StadsOntwikkeling
Bestemmingsplan
Amsterdam-Rijnkanaal zone
www.utrecht.nl
Ontwerp, januari 2010
Ontwerpbestemmingsplan Amsterdam-Rijnkanaal zone, januari 2010
*
= locatie plangebied
Amsterdam Rijnkanaal - zone
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding
7
1.1 D o e l s t e l l i n g
7
1.2 Ligging en b e g r e n z i n g p l a n g e b i e d
7
1.3 Vigerende b e s t e m m i n g s p l a n n e n
9
1.4 L e e s w i j z e r
9
Hoofdstuk 2 Relevante beleidskaders
11
2.1 Rijksbeleid
11
2.2 P r o v i n c i a a l en regionaal beleid
11
2.3 Gemeentelijk beleid
11
2.4 C o n c l u s i e
13
Hoofdstuk 3 Bestaande situatie
15
3.1 I n l e i d i n g
15
3.2 Ruimtelijke s t r u c t u u r
15
3.3 F u n c t i o n e l e s t r u c t u u r
16
3.4 C o n c l u s i e
18
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
21
4.1 Aanleiding en d o e l
21
4.2 U i t g a n g s p u n t e n
21
Hoofdstuk 5 Onderzoek en randvoorwaarden
25
5.1 G e l u i d
25
5.2 B o d e m
25
5.3 W a t e r p a r a g r a a f
27
5.4 Luchtkwaliteit
28
5.5 E x t e r n e v e i l i g h e i d
28
5.6 G r o e n
30
5.7 D u u r z a m e ontwikkeling
31
5.8 E n e r g i e
31
5.9 Leefomgevingskwaliteit van de o p e n b a r e r u i m t e
31
5.10 A r c h e o l o g i e
32
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
35
6.1 E c o n o m i s c h e u i t v o e r b a a r h e i d
35
6.2 Maatschappelijke u i t v o e r b a a r h e i d
35
6.3 C o n c l u s i e
37
Hoofdstuk 7 Juridische planopzet
39
7.1 I n l e i d i n g
39
7.2 O p b o u w r e g e l s
39
7.3 Artikelsgewijze t o e l i c h t i n g
39
Bijlagen
41
2 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Bijlage 1 Notitie b e s c h e r m d e s o o r t e n A R K - Z o n e
43
Bijlage 2 Inspraak g r o e n s t r o o k A m s t e r d a m Rijnkanaal
45
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
49
Artikel 1 B e g r i p p e n
49
Artikel 2 Wijze van m e t e n
53
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
55
Artikel 3 G r o e n
55
Artikel 4 H o r e c a
56
Artikel 5 Verkeer - V e r b l i j f s g e b i e d
57
Artikel 6 W o n e n
58
Artikel 7 Waarde - A r c h e o l o g i e
59
Artikel 8 Waterstaat - W a t e r k e r i n g
60
Hoofdstuk 3 Algemene regels
61
Artikel 9 A n t i d u b b e l t e l b e p a l i n g
61
Artikel 10 A l g e m e n e b o u w r e g e l s
62
Artikel 11 A l g e m e n e g e b r u i k s r e g e l s
63
Artikel 12 A l g e m e n e o n t h e f f i n g s r e g e l s
64
Artikel 13 A l g e m e n e p r o c e d u r e r e g e l s
65
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
67
Artikel 14 O v e r g a n g s r e c h t
67
Artikel 15 S l o t r e g e l
68
Bijlagen
69
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
3
StadsOntwikkeling
Toelichting
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
5
6 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Doelstelling
Dit bestemmingsplan beoogt in navolging van het structuurplan Kanaleneiland Centrum 2006 en in de lijn van de Ruimtelijke Visie Kanaleneiland, de groenstrook langs het Amsterdam-Rijnkanaal opnieuw in te richten en hiermee de hele wijk een impuls te geven. Kanaleneiland is - als een van Utrechts naoorlogse woongebieden - in een negatieve spiraal terecht gekomen, waarbij een verslechtering dreigt van woonkwaliteit en leefmilieu. Door middel van een stedelijke herstructurering van het gebied hoopt de gemeente samen met de bewoners en een aantal strategische partners de negatieve spiraal waarin het gebied terecht is gekomen, te doorbreken. Doel van dit bestemmingsplan is het planologisch-juridisch mogelijk maken van de herinrichting van de openbare ruimte in de groenstrook langs het Amsterdam-Rijnkanaal (ARK zone). Het nu geldende bestemmingsplan is zeer gedetailleerd van opzet, waardoor aanpassingen in de inrichting juridisch niet zonder meer mogelijk zijn. Ook zijn de opgenomen bouw-en gebruiksvoorschriften niet meer bruikbaar om het huidige plan voor de aanleg van het park te kunnen uitvoeren en beheren. Ook het wijzigen van de in het plangebied gelegen twee vrijstaande woningen naar een horecabestemming past niet in de huidige bestemming. De herinrichting van de groenstrook van het Amsterdam-Rijnkanaal is een maatregel uit het wijkactieplan 'Kanaleneiland Leert!' en het Groenstructuurplan Utrecht. Met dit bestemmingsplan wordt aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, waarbij wordt gestreefd naar uniformiteit van bestemmingslegging en regelgeving, conform landelijke standaarden. Tevens is er rekening gehouden met toekomstig te vervaardigen bestemmingsplannen.
1.2
Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied van het bestemmingsplan Amsterdam-Rijnkanaal zone ligt aan de oostelijke oever langs Amsterdam-Rijnkanaal ter hoogte van Kanaleneiland. De projectgrens volgt de voortuinen van de grondgebonden woningen aan de oostzijde en de rooilijnen van de complexgewijze bebouwing en het kanaal aan de westzijde. Het projectgebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Meernbrug en aan de zuidzijde door het einde van de woonbebouwing van de Rooseveltlaan. De onderdoorgang van de Prins Clausbrug behoort tevens tot het plangebied (zie figuur 1).
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
7
afbeelding 1: planbegrenzing. 8 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
1.3
Vigerende bestemmingsplannen
Voor het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is het bestemmingsplan Kanaleneiland van kracht dat op 6 april 1978 is vastgesteld door de Raad, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 25 april 1979 en onherroepelijk is geworden na het Kroonbesluit op 23 april 1980. In het bestemmingsplan Kanaleneiland komen diverse bestemmingen voor binnen het plangebied, waaronder "Groenvoorziening A", "Groenvoorziening B", "Bebouwing met meergezinshuizen", "Tuinen en erven" en "Bebouwing met eengezinshuizen". Er is een bestemmingsplan in voorbereiding voor Kanaleneiland-centrum. De plangrenzen zijn op elkaar afgestemd. De nieuwe ontwikkelingen ter hoogte van de Prins Clausbrug zijn buiten dit bestemmingsplan gehouden.
1.4
Leeswijzer
Hoofdstuk 3 bevat de beschrijving van de bestaande situatie. Onder andere de ruimtelijke structuur, de historische ontwikkeling van het gebied en de beschrijving van de aanwezige functies heeft hier een plek. In hoofdstuk 4, de planbeschrijving worden de voor het gebied voorgestane ontwikkelingen voor de toekomst beschreven. De diverse noodzakelijke onderzoeken ten aanzien van bijvoorbeeld milieuaspecten komen in hoofdstuk 5 aan bod. De hoofdstukken 6 en 7 behelzen respectievelijk de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en de juridische aspecten. In de bijlagen zijn ten eerste de samenvattingen van relevante beleidsnota's opgenomen. Ten tweede zijn relevante onderzoeksrapporten opgenomen. De conclusies uit de onderzoeken staan in hoofdstuk 5. Ten derde is opgenomen de samenvatting en beantwoording van de overlegreacties.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
9
10 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Hoofdstuk 2 2.1
Relevante beleidskaders
Rijksbeleid
Hoofddoel van de Nota Ruimte (2007) is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. De ruimte die in het bestaande stedelijk gebied aanwezig is, moet optimaal worden gebruikt door revitalisering, herstructurering en transformatie. De Nota Ruimte acht het daarnaast van belang om te streven naar een balans tussen rood en groen/blauw bij verdere verstedelijking. Het gaat daarbij ook om verbetering van de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de groene ruimte, zowel door belemmeringen weg te nemen als door het wandel, fiets- en waterrecreatienetwerk te vergroten. De missie van het Grotestedenbeleid (2004) is gericht op krachtige steden, waarin zichtbare resultaten worden geboekt, met een minimum aan bureaucratie. Krachtige steden, zijn steden die veilig zijn, en die in alle opzichten voldoen aan de steeds hogere eisen die bewoners, bedrijven, instellingen, bezoekers en recreanten aan een stad stellen. Een van de vijf centrale doelstellingen is het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. In 1998 is door het Rijk het Verdrag van Malta geratificeerd, waarin de bescherming en het behoud van archeologische waarden wordt nagestreefd.
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
Het plangebied is op de kaart van het streekplan (2004) aangeduid als stedelijk gebied. In de naoorlogse wijk Kanaleneiland is stedelijke vernieuwing nodig. Het streekplan stelt dat de verbinding van de bestaande stad met Leidsche Rijn een belangrijke opgave is. Het grootste deel van het bestemmingsplangebied valt binnen de Cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS) uit het streekplan: 'eisen stellen archeologie' en 'eisen stellen gebieden' bij transformaties in het landschap. Het plangebied valt onder het deelgebied "Limes de grens ontsloten" uit de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (2003) . De Limes is één van de grootste en belangrijkste archeologische structuren in Europa. De voornaamste doelstelling voor de Limes in Utrecht is om de structuurelementen en de ruimtelijke samenhang in zowel de richting oost-west als loodrecht op de weg veilig te stellen. Het Waterbeheersplan van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden beschrijft de doelstellingen en het beleid voor zowel het waterkwaliteits- als het waterkwantiteitsbeheer. De effecten van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden door de waterbeheerder en gemeente afgewogen in een watertoets, die onderdeel uitmaakt van dit plan.
2.3
Gemeentelijk beleid
2.3.1
Structuurvisie Utrecht 2015-2030 (2004)
Specifiek voor de stad Utrecht is een structuurvisie vastgesteld. Hierin zijn de drie kernkwaliteiten van de stad uitgewerkt in de drie perspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuin. Het plangebied is verbonden aan het ontwikkelingsperspectief “Het Podium”. Voor het oplossen van de stedelijke vraagstukken en vanuit het perspectief Het Podium wordt prioriteit gesteld bij het verbeteren van de recreatieve verbindingen tussen stad en buitengebied. Deze prioriteit is van belang voor de groene zone langs het Amsterdam-Rijnkanaal. Het plangebied is in de Structuurvisie aangegeven als stedelijke groenstructuur.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
11
2.3.2
Welstandsnota (2004)
In de welstandsnota Utrecht wordt een onderscheid gemaakt in een drietal beleidsniveaus met een verschillende vrijheid in de omgang met de bestaande stedenbouwkundige structuur en architectuur. Op de Beleidskaart van de welstandsnota heeft het plangebied de aanduiding ontwikkelingsgebied gekregen met Welstandsniveau “Open”. De aanduiding ligt op gebieden binnen de gemeentegrenzen waarvoor stedenbouwkundig plannen in voorbereiding zijn, ofwel nog geen formele status hebben (vastgesteld door de gemeenteraad). De strook langs het Amsterdam-Rijnkanaal heeft het niveau “Respect”. Hiervoor staat samenhang en structuur van het stedelijke beeld voorop. Nieuwe interpretaties, veranderingen en transformaties zijn mogelijk. Het markante karakter van het kanaal en de oever vraagt in het kader van welstand extra aandacht voor versterking en stimulering van het beeld. 2.3.3
Wijkactieplan (2007) en Gebiedsplan voor de vernieuwing van Kanaleneiland-Noord (2008)
Het gebiedsplan is een onderdeel van het wijkactieplan Kanaleneiland. In het wijkactieplan staan maatregelen die komende jaren nodig zijn om in Kanaleneiland het verschil te maken. Door gemeente, corporaties en bewoners (-organisaties) wordt hard gewerkt om van Kanaleneiland een prachtwijk te maken: een vitale woon-, werk- en leefomgeving waar het prettig wonen is en waar mensen betrokken zijn bij de wijk. Het Gebiedsplan richt zich in het bijzonder op de 'fysieke' vernieuwing van de wijk en verbindt sociale, economische en fysieke projecten zodat deze elkaar aanvullen en versterken. In het Gebiedsplan is de noodzakelijke ontwikkeling van de groenzone langs het Amsterdam-Rijnkanaal opgenomen. 2.3.4
Groenstructuurplan Utrecht (2004) en Visie Amsterdam-Rijnkanaal (2007)
Het Groenstructuurplan van Utrecht geeft in hoofdlijnen de gebruiksfunctie, de bestemming, de beeldende rol, de ecologische betekenis en het onderhoudskarakter van de groenvoorzieningen in de stad aan. De gemeente wil de woonkwaliteit in onder meer Kanaleneiland verhogen door meer gebruiksmogelijkheden van het aanwezige groen aan te bieden.Tevens wordt ingezet op de aanleg van en verbetering van groene recreatieve verbindingen (bijvoorbeeld langs de Utrechtse kanalen) met recreatiegebieden aan de stadsrand. Het Amsterdam-Rijnkanaal komt met de ontwikkeling van Leidsche Rijn midden in de stad te liggen. Hierdoor ontstaan kansen om het kanaal en haar oevers meer betekenis te geven en om te vormen tot een bijzondere stedelijke ruimte. In de visie op het Amsterdam-Rijnkanaal zijn de kwaliteiten van het Amsterdam-Rijnkanaal tussen Tiel en Amsterdam benoemd: groots, lineair en functioneel. Het deel van het kanaal dat door de stad Utrecht loopt, met de oost-oever grenzend aan de oude stadszijde en de west-oever aan de Leidsche Rijnzijde, vraagt om een visie die enerzijds tegemoet komt aan boven beschreven karakteristieken en anderzijds ruimte laat voor een invulling van 'stedelijke' recreatieve wensen. In de visie is een streefbeeld voor de inrichting van de oevers in Utrecht vastgelegd: Ÿ Ÿ
De intensief bewoonde oostzijde, grenzend aan de oude stad, krijgt een recreatie functie; De extensieve westzijde krijgt een ecologische invulling.
2.3.5
Gemeentelijk archeologiebeleid
In het gemeentelijke archeologiebeleid wordt afhankelijk van de archeologische waarde, dan wel de archeologische verwachtingswaarde zowel naar boven als naar beneden afgeweken van de algemene vrijstelling voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat het tracé van de noordgrens van het Romeinse rijk ('Limes', met hoge archeologische waarde) aanwezig is in het plangebied. Voor het overig deel van het plangebied wordt een hoge archeologische waarde verwacht. 2.3.6
Parkeernota (2003) en Nota partiële herijking parkeernormen Utrecht (2008)
De Parkeernota uit 2003 legt de kaders van het nieuwe parkeernormenbeleid vast. Het uitgangspunt is dat, rekening houdend met de kenmerken van de locatie en de functie, het parkeren op eigen terrein opgelost dient te worden, bij voorkeur ondergronds. De gemeente Utrecht heeft besloten de parkeernormen te herijken om de belangen van openbare ruimte en leefbaarheid, van stedelijke ontwikkeling en het gebruik van gebouwde voorzieningen beter met elkaar in balans te brengen. Het gewenste effect is dat vertragingen in de bouw verminderen en er meer en beter rekening kan worden gehouden met bestaande praktijksituaties. 12 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
2.3.7
Fietsnota Verder met de Fiets
Het stedelijke hoofdfietsnetwerk dat Utrecht nastreeft, is vastgelegd in de fietsnota "Verder met de Fiets" (2002). De nabije hoofdfietsroutes (Beneluxlaan en de Churchilllaan) liggen buiten het plangebied. De Prins Clausbrug en de Churchilllaan zijn onderdeel van het hoofdfietsnetwerk. 2.3.8
Nota externe veiligheid (2007)
De nota omvat het beleid van de gemeente Utrecht voor de risicobeheersing als gevolg van inrichtingen die met gevaarlijke stoffen werken en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De gemeente Utrecht kiest daarbij om geen stringentere veiligheidseisen op te leggen dan die vermeld staan in de risiconormering van de Rijksoverheid. De beleidskeuzes hebben betrekking op nieuwe situaties. Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van het Amsterdam-Rijnkanaal voor bepaalde ongevallen. 2.3.9
Stedelijk horecabeleid (2007)
Utrecht wil ruimte bieden aan nieuwe horecagelegenheden in concentratiegebieden en gemengde functiegebieden in de stad. Utrecht zet in op een goede balans tussen een bruisende stad met ruimte voor de ontwikkeling van horeca en een stad waar mensen met plezier wonen en werken. De gemeenteraad heeft op 6 september 2007 ingestemd met het "Beleidskader Horeca". Dit kader is op 1 oktober 2007 in werking is getreden. Alle aanvragen voor een horecavergunning worden aan dit kader getoetst. In deze nota zijn profielen opgenomen voor diverse locaties in de stad. De vestiging van een horecavoorziening in de ARK-zone zal getoetst worden aan profiel 16: "Spraakmakend horeca". Binnen de randvoorwaarden van dit profiel is het mogelijk om horeca te vestigen op deze locatie langs het Amsterdam-Rijnkanaal.
2.4
Conclusie
De doelstelling van het bestemmingsplan is het mogelijk maken van het vernieuwen en verbeteren van de groene functies van het gebied en het mogelijk maken van een horecalocatie. De conclusie uit het beleidskader is: Ÿ
Ÿ
Ÿ Ÿ
Een goede balans tussen rood en groen/blauw wordt beschouwd als essentieel voor aantrekkelijke en sterke steden. De herinrichting van de groenstrook langs het Amsterdam-Rijnkanaal is een belangrijk onderdeel van de herstructurering van Kanaleneiland; De ingreep sluit aan op de gewenste verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving conform het wijkactieplan en het Gebiedsplan en draagt zodoende bij aan de gewenste herstructurering van Kanaleneiland; Inrichting van het plangebied afstemmen op de verwachte hoge archeologische waarde; Naast verkeer en verblijf geeft het beleidskader ruimte voor beperkt ondernemerschap: detailhandel, horeca en kleinschalige leisure.
De herinrichting van het plangebied past binnen relevante beleidskaders als voldaan wordt aan belangrijke uitgangspunten voor de verbetering van de leefomgeving, de archeologische waarden, de externe veiligheid en het parkeren.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
13
14 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Hoofdstuk 3 3.1
Bestaande situatie
Inleiding
In de volgende paragrafen worden verschillende aspecten van de bestaande situatie van het plangebied beschreven. Eerst wordt kort ingegaan op de ruimtelijke karakteristiek van het plangebied als onderdeel van de naoorlogse woonwijk Kanaleneiland. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie in het plangebied en analyseert de groene zone in ruimtelijk en functioneel opzicht. Voor zover de verschillende onderdelen van dit hoofdstuk daartoe aanleiding geven, wordt aan het einde van de verschillende paragrafen een aantal conclusies en uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd. Dit vormt een basis voor het bestemmingsplanbeleid zoals dat in hoofdstuk 4 Planbeschrijving beschreven is.
3.2
Ruimtelijke structuur
3.2.1
Historische ontwikkeling
Figuur 2 huidige ruimtelijke karakteristiek Kanaleneiland met stedelijk groen (groen), woongebouwen (zwart) in noord-zuidrichting en voorzieningen (rood) in clusters.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
15
Kanaleneiland is een typische naoorlogse woonwijk, waarbij op grote schaal de principes van het 'nieuwe bouwen' werden toegepast. De functionalistische bebouwing is afwisselend hoog en laag, geplaatst in een rationele verkaveling in een ruim opgezette stedenbouwkundige structuur waarin (gemeenschappelijk) groen en water een grote rol spelen. Belangrijk kenmerk van het 'nieuwe bouwen' is het streven naar een scheiding tussen functies, waarbij woningen en andere functies los van de doorgaande wegen werden ontworpen. De verschillende bouwvlakken worden van elkaar gescheiden door een relatief grote openbare ruimte in de vorm van ruime wegen en brede trottoirs en brede, wat onbestemde, groenstroken. Bleef de landschapsstructuur van het westelijke grondgebied van Utrecht bij de aanleg van het Merwedekanaal nog relatief ongeschonden, na de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal werd het gehele gebied ten oosten van het kanaal opgespoten voor de bouw van de nieuwe wijk Kanaleneiland waar voor zo'n 30.000 inwoners woningen zouden worden gerealiseerd. Een conceptontwerp voor een uitbreidingswijk op deze plek bestond al voor de grenswijziging van de gemeente Utrecht in 1954. Het voorstel omvatte een scheiding van wonen en werken op wijkniveau; industrie langs het Merwedekanaal, de daadwerkelijke woonwijk centraal gelegen met aan de westzijde een groenstrook langs het Amsterdam-Rijnkanaal. 3.2.2
Structuurbepalende elementen, monumenten en archeologie
Voor de wijk Kanaleneiland vormen het Amsterdam-Rijnkanaal en het Merwedekanaal structurerende waterlopen. Het plangebied grenst aan de westkant aan het Amsterdam-Rijnkanaal. De belangrijkste groenstructuur in dit deel van Kanaleneiland is de groenzone langs het Amsterdam Rijnkanaal, welke onderdeel uitmaakt van de stedelijke groene hoofdstructuur. De Churchilllaan met de Prins Clausbrug deelt het plangebied in tweeën. De Churchilllaan heeft met de recente ontwikkeling van de kantoorlocatie Papendorp en de Prins Clausbrug, betekenis gekregen als wijkverbindingsweg. De Prins Clausbrug over het Amsterdam Rijnkanaal is een belangrijk landmark. In het plangebied zijn twee woningen aanwezig van voor 1957 toen de wijk werd aangelegd.
3.3
Functionele structuur
3.3.1
Amsterdam-Rijnkanaal
Door de uitbreiding van de stad ligt het kanaal nu centraal in de stad. In het Centrumgebied Kanaleneiland worden commerciële en openbare functies geïntensiveerd. De betekenis van het kanaal neemt hierdoor verder toe. Het kanaal is met haar oevers een open ruimte en karakteristieke lijn in de stad. Het kanaal geeft lucht aan de stad en leent zich voor verblijfsrecreatie én recreatieve routes over en langs het kanaal. Rijkswaterstaat is eigenaar van het kanaal inclusief een strook van 10 meter vanuit de damwand. De belangrijkste functie van het kanaal is de beroepsvaart. Langs de oostkant van het kanaal tussen de Meernbrug en de Galecopperbrug zijn zogenaamde aanmeerplaatsen voor de beroepsvaart aanwezig. Hier is plaats voor circa 15 schepen. Dit levert in de praktijk soms overlast op. Van tijd tot tijd worden de afmeerplaatsen ook gebruikt door party- cruisevaart. Dat wil zeggen dat er in korte tijd een groot aantal mensen vanaf de boten de wijk betreden of andersom. 3.3.2
Groenstrook
De groenzone langs het kanaal heeft voor wandelaars en fietsers een belangrijke recreatieve functie op stadsniveau en verbindt de noordelijk en zuidelijk gelegen buurten en wijken. De kwaliteit van de groenstrook wordt vooral ontleend aan het water, de activiteiten aan de kade en het gebruik vanuit de wijk. De groenstrook is ook een potentieel belangrijke groene verbinding met het buitengebied. Dit gebied heeft veel potentie om gevarieerd belevingsgroen te herbergen als ondersteuning van de stedelijke activiteiten, zoals bloemperken, hagen en bomen. Daarnaast vormt het talud van de Prins Clausbrug ook een belangrijk groenelement in het plangebied. De groenstrook bestaat veelal uit gras met bomen. De bomen zijn beperkt qua soorten. De beplanting is zowel langs de woningen als in de ARK zone erg eentonig. De populieren in de ARK zone zijn aan vervanging toe. Ze zijn zo groot dat ze het licht en groeiruimte voor de andere bomen beperken. De wortels van deze bomen halen het asfalt omhoog en maken het wandelen onhandig en vaak zelfs gevaarlijk. Groepjes van 16 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
bomen vormen vanaf de zijstraten een herkenningspunt naar het kanaal en de relatie met de achterliggende buurt. In de groenstrook staat 1 speelobject (bij de bestaande huisjes) en er wordt veelvuldig voetbal gespeeld. Er wordt door de bewoners van Kanaleneiland ook gepicknickt in het gras of gewoon gezeten. Gezien de grote maat van het gebied is een aanvulling op de ontmoetingsplekken en sport en spelvoorzieningen goed voorstelbaar. Recent zijn enkele tijdelijke speelvoorzieningen aan de strook toegevoegd. De lange groenstrook is monotoon en weinig afwisselend ingericht. Hierdoor zijn er weinig oriëntatiepunten en kent de strook geringe ruimtelijke variatie. De strook heeft door de grote maat en geringe afwisseling een saaie uitstraling.
Foto: Impressie huidige situatie 3.3.3
Verkeer
De Rooseveltlaan heeft een functie als erftoegangsweg en behoort tot het verblijfsgebied in Kanaleneiland. Binnen dit gebied geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. In een 30 km/uur gebied wordt het autoverkeer gemengd met het langzaamverkeer afgewikkeld. Een alternatieve inrichting van het wegprofiel, die beter aansluit bij het karakter van een 30 km/uur straat zou moeten worden overwogen. De Churchilllaan was tot voor kort in feite een doodlopende weg, maar is met de doortrekking naar kantorenlocatie Papendorp (en de realisatie van de Prins Clausbrug) een hoofdverbinding geworden (zie afbeelding 7) waarover uiteindelijk ook de HOV-verbinding (Hoogwaardig Openbaar Vervoer-verbinding) komt te lopen.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
17
3.3.4
Parkeren
Parkeren ten behoeve van de woningen en andere functies (scholen, buurthuis etc.) gebeurt in gebouwde stallingvoorzieningen en voorts op de openbare weg, deels langs het trottoir, deels in parkeerhavens, zowel langs de weg als haaks daarop gelegen. Een recent gehouden telling van de bezetting van de beschikbare plaatsen geeft een beeld van het aantal plaatsen waarmee bij een eventuele herschikking van parkeerplaatsen rekening gehouden moet worden. Uit de telling blijkt dat er in de huidige situatie ruim voldoende parkeerplaatsen ((995, inclusief 57 garageboxen) zijn ten opzichte van de feitelijke bezetting (399) en vergeleken met de norm (637) . Per weggedeelte fluctueert het wel qua bezetting. Voor het type woningen langs de Rooseveltlaan is de norm gesteld op 0,8 parkeerplaats per woning. Doordat de afmeerplaatsen ook gebruikt worden door party-cruisevaart, betreden in korte tijd een groot aantal mensen de wijk of andersom. Dat zorgt voor verkeersbewegingen, omdat de aan en afvoer van de passagiers over land veelal met touringcars gebeurt. Dat creëert een vraag naar opstelplekken voor dergelijke bussen. Tot op heden vinden deze activiteiten merendeels plaats ter hoogte van het Atllee-plantsoen. Mede omdat de verkeersinfrastructuur daarvoor niet is ontworpen veroorzaakt dit enige overlast voor de buurt. (verkeersbewegingen, draaiende motoren van bussen). 3.3.5
Langzaam verkeer
Langs grote stukken van de oostoever van het Amsterdam-Rijnkanaal ligt een fietspad en een voetpad. Langs het kanaal staan ook diverse banken. De route is op grote delen van slechte kwaliteit en in sommige gevallen ongeschikt om te trimmen/joggen of te skeeleren. Er wordt ook regelmatig gefietst op het pad hoewel dit formeel niet is toegestaan. De Rooseveltlaan maakt deel uit van het Stedelijk Hoofdfietsnetwerk 2015 maar niet van het Regionaal Kernnet Fiets 2020. Op basis hiervan en de nadruk op het recreatieve karakter van de route langs het ARK park is het wenselijk de hoofdfietsroute te realiseren buiten het plangebied: op de Rooseveltlaan. Aan het kanaal bevinden zich ook afmeerplaatsen voor de binnenscheepvaart. Bij de afmeerplaatsen bestaat de mogelijkheid auto's van de schippers te laden en te lossen. Het gaat hierbij om enkele autobewegingen per dag, gedacht moet worden aan gemiddeld 5 autobewegingen per 24 uur. Met deze intensiteiten is de auto te gast op de langzaamverkeersroute langs de kade. Dit levert geen problemen op met andere gebruikers. De auto heeft een aansluiting met de openbare weg bij de verschillende entrees aan de Rooseveltlaan met een minimale breedte van 3 meter. 3.3.6
Wonen
In de groenstrook langs het kanaal staan drie identieke hoge flats. De grootschalige opzet van de wijk met een eenzijdige woningsamenstelling heeft onvoldoende aantrekkingskracht voor economisch kansrijke groepen die behoefte hebben aan veelzijdige en gevarieerde stedelijke woonmilieus. Recent is de wijk aangewezen als “prachtwijk”. Dat houdt in dat er speciale programma's zijn opgestart om de wijk voor verdere achteruitgang te behoeden en buurtbewoners meer perspectief te bieden. Een belangrijk kenmerk van de bevolkingssamenstelling is dat er veel jeugd woont op Kanaleneiland, de behoefte aan voorzieningen is groot. De herinrichting van de ARK-zone kan hierin een belangrijke rol spelen.
3.4
Conclusie
Uit de voorgaande paragrafen wordt duidelijk dat het plangebied een aantal sterke punten kent maar in de huidige situatie ook met een aantal problemen kampt. De sterke punten zijn: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
Er is een ruimtelijke scheiding tussen de groene zone enerzijds en anderzijds de woonbebouwing en de overige bebouwing buiten het plangebied; Afmeerplaatsen voor binnenvaartschepen en voor cruiseschepen zorgen voor een aantrekkelijke kade. De verkeersontsluiting hiervoor wordt slim gecombineerd met een langzaamverkeersroute. De uitstraling van de Prins Clausbrug als icoon van Kanaleneiland; De centrale ligging in de stad tussen het historische centrum en de wijk Leidsche Rijn; De heldere stedenbouwkundige structuur; Aanwezige structurerende groenelementen op stadsniveau zoals de groene lanen langs de Churchilllaan en de Beneluxlaan en de park/ecologische zone langs het Amsterdam-Rijnkanaal.
18 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Te verbeteren punten en randvoorwaarden zijn: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
Variëteit van stedelijk groen verhogen en bruikbaarheid verbeteren als ondersteuning van de stedelijke activiteiten. Recreatieve route langs het kanaal is wenselijk; Aanvulling op de ontmoetingsplekken en sport en spelvoorzieningen voor de wijk; Overlast van opstelplaatsen voor touringcars verminderen; Profiel van Rooseveltlaan aanpassen aan functie als erftoegangsweg en hoofdfietsroute; Samenhang in bebouwing en openbare ruimte naar hoger niveau tillen; Overschot aan parkeerplaatsen aan Rooseveltlaan verminderen; Bijdrage leveren aan wens naar extra voorzieningen in de wijk; Ontwikkeling van horeca toestaan; Barrièrewerking Churchilllaan en Prins Clausbrug en Meernbrug verminderen.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
19
20 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Hoofdstuk 4 4.1
Planbeschrijving
Aanleiding en d o e l
Dit bestemmingsplan beoogt in navolging van het structuurplan Kanaleneiland Centrum 2006 en in de lijn van de Ruimtelijke Visie Kanaleneiland, de groenstrook langs het Amsterdam-Rijnkanaal opnieuw in te richten en hiermee de hele wijk een impuls te geven. De kansen voor vernieuwing liggen in het toegankelijk maken van de groenstrook als een doorgaande route voor stadsbewoners van Utrecht en het vergroten van de verblijfskwaliteit voor bewoners van de wijk en de aangrenzende buurten. De doorgaande route en het aanbrengen van variatie zijn dan ook de sleutelwoorden voor de toekomstige inrichting.
4.2
Uitgangspunten
4.2.1
Stedelijke betekenis: rondje Kanaleneiland
De Amsterdam Rijnkanaal zone gaat deel uitmaken van een langzaam verkeer rondje Kanaleneiland. Hierop moet geskate, gefietst, gestept , gejogd en gewandeld kunnen worden. De verharding van het rondje moet dit mogelijk maken. Voor een goed, comfortabel rondje moeten barrières worden opgeheven, met name bij de aanlanding van de bruggen over het Amsterdam Rijnkanaal. Het rondje moet zich daarnaast kunnen verknopen met langzaamverkeer verbindingen over de bruggen.
Het rondje Kanaleneiland bestaat uit twee profielen: het Amsterdam Rijnkanaalprofiel, dat ook buiten het rondje over de oevers loopt richting Amsterdam en Tiel en het Merwedekanaalprofiel. Deze profielen spelen in op het karakter van hun kanaal. Naast het Rondje Kanaleneiland van ca. 12 km, zijn er ook kortere rondjes die je over het kanaal brengt via de bruggen. De lengte van deze rondjes varieert tussen 2 en 5 km. Zij maken dat de gebruikers van de Amsterdam Rijnkanaal zone ook de stap over het kanaal kunnen maken naar Papendorp en naar Leidsche Rijn.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
21
4.2.2
Betekenis voor de wijk Kanaleneiland
Door de centrale ligging in de stad zal niet alleen de oostoever worden gebruikt. Door de stap over het kanaal met wonen en werken ontstaan er de eerder genoemde rondjes en gebruik, een uitwisseling tussen de westen oostoever. Kanaleneiland wordt herontwikkeld. Dit biedt kansen om de kwaliteiten van de Amsterdam Rijnkanaal zone als belangrijke groenzone door te laten vloeien richting het oosten de wijk in. Zo genieten niet alleen de bewoners van de Rooseveltlaan aan het kanaal van het groen, maar ook de bewoners 'achter' de Rooseveltlaan. Bij de herstructurering van Kanaleneiland Noord en As Kanaleneiland, maar ook bij de renovatie van Kanaleneiland Zuid dienen de nieuwe en bestaande woonomgevingen een kwaliteitsimpuls te krijgen door goede relaties te maken tussen parken, plantsoenen en andere openbare ruimte met het Amsterdam Rijnkanaal park. De invloed van de Amsterdam Rijnkanaal zone is tot ín de wijk te ervaren. 4.2.3
Wisselwerking ARK zone en As Kanaleneiland
In het plan voor de As Kanaleneiland zijn twee woningbouwlocaties ten noorden van de Churchilllaan gepland. Deze locaties zullen in oost-west richting worden doorsneden met een groene ruimte: de groenzone. Hiermee wordt een groene verbinding gecreëerd tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en het winkelcentrum. De groenzone is naast verblijfsgebied tevens bedoeld als aantrekkelijke route voor voetgangers. Door middel van de groenzone langs de Amerikalaan wordt de verbinding gelegd tussen de park/ecologische zone langs het Amsterdam-Rijnkanaal en Park Transwijk (gelegen buiten het plangebied).
De aanliggende woongebieden krijgen een duidelijke relatie met de park/ecologische zone langs het Amsterdam-Rijnkanaal. Deze zone moet als recreatieve groenzone worden gerespecteerd en versterkt. De As Kanaleneiland is in het stedenbouwkundig patroon, dichtheden, de mate van stedelijkheid, grote variatie in woontypologiën, architectuur, als entree van de wijk bij de Prins Clausbrug een bijzondere structuur binnen de stempelstructuur van Kanaleneiland. Door de As iets richting het water te schuiven wordt de eindeloze rooilijn van de Rooseveltlaan ter hoogte van de Prins Clausbrug onderbroken. Deze verspringing geeft mede de bijzondere betekenis aan van de As binnen Kanaleneiland en het duidt als centrum. De toenadering van de rooilijn van de As richting het Amsterdam Rijnkanaal leidt tot een bijzondere plek in het 22 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
ARK Park. De betekenis van deze plek wordt nog versterkt door de aanlanding van de Prins Clausbrug. De brug leent zich bij uitstek om de bebouwde, stedelijke ruimte een front aan het water te geven, een waterfront. Hierdoor krijgt het stedelijke Kanaleneiland een directe relatie met het kanaal. Om dit te realiseren zal het front ook stedelijk van karakter moeten zijn; een plein. Naast dit tijdelijke (ruig) gebruik dat het waterfront betekenis geeft op het niveau van de stad moet er ook het kleinschalige, dagelijks gebruik vanuit de wijk mogelijk zijn. Niet alleen de stad moet van dit plein kunnen profiteren, maar bovenal ook de buurt. Het mag daarom niet louter een evenementenplein zijn dat er als zodanig uitziet. Het moet ook aantrekkelijk zijn om een drankje te doen in een voorziening op het plein.
4.2.4
Horeca locatie
De horecalocatie is gelegen op een unieke locatie, zowel de ARK-zone als de ontwikkelingen langs de As Kanaleneiland grenzen aan deze plek. Het betreft twee bestaande gebouwen met een karakteristieke uitstraling. De gebouwen vormen een architectonische eenheid. Dit wordt versterkt door de afwijkende vorm en schaal ten opzichte van orthogonale structuur van Kanaleneiland. De uniciteit van deze horecalocatie dient te worden behouden en al dan niet te worden versterkt, waarbij alzijdigheid een belangrijk uitgangspunt is. Eventuele uitbreiding van maximaal 120 m2 bvo footprint van de bestaande gebouwen is mogelijk door middel van een binnenplanse ontheffing, mits één samenhangend, architectonisch ensemble ontstaat. Alle zijden worden aangemerkt als voorkant. De eventuele uitbreiding dient in schaal en maat aan te sluiten bij de bestaande bebouwing van de horecalocatie.
4.2.5 Ÿ Ÿ
Ÿ
Conclusie
Toevoeging van nieuwe kwaliteiten aan het plangebied. Ruime aandacht voor de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte. Er moet een duidelijk onderscheid ontstaan tussen openbaar en privé gebied. Ook worden hoge eisen gesteld ten aanzien van de veiligheid en leefbaarheid; Aansluiting zoeken bij de bestaande wijk Kanaleneiland door aan te haken op de bestaande stedenbouwkundige structuur van de wijk Kanaleneiland.
Uitgangspunten voor het inrichtingsplan zijn: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
De kwaliteit van de recreatieve functies in het gebied wordt versterkt; de aanleg van een langzaamverkeerroute voor fietsers en wandelaars; de parkfunctie langs het Amsterdam-Rijnkanaal moet worden versterkt; de inrichting moet veilig en vandalismebestendig zijn; de mogelijkheid gecreëerd een horecavestiging aan het water te realiseren; pleinfunctie ter hoogte van de As Kanaleneiland; horeca functie op het plein.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
23
24 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Hoofdstuk 5 Onderzoek en randvoorwaarden 5.1
Geluid
Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving; geluid kan hinder veroorzaken. De belangrijkste geluidsbronnen die van belang zijn in het kader van de ruimtelijke inrichting en ontwikkeling, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven/industrie. Hinder kan worden voorkomen door afstand te bewaren tussen geluidsbron en gevoelige bestemmingen. In dit plan is er geen sprake van ontwikkelingen van geluidsbronnen van weg-,spoor- en industrielawaai of bouwen van geluidgevoelige bestemmingen zoals aangewezen in de Wet geluidhinder. Conclusie Toetsing aan de Wet geluidhinder is niet aan de orde bij het vaststellen van het bestemmingsplan.
5.2
Bodem
5.2.1
Bodembescherming en bodemsanering
Op nationaal niveau is in de Wet bodembescherming vastgelegd, hoe met bodemverontreiniging moet worden omgegaan. De wet bepaalt, dat nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en, als deze toch is ontstaan, dat de verontreiniging zo snel en volledig mogelijk moet worden gesaneerd. Oude (historische) bodemverontreiniging moet worden gesaneerd als sprake is van sterke (ernstige) verontreiniging en onaanvaardbare risico's. Qua saneringsaanpak wordt een onderscheid gemaakt tussen immobiele situaties waarbij verontreiniging zich niet uit zichzelf verspreid en mobiele situaties waarbij deze verspreiding wel kan optreden. De gemeente heeft met beide vormen van historische verontreiniging te maken. De gemeente heeft sinds 2005 alle verdachte en reeds onderzochte en gesaneerde locaties in beeld. Ze zijn geregistreerd in het gemeentelijk bodeminformatiesysteem. Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat,moet de bodem direct worden gesaneerd. Dit speelt met name bij bedrijfsmatige activiteiten en calamiteiten op openbaar terrein. 5.2.2
Bodembeheer
De Wet bodembescherming bepaalt via het Besluit bodemkwaliteit van 2008 hoe bij grondverzet met niet ernstig verontreinigde grond moet worden omgegaan. Bij hergebruik van deze grond wordt uitgegaan van het principe "wat schoon is moet schoon blijven en wat vies is mag niet viezer worden". Waar mogelijk wordt een verbetering van de kwaliteit nagestreefd, zodat de bodem duurzaam geschikt wordt voor elk gewenst gebruik. Hergebruik van licht verontreinigde grond bij onverdachte terreinen kan plaats vinden op basis van de bodemkwaliteitskaart (binnen de zone) en conform het bodembeheerplan.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
25
5.2.3
Bodemsanering
Gevallen van ernstige bodemverontreiniging dienen te worden gesaneerd indien er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Bij immobiele verontreiniging in de bovengrond die zich niet kan verspreiden (zoals zware metalen en PAK) wordt uitgegaan van een zogenoemde functiegerichte benadering. Dit houdt in dat de kwaliteitseisen die aan de bodem worden gesteld afhankelijk zijn van de toekomstige bestemming van de locatie. Bij mobiele verontreiniging die zich via het grondwater kan verspreiden, wordt mede afhankelijk van de kosteneffectiviteit, zoveel mogelijk verwijdering van de verontreiniging nagestreefd. Hiermee wordt een zo min mogelijke nazorg bereikt. Een ander uitgangspunt is dat bij nieuw in te richten gebieden of terreinen hogere eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit dan bij milieuhygiënisch onvermijdbare saneringen in gebieden waar geen nieuwe inrichting plaats vindt. Bij nieuwe situaties ligt het criterium voor saneren bij gevallen van ernstige verontreiniging. Voor ontgraving en onttrekking of verplaatsing van ernstig verontreinigde grond en grondwater in gemeente Utrecht is een saneringsplan of een melding volgens het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) noodzakelijk, die moeten worden goedgekeurd door gemeente Utrecht. 5.2.4
Bodem en grondwater
Van het grondwater in het plangebied is bekend dat het vervuild is. In de huidige situatie dienen activiteiten die ingrijpen in de ondergrond rekening met mobiele verontreinigingen te houden. Op grond van de Wet bodembescherming mogen deze niet verplaatst worden. De grondwaterproblematiek in Utrecht is op basis van recentelijk onderzoek echter veel grootschaliger van omvang dan gedacht. Alleen al in het eerste watervoerend pakket (WVP) onder de wijken Binnenstad, West en Noord-West bevindt zich minstens 180 miljoen m3 verontreinigd grondwater met voornamelijk VOCl (gechloreerde koolwaterstoffen). Daarnaast blijkt dat de verontreinigingen in dit gebied vermengd zijn en niet altijd meer goed als losse pluimen te onderscheiden dan wel aan te pakken zijn. 5.2.5
Bodemonderzoek
Bij reguliere bouwvergunningen is een bodemonderzoek noodzakelijk. Dit bodemonderzoek moet aantonen of de locatie geschikt is voor de nieuwe functie en of er gebouwd mag worden. Bouwen op een geval van ernstige bodemverontreiniging wordt zonder saneringsmaatregelen niet toegestaan. Bij grondwateronttrekkingen voor bijvoorbeeld bouwactiviteiten is het verder van belang om te weten of er in de invloedssfeer van de onttrekking een verontreiniging in het grondwater aanwezig is. In een saneringsplan moeten hiervoor voldoende monitoring en tegenmaatregelen worden beschreven. Er zijn ten aanzien van het aspect bodem en water ook andere procedures voor vergunningverlening of melding van toepassing: grondwateronttrekking en infiltratie (Provincie Utrecht), lozing (verontreinigd) water op oppervlaktewater (Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden), lozing (verontreinigd) water op riool (Stadswerken, gemeente Utrecht) etc. 5.2.6
Bodem in het plangebied
In de groenstrook zijn er geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend en op specifieke plekken zijn er lichte tot matige verontreinigingen van grondwater. Zie onderstaande onderzoeken. Over de gehele strook is een slootdemping bekend, deze volgt de richting van de oevers. Verder zijn op de locatie een aantal bodemonderzoeken bekend: Verkennend bodemonderzoek Rooseveltlaan 0 van 20-2-2007. In de grond is een sterke verontreiniging met PAK aangetroffen. In het grondwater is een matige verontreiniging met arseen aangetroffen. Vermoedelijk is dit onderzoek uitgevoerd ter plaatse van de slootdemping. Vervolgactie is een nader onderzoek geweest en hieruit is een matige verontreiniging met PAK aangetoond. Er is nu geen vervolgactie noodzakelijk. Verkennend onderzoek Kanaleneiland Noord Bernadottelaan 0 van 21-7-2003. In de grond zijn lichte verontreinigingen met zware metalen en PAK aangetoond. In het grondwater is een matige verontreiniging met zink aangetoond. Hier zal nader onderzoek uitgevoerd moeten worden. Conclusie Uit verkennend bodemonderzoek is gebleken dat er verontreiniging in de bodem en in het grondwater 26 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
aanwezig is. Voordat de herinrichting van de groenstrook in uitvoering komt moeten er actuele bodemonderzoeken worden verricht.
5.3
Waterparagraaf
5.3.1
Oppervlaktewater
Amsterdam-Rijnkanaal Het plangebied wordt begrensd aan de westzijde door het Amsterdam-Rijnkanaal. Het Amsterdam-Rijnkanaal verbindt het IJ in Amsterdam via Utrecht en Wijk bij Duurstede met de Waal bij Tiel. Het waterpeil van het Amsterdam Rijnkanaal, ter plaatse van het hier te beschouwen gebied, is 0,40 m –NAP. Rijkswaterstaat is waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder en eigenaar van het Amsterdam Rijnkanaal. De oever aan de oostzijde heeft een regionale waterkerende functie. Dit betekent dat alle werkzaamheden binnen 30 m uit de oever, afhankelijk van het soort werkzaamheden, melding- of vergunningplichtig zijn.
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Aan de oostzijde landinwaarts vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal is het beheer gebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). Het Hoogheemraadschap is hier zowel de waterkwaliteit als de waterkwantiteitsbeheerder. Het waterpeil in het direct aangrenzende gebied is 0,05 m+ NAP. Ter hoogte van de Cortezlaan bevindt zich een duiker die het Amsterdam-Rijnkanaal verbindt met het beheer gebied van HDSR.
Watercompensatie Bij toename van het verharde oppervlak in het plangebied moet conform het beleid van gemeente, waterschap en Rijkswaterstaat extra berging (compensatie) voor de opvang van afstromend hemelwater worden gecreëerd in de riolering, infiltratievoorzieningen, het oppervlaktewater of in een combinatie van deze. Als richtlijn geldt een minimale berging van 300 m3 per extra hectare verhard oppervlak. Het oppervlak langs de Roosenveltlaan dat loost op het gemengde rioolstelsel zal niet toenemen, mogelijk zelfs afnemen. Binnen het plangebied neemt alleen het oppervlak toe direct langs het Amsterdam-Rijnkanaal, het oppervlak neemt toe van ca. 0,8 ha. tot ca. 2 ha. De bestaande 0,8 ha watert af op de berm. In overleg met Rijkswaterstaat is er geen compensatie nodig omdat lozing plaatsvindt direct op het Amsterdam Rijnkanaal. Afwatering op het Amsterdam Rijnkanaal hier het meest doelmatig is. Het water is te beschouwen als schoon en het oppervlak is relatief klein ten opzichte van de afvoercapaciteit van het Amsterdam Rijnkanaal. Lozing vindt bij voorkleur plaats via oppervlakkige afstroming of via een hemelwateriool, het aantal lozingspunten door de beschoeiing dient op verzoek van Rijkswaterstaat beperkt te blijven.
5.3.2
Riolering
Het rioolstelsel dat ligt in de de Amsterdam Rijnkanaalzone valt binnen het rioleringsdistrict Kanaalweg. Het rioolstelsel is van het type gemengd, wat inhoud dat het regenwater en het huishoudelijke afvalwater gezamenlijk door een buis worden afgevoerd naar de afvalwater zuiveringsinstallatie. Conform beleid van de gemeente, zoals beschreven in het Gemeentelijke Rioleringsplan 2007-2010, dient ook het hemelwater bij nieuwe ontwikkelingen ter plaatse van het te ontwikkelen gebied worden verwerkt (infiltratie) of direct te worden afgevoerd naar oppervlaktewater in de omgeving van het plangebied.
In het gebied kanaaleilanden wordt het rioolstelsel aangepast zodat het hemelwater apart afgevoerd wordt naar het Amsterdam Rijnkanaal. Ten behoeve van de zuivering van dit hemelwaterstelsel is onder de Prins Clausbrug en ter hoogte van de kruising Martin Luther Kinglaan en Rooseveltlaan een zandfilter gepland, deze constructie bevindt zich ondergronds maar brengt ruimtelijke beperkingen met zich mee ten aanzien van de Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
27
maximale bovenbelasting. Als lozingswerk zal een uitlaat Ø 1000 mm aan de zuidzijde van de Prins Clausbrug worden gerealiseerd. Voor het rioleringsgebied ten noorden van de Churchillaan is een hemelwater uitlaat Ø 1000 mm voorzien ten noorden van Roosenveltlaan 503 en 505. Het realiseren van lozingswerken ten behoeve van riolering moet mogelijk blijven. 5.3.3
Grondwater
De gemeente heeft voortkomend uit de nieuwe wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken de zorgplicht voor het ondiepe grondwater. Vanuit deze zorgplicht streeft de gemeente naar een grondwaterniveau in openbaar gebied van minimaal 0,70 m beneden maaiveld. De eigenaar van het particuliere terrein is verantwoordelijk voor voldoende ontwateringsdiepte op zijn eigen terrein. Mocht het grondwaterniveau op het eigen terrein structureel hoger staan dan 0,70 m beneden maaiveld, dan mag de eigenaar het overtollige grondwater aanbieden op openbaar terrein De gemiddelde grondwaterstand in het gebied van de Amsterdam-Rijnkanaalzone varieert van 0,30 m- NAP aan de oostzijde tot 0,40m- NAP aan de westzijde van het plangebied. Het maaiveld niveau van de Roosenveltlaan is ca. 1,65 m+ NAP. Aan de ontwateringseis in het plangebied wordt ruimschoots voldaan. In het gebied wordt daarom geen overtollig grondwater ingezameld.
5.4
Luchtkwaliteit
Ruimtelijke plannen hebben doorgaans een verkeersaantrekkende werking en veroorzaken een verslechtering van de luchtkwaliteit, waardoor het plan een effect kan hebben op de luchtkwaliteit. Een onderzoek naar de luchtkwaliteit maakt vervolgens inzichtelijk of en zo ja in welke mate er sprake is van een verslechtering van de luchtkwaliteit en indien nodig welke maatregelen genomen moeten worden. Het voorliggende plan is een herinrichting van een bestaande groenstrook. In dat kader is geen sprake van de realisatie van nieuwe bestemmingen met bijbehorende verkeersaantrekkende werking die een negatieve beïnvloeding van de luchtkwaliteit tot gevolg hebben of het realiseren van gevoelige bestemmingen. Nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Conclusie Er is geen sprake van realisatie van nieuwe bestemmingen met een verkeersaantrekkende werking die tot een verslechtering van de luchtkwaliteit zullen leiden.
5.5
Externe veiligheid
5.5.1
Bedrijven (Besluit externe veiligheid inrichtingen BEVI)
In het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven of andere bedrijven die op grond van een andere wetgeving een risicocontour hebben die buiten de inrichtingsgrens komt. Ook buiten het plangebied komen geen bedrijven voor waarvan het invloedsgebied over het plangebied valt. Externe Veiligheid bij inrichtingen is voor dit bestemmingsplan dus geen relevant thema. 5.5.2
Vervoer gevaarlijke stoffen
Het veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is verwoord in de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS), vervolg en samenvatting van de nota RNVGS. De circulaire geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes en geeft de normering aan voor Plaatsgebonden Risico en Groepsrisico. De normhoogte voor Plaatsgebonden risico bedraagt 10 -6/jaar voor gevoelige bebouwing. In het kader van de toekomstige vaststelling van het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen is op 15 januari 2008 een definitief ontwerp Basisnet Water opgesteld . Dit Basisnet zal worden opgenomen in het Besluit transport externe veiligheid (BTEV). In dit ontwerp zijn de vaarwegen van Nederland ingedeeld in enkele klassen. Het ARK behoort tot de zogenaamde zwarte vaarwegen. 28 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
In onderstaande tabel is samengevat welke eisen ten aanzien van externe veiligheid zullen worden gesteld.
Categorie route Belangrijke toegangen naar zeehavens (rood)
Gebruiksruimte voor vervoer PR: geen plafond; PR 10-6 komt naar verwachting niet verder dan de oever; indien PR 10-6 oever nadert, grijpt Rijk in. GR: geen plafond.
Belangrijke binnenvaartwegen (zwart)
PR: geen plafond; PR 10-6 komt naar verwachting niet verder dan de oever; indien PR 10-6 oever nadert, grijpt Rijk in. GR: geen plafond.
Minder belangrijke vaarwegen (groen, klasse II en hoger)
Overige vaarwegen van CEMT-klasse 0 en I (buiten het basisnet)
5.5.3
PR: geen plafond; PR 10-6 komt naar verwachting helemaal niet voor, ook niet op het water; indien PR 10-6 ontstaat grijpt Rijk in of wordt overwogen om vaarweg alsnog zwart te maken. GR: geen plafond. Geen vgs toegestaan met uitzondering van bunkerschepen tot 300 ton.
Maatregelen voor RO nieuw Geen nieuwe bestemenning binnen oeverlijn.
Maatregelen voor RO bestaand In het water: uitsterfbeleid woonboten In het pag: geen sanering
PAG 40 meter; afweging wel/niet bouwen en wel/niet specifieke bescherming; Groepsrisicoverantwoording met berekening Geen nieuwe bestemmingen binnen oeverlijn.
In het water: uitsterfbeleid woonboten In het pag: geen sanering
PAG 25 meter en in uiterwaarden; afweging wel/niet bouwen en wel/niet specifieke bescherming; Groepsrisicoverantwoording: berekening alleen nodig indien bevolkingsdichtheid > 1500 pers/ha dubbelzijdig of 2250 pers/ha enkelzijdig. Geen beperkingen voor bebouwing: geen PAG; geen Groepsverantwoording.
Geen beperkingen voor bebouwing: geen PAG; geen Groepsverantwoording.
Geen
Geen
Bestaande bebouwing langs het ARK
In het ontwerp Basisnet water staat verder vermeld dat, indien bebouwing met een dichtheid van ca. 2250 pers/ha wordt gerealiseerd over 1 km lengte, het Groepsrisico ca. 0,1 maal de oriëntatiewaarde bedraagt. Om die reden is pas bij dichtheden daarboven een verantwoording groepsrisico verplicht. De bestaande bebouwing blijft qua dichtheid ver onder de waarde van 2250 pers/ha, zodat ook het huidige Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
29
groepsrisico ver beneden de . 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt. De bestaande flatwoningen langs het Amsterdam-Rijnkanaal liggen binnen de 30 meter zone staan vanaf het kanaal. Voor bestaande bebouwing hoeft er geen sanering plaats te vinden (zie tabel). In het plan is geen sprake van nieuwbouw, maar wel van een functieverandering van 2 woningen in horeca. De toegenomen personendichtheid vanwege deze horecavestigingen is zo gering in vergelijking met de genoemde 2250 pers/ha dat geen wijziging in het groepsrisico optreedt. De horecafuncties liggen op korte afstand van de oever zodat zij binnen het zg. plasbrandaandachtsgebied liggen. Hoewel het BTEV nog niet is vastgesteld, wordt in dit plan geanticipeerd op die delen van het ontwerp Basisnet waarvan mag worden aangenomen dat zij in het BTEV zullen worden opgenomen. Om die reden dient afgewogen te worden of 2 horecavestigingen binnen het toekomstig plasbrandaandachtsgebied verantwoord zijn. De vestiging hiervan wordt verantwoord geacht omdat het geen woningen betreft. In woningen zullen mensen ook slapend aanwezig zijn, terwijl de aanwezigen in de horeca steeds in wakende toestand aanwezig zijn. Dit is een positieve factor wat betreft de zelfredzaamheid van de aanwezigen. Om deze reden wordt de functiewijziging van woningen in horeca verantwoord geacht tegen de achtergrond van wat met het toekomstig beleid ten aanzien van plasbrandaandachtsgebieden wordt beoogd. Conclusie In het plangebied is geen sprake van overschrijding van de risiconormen die zijn vastgesteld voor externe veiligheid.
5.6
Groen
5.6.1
Wettelijk kader
De Flora- en Faunawet van 2002 beschermt bepaalde dieren en planten, door de aantasting tegen te gaan van hun leefgebied als gevolg van ruimtelijke plannen. De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan moet door onderzoek nagaan, of in het plangebied sprake is van beschermde dieren en planten waarvan het leefgebied kan worden aangetast. Als dat het geval is, moet een ontheffing van de wet worden verkregen van het ministerie van LNV. Bij de aanvraag van een ontheffing moet worden ingegaan op compenserende maatregelen. Bij een bestemmingsplan is onderzoek vooral relevant, als door het plan andere functies worden toegekend aan grondoppervlak waar beschermde soorten kunnen voorkomen. De quick-scan is uitgevoerd door Bureau Waardenburg, de rapportage is als bijlage bij het bestemmingsplan in te zien. Uit de quick-scan naar beschermde soorten is gebleken dat in het plangebied drie beschermde plantensoorten voorkomen, te weten de tongvaren (Asplenium scolopendrium), gele helmbloem (Pseudofumaria lutea-alba) en prachtklokje (Campanula persicifolia). Alle drie de soorten zijn opgenomen in Tabel 2 van de Flora- en faunawet. De tongvaren is aangetroffen in putten van de Rooseveltlaan, de twee andere soorten aan randen van tuinen en een berm net buiten het plangebied. De ingreep leidt niet tot aantasting van deze groeiplaatsen. Er is een foeragerende grote bonte specht waargenomen in het plangebied (Dendrocopus major). maar geen (beschermde) nestlocatie. Het kappen van een of enkele populieren zal geen negatieve effecten hebben op deze soort, gezien het aantal resterende bomen en eventuele nieuwe aanplant. Er zijn een aantal foeragerende vleermuizen aangetroffen, maar het plangebied is vooralsnog geen belangrijk foerageergebied of vliegroute voor vleermuizen. Verwacht wordt dat het gebied een aantal algemene soorten huisvest, waaronder egel, bosmuis en veldmuis, maar gezien het intensieve beheer zal de dichtheid van deze soorten laag zijn. 5.6.2
Bomenbeleid
De gemeente Utrecht ontwikkelt specifiek beleid voor onder andere bomen. Het beleid is verwoord in de “Bomenbeleid Utrecht - Concept” van februari 2009. Een onderdeel ervan is de Bomenkaart. Het genoemde bomenbeleid is vastgesteld door B&W. De Bomenvisie schrijft voor dat in ruimtelijke plannen een bomenparagraaf moet worden opgenomen. Een 30 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
ander belangrijk element van het beleid is, dat de waarde van bomen die moeten verdwijnen bij ruimtelijke ontwikkelingen door de gemeente moet worden vastgesteld. Als het verdwijnen van bomen onvermijdelijk is, moeten ze in principe elders binnen het plangebied of de gemeente worden herplant. Een ontheffing van de herplant is mogelijk. Conclusie De ingreep leidt niet tot aantasting van de groeiplaatsen van de drie aangetroffen beschermde plantensoorten. Het plangebied is is geen belangrijk foerageergebied of vliegroute voor vleermuizen. De dichtheid van algemene soorten zal laag zijn.
5.7
Duurzame ontwikkeling
Onder duurzame ontwikkeling wordt een ontwikkeling verstaan die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Dit houdt in dat het streven is naar een evenwicht tussen de 3 P's. People (sociale component),Planet (ecologie en milieu) en Profit (economie). Voor gebruikers levert duurzaamheid een hoog kwalitatieve leefomgeving door verhoging comfort, veiligheid en gezondheid. Het levert tevens kostenbesparing op én het is goed voor het milieu. Herinrichten van de groenstrook leent zich bij uitstek om duurzame ontwikkeling mee te nemen in de ontwerpfase. Duurzame ontwikkeling is een verzameling van allerlei kwaliteitsaspecten in de stedenbouwkundige opzet en bij bouwplannen die een bijdrage kunnen leveren aan "duurzaamheid", kwaliteit op de langere termijn met een lage milieubelasting of ter compensatie van eventuele veel grotere milieubelasting elders. Dat kan op vele vlakken liggen: behoud, versterken of terugbrengen van bestaande waarden (landschapsstructuren, bodemgesteldheid, natuurwaarden); meervoudig ruimtegebruik of functiemenging; toepassen van duurzame bouwmaterialen; hergebruik van materialen, beperken of scheiden van afval; afkoppelen van water en natuurlijk energiebesparing of toepassen van duurzame energie en nog veel meer. Bij duurzame ontwikkeling gaat het over alle processtappen, van initiatief via ontwerp, uitvoering tot oplevering, over alle levensfasen in de gebouwde omgeving, van stedenbouw via nieuwbouw, gebruik tot sloop, over alle thema's, zoals materiaalgebruik, energie, water, groen, binnenmilieu, flexibiliteit en uitgestrekt over alle sectoren van woningbouw via utilitaire bouwwerken tot de GWW-sector[i] Voor de GWW-sector geldt het Handboek Openbare ruimte, bijlage Duurzaam materiaalgebruik openbare ruimte. Een ander nuttige instrument is het Nationaal Pakket Grond-, Weg- en Waterbouw (GWW), waarin een checklist is opgenomen voor duurzaamheid in deze sector.
5.8
Energie
Hoewel energie een thema is binnen de brede betekenis van duurzaam bouwen, wordt het vaak apart genoemd en toegelicht. Utrecht heeft de ambitie om in 2030 als gebied CO2-neutraal[ii] te zijn, de eigen organisatie al in 2012. Teneinde dat te realiseren zullen alle partijen in de stad daar een bijdrage in moeten leveren, bij nieuwe ontwikkelingen en in bestaande bouwwerken, in de stappen behoefte beperken, inzet van duurzame bronnen en tenslotte efficiënte opwekking. De eerste stap is natuurlijk een herinrichting met een zo gering mogelijke warmte-, koude- en krachtvraag.
5.9
Leefomgevingskwaliteit van de openbare ruimte
Een belangrijk aspect dat de leefbaarheid van een plan mede bepaalt maar waar geen of onvoldoende wettelijke normen voor zijn is de kwaliteit in/van de (semi-)openbare ruimte. De belevingskwaliteit van de openbare ruimte wordt mede bepaald door de volgende milieuthema's: luchtverontreiniging en geluidshinder.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
31
5.9.1
Luchtverontreiniging
De normen van de Wet luchtkwaliteit gelden ook voor de openbare ruimte. Die normen geven een minimaal te handhaven kwaliteit aan. Afhankelijk van de beoogde functies kan het nuttig zijn om zwaardere eisen na te streven. De luchtverontreiniging is afhankelijk van de directe aanwezigheid van uitlaatgassen van verkeer en de achtergrondconcentratie van luchtverontreiniging. Op basis van de mate van luchtverontreiniging zal het soort gebruik van de openbare ruimte hier op aangepast kunnen worden. Dit betekent bijvoorbeeld zitplaatsen op pleinen niet direct naast een kruising met verkeerslichten en terrassen niet bij een taxi- of busstopplaats. 5.9.2
Geluidshinder
Voor de geluidskwaliteit in de openbare ruimte gelden geen wettelijke regels, maar voor een goede leefomgevingkwaliteit is het verstandig wel maximale niveaus te beogen. Geluidsoverlast is van invloed op het gewenste kwaliteitsniveau voor het verblijven in de openbare ruimte. Er zal dus rekening gehouden moeten worden met het soort gebruik in relatie met de hoeveelheid lawaai op een bepaalde plaats. De spraakverstaanbaarheid is gebruikt als uitgangspunt voor de te kiezen toegestane geluidsniveaus. 5.9.3
Toetswaarden
Voor vier milieuthema's zijn toetswaarden opgesteld om de belevingskwaliteit van het gebruik in de openbare ruimte te bepalen (zie tabel). Het doel van deze toetswaarden is om een instrument in handen te hebben dat als richtlijn kan fungeren voor het bepalen van het soort gebruik in de openbare ruimte. In onderstaande tabel is een aflopende belevingskwaliteit van toepassing. Voor de verblijffunctie zullen strengere richtlijnen gelden voor de vier milieuthema's dan voor lopen of fietsen in die openbare ruimte. Tabel: toetswaarden voor leefomgevingskwaliteit Soort gebruik
Zonuren * (aantal/dag)
Windhinder LuchtOmgevingsgeluid Opmerkingen Overschrijdingskans verontreiniging*** (LA,eq)
Verblijf (zitten)
3
5 m/s** < 1,0% (<4dgn/a)
Verblijf (wandelen) Transfer
2
1,0-2,5% (4-9dgn) Maximaal 15%
< 60 dB(A)
1
2,5-5% (9-18dgn)
< 65 dB(A)
Maximaal 5%
< wettelijke grens Verkeer (fiets) Geen eis 5-10% (18-36dgn) < wettelijke grens Verkeer (auto) Geen eis ---> wettelijke grens * in de periode 19 februari tot en met 21 oktober en voor zonuren met
< 55 dB(A)
deel van de dag kan belangrijk zijn
> 65 dB(A) > 65 dB(A) een zonshoogte hoger dan 10º.
**uitgegaan is van een strengere eis dan in de NEN 8100 is beschreven vanwege de prestatie. Zie voorts de NEN 8100. ***bijdrage lokaal verkeer aan de lokale luchtverontreiniging in percentage van de NO2 norm.
5.10 Archeologie Uitgangspunt voor het archeologisch erfgoed, neergelegd in het Verdrag van Malta, is behoud in-situ, dat wil zeggen het ongestoord laten. Wanneer dat niet mogelijk is dient de waardevolle archeologie gedocumenteerd te worden. De zorg hiervoor is primair de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de grond. De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht geeft inzicht in de ligging van beschermde rijksmonumenten en de gebieden waarvoor een archeologische waarde of verwachting geldt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde archeologische rijksmonumenten, gebieden van hoge archeologische waarde, gebieden van hoge archeologische verwachting en gebieden van archeologische 32 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
verwachting. In de op de gemeentelijke archeologische waardenkaart aangeduide gebieden waar een vergunningsverplichting geldt zijn toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten verplicht om eventuele archeologische resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen. Hierna zal een archeologievergunning worden afgegeven.
Archeologie in het plangebied De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht geeft voor het plangebied de volgende informatie. Het plangebied staat deels aangegeven als gebied van hoge archeologische waarde (rood), deels als gebied van archeologische verwachting (groen). Een deel van het gebied heeft een hoge archeologische waarde omdat uit recent booronderzoek is gebleken dat hier sprake is van de Romeinse Limesweg, de noordelijke grens van het Romeinse rijk. Voor de archeologische verwachting geldt dat hier resten van oude bewoning in de bodem aanwezig kunnen zijn. Indien er in het gebied met hoge archeologische waarde ingrepen in de bodem gepland zijn die dieper gaan dan 50 cm en groter zijn dan 50 m2 zal voorafgaand archeologisch onderzoek moeten plaatsvinden om vast te stellen of hier sprake is van archeologische waarden. Indien er in het gebied met archeologische verwachting ingrepen in de bodem gepland zijn die dieper gaan dan 50 cm en groter zijn dan 1000 m2 zal voorafgaand archeologisch onderzoek moeten plaatsvinden om vast te stellen of hier sprake is van archeologische waarden. Indien er sprake is van archeologische waarden dienen deze veilig te worden gesteld voordat met de bodemingrepen wordt aangevangen.
uitsnede archeologisch waardenkaart
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
33
34 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Hoofdstuk 6 6.1
Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid
Voor de bepaling van de financieel economische uitvoerbaarheid zijn de financiële consequenties van dit bestemmingsplan in beeld gebracht. Het bestemmingsplan is grotendeels een herinrichting van de openbare ruimte, waarbij geen sprake is van een actief gemeentelijk grondbeleid. Dit betekent dat de gemeente Utrecht mogelijk slechts een beperkt initiatief neemt met betrekking tot een (verdere) ontwikkeling van het plangebied in het kader van dit bestemmingsplan. Planschade is mogelijkerwijs aan de orde, daar waar nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. In dit plan is sprake van een nieuwe ontwikkeling, waarbij er een horecavestiging mogelijk wordt gemaakt in twee bestaande woningen.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.2.1
Overleg Rijkswaterstaat in het kader van het IPvE en het inrichtingsplan
Sinds 2008 voert de gemeente Utrecht regelmatig overleg met Rijkswaterstaat (RWS) over de plannen van de gemeente, waardoor rekening kan worden gehouden met de wensen van RWS. RWS heeft haar eisen ingebracht voor het Integraal Programma Van Eisen (december 2008) en ook gereageerd op het Concept-Voorlopig Ontwerp van het inrichtingsplan. Het resultaat van het ontwerpproces is op 15 mei 2009 besproken met Rijkswaterstaat. Zij is eigenaar van een deel van het plangebied; damwand, aanmeerplaatsen en 10 meter van de oever. Het gesprek is voor de gemeente onderdeel van het0 inspraaktraject over het Voorlopig Ontwerp van het inrichtingsplan. De belangrijkste reactie van Rijkswaterstaat is: Ÿ Ÿ Ÿ
Het aanbrengen van extra grond kan de stabiliteit van de kade in gevaar brengen. Bij de voorgestelde hoogten worden geen grote problemen verwacht. Geen hekje tussen het wandel/fietspad en de strook met bolders: een hekje hindert het afzetten van auto's. De verlichting mag de scheepvaart niet hinderen. De armaturen moeten zo worden geplaatst dat ze op het pad schijnen. In een later stadium wordt het verlichtingsplan beoordeeld.
Het belang van Rijkswaterstaat wordt later afgewogen bij de te verstrekken vergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden in de oeverzone. 6.2.2
Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit op de Ruimtelijke Ordening
In de periode oktober en november 2009 is het concept-ontwerp bestemmingsplan aan diverse instanties voorgelegd in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit op de Ruimtelijke Ordening. De navolgende reacties zijn ontvangen en sommige daarvan hebben geleid tot aanpassing. Ÿ Commissie Welstand en Monumenten De Commissie geeft aan dat de in het voortraject besproken uitgangspunten herkenbaar terugkomen in het voorontwerpbestemmingsplan. Het bestemmingsplan is helder van opzet en goed leesbaar. De Commissie geeft aan dat zij haar twijfels heeft over de horecalocatie in de zone aan de Rooseveltlaan tussen de Bernadottelaan en Churchilllaan. Deze locatie wordt in het voorontwerp benaderd als een nagenoeg 'traditioneel' perceel met een voor- en achtergevelrooilijn. Samen met de afdeling Stedenbouw is gepleit voor een bijzondere stedenbouwkundige benadering, waardoor bijvoorbeeld de alzijdigheid meer gewaarborgd kan worden. Eerder is gesproken over een apart postzegelbestemmingsplan voor deze locatie. Tevens kan door de verruiming van de vergunningsvrije bouwmogelijkheden in 2010 op deze locatie door de eigenaren straks relatief veel en hoog bebouwd worden zonder dat daar toestemming voor nodig is. De wens is uitgesproken om de bouwmogelijkheden voor de uitbaters niet teveel vast te leggen en de potentiële meerwaarde van de locatie zoveel mogelijk kansen te geven. 'Traditionele' kavelbeschrijvingen bieden deze garantie niet. Reactie Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
35
Binnen de regels is een aanpassing gemaakt, waardoor de uitbreiding van de horeca locatie onder een ontheffing valt. Bij deze ontheffing is een aantal voorwaarden opgenomen, waaronder de voorwaarde dat er één samenhangend en alzijdig architectonisch ensemble ontstaat. In de toelichting is in hoofdstuk 4 een paragraaf opgenomen over de horecalocatie.Vergunningvrije bouwmogelijkheden zijn er niet voor dit perceel, omdat het perceel een horeca bestemming heeft. De vergunningvrije bouwwerken zijn alleen mogelijk bij een woning (en dus bij een woonbestemming).
Ÿ BRUL, Postbus 3154, 3502 GD, Utrecht De BRUL maakt een tweetal opmerkingen met betrekking tot paragraaf 5.4, externe veiligheid. Gevraagd wordt om aanpassing van een zinsnede. Ten tweede wordt aangegeven dat de adviestaak slechts goed kan worden uitgevoerd als er een recente risicoanalyse wordt toegestuurd waarin rekening wordt gehouden met het aankomende Basisnet. Reactie Paragraaf 5.5 is herschreven. De ARK Zone is specifieker getoetst, waarbij gekeken is naar de bestaande woningen en de nieuwe horeca locatie in het plangebied. Tevens is er een tabel opgenomen over de eisen die ten aanzien van externe veiligheid worden gesteld.
Ÿ Rijkswaterstaat Utrecht, Postbus 555, 3430 AN, Nieuwegein Rijkswaterstaat heeft enkele opmerkingen ten aanzien van het plan: a.
Ten behoeve van het beheer en onderhoud van de vaarweg is het noodzakelijk dat een strook van 30 meter uit de damwand ook de dubbelbestemming waterstaatsdoeleinden krijgt.
Reactie De dubbelbestemming "Waterstaat-Waterkering" wordt opgenomen in de regels en de dubbelbestemming wordt met een breedte van 30 meter wordt op de verbeelding weergegeven.
b.
De toekomstige horeca in de twee bestaande woningen in het plan ligt binnen de 30 meter strook en krijgt ook te maken met de problematiek 'externe veiligheid'.
Reactie Paragraaf 5.5 is herschreven. De bestaande woningen in het plangebied zijn nu beoordeeld in het kader van externe veiligheid.
c.
Ook zullen de plannen moeten passen binnen de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken.
Reactie Er wordt een vergunning in het kader van de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken aangevraagd.
d.
Er wordt geadviseerd nader onderzoek te doen naar de mogelijkheid om een afmeergelegenheid voor partyschepen ter hoogte van de horecabestemming.
Reactie Over de mogelijkheid voor een afmeergelegenheid voor partyschepen wordt momenteel overleg gevoerd. Overigens maakt het bestemmingsplan afmeerplaatsen mogelijk.
Ÿ Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Postbus 550, 3990 GJ, Houten Het Hoogheemraadschap geeft aan dat een waterparagraaf ontbreekt in het bestemmingsplan. In de regels en de op de plankaart moet de dubbelbestemming 'waterkeringsdoeleinden' worden opgenomen. Reactie 36 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Met het Hoogheemraadschap en Rijkswaterstaat is overleg gevoerd en is een waterparagraaf opgesteld. Deze is opgenomen in de toelichting. In de regels is de dubbelsbestemming 'Waterstaat-Waterkering' opgenomen en de dubbelbestemming is als strook van 30 meter breed opgenomen op de verbeelding. 6.2.3
Advies wijkraad
Het Concept-Voorlopig Ontwerp van het inrichtingsplan is op 14 april 2009 voorgelegd aan de Wijkraad. De reactie van de wijkraad is positief met vragen ter verheldering van het ontwerp. De voornaamste aandachtspunten van de wijkraad zijn het beheer, de verlichting en voorzieningen voor jongeren. Het overleg wordt afgesloten met de afspraak om de wijkraad bij het vervolg te betrekken. De wijkraad heeft in het kader van het vooroverleg geen reactie ingediend. 6.2.4
Inspraakresultaten
Bij het opstellen van het plan zijn de buurtorganisaties en de buurtbewoners uitgebreid geconsulteerd. Alle bewoners en betrokken organisaties hebben wijkberichten ontvangen met de inhoud van het plan en het verzoek te reageren. De gemeente Utrecht is zelfs de wijk ingetrokken met een speciaal ingerichte voorlichtingsbus. Iedereen werd zo in staat gesteld om de inhoud van het Voorlopig Ontwerp van het inrichtingsplan te weten en daarop in te spreken. Het concept Voorlopig Ontwerp was via de gemeentelijke internetsite te raadplegen en met het reactieformulier te downloaden. Het concept Voorlopig Ontwerp van het inrichtingsplan heeft van 16 april tot en met 14 mei 2009 ter inzage gelegen. Tussen 19 april tot en met 24 april hebben inspraak - en informatiebijeenkomsten (in de voorlichtingsbus) plaatsgevonden. In totaal zijn 132 formulieren ingevuld met reacties van bewoners. Het aantal bewoners dat zich heeft laten voorlichten is groter. Naar schatting 400 personen hebben gereageerd op het concept Voorlopig Ontwerp of hebben zich laten voorlichten. De groep van 400 personen was een dwarsdoorsnede van de bevolking: jongeren en ouderen, werkenden en gepensioneerden, allochtonen en autochtonen, ouders en kinderen. Ongeveer 30 personen of groepen hebben aangegeven dat ze hun reacties officieel als inspraak wilden indienen. In de bijlage “Inspraakrapport Voorlopig Ontwerp Amsterdam-Rijnkanaal” is het resultaat hiervan weergegeven. Het concept Voorlopig Ontwerp werd over het algemeen positief ontvangen. De meeste mensen reageerden enthousiast op het idee van een boulevard langs het kanaal en idee van meer speelplekken in de groenstrook. Wel werd gehamerd op een goede combinatie van het gebruik door verschillende doelgroepen (kinderen, ouders en ouderen) op een sociaal veilig ontwerp en op een goede regeling van beheer en toezicht. Kanaleneiland kent in vergelijking met andere wijken veel hogere cijfers voor overlast en criminaliteit. De bewoners en gebruikers geven aan dat de verlichting en enkele voorzieningen (openbaar toilet, watertappunt, hondenspeelweide) nog worden gemist in het ontwerp. De wens van de bewoners is om de snelheid van auto's in de Rooseveltlaan te beperken. Verder verwachten bewoners overlast veroorzaakt door berijders van scooters en bromfietsen. De boulevard moet daarom alleen toegankelijk zijn voor niet-gemotoriseerd verkeer. De reacties hebben op een aantal punten geleid tot aanpassing van het inrichtingsplan, namelijk: Ÿ
Ÿ Ÿ
De groenstrook wordt maximaal 0,5 meter opgehoogd bij de Rooseveltlaan en bij de boulevard, zodat er duidelijke randen kunnen worden gecreëerd. Doordat het peil van de Rooseveltlaan hoger is dan het peil van de kade, blijft er een flauwe helling bestaan. Het zicht op het water vanaf de Rooseveltlaan blijft vergelijkbaar met de oorspronkelijke situatie; Er wordt voldoende verlichting aangebracht; De trottoirs langs de Rooseveltlaan worden niet verbreed.
6.3
Conclusie
Voor de realisatie van het bestemmingsplan is een voldoende financiële basis aanwezig: het plan is economisch uitvoerbaar. De financiering van beperkte onderdelen van het plan (speelkuilen, plein onder de brug) is nu nog niet duidelijk maar vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan. De conclusie over de maatschappeliijke uitvoerbaarheid is dat er ruim aandacht is besteed voor het creëren van draagvlak voor de herinrichting van de groenstrook langs het Amsterdam-Rijnkanaal. In april en mei zijn omwonenden over de eerste schetsen en ideeën geïnformeerd. In 2009/2010 wordt wederom met omwonenden overlegd over de concrete inrichting van de openbare ruimte en de uitvoering van het Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
37
bestemmingsplan.
38 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Hoofdstuk 7 7.1
Juridische planopzet
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag heeft gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven. Het bestemmingsplan Amsterdam Rijnkanaal-zone is opgezet als een eindplan met een bestemmingsplanvlak voor Groen, Verkeer-Verblijfsgebied, Wonen en Horeca. Het bestemmingsplan is conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) opgesteld. Het bestemmingsplan bestaat uit: Ÿ Ÿ Ÿ
een plankaart, de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand; regels toelichting
7.2
Opbouw regels
De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk: Ÿ Ÿ Ÿ
bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden); bouwregels; nadere eisen waar de bestemmingsregeling dat mogelijk maakt;
7.3
Artikelsgewijze toelichting
Op de bestemmingen is in deze paragraaf een nadere toelichting opgenomen. Groen De groenbestemming biedt ruimte voor een invulling als park met daarbij behorende speelvoorzieningen, verhardingen, straatmeubilair en fiets- en voetpaden voor langzaam verkeer en wegen met een functie voor het bestemmingsverkeer. Ÿ
Ÿ Horeca Deze bestemming wordt opgenomen voor de twee vrijstaande panden aan de Rooseveltlaan. De panden mogen wel bewoond worden op de verdieping. Indien horeca niet exploitabel blijkt is binnen de bestemming een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'maatschappelijke doeleinden' opgenomen. Ÿ Verkeer-Verblijfsgebied Het vlak met de bestemming Verkeer-Verblijf heeft in het voorlopig ontwerp van de visie op de inrichting van de ARK zone een plein functie. Het is een verblijfsgebied voor langzaam verkeer, waarin ook bestemmingsverkeer mogelijk is. Ook is er binnen de bestemming ruimte voor groen en water. De boulevard is ook aangeduid als Verkeer-Verblijf. De bestemming Verkeer-Verblijf is ook opgenomen voor de Rooseveltlaan. Deze strook is bedoeld voor gemotoriseerd en langzaam verkeer. Ÿ Wonen De bestaande flatgebouwen in het plangebied krijgen de bestemming wonen. Ÿ Waterstaat - Waterkering Een strook van 30 meter vanuit de waterkant heeft de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering gekregen. Ÿ Algemene ontheffingsregels Hierin zijn onder meer de ontheffingsregelingen opgenomen, die kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 al een ontheffing verleend kan worden. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, het plaatsen van objecten van beeldende kunst, het realiseren van kleine nutsgebouwtjes, het plaatsen van zend- en/of sirenemasten of waarschuwingsmasten tot Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
39
een hoogte van maximaal 55 meter.
40 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Bijlagen
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
41
42 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Bijlage 1 Notitie beschermde soorten ARK-Zone
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
43
44 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Bijlage 2 Inspraak groenstrook Amsterdam Rijnkanaal
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
45
46 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Regels
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
47
48 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Hoofdstuk 1 Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is; hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang. 1.2
aanbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 1.3
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5
afhaalzaak:
een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse. 1.6
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.7
bebouwingspercentage:
het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. 1.8
bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. 1.9
bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet. 1.10
bestaand gebruik:
het op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezige gebruik. Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
49
1.11
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak. 1.12
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.13
bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. 1.14
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.15
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak. 1.16
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.17
bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel. 1.18
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.19
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.20
dak:
een bovenbeëindiging van een gebouw. 1.21
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.22
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.23
horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
50 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
1.24
kap:
een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk. 1.25
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van recreatieve activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken. 1.26
Lijst van Bedrijfsactiviteiten:
de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (LvB) die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving. 1.27
Lijst van Horeca-activiteiten:
de Lijst van Horeca-activiteiten (LvH) die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van horeca-activiteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving. 1.28
niet-permanente standplaats:
het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel gedurende het zomerseizoen. 1.29
niet-permanente verblijfsrecreatie:
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik van tijdelijke aard is, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op een kampeerterrein voor niet langer dan het zomerseizoen door personen die hun hoofdverblijf elders hebben. 1.30
nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. 1.31 a. b. c.
peil:
voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg; voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld; voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.32
plan:
het bestemmingsplan Amsterdam Rijnkanaal - zone van de gemeente Utrecht. 1.33
pleziervaartuig:
elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport, met uitzondering van een surfplank. 1.34
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
51
1.35
recreatiewoning:
een permanent gebouw, geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend of hoofdzakelijk te worden gebruikt als recreatieverblijf, door personen die hun hoofdverbiljf elders hebben. 1.36
recreatiewoonschip:
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als recreatieverblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. 1.37
seksinrichting:
hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar. 1.38
stacaravan:
een caravan die als een bouwwerk in de zin van de Woningwet valt aan te merken. 1.39
verblijfsmiddelen:
voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, woonketen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voorzover deze geen bouwwerken in de zin van de Woningwet zijn. 1.40
voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. 1.41
woonboot:
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning. 1.42
zandfilter
een voorziening om doormiddel van (een) zand(pakket) water te filteren\ zuiveren.
52 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.2
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.3
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.4
de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het hoogste punt van de kap. 2.5
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.6
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
53
54 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h. i.
3.2
een park; groenvoorzieningen, gazons en beplantingen; voet- en fietspaden; kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen; bermen en bermsloten; speelvoorzieningen, waaronder voetbalvoorzieningen; water, waterbeheer en waterberging; onderhoudspaden en -stroken ten behoeve van de aangrenzende bestemming(en); en bij de bestemming behorende (ontsluitings)wegen, waaronder pleinen, nutsvoorzieningen, hondentoiletten- en speelweiden, straatmeubilair, (ondergrondse) afvalcontainers, kunstwerken waaronder duikers, kademuren, bolders, bruggen, aanlegplaatsen en faunapassages en bijbehorende verhardingen. Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: 3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erf - en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen; b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen zoals voetbalkooien mag niet meer dan 8 m bedragen; c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen; e. het bepaalde onder d geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer, hiervoor geldt dat de (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
55
Artikel 4 4.1
Horeca
Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
4.2
horecavestigingen, met dien verstande dat uitsluitend horecabedrijven uit de categorie B, C, D1 en D2 van de Lijst van Horeca-activiteiten zijn toegestaan; wonen uitsluitend op de verdieping; de bij de bestemming behorende fiets- en voetpaden, pleinen, verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer en waterberging. Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: 4.2.1 Gebouwen a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, tot een maximum van 100%; b. de hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' en 'maximum bouwhoogte', mag niet worden overschreden; 4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen. 4.3
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. b. c. 4.4
bouwen buiten het bouwvlak is toegestaan, tot een maximum van 120m²; de hoogte ter hoogte van de aanduiding 'maximum bouwhoogte', mag niet worden overschreden; alle zijden van het gebouw worden aangemerkt als voorkant; Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het gebied, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied', wijzigen naar 'Maatschappelijke Doeleinden' met in achtneming van de volgende regels: a. de regels van artikel 4.2, 4.3, 4.4 worden in acht genomen; b. de horecafunctie dient aantoonbaar permanent beëinigd te zijn.
56 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Artikel 5 5.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h.
5.2
verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer; ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' voor een onderdoorgang; plein; water, waterbeheer en waterberging; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; speelvoorzieningen; en bij de bestemming behorende wegen, pleinen, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, hondentoiletten- en speelweiden, (ondergrondse) afvalcontainers, straatmeubilair, kunstwerken waaronder duikers, kademuren, bolders, bruggen, aanlegplaatsen en bijbehorende verhardingen. Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: a. b. c. d. e.
5.3
de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m² per gebouw; de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 2 meter; de bouwhoogte van speelvoorzieningen zoals voetbalkooien mag niet meer dan 8 m bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter. Het bepaalde onder c geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer. Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2 onder a en lid 5.2 onder b voor: a. b.
afwijkingen van de maximale oppervlakte van een gebouw tot ten hoogste 20 m². afwijkingen van de maximale bouwhoogte van een gebouw tot maximaal 4 meter.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
57
Artikel 6 6.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met de daarbij behorende tuinen en erven en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven. 6.2
Bouwregels
Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: 6.2.1 hoofdgebouwen a. het bestaande aantal woningen mag niet worden uitgebreid, tenzij anders is aangegeven; b. per bouwperceel mag slechts één hoofdgebouw worden gebouwd; c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen magen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven. 6.3
Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien: a. b. c.
d.
het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf niet groter is dan 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 40 m²; het, in geval van bedrijfsactiviteiten, bedrijfsactiviteiten betreft in maximaal categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten waarvoor geen milieuvergunning is vereist; geen sprake is van verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte; geen sprake is van detailhandel, horeca, afhaalzaken en/of belhuizen.
58 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Artikel 7 7.1
Waarde - Archeologie
Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde- Archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting. 7.2
Specifieke gebruiksregel
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
59
Artikel 8 8.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden en het onderhoud van de waterkering naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen. Het belang van de waterkering prevaleert boven de overige doeleinden die voor de betrokken gronden zijn gegeven. 8.2 1.
2.
8.3
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 m; Op de gronden met de bestemming Waterstaat-Waterkering mag ten behoeve van andere, daarmee samenvallende bestemmingen slechts worden gebouwd indien en voorzover de belangen van de waterkering hierdoor niet worden geschaad. Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.2 voor:
a.
b.
het bouwen van gebouwen ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering; het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
60 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Hoofdstuk 3 Artikel 9
Algemene regels
Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
61
Artikel 10
Algemene bouwregels
Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's en afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m.
62 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Artikel 11
Algemene gebruiksregels
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van of het laten gebruiken van: a. b. c. d. e. f. g.
h.
onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens; onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen; het gebruik van stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning; onbebouwde gronden als kampeerterrein; het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan; onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen; onbebouwde gronden als ligplaats voor woonboten, pleziervaartuigen en/of recreatiewoonschepen.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
63
Artikel 12
Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van: a. b.
c. d.
e.
f.
g.
de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; de bestemmingsbepalingen voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven; het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen; het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden; de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt; de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m; het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen en andere ondergeschikte bouwdelen.
64 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Artikel 13
Algemene procedureregels
Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid of het stellen van nadere eisen, zoals bedoeld in deze regels, worden de navolgende procedureregels in acht genomen: a. b.
c.
het ontwerpbesluit tot ontheffing of het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage; burgemeester en wethouders maken de onder a bedoelde ter inzage legging tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke en electronische wijze; gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijke en/of mondelinge zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
65
66 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Hoofdstuk 4 slotregels Artikel 14 14.1 1.
2. 3.
2.
3.
4.
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 1.
Overgangs- en
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
67
Artikel 15
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Amsterdam Rijnkanaal - zone.
68 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
StadsOntwikkeling
Bijlagen Toelichting Lijst van Horeca-activiteiten Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen, in het bestemmingsplan bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven. In dit bestemmingsplan is een functionele differentiatie in "harde" tot "zachte" typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogd de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen. De Lijst van Horeca-inrichtingen kent een indeling in vier categorieën. De categorieën van A tot en met D lopen af in de zwaarte van de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen. In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type-indeling van de inrichting. De volgende categorieën van horecabedrijven zullen voortaan worden onderscheiden met als uitgangspunt hun invloed op het woon- en leefklimaat: Categorie A. Categorie B. Categorie C. Categorie D.
Discotheek; bardancing; zaalverhuur/party-centra (regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek-/dansevenementen, i.t.t. zaalverhuur t.b.v. congressen en seminars) Café; bar; brasserie Cafetaria; snackbar; grillroom; fastfood-restaurant; automatiek; snelbuffet Restaurant; bistro; crêperie, lunchroom;konditorei; Koffie-/theehuis; Ijssalon
Onderscheid café-disco Het verschil tussen een café en een disco zit in het gelegenheid geven tot dansen als wezenlijk onderdeel van de inrichting. Cafetaria/snackbar Het verschil tussen een lunchroom en een cafetaria/snackbar zit in het feit dat cafetaria al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren verstrekt. Het betreft hier laagdrempelige inrichtingen met veel in- en uitgaande bewegingen, die veelal laat open zijn. Deze zaken zijn hoofdzakelijk ingericht voor het meenemen dan wel snel nuttigen ter plaatse van etenswaren. De aantasting van het woon- en leefklimaat wordt vooral veroorzaakt door afval op straat van buiten de inrichting geconsumeerde spijzen en de daarbij behorende stank- en geluidsoverlast. Afhaalcentra Een winkel met als nevenfunctie een horecavoorziening valt bestemmingsplan technisch gezien onder de detailhandelsfunctie. Voorwaarde is dat het horeca-aspect een ondergeschikt deel uitmaakt van het geheel. Hiermee wordt voorkomen dat het probleem van branchevervaging leidt tot het vestigen van winkelfuncties die in de loop van de tijd veranderen in horecafuncties. Definitie afhaalcentrum: "detailhandelsvestiging met een horeca-exploitatievergunning op grond van de horeca-exploitatieverordening Utrecht". Additionele horeca Bij deze categorie gaat het om horeca-activiteiten die neven- of ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van de instelling. Deze activiteiten worden juridisch-planologisch gezien niet onder de functie "horeca" begrepen, maar onder de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling sociaal-culturele/maatschappelijke/(sportief-)recreatieve doeleinden) gerekend. Voor de toepassing van de Lijst van Horeca-inrichtingen wordt onder een horecabedrijf het volgende begrepen: een bedrijf of instelling waar 1. bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of; 2. bedrijfsmatig zaal accommodatie wordt geëxploiteerd. Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)
69
Categorie: A
B
C
D1
D2
Inrichting: discotheek bar-dancing zaalverhuur/party-ce ntra1
Activiteiten: Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren, alsmede de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken ter plaatse, al dan niet met levende muziek en al dan niet met kleine etenswaren. Het accent ligt op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen . café Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van bar (alcoholhoudende) dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet brasserie met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren. Het accent ligt op de verstrekking van drank . cafetaria Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al snackbar dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide etenswaren, met als grill-room nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije dranken.Het accent fastfood-restaurant ligt op de verstrekking van al dan niet voor consumptie ter plaatse automatiek snelbuffet bereide, kleine etenswaren . restaurant Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van bistro maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het crêperie verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. lunchroom, Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het al dan niet voor konditorei gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken. koffie-/theehuis
Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholvrije dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verstrekking van alcoholvrije dranken.
Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van consumptie-ijs voor gebruik ter plaatse. Daghoreca (D.2) is gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor detailhandel, conform de winkeltijdenwet en de gemeentelijke regelgeving aangaande winkeltijden. Bij deze horeca moet de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit te passen binnen een overwegend winkelgebied (centrumgebied) en is zij geheel of overwegend gebonden aan c.q. ondersteunend voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied. 1regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek- en dansevenementen, in tegenstelling tot zaalverhuur voor congressen en seminars. ijssalon
Voor de toepassing van de lijst van horeca-inrichtingen wordt onder een horecabedrijf het volgende begrepen een bedrijf of instelling waar: 1. 2.
bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of, bedrijfsmatig zaal accommodatie wordt geëxploiteerd.
70 Bestemmingsplan "Amsterdam Rijnkanaal - zone" (ontwerp)