt voor alle gemeentelijke plannen. 2. Door het stedelijk verkeer te bundelen op de hoofdstructuur ontstaan zo groot mogelijke verblijfsgebieden. In de wijken krijgen verkeersveiligheid en leefmilieu prioriteit. De wijkontsluitingswegen (50 km/uur) zorgen voor de aansluiting van de wijken op de hoofdstructuur en een goede bereikbaarheid van de wijk- en buurtvoorzieningen (onder meer voor bevoorradend verkeer). Autoverkeer en het ontsluitend openbaar vervoer rijdt bij voorkeur via de wijkontsluitingswegen de wijk in en uit. De rest van de wijk is verkeersluw en wordt zo veel mogelijk ingericht als 30 km/uur-gebied. Bij de totstandkoming van plannen in de wijk mag van de in het GVVP aangewezen wijkontsluitingswegen worden afgeweken, mits dit goed beargumenteerd wordt, er elders in de wijk een alternatieve route wordt ingericht als wijkontsluitingsweg en (daarmee) de ontsluiting van de wijk voor OV en auto op peil blijft. Bij de opbouw, regelgeving en vormgeving van het netwerk houdt Utrecht zo veel mogelijk de landelijke principes van een duurzaam veilige weginrichting aan. Door deze principes te hanteren kan de automobilist snel herkennen op wat voor type weg hij zich bevindt. Openbaar Vervoer De vervoersdiensten (OV-lijnen) zijn het meest bepalend voor de opbouw van het openbaar vervoer. Utrecht gaat in het GVVP uit van de volgende opbouw van het OV-lijnennetwerk: 1.
2
Een verbindend stelsel bestaand uit de volgende elementen: Bovenregionale treinen (HSL, Intercity's en Sneltreinen) en interliners zorgen voor (inter)nationale en interregionale verbindingen naar Utrecht. Randstadspoor (RSS) verzorgt, aangevuld met streekbussen, het regionale OV.
Deze zijn nog niet langs alle snelwegen die deel uitmaken van de RING aanwezig of gepland. Dit is echter wel het wensbeeld van Utrecht.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
15
3
De sneltramlijn en snelle buslijnen (HOV- en VOV-lijnen ) vormen de stedelijke hoofdstructuur en verbinden de kerngebieden in en rond Utrecht met elkaar en met de stations. Voldoende snelheid, doorstroming, regelmaat en stiptheid zijn hierbij vereist. Het streefbeeld voor het verbindend stelsel (en bijbehorende infrastructuur) wordt met het GVVP vastgelegd en is uitgangspunt voor gemeentelijke plannen. 2. Een fijnmazig stelsel van stadsbuslijnen zorgt voor de ontsluiting van alle delen van de stad. Stadsbuslijnen hebben haltes binnen circa 400 meter van de woning of bestemming. Daarnaast ontstaat behoefte aan overstapmogelijkheden voor de bus op strategische locaties in de stad, zoals (behalve de stations) transferia en stedelijke kerngebieden.
In de infrastructuur komt het onderscheid verbindend - ontsluitend terug: Het Spoor, gebruikt door trein en RSS. Primaire assen: sneltrambaan en HOV-banen. Exclusieve OV-infrastructuur, gebruikt door HOV-lijnen, interliners en streekbussen. Waar VOV-lijnen en stadsbuslijnen gelijk lopen met een HOV-lijn gebruiken deze ook de HOV-baan. Voor de HOV-banen wordt vertramming op lange termijn niet uitgesloten. Secundaire assen: VOV-infrastructuur, gebruikt door VOV-lijnen, interliners en streekbussen. Waar stadsbuslijnen gelijk lopen met een VOV-lijn gebruiken deze ook de VOVinfrastructuur. Alleen daar waar nodig worden maatregelen (busstrook of -baan, prioriteit op kruisingen) genomen om het OV een betrouwbare snelheid te bieden. Wijkontsluitingswegen. Wegen in de wijk met een maximumsnelheid van 50 km/uur, om de doorstroming van de stadsbuslijnen te garanderen in verblijfsgebieden. Deze wegen worden behalve door OV in het algemeen ook door auto's (en fiets) gebruikt. Als aanvulling op dit netwerk fungeert het aanvullend vraagafhankelijk vervoer (met name regiotaxi en taxi). Dit wordt aangeboden waar of wanneer lijngebonden OV niet voldoende rendabel is, zoals buiten het stedelijk gebied, in de nacht en voor bijzondere doelgroepen (bijvoorbeeld regiotaxi voor minder validen, de taxi voor toeristen, zakelijk reizigers etc.). Goederenvervoer Goederenvervoer vindt plaats over weg, water en spoor. Het goederenvervoernetwerk zoals het GVVP dat vastlegt bestaat uit: Primaire assen voor het lange afstandsvervoer. Het netwerk omvat weg, water en spoor en heeft Lage Weide als belangrijk knooppunt. Utrecht zet daarbij in op zo veel mogelijk vervoer over water en spoor. Primaire assen voor bevoorrading (water en weg), die de belangrijkste te bevoorraden kerngebieden verbinden met de RING Utrecht, knooppunt Lage Weide en mogelijke toekomstige kleinschalige overslagpunten (ook voor consumenten) aan de rand van de stad. Het betreft voor de weg een selectie uit de primaire en secundaire assen voor de personenauto, aangevuld met de uit twee delen bestaande Singelring. Op deze routes wordt gestreefd naar een geschikte vormgeving en voldoende doorstroming voor het vrachtverkeer. 3
HOV = Hoogwaardig Openbaar Vervoer; VOV = Verbindend Openbaar Vervoer
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
16
Vrachtverkeer wordt weliswaar geconcentreerd op de primaire assen, maar ook de overige primaire en secundaire assen en wijkontsluitingswegen voor het personenauto zijn in principe voldoende toegankelijk voor vrachtverkeer, om de bedrijven en woningen langs deze weg te kunnen bevoorraden. Als laatste schakel in de bevoorrading is de beschikbaarheid van voldoende laad- en losruimte noodzakelijk. Daarnaast streeft Utrecht ernaar buiten het voetgangersgebied van de binnenstad venstertijden te voorkomen. Parkeernota 'Parkeren, een kwestie van kiezen' (2003) In de nota "Parkeren, een kwestie van kiezen" 2003 heeft de gemeente Utrecht haar parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid kent een aantal uitgangspunten: het parkeerbeleid dient sturend te zijn (de schaarse parkeerruimte dient optimaal en efficient te worden benut); het beleid is gericht op een vitale binnenstad, wat zich uit in de bouw van parkeergarages aan de rand van de binnenstad; er wordt ingezet op een keten van transferia aan de randen van de stad, met name voor het niet-noodzakelijke autoverkeer; de economische functie dient te worden gewaarborgd; de woonfunctie dient te worden gewaarborgd; parkeerbeleid houdt niet op bij de gemeentegrenzen. In de Parkeernota wordt een aantal gebieden genoemd waar zal worden onderzocht of daar binnen 10 tot 15 jaar betaald parkeren kan worden ingevoerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de te verwachten effecten van overloop uit aangrenzende gebieden waar al betaald parkeren is ingevoerd. Daarnaast is het draagvlak van de bewoners in het gebied van belang. Notitie 'Parkeernormen 2004' De Parkeernota legt de kaders van het nieuwe parkeernormenbeleid vast. De notitie "Parkeernormen 2004" vormt een concrete uitwerking hiervan. Met deze notitie vervallen de oude normen uit 1994. Het uitgangspunt is dat, rekening houdend met de kenmerken van de locatie en de functie, het 4 parkeren op eigen terrein opgelost dient te worden , bij voorkeur ondergronds. De normen zijn niet exact vastgelegd, maar zijn gedefinieerd binnen een bandbreedte, teneinde optimale flexibiliteit en maatwerk te bieden bij het realiseren van bouwplannen. In uitzonderingsgevallen kun5 nen afwijkingen boven de bandbreedte op hun merites worden beoordeeld . Indien er een afwijking is onder de minimale norm, omdat de aanleg van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein onmogelijk is, wordt nagegaan of extra parkeerruimte in de openbare ruimte gecreëerd kan 4
5
Voor grootstedelijke ontwikkelingen wordt voor het gehele te ontwikkelen projectgebied een parkeerbalans opgesteld, waarbij integraal wordt aangegeven welke parkeervoorzieningen nodig zijn en voor welke doelgroep. Hierbij is dubbelgebruik van parkeervoorzieningen het uitgangspunt. Wanneer bijvoorbeeld een evident werkgelegenheidsbelang voor de gehele stad Utrecht aan de orde is, zou een partij die de bandbreedte wil overschrijden door de gemeente in de gelegenheid moeten worden gesteld het evenwicht tussen economie, werkgelegenheid, bereikbaarheid en leefbaarheid te herstellen.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
17
worden. Als de parkeerplaatsen niet in de openbare ruimte kunnen worden aangelegd, dient de 6 aanvrager zorg te dragen voor alternatieve parkeergelegenheid . Fietsnota 'Verder met de Fiets' (2002) Het stedelijk hoofdfietsnetwerk dat Utrecht nastreeft, is vastgelegd in de fietsnota "Verder met de Fiets” (2002). Het stedelijk hoofdfietsnetwerk is een fijnmazig netwerk van hoogwaardige verbindingen dat alle stadsdelen met elkaar verbindt. In de fietsnota is vermeld aan welke eisen dit netwerk dient te voldoen. In het uitwerkingsprogramma van de fietsnota zijn concrete projecten geformuleerd om het hoofdfietsnetwerk te vervolmaken. De fietsnota richt zich daarnaast op de ontwikkeling van een netwerk van fietsparkeervoorzieningen door de hele stad, zowel bij woningen, bestemmingen (voorzieningen, kantoren, bedrijven) als overstappunten (OV-stations, transferia). In het GVVP is het stedelijk hoofdfietsnetwerk op enkele punten uitgebreid, naar aanleiding van het regionaal kernnet fiets uit het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (2004). Het gaat dan om regionale verbindingen die door de stad Utrecht lopen én om verbindingen die na 2015 (maar vóór 2020) gewenst zijn. Groen De 'Kadernota Stadsnatuur' (1998) geeft als centrale doelstelling het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. In deze nota is het kader gegeven waaronder de volgende nota's naast elkaar hun plek krijgen: Groenstructuurplan, Stadsnatuur voor Utrecht en de nota Recreatief Perspectief. In het 'Groenstructuurplan' (1990) is een samenhangende visie op het openbaar groen vastgelegd. Daarin is niet alleen de waarde van de afzonderlijke delen van het openbaar groen bepaald, maar ook de betekenis van elk in de totale structuur. Behalve de belevingswaarde (recreatief, esthetisch) van het openbaar groen is de laatste jaren ook de ecologische betekenis ervan voor de stad steeds belangrijker geworden. In de nota 'Stadsnatuur voor Utrecht' (1998) is een ecologische infrastructuur (EIS) voor de stad ontworpen. De EIS is een samenhangend netwerk bestaande uit groene gebieden zoals parken en groengebieden die worden verbonden door onder andere groenstroken langs wegen en waterlopen. De achterliggende gedachte van de EIS is dat de samenhang ten goede komt aan het behoud en herstel van de ecologische diversiteit in de stad Utrecht. In het plangebied van onderhavig bestemmingsplan zijn het Dressuurpark tezamen met het groen langs de Sartreweg de enige groene gebieden. Watergebonden verbindingen lopen via de Biltsche Grift, de Stadsbuitengracht en parallel aan de Admiraal van Gentstraat. Naast de watergebonden verbindin6
Voorbeelden van alternatieve parkeergelegenheid zijn onder meer het huren van parkeergelegenheid bij derden, het gebruikmaken van een nabijgelegen bedrijf of transferium of een oplossing in het kader van park- of vervoersmanagement.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
18
gen bevinden zich in het plangebied grond verbindingen die via de spoorrails, Kardinaal de Jongweg, Biltstraat, oevers van de Stadsbuitengracht (Wittevrouwensingel) en de Sartreweg lopen. Nota 'Recreatief Perspectief' (Utrecht, 1997) Deze nota bevat een pleidooi voor een integrale aanpak van de openbare buitenruimte, waar het gaat om de inrichting ervan ten behoeve van recreatief gebruik. Ruimtelijke ordening kan hierbij voorwaardenscheppend zijn door in het bestemmingsplan voor diverse doelgroepen ruimte te reserveren dan wel aan te wijzen. Belangrijk daarbij is het gebruik van de buitenruimte door kinderen. De Nota “recreatief perspectief” beoogt verdere stimulering van recreatieve plekken en mogelijkheden. Recreatieve mogelijkheden kunnen vaak zeer goed plaatsvinden in combinatie met groen. Het groen kan eveneens een ecologische functie vervullen. Monumentenbeleid "Beheer van de chaos der eeuwen" is de titel van het Monumentenbeleidsplan, dat op 2 september 2004 door de raad is vastgesteld. Het is een evaluatie van het monumentenbeleid sinds 1993 en doet aanbevelingen voor de periode tot en met 2008. Het gemeentelijk monumentenbeleid is gebaseerd op drie pijlers. Ten eerste het stimuleren van restauratie en onderhoud van de beschermde monumenten. Ten tweede het gebruikmaken van de cultuurhistorische waarden bij het maken van ruimtelijke plannen in de stad. Ten derde het beheer van de archeologische ondergrond en de bekostiging van archeologisch onderzoek. Woonbotenbeleid In Utrecht is er voor gekozen de ligging de maatvoering van woonboten te regelen in de Havenverordening (met als uitvloeisel hiervan de Havenatlas). Er is dus niet gekozen voor het bestemmingsplan omdat dit niet het aangewezen instrument is om het beleid ten aanzien van woonboten volledig te regelen. Het bestemmingsplan is enerzijds een middel om sturing te geven aan het gebruik van grond, anderzijds een middel om de omvang van het bouwen te reguleren. De regeling in het bestemmingsplan krijgt werking via de Woningwet. De Woningwet eist dat voor bouwen een vergunning aangevraagd moet worden en dat die vergunning geweigerd moet worden als de beoogde bouw functioneel of bouwkundig niet in het bestemmingsplan past. Het vergunningvereiste van de Woningwet geldt echter niet voor woonboten, zodat bij het (ver-)bouwen van een woonboot niet getoetst kan worden aan de regels in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan kan wel het gebruik van woonboten regelen. Gezien het voorgaande is er voor gekozen in nieuwe bestemmingsplannen wel het gebruik van het water in het algemeen in een bestemmingsplan te regelen, maar niet de voorschriften met betrekking tot zaken als bouwhoogte en omvang. Het bestemmingsplan stelt daarom geen bouwvoorschriften aan woonboten.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
19
Momenteel is de gemeente bezig het beleid ten aanzien van de woonboten te actualiseren. Directe aanleiding hiervoor is het momenteel gehanteerde beleid ten aanzien van de maximale hoogte van woonboten. Een nieuwe hoogtemaat is echter niet zo maar aan te geven. Er zal een goed beeld van de ruimtelijke situatie ter plaatse van de woonboten moeten worden gevormd voordat er uitspraken te doen zijn. Omdat er voor het bepalen van de hoogtes een integrale ruimtelijke analyse zal moeten plaatsvinden, is besloten om een integrale beleidslijn uit te zetten ten aanzien van de locaties, en maatvoering van woonboten, maar ook bijvoorbeeld het oevergebruik. In het voorliggende plan zal het huidige aantal woonboten worden opgenomen (conform hetgeen nu in de havenatlas is bepaald). Ook de huidige regels ten aanzien van het oevergebruik worden opgenomen. Indien in de loop van het bestemmingsplantraject het thans in voorbereiding zijnde beleid wordt vastgesteld, zal dit beleid in dit bestemmingsplan worden doorvertaald. Wel worden in het voorliggende plan wijzigingsbevoegdheden opgenomen die het mogelijk maken het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met eventueel toekomstig nieuw beleid. Hiervoor dient een procedure te worden gevoerd. Beleidsnotitie Prostitutie (1999) In verband met het afschaffen van het bordeelverbod in 2000, is door het college van burgemeester en wethouders op 16 november 1999 een gemeentelijke beleidsnotitie inzake prostitutie vastgesteld. Het prostitutiebeleid is zoveel mogelijk geformaliseerd in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). In hoofdstuk 3 van de APV is geregeld dat voor het drijven van seksinrichtingen en escortbedrijven een vergunning verplicht is. Onder seksinrichting wordt op grond van de APV (artikel 69) in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar. Een prostitutiebedrijf is volgens hetzelfde artikel een "voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin prostitutie plaatsvindt, bij een raamprostitutiebedrijf voorzien van één of meer vitrines." Verder vermeld de APV dat onder deze definitie ook erotische massagesalons en prostitutiehotels vallen. Onder prostitutiebedrijf wordt niet verstaan (het kantoor) van een escortbedrijf, dat meestal telefonisch bemiddelt tussen de zich aanmeldende klanten en de prostituee. Wat betreft het formaliseren van de planologische situatie, is in de gemeentelijke beleidsnotitie aangegeven, dat alle prostitutiebedrijven met een vergunning de positieve bestemming "Prostitutiebedrijf" kunnen krijgen. Uitgangspunt is verder, dat daar waar niets geregeld is, een nieuw prostitutiebedrijf verboden is op basis van het bestemmingsplan. In de Beleidsnotitie prostitutie is voorts aangegeven, dat voor prostitutiebedrijven een maximumstelsel gehanteerd wordt, dat gebaseerd is op de situatie in 1999. Hiervoor is gekozen vanwege de op dat moment bestaande stabiele situatie die, over een langere periode bezien, beheersbaar is gebleken. Dit betekent dat de prostitutiebedrijven die voor 1 januari 1999 gevestigd waren in Utrecht, bekend waren bij de politie en in het verleden geen overlast hebben ver-
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
20
oorzaakt in de omgeving, in principe een vergunning kunnen krijgen als zij voldoen aan bepaalde vergunningsvoorwaarden. Voor de overige seksinrichtingen, geen prostitutiebedrijven zijnde, en escortbedrijven geldt geen maximumstelsel, omdat daar geen specifieke overlast van te verwachten is. Als de vestiging van een dergelijk bedrijf een gevaar kan opleveren voor de openbare orde of veiligheid, een onacceptabele aantasting van het woon- en leefmilieu zal veroorzaken of als er een grote kans is op overlast voor de omgeving, kan een vergunning echter geweigerd worden. In het voorliggende plangebied komen geen prostitutiebedrijven voor. Water In het stedelijke waterbeheer zijn op dit moment een aantal knelpunten. Belangrijkste zijn de verspilling van (relatief) schone waterstromen (leiding- en regenwater) en verontreiniging van de stromen tijdens het verblijf in de stad. De gevolgen hiervan zijn zichtbaar, zowel in de stad als daarbuiten: verdroging, verontreiniging door het effluent van zuiveringsinstallaties en verontreiniging van oppervlaktewater. De nota ‘Utrecht Waterdicht?’ (1998) biedt strategische uitgangspunten voor het duurzaam omgaan met het stadswater. Er zijn drie duurzaamheidprincipes geformuleerd, te weten: beperken van de instroom; verlengen van het verblijf van water in het stedelijk systeem; schoon afvoeren van water uit het systeem. Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft een ‘waterstructuurvisie’ opgesteld, waarbij rekening is gehouden met het geldende beleid op landelijk en provinciaal niveau. De relevante hoofdlijnen van de structuurvisie zijn: verbeteren van ecologische kwaliteit van water en oevers, ook in kleinschalige stedelijke ruimte; benutten van mogelijkheden voor functiecombinatie. Verweving van recreatie en ecologie langs oevers, in relatie met omgeving (historische en recreatieve belevingswaarde).
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
21
3.
Planbeschrijving
3.1. Algemeen Het bestemmingsplan is voor een belangrijk deel consoliderend van aard. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie in het plangebied en analyseert de wijk in ruimtelijk en functioneel opzicht. Voor zover de verschillende onderdelen van dit hoofdstuk daartoe aanleiding geven, wordt aan het einde van de verschillende paragrafen een aantal conclusies en uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd. Hiermee wordt concreet gestalte gegeven aan de beleidsuitgangspunten uit het vorige hoofdstuk.
3.2. Historische structuur Algemeen Het plangebied Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt heeft een min of meer rechthoekige vorm. Het plangebied bevindt zich in de eerste schil rondom de binnenstad en wordt met name gestructureerd door het aanwezige water en infrastructuur. Het plangebied is op te delen in drie deelgebieden; het deel Wittevrouwen, het deel Zeeheldenbuurt en het deel Huizingabuurt.
Afbeelding 3: Historische kaart circa 1850 (globale plangrens).
Wittevrouwen Het gebied ontleent haar naam aan het binnen de stadsmuren gelegen, 13de eeuwse klooster Wittevrouwen. De eerste grootschalige bebouwing vindt plaats in de tweede helft van de 19de
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
22
eeuw, na het slechten van de stadsmuren. Er werden in hoog tempo veelal eenlaags arbeiderswoningen gebouwd en bij de aanleg van straten werden bestaande structuren gevolgd. De eerste grote uitbreidingen vonden plaats vanaf 1865 langs de Goedestraat, Kapelstraat en Bekkerstraat. Er werd vanaf 1880 door de gemeente pogingen ondernomen meer grip te krijgen op de kwaliteit van de uitbreidingen. De gemeente kocht grond op, legde bredere straten aan en liet betere woningen bouwen. Deze woningbouw bevindt zich met name ten noorden van de Gildstraat. Aan het eind van de 19de eeuw werden open stukken grond aan de rand opgevuld met riante middenstandswoningen en herenhuizen. Aan de noordzijde was in 1819 de toenmalige buitenplaats Gildenstein (ruim 2 ha langs de BiItse Grift) aangekocht voor een te stichten Veeartsenijschool, in 1833 uitgebreid met 7 ha aan de overzijde van de Grift (nu Alexander Numankade). Hier ontwikkelde zich een terrein met karakteristieke gebouwen. Na verhuizing van de Veeartsenijschool naar de Uithof zijn de gebouwen verbouwd tot woningen. In de jaren ´70 werd Wittevrouwen één van de eerste wijken waar particuliere woningverbetering met gemeentelijke subsidie plaats vond. Veel huizen zijn opgeknapt en bevolkingssamenstelling is veranderd van relatief veel ouderen, studenten en gastarbeiders naar een meerderheid van tweeverdieners. Een andere wijziging die zich heeft voorgedaan betreft de binnenterreinen. In de jaren ´60 bevatte de wijk nog veel kleinschalige bedrijvigheid, zoals loodgieters, aannemers, garage- en schildersbedrijven. Veel van de bedrijvigheid strekte zich uit tot op de binnenterreinen. Deze bedrijven zijn op een enkele na verhuisd naar industrieterreinen en een aantal binnenterreinen is gesaneerd en veranderd in groengebieden en/ of speelterreinen.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
23
Afbeelding 4: Bebouwingstypologie.
Zeeheldenbuurt De Zeeheldenbuurt vormt een schil om Wittevrouwen heen. De buurt wordt aan twee kanten begrensd door water, de Biltse Grift en een water dat van oudsher verbonden was met de inundatievoorzieningen in het gebied en liep naar het Fort op de Biltstraat. De andere twee grenzen zijn de Blauwkapelseweg en de Karel Doormanlaan. Het gebied direct ten noorden van de Biltse Grift is voor een groot deel bebouwd tussen 1890 en 1920. Het deel ten westen van de M.A. de Ruyterstraat tot aan de Blauwkapelseweg was al ste sinds 1833 in bezit van de (Rijks) Veeartsenijschool die hier in de jaren ’20 van de 20 -eeuw een Kliniek voor Kleine Huisdieren bouwde. In eerste instantie werden er in een eenvoudig, rechthoekig stratenpatroon met name reeksen herenhuizen gebouwd. De randen van het gebied zijn na de oorlog opgevuld met reeksen beneden- en bovenwoningen. Het terrein van de Rijks Veeartsenijschool is in twee delen verder
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
24
ingevuld: eerst met losse bebouwing in de jaren ’60 en ’70 ten behoeve van speciale functies, zoals het Rijks- en Gemeentearchief en eind jaren ’80 nogmaals ten behoeve van woningbouw rondom de Kliniek voor Kleine Huisdieren. Huizingabuurt De Huizingabuurt is tot stand gekomen na de grenswijziging van 1954 en tegelijkertijd gebouwd met Tuindorp-Oost aan de overzijde van de Kardinaal de Jongweg. De gemeentegrens die tot 1954 de scheiding vormde is sindsdien alleen herkenbaar in het water en in het tijdsverschil tussen de bebouwing aan weerszijden.
3.3. Ruimtelijke structuur Wittevrouwen e Van alle Utrechtse 19 eeuwse wijken is Wittevrouwen thans wel de meest herkenbare omdat het zo'n duidelijk begrensde eenheid is. De opzet binnen die grenzen is niet planmatig tot stand gekomen, de wijk werd volgebouwd tot ze haar grenzen bereikte en vormt daarbinnen een samenhangend geheel van ondiepe gesloten bouwblokken met overwegend kleine eengezinswoningen. De uniforme ruimtelijke opbouw van een groot deel van de wijk contrasteert met de randen die aan alle kanten verschillend zijn. In Wittevrouwen staan ruim 2.600 woningen. De kleine eengezinswoning, één of twee bouwlagen met een kap, gebouwd tussen 1880 en 1906 is typerend voor het beeld van Wittervrouwen. De wijkstructuur wordt bepaald door een enigszins verwrongen schaakbordpatroon, dat ook karakteristiek voor de wijk is. Binnen deze structuur zijn sommige straten, de ruimtelijk doorgaande routes, belangrijker dan andere. De meeste beeldbepalende elementen bevinden zich aan de randen van de wijk. Het oudste gedeelte van de wijk is het gedeelte ten zuiden van de Gildstraat. Dit deel is gebouwd voor 1890 en is het meest dichtbebouwde stuk. Het noordelijk gedeelte is wat ruimer van opzet. Er zijn nergens pleinen of parkjes aangelegd bij het ontstaan van Wittevrouwen. De smalle straten worden overwegend als parkeerruimte gebruikt en er is nauwelijks openbaar groen in de wijk. Op de binnenterreinen zijn van oorsprong bedrijven en loodsen aanwezig. Er zijn inmiddels al veel bedrijven uitgeplaatst. De vrijgekomen terreinen zijn ingevuld met groenvoorzieningen en hebben hierdoor een aantrekkelijk karakter. De sterke punten van Wittevrouwen zijn het karakteristieke stratenpatroon en de diversiteit in bebouwing. De wijk is een duidelijke eenheid, waardoor de wijk duidelijk herkenbaar is in de stad. De aanwezigheid van enkele monumenten is ook een van de sterke punten van de wijk. Wittevrouwen heeft ook een aantal minder sterke kenmerken. Er is weinig openbare ruimte en er zijn weinig groene elementen in de wijk. Hierdoor is er ook weinig speelruimte voor kinderen en is er weinig parkeerruimte. Enkele straten zijn zeer smal en veel van de binnenterreinen zijn vrij klein en dichtbebouwd. De maatvoering van de bebouwing langs het Griftpark sluit niet goed aan bij de openheid van het park.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
25
Afbeelding 5: Deelgebieden.
Zeeheldenbuurt De Zeeheldenbuurt wordt begrensd door de Blauwkapelseweg, de Biltsegrift, de Sartreweg en een waterloop die van oudsher verbonden was met de inundatievoorzieningen in het gebied. De Zeeheldenbuurt is wat ruimer van opzet dan de wijk Wittevrouwen. Dit komt tot uiting in de grotere diepte van de gesloten bouwblokken en de breedte van de straten. De straten zijn over het algemeen rijk aan groen. Het gebied kan worden onderverdeeld in een aantal delen met een eigen ruimtelijk patroon. Het grootste deel van het gebied bestaat uit (grondgebonden) woningen in gesloten bouwblokken met een duidelijk onderscheid tussen openbaar en privé. Het gebied tussen de Hengeveldstraat, Kardinaal de Jongweg, Jan van Galenstraat en de Biltse Grift heeft een andere opzet. Hier bevinden zich een aantal kantoor / bedrijfsgebouwen en gestapelde woonvormen. Het gebied heeft een parkachtige opzet waarin de gebouwen als losse elementen zijn opgenomen. Deze opzet heeft ervoor gezorgd dat er een ruime hoeveelheid openbare ruimte en groen in de wijk aanwezig is.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
26
De buurt heeft een aantal sterke punten, namelijk de aanwezigheid van water, veel groen en openbare ruimte. Er is een aantal monumenten aanwezig. Daarnaast heeft de buurt een aantal zwakkere punten. De maat en schaal van de bebouwing nabij de Hengeveldstraat sluit niet aan bij de maat en schaal van de omliggende gebieden. De parkachtige opzet die het gebied heeft komt niet goed uit de verf: er is relatief veel bebouwing en de inrichting van de openbare ruimte kan beter. De openbare ruimte is momenteel weinig gevarieerd ingericht en heeft weinig gebruikswaarde. Ook wordt de ruimtelijke kwaliteit van het water niet goed benut. Het water kan beter zichtbaar gemaakt worden en beter aansluiten op de woonomgeving. Daarnaast kunnen de bebouwing en de openbare ruimte beter op elkaar worden aangesloten. De kantoorgebouwen liggen nogal verscholen in de wijk waardoor de ruimtelijke structuur onhelder wordt. De bebouwing is veelal met achterkanten / gesloten kanten gericht op het openbaar gebied. Het gebied bij de Hengeveldsestraat is beperkt ontsloten voor langzaam verkeer, de (langzaam)verkeer routes in het gebied lopen niet door. De Kardinaal de Jongweg (deel van de ring) wordt niet goed begeleid door bebouwing. Huizingabuurt De Huizingabuurt wordt begrensd door de Kardinaal de Jongweg, de Oosterspoorbaan, een waterloop en de Jan van Galenstraat. Het is een echte woonbuurt die dateert van de jaren '70 van de twintigste eeuw en heeft een veel opener opzet dan de Zeeheldenbuurt en Wittevrouwen. In de Huizingabuurt bevindt zich een buurtwinkelstrip. Langs de Kardinaal de Jongweg bevinden zich gestapelde woningen, de rest van de woningen in de buurt zijn grondgebonden. Vanwege de diepe voortuinen en de brede trottoirs hebben de straten in deze buurt een breed profiel. De groene en open opzet van de buurt is het belangrijkste sterke punt van de buurt. De buurt kent een aantal zwakke punten. Het water is niet zichtbaar en niet bereikbaar. Het (openbaar) groen in deze buurt bevindt zich met name aan de buitenrand en is voor de buurt van weinig betekenis. Tot slot is de uitstraling van de garages en de achterkanten van de winkels niet optimaal. De garages geven een rommelig aanblik en zorgen voor 'dode' plinten op straat. Conclusies/uitgangspunten Gezien de veelal historische bepaalde ruimtelijke hoofdstructuren en de relatief hoge kwaliteit van de bebouwing in met name de wijken Wittevrouwen en Zeeheldenbuurt, gaat het bestemmingsplan in hoofdlijnen uit van behoud van de bestaande situatie. Concreet betekent het een en ander dat onder meer het bestaande stratenpatroon, de bebouwing zoals die nu in het gebied aanwezig is, de bestaande groen- en waterstructuur gedetailleerd wordt bestemd. Gezien de hoge woningdichtheid en de compactheid van de wijken wordt terughoudend omgegaan met eventuele mogelijkheden tot vergroting van de woningen en andere gebouwen. Vergroting van de gebouwen wordt alleen onder strikte voorwaarden mogelijk gemaakt.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
27
Daarnaast gelden de volgende concrete uitgangspunten: behoud beeldbepalende elementen aan de randen van Wittevrouwen; vrijkomende binnenterreinen in Wittevrouwen zoveel als mogelijk invullen met groen om de aantrekkelijkheid van het gebied te vergroten; behoud van het heldere en karakteristieke stratenpatroon in Wittevrouwen; beschermen van de aanwezige monumenten; behoud van de parkachtige opzet van de Zeeheldenbuurt; betere benutting van de openbare ruimte in de Zeeheldenbuurt en Huizingabuurt; behoud van groene en open opzet van de Huizingabuurt.
3.4. Functionele analyse Algemeen Het gebied kent hoofdzakelijk een woonfunctie en voor een klein gedeelte een economische functie. Het plangebied heeft een sterk gedifferentieerde woningvoorraad en een klein voorzieningen apparaat. Wonen De Wittevrouwen en de Zeeheldenbuurt verschillen sterk qua woningbouw. In Wittevrouwen staan vooral vooroorlogse kleine woningen, de buurt is dichtbebouwd en heeft weinig openbare ruimte. De Zeeheldenbuurt is ruimer van opzet en kent een aantal statige straten. In Wittevrouwen/Zeeheldenbuurt behoort ongeveer tweederde van de woningvoorraad tot het koopsegment, ongeveer de helft is een grondgebonden eengezinswoning. Het is een zeer gewild en aantrekkelijk woongebied voor huishoudens met een voorkeur voor een stedelijk woonmilieu in de nabijheid van de binnenstad. Wittevrouwen/ Zeeheldenbuurt Totale woningvoorraad 3.924 Woningtype % eengezins 52% % meergezins 48% Eigendoms% sociale huur 19% % particuliere huur 15% verhouding % koop 66% Inwoners naar % tot 30 jaar 46% % 55+ 11% leeftijd Inwoners naar % Nederlands 79% % Turks/Marokkaans 2% etniciteit % Eenpersoonshuishoudens 61% % Huishoudens met kinderen 18% % Huishoudens met een laag inkomen 12% Tabel 1: Algemene kenmerken woningvoorraad en huishoudensamenstelling Wittevrouwen/Zeeheldenbuurt.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
28
Wat bevolkingsomvang betreft is Wittevrouwen/Zeeheldenbuurt met nog geen 9.200 inwoners de kleinste subwijk van Noordoost. De inwoners zijn gemiddeld jong. Een groot deel van de bevolking zijn studenten en personen die na hun studie zijn blijven 'hangen'. Het aantal hoogopgeleiden is dan ook hoog. De subwijk heeft het laagste aandeel ouderen in de stad. Slechts 11% van de bewoners is ouder dan 55 jaar. Daarnaast wonen er weinig huishoudens met kinderen; het aandeel gezinnen is 18%, tegenover 24% stedelijk. Er wonen relatief veel alleenstaanden (61%) en onzelfstandige huishoudens (31%). Dit hangt samen met het hoge aandeel jongeren en studenten. Het aandeel allochtone bewoners van is zeer laag; nog geen 2%. In het algemeen geldt dat Noordoost een aantrekkelijk woonmilieu biedt voor meerdere woonbelevingsgroepen. In Wittevrouwen is op dit moment een tekort aan woningen voor starters en studenten en gezinnen met een bovenmodaal inkomen. Dit zijn groepen in de wijk die in de toekomst ook zullen toenemen. Voorzieningen Sterke punten van de Wittevrouwen en omgeving zijn het stedelijke karakter, de levendige sfeer en de nabijheid van voorzieningen. De winkelvoorzieningen bestaan uit twee clusters van winkels, waarvan de kleinste op de J. van Galenstraat zit en de grootste op de Biltstraat. Verder zijn er verspreid door de buurten verschillende soorten detailhandel en bedrijvigheid te vinden. Van oudsher is deze verspreide bedrijvigheid met name te vinden op de hoeken van de verschillende woonblokken. Er zijn verspreid in het plangebied nog een groot aantal functies terug te vinden, bijvoorbeeld scholen, een sportschool, massagesalon / sauna, dienstverlening (makelaars, uitzendbureau), postkantoor, kapper, museum, kerken, horeca (afhaal, restaurants, hotel, café). Op en rond het Veeartsenijterrein is sprake van een concentratie van culturele instellingen/theaters. Functiemenging Bij de ontwikkelingen in het plangebied dient rekening gehouden te worden met de mogelijkheid van functiemenging. In de provinciale brochure 'Haarfijn bestemmen' worden suggesties gedaan om functiemenging op bestemmingsplanniveau mogelijk te maken. Met functiemenging wordt bedoeld dat gebieden een pluriforme invulling krijgen. Er wordt gestreefd naar het combineren van de woonfunctie met functie in onder andere recreatieve, educatieve en bedrijfsmatige vlak. Voorkomen moet worden dat een te grote scheiding van functies optreedt, waardoor het voorzieningenniveau te eenzijdig is, te weinig variatie en levendigheid optreedt, geringere sociale controle, meer verkeersbewegingen plaats zullen vinden. Het gemeentelijke beleid is vastgelegd in het rapport 'Gemengde stad, sterke stad' (februari 1999).
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
29
Geschikte functie zijn kleinschalige functies, ondergeschikt aan wonen, op het gebied van: zakelijke dienstverlening (accountant, makelaar, architectenbureau, dienstverlening op het gebied van communicatie en telewerken etc.); gezondheidszorg (praktijken van (tand)artsen en fysiotherapie); maatschappelijke dienstverlening (kinderdagverblijf); kleinschalige educatieve functies; kleinschalige bedrijvigheid (textiel-, kledingfabricage, grafische, elektrotechnische bedrijvigheid); reparatiebedrijven voor gebruiksgoederen. In dit kader is in het bestemmingsplan een aantal regelingen opgenomen die als doel hebben functiemenging te stimuleren (zie hoofdstuk 5). Conclusies/uitgangspunten behoud van de woningvoorraad; behoud van aantrekkelijke woonmilieu en stedelijke karakter van de buurten; er wordt een concentratiebeleid voor detailhandel gevoerd, wat inhoud dat er terughoudend omgegaan dient te worden met de uitbreiding van verspreide detailhandel; positief waarderen en verder ontwikkelen van functiemenging.
3.5. Verkeersstructuur Autoverkeer Aan de noordzijde van het plangebied is de Kardinaal de Jongweg een primaire as. De oostkant van het plangebied wordt begrensd door de Sartreweg, wat tevens een primaire as is. Verder behoren binnen het plangebied de routes Blauwkapelseweg - Kleine Singel - Wittevrouwensingel en Biltstraat (tussen de Berekuil en de Museumbrug) tot de secundaire assen van de hoofdstructuur. De route Jan van Galenstraat - Alexander Numankade - Poortstraat - Griftstraat is aangemerkt als wijkontsluitingsweg voor autoverkeer én openbaar vervoer. Alle overige wegen in het plangebied behoren tot verblijfsgebieden en worden als zodanig gekenmerkt. Openbaar Vervoer Binnen het plangebied is de Biltstraat (tussen de Berekuil en de Kruisstraat) een primaire as voor het HOV. Ter hoogte van de spoorwegovergang bij de F.C. Dondersstraat bevindt zich een overstappunt voor de bus (indicatief). De route Jan van Galenstraat - Alexander Numankade - Poortstraat - Griftstraat is aangemerkt als wijkontsluitingsweg voor autoverkeer én openbaar vervoer. De Biltstraat (tussen de Kruisstraat en de Wittevrouwenbrug) is een wijkontsluitingsweg alleen voor het openbaar vervoer.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
30
Goederenvervoer De route Blauwkapelseweg - Kleine Singel is aangemerkt als primaire as voor bevoorradend goederenvervoer over de weg, terwijl de Wittevrouwensingel onderdeel is van de Singelring voor bevoorradend goederenvervoer over de weg. Ter hoogte van de Wittevrouwensingel - Kleine Singel bevindt zich bij de Stadsbuitengracht een overslagpunt water-weg (optie). Parkeren In het gehele plangebied is betaald parkeren ingevoerd. Fietsverkeer Binnen het plangebied liggen de volgende hoofdfietsroutes: 7 Blauwkapelseweg - Kleine Singel - Wittevrouwensingel Jan van Galenstraat 8 Kardinaal Alfrinkplein - Sartreweg (westzijde) - Karel Doormanlaan 9 Kardinaal de Jongweg Alexander Numankade - F.C. Dondersstraat 10 Biltstraat In het Regionale Kernnet Fiets 2020 is tevens een route op of langs het tracé van de Oosterspoorbaan opgenomen. Railinfrastructuur De Oosterspoorlijn is in 1870 aangelegd en doorkruist de wijk Wittevrouwen in de richting noord-zuid. In 1892 werd er een station gebouwd aan de Biltstraat. Het was gelegen op de plek waar de spoorlijn de Biltstraat kruist. De Oosterspoorlijn ligt in de wijk Wittevrouwen op maaiveldhoogte. Op dit moment (2005) rijden er goederentreinen over het spoor. Dit gebruik zal tussen 2005 en 2010 worden beëindigd. Naast de twee wegen die de wijk begrenzen is er slechts op één andere plek een spoorwegovergang gemaakt. Deze is gelegen halverwege de Huizingalaan. Conclusies/uitgangspunten Binnen het plangebied zullen geen veranderingen plaatsvinden aan de infrastructuur. Het bestemmingsplan legt de bestaande infrastructuur vast.
7 8 9 10
tevens onderdeel van het Regionaal Kernnet Fiets 2020 tevens onderdeel van het Regionaal Kernnet Fiets 2020 tevens onderdeel van het Regionaal Kernnet Fiets 2020 tevens onderdeel van het Regionaal Kernnet Fiets 2020
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
31
3.6. Stedelijk groen en ecologie Zowel in het Groenstructuurplan als in de nota Stadsnatuur voor Utrecht worden voor Wittevrouwen droge en natte verbindingen geschetst. De groenstructuur in Wittevrouwen vormt een verbinding tussen Fort de Bilt, Wilhelminapark, Zocherplantsoen en het Griftpark. Verbindingen kunnen volgens de nota Stadsnatuur in Utrecht gaan lopen via de Grift en de oevers, de Stadsbuitengracht en haar oevers, de spoorbermen, Satreweg, Kardinaal de Jongweg alsmede via het water en de oever welke parallel loopt aan de Admiraal van Gentstraat. In Wittevrouwen zijn niet veel plaatsen waar de natuur zich ongestoord kan ontwikkelen. Plaatsen waar dit min of meer mogelijk is, zijn de spoorbermen alsmede kleine gedeelten van de wegbermen. De grondgebonden groenstructuur De wegbermen van de Kardinaal de Jongweg geven een ruim beeld. Verspreid zijn bomen te vinden. De Sartreweg, ter hoogte van de Doormanlaan vormt een gedeelte in Wittevrouwen met een vrij hoge natuurwaarde. Door de relatie met de Voorveldse polder en Rijnsweerd Noord alsmede de Begraafplaats St. Barbara zou het als onderdeel van een kerngebied kunnen worden gerekend. In de Kadernota stadsnatuur is het als dusdanig niet opgenomen. Het Dressuurpark langs de Grift wordt geclassificeerd als vochtig grasland. Ter vergroting van de diversiteit is het van belang dat hier een opgaande groenstructuur komt. Deze groenstructuur sluit dan aan op de reeds aanwezige groenstructuur langs de Grift. De groenstructuur langs de Grift functioneert in de huidige situatie optimaal. De oevers van het water die parallel aan de Admiraal van Gentstraat lopen functioneren in de huidige staat goed als verbinding. De bermen langs de Sartreweg worden als verbinding beschouwd. Natuurlijke processen zijn voor deze verbinding van belang. Het groen van de Kardinaal de Jongweg zou volgens de nota Stadsnatuur van Utrecht gevormd worden door “stepping stones” van vochtig grasland. De huidige situatie voorziet daar onvoldoende in. Verdere ontwikkeling is gewenst en kan goed plaatsvinden in de beschikbare ruimte. De watergebonden groenstructuur Het water en de oevers die parallel lopen aan de Admiraal van Gentstraat hebben in de huidige situatie een functie voor de natuur als verbinding maar ook als leefgebied voor de veel voorkomende diersoorten. De oevers van de Biltse grift liggen grotendeels in de schaduw van de platanen die langs het water groeien. Tussen de Alexander Numankade en de Grift zijn stronken te vinden, deze zijn onder andere neergelegd om de natuurwaarde op die plek te verhogen. De bovenstaande wateren worden volgens de nota Stadsnatuur voor Utrecht geclassificeerd als zoet water gemeenschap. Conclusies/uitgangspunten behouden van de bestaande groenstructuur; de functie van de verschillende groene gebieden in de bestemmingslegging tot uitdrukking brengen.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
32
3.7. Archeologie en cultuurhistorie Archeologie De Archeologische kaart van de gemeente Utrecht geeft inzicht in de te beschermen waardevolle gebieden waar zekerheid van vondsten het grootst is. Daarnaast geeft de kaart inzicht in de gebieden waar een archeologische trefkans is. In het bestemmingsplan zijn de waardevolle gebieden voorzien van een beschermende regeling. De gemeentelijk kaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) van de provincie, maar is gedetailleerder (op basis van de inzichten die vanaf 1972 in de gemeente Utrecht zijn verkregen). Heel Wittevrouwen als archeologisch waardevol gebied aanduiden geeft een te grove schaal en is in het dichtbebouwde woongebied onwenselijk. Grote delen van de wijk Wittevrouwen zijn aan te merken als een archeologisch interessant gebied. Ter plaatse van de huidige Biltstraat was een middeleeuwse voorstad met allerlei soorten bebouwing gesitueerd. Daarnaast zijn ook de oevers van de oude waterlopen zijn aan te merken als archeologisch interessante gebieden. Het gaat hier om sporen van de prestedelijke situatie en stedelijke ontwikkeling. In het kader van de bouwplannen wordt daarom bezien of archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
2
4 3 4
1 1 1+2
Afbeelding 6: Archeologisch waardevolle gebieden Wittevrouwen.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
33
Als archeologisch waardevolle gebieden worden aangemerkt: 1. Een strook van 50 meter aan weerszijden van de Biltstraat Middeleeuwse voorstad direct buiten de stadspoort met allerlei bebouwingsactiviteiten zoals woningen, herbergen, boerderijen, gasthuizen, molens en buitenplaatsen. Voorts een tweede 'buitenpoort'. 2. Een strook van 50 meter aan weerszijden van de BiItse Grift Oude Vechtloop met mogelijke sporen van oude bewoning en bebouwing. 3. Bouwblokken tussen Bouwstraat, Goedestraat, Gildstraat en Poortstraat Plaats waar op oude kaarten (17de eeuw) een riddermatig huis staat aangegeven. In de 19de eeuw de plaats van het landgoed Salatiga. 4. De strook tussen de Zandhofsestraat en de Gildstraat/ Ooftstraat Vermoedelijke loop van een oude invalsweg, daterend van vóór de aanleg van de Biltstraat en vermoedelijk behorende tot de alleroudste infrastructuur van Utrecht (voor de 12de eeuw). Voor een archeologisch waardevol gebied geldt het volgende regime: Bij bouwwerken wordt de archeologie gekoppeld aan de bouwvergunning. Alvorens B&W een bouwvergunning verlenen winnen zij advies in bij de gemeentelijk archeoloog omtrent de gevolgen van voorgenomen werken of werkzaamheden voor het behoud van de archeologische waarden in het gebied. De gemeente beslist op basis van het advies of en onder welke voorwaarden de vergunning wordt verleend. Bij andere, geen bouwwerken betreffende, wordt gewerkt met een aanlegvergunning. In de planvoorschriften zijn beschermde regels voor de archeologisch waardevolle gebieden opgenomen (artikel 26 en bijlagenkaart 3 bij de voorschriften). Beschermd stadsgezicht Tot het bestaande beschermd stadsgezicht Binnenstad behoort een strook van de Wittevrouwensingel, waarbij ook bijna alle delen van de singelwand rondom de binnenstad zijn opgenomen. De aanwijzing heeft gevolgen voor het gebruik en vooral de vormgeving van de panden en terreinen binnen het beschermd stadsgezicht. Doel van de aanwijzing is namelijk de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkeling binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te bieden voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruikt maakt en daarop voortbouwt. De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is niet bedoeld om de bestaande toestand in al zijn facetten de bevriezen. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud van waardevolle aspecten binnen het plangebied. Voorzover bebouwing en de openbare ruimte aangemerkt zijn
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
34
als waardevol - en als zodanig ook in de aanwijzing zijn beschreven - is het de bedoeling om de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van gebouwen en terreinen hierop af te stemmen. Het beschermd stadsgezicht vormt in dit verband een historische stedenbouwkundige eenheid. De opgave is om bij nieuwe ontwikkelingen die eenheid zoveel mogelijk te versterken. Het belangrijkste gevolg bij het aanwijzen tot beschermd stadsgezicht is dat er een bestemmingsplan, dat ter bescherming van het stadsgezicht strekt, wordt gemaakt. De bestaande structuren worden vastgelegd om dit te waarborgen. Voorts geldt hier een aanlegvergunningenstelsel. Voorgesteld beschermd stadsgezicht, Veeartsenijterrein en omgeving Het gebied Veeartsenijterrein en F.C. Dondersstraat maakt deel uit van het voorgesteld beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost. De procedure voor aanwijzing tot rijksbeschermd gezicht is in september 2005 gestart. Het Veeartsenijterrein is in 1820 aangekocht door de Rijks Veeartsenijschool en bestaat uit een stuk grond gelegen langs de Biltse Grift, achter de bebouwing aan de Biltstraat 162-172 en strekt zich uit tot aan de Bekkerstraat. Ook aan de overzijde van de Biltse Grift is in 1833 een stuk grond aangekocht tot aan de Blauwkapelseweg. Op dit terrein is een serie vrijstaande gebouwen neergezet ten behoeve van de veeartsenijschool in de periode 1820-1930. Aan de Biltstraat is daarbij een bestaande katoenfabriek (Biltstraat 172) en de buitenplaats Gildenstein (Biltstraat 168) in gebruik genomen. Het gezicht wordt gekenmerkt door diverse gebouwen, in hun plattegrond en opzet afgestemd op de functie, variërend van onderwijsgebouwen tot stallen voor dieren. In 1982 zijn de panden verbouwd ten behoeve van woningbouw. Op het terrein staat een deel nieuwbouw aan de Biltse Grift. Voor rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten geldt het bepaalde in de Monumentenwet 1998 en de gemeentelijke monumentenverordening. Nieuwbouw wordt ter beoordeling aan de commissie Welstand en Monumenten voorgelegd. Conclusies/uitgangspunten de archeologische waarden in het plangebied beschermen; beschermende regels opnemen ter bescherming van het beschermde en waardevolle stadsgezicht.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
35
Afbeelding 7: Veeartsenijterrein en omgeving.
3.8. Monumenten In het plangebied bevindt zich een aantal cultuurhistorisch waardevolle elementen die zijn aangewezen als rijksmonument, op basis van de Monumentenwet 1988. Daarnaast bevinden zich in het gebied gemeentelijke monumenten. Deze monumenten zijn beschermd op basis van de gemeentelijke monumentenverordening. Veranderingen aan beschermde monumenten kunnen worden aangebracht, indien een vergunning op basis van de Monumentenwet of de verordening is verleend door Burgemeester en Wethouders. Monumenten zijn zaken die van algemeen belang zijn vanwege de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap, de ecologische of de cultuurhistorische waarde. Naast zaken (objecten) kunnen dit ook terreinen zijn waarop zich een zaak als bovenbedoeld bevindt. Er zijn gebouwen aangewezen als rijksmonument of als gemeentelijke monument. Daarnaast kent de gemeentelijke verordening groenmonumenten en gemeentelijke archeologische monumenten. Ook op rijksniveau kunnen archeologische monumenten worden beschermd. Zowel op rijks- als gemeentelijk niveau bestaan beschermde stads- en dorpsgezichten. Een overzicht is opgenomen in de bijlage bij deze toelichting. Tevens zijn de monumenten op de plankaart aangeduid. Volgens de bepalingen van wet en verordening is: het verboden een beschermd monument te beschadigen of te vernielen;
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
36
het verboden zonder vergunning van het college van B&W - of in strijd met de bij de vergunning gestelde voorschriften - een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen, te vellen of in enig opzicht te wijzigen, of een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. In het bestemmingsplan wordt geen aanvullende regeling voor monumenten opgenomen.
Conclusies/uitgangspunten De bestaande monumenten voorzien van een aanduiding op de plankaart; aanvullende regelingen in de voorschriften zijn gelet op de beschermde status niet nodig.
3.9. Welstand De welstandsnota geeft het te voeren regime ten aanzien van de welstand aan. Voor de verschillende wijken en buurten worden verschillende welstandsregimes gehanteerd. Deze regimes zijn weer bepaald op basis van 12 vastgestelde stedenbouwkundige typologieën, 2 aanduidingen en een aantal specifieke aanduidingen. Uiteindelijk zijn er 4 niveaus aangeduid: “Behoud“ = behoud, herstel en / of versterking van het bestaande beeld. “Respect“ = omgevingskarakteristieken worden gerespecteerd. “Open“ = verandering en / of handhaving is beide mogelijk. “Stimulans“ = versterking en stimulering van bijzonder karakter. De Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Huizingabuurt laten een divers beeld zien ten aanzien van het welstandsbeleid. Het Veeartsenijterrein en een klein perceel met vrijstaande huizen ten noorden ervan worden als “behoud” aangeduid. Delen langs de Bilstraat en het spoor hebben de aanduiding “respect”. Het overige is “open” (zie afbeelding 9). Conclusies/uitgangspunten Het welstandsbeleid heeft geen directe relatie met het bestemmingsplan. Evenals het bestemmingsplan vormt het echter een instrument voor het ruimtelijk kwaliteitsbeleid.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
37
Afbeelding 8: Welstandsregime.
3.10. Mogelijk toekomstige ontwikkelingen Op een aantal locaties binnen het omvangrijke plangebied van Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt zijn mogelijk ontwikkelingen te verwachten. Hiervan is melding gemaakt tijdens de vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan. De ontwikkelingen zijn echter nog onvoldoende duidelijk en het is ook niet voldoende zeker of ze daadwerkelijk zullen plaatsvinden binnen de planperiode van 10 jaar. Om die reden is, mede gelet op de planmethodiek (zie paragraaf 1.4), ervoor gekozen deze mogelijke ontwikkelingen niet mee te nemen in het bestemmingsplan en de bestaande situatie te bestemmen. Het betreft echter ontwikkelingen waar de gemeente niet op voorhand afwijzend tegenover staat en dat de gemeente in beginsel bereid is om, ook binnen de planperiode van 10 jaar, met de initiatiefnemers (en in overleg met andere belanghebbenden zoals omwonenden), te onderzoeken of de door hen gewenste ontwikkelingen mogelijk zijn. Indien de uitkomsten daarvan binnen 10 jaar al tot concrete ontwikkelingen leiden en daarvoor voldoende draagvlak bestaat, zal daaraan in principe medewerking worden verleend middels het voeren van een artikel 19procedure of het in procedure brengen van een planherziening.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
38
Concreet gaat om de volgende ontwikkelingen a. mogelijk toekomstige woningbouw op het bedrijfsterrein aan de Vlasstraat, b. het wijzigen van de bestaande bedrijven op binnenterreinen c. mogelijke uitbreidingen van het mediacentrum aan de Hengeveldstraat a. Bedrijfsterrein Vlasstraat Aan de Vlasstraat ligt een bedrijfsterrein waarvan bekend is dat in ieder geval één van de eigenaren daar woningbouw zou willen ontwikkelen. De plannen hiervoor zijn echter niet concreet genoeg om mee te nemen in het bestemmingsplan. De gemeente is niet op voorhand tegen het ontwikkelen van woningen op deze locatie is: vervangen van de bedrijvigheid voor woningbouw zou op zich een goede ontwikkeling kunnen zijn. Overigens heeft het de voorkeur van de gemeente om een mogelijke ontwikkeling van woningen op dit terrein af te stemmen met alle eigenaren ervan. b. Bedrijven op binnenterreinen In het plangebied bevinden zich enkele karakteristieke binnenterreinen die bedrijfsmatig gebruikt worden. Deze percelen vormen veelal een soort binnenterrein binnen een gesloten bouwblok. Op deze binnenterreinen is relatief veel bebouwing aanwezig, overwegend in één laag. Deze terreinen zijn bestemd als 'Gemengde doeleinden 1', maar op deze binnenterreinen is wonen niet toegestaan. Wel kan binnen de bestemming het bestaande, bedrijfsmatige, gebruik gecontinueerd worden. Met enige regelmaat komen verzoeken voor, om dit soort terreinen te herontwikkelen voor woningbouw. Woningbouw op dit soort locaties is echter ongewenst vanwege de relatief beperkte ruimte en de relatief slechte bereikbaarheid van dit soort binnenterreinen. Daarnaast is wonen een functie die over het algemeen meer naar buiten gekeerd is dan bedrijvigheid, met negatieve consequenties op de privacy van omliggende woningen. Het plan maakt het om die reden niet mogelijk om deze bebouwing te benutten voor woningbouw. Andere ontwikkelingen zijn echter niet ondenkbaar, zolang ze niet belastend zijn voor de omliggende woningen en er draagvlak voor bestaat. Wat betreft de gemeente is het daarbij uitgangspunt, dat vrijkomende binnenterreinen zoveel mogelijk zouden moeten worden ingevuld met groen om de aantrekkelijkheid van het gebied te vergroten. c. Mediacentrum Hengeveldstraat In het pand aan de Hengeveldstraat 27-29, dat eigendom is van de Stichting SPOMN (Samenwerkende Publieke Omroepen Midden Nederland), zijn een aantal bedrijven gevestigd (voornamelijk gelieerd aan) de Stichting en RTV Utrecht Reclame B.V. (ook wel (en onder andere) handelend onder de naam 'RTV Utrecht'). Het pand is te omschrijven als kantoor/mediacentrum. Door RTV Utrecht en de Stichting SPOMN is aangegeven dat enige uitbreidingsruimte gewenst is. Concrete plannen voor de uitbreiding ontbreken echter. De gemeente is echter niet op voorhand tegen uitbreiding van de huidige bebouwing, mits deze zorgvuldig wordt ingepast in de parkachtige opzet van dit deel van het plangebied.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
39
4.
Milieu
4.1. Geluidhinder In het plangebied komen geen geluidszones ten gevolge van industrieterreinen voor. Geluidhinder van de in de wijk aanwezige bedrijven is niet te verwachten aangezien het voornamelijk categorie 2 bedrijven (zie paragraaf 4.2) betreft. In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs een aantal wegen geluidzones, waarbinnen in het geval van nieuwe situaties onderzoek moet worden gedaan naar de geluidbelasting. In een aantal gevallen is het echter niet nodig akoestisch onderzoek uit te voeren, namelijk: woonerven; 30 km/uur gebieden; wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook minder dan 50 dB(A) bedraagt. Voor het plangebied betekent dit dat voor de Wittevrouwensingel, Kleinesingel, Blauwkapelseweg, FC Donderstraat, Alexander Numankade en Jan van Galenstraat akoestisch onderzoek relevant is, op de overige wegen geldt een maximum snelheid van 30 km/uur. Bij het realiseren van geluidsgevoelige functies binnen een zone van een weg, zal onderzoek naar de geluidbelasting vanwege het wegverkeerslawaai moeten worden gedaan. De geluidbelasting op de gevel mag niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde (50 dB(A)). Indien dit niet het geval is, kan een hogere waarde procedure worden gevolgd bij gedeputeerde staten, waarbij de geluidbelasting in binnenstedelijke gebieden ten hoogste 65 dB(A) mag bedragen. Een eventuele vrijstelling voor een hogere grenswaarde dient voor de vaststelling van het bestemmingsplan te zijn verleend. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek is derhalve niet nodig. Naast wegverkeerslawaai is ook spoorweglawaai van belang. De Oosterspoorbaan zal in de toekomst alleen nog worden gebruikt voor vervoer van en naar het Spoorwegmuseum. Hierdoor zal in principe geen geluidshinder meer ontstaan.
4.2. Bedrijven In het plangebied zijn overwegend bedrijven in de categorieën 1 en 2 van Lijst van Bedrijfsactiviteiten gevestigd. Deze bedrijven passen binnen een woonomgeving omdat zij niet conflicteren met de woonfunctie. In het gebied bevinden zich een bedrijf die valt onder categorie 3 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten. Volgens de lijst van bedrijfsactiviteiten dient van een categorie 3 bedrijf een afstand van 40 meter tot woonbebouwing te worden aangehouden. In principe past een dergelijk bedrijf dus minder goed in de woonomgeving. Het zittende bedrijf dat in categorie 3 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten valt, is specifiek bestemd. Het betreft een houtbewerking-
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
40
bedrijf aan de Vlasstraat 28-32. Van dit bedrijf wordt geen overlast ondervonden, zodat saneren op korte termijn dan ook niet noodzakelijk is. Bij eventuele verzoeken om bedrijfsverplaatsing zal voor het genoemde categorie 3 bedrijf positief ten aanzien van verplaatsing geadviseerd worden. Gezien de beperkte mogelijkheden tot laden en lossen en de relatief hoge potentiële hinderlijkheid komt een bedrijfsverplaatsing zowel de bedrijven als de buurt ten goede. Bij een dergelijke verplaatsing wordt als voorwaarde opgenomen dat geen hinderlijke herbestemming anders dan de huidige aan het pand mag worden gegeven.
4.3. Bodem Als gevolg van de historische bedrijvigheid komen in het gehele plangebied lichte tot matige verontreinigingen met zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK´s) voor in de bovenste halve meter van de bodem. Deze kwaliteit staat de gevoeligste vorm van grondgebruik (wonen) niet in de weg. De gemeente heeft een uitgebreid onderzoek uitgevoerd uit om inzicht te krijgen in alle verontreinigde locaties binnen de gehele gemeente (werkvoorraad en landdekkend beeld 2005). Op basis van historische gegevens (luchtfoto's, hinderwet, milieuvergunning etc) is bekend dat er in het plangebied enkele (ernstig) verontreinigde locaties aanwezig zijn. In het plangebied bevinden zich ook ondergrondse tanks en gedempte sloten met bekende en onbekende plaats van ligging. De tanks en het dempingsmateriaal van de sloten kunnen een verontreiniging veroorzaakt hebben in de bodem. Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten: Bodembescherming Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd. Dit speelt met name bij bedrijfsmatige activiteiten en/of calamiteiten. Bodemsanering Ernstig verontreinigde locaties dienen te worden gesaneerd indien er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Bij immobiele verontreiniging in de bovengrond die zich niet kan verspreiden (zoals zware metalen en PAK) wordt uitgegaan van een zogenoemde functiegerichte benadering. Dit houdt in dat de kwaliteitseisen die aan de bodem worden gesteld afhankelijk zijn van de (toekomstige) bestemming van de locatie. Bij mobiele verontreiniging die zich via het grondwater kan verspreiden, wordt mede afhankelijk van de kosteneffectiviteit, zoveel mogelijk verwijdering van de verontreiniging nagestreefd. Een ander uitgangspunt is dat bij nieuw in te richten gebieden of terreinen hogere eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit dan bij milieuhygiënisch onvermijdbare saneringen in gebieden waar geen nieuwe inrichting plaats vindt. Bij nieuwe situaties ligt het criterium voor saneren bij ernstige verontreiniging.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
41
Bodembeheer Bij hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond wordt uitgegaan van het principe "wat schoon is moet schoon blijven" en "wat vies is mag niet viezer worden". Waar mogelijk wordt een verbetering van de kwaliteit nagestreefd, zodat de bodem duurzaam geschikt wordt voor elk gewenst gebruik.
In het plangebied is hoofdzakelijk sprake van een woonfunctie. Het is daarom van belang om voor dit gebied met betrekking tot de bodemkwaliteit een hoog ambitieniveau na te streven. Het motto `wat schoon is moet schoon blijven` is zeker van toepassing en kan worden aangevuld met `verbeteren waar mogelijk`. Het is dus noodzakelijk om bij planontwikkeling of planrealisatie de bodemkwaliteit te onderzoeken om de geschiktheid ervan te kunnen vaststellen. Vanwege het overwegend conserverende karakter van het plan zal de toetsing van de bodemkwaliteit meestal plaats vinden via een bodemonderzoeksrapport plaats dienen te vinden in het kader van een bouwaanvraag. Vanwege de hoofdfunctie wonen met tuin is het van belang om in dit gebied met betrekking tot de bodemkwaliteit een hoog ambitieniveau na te streven.
4.4. Luchtkwaliteit Luchtkwaliteit heeft betrekking op luchtverontreiniging door gasvormige stoffen en verontreiniging van de lucht met stof, door met name verkeer. Volgens het Besluit luchtkwaliteit nemen bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen voor de luchtkwaliteit kunnen hebben de grenswaarden voor luchtkwaliteit in acht. Er zijn grenswaarden gesteld voor de stoffen stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), koolmonoxide (CO) en benzeen. De grenswaarden gelden in zijn algemeenheid, behoudens de werkplek. Aan de jaargemiddelde grenswaarde van stikstofdioxide hoeft nu nog niet te worden voldaan, maar pas vanaf 2010. Daarnaast dient inzicht gegeven te worden in gevolgen voor de blootstelling van mensen, ecosystemen en vegetatie aan luchtverontreiniging als gevolg van deze stoffen. Omdat het bestemmingsplan zelf geen gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit in de wijken (immers, het plan is gericht op het vastleggen van de bestaande situatie), is alleen inzicht in de blootstelling van mensen aan luchtverontreiniging van belang. De luchtkwaliteit beïnvloedt in belangrijke mate de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Wegverkeer is samen met de hoge achtergrondconcentratie in Utrecht, in belangrijke mate van invloed op de luchtkwaliteit. Wegen die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit in de wijken, zijn de Bilststraat, de Wittevrouwensingel, de Kleine singel, de Blauwkapelseweg, de Kardinaal de Jongweg en de Sartreweg.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
42
Resultaten luchtonderzoek In de bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan is het "Luchtkwaliteitsrapport behorend bij bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt " opgenomen. In deze luchtrapportage is de luchtkwaliteit beschreven nabij de wegen die van directe invloed zijn op de luchtkwaliteit van het plangebied. Samengevat zijn de resultaten als volgt. 2004/Huidige situatie Uit de luchtrapportage 2004 van de gemeente Utrecht blijkt dat er geen sprake is van overschrijding van de plandrempel en jaargemiddelde concentratie van NO2, benzeen, CO, SO2 en BaP uit het Besluit luchtkwaliteit 2005. Wel wordt de jaargemiddelde grenswaarde voor fijn stof overschreden ter plaatse van de Blauwkapelseweg. Tevens wordt op de rekenpunten direct langs alle berekende wegen de 24-uursgemiddelde grenswaarde voor fijn stof vaker dan het toegestane aantal van 35 keer overschreden. Dit wordt echter m.n. veroorzaakt door de achtergrondconcentratie. 2010 en 2015 Uit de resultaten van de luchtberekeningen voor de toekomstige situatie 2010 en 2015 kan worden geconcludeerd, dat er geen sprake is van overschrijding van de plandrempel en jaargemiddelde concentratie van PM10, benzeen, CO, SO2 en BaP uit het Besluit luchtkwaliteit 2005. Wel wordt de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide overschreden in 2010 ter plaatse van de Kleine Singel, de Blauwkapelseweg en de Kardinaal de Jongweg en in 2015 ter plaatse van de Blauwkapelseweg. Op de gevel van de woningen zal echter geen sprake zijn van overschrijding van de jaargemiddelde grenswaarden voor stikstofdioxide. Tevens zijn er langs alle berekende wegen overschrijdingen van de 24-uursgemiddelde grenswaarde voor fijn stof. Overwegingen ten aanzien van de luchtkwaliteit Volgens artikel 7 van het Besluit luchtkwaliteit 2005 mag de gemeente bij normoverschrijding gebruik maken van haar bevoegdheden, indien de luchtkwaliteit als gevolg van uitoefening van deze bevoegdheid per saldo gelijk blijft of verbeterd. Daarnaast mag een bevoegdheid ook bij een beperkte toename van de overschrijding worden uitgeoefend indien de concentratie van de betrokken stof als gevolg van een samenhangende maatregel verbetert. De vaststelling van een bestemmingsplan voor de Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Huizingabuurt heeft geen gevolgen voor de luchtkwaliteit, omdat er geen wijzigingen optreden ten opzichte van de reeds bestemde situatie. De Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Huizingabuurt zijn reeds lang geleden gerealiseerd en nu wordt het wenselijk geacht dat de vigerende bestemmingsplannen worden vervangen door een nieuw bestemmingsplan. Met betrekking tot de blootstelling aan luchtverontreiniging in relatie tot de functie wonen, kan worden opgemerkt dat in 2004 de 24-uursgemiddelde grenswaarde voor fijn stof vaker dan toegestaan wordt overschreden, vanwege de hoge achtergrondconcentratie. Langs enkele wegen
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
43
zijn in 2010 en 2015 tevens overschrijdingen van de jaargemiddelde grenswaarden voor stikstofdioxide, maar niet op de gevel van de woningen langs de wegen. Volgens het Besluit luchtkwaliteit 2005 dienen bestuursorganen maatregelen te nemen om de overschrijding van grenswaarden te beëindigen. De geconstateerde overschrijdingen zijn in het plan zelf niet op te lossen. Oplossingen dienen daarom in maatregelen buiten het plan gezocht te worden, zoals bronbeleid en (landelijke) beperking van het autoverkeer. Zowel de gemeente als de Rijksoverheid werkt momenteel aan het vaststellen maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren (zie luchtkwaliteitrapport in bijlage bij bestemmingsplan). Deze maatregelen zullen op termijn zorgen voor een verbetering van de luchtkwaliteit in de gemeente Utrecht en dus ook in het plangebied. Conclusie Op basis van het voorgaande is de gemeente Utrecht dan ook van mening dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan.
4.5. Waterparagraaf Sinds 1 november 2003 is het uitvoeren van een watertoets wettelijk verplicht door een wijziging op het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro). De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de watertoets wordt beoogd de waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken waardoor het water een evenwichtige plaats krijgt in ruimtelijke plannen. Een evenwichtige plaats houdt in dat in elk plan de negatieve effecten voor de waterhuishouding ten gevolge van ruimtelijke ontwikkelingen -waar mogelijkmoeten worden voorkomen. De watertoetsprocedure omvat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen. De resultaten van de watertoets worden weergegeven in deze paragraaf. Deze paragraaf is opgesteld in overleg met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). Beleidskader Rijk: 5e nota R.O., 4e nota waterhuishouding, structuurschema groene ruimte (2); Provincie: streekplan, provinciaal waterhuishoudingsplan, provinciaal milieubeleidsplan; Waterschap: waterbeheersplan, waterstructuurvisie, stroomgebiedsvisie, Keur/Wvo; Gemeente: structuurplan, gemeentelijk waterplan, rioleringsplan. Watersysteem In de Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Huizingabuurt komen de volgende watergangen voor: de Biltsche Grift; de Stadsbuitengracht; watergang in de Huizingabuurt. De watergangen vervullen een belangrijke functie in de aan- en afvoer van water en hebben dan ook in de legger van watergangen de status van primaire watergang.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
44
De Biltsche Grift en de Stadsbuitengracht behoren tot het watersysteem van het centrumgebied. Het waterpeil wordt gehandhaafd op het ‘stadspeil’, NAP plus 0,58 meter. De aanvoer van water vindt plaats vanuit de Kromme Rijn. Voor de Biltsche Grift gaat dit via Rijnsweerd. Overtollig water wordt afgevoerd naar de Vecht. De Stadsbuitengracht en de Biltsche Grift behoren tot de natte Ecologische Hoofdstructuur waar een natuurvriendelijke inrichting wenselijk is. De watergang in de Huizingabuurt behoort tot het watersysteem van Tuindorp en heeft een waterpeil van NAP plus 0,20 meter. Wateraanvoer vindt, via Rijnsweerd, plaats vanuit de Kromme Rijn door schuiven bij de Ariënslaan/Sartreweg. Overtollig water wordt, via de wijk Tuindorp, afgevoerd naar een watergang die direct in verbinding staat met de Vecht. Het waterpeil van de Vecht (in beheer bij Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht) wordt gehandhaafd op NAP minus 0,40 meter. Het stedelijk gebied en met name de oudere stadswijken worden gekenmerkt door een krap gedimensioneerd watersysteem. Het plangebied maakt, gezien vanuit het watersysteem, onderdeel uit van een groter gebied waarin ook stedelijke herstructureringen plaatsvinden. Het waterschap wil de herstructurering benutten om een meer robuust watersysteem te realiseren, waarbij risico's van wateroverlast verminderen. Binnen het plangebied vinden geen herstructureringen plaats. Water- en waterbodemkwaliteit De waterkwaliteit in het stedelijk gebied wordt in belangrijke mate bepaald door de kwaliteit van het aangevoerde water. De kwaliteit van het water op de Kromme Rijn en van het ingelaten Lekwater is matig. Lozingen van RWZI's op de Kromme Rijn, diffuse verontreinigingen en, incidenteel, lozingen van riooloverstorten op de stadswateren van Utrecht, maken dat veelal niet aan de grenswaarden voor de waterkwaliteit (MTR) wordt voldaan. In 2002 heeft het waterschap een inventarisatie uitgevoerd naar de vegetatie en een aantal abiotische parameters om een ecologische beoordeling van de stadswateren te kunnen maken. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een drietal kwaliteitsniveaus te weten de ecologie van de oever, de ecologie van het water en de beleving. Het meetpunt Wittevrouwen, Poortstraat (Brug), scoort voor beleving en ecologie van de oever slecht en voor ecologie van het water voldoende. Het meetpunt Wittevrouwen, Jan van Galenstraat, scoort voor beleving zeer slecht, voor de ecologie van het oever slecht en voor de ecologie van het water goed. Het meetpunt recreatiegebied Voorveldsepolder, bij viaduct Ariënlaan, scoort voor beleving en ecologie van de oever goed en voor ecologie van het water zeer goed. In 2001 is door de gemeente en het waterschap een baggerplan voor het stedelijke gebied van de gemeente Utrecht opgesteld (Baggerplan gemeente Utrecht, september 2001). Hieruit bleek dat de baggerspecie van de Biltsche Grift voor de kwaliteit van de specie ingedeeld wordt in klasse 4 (ernstig verontreinigd). De watergangen in de Huizingabuurt worden ingedeeld in klasse 3 (matig verontreinigd). Momenteel vindt uitwerking van de baggerlocaties en uitvoering van baggerwerkzaamheden plaats.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
45
Waterkeringen Langs de Stadsgracht ligt een regionale waterkering. De toetshoogte voor deze kering is nog niet vastgesteld. Achter de kering ligt echter verheeld land, hetgeen wil zeggen dat het land achter de kering in hoogte toeneemt. Gevaar voor doorbraak van een kering is dan ook niet aanwezig, waardoor de kering tot de niet-risicovolle keringen worden gerekend. Riolering De wijk Wittevrouwen is voorzien van een gemengd rioolstelsel. Dit betekent dat al het hemelwater, huishoudelijk water en bedrijfsmatig afvalwater via dezelfde buis wordt ingezameld. Het gemengde stelsel is onderdeel van het bemalingsgebied 5 "Kardinaal de Jongweg". Alleen op de Sartreweg, De Rijpstraat en de Karel Doormanlaan is een hemelwater riool aanwezig. Dit riool voert de neerslag direct af naar het aangrenzende oppervlaktewater. Het rioolwater van het gemengde stelsel wordt via het gemaal op de hoek van de Van Esveldstraat en de Hengeveldstraat opgepompt naar het hoofdriool aan de zuidzijde van de Kardinaal de Jongweg, vanwaar het onder vrijverval afstroomt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie aan het Zandpad. Het ingezamelde regenwater dat bij een hevige bui niet geborgen kan worden, wordt via 7 riooloverstorten geloosd op de watergangen in de wijk. Drie overstorten werken met een klep en hebben een overstort peil gelijk aan het peil van het buitenwater. Binnen het gebied bevinden zich enkele percelen aan de FC Dondersstraat die nog niet zijn aangesloten op de riolering. De percelen zullen de komende jaren worden aangesloten op de riolering. Riolering, toekomst Bij ontwikkelingen gelden de volgende voorwaarden volgens het Gemeentelijk Rioleringsplan Utrecht 2003-2006: Huishoudelijk en bedrijfsmatig afvalwater moet worden ingezameld en getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringinrichting Hiervoor is een vergunning noodzakelijk conform de gemeentelijke aansluitverordening riolering. Verder gelden de regels vanuit de gemeentelijke bouwverordening. Inzameling en transport naar de rioolwaterzuiveringinrichting van relatief schoon water, zoals drainagewater, bronneringswater of oppervlaktewater moet worden voorkomen. Hemelwater mag alleen ingezameld en afgevoerd worden naar de rioolwaterzuiveringinrichting als zuivering noodzakelijk is en dit op de centrale zuivering het meest doelmatig is. Doelstelling is om minimaal 60% van het hemelwater vast te houden en te bergen binnen het plangebied. Het ontwerp van de inzameling en transportmiddelen voor afval- en hemelwater dient te voldoen aan de eisen in het Gemeentelijk Rioleringsplan en het Handboek Inrichting Openbare Ruimte (DSB, 1999). De lozing van afvalwater of verontreinigd hemelwater naar de bodem of het oppervlaktewater moet voldoen aan de hieraan gestelde eisen in de Wet Bodembeheer (WBB) of Wet Verontreiniging Oppervlaktewater (WVO). Hiervoor dient vergunning aangevraagd te worden bij het bevoegd gezag. Bij bestaande lozingen, zoals de bestaande hemelwaterlozingen vanaf de Sar-
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
46
treweg, De Rijpstraat en de Karel Doormanlaan wordt onderzocht of het nodig is maatregelen te treffen. Bodem en grondwater De bodem van de wijk Wittevrouwen bestond oorspronkelijk uit een 50 tot 100cm dikke klei laag met daaronder een zandpakket. Ten behoeve van de bouw is er ter plekke zand aangebracht. De dikte van de zandlaag varieert tussen de 50 en 100 cm. De bodemopbouw is in een groot deel van het gebied door de bouw verstoord. Aan de westzijde van de wijk, die grenst aan het Griftpark, is bodemvervuiling van de oude gasfabriek geconstateerd. Het verwerken van regenwater kan doormiddel van infiltreren, alleen in een gebied waar vervuiling is geconstateerd is dit niet mogelijk. In de wijk Wittevrouwen staat een peilbuis van het gemeentelijk grondwatermeetnet. De peilbuis is gelegen aan de westzijde van de Frederikastraat. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) over de laatste 8 jaar is NAP +0,49m. Het natste jaar de afgelopen tien jaar was 1998 met een gemiddelde grondwaterstand van NAP +0,49 m. Het droogste jaar was 1996 met een gemiddelde grondwaterstand van NAP +0,19m. De gemiddelde grondwaterstand over de afgelopen 10 jaar bedroeg NAP +0,28m. Het maaiveld in Wittevrouwen varieert van NAP +1,55m tot NAP +2,60m zodat sprake is van een ontwateringdiepte van minimaal 1 meter. In de wijk is geen grondwateroverlast bekend. Grondwater, toekomst Bij ontwikkelingen is het wenselijk minimaal een ontwateringhoogte van 0,9 m te realiseren. Alleen bij kruipruimteloos bouwen of in de parken is een ontwateringhoogte van minimaal 0,5 m acceptabel. Streven is het freatische grondwater dit niveau niet vaker dan vijf dagen per jaar te laten overschrijden. Doelstelling is de natuurlijke grondwaterstand niet kunstmatig en structureel te verlagen. Voor het realiseren van de gewenste ontwateringhoogte heeft het ophogen van het maaiveld of het realiseren van extra open water de voorkeur boven het aanleggen van drainage. Voor bestaande overlastsituaties zal met alle betrokken partijen naar een oplossing worden gezocht. De overeenkomsten en knelpunten tussen grondgebruik, bestemmingen en waterhuishouding. De wijze waarop hiermee in de ruimtelijke ontwikkelingen wordt omgegaan. De wijze waarop dit vertaald is naar plankaart en voorschriften Voorschriften Bij de doeleindenomschrijving van verkeersdoeleinden, verkeer en verblijf en verkeersdoeleinden railverkeer, staat onder andere de bestemming ‘water’. Het waterschap heeft de gemeente verzocht de bestemming breder te omschrijven. Aan dit verzoek is voldaan.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
47
Plankaart Al de gebieden die met de bestemming water zijn aangeduid, hebben in de legger van watergangen van het waterschap de functie van primaire watergang (ook wel hoofdwatergang genoemd). De watergangen zijn als water bestemd. Kruisingen met verkeerswegen zijn middels een aanduiding op de plankaart aangegeven. De waterkerende watergangen en bijbehorende zones zijn voorzien van een medebestemming 'Primaire waterkering'. De regeling uit de keur blijft onverkort naast het bestemmingsplan van kracht. In het gebied bevindt zicht één belangrijk gemaal. Dit gemaal is aangegeven op de kaart behorende bij het bestemmingsplan. Het gemaal is gelegen op de hoek van de Van Esveldstraat en de Hengeveldstraat. Het gemaal beslaat een oppervlak van 20 m2 (4 x 5m). De onderzijde van het gemaal ligt op ongeveer NAP -3.70 m. Verslaglegging van gevoerd overleg gemeente - waterbeheerder Bij het opstellen van het advies ‘toetst’ het waterschap of het plan aan de criteria voor de waterhuishouding voldoet. Als algemeen criterium voor ruimtelijke plannen geldt dat minimaal het stand-still moet worden gehanteerd, hetgeen inhoudt dat de waterhuishouding niet mag verslechteren. In dit geval gaat het om een conserverend bestemmingsplan, waarbij aan dat uitgangspunt wordt voldaan. Op 3 november 2005 heeft het waterschap aangegeven akkoord te zijn met de inhoud van voorliggende waterparagraaf.
4.6. Duurzaamheid In het plangebied liggen de structuren voor gebouwen, verkeer en energie vast. Structuurbepalende aspecten van duurzaam bouwen kunnen dus niet meer worden doorgevoerd. Uitbreiding van bestaande woningen en bedrijfspanden kunnen binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan worden gerealiseerd. In hoofdlijnen gaat het niet alleen meer om de milieuwinst in de nieuwbouwplan- of bouwfase, maar juist om het handhaven en verbeteren van het aspect duurzaamheid van de bestaande voorraad. Daarbij kan gedacht worden aan maatregelen bij (mogelijke toekomstige) renovatie, zoals het gebruik van zonne-energie en bodemwarmte in het gebied, de bouwafvalstromen en materiaalgebruik. Vanuit de optiek van het duurzaam bouwen dient men te streven naar: het verminderen van het gebruik van bouwstoffen; het verminderen van het gebruik van fossiele energie; het verhogen van de woon-, werk- en gebouwenkwaliteit. Vanuit milieu-invalshoek wordt daarom gestreefd naar het zo klein en gesloten mogelijk houden van kringlopen. Wat betreft grondstoffen, water en energie gaat men uit van de prioritaire reeks: beperken van het gebruik; eventueel hergebruik; gebruik niet-eindige bronnen;
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
48
efficiënt gebruik alle bronnen.
Voor het benutten van zonne-energie, is het van belang rekening te houden met bezonning en beschaduwing van gebouwen. Wanneer sprake is van het toevoegen van bouwwerken in het plangebied of herstructurering ligt het in de lijn van het gemeentelijk beleid rekening te houden met: 'Standaard Programma van Eisen voor het beheer en onderhoud van de openbare ruimte 1999', voor de inrichting van de openbare ruimte. Hierbij geldt de materiaallijst 'Duurzaam materiaalgebruik in de openbare ruimte'. Ook het Nationaal Pakket Dubo voor de Grond, Weg en Waterbouw (1999) is een informatiebron voor het uitwerken van maatregelen; met bezonning en/of beschaduwing van gebouwen, bij het ontwerpen van gebouwen. Met als doel het energieverbruik op een passieve of actieve manier terug te kunnen dringen; voor het ontwikkelen van woningen geldt voor Utrecht het 'Beleidskader Integrale Woningkwaliteit' (2000), met de daarbij behorende maatregelenlijst. Het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen Woningbouw en Beheer en Utiliteitsbouw zijn tevens handboeken voor het invullen van duurzaam bouwen maatregelen; Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw (Nationaal Dubo Centrum, 1999), voor relevante duurzaamheidaspecten op ruimtelijke ordeningsvlak.
4.7. Hoofdkabels en -leidingen Er bevinden zich in het plangebied geen hoofdkabels en –leidingen die via het bestemmingsplan een bijzondere bescherming behoeven.
4.8. Externe Veiligheid In en nabij het bestemmingsplangebied bevinden zich geen risicovolle bedrijven evenals routes met betrekking tot gevaarlijke stoffen. Derhalve is onderzoek en beschrijven van risico's van deze bedrijven en routes niet relevant.
4.9. Flora en fauna In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen het bestemmingsplan beoogt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald. Voorzover de beoogde ontwikkelingen en het toetsingskader ecologisch onderzoek noodzakelijk maakte, zijn de uitkomsten en de conclusies in dit hoofdstuk weergegeven.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
49
Bestaande situatie en beoogde ontwikkelingen Bestaande situatie Het plangebied Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Huizingabuurt is een van de eerste uitbreidingen van Utrecht buiten de oude vesting. Het plangebied wordt omringd door andere wijken met met name woonbebouwing en het Griftpark in het westen. Het plangebied bestaat voornade ste melijk uit woonbebouwing uit de 19 en begin 20 eeuw. Door de relatief compacte bebouwing, is er weinig ruimte voor groen- en waterstructuur, maar met name langs de Biltsche Grift ligt een park- en groenstrook, welke samen met de Biltsche Grift als ecologische verbinding is aangewezen. In het noordelijk deel van het plangebied zijn de bermen en parken langs stedelijke verkeersaders als de Kardinaal de Jongweg en de Sartreweg aangewezen als ecologische verbinding. Binnen het plangebied zijn bovendien een park (zoals ten noorden van de Alexander Numankade) en binnentuinen (met name in het zuidelijk deel van het plangebied) aanwezig. Daarnaast verzorgen de bewoners van de wijk geveltuinen, balkons en verder van het centrum steeds meer tuinen, waardoor de wijk zeker groen getint is. Oppervlaktewater, zoals de Biltsche Grift en de watergang parallel aan de Huizingalaan en de oude vestinggracht in het westen zorgen bovendien voor een blauwe zweem door de wijk. Ondanks het feit dat de wijk grotendeels verhard is en met name in het zuiden compact is van opzet, zijn er zeker natuurwaarden aanwezig binnen het plangebied en in de omgeving. Met name in en bij de watergangen, in/om oude gebouwen en in parken. Hierbij kan men denken aan vleermuizen, kleine grondgebonden zoogdieren en broedende vogels. Beoogde ontwikkelingen Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Standaard zijn in een plangebied altijd werkzaamheden en kleine ontwikkelingen mogelijk: slopen bestaande bebouwing; bouwwerkzaamheden; inrichten gebied met o.a. beplanting. Toetsingskader Beleid Er is geen landelijk of provinciaal beleid van toepassing op het plangebied. Volgens de gemeente Utrecht (zie ook paragraaf 2.4) draagt de groene ruimte bij aan het stedelijk economisch en sociaal milieu. Groen kan worden gebruikt als recreatieruimte, draagt bij aan veiligheid en geeft een wijk bovendien een vriendelijker aanzien. Derhalve heeft Utrecht, in aansluiting op de provinciale ecologische hoofdstructuur een ecologische infrastructuur opgezet. Hierdoor kunnen de natuurwaarden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) tot ín de stad komen. De Biltstraat, de Kardinaal de Jongweg, het Griftpark en de oude vestinggracht worden door de gemeente aangemerkt als ecologische verbindingen. Het beleid van de gemeente Utrecht is het vergroten van de oppervlakte hoogwaardig groen, een toename van de soortenrijkdom, het geven van kansen voor natuurlijke processen en het versterken van de ecologische samenhang.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
50
Normstelling Flora- en faunawet De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. De Flora- en faunawet is in zoverre voor het onderhavige bestemmingsplan van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Dit zal zich voordoen, wanneer de uitvoering van het bestemmingsplan tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet zal worden verkregen. In dat geval is het bestemmingsplan vanwege de Flora- en faunawet niet uitvoerbaar. Onderzoek Gebieden Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een beschermd groen- of natuurgebied. Landelijke of provinciale ecologische verbindingszones ontbreken in de nabijheid. Wél maken de oostelijke oever van de oude vestinggracht, het groen langs de Biltstraat en langs de Kardinaal de Jongweg onderdeel uit van de stedelijke ecologische infrastructuur. Soorten Het plangebied bestaat voor een groot deel uit een oudere en compacte, relatief verharde stadswijk met veel verharding en bebouwing. Hier zijn naar verwachting natuurwaarden aanwezig, die gekoppeld zijn aan menselijk gebruik. Het plangebied is bezocht op 31 mei 2005. Volgens de verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997; Bergmans en Zuiderwijk, 1986) zijn in de omgeving van de deelplangebieden de volgende beschermde soorten waargenomen: planten: o.a. dotterbloem; amfibieën: kleine watersalamander, gewone pad, meerkikker, middelste groene kikker, poel kikker en bruine kikker; vissen: kleine modderkruiper; zoogdieren: watervleermuis (foeragerend), gewone dwergvleermuis, laatvlieger, egel, huisspitsmuis, mol, wezel, bunzing, veldmuis, bosmuis, haas en konijn.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
51
Enkele soorten hebben (mogelijk) een verblijfplaats in het plangebied. Dotterbloem is waargenomen in de watergang parallel aan de Huizingalaan. Langs de oude vestinggracht en de Biltsche Grift zijn tijdens het plangebiedbezoek geen beschermde planten waargenomen. De amfibieën zullen met name verblijfplaatsen hebben in en om de watergangen en op de oevers van de Biltsche Grift en de watergang parallel aan de Huizingalaan. De oevers van de oude vestinggracht zijn te hoog, te steil en verhard. Winterbiotoop voor kleine watersalamander, bruine kikker en gewone pad bestaat uit dicht struweel, zoals in de tuinen en parken (groenvoorzieningen). In de watergangen kan de kleine modderkruiper zijn leefgebied hebben. De zoogdieren zijn grotendeels ook aan biotopen met water en groen gebonden, zoals (grote) tuinen en ruime parken. Soorten als watervleermuis, bunzing, veldmuis, konijn en haas hebben naar verwachting geen verblijfplaats binnen het plangebied, aangezien er geen geschikte of te kleine biotopen aanwezig zijn. De kleine grondgebonden zoogdieren kunnen in het gehele plangebied leven. De vleermuissoorten zijn soorten die in gebouwen voorkomen, indien deze gebouwen holten hebben, zoals open spouwmuren die in verbinding staan met de buitenlucht of toegankelijke zolder of dakbeschot met een beschut en constant microklimaat. Vogelsoorten zijn te vinden in alle soorten biotopen. Dit betreft in Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Huizingabuurt soorten van bebouwd gebied, zoals kauw, kraai, spreeuw en huismus, maar ook van tuin en struweel (in tuinen en parken), zoals winterkoning, koolmees, pestvogel, groenling, ekster, houtduif en roodborst. Langs de Biltsche Grift en de watergang parallel aan de Huizingalaan, op flauwe, onbeschoeide taluds kunnen wilde eend, waterhoen en meerkoet een verblijfplaats hebben. Soorten planten amfibieën
Vrijstellingsregeling Ffw
Ontheffingsregeling Ffw licht beschermde soort zwaar beschermde soort tongvaren
kleine watersalamander, gewone pad, bruine kikker
vissen zoogdieren egel, huisspitsmuis, mol, wezel, bosmuis vogels
kleine modderkruiper gewone dwergvleermuis, laatvlieger alle soorten vogels
Tabel: beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime
Toetsing Gebieden Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, zullen er geen ontwikkelingen plaatsvinden en zullen de ecologische verbindingen niet worden aangetast of verminderen qua functie.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
52
Soorten Het (deels) slopen van gebouwen (of grondig verbouwen) zal aantasting veroorzaken van soorten die gebruik maken van gebouwen, zoals vogels van bebouwd gebied en vleermuissoorten. Bovendien worden vogelsoorten en kleine grondgebonden zoogdieren in de directe omgeving van het plangebied verstoord, als de sloopwerkzaamheden ook de tuinen beroeren. Of vleermuizen daadwerkelijk zullen worden verstoord, is onbekend. Aangeraden wordt voorafgaand aan werkzaamheden aan gebouwen (met holten) de aanwezigheid van deze dieren te bepalen. Na het slopen zal het realiseren van de bebouwing geen aantasting of extra verstoring meer tot gevolg hebben. Indien bij de inrichting van het gebied rekening gehouden wordt met faunavriendelijke maatregelen, zoals (gedeeltelijk) open spouwmuren die toegankelijk zijn vanaf buiten (vleermuizen), gierzwaluwpannen op daken en oevers met flauwe taluds, kan de inrichting van een gebied ecologische meerwaarde hebben. Conclusies Het plangebied is niet gelegen in of nabij een beschermd natuurgebied of een provinciale ecologische verbindingszone. Rondom het plangebied zijn de oevers van de watergangen en de parken aangewezen als ecologische verbindingen. Deze zullen niet worden aangetast. In het plangebied zijn voornamelijk licht beschermde soorten aanwezig, waarvoor een vrijstelling geldt voor het aanvragen van ontheffing van de Flora- en faunawet. Voor enkele soorten is ontheffing wel noodzakelijk (zoals kleine modderkruiper). In het plangebied zijn mogelijk zwaar beschermde soorten (vleermuizen) aanwezig. Voorafgaand aan eventuele werkzaamheden aan gebouwen, waarbij de spouwmuur (tijdelijk) wordt aangetast, dient te worden vastgesteld of vleermuis vast verblijfplaatsen hebben ter plaatse van de werkzaamheden. Wat de soortenbescherming betreft mag worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet geen beletsel vormt voor uitvoering van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
53
5.
Juridische planbeschrijving
5.1. Verantwoording planvorm Het bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt kenmerkt zich door een gedetailleerdere beheerregeling voor de in het gebied aanwezige functies. Er is sprake van een gedetailleerd bestemmingsplan dat een directe toetsingsgrond voor een aanvraag voor bouwvergunning biedt. In het kader van de standaardisering van de bestemmingsplannen is de Utrechtse Leest opgesteld, waarin de 'standaardvoorschriften' voor de bestemmingsplannen binnen de gemeente Utrecht zijn opgenomen. De voorschriften zijn gegroepeerd in vijf hoofdstukken: Inleidende bepalingen; Algemene bouwvoorschriften; Bestemmingsbepalingen; Algemene bepalingen; Overgangs- en slotbepalingen. Het eerste hoofdstuk begint met een aantal gebruikelijke bepalingen als begrenzing en benaming en de begripsomschrijvingen. In het tweede hoofdstuk zijn de algemene bepalingen ten aanzien van het bouwen opgenomen zoals de wijze van meten, de hoogteaanduidingen en overschrijding van bouwgrenzen. Het derde hoofdstuk, de bestemmingsbepalingen, bevat de belangrijkste onderdelen van de voorschriften. In dit hoofdstuk worden de uiteindelijke bestemmingsregelingen van de gronden en de daarop aanwezige bebouwing gegeven. De opzet van de bestemmingsartikelen is steeds gelijk: doeleindenomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden); eventueel gebruiksvoorschriften; bebouwingsbepalingen; vrijstellingsbepalingen (t.a.v. de bebouwingsbepalingen en de gebruiksbepalingen); eventueel wijzigingsbevoegdheid; waar nodig: strijdig gebruik. Het vierde hoofdstuk behelst enige algemene bepalingen, zoals de algemene vrijstellingsbevoegdheid, algemene gebruiksbepaling en de overgangs- en strafbepalingen. Het vijfde hoofdstuk tenslotte bevat de overgangsbepalingen, strafrechtelijke bepaling en de titel van het plan. Als bijlagen bij de voorschriften zijn de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten', de 'Lijst van horecainrichtingen', de bijlagekaart 'Archeologisch waardevol gebied', de bijlagekaart 'beschermd en waardevol stadsgezicht' en de kaart 'wijzigingsbevoegdheid Gemengde doeleinden 1' opgenomen. Een bij de gemeente binnenkomende bouwaanvraag wordt op vele aspecten beoordeeld. Naast het bestemmingsplan is het bouwbesluit, de bouwverordening en het welstandstoezicht even-
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
54
eens van toepassing. Gaat het om een aanvraag met bedrijfsmatige invalshoeken dan zal onder meer de Wet milieubeheer van invloed zijn. Tegelijkertijd wordt bij de toetsing aan het bestemmingsplan ook nagegaan of een beoogde nieuwe functie van een pand of terrein strookt met de daaraan gegeven bestemming. De verschillende aanwezige functies in het plangebied zijn in overwegende mate overeenkomstig hun huidig gebruik bestemd. Tevens kan worden opgemerkt dat het een deel van het plangebied wordt aangemerkt als archeologisch waardevol gebied. Betreffende een aantal regelingen wordt een nadere toelichting gegeven.
5.2. Systematiek "Woondoeleinden" Belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan is de beschrijving en regulering van de woonbebouwing. Allereerst is van belang dat een onderscheid wordt gemaakt tussen hoofd- en bijgebouwen. In de begripsbepalingen van artikel 1 wordt het onderscheid tussen een hoofdgebouw en een bijgebouw gedefinieerd. Een hoofdgebouw is in het algemeen de woning in twee of meer bouwlagen, het appartementencomplex en dergelijke. Een aanbouw en een bijgebouw zijn visueel en functioneel ondergeschikt aan een hoofdgebouw. De basis voor de regeling van de woonfunctie is een regeling die uit één bestemming bestaat: 'Woondoeleinden', waarbinnen ook de tuinen geregeld zijn. Het is daarbij mogelijk dat in ondergeschikte mate andere gebruiksvormen op de daarvoor in aanmerking komende gronden worden toegestaan. Het betreft met name het gebruik ten behoeve van beroepen aan huis. Hoofdgebouwen Met betrekking tot de hoofdgebouwen op de gronden met de bestemming 'Woondoeleinden' geldt dat de kaart zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de daarbij in acht te nemen verticale en horizontale maten. In het algemeen is de hoogte van de woonbebouwing aangegeven door het opnemen van het aantal bouwlagen, al dan niet afgedekt door een bijzondere bouwlaag of een kap. Daarmee wordt in het kader van de afstemming tussen de ruimtelijke kwaliteit en de gebruikerswensen voor het gehele gebied eenheid gecreëerd tot een bepaalde hoogte (maximaal aantal bouwlagen) en wordt ten aanzien van de verscheidenheid in dakvormen enige flexibiliteit geboden. De wijken Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Huizingabuurt kennen een grote diversiteit in bouwhoogten en woningtypen. Deze diversiteit is in de loop der jaren gegroeid en is kenmerkend voor de wijken. Het is niet wenselijk om deze ontwikkelingen door middel van het bestemmingsplan tot stilstand te brengen. Van belang is echter vast te stellen dat er sprake is van een zeer hoge woningdichtheid en compacte wijken. Onder de vigerende bestemmingsplannen bleek het moeilijk een balans te vinden tussen uitbreidingsmogelijkheden en behoud van de typerende kenmerken van de wijk (met name de gebieden waar de zogenaamde Voorschriften voor de Bebouwde Kom uit 1958 nog gelden). Dit heeft in enkele gevallen geleid tot ongewenste situaties. Om die redenen is ervoor gekozen in het nieuwe bestemmingsplan striktere, maar eenduidige, regels op te nemen voor eventuele
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
55
mogelijkheden tot vergroting van de woningen en andere gebouwen. De regels worden nodig geacht om ervoor te zorgen dat de ruimtelijke kwaliteit van de wijk gegarandeerd blijft en om een zekere dynamiek in de wijk te behouden. Aspecten als straatbreedte en -beeld, diepte van de binnengebieden in (half)gesloten bouwblokken, ruimtelijke en functionele structuur, maar bijvoorbeeld ook daglichttoetreding bij belendende panden spelen hierbij een rol. Die striktere regels zijn op verschillende manieren in het plan opgenomen. Hoofdregel Om de kwaliteiten van de bestaande bebouwing te waarborgen is in de eerste plaats op de plankaart aangegeven wat de maximale hoogte van een gebouw mag zijn. De maximale hoogte is aangegeven in het aantal bouwlagen. Bij het bepalen van het aantal bouwlagen worden een souterrain, een kap of een bijzondere bouwlaag niet meegeteld, deze worden als ondergeschikt beschouwd (de begripsbepalingen geven exact aan wanneer een bouwlaag als kap, souterrain of bijzondere bouwlaag moet worden beschouwd). Bij het bepalen van de maximale bouwhoogte in lagen is gekeken naar de bouwhoogte van de woning en die van de omliggende bebouwing. Daarbij is rekening gehouden met de historisch gegroeide situatie: op plekken waar nu al het merendeel van de woningen van één bouwlaag zijn opgetrokken tot twee bouwlagen, is een maximale bouwhoogte van twee lagen toegestaan (bij de keuze voor twee of drie bouwlagen is op dezelfde manier te werk gegaan). Bij straatwanden waar het overgrote deel van de woningen uit één bouwlaag bestaat, is gekozen om dit beeld intact te houden. Dergelijke wanden zijn karakteristiek voor de buurt. In het plangebied komt een verscheidenheid aan dakvormen voor. Voorbeelden hiervan zijn kappen, terugliggende bouwlagen en bouwlagen die aan de voorzijde een dakhelling hebben. Om de flexibiliteit met betrekking tot dakvormen te kunnen regelen is de bijzondere bouwlaag geïntroduceerd. Een bijzondere bouwlaag is een bouwlaag die in ieder geval aan de voorzijde ten opzichte van de voorgevel terugliggend is. In de bebouwingsbepalingen voor hoofdgebouwen is aangegeven dat de dakhelling bij kappen en bijzondere bouwlagen maximaal 60° mag zijn. Bij een terugliggende bouwlaag betekent dit, dat de denkbeeldige lijn tussen voorgevel en de terugliggende laag een dakhelling van maximaal 60° mag hebben.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
56
Afbeelding 9: Schematische weergave denkbeeldige dakhelling.
Mogelijkheden voor het afwijking van de hoofdregel, via vrijstelling Vanwege de verscheidenheid in hoogte en kapvormen is het moeilijk alles in één hoofdregel te regelen. De voorschriften bevatten daarom bepalingen om onder voorwaarden en via vrijstelling een kap of bijzondere bouwlaag toe te voegen. Vrijstelling is mogelijk voor: 1. het bouwen van een extra bouwlaag, en 2. het bouwen van een kap of bijzondere bouwlaag, of het wijzigen van een bestaande kap of bijzondere bouwlaag. Ad 1. Het bouwen van een extra bouwlaag Onder strikte voorwaarden is het mogelijk een extra laag op de woning te bouwen. De vrijstellingsregeling voor het toelaten van een extra bouwlaag is streng: de regel is in ieder geval niet van toepassing op straatwanden met een eenduidige bebouwingshoogte en voor panden die nu al uit 3 of meer lagen bestaan. Er is voor gekozen de vrijstellingen niet op te nemen voor panden die nu al bestaan uit 3 of meer lagen. Het leeuwendeel van de wijk bestaat uit panden in een, twee of drie lagen, panden met vier bouwlagen komen nauwelijks voor. Er is geen reden om verhoging van dit soort panden toe te staan. De relatief smalle straten en kleine binnenterreinen laten dit niet toe. De vrijstellingsmogelijkheid is geen regel of recht: er zal terughoudend mee omgegaan worden, er zijn strikte voorwaarden aan verbonden. Met name het bewaken van het stedenbouwkundige beeld, in de straat of wijk waar een vrijstelling wordt overwogen, is van belang. Ook zal rekening gehouden moeten worden met de breedte van de straat en de hoogte van de omliggende woningen zodat de daglichttoetreding in de straat en de naastgelegen woningen gegarandeerd blijft. Ook de gebruiksmogelijkheden van aangelegen percelen mogen niet onevenredig aangetast worden.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
57
De vrijstellingsregeling is bedoeld voor zeer specifieke plekken met veel hoogtedifferentiatie, waar er een dilemma is tussen het verhogen van woningen en het willen behouden van onder meer een goed woonklimaat bij naastgelegen panden en het bestaande stedenbouwkundige beeld. Daarnaast kan het toelaten van een extra bouwlaag op een bepaalde plek een ruimtelijk accent creëren, dat bijdraagt aan de stedenbouwkundige kwaliteit van een bepaalde plek in de wijk. Dit soort accenten komt in de wijk meer voor en is vooral waardevol aan de rand van pleintjes en op de koppen van bouwblokken. Ook voor het realiseren van dergelijke accenten kan de vrijstelling worden benut. Tenslotte is er nog een niet-ruimtelijk motief voor het opnemen van deze vrijstellingsbevoegdheid: het niet toestaan van een extra bouwlaag kan in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel. Ad 2. Het bouwen (of wijzigen) van een kap of bijzondere bouwlaag Voor panden die niet nu al bestaan uit 4 bouwlagen of meer, kan als voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in de vrijstellingsbepaling, toestemming verleend worden voor het bouwen van een bijzondere bouwlaag of kap op een pand, of het wijzigen van een bestaande bijzondere bouwlaag of kap. Voor deze vrijstelling gelden dezelfde voorwaarden en motieven als voor de vrijstelling voor een extra bouwlaag. Zelfde systematiek voor 'Gemengde doeleinden1' en 'Gemengde doeleinden 2' De systematiek voor opbouwen is hetzelfde voor de bestemmingen 'Gemengde doeleinden 1' en 'Gemengde doeleinden 2', aangezien deze bestemmingen in feite woonbestemmingen zijn, waar de begane grond voor een andere functie gebruikt mag worden. Andere functies binnen het wonen Binnen de woonbestemming komt een bijzondere situatie voor, die door middel van een 'nadere aanwijzing' afzonderlijk op de plankaart is aangegeven: de nadere aanwijzing 'zorg' is van toepassing op de woonzorgcomplexen. Naast het wonen zijn hier ook de bij dergelijke instellingen behorende voorzieningen mogelijk. Functiemenging Het beleid inzake functiemenging staat geformuleerd in de nota 'Gemengde stad, sterke stad, eindrapport projectgroep functiemenging' (zie paragraaf 2.4. van de toelichting van het bestemmingsplan). In dit rapport staat aangegeven dat behoud van functiemenging wordt nagestreefd voor de gehele stad en dat ontmenging moet worden tegengegaan. De noodzakelijke beleidsinstrumenten worden ingezet om functiemenging van wonen en werken te behouden. Eén van de instrumenten vormt het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan moet de nodige flexibiliteit geven om functiemenging te behouden cq. op kleine schaal mogelijk te maken. Functiemenging is in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt door het opnemen van de "Beroep aan huis" -regeling en de bestemmingen "Gemengde doeleinden 1". Hierop wordt hieronder ingegaan.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
58
Aan-huis-verbonden beroepen Een belangrijk onderdeel van de 'Algemene gebruiksbepalingen' is de regeling van de aan-huisverbonden beroepen of -bedrijven als nevenfunctie bij het wonen. Zoals hiervoor is aangegeven komt dit in het plangebied voor. Zoals de naam al aangeeft dient het aan-huis-verbonden beroep of –bedrijf door een van de bewoners te worden uitgeoefend. De maximale oppervlakte bedraagt 40 m². Het beroep mag zowel in de woning als in de aanbouwen en bijgebouwen worden uitgeoefend. Via de begripsomschrijving van aan-huis-verbonden beroepen of –bedrijven is bepaald dat geen hinder (geluid, stank, verkeer en parkeren) voor de omgeving op mag treden. Gemengde doeleinden 1 Momenteel is ongeveer 3% a 4% van de panden in de wijk in gebruik voor een andere functie dan wonen. Dit percentage maakt de wijk levendig en biedt starters en kleine ondernemers kansen om zich te ontplooien. Deze panden hebben de bestemming "gemengde doeleinden" gekregen (zie paragraaf 5.3, artikel 8). Om in een later stadium, na vaststelling van het bestemmingsplan ook functiemenging op kleine schaal mogelijk te maken, is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming "Woondoeleinden" om te zetten in "Gemengde doeleinden 1". Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens van het college en van een aantal insprekers (inspraaktraject) om functiemenging in de toekomst mogelijk te houden. Het is echter niet wenselijk om onbeperkt "Gemengde doeleinden 1" met allerhande bedrijfjes, dienstverlening etcetera toe te staan. Daarom wordt als limiet gesteld dat maximaal 5% van de woningen in Wittevrouwen mag worden gebruikt ten behoeve van "Gemengde doeleinden 1". Dit percentage is gebaseerd op hetgeen er nu is en maakt een kleine uitbreiding mogelijk. In de Zeeheldenbuurt wordt de limiet gesteld op 2,5% van het totaal aantal woningen, omdat er daar nu nauwelijks "Gemengde doeleinden 1" bestemmingen aanwezig zijn. Om een evenwichtige spreiding door de wijk te verkrijgen, is gekozen om per bouwblok het maximaal aantal panden aan te geven dat de bestemming "Gemengde Doeleinden 1" mag krijgen. Bij bouwblokken waar het percentage momenteel hoger is dan 5 % (of 2,5 % in de Zeeheldenbuurt) wordt het huidige aantal opgenomen. Langs de Wittevrouwensingel, Kleinesingel, Blauwkapelseweg en de Biltstraat waar reeds meer functiemenging aanwezig is, de bereikbaarheid goed is en een zekere levendigheid gewenst is, is een hoger percentage "Gemengde Doeleinden 1" toegelaten (30% resp. 50%). In woongebieden waar de structuur en het woningtype zich er niet voor leent en in de zgn. detailhandelsclusters is verdere functiemenging niet mogelijk gemaakt. Om voor een wijzigingsbevoegdheid in aanmerking te komen, moet een concreet initiatief worden ingediend. Dit initiatief zal worden getoetst aan de voorwaarden zoals in de wijzigingsbevoegdheid zijn aangegeven. In totaal betekent dit dat er in het plangebied circa 55 "Gemengde doeleinden 1" bij kunnen komen. Dit lijkt een aanzienlijke toevoeging maar niet alle mogelijkheden zullen worden benut en het gaat bovendien om een periode van 10 jaar. In deze 10 jaar zullen wellicht een aantal huidige "Gemengde doeleinden 1" weer als woning in gebruik genomen worden. Daarnaast gaat het om zeer uiteenlopende functies als bedrijfjes, maar ook opslag en garages. Het gaat niet om volledige woningonttrekking aangezien slechts de begane grondlaag als "Gemengde doeleinden 1" in aanmerking komt.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
59
Erfbebouwing In de bestemming 'Woondoeleinden' is onderscheid gemaakt in voortuin en achtertuin. Voor de voorgevel tot 1 meter achter het verlengde van de voorgevel (voortuin) mogen in principe geen gebouwen worden opgericht. Uitgezonderd hiervan zijn de erkers, toegangsportalen en dergelijke op de begane grond. De erfafscheidingen en de andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen niet hoger zijn dan 1 meter. Op het perceel mag het gezamenlijk oppervlak van aanbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% van de aanwezige tuin bedragen tot een maximum van 30 m². Indien de achtertuin groter is dan 250 m², gelden normen van 20% en 100 m². Voor aanbouwen is de maximale goothoogte gesteld op het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw plus 0,25 meter, zodat een dak gerealiseerd kan worden waarbij aan de binnenzijde van de woning het plafond doorloopt. Dit sluit aan bij de hoogte zoals genoemd in het Besluit bouwvergunningvrije bouwwerken en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken. Voor vrijstaande bijgebouwen is een maximale goothoogte van 3,0 meter en een maximale nokhoogte van 4,5 meter geregeld. Erfafscheidingen achter de woning mogen een hoogte van 2 meter niet te overtreffen. Dakkapellen Het is mogelijk dakkapellen te realiseren. De toelaatbaarheid van de (vorm, afmetingen van) dakkapellen is geregeld in de welstandsnota. In het bestemmingsplan zijn derhalve verder geen regels opgenomen. Erkers Erkers op de begane grond zijn in beginsel mogelijk (art 6). Door het toelaten van erkers hebben de bewoners van de wijk mogelijkheden tot uitbreiding van het woonoppervlak. Daarnaast kunnen erkers een extra dimensie geven aan een gebied. Vooral bij sloop nieuwbouw, waarbij vaak voor wat sobere architectuur gekozen wordt, kan de erker het gebouw, qua detailniveau, beter passend maken in haar omgeving. Er wordt onderscheid gemaakt tussen erkers op de begane grond en erkers op de verdieping. Voor erkers op de verdieping is een aparte regeling opgenomen.
5.3. Artikelsgewijze toelichting Waar nodig is op enkele artikelen een nadere toelichting opgenomen. Ten aanzien van prostitutie zijn in verschillende artikelen regels opgenomen. Voor een complete toelichting is dit onderwerp apart toegelicht aan het eind van deze paragraaf. Artikel 1: Begripsbepalingen Hier zijn de in de voorschriften voorkomende begrippen gedefinieerd.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
60
Artikel 2: Algemene bouwvoorschriften Hier is aangegeven dat de bouwvlakken op de plankaart volledig mogen worden gebouwd, tenzij op de plankaart anders is aangegeven. Tevens staat in dit artikel de dubbeltelbepaling. Artikel 3: Wijze van meten In dit artikel is aangegeven hoe de verschillende maten, afstanden en dergelijke gemeten dienen te worden. Artikel 4: Bouwvoorschriften en hoogteaanduidingen De hoogtes van hoofdgebouwen, bijgebouwen, aanbouwen en verschillende bouwwerken is in dit artikel aangegeven. Deze hoogtes gelden voor alle bestemmingen, tenzij in de bestemmingsbepalingen en/of op de plankaart andere maten zijn gegeven. Artikel 5: Bestaande afstanden en andere maten In dit artikel is bepaald dat indien de bestaande maten afwijken van de maximale maten in het bestemmingsplan deze als ten hoogste toelaatbaar worden geacht. Hiermee zijn deze afwijkingen gelegaliseerd en vallen dan niet onder het overgangsrecht (zie artikel 32). Artikel 6: Overschrijding bouwgrenzen De op de plankaart aangegeven bouwgrenzen mogen worden overschreden door kleinschalige gebouwen/bouwwerken, zoals balkons, trappenhuizen, stoeptreden, erkers en dergelijk. Indien de bouwgrens tevens een bestemmingsgrens is, geldt deze bepaling niet. Artikel 7: Woondoeleinden Deze bestemming is toegekend aan de van oudsher in het gebied aanwezige woningen en woongebouwen met bijbehorende tuinen. Als nevenfunctie bij het wonen zijn ook aan-huisverbonden beroepen toegelaten. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid voor "Gemengde doeleinden 1" opgenomen. Artikel 8: Gemengde doeleinden 1 Een aantal panden in woonblokken worden ook voor andere functies gebruikt, zoals reisbureaus, bakkers en kleinschalige kantoortjes. Door dergelijke uitwisseling van functies blijft het gemengde karakter van de straten behouden. In het bestemmingsplan hebben deze panden dan ook een bestemming gekregen die de bedoelde uitwisseling van functies mogelijk maakt. Naast wonen zijn bijvoorbeeld ook kantoren en publieke dienstverlening (kappers, reisbureaus) toegelaten op de begane grond. Op de verdiepingen mag uitsluitend worden gewoond. Alle panden met de bestemming "Gemengde doeleinden 1" mogen in zijn geheel als woning in gebruik worden genomen. Voor wat betreft de bebouwingsbepalingen gelden dezelfde regels als bij de bestemming "Woondoeleinden". Op enkele plaatsen bevinden zich wel andere functies dan wonen op de verdieping. Voor deze gevallen is aangegeven dat de functie op de verdieping is toegestaan.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
61
Een aantal panden met de bestemming "Gemengde doeleinden 1" hebben een relatief groot perceel achter het pand. Dit perceel vormt veelal een soort binnenterrein binnen een gesloten bouwblok. Op deze binnenterreinen is relatief veel bebouwing aanwezig, overwegend in één laag. Het plan biedt de mogelijkheid deze bebouwing bedrijfsmatig te gebruiken. Mochten de panden in de toekomst volledig in gebruik worden genomen door de woonfunctie dan mag deze bebouwing uitsluitend worden gebruikt als "tuin- en erfbebouwing" behorende bij die woning. Wonen op de binnenterreinen is niet gewenst vanwege de relatief beperkte ruimte en de relatief slechte bereikbaarheid. Daarnaast is wonen een functie over het algemeen meer naar buiten gekeerd is dan bedrijvigheid en daardoor negatieve consequenties zal hebben op de privacy van omliggende woningen. Het plan maakt het dus niet mogelijk om deze bebouwing te benutten voor (uitbreiding van) een woning. Ook maakt het plan het niet mogelijk de voormalige bedrijfsbebouwing te slopen en een woning te realiseren. De bedrijvigheid op de binnenterreinen is karakteristiek voor de wijk. In combinatie met de kleinere percelen 'gemengde doeleinden' aan de buitenkant van de bouwblokken, draagt het bij aan de verscheidenheid van functies in de wijk. Daarnaast is het belangrijk dat in de wijk ruimte wordt geboden voor wijkfuncties als kinderdagverblijven en huisartsenpraktijken. De gemengde Doeleindenbestemmingen op de binnenterreinen bieden hier ruimte voor. In de woonbuurten is verspreid in de wijk beperkt detailhandel aanwezig. Het beleid met betrekking tot detailhandel voorziet in een clustering van detailhandel langs de Biltstraat en Jan van Galenstraat. Binnen woonbuurten dient de vestiging van nieuwe detailhandel te worden voorkomen. Voor de Biltstraat en de J. van Galenstraat zijn derhalve aparte bestemmingen opgenomen In het plangebied komen verschillende snackbars en eetgelegenheden voor. Ook deze zijn in de bestemming "Gemengde doeleinden 1" opgenomen. De betreffende panden zijn apart op de plankaart aangeven, omdat wisselingen van horeca naar andere functies zijn wel toegelaten, maar functieveranderingen van winkel naar horeca niet. Binnen de bestemming is alleen de zogenaamde laagdrempelige ofwel zachte horeca toegelaten. Het gaat daarbij om snackbars, restaurants en andere eetgelegenheden. Het is niet de bedoeling om in het gebied nieuwe cafés en dergelijke toe te laten. Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening is, in verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen, in het bestemmingsplan een onderscheid gemaakt in vier categorieën horecabedrijven. De categorie-indeling is opgenomen in de "Lijst van Horecainrichtingen" en is tot stand gekomen aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard en omvang van het bedrijf en de parkeerdruk. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogt de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen. Artikel 9: Gemengde doeleinden 2 Detailhandel is binnen de "Gemengde doeleinden 1" bestemming niet mogelijk gemaakt, behalve daar waar nu een detailhandelsvestiging aanwezig is. Voor detailhandel is in de nota 'Bood-
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
62
schap aan winkels' (zie paragraaf 2.4. van de toelichting van het bestemmingsplan) gekozen voor het bevorderen van de concentratie van winkelvoorzieningen binnen de wijken. Binnen het plangebied is het meest bij de binnenstad gelegen deel van de Biltstraat als clustergebied aangewezen. Dit cluster heeft de bestemming "Gemengde doeleinden 2" gekregen; binnen deze bestemming is detailhandel overal als recht toegestaan. Artikel 10: Gemengde doeleinden 3 De bestemming "Gemengde doeleinden 3" is opgenomen voor het pand langs van het Mediacentrum aan de Hengeveldstraat. In het pand zijn momenteel een aantal productiebedrijven gevestigd. Artikel 11: Kantoren en Wonen Halverwege de Biltstraat staat een aantal herenhuizen, waarvan een aantal in gebruik is als woning en een aantal als kantoor. Beide functies zijn in dergelijke panden wenselijk. Deze panden hebben derhalve de bestemming "Kantoren en Wonen" gekregen. Zowel de combinatie van deze functies is mogelijk als alleen wonen of alleen kantoren. Voor wat betreft de bebouwingsbepalingen gelden dezelfde regels als bij de bestemming "Woondoeleinden". Artikel 12: Maatschappelijke doeleinden Binnen dit artikel zijn verschillende instellingen en voorzieningen ondergebracht. Het gaat daarbij om dagopvang, een centrum voor gezondheidszorg en dergelijke. Daarbij is een zekere uitwisseling van functies mogelijk gemaakt. Ook de grotere nutsgebouwen zijn in deze bestemming ondergebracht. Gelet op de specifieke aard van deze gebouwen is uitwisseling van functies hier niet wenselijk. De nutsgebouwen zijn dan ook door middel van een 'nadere aanwijzing' apart op de plankaart aangegeven. De bestaande bouwmassa's zijn in grote lijnen door middel van bebouwingspercentages en hoogtescheidingslijnen op de plankaart vastgelegd. Meer ondergeschikte uitbreidingen zijn in de meeste gevallen wel mogelijk. Artikel 13: Detailhandel De bestemming 'Detailhandel' is van toepassing op de detailhandelsvestiging langs de Biltstraat en het buurtcentrum aan de Jan van Galenstraat. De panden mogen gebruikt worden als winkelruimte en als detailhandel ondersteunende horeca, zoals een snackbar. Boven de winkels mag worden gewoond. Artikel 14: Horeca Een pand in het plangebied hebben alleen een horeca functie. Deze zijn specifiek bestemd. Het betreft restaurant Goesting aan het Veeartsenijpad. Artikel 15: Hotel In het plangebied bevindt zich een aantal hotels/pensions. Deze hebben de bestemming "Hotel" gekregen. Binnen deze bestemming zijn ook restaurants toegestaan.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
63
Artikel 16: Bedrijfsdoeleinden De verschillende bedrijven zijn in de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' opgenomen. Aan het plan is (als bijlage bij de voorschriften) een 'Lijst van Bedrijfsactiviteiten' toegevoegd. Een uitgebreide toelichting op deze lijst is in deze bijlage opgenomen. Binnen het plangebied zijn de bedrijfsactiviteiten uit de categorieën 1 en 2 toegelaten. Een uitzondering hierop wordt gevormd door het houtbewerkingbedrijf aan de Vlasstraat, die in categorie 3 valt. Dit bedrijf is daarom in de voorschriften apart vermeld. Artikel 17: Kantoordoeleinden In het plangebied is een kantoorgebouw aanwezig . Deze heeft een passende kantoorbestemming gekregen. Artikel 18: Autoboxen/bergingen In het plangebied zijn op enkele plaatsen autoboxen aanwezig. Omdat deze niet op een erf bij een woning staan, hebben deze de bestemming "Autoboxen/bergingen" gekregen. De garages mogen uitsluitend voor de stalling van motorvoertuigen, caravans, boten en dergelijke worden gebruikt. Ook is de opslag van huishoudelijke artikelen toegestaan. Opslag van goederen ten behoeve van bedrijven is aangemerkt als strijdig gebruik. Dit is mede gedaan in verband met eventueel gevaar en milieuhinder. Artikel 19: Verkeersdoeleinden Deze bestemming is van toepassing op de wegen waar de nadruk ligt op de afwikkeling van het verkeer. Dit betreft de Wittevrouwensingel en de Blauwkapelseweg. Er zijn kleine gebouwtjes toegestaan bijvoorbeeld voor het realiseren van fietsenstallingen. Artikel 20: Verkeer- en verblijfsdoeleinden De meeste straten zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer- en verblijfsdoeleinden'. Ook de pleinen, de bermen van wegen en het snippergroen maken hier deel van uit. Er zijn kleine gebouwtjes toegestaan bijvoorbeeld voor het realiseren van fietsenstallingen. Artikel 21: Verkeersdoeleinden, railverkeer De Oosterspoorlijn heeft de bestemming 'Verkeersdoeleinden, railverkeer'. In deze bestemming mag het spoor worden gerealiseerd, maar ook geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. Artikel 22: Groenvoorzieningen De verschillende soorten groenvoorzieningen (met uitzondering van het snippergroen) zijn opgenomen in één bestemming. Een groot deel van het groen heeft alleen een functie als plantsoen of als speelplek.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
64
Binnen de bestemming 'Groenvoorzieningen' mag ook water voorkomen. De kleinere watergangen zijn dan ook niet apart bestemd. Daarnaast mogen er binnen de bestemming ook voetpaden en andere verhardingen worden gerealiseerd. Artikel 23: Groenvoorzieningen, Ecologische verbindingszone Bepaalde groenvoorzieningen maken deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (de ecologische verbindingszones). Deze bevinden zich met name langs de watergangen en hebben de bestemming Ecologische verbindingszone' gekregen. Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, behoudens de voor deze bestemming passende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals geluidsschermen. Artikel 24: Water Water is in het gebied een structurerend element. De grotere watergangen zijn in de bestemming 'Water' opgenomen. Langs de Wittevrouwensingel ligt een aantal woonboten in het water. Deze zijn door middel van een nadere aanwijzing op de plankaart opgenomen, waarbij ook een maximum aantal is opgenomen. Kruisingen met verkeerswegen zijn voorzien van een aanduiding 'brug' op de plankaart. Artikel 25: Primaire waterkering (dubbelbestemming) De Wittevrouwensingel heeft tevens een waterkerende functie. Hiervoor is een dubbelbestemming opgenomen, waarin is geregeld dat bouwen alleen plaats mag vinden indien dit de waterkerende functie niet schaadt. Artikel 26: Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming) Een deel van het plangebied is archeologisch waardevol (zie ook paragraaf 3.7). Op een bijlagekaart is dit aangegeven. Voordat op de gronden gebouwd mag worden, dient te zijn aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of dat deze niet onevenredig worden geschaad. Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Het is verboden bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren voordat een schriftelijke vergunning is afgegeven door burgemeester en wethouders. Het betreft werken en werkzaamheden zoals: het ophogen, verlagen of afgraven van de gronden, het aanleggen van verhardingen, het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen en dergelijke. Voor werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, noodzakelijk zijn voor het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond of reeds vergunde werken of werkzaamheden is het verbod niet van toepassing. De aanlegvergunning wordt afgegeven indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van het archeologisch monument. Indien is gebleken dat op bepaalde locaties geen archeologische waarden aanwezig zijn, kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen. De bijlagekaart wordt hiermee gewijzigd.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
65
Artikel 27: Gebruik van gronden en bouwwerken Deze bepaling geeft aan dat het verboden is om een bouwwerk te gebruiken , strijdig met de bestemming. Tevens mag men vrijstelling verlenen ten einde het meest doelmatige gebruik na te streven. Artikel 28: Algemene vrijstellingsbevoegdheden Hierin zijn onder meer de vrijstellingsregelingen opgenomen ten behoeve van afwijking van maten, afmetingen en percentages en dakterrassen. Artikel 29: Algemeen procedure voorschrift In dit artikel is de procedure beschreven die doorlopen dient te worden bij wijziging van het plan of bij het gebruik maken van een vrijstelling in de voorschriften. Artikel 30: Aanlegvergunningenstelsel Voor het beschermd en het waardevol stadsgezicht is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Bij de doeleindenomschrijving van verschillende bestemmingen is aangegeven dat de gronden die de aanduiding 'beschermd stadsgezicht' of 'waardevol stadsgezicht' hebben, tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de het beschermd respectievelijk waardevol stadsgezicht. Ten behoeve van de stadsgezichten is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Het is verboden bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren voordat een schriftelijke vergunning is afgegeven door burgemeester en wethouders. Het betreft werken en werkzaamheden zoals: het wijzigen van het gevelaanzicht, het ophogen, verlagen of afgraven van de gronden, het aanleggen van verhardingen, het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen en dergelijke. Voor werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, noodzakelijk zijn voor het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond of reeds vergunde werken of werkzaamheden is het verbod niet van toepassing. De aanlegvergunning wordt afgegeven indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van het beschermd of waardevol stadsgezicht. Artikel 31: Aanvullende werking bouwverordening In de bouwverordening zijn voorschriften opgenomen. Ongeacht de voorschriften in het bestemmingsplan blijven de voorschriften in de bouwverordening van toepassing. Het gaat om voorschriften van stedenbouwkundige aard, zoals de bereikbaarheid van bouwwerken van wegverkeer en brandblusvoorzieningen, bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten, de ruimte tussen bouwwerken en parkeergelegenheid bij gebouwen. Artikel 32: Gebruik in strijd met het plan Deze bepaling heeft ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen gebruik. In principe mogen dergelijke situaties worden gehandhaafd.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
66
Artikel 33: Bouwen in strijd met het plan Deze bepaling heeft ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bouwbepalingen. In principe mogen dergelijke situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsvoorschriften mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd. Artikel 34: Strafrechtelijke bepaling De strafrechtelijke bepaling is noodzakelijk om overtredingen van de Algemene gebruiksbepalingen en het aanlegvergunningenstelsel strafbaar te stellen. Artikel 35: Titel In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan gedefinieerd.
5.4. Handhaving Uitgangspunt bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen is, dat de opgenomen regels duidelijk, begrijpelijk en handhaafbaar moeten zijn. Met het vastleggen van regels in het bestemmingsplan heeft de gemeente zichzelf de plicht opgelegd de naleving van de bestemmingsplanregels te controleren en, waar nodig, te handhaven. Naleving van de regels moet zowel door burgers, bedrijven en instellingen als door de gemeente gebeuren. De gemeente is belast met het toezicht op de naleving. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht op naleving van regels en opsporing van overtredingen) en, waar nodig, toepassen van bestuursrechtelijke sancties (of dreigen daarmee) bereiken dat de regelgeving wordt nageleefd. De handhaving van de verschillende van toepassing zijnde regelingen binnen de gemeente Utrecht wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo handhaaft de afdeling Bouwbeheer (Dienst Stadsontwikkeling) namens het college onder andere bestemmingsplannen. Dit betekent dat die afdeling de voorschriften voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsbepalingen handhaaft. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om bouwvergunning. Het kan echter ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw, op grond van een constatering door de gemeente dat een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebouwd of gebruikt. Daarnaast kan handhaving plaatsvinden op verzoek van particulieren. De Dienst Stadsbeheer handhaaft namens het college het gebruik van gemeentelijke gronden. Als er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden. Daarnaast ziet de afdeling Milieu en Duurzaamheid toe op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Als er op grond van het bestemmingsplan bedrijfsactiviteiten plaats mogen vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden door het Bureau Bedrijfsinspectie (Afdeling Milieu en Duurzaamheid, Dienst Stadsontwikkeling).
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
67
Sinds 13 september 2004 is overtreding van een bestemmingsplan een economisch delict in de zin van de Wet op de economische delicten. Dit betekent dat bij overtreding van een bestemmingsplan gebruik kan worden gemaakt van de opsporingsbevoegdheden van de politie. Bij het opleggen van een strafmaatregel op grond van de Wet op de economische delicten kan rekening worden gehouden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald en met herstelmogelijkheden van de schadelijke gevolgen van de overtreding. De boete op grond van Wet op de economische delicten kan maximaal € 45.000 bedragen en ook kan de verplichting worden opgelegd om op eigen kosten de gevolgen van de overtreding ongedaan te maken. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college twee instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk of gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is ook mogelijk om, als er zonder bouwvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan, waarbij de door de gemeente gemaakte kosten op de overtreder worden verhaald. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat illegaal gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men die termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal dus altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegale activiteit. De gemeente zal het bestemmingsplan handhaven en, afhankelijk van de ernst van de overtreding, gebruik maken van één van de hier beschreven instrumenten.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
68
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
69
6.
Economische uitvoerbaarheid
Voor de bepaling van de financieel economische uitvoerbaarheid zijn de financiële consequenties van dit bestemmingsplan in beeld gebracht. Het bestemmingsplan is grotendeels een beheerplan, waarbij geen sprake is van een actief gemeentelijk grondbeleid. Dit betekent dat het bestemmingsplan grotendeels een beheerplan is en dat de gemeente Utrecht geen initiatieven neemt met betrekking tot een (verdere) ontwikkeling van het plangebied in het kader van dit bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
70
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
71
7.
Inspraak en overleg
7.1. Inspraak en artikel 10 overleg Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 4 juni tot en met 1 juli 2004 ter inzage gelegen. Op 14 juni 2004 heeft een inspraak - en informatiebijeenkomst plaatsgevonden. Daarnaast is het plan aan een aantal instanties toegezonden voor reactie als bedoeld in art 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening. De resultaten van deze inspraak en overleg zijn opgenomen in een afzonderlijke nota. De reacties hebben op een aantal punten geleid tot aanpassing van het plan. Zo wordt er meer ruimte gegeven voor functiemenging en is de plankaart op een aantal locaties aangepast omdat is gebleken dat deze op een aantal plaatsen onjuist was. De voorschriften zijn aangepast aan de Utrechtse standaard zodat deze uniform zijn met andere bestemmingsplannen.
7.2. PPC In de vergadering van 29 september 2005 heeft de PPC het ontwerp-bestemmingsplan behandeld. De PPC heeft in haar advies een aantal opmerkingen gemaakt. In bijlage 2 van deze toelichting is een samenvatting en beantwoording van het PPC-advies opgenomen. Het advies vormde aanleiding het plan op enkele ondergeschikte punten aan te passen.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
72
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
73
Bijlage 1 bij de toelichting
Overzicht monumenten
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
74
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
75
Admiraal van Gentstraat 2-8 (alle G) Admiraal van Gentstraat 10-10b, 12-12b, 14-14b, 16-16b, 41-41b, 43-43b, 45-45b, 47-47b, 49-49b, 51-51b, 53-53b, 55-55b, 57-57b, 59-59b, 61-61b, 63-63b, 65-65b (alle G) Alexander Numankade 2-16 (even nummers) (alle G) Biltstraat 4-4a (G), 24-24c (G), 60-60b (G), 62-68b (R), 106 (G), 136 (G), 156 (G), 162 (G), 164 (G), 168-168d (R), 172 (R), 182 (G), 190 (G), 192-192b (G), 194 (G), 196 (G),198 (G), 202 (G), 204-108 (G) F.C. Donderstraat 5-5b (R), 24 (R), 26 (R), 28-28b (G), 30-30b (G), 32-32b (G), 34-34b (G), 36-36b (G), 38-38b (G), 40-40b (G), 42-42b (G), 44-44b (G), 46-46b (G), 48-48b (G), 50-50b, 52-52b (G), 54-54b (G), 56-56b (G), 58 (G), 60-60b (G), 62-62b (G), 64-64b (G), 65 (R), 6666b (G), 68-68b (G) Griftbrug (G) M.H. Trompstraat 1 (R), 3 (G), 7 (G), 11 (G), 15b (G) Van Brakelstraat 9-9b, 11-11b, 13-13b, 15-15b, 17-17b, 19-19b, 21-21b, 23-23b (alle G) Van Speijkstraat 17-21 (alle G) W. Barentszstraat 91, 93 (alle G) Bollenhofsestraat 138A, 140 (alle G) Gildstraat 115, 117, 119, 121, 123, 125, 127, 129, 131, 133 (alle G) Goedestraat 14A-36K (alle G) Hoefijzerstraat 27-33, 101 (alle R) Obrechtstraat 7-7b, 9-9b, 10-14b, 11, 13, 15-15b, 17-17b, 19-19b, 21-21b, 23-23b, 25-25b, 27-27b, 29-29b, 31-31b, 33-33b (alle G) Oude Kerkstraat 2 (G) Veeartsenijstraat 1-39 (alle R) Wittevrouwensingel 44-44b, 45-45b, 46, 47, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 66, 67-67b, 68-68b, 72, 73, 74 (alle G) (G) = gemeentelijk monument (R) = rijksmonument
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
76
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
77
Bijlage 2 bij de toelichting
PPC-advies
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
78
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
79
Samenvatting en beantwoording PPC-advies I Het provinciaal beleid Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het streekplan Utrecht en met het Regionaal Structuurplan. Reactie: Hiervan wordt kennis genomen. II Planbeoordeling Luchtkwaliteit In de plantoelichting wordt slechts aandacht besteed aan NO2 . De PPC verzoekt eveneens in te gaan op de grenswaarden voor fijn stof. Daarnaast raad de PPC aan de rekenresultaten voor NO2 toe te voegen. Reactie: Er is aanvullend onderzoek verricht waarbij tevens aandacht is besteed op de grenswaarden voor fijn stof. De plantoelichting is ten aanzien van het thema luchtkwaliteit worden aangevuld. De rekenresultaten voor NO2 zijn eveneens toegevoegd. Monumenten De PPC acht het wenselijk om op de lijst met adressen van in het plangebied voorkomende monumenten aan te geven welke panden Rijksmonumenten zijn en welke gemeentelijke monumenten. Reactie: De gemeente deelt de mening van de PPC. Het plan is op dit punt aangevuld. Archeologie Het verdient aanbeveling in de plantoelichting een verwijzing op te nemen naar kaart 3 (Archeologisch waardevol gebied). Reactie: De voorgestelde verwijzing is opgenomen. De PPC geeft aan dat binnen het plangebied een AMK-terrein ligt. Het gaat om het terrein met resten van het St. Marthagasthuis, dat op de AMK-kaart de aanduiding "terrein van archeologische waarde" heeft gekregen (terrein 31H-65). De gemeente heeft in reactie op de door de ROB ingediende inspraakreactie gesteld, dat het St. Marthagasthuis buiten het plangebied valt. Het gebied met de aanduiding "hoge archeologische waarde" valt echter wel binnen het plan-
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
80
gebied. De PPC acht het wenselijk dit terrein in de plantoelichting te vermelden en op de plankaart aan te geven als archeologisch waardevol gebied. Indien dit gebied niet of met een afwijkende begrenzing wordt opgenomen, dient in de toelichting nader te worden gemotiveerd op welke gronden daartoe is besloten. Reactie: Het genoemde Marthagasthuis lag aan de zuidkant van de Biltstraat bij de Gasthuissteeg en valt als zodanig buiten het gebied van het bestemmingsplan. Gegevens over de exacte locatie van het voormalige gasthuis zijn bekend en in 1988 heeft er hier een opgraving plaatsgevonden (Archeologische en Bouwhistorische kroniek van de Gemeente Utrecht 1988, pagina 79/80). De PPC heeft geconstateerd dat de IKAW niet is opgenomen in de toelichting en dat de zone met een hoge archeologische verwachting op de plankaart niet is aangemerkt als archeologisch waardevol gebied. De PPC verzoekt in de toelichting te motiveren waarom wordt afgeweken van de IKAW en waarom geen consequenties zijn verbonden aan de IKAW-zone. Reactie: Op basis van de inzichten die vanaf 1972 in de gemeente Utrecht zijn verkregen zijn in dit gebied van het bestemmingsplan diverse gebieden aangeduid als archeologisch waardevol. Dat is een aanzienlijk gedetailleerdere aanduiding dan op de grootschalige IKAW is aangegeven. Heel Wittevrouwen als archeologisch waardevol aanduiden geeft een te grove schaal en is in het dichtbebouwde woongebied onwenselijk. Economische uitvoerbaarheid Het bestemmingsplan kan volgens de PPC financieel-economisch uitvoerbaar worden geacht. Reactie: Hiervan wordt kennis genomen. Maatschappelijke uitvoerbaarheid Het bestemmingsplan kan volgens de PPC maatschappelijk uitvoerbaar worden geacht. Reactie: Hiervan wordt kennis genomen. III Conclusie Met inachtneming van de hierboven weergegeven opmerkingen acht de PPC het bestemmingsplan vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar. Reactie: Hiervan wordt kennis genomen.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
81
IV Toepassing artikel 19, lid 2, van de Wet op de Ruimtelijk Ordening Op grond van de beoordeling zal de PPC aan gedeputeerde staten adviseren voor dit bestemmingsplan een algemene verklaring van geen bezwaar als bedoeld in art. 19 lid 2 WRO af te geven, met uitzondering voor zover het plan betrekking heeft op het beschermde stadsgezicht. Reactie: Hiervan wordt kennis genomen.
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
82
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
83
Bijlage 3 bij de toelichting
Luchtrapportage
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
84
Bestemmingsplan Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt - Toelichting
1.
INLEIDING
Het voornemen tot het opstellen van een bestemmingsplan "Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, Huizingabuurt" is opgenomen in de nota "Meerjarenplanning bestemmingsplannen 2000-2005" van de afdeling Stedenbouw en Monumenten van de Dienst Stadsontwikkeling van de gemeente Utrecht. In deze nota wordt een meerjarenplanning gegeven voor het actualiseren van planologisch-juridische regelingen voor het gemeentelijk grondgebied. Voor het gebied Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en de Huizingabuurt zijn op dit moment meerdere bestemmingsplannen van toepassing. Nagenoeg al deze plannen zijn verouderd. Het belangrijkste doel van het bestemmingsplan is dat daarmee voor het gehele gebied weer een actueel planologisch/juridisch kader wordt verkregen. Het kader dient dan als toetsingsinstrument voor aanvragen en bouwvergunningen Het plangebied ligt aan de noordoostkant van het oude stadscentrum van Utrecht. Het plangebied wordt begrensd door de Kardinaal de Jongweg in het noorden, de Blauwkapelseweg in het westen, de Biltstraat in het zuiden, de Karel Doormanlaan, Huizingalaan en het spoortracé in het westen. Volgens het Besluit luchtkwaliteit 2005 dient in de eerste plaats te worden nagegaan in hoeverre het project invloed heeft op de luchtkwaliteit in de omgeving, bijvoorbeeld vanwege extra verkeer (de verkeersaantrekkende werking). Daarnaast moet inzicht gegeven worden in de blootstellingconcentraties in het plangebied en omgeving. In deze rapportage wordt een beoordeling gegeven van de luchtkwaliteit ten behoeve van de bestemmingsplanprocedure. Gezien het feit dat de Wittevrouwen, Zeehelden- en Huizingabuurt reeds lang geleden zijn gerealiseerd heeft het plan zelf geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. Er zal in dit luchtrapport alleen een beoordeling worden gegeven van de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in het plangebied.
2.
UITGANGSPUNTEN
Beoordelingskader Het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Staatsblad 2005, 316) is van toepassing op het onderhavige plan. Bestuursorganen dienen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen voor de luchtkwaliteit kunnen hebben bepaalde grenswaarden voor luchtkwaliteit in acht te nemen. Er zijn grenswaarden gesteld voor de stoffen stikstofdioxide (NO2), stikstofoxide, fijn stof (PM10), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), koolmonoxide (CO), lood en benzeen. De grenswaarden gelden in zijn algemeenheid, behoudens de werkplek. Aan de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide hoeft pas vanaf 2010 te worden voldaan. Tot 2010 gelden plandrempels. De resultaten van het onderzoek zijn getoetst aan het Besluit luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit 2005. Referentiejaren Voor de onderbouwing van ruimtelijke plannen en verkeersplannen dient voor meerdere jaren de luchtkwaliteit inzichtelijk te worden gemaakt. De relevante jaren betreffen: heden, het jaar van planvoorbereiding 2010 vanwege het van kracht worden van de grenswaarde van NO Daarnaast dient geanticipeerd te worden op de toekomst. Een gebruikelijke termijn voor de anticipatie is circa 10 jaar (2015). Model De berekeningen zijn uitgevoerd met het model CAR II v4.0 voor de jaren 2004, 2010 en 2015. De rekenpunten voor de luchtberekeningen zijn gekozen direct langs de wegen. Stoffen Berekeningen voor de luchtkwaliteit zijn uitgevoerd voor de stoffen stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen, koolmonoxide, zwaveldioxide en lood. Invoergegevens De luchtkwaliteit is de som van de bijdrage door lokale verkeerswegen, lokale industrie en achtergrondconcentraties. In de achtergrondconcentratie is de bijdrage van grootschalige bronnen van industrie en rijkswegen opgenomen. Indien een rijksweg dichterbij ligt dan 2 km, levert ook deze rijksweg een lokale bijdrage. Op basis van een locale modelstudie van het TNO (R 2004/257) zijn de achtergrondconcentraties aangepast aan deze werkwijze om dubbeltelling van een rijksweg te voorkomen. In de omgeving van het plangebied liggen geen grote industrieën. Er is sprake van een lokale bijdrage van de A27. De gehanteerde verkeersgegevens zijn afkomstig uit het verkeersmodel VRU 1.31/Ut 1.0 en 1.11 en prognoses van de afdeling verkeer voor de toekomst. Het percentage vrachtverkeer is gebaseerd op tellingen en ervaringscijfers binnen de gemeente Utrecht. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de etmaalintensiteiten en fractie vrachtverkeer per relevant wegvak.
In de berekeningsvarianten voor de jaren 2010 en 2015 is uitgegaan van een scenario dat het gehele wagenpark bestaat uit bussen die voldoen aan de norm Euro 5 met filter (100% Euro 5 met 3,3 g/km NOx en 0,07 g/km PM10). Het kabinet werkt aan een omvangrijk pakket aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. De maatregelen pakken vooral die elementen van fijn stof aan. Gezien het ontbreken van inzicht in de detaillering van de te nemen maatregelen wordt in luchtberekeningen nog geen rekening gehouden met het effect van deze maatregelen. Feitelijke wordt daarom verwacht dat er sprake zal zijn van een gunstigere luchtkwaliteit in het 2010 en 2015 dan momenteel berekend wordt. % mzw. 2010 2015 (autono (autonoom) [mvt/etm] om) [mvt/etm ]
% zw.
4000
3500
3000
2
1
68
68
68
4000
4000
3700
2
1
1073
1110
1059
4000
5700
4200
2
1
1073
1110
1059
4000
5900
4500
2
1
1073
1110
1059
6000
6900
8500
2
1
1073
1110
1059
20000
21600
14000
2
1
1073
1110
1059
6000 8000 13500 32500
7000 9000 14500 37500
8000 10000 15500 37500
1 1 1 1
1 1 1 1
312 312 126 30
312 312 126 30
312 312 126 30
30000
35000
35000
1
1
131
136
131
2004 (huidig) [mvt/etm]
Biltstraat 1 (thv de Wittevrouwensingel tot Kruisstraat) Biltstraat 2 (thv Kruisstraat tot Poortstraat) Biltstraat 3 (thv Poortstraat tot Maliestraat) Biltstraat 4 (thv Maliestraat tot Buys Ballotstraat) Biltstraat 5 (thv Buys Ballotstraat tot Museumlaan) Biltstraat 6 (thv Museumlaan tot Berekuil) Witte Vrouwensingel Kleine singel Blauwkapelseweg Kardinaal de Jongweg (Oostelijk van prof Leonard Fuchslaan) Sartreweg
Aantal bussen [bus/etm] 2004
Overzicht etmaal-verkeersintensiteiten Toelichting: Daar de wijken Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Huizingabuurt reeds lang zijn gerealiseerd heeft de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan geen verkeersaantrekkende werking. De autonome ontwikkeling van de verkeersintensiteit is daarom alleen geschetst.
2010
2015
3.
LUCHTKWALITEITSBELEID
Beleid gemeente Utrecht De gemeente heeft de problematiek van luchtkwaliteit reeds langer onderkend. Medio 2004 is daarom door de gemeente Utrecht een luchtkwaliteitplan 2002-2010 vastgesteld. De grootste kracht van de gemeente Utrecht is er in gelegen dat al tientallen jaren integraal beleid wordt ontwikkeld. Dit beleid was en is er op gericht bestaande knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit op te lossen en nieuwe knelpunten te voorkomen. De belangrijkste maatregelen en acties welke de gemeente reeds in het verleden heeft ingezet zijn: stimuleren gedeeld autogebruik; aanleggen van een fietsnetwerk door de gehele stad; aanleggen en uitbreiden van het aantal transferia (park&ride); parkeerbeleid; betaald parkeren in gebied binnen stedelijke verdeelring; instellen stedelijke verdeelring; overige wegen snelheidsverlaging naar 50 km/uur; snelheidsverlaging in woongebieden naar 30 km/u; dynamisch verwijzingssysteem naar parkeergarages; dynamisch verkeersmanagement: het doseren van het verkeer of het instellen van een ‘groene golf’; instellen autoluwe binnenstad; stimulering gebruik stadsverwarming. Naast de verdere uitwerking van het luchtkwaliteitplan is Utrecht bezig met het in gang zetten van maatregelen om op stedelijk niveau de luchtkwaliteit te verbeteren. Het gaat hierbij om maatregelen in het kader van het regiobod en om grootschalige maatregelen gekoppeld aan de bereikbaarheidsprojecten en de ontwikkeling van het stationsgebied. Hierdoor zal de achtergrondconcentratie voor diverse stoffen in de stad de komende jaren verlagen. Landelijk Beleid Het kabinet werkt aan een omvangrijk pakket aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Hiervoor is 900 miljoen euro beschikbaar, uit de begrotingen van VROM en Verkeer en Waterstaat en via fiscaliteit. De maatregelen pakken vooral die elementen van fijn stof aan waarvan bekend is dat ze zeer schadelijk zijn voor de gezondheid, zoals dieselroetdeeltjes door het verkeer. Dit Rijkspakket levert een vermindering van de fijn stofemissie en emissie van stikstofdioxide op. Naast de generieke maatregelen door het Rijk gaan andere overheden ook aan de slag met lokale initiatieven. Het kabinet trekt extra geld uit om hen hierbij te ondersteunen.
4.
RESULTATEN
Hieronder worden de berekende jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 en het aantal dagen waarop de etmaalgemiddelde grenswaarde voor PM10 wordt overschreden weergegeven. Daar de autonome situatie dezelfde is als de toekomstige situatie (de Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Huizingabuurt zijn immers reeds lang bestaande wijken) is slechts 1 scenario doorgerekend.
Wegvak
Huidig (2004 )
Autonoom/toekomst (2010)
Autonoom/toekomst (2015)
NO2 fijn stof oversch NO2 fijn stof 3 3 3 3 (µg/m ) (µg/m ) r (µg/m ) (µg/m ) 24-uur fijn stof
oversch NO2 3 r (µg/m ) 24-uur fijn stof
fijn stof overschr 3 (µg/m ) 24-uur fijn stof
52 40 39
42 40 32
35x 35x 59
40 34
40 29
35x 44
40 32
40 28
35x 40
33 0
29
46
30 0
28
37
29 0
27
44
Biltstraat 2 (thv Kruisstraat tot Poortstraat) achtergrond bijdrage rijksweg
45
33
66
37
30
47
35
29
44
33 0
29
46
30 0
28
37
29 0
27
44
Biltstraat 3 (thv Poortstraat tot Maliestraat) achtergrond bijdrage rijksweg
46
33
68
39
30
51
37
29
45
33 1
29
46
30 1
28
37
29 1
27
44
Biltstraat 4 (thv Maliestraat tot Buys Ballotstraat) achtergrond bijdrage rijksweg
42
32
59
37
29
45
35
28
41
33 4
29
46
30 1
28
37
29 1
27
44
Norm: plandrempel grenswaarde Biltstraat 1 (thv de Wittevrouwensingel tot Kruisstraat) achtergrond bijdrage rijksweg
Wegvak
Huidig (2004 )
Autono om/toek omst (2010)
Autono om/toek omst (2015)
NO2 fijn stof oversch NO2 fijn stof 3 3 3 3 (µg/m ) (µg/m ) r (µg/m ) (µg/m ) 24-uur fijn stof 33 29 30 28 46 2 1
oversch NO2 3 r (µg/m ) 24-uur fijn stof 29 37 1
46
35
74
38
30
52
33 3
29
46
30 3
28
Norm: plandrempel grenswaarde Witte Vrouwensingel achtergrond bijdrage rijksweg
52 40 46 32 0
42 40 35 29
35x 35x 75 46
40 39 30 0
Kleine Singel achtergrond bijdrage rijksweg
50 32 0
38 29
91 46
Blauwkapelseweg achtergrond bijdrage rijksweg
52 32 0
41 29
Kardinaal de Jongweg 48 (Oostelijk van prof Leonard Fuchslaan) achtergrond 29 bijdrage rijksweg 1 Sartreweg
achtergrond bijdrage rijksweg Biltstraat 6 (thv Museumlaan tot Berekuil) achtergrond bijdrage rijksweg
44
fijn stof overschr 3 (µg/m ) 24-uur fijn stof 27
44
35
29
44
37
29 2
27
44
40 31 28
35x 56 37
40 38 29 0
40 31 27
35x 55 35
42 30 0
33 28
66 37
40 29 0
33 27
65 35
107 46
44 30 0
35 28
77 36
42 29 0
35 27
75 34
39
99
41
35
75
39
34
71
29
44
27 1
27
35
26 1
27
33
35
77
38
32
60
36
31
57
achtergrond bijdrage rijksweg
30 2
29
44
27 1
27
35
27 1
27
34
De overige relevante stoffen die bepalend zijn voor de luchtkwaliteit blijven allemaal ver onder de norm en zijn daarom niet in deze tabellen opgenomen.
5.
BESCHOUWING VAN DE RESULTATEN EN CONCLUSIE
Luchtkwaliteit in referentiejaar 2004 Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat er geen sprake is van overschrijding van de plandrempel en jaargemiddelde concentratie van NO2, benzeen, CO, SO2 en BaP uit het Besluit luchtkwaliteit 2005. Wel wordt de jaargemiddelde grenswaarde voor fijn stof overschreden te plaatse van de Blauwkapelseweg. Tevens wordt de 24-uursgemiddelde grenswaarde voor fijn stof langs de berekende wegen vaker dan het toegestane aantal van 35 keer overschreden. Dit wordt echter m.n. veroorzaakt door de achtergrondconcentratie. Luchtkwaliteit in referentiejaar 2010 en 2015 Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat er geen sprake is van overschrijding van de plandrempel en jaargemiddelde concentratie van PM10, benzeen, CO, SO2 en BaP uit het Besluit luchtkwaliteit 2005. Wel wordt de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide overschreden in 2010 te plaatse van de Kleine Singel, de Blauwkapelseweg en de Kardinaal de Jongweg en in 2015 te plaatse van de Blauwkapelseweg. Tevens wordt de 24-uursgemiddelde grenswaarde voor fijn stof langs de berekende wegen vaker dan het toegestane aantal van 35 keer overschreden. Dit wordt echter m.n. veroorzaakt door de achtergrondconcentratie. De dichtstbijzijnde woningen in het plangebied aan de Kleine Singel, de Blauwkapelseweg en de Kardinaal de Jongweg liggen op een afstand van respectievelijk 13, 15 en 13 meter van de wegas. Op de gevel van de woningen zal echter geen sprake zijn van overschrijding van de jaargemiddelde grenswaarden voor stikstofdioxide.
Conclusie: Op basis van voorgaande is de gemeente Utrecht dan ook van mening dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan.