Bartok
2
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Situering en begrenzing plangebied Aanleiding en doel Opzet bestemmingsplan Geldende plannen
Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3
Beschrijving bestaande ruimtelijke situatie Historische ontwikkeling Ruimtelijke en functionele structuur Omgeving en openbare ruimte
9 9 12 13
Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.6.1 3.6.2 3.6.3 3.6.4 3.6.5 3.6.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12
Wettelijk- en beleidskader Inleiding Ruimtelijk beleid Rijks-, provinciaal en regionaal beleid Gemeentelijk beleid Woonbeleid Welstandsbeleid Verkeersbeleid Milieubeleid Geluid Luchtbeleid Hinder Externe Veiligheid Bodem Duurzaam Bouwen Groenbeleid Waterbeleid Monumenten- en archeologisch beleid Economisch beleid Coffeeshopbeleid Prostitutiebeleid
15 15 15 15 17 19 20 21 21 22 22 23 23 24 24 24 25 27 28 30 30
Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.5.1 4.5.2
Ruimtelijke- en programmatische aspecten Ruimtelijke structuur en vorm Openbare ruimte Verkeer Parkeren Programmatische aspecten Commerciële functies Wonen
31 31 33 33 33 33 33 34
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
5 5 5 7 7
3
Hoofdstuk 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.9.1 5.9.2 5.10
Milieu- en omgevingsaspecten Inleiding Geluid Lucht Hinder Externe veiligheid Bodem Water Groen en ecologie Archeologie en cultuurhistorie Archeologie Cultuurhistorie M.e.r.-scan
37 37 37 37 38 39 39 41 41 42 42 43 44
Hoofdstuk 6 6.1 6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4 6.3 6.3.1 6.3.2 6.3.3 6.3.4 6.4 6.5
Planbeschrijving en -verantwoording Inleiding Opzet van de regels Inleidende regels Bestemmingsregels Algemene regels Overgangs- en slotbepalingen Verantwoording van de regels Afzonderlijke bestemmingen Centrum Verkeer - verblijfsgebied Dubbelbestemmingen Handhaving Exploitatie
45 45 45 45 45 46 46 46 46 47 48 48 49 50
Hoofdstuk 7 7.1 7.2
Procedure Vooroverleg Terinzagelegging (ontwerp-bestemmingsplan)
51 51 51
Nota van Randvoorwaarden Bartok Uitvoeringsprogramma zuidelijke binnenstad Akoestisch onderzoek en onderzoek luchtkwaliteit Geo-hydrologisch onderzoek Ecologisch onderzoek
53 53 53 53 53 53
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
4
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Toelichting Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Situering en begrenzing plangebied
Het plangebied ligt in het zuidelijk deel van de Arnhemse binnenstad en wordt begrensd door de Kleine Oord in het noorden, de Nieuwstraat in het oosten, de Langstraat in het zuiden en de Vossenstraat in het westen. Op afbeelding 1 is de ligging van het plangebied weergegeven, voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de plankaart.
Afbeelding 1. Ligging plangebied
1.2
Aanleiding en doel
Bartok maakt onderdeel uit van de zuidelijke binnenstad en grenst aan Rozet en de locatie van het aardvarken-kunstwerk. In 2008 is voor de herontwikkeling van de Bartok locatie, gelegen in het zuidelijke deel van de binnenstad, een nota van randvoorwaarden vastgesteld (zie bijlage 1). Deze Nota van Randvoorwaarden is in 2014 geactualiseerd. In deze Nota van Randvoorwaarden wordt aangegeven dat de huidige bebouwing van het westelijke deel van de Bartok-locatie zal worden gesloopt. Op deze plaats komt een groter gebouw met op begane grond ruimte voor commerciële functies (zoals een supermarkt) met daarboven appartementen. Dit nieuwe gebouw past niet binnen de grenzen van het geldende bestemmingsplan en daarom moet het bestemmingsplan worden aangepast. Voor het overige deel van het plangebied waaronder de parkeergarage Rozet wordt de bestaande situatie bestemd.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
5
Afbeelding 2: Geldende plannen
6
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Afbeelding 2. Luchtfoto van de binnenstad met het deelgebied Bartok
1.3
Opzet bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bestaat uit een kaart en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen samen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
1.4
Geldende plannen
Het bestemmingsplan 'Bartok' is een algehele herziening van de geldende plannen, voorzover van toepassing op dit plangebied. Onderstaand overzicht geeft weer welke bestemmingsplannen (deels) komen te vervallen. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Bij elk plan is de datum van vaststelling en goedkeuring weergegeven. 282
bestemmingsplan
Nieuwe Weerdjes
302
bestemmingsplan
Nieuwe Weerdjes I
376
bestemmingsplan
Vossenstraat
516
bestemmingsplan
Weerdjesstraat - Langstraat
661
bestemmingsplan
Binnenstad en Singels
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
20-04-1976 1977 16-06-1981 1981 19-11-1984 1985 02-12-1991 1992 15-03-2005 2005
15-0603-0815-0709-0423-08-
7
Afbeelding 4: fragment kaart van Blaeu 1658
8
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Hoofdstuk 2 2.1
Beschrijving bestaande ruimtelijke situatie
Historische ontwikkeling
Het plangebied ligt op de grens tussen de middeleeuwse binnenstad en de 19e eeuwse stadsuitbreiding de Weerdjes. In afbeelding 4 is een fragment van de kaart van Blaeu uit 1658 opgenomen waarop het plangebied te zien is. Nummer 25 verwijst naar "Aan den kleinen Oord", herkenbaar zijn de Kortestraat (15) en de Weverstraat (16). De huidige Langstraat, op de kaart "Achter de Broeren" genoemd liep langs de de oude stadsmuur, die de stad scheidde van de groene weerdjes; de stadswaarden waar het vee kon grazen en de warmoestuinen zich bevonden. Met het plan van gemeentearchitect H.I. Heuvelink in 1853 werden de stadswaarden bij de stad betrokken. Het betrof hier een typische 19e eeuwse stadsuitbreiding met een voor die tijd kenmerkende rechthoekig stratenpatroon en dito verkavelingsvorm. In afbeelding 5 is een fragment van de kaart van het plan Heuvelink opgenomen. In geel zijn de nieuwe straten weergegeven. Dwars door het gebied loopt de Weerdjesstraat op de plaats waar op de kaart van Blaeu nog de zogenaamde Nieuwe Haven lag. Haaks op de Weerdjesstraat werden de Vossenstraat en de Nieuwstraat aangelegd. De mooiste percelen lagen aan de Rijnkade waar kapitale villa's werden gebouwd. Aan de hoofdstraten zoals de Oeverstraat en Weerdjesstraat verschenen nette burgerhuizen. De overige gebieden vulden zich met sloppenbouw. De zwakste blokken lagen ter weerszijden van de Langstraat, waar zeer dichte bebouwing doorsneden werd door gangen en stegen.
Afbeelding 5: fragment Plan Heuvelink 1853 In de jaren dertig van de twintigste eeuw werd een begin gemaakt met het saneren van de onbewoonbaar verklaarde sloppen in de Weerdjes. Tijdens gevechtshandelingen in de Tweede Wereldoorlog werd het westelijk deel van het plangebied verwoest. bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
9
Afbeelding 6: uitsnede verwoestingenkaart Het oostelijk deel overleefde het oorlogsgeweld maar omdat in het kader van het wederopbouwplan veel prioriteit werd gegeven aan een goede verkeersafwikkeling is ook deze bebouwing gesloopt. In afbeelding 7 is een fragment van de kaart behorende bij het wederopbouwplan opgenomen, in dit fragment is de doorbraak ter ontsluiting van het centrum goed te zien. Het idee was om het verkeer van de Oude Kraan via een verkeersplein op het Nieuwe Plein naar de Kleine Oord te leiden. Een ander belangrijk uitgangspunt in de wederopbouw van het stadscentrum was de driedeling in functies; een bestuurscentrum, een handelscentrum en een winkelcentrum. Het bestuurscentrum zou gevestigd blijven in de omgeving van de Eusebiuskerk en Markt. Het gebied ten noorden van de lijn Oeverstraat-Kippenmarkt-Schouwburg zou verder als winkelwijk uitgebreid worden en voor het gebied tussen de Oeverstraat en Rijnkade waar ook het plangebied deel van uitmaakt was een handelscentrum gedacht.
10
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Afbeelding 7: fragment Wederopbouwkaart 1953 Terwijl de herbouw van het zuidoostelijk deel van de binnenstad redelijk vlot verliep ging de herontwikkeling van het zuidwestelijk deel veel langzamer. Omdat de centrumfuncties zich steeds meer oostwaarts ontwikkelde in de richting van de Steenstraat kwam het westelijk deel van de binnenstad steeds afzijdiger te liggen. Daarbij nam de economische betekenis van de Rijn steeds verder af waardoor de handelsfunctie onder druk kwam te staan. Steeds meer bedrijven en bewoners trokken dan ook weg uit het gebied. In de jaren zeventig is een deel van de Weerdjes in het kader van de stadsvernieuwing met steun van het Rijk herontwikkeld. In de planvorming kreeg de woonfunctie een centrale plaats. Daarnaast werd bijzondere aandacht geschonken aan de relatie met de Rijn. In 1978 werd de parkeergarage en het appartementencomplex (ontworpen door de toenmalige architektengemeensschap Van den Broek en Bakema) in gebruik genomen. Het complex voorzag in een voetgangerspassage die deel uit moest gaan maken van een verbinding tussen de Rijnstraat en de Rijnkade. Al tijdens de bouw van de parkeergarage werd echter duidelijk dat de plannen voor de route niet van de grond zouden komen. Met de passage, die uitgroeide tot een overlastgevende hangplaats, wist de stad zich jaren geen raad. Tegenwoordig is de voormalige passage omgebouwd tot expositie annex debatruimte.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
11
Afbeelding 8: Galerij onder het appartementencomplex aan de Kleine Oord
Afbeelding 9: Achterkant kantoren op de hoek Vossenstraat / Langstraat
12
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
2.2
Ruimtelijke en functionele structuur
Het plangebied is gelegen in de zuidelijke binnenstad. Door oorlogsschade heeft dit deel van de Arnhemse binnenstad haar historische binnenstadsweefsel verloren. De huidige ruimtelijke opzet is deels het resultaat van de modernistische Wederopbouwplanning en de daarop volgende ontwikkelingen in de jaren 80 en 90. Hierdoor onderscheidt het plangebied zich van het noordelijk aangrenzende middeleeuwse binnenstadsweefsel en het zuidelijk gelegen negentiende eeuwse ruimtelijke patroon van De Weerdjes. Het plangebied kenmerkt zich aan de westzijde een middelgroot gebouwcomplex met en in elkaar overlopende openbare (rest)ruimten. Het grootschalige oostelijk gelegen gebouw heeft de maat en vorm van een bouwblok die meer het stratenpatroon volgt. In dit grote bouwblok zijn aan de noord- en oostzijde woningen gelegen op een onderbouw van gemengde functies en winkels De winkels aan de noordzijde liggen aan een arcade die varieert in breedte. Ten westen hiervan ligt een groene ruimte en een vormloze restruimte waar de toegang tot een congresruimte, de nooduitgangen van de woningen en de parkeergarage zich bevinden. Aan de zuidzijde van het bouwblok is de parkeergarage Rozet gelegen. Het plangebied grenst aan de noordzijde aan de Kleine Oord. Deze weg maakt onderdeel uit van de route tussen Rozet (kenniscluster) en het Kerkplein; een belangrijke langzaam verkeer- en openbaar vervoerroute en koppeling tussen de binnenstad aan het wederopbouwgebied.
2.3
Omgeving en openbare ruimte
De ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte is in de huidige situatie onder de maat. De verblijfswaarde en belevingswaarde van het gebied zijn verbeterd door de komst van het feestaardvarken en Rozet maar dit kan nog verder worden versterkt. Er is in het gebied geen duidelijke scheiding tussen openbaar en privé-gebied en aan de gebouwen kun je moeilijk aflezen wat de functie is. Door de verkeersdoorbraken in het verleden zijn de wegen overgedimensioneerd en vormen zij een groot contrast met het vooroorlogse deel van het centrum. Bovendien is de inrichting van de verschillende straten niet op elkaar afgestemd waardoor de openbare ruimte gefragmenteerd overkomt. Ten zuiden van het plangebied ligt het appartementencomplex de Plataan, ten westen is het Holiday Inn Express hotel gelegen, in het noorden grenst het gebied aan het Veluwepark met daarin het aardvarken-kunstwerk (toekomstige te ontwikkelen "Bartokkwartier") en iets verder westwaarts Rozet.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
13
14
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Hoofdstuk 3 3.1
Wettelijk- en beleidskader
Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.
3.2
Ruimtelijk beleid
3.2.1 Rijks-, provinciaal en regionaal beleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen. Vanuit het rijk wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' bij stedelijke ontwikkeling (wonen, werken detailhandel en overige stedelijke voorzieningen) geïntroduceerd. Daarbij worden de volgende stappen gevolgd: a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte; b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en; c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk. Toetsing plan Met het plan is sprake van herstructurering binnen bestaand stedelijk gebied. In paragraaf 4.5 wordt de ontikkeling getoets aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. In het plangebied zijn geen overige nationale belangen gemoeid. Omgevingsvisie en -verordening Omgevingsvisie De Omgevingsvisie Gelderland vervangt het Streekplan en enkele andere structuurvisies. De Omgevingsvisie richt zich formeel op de komende tien jaar, maar wil ook een doorkijk bieden aan Gelderland op een langere termijn. Veel maatschappelijke vraagstukken zijn zo complex dat alleen een gezamenlijke inzet succesvol kan zijn. In de omgevingsvisie zijn de opgaven voor Gelderland daarom in nauwe samenwerking met partners uitgedacht. Daarbij kijken de provincie en partners vanuit een integraal en internationaal perspectief naar Gelderland. Met deze bestuurlijke strategie kunnen voor Gelderland toekomstbestendige keuzes gemaakt worden.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
15
De provincie heeft in de Omgevingsvisie twee doelen gedefinieerd. Het zijn doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. 1. Een duurzame economische structuurversterking. Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om sterke steden en een vitaal landelijk gebied met voldoende werkgelegenheid. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door het duurzaam versterken van de ruimtelijk-economische structuur. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'. 2. Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving. Dit doel betekent vooral: a. ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek; uitgaan van doelen, niet van regels, b. zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap, c. een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed, d. een gezonde en veilige leefomgeving. Om deze doelen in beleid te vertalen, hanteert de provincie drie aandachtsgebieden: Dynamisch, Mooi en Divers Gelderland. Ontwikkelingen in Gelderland wil de provincie benaderen vanuit elk van deze drie perspectieven, die elkaar aanvullen: Dynamisch: de (ruimtelijk-economische) ontwikkelingen en de geleiding daarvan op provinciaal niveau. Mooi: de Gelderse kwaliteiten die bescherming nodig hebben en ruimte voor behoud door ontwikkeling. Divers: het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Omgevingsverordening De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Wonen Ten aanzien van onderhavig plangebied zijn de regels ten aanzien van het onderwerp 'wonen' relevant. In de verordening wordt aangegeven dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts zijn toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. Toetsing plan Met het plan is sprake van herstructurering binnen bestaand stedelijk gebied. Het gaat niet om een nieuwe woonlocatie dus toetsing aan het Kwalitatief Woonprogramma is niet aan de orde. Er is sprake van een kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad en een kwaliteitsimpuls voor de omgeving. Hiermee wordt bijgedragen aan het provinciale doel om te ontwikkelen met kwaliteit. Het plan is in overeenstemming met het provinciale ruimtelijke beleid.
16
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
3.2.2 Gemeentelijk beleid Structuurvisie Arnhem 2020 De Structuurvisie Arnhem 2020 (vastgesteld in 2012) biedt een strategisch kader voor ruimtelijke planning op stedelijk niveau voor de komende tien jaar. Exacte voorspellingen kunnen voor deze periode niet worden gedaan. Wel tekenen zich bepaalde ontwikkelingen af; een gestaag doorzettende trendmatige groei ligt niet in het verschiet, ruimtevragende functies in de domeinen van wonen, werken en voorzieningen zullen anders kleuren en andere eisen stellen aan de stad. De nieuwe structuurvisie kan omgaan met onzekerheden en biedt toch houvast door het uitzetten van een koers die voortbouwt op de bestaande karakteristieken en diversiteit van de stad. Ruimte moet er zijn om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen, ruimte moet er zijn voor kansen die zich voordoen. De ruimtelijke strategie van de toekomst moet beide verbinden: koers bepalen en kansen benutten. In deze lijn schetst de structuurvisie voor een aantal ‘koersgebieden’, de globale ontwikkelingsrichting en formuleert daarnaast principes. Daarmee wordt duidelijkheid geboden aan toekomstige initiatieven in de stad, zonder een pretentie van het maken van eindplannen. De zuidelijke binnenstad waarvan Bartok deel uitmaakt, valt binnen de karakteristiek 'Stad van licht en ruimte'. De gebieden met deze karakteristiek zijn ontstaan in de tijd na de Tweede Wereldoorlog. Het Wederopbouwplan voor Arnhem van Leupen en Van der Laan is opgezet volgens het principe van licht, lucht en ruimte dat wordt bepleit door het C.I.A.M. (Congrès Internationaux d'Architecture Moderne). Het wederopbouwplan omvat onder meer de herbouw van een groot deel van de binnenstad, grote verkeersdoorbraken, het doorzetten van door de oorlog gestaakte uitbreidingsplannen zoals in Malburgen, en de bouw van een grote nieuwe wijk in Presikhaaf. De binnenstad is benoemd als 'koersgebied'. Dit zijn de gebieden waarin zich ontwikkelingen af spelen die van stedelijk belang zijn en die gebieden hebben iets te bieden aan de stad.In de Structuurvisie is de ontwikkelingsrichting aangegeven en zijn de opgaven benoemd. Voor de zuidelijke binnenstad gaat het dan voornamelijk om: het vergroten van de ruimtelijke samenhang en de breuklijnen tussen deel gebieden laten verdwijnen; verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte; vergroten van het woningaanbod. Toetsing plan Met voorliggend bestemmingsplan past binnen de beschreven opgaven in de zuidelijke binnenstad en dus binnen de Structuurvisie. De herontwikkeling van het Bartokblok moet de verbinding tussen de middeleeuwse stad en de Weedjes vergroten en daarnaast zorgen voor een verbetering van de openbare ruimte. Uitvoeringsprogramma zuidelijke binnenstad Voor de zuidelijke binnenstad zijn de plannen voor Rijnboog niet meer actueel. Toch is de ambitie nog altijd om de samenhang tussen Rijn, binnenstad en Arnhem Centraal te versterken, aantrekkelijke binnenstedelijke woonmilieus te creëren en de kwaliteit van de openbare ruimte versterken. Hiervoor is door de gemeente het Uitvoeringsprogramma zuidelijke binnenstad opgesteld (zie bijlage 2). Het Uitvoeringsprogramma zuidelijke binnenstad (vastgesteld door het college op 16 september 2014) baseert zich op 'luwe woon-en verblijfsgebieden rond de drukke, levendige binnenstad'. De zuidelijke binnenstad ontwikkelt zich stap voor stap. De gemeente geeft het goede voorbeeld door de openbare ruimte op te knappen en de bereikbaarheid te verbeteren. De bouw van Rozet en verbetering van de omgeving laat zien dat particuliere initiatiefnemers en investeerders de overheid volgen: dankzij de komst van Rozet vestigden zich hier het Holiday Inn Express Hotel en De Onderwijsspecialisten. Het Uitvoeringsprogramma doet uitspraken over de basisstructuren, passend binnen de ruimtelijke kaders. Op basis hiervan wordt een programma met projecten en activiteiten gedefinieerd met een bijbehorend investeringsplaatje. Deze kunnen vervolgens los van elkaar worden uitgevoerd afhankelijk van kansen en beschikbare middelen. In het Uitvoeringsprogramma wordt aangegeven dat de historische stadskern met het kernwinkelapparaat letterlijk een centrale positie inneemt. Compactheid, creatief ondernemerschap, bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
17
economische bereikbaarheid en inzet op de “beleving” zijn hier belangrijke thema's. Bedreigingen voor de binnenstad zitten ook in de schil rondom deze kern: de wederopbouwgebieden aan de west- en zuidkant de noordoostzijde (Gele Rijders Plein en omgeving stadsschouwburg). Daar stokt het stedelijk leven: leegstand, weinig verblijfskwaliteit in de openbare ruimte. Daarmee ontstaan opgaven voor de schil. de historische stadskern raakt onthecht van zijn omgeving, waardevolle relaties staan onder druk tussen binnenstad en rivier, binnenstad en Sonsbeek, binnenstad en Coehoorn/Museum/Artez, binnenstad en Spijkerkwartier/ Modekwartier; doembeeld: 'de historische stadskern drijft als een eiland in de leegte'. De gebiedskwaliteiten lopen dus sterk uiteen: een plus in de historische kern en aan de kade, slechtere scores in overige gebieden in de schil. Een Arnhemse kwaliteit is wel het naast elkaar bestaan van 'luwtegebieden' en gebieden met 'reuring': rustig wonen met activiteit om de hoek. Deze typering en waardering laat ook meteen de kansen zien: aanhechting van de historische stadskern aan zijn omgeving inspelen op de luwte en reuring. Op afbeelding 10 zijn de gebieden weergegeven met reuring, de rode lopers en de gebieden met luwte.
Afbeelding 10. Principes zuidelijke binnenstad
18
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Toetsing plan Het Bartokblok is gelegen op een 'breuklijn' tussen de historische stadskern en de zuidelijke binnenstad. Met het Bartokblok wordt de breuklijn hersteld en komt er een geleidelijke overgang tussen beide gebieden. Nota van Randvoorwaarden De gemeente heeft de randvoorwaarden opgesteld in wisselwerking met het vervaardigen van het schetsontwerp. Deze nota van randvoorwaarden dient als: toetsingskader voor de verdere ontwerpuitwerkingen van het gebied; basis voor het op te stellen bestemmingsplan. Op 25 november 2008 heeft het college positief besloten over de nota van randvoorwaarden Bartok. De raadscommissie heeft 12-01-2009 hiervan kennis genomen. Naar aanleiding van de meest recente ontwikkelingen is deze nota geactualiseerd. Deze actualisatie is tevens aangevuld met achtergrondinformatie van het gebied en over bepaalde onderwerpen. In hoofdstuk 4 wordt verder ingegaan op de ruimtelijke- en programmatische aspecten van het plan zoals deze ook in de Nota van Randvoorwaarden zijn opgenomen.
Afbeelding 11. Ruimtelijke structuur (Bron: Nota van Randvoorwaarden) Toetsing plan Het plan dat dit bestemmingsplan mogelijk maakt, past binnen de Nota van Randvoorwaarden.
3.3
Woonbeleid
Woonvisie 2015 In de Woonvisie Gemeente Arnhem 2015 (vastgesteld in 2004) is de basis gelegd voor het gemeentelijk te voeren woonbeleid. In deze Woonvisie staat het motto 'Arnhem aantrekkelijke woonstad in balans' centraal. Bij het opstellen van de Arnhemse Woonvisie is rekening gehouden met wet- en regelgeving en de beleidskaders van andere overheden zoals Brussel, het Rijk, de provincie en de Stadsregio. Met instrumenten als het Woningbouwkompas (WK), de Gebiedsgerichte uitwerking van de 24 wijken en een uitvoeringsgericht woonprogramma (de woonagenda) stuurt de gemeente op een gedifferentieerde woningvoorraad in de stad en op o.a. de (fysiek en sociale) samenstelling en kwaliteit van de woningvoorraad en de woon en leefomgeving in wijken.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
19
De hoofddoelen van de Woonvisie zijn: het bouwen van voldoende nieuwe woningen, daarbij wordt niet alleen gestuurd op aantallen, maar gaat het vooral om de kwaliteit, toekomstwaarde en duurzaamheid van de nieuwe woningen. het vergroten van de keuzevrijheid en zeggenschap van bewoners bij hun woning en woonomgeving het bevorderen van de doorstroming en het doorbreken en verbeteren van de eenzijdige grote goedkope woningvoorraad door te bouwen waar in de woningvoorraad vraag en een tekort aan is. het vraaggericht toevoegen van woningen met een gevarieerde mix aan woningtypen in verschillende prijsklassen waarbij naast het toevoegen van betaalbare koop, het accent ligt op toevoegen van woningen in de daarop aansluitende prijscategorieën middelduur en duur. het bevorderen van het eigen woningbezit in de stad om zo in 2015 meer evenwicht te bereiken in de eigendomsverhouding van huurwoningen en koopwoningen. het stimuleren van allerlei vormen van particulier opdrachtgeverschap of vormen van collectieve samenbouw voor mensen met een grote of kleine beurs, specifieke behoeften (creatieven, zelfstandig ondernemers, idealisten, senioren of mensen met een functiebeperking), die op deze manier hun woonwensen kunnen realiseren. Het Arnhemse woonbeleid speelt hiermee in op de behoefte en wensen van alle woonconsumenten en draagt bij aan meer diversiteit in de bevolkingsamenstelling en de kenmerken die verschillende wijken en buurten bezitten. Wonen, welzijn en zorg Er ligt op het gebied van wonen, welzijn en zorg een stevige fysieke opgave. Dit betekent dat er in woonwijken voor bijzondere doelgroepen en met name voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschaliger aanbod aan levensloopbestendige woningen, woonvormen of andere bijz. woonconcepten, gerealiseerd en gefaciliteerd moet worden, eventueel aangevuld met (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning, toezicht of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen in de directe of nabije woonomgeving. Kamerverhuur Het beleid ten aanzien van kamerverhuur staat het kamersgewijs verschaffen van woonverblijf met maximaal vier personen per (zelfstandige) woning toe. De intensiteit van de bewoning en de mate van overlast bij een dergelijk gebruik zijn immers vergelijkbaar met die van een huishouden bestaande uit vier personen. Voor een woning die kamersgewijs wordt verhuurd aan vijf of meer personen (anders dan in gezinsverband) is een melding brandveilig gebruik op grond van het Bouwbesluit bij de gemeente verplicht. Er is dan sprake van een kamerverhuurbedrijf. In gebieden waar zich veel kamerverhuurbedrijven bevinden kan het noodzakelijk zijn om een maximum vast te leggen aan het aantal kamerverhuurbedrijven, dit aantal te bevriezen of terug te dringen om de leefbaarheid in een gebied of wijk te waarborgen. Daar is in dit bestemmingsplan geen sprake van.
3.4
Welstandsbeleid
Arnhem kiest er in haar welstandsnota (2012) voor variatie waar het kan, bescherming waar het moet. Er wordt getoetst op welstand in gebieden waar dat nodig is om een bepaalde samenhang in de omgeving te borgen. Er is een indeling gemaakt in drie welstandsniveaus die van elkaar verschillen de mate waarin getoetst wordt op welstandscriteria: 'zware toets', 'lichte toets', of 'géén toets'. Toetsing welstandsbeleid Het plangebied ligt in een gebied dat getoetst moet worden met een 'lichte toets'. Voor de zuidelijke binnenstad is ook een kwaliteitsteam ingesteld. Dit kwaliteitsteam is aangesteld om de ruimtelijke kwaliteit in dit gebied te waarborgen. Naast de behandeling in de Commissie voor ruimtelijke kwaliteit zullen plannen in dit gebied ook in het kwaliteitsteam worden behandeld.
20
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
3.5
Verkeersbeleid
Op rijksniveau geeft de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 'Nederland concurrerend, bereikbaar leefbaar en veilig' (SVIR, 2012) de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. De wijze waarop de provincie Gelderland steden, bedrijventerreinen en voorzieningen bereikbaar wil houden staat in het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan (PVVP-2, 2004). De landelijke en provinciale beleidsnota's geven op hoofdlijnen de kaders voor beleid op gemeentelijk niveau. De visie op het verkeer en vervoer in Arnhem blijft uitgaan van het beter benutten van de bestaande ruimte en het stimuleren van openbaar vervoer en fiets. Nieuw is dat we ons niet meer uitspreken tegen de groei van de automobiliteit en dat we meer aandacht vragen voor handige manieren om met deze groei om te gaan en deze groei te beperken, zoals dynamisch verkeersmanagement (slim doorrijden en doseren), het faciliteren van de parkeervraag en mobiliteitsmanagement. Ook de leefbaarheid wordt een steeds belangrijker uitgangspunt bij het slim doseren van verkeer. De gemeente Arnhem heeft haar verkeersbeleid op hoofdlijnen verwoord in de 'Structuurvisie Arnhem 2020/ doorkijk 2040'. De Structuurvisie biedt een strategisch kader voor ruimtelijke planning op stedelijk niveau. Voor mobiliteit biedt het structuurplan een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. Arnhem streeft naar een duurzame bereikbaarheid in een aantrekkelijke en veilige stad. Vooral in de bestaande stad geldt daarbij het principe: eerst de bestaande verkeersruimte beter benutten en pas daarna zoeken naar mogelijkheden tot uitbreiding van de (auto)verkeersruimte. In de structuurvisie is ook de wegencategorisering opgenomen. De verkeersruimte in Arnhem wordt duurzaam veilig (her-)ingericht waarbij twee typen wegen worden onderscheiden: de gebiedsontsluitingswegen (1e en 2e orde) en verblijfsgebieden. De gebiedsontsluitingswegen, zoals de Weerdjesstraat, Trans (onderdeel van de centrumring) Nijmeegseweg en Amsterdamseweg, vormen het Arnhemse hoofdwegennet en kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. Alle andere wegen, waaronder de Vossenstraat, Langstraat en Nieuwstraat, vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten hebben of krijgen het karakter van de 30 km/uur-zone. Veelal zijn het woonstraten. Ook de straten behorend tot het voetgangersgebeid vallen in de categorie verblijfsgebied. Per maart 2013 is een nieuw beleidsplan fietsverkeer 'Nieuwe verbindingen, nieuwe fietsers' vastgesteld. Deze nota is een uitwerking van de inzet voor versterking van het fietsgebruik. De bestaande fietser heeft vooral behoefte aan een samenhangend fietsnetwerk, veiligheid, comfort, snelheid en stallingsvoorzieningen. Per mei 2013 is de beleidsnota openbaar vervoer 'De reiziger centraal' vastgesteld. Deze nota heeft als doel het in stand houden van betaalbaar en kwalitatief goed openbaar vervoer en het doorgroeien naar emissieloos openbaar vervoer. Het openbaar vervoer wordt toekomstvast door een kwaliteitsslag. Voor het onderdeel parkeren gelden beleidsregels en Arnhemse parkeernormen. Deze zijn opgenomen in de Beleidsregels voor toepassing van artikel 2.5.30 van de Bouwverordening gemeente Arnhem 2003'.
3.6
Milieubeleid
In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad. Op 26 mei 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee differentiëren we milieuambities naar verschillende gebieden. Niet overal in de stad streven we immers dezelfde milieuambities na: in een dynamisch centrum accepteren we bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
21
tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt. Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten we in het betreffende gebied willen handhaven of realiseren, wordt ook duidelijk of een bepaalde ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied. 3.6.1 Geluid Wet geluidhinder De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals bijvoorbeeld scholen en zorginstellingen. In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen. Door zonering wordt voorkomen dat bedrijven te veel lawaai mogen maken op de woningen buiten dit industrieterrein: de geluidbelasting van alle bedrijven op een gezoneerd industrieterrein samen mag namelijk op een vastgestelde afstand de norm van 50 dB(A) niet overschrijden. Wanneer een nieuw bedrijf zich wil vestigen op een gezoneerd industrieterrein of wanneer een bedrijf daar wil uitbreiden moet de gemeente er voor zorgen dat de bedrijven gezamenlijk deze geluidsnorm niet overschrijden. De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde). Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde van de gemeente Arnhem van toepassing. Beleidsplan Geluid In 2006 is het beleidsplan Geluid 2007-2010 door de raad vastgesteld. In 2008 is de geactualiseerde versie vastgesteld. Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naar mate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe. 3.6.2 Luchtbeleid De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Het doel van deze wetgeving is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen. Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant: PM10 (fijnstof) 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m 3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden; 2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m 3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden; NO2 (stikstofdioxide) 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2015 niet worden overschreden; 2. de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO2 /m3 mag met ingang van 1 januari 2015 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.
22
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd. In de wet zijn de grenswaarden ten opzichte van eerdere regelgeving ongewijzigd gebleven, maar de wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is in 2009 van kracht geworden. Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit de Wet Milieubeheer te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen voor 2015 op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de Wet Milieubeheer is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2010 - 2014 3.6.3 Hinder In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt. 3.6.4 Externe Veiligheid Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico). Landelijk beleid Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen (artikel 5.1 van de Wet milieubeheer) vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde. Voor de routes (weg, water, spoor en ondergrondse leidingen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt komt in 2009/2010 een AMvB transport. In deze AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) worden ook milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. Gemeentelijk beleid Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid 2006-2009 vastgesteld. Op 16 februari 2009 heeft de gemeenteraad besloten om het beleidsplan met 2 jaar (tot en met 2010) te verlengen. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
23
3.6.5 Bodem Voor een ontwikkelgebied of -locatie moet worden getoetst of de bodemkwaliteit (inclusief grondwater) de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen toelaat. Ook moet worden getoetst of een eventuele bodemverontreiniging gevolgen heeft voor de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling. Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving: 1. Wet bodembescherming (Wbb, 1 januari 2006, gewijzigd 1 oktober 2008 en 1 april 2009), 2. Beleidsnota bodem 2008, Gelderse wegwijzer in bodemland (Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen, 27 november 2007): 3. Beleidsnota 'Hergebruik van licht verontreinigde grond in Arnhem' (november 1999, met aanvullingen in 2001 en 2002). 3.6.6 Duurzaam Bouwen Het gemeentelijke beleid op het gebied van Duurzaam bouwen is vastgelegd in het Programmaplan Arnhem Energiestad 2011-2014 en in de Structuurvisie 2020-2040 (31 mei 2011, respectievelijk 10 december 2012 door de gemeenteraad van Arnhem vastgesteld). Voor duurzaam bouwen hanteert Arnhem de volgende ambities, gebaseerd op de Gemeentelijke Praktijk Richtlijn Gebouw (GPR): Energie 8; Milieu 7; Gezondheid 7; Gebruikskwaliteit 7,5; Toekomstwaarde 7. De gemeente Arnhem heeft als doel deze GPR-streefwaarden voor gemeentelijke bouwwerken bij planvorming in 100% te halen. De ambities zijn opgenomen in het Programma van Eisen (Vastgoedbedrijf Arnhem, 1 november 2012) voor de ontwikkeling van gemeentelijk vastgoed. Marktpartijen worden gestimuleerd en gefaciliteerd met als doel deze GPR streefwaarden te bereiken.
3.7
Groenbeleid
Flora- en Faunawet 2002 De opdrachtgever / initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet. De wet gaat uit van het “nee-tenzij” principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Eind januari 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn 3 beschermingscategorieën: tabel 1. algemeen beschermde soorten tabel 2. beschermde soorten tabel 3. streng beschermde soorten Vogels zijn met name beschermd in het broedseizoen. Er is echter een lijst uit 2009 met vogelsoorten waarvan de nesten het hele jaar door zijn beschermd. Daarin is ook een lijst met vogelsoorten opgenomen die alleen jaarrond zijn beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen, de categorie 5-soorten . Groenplan De gemeente Arnhem streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswensen moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld. Het Groenplan Arnhem bevat een samenhangende visie op de ontwikkeling, inrichting en beheer van het groen in en om de stad Arnhem, voor de korte (2004-2007) en de middellange termijn (2015). Het is een sectoraal plan, geschreven vanuit de wens om het groen in de stad te bewaren en te versterken. Visies op het gebied van ecologie, water, landschap en cultuurhistorie en gebruikswensen en beheer(on)mogelijkheden zijn daarbij input voor de geformuleerde streefbeelden en acties. De volgende uitgangspunten zijn de basis voor het Groenplan: 24
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
1. het Groenplan een uitwerking geeft van het Structuurplan Arnhem 2010 voor wat betreft de daarin beschreven 'groene ambities'; 2. het plan als toetsingskader dient voor het beoordelen van ruimtelijke plannen en projecten en tevens een goede basis vormt voor mogelijke toekomstige subsidies en voor koppeling aan projecten en programma's van andere partijen; 3. het plan de basis biedt voor de planologische bescherming van waardevolle gebieden en dat op basis van het plan randvoorwaarden kunnen worden meegegeven aan stedenbouwkundige projecten; 4. het plan helderheid biedt bij de prioritering en programmering van het groenbeheer door de gemeente; 5. het plan daarnaast de kaders biedt voor vergunningverlening en handhaving, voor de uitgifte van snippergroen en voor groencompensatie. De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor herontwikkeling. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden. In het bestemmingsplan is een groenbalans opgenomen, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels zijn toegepast. Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel. Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn: Alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn; Barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren. Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en De Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld. Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn het alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn en het opheffen van barrières en het zoneren de stedelijke druk. Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en De Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld. Het plangebied valt onder De Stenen stad: De gebouwde omgeving vormt voor specifieke soorten een leefgebied. Gierzwaluw en huismus zijn bekende soorten die gebonden zijn aan gebouwen. Ook muurvegetaties horen hiertoe. Het stimuleren van deze soorten vraagt vooral in de planvorming en bouwfase aandacht, door de toepassing van neststenen of door de materiaalkeuze (bijvoorbeeld kalkrijke specie). Binnen het plangebied bevindt zich geen structureel groen, het ronde plantsoen ten noorden van het plangebied is aangegeven als flexibel groen.
3.8
Waterbeleid
Rijksbeleid Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2009-2015. Deze is vanaf 22 december 2009 van kracht. Het plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de planperiode tot 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. De bescherming tegen overstromingen vindt niet alleen meer plaats via preventie (de waterkering zelf) maar ook door de ruimtelijke planning en de rampenbeheersing: het principe van meerlaagse veiligheid.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
25
Daarnaast hebben Rijk, provincies, gemeente, waterschappen, en drinkwaterbedrijven afgesproken om gezamenlijk maatregelen te nemen voor een doelmatiger waterbeheer; het Bestuursakkoord Water (d.d. april 2011). De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van watersysteem en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012 is water in 3 nationale belangen terug te vinden. Daarbij gaat het om de bescherming van de grondwaterkwaliteit en –kwantiteit, de bescherming en verbetering van de waterkwaliteit, een goede zoetwatervoorziening en voldoende ruimte voor waterveiligheid. Nieuw is de aandacht voor klimaatbestendige (her)ontwikkelingen, waarin water een belangrijk aspect is. In de Waterwet (22 december 2009) zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor hemelwater indien de eigenaar van het terrein het hemelwater in alle redelijkheid niet op eigen terrein kan verwerken en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht. Provinciaal beleid Op provinciaal niveau maakt het waterbeheer onderdeel uit van de Omgevingsvisie Gelderland (vastgesteld 9 juli 2014). Water maakt onderdeel uit van tweede centrale doelstelling namelijk het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. Het aspect Water heeft, net als andere beleidsvelden, geen autonoom beleidsplan meer, maar maakt onderdeel uit van de totale leefomgeving; het is nu verweven met apsecten waar het in de praktijk ook mee samenhangt. Realisatie van de doelstelling betekent onder meer: ontwikkelen met kwaliteit, met respect voor ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten; een robusst en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle functies; bij droogte, hitte en waterovervloed; een gezonde en veilige leefomgeving een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegangelijkheid van cultuur, natuur en landschap. Daarnaast is de provincie nog aanspreekpunt voor drie zaken: onttrekkingen voor drinkwaterwinning; onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO); industriële onttrekkingen meer dan 150.000 m³ per jaar. Beleid waterschap en gemeente Het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Noord is overgedragen aan het Waterschap Rijn en IJssel waardoor de gemeente Arnhem rekening dient te houden met het vigerende beleid van het waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het vastgestelde Waterbeheerplan (20102015) en de Keur en legger van het waterschap. Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen. Gemeentelijk RioleringsPlan (2009-2013). Dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied. Waterplan Arnhem (2009-2015). Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld. De gemeenteraad heeft op 19 oktober 2009 het waterplan vastgesteld. Op 26 februari 2010 hebben gemeente en de beide waterschappen de intentieovereenkomst ondertekend. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen: 1) Arnhem aantrekkelijke waterstad; 2) Klimaatbestendig watersysteem en waterketen; 3) Goede kwaliteit water en waterbodem; 4) Bewustwording. Resumé Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat: negatieve verstoring van de grondwaterstanden en stromingen niet toegestaan zijn om 26
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
3.9
grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen. maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling. bij nieuwbouw het regenwater binnen het plangebied afgekoppeld moet worden van de riolering en worden verwerkt op eigen terrein. voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie. het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt. het gebruik van uitloogbare materialen en chemische bestrijdingsmiddelen niet is toegestaan.
Monumenten- en archeologisch beleid
Monumentenwet Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland. Nota Ruimte De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en zal zijn invloed hebben op die van Arnhem. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. In de Nota Ruimte erkent het kabinet een specifieke verantwoordelijkheid voor de borging en ontwikkeling van gebieden en structuren, met zowel internationaal als voor Nederland kenmerkende landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Het beleid is gericht op behoud en ontwikkeling van de kernkwaliteiten. Actieprogramma Ruimte en Cultuur 2005-2008 Het actieprogramma Ruimte en Cultuur staat in het verlengde van de Nota Ruimte. Het programma richt zich op de culturele waarden: het meer betrekken van ontwerpende disciplines bij de ruimtelijke inrichting en een ontwikkelingsgerichte inzet van cultuurhistorie. De uitvoering van het architectuurbeleid en het Belvedèrebeleid wordt hierdoor in één programma verbonden. Het geeft een vervolg aan de architectuurnota “Ontwerpen aan Nederland” en actualiseert het Belvedèrebeleid, dat doorloopt tot 2010. Het belangrijkste doel is de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van onze gebouwen, dorpen, steden en landschappen. Erfgoednota 'Panorama Arnhem' Op 26 mei 2008 is de Erfgoednota “Panorama Arnhem” 2008-2012 vastgesteld. In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling', zodat de cultuurhistorie op een vroeg moment een actieve rol kan gaan spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie moet gebruikt worden als ontwikkelingskans en niet als beperking van de gewenste ontwikkeling. In de nota wordt aangegeven hoe wij het Arnhemse erfgoed in de context van een dynamische omgeving willen ontwikkelen en beschermen. Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed, overzichtelijk en eenvoudig toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt. Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in: behouden door ontwikkelen; behouden door beschermen; adviseren, stimuleren en verleiden; kennis verwerven en verspreiden. Cultuurhistorie Het hoofduitgangspunt voor cultuurhistorie is overgenomen uit de rijksnota Belvedère en de provinciale nota Belvoir 2 en is gebaseerd op het idee dat omgaan met cultuurhistorische kwaliteiten niet het bevriezen van maar het omgaan met ontwikkelingen behelst, zodanig dat de bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
27
cultuurhistorische gegevenheden worden ingepast, waarbij ze beleefbaar blijven of juist worden. In de Monumentennota van de Gemeente Arnhem is als uitgangspunt genomen dat de gemeentelijke overheid een duidelijke taak heeft op het gebied van de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed. Tevens wordt in deze nota een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Malta als gemeentelijk beleid omarmd: het verstoorder-betaalt-principe. In 2000 is de Koerswijziging uitvoering monumentenbeleid (de Koers) vastgesteld, waarin de gemeente heeft gekozen voor een actieve rol m.b.t. het cultuurhistorisch erfgoed. Bij de uitwerking van het gemeentelijk beleid met betrekking tot cultuurhistorisch erfgoed (lees: monumenten + archeologie + stedenbouwkundige/landschappelijke waarden) wordt uitgegaan van drie stappen: 1. Inventariseren (kennis vergaren) 2. Waarderen (incl. eventuele beschermingsmaatregelen) 3. Ontwikkelen (wat willen we met het erfgoed; herbestemmingen; nieuwe functies in bestaande gebouwen, waarbij aanpassingen nodig zijn). Deze stappen sluiten aan bij het beleid ten aanzien van ruimtelijke ordening en cultuurhistorie, zoals dat door rijk en provincie gepropageerd en uitgewerkt wordt, gebaseerd op het beleidsmotto “Behoud door ontwikkeling”. Archeologie De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit Verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn: Archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen; Vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie: Bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek en mogelijk opgravingen wanneer behoud in situ niet mogelijk is. Het verdrag werd in 1998 door een goedkeuringswet bekrachtigd en is met de wijziging van de Monumentenwet via de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) vigerend geworden. In de Archeologienota van de gemeente Arnhem staat dat een gemeentelijk archeologisch beleid uit oogpunt van algemeen belang om verschillende redenen relevant is: Er bestaat de wetenschappelijke noodzaak om vroegere beschavingen en eigen geschiedenis te leren kennen; Het stadsbestuur heeft de culturele verantwoordelijkheid voor beheer en behoud van unieke archeologische artefacten; Archeologische monumentenzorg maakt onderdeel uit van integraal erfgoedbeleid.
3.10
Economisch beleid
De gemeente heeft haar economische visie en koers voor de middellange termijn vastgelegd in de Economische Agenda Arnhem 2015. De agenda stelt dat in de eerste plaats de basis op orde moet zijn. De gemeente wil daarom zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat door adequate dienstverlening te bieden en geschikte, goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving. In de tweede plaats kunnen de sterke sectoren verder worden uitgebouwd. Het gaat dan om de verdere versterking als zesde kantorenstad van ons land en het behalen van winst in de sectoren zorg & welzijn en toerisme & vrije tijd. Tot slot gaat de gemeente Arnhem extra werk maken van haar kansrijke economische clusters: energie- & milieutechnologie en mode & vormgeving. Dit zijn bedrijvensectoren, waarin Arnhem bijzonder is en die een sterke basis bieden om een regionale en nationale positie op te bouwen. De Economische Agenda levert een bijdrage aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad en het tegengaan van de maatschappelijke tweedeling. De agenda bepaalt de gemeentelijke koers en is opgesteld na stadsgesprekken met ondernemers en onderwijs- en kennisinstellingen. De gemeente stimuleert de economische ontwikkeling en is regisseur van het samenspel tussen overheid, ondernemers, onderwijs en onderzoek. In de stadsgesprekken hebben de partners duidelijk gemaakt, wat zij gezamenlijk kunnen en willen doen om het ondernemingsklimaat te versterken.
28
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Arnhem heeft relatief gezien een groot aantal arbeidsplaatsen (rond de 100.000), dat voor een belangrijk deel (ongeveer 35.000) wordt vervuld door niet-Arnhemmers. Het aandeel Arnhemmers met een lage opleiding en met beperkte kansen op de arbeidsmarkt is groot. De aanpak uit de Economische Agenda levert naast banen voor hoog en middelbaar opgeleiden, vooral ook banen voor lager opgeleide inwoners op. Kantoren De gemeente Arnhem voert sinds 1994 een Segmenterings- en faseringsbeleid voor kantoren. Dit beleid is in 2001 geactualiseerd (Strategische Visie kantorenbeleid Arnhem, 2001). In deze visie staat de relatieve schaarste centraal. Dit betekent dat het aanbod selectief en gefaseerd op de markt dient te komen. Daarnaast is ontwikkeling van kantoren buiten de daarvoor aangewezen locaties (Arnhem Centraal, Gelderse Poort, Schuytgraaf etc.) ongewenst. Detailhandel In september 2001 heeft de gemeenteraad een nieuwe Beleidsnota Detailhandel Arnhem vastgesteld. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat detailhandel wordt geconcentreerd in winkelcentra, met supermarkten als centrale trekker. Dit betekent dat detailhandel buiten de in bestemmingsplannen aangegeven locaties niet tot de mogelijkheden behoort. Met de nota Detailhandelsbeleid Arnhem: herijking 2008 is het beleid voor detailhandel geactualiseerd. Centraal in de nota staat hoe het beste op ontwikkelingen kan worden ingespeeld om Arnhem haar positie als belangrijk koopcentrum te laten behouden en hoe de positie kan worden versterkt. Tevens hoe een evenwichtig detailhandelsaanbod voor de consument in de binnenstad, de stadsdeelcentra, de buurt- en wijkcentra en op de perifere locaties kan worden behouden en uitgebouwd. De beleidsuitgangspunten in het detailhandelsbeleid uit 2001 zijn niet gewijzigd. De belangrijkste aanbevelingen en actiepunten in de nota zijn: stimuleren van gebiedsprofielen voor de binnenstad; ontwikkelen van het Woonwinkelcentrum in Centrum Zuid; planologisch vastleggen van het themacentrum Wonen in Centrum Zuid; plannen voor Kronenburg begeleiden; uitbreiding van supermarkten in Arnhem Noord; stimuleren van de verplaatsing van detailhandel op bedrijventerreinen en solitaire locaties; stimuleren van de komst van gewenste detailhandel; onderzoek naar regionale en lokale koopstroomontwikkelingen; stimuleren en ontwikkelen van wijkeconomie. Voor het plangebied geldt dat het geldende bestemmingsplan al winkels mogelijk maakt. Horeca De horecanota Gastvrij Arnhem (2005) geeft de uitgangspunten aan voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling ten aanzien van horeca. Hoofdlijn van de nota is de randvoorwaardenscheppende en faciliterende rol van de gemeente zodat een evenwichtig aanbod van horeca ontstaat. Horecaontwikkeling is afgestemd op de functie van het gebied. De ontwikkeling van de attractieve stad vraagt om horecaontwikkeling met name in de binnenstad en omgeving. In de detailhandelgebieden (Kronenburg, Presikhaaf) heeft horeca vooral een belangrijke ondersteunende functie voor de detailhandel. Ook in de toeristische centra van de stad heeft de horeca een ondersteunende functie. In woonwijken heeft horeca een verzorgende functie. En langs de radialen heeft het een bovenwijkse of stedelijke functie. Het gemeentelijk beleid krijgt mede gestalte door vergunningverlening en handhaving. Dit gebeurt integraal; dat wil zeggen dat de verschillende beleidsterreinen op elkaar worden afgestemd (bijvoorbeeld openbare orde en veiligheid, voedsel- en brandveiligheid, milieu, gezondheid). Zo ontstaat duidelijkheid voor de horecaondernemers en andere belanghebbenden. Daarnaast wil de gemeente ook een goede gesprekspartner zijn voor ondernemers en ontwikkelingen stimuleren.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
29
3.11
Coffeeshopbeleid
De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (1998) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd. In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan.
3.12
Prostitutiebeleid
In de nota Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000) is het beleid neergelegd, dat gevoerd wordt in verband met de afschaffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000. Gemeenten krijgen hierdoor de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om de prostitutie te reguleren Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen: 1. concentratie van de raamprostitutie op één plek; 2. het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken, waarbij het huidige aantal van 240 ramen verlaagd wordt naar 120; 3. het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast; 4. concentratie van de tippelprostitutie. Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies. In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig. Gezien de aanwezigheid van een seksinrichting binnen het betreffende CBS - telgebied is het niet waarschijnlijk, dat er een situatie zal ontstaan, dat een vergunningaanvraag gehonoreerd zal worden.
30
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Hoofdstuk 4
Ruimtelijke- en programmatische aspecten
De zuidelijke binnenstad van Arnhem is hard toe aan ingrijpende vernieuwing. Nut en noodzaak van de aanpak in dit gebied is onomstreden. Op diverse locaties zijn mede als gevolg van de economische crisis open plekken ontstaan in de stad. Het ontwikkelen van de Bartok locatie past dan ook uitstekend in het revitaliseren van de zuidelijke binnenstad
4.1
Ruimtelijke structuur en vorm
Context In februari 2006 heeft de raad ingestemd met de herstructurering van het zuidelijk deel van de binnenstad (Rijnboog). In de daarop volgende periode hebben er diverse veranderingen plaatsgevonden die van invloed waren op de herontwikkeling van de zuidelijke binnenstad namelijk: de crisis op de woningmarkt is van invloed op de woonwensen en het programma; de economische crisis heeft geleid tot meer aandacht voor fasering en organisch ontwikkelen in plaats van grootschalig ingrijpen in de structuur; ontwikkelende partijen waaronder de woningcorporatie nemen geen deel dit project; de Rozetgarage blijft ook bestemd voor bezoekersparkeren (naast de mogelijkheid tegenwoordig voor parkeren door vergunninghouders); Rozet en een deel van de omliggende openbare ruimte is inmiddels gerealiseerd; Door deze ontwikkelingen en wijzigingen ontstaan nieuwe kansen en uitgangspunten, welke zijn vastgelegd in het Uitvoeringsprogramma zuidelijke binnenstad (zie bijlage 2). Zo is de nieuwbouw van de Rozet van invloed op de nieuwe zichtlijnen. De Nieuwe Oeverstraat wordt, mede door de herinrichting van het Nieuwe Plein, de nieuwe fietsroute. Er ontstaat een mogelijkheid om het openbaar vervoer definitief in te passen in het zuidelijk deel van de binnenstad. Ook zijn er nieuwe inzichten over bevoorrading en het parkeren. Doel van dit project is dan ook: 1. het verbeteren van het verblijfsgebied tussen Rozet en het Kerkplein; 2. het verbeteren van de menselijke maat en schaal; 3. verbeteren van de oost –west fietsroute tussen Kerkplein en Nieuweplein; 4. het versterken van de levendigheid in dit deel van de binnenstad. Ruimtelijke structuur Het gebied tussen station Arnhem Centraal en het Kerkplein heeft pleintjes die als een parelketting de overgang vormt tussen oude en nieuwe stad. De schaal van de openbare ruimte sluit aan op die van de binnenstad. Een van de parels in dit gebied iseen nieuw plein op de kruising van Vossenstraat, Kortestraat, Oude- en Nieuwe Oeverstraat en Kleine Oord. De nieuwe stad wordt op deze plek gemarkeerd door Rozet, een gebouw met kennisgerelateerde functies zoals bibliotheek, het vernieuwde gebouw met hotel en het te ontwikkelen Bartokblok. Hoewel qua bouwhoogte de aansluiting met de context wordt gezocht, onderscheidt de bebouwing zich door vorm en materialisering nadrukkelijk van de historische en kleinschalige binnenstad. Binnen het projectgebied komt een stedelijk woonblok met commerciële functie(s) in de plint. Vorm van de toekomstige openbare ruimten Passend in de morfologie van de oude binnenstad is er voor gekozen om heldere plein- en straatruimtes te maken. Binnen de straatruimtes wordt gezocht naar een goede inpassing van fietsen busroute. Wanden begeleiden de routes - zonder al te veel abrupte blokkades te vormen - in een profiel. De rooilijnen zijn zodanig geprojecteerd dat er ter plaatse van de hoek Kleine Oord Weverstraat al een doorzicht is naar Rozet. Hoe meer men naar het westen gaat richting Rozet, hoe meer zicht men krijgt op de totale gevel van Rozet. Uiteindelijk komt men op het Rozetplein waar de weg afbuigt richting Nieuwe Oeverstraat en Vossenstraat. Komend vanaf het zuiden via de Vossenstraat begeleidt de oostelijke wand van het nieuwbouwproject de bus, fietser en voetganger richting de Kortestraat . Doordat het nieuwe bouwblok, t.o.v. de huidige situatie, toch iets meer naar het westen is geschoven ontstaat een plein dat besloten is. Een plein dat door zijn grootte Rozet voldoende ruimte geeft om volledig tot zijn recht te komen. Heldere routes richting Rijn en Kerkplein ontstaan weer. Rooilijnen zijn zo geprojecteerd dat ze een bijdrage leveren aan het versterken van de stedenbouwkundige ruimten zoals straten en het plein. Op deze manier wordt het weefsel van de stad weer aangeheeld. bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
31
Het projectgebied gaat uit van de vervanging van de kantoorcomplexen en het weer aanhelen van de oudbouw op de nieuwbouw ter plaatsen de parkeergarage Rozet met trappenhuis en de lift. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de ontsluiting van het CASA-bouwdeel en de aansluiting op de arcade aan de Kleine Oord. De begane grond van de nieuwbouw (circa 1500 m 2 groot) is bestemd voor commerciële functies zoals detailhandel en horeca. Op de verdiepingen zijn uitsluitend woningen toegestaan. Deze kunnen in grootte verschillen. Voor de bebouwing in het projectgebied geldt een maximale bouwhoogte van 20 meter (6 bouwlagen) waarbij de bovenste twee bouwlagen deels terugliggen.
Afbeelding 12. Ligging van de nieuwbouw (Bron:
Afbeelding 13. Vooraanzicht van de nieuwbouw
Barcode architects)
(Bron: Barcode architects)
De locatie, gelegen tegenover Rozet en aan de belangrijke looproute tussen station en het kerkplein, ligt centraal in de stad op een grensvlak van verschillende bouwstijlen. Met het ontwerp is getracht een gebouw te presenteren dat zich op unieke wijze past in de stedelijke omgeving en een verbinding maakt tussen de verschillende schaalniveau's: het pitoresque van de binnenstad en de grote bouwblokken van de wederopbouw periode. Het ontwerp kan hierdoor gezien worden als een stedenbouwkundig 'verbindende schakel' in de stad en tracht met zijn kenmerkende architectuur een bijdrage te leveren aan de geformuleerde stedelijke en architectonische ambities van de gemeente. De entree van het nieuwe woongebouw bevindt zich aan de Kleine Oord. Gelijkertijd wordt een (tweede) voetgangersentree voor de parkeergarage aan deze zijde gerealiseerd. Voor gemotoriseerd verkeer blijft de parkeergarage alleen bereikbaar via de Langstraat. Bebouwing wordt in de rooilijn gesitueerd om het plein en de overgang van straat naar plein evenwichtig vorm te geven. De Langstraat wordt opnieuw ingericht om het woonklimaat ook aan deze zijde te versterken. In de plint van het woongebouw is ruimte voor commerciële functies, m.n. detailhandel. Om een aantrekkelijke uitstraling te bewerkstelligen dient invulling met blinde gevels te worden voorkomen. Indien er grootschalig winkelen komt, zal deze afgezoomd worden met kleinschalige winkels. De rooilijn van de begane grond verloopt aan de oostzijde en sluit aan op de arcade Op de eerste verdieping biedt het diepe bouwblok de mogelijkheid een verhoogde binnentuin te maken . Stedelijke inpassing in de context Aandachtpunt is de aansluiting van het gebouw op het maaiveld. Door de hoogteverschillen in het straatprofiel aan de noord-, zuid- en westzijde zal dit hoogteverschil binnen het gebouw opgelost moeten worden. Hellingbanen, trappen en liften zullen dan ook binnen de geprojecteerde bebouwingsgrens gesitueerd worden.
32
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
4.2
Openbare ruimte
De oost-westroute krijgt een sterke continuïteit door materiaalgebruik en maatvoering van het nieuwe gebouw. Het plein voor Rozet is een verbijzondering van deze openbare ruimte met in het midden één boom. Het verbindt de gebouwen rondom het plein met elkaar. In noord-zuidrichting loopt over het plein één van de routes van binnenstad via de Vossenstraat naar de Rijn(kade). Ook hier zal het materiaalgebruik afgestemd worden op de binnenstad. Er is beperkt ruimte voor groen, onder andere om het stadsklimaat te verbeteren en om meer waterberging te creëren. Buiten de trottoirbreedtes zal ruimte gevonden moeten worden voor het fietsparkeren behorend bij de verschillende functies in de plint. Het fietsparkeren dient binnen de contouren van het bouwblok opgelost te worden. Dit vraagt om maatwerk. De Langstraat dient een vriendelijke uitstraling te krijgen.
4.3
Verkeer
Het plangebied, ingesloten door de Vossenstraat, Kleine Oord, Nieuwstraat en Langstraat, ligt in het zuidwesten van het centrum van Arnhem. Het plangebied ligt in een nog in te stellen groter verblijfsgebied. De besluitvorming hiertoe zal binnen enkele jaren, zeker binnen de bestemmingsplanperiode, worden doorlopen. Autoverkeer van en naar het plangebied wordt via de Vossenstraat en Langstraat ontsloten op de verkeersader Weerdjesstraat. De Weerdjesstraat met een 50 km/u-regime wordt mogelijk in de toekomst heringericht, maar behoud de functie van verkeersader met hetzelfde snelheidsregime. De overige wegen gaan tot een verblijfsgebied (30 km/u-zone) behoren of mogelijk tot het binnenstadsgebied (voetgangersgebied). De locatie is goed lopend te bereiken. De Nieuwe Oeverstraat-Kleine Oord is onderdeel van een fietsroute door het zuidelijk deel van de binnenstad. Ook het openbaar vervoer rijdt via de Vossenstraat-Kleine Oord.
4.4
Parkeren
Het parkeerbeleid richt zich vooral op het tegengaan (voorkomen) van parkeeroverlast en op het stimuleren van intensief ruimtegebruik. Er wordt minder gestuurd op (maximale) aantallen parkeerplaatsen en meer ingezet op gecombineerd ruimtegebruik voor parkeren. Voor het parkeren van de nieuwe functies in Bartok zal, onder andere vanwege de ligging in de binnenstad, gebruik worden gemaakt van de parkeergarage Rozet. Er zijn dan ook geen parkeernormen opgenomen in het bestemmingsplan.
4.5
Programmatische aspecten
Het deelgebied Bartok omvat circa 1.500 m 2 bvo op de begane grond voor commerciële functies en op de verdiepingen zo'n 50-65 woningen. Dit kan in zowel de koop- als huurklassen en in de diverse prijsklassen. In deze paragraaf worden beide functies toegelicht. 4.5.1 Commerciële functies Het Bartokgebied bestaat uit meerdere straten. De detailhandelsfunctie concentreert zich voornamelijk aan het plein en de Kleine Oord. De detailhandel versterkt de looproute naar het station en versterkt de circuits, die bezoekers van de binnenstad kunnen belopen, waardoor de winkels in de aanloopstraten ook aan het einde tegen het Kerkplein aan, interessanter worden. Dit is een economische impuls voor kwaliteitsstraten in de binnenstad. Daarnaast zorgt het voor een loop richting de zuidelijke binnenstad waarmee het past binnen het Uitvoeringsprogramma zuidelijke binnenstad. Door de aard van de bebouwing aan de Kleine Oord (aan de noordzijde wonen op de begane grond, aan de zuidzijde een bouwblok met een lage verdiepingshoogte) is het een vestigingslocatie met wat minder uitstraling. Een kenmerk van deze locatie voor detailhandelsvestiging is: gelegen aan de rand van de binnenstad, dichtbij parkeerplaatsen en opstapplaatsen voor openbaar vervoer. Dit maakt de locatie geschikt voor doelwinkels, die nu ook al in deze omgeving zijn gevestigd. Het gaat om doelwinkels voor zowel hoog- als laagfrequent bezoek. Een supermarkt maar ook bijvoorbeeld dienstverlenende bedrijven zouden zich hier kunnen vestigen. bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
33
In artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat bij stedelijke ontwikkelingen ook moet worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking (zie paragraaf 3.2.1). Het geldende bestemmingsplan maakt hier in het hele pand (begane grond en de verdiepingen) al winkels, horeca en kantoren mogelijk. In dit nieuwe bestemmingsplan zijn commerciële functies zoals detailhandel, dienstverlenende bedrijven en maatschappelijke functies alleen nog op de begane grond toegestaan. Op de verdiepingen mogen uitsluitend woningen. Hierdoor nemen het aantal vierkante meters die gebruikt kunnen worden voor commerciële functies af. Er is, als het gaat om de commerciële functies, geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid. 4.5.2 Wonen Bartok maakt onderdeel uit van de zuidelijke binnenstad. In dit gebied zal een gedifferentieerd woningaanbod komen, waarvan 30% in de sociale sector (huur en koop), inclusief bestaande woningen in het gebied. In het centrum van Arnhem wonen nu relatief weinig mensen en is de woningsamenstelling eenzijdig (veel kleine huurappartementen). Bartok is een locatie om aan de stad een nieuw (regionaal) binnenstedelijk milieu te realiseren. Doelgroepen Het gaat om wonen in een centrum stedelijk woonmilieu, dat aantrekkelijk is voor verschillende leeftijdsgroepen, oude en nieuwe bewoners, huurders en kopers. De locatie is zowel geschikt voor jongere en oudere 1- en 2-persoonshuishoudens. Met name bewoners met een leefstijl die is gericht op cultuur en uitgaan zullen zich tot het gebied aangetrokken voelen. De doelgroepen hebben ieder hun eigen woonwensen en voorkeuren. Ten behoeve van de verkoopen verhuurbaarheid dient hier bij de ontwikkeling rekening mee te worden gehouden. Het gaat om: jongere 1- en 2-persoonshuishoudens die een voorkeur hebben voor bijzondere of karakteristieke woningbouw in een levendig centrum; 2-persoonshuishoudens die vragen om ruime appartementen; 50-plussers die kiezen voor een veilig, comfortabel en ruim appartement met de mogelijkheid van een zorgarrangement. Actieve empty nesters (ouders waarvan de kinderen het huis hebben verlaten); Forenzen die graag dicht bij de stedelijke voorzieningen wonen maar toch via openbaar vervoer of auto de stad uit kunnen naar hun werkbestemming. Kwaliteitsaspecten Om de nieuwbouw voldoende toekomstwaarde te geven, zullen de woningen niet te klein moeten zijn. Het centrum telt al veel kleine appartementen. Het woonoppervlak dient dan ook minimaal 70 m 2 te bedragen, een beperkt aantal afwijkingen is eventueel bespreekbaar. Daarmee kunnen de woningen in principe ook levensloopbestendig worden gemaakt (zie hieronder). Voor de middeldure woningen gaat het al gauw om 90 à 120 m 2 woonoppervlak. Voor het dure segment moet worden gedacht aan ca. 120 tot 180 m2. Elke woning dient over een afsluitbare berging van voldoende oppervlakte te beschikken. De woningen dienen verder over voldoende buitenruimte te beschikken. Bij appartementen gaat het om een ruime als verblijfsgebied bruikbare buitenruimte (minimaal 8 m 2), bijvoorbeeld een balkon, loggia of dakterras/-tuin. Wonen, welzijn en zorg De appartementen dienen te voldoen aan de eisen met betrekking tot levensloopbestendig bouwen, die de gemeente Arnhem stelt. De gemeente gaat daarbij uit van de eisen genoemd in de bijlage van de Nota van Randvoorwaarden voor Bartok (zie bijlage 1). De woningen zijn daarmee geschikt voor alle leeftijdsgroepen, inclusief zelfstandig wonende ouderen. Bovendien is het rijksbeleid dat mensen steeds langer thuis zorg moeten kunnen ontvangen en dus langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Dat vraagt om zorggeschikte woningen. In aanvulling hierop geldt als eis dat sprake is van voldoende stallingruimte voor scootmobielen bij de appartementen. In de bijlage zijn daarvoor de nadere eisen aangegeven. Een belangrijk aandachtspunt is tot slot dat ook de woonomgeving veilig en toegankelijk is voor mensen met een rollator, invalidenwagen of scootmobiel. Duurzaamheidsladder In artikel 3.1.6 lid 2 sub a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat bij stedelijke ontwikkelingen ook moet worden gekeken naar de regionale behoefte van een project (zie paragraaf 3.2.1). De Socrates analyse regionale woningmarkt Stadsregio Arnhem Nijmegen uit 2014 34
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
(woningmarktonderzoek en woonagenda 2014-2020 Stadsregio Arnhem Nijmegen door Atrivé) geeft aan dat uit prognoses blijkt dat er in de Subregio Arnhem nog steeds sprake is van een doorgaande huishoudensgroei tot 2030. Er is een behoorlijke vraag naar woningen en er is dan ook ruimte om nieuwe plannen zoals in Bartok te ontwikkelen. Kwalitatief is in Bartok centrumstedelijk wonen met een daarbij behorende woonkwaliteit en identiteit aan de orde. Volgens het onderzoek is er in Arnhem nog grote behoefte aan centrum-stedelijk wonen. Daar sluit dit plan goed op aan. In sub b. van artikel 3.1.6. lid 2 Bro staat dat de actuele regionale behoefte ook moet worden gerealiseerd binnen het bestaand stedelijk gebied (bijvoorbeeld door transformatie). Daar is bij dit project sprake van. Dit bouwplan voldoet aan artikel 3.1.6 lid 2 Bro.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
35
36
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Hoofdstuk 5 5.1
Milieu- en omgevingsaspecten
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een alarmerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
5.2
Geluid
Er is door DGmR een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 3). Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting van de zoneplichtige wegen ter plaatse van het bouwblok voldoet aan de voorkeurswaarde voor wegverkeerslawaai uit de Wet geluidhinder. Het doorlopen van een hogere grenswaarde procedure is derhalve niet nodig. Het geluid vanwege de 30 km/uur-wegen nabij het bouwplan bedraagt maximaal 62 dB zonder aftrek van 5 dB conform artikel 110g Wet geluidhinder. Deze waarde hoeft niet aan de eisen van de Wet geluidhinder te worden getoetst, maar is wel vergeleken met de waarden uit het geluidbeleid van de gemeente: de waarde voldoet aan de plafondwaarde voor het gebiedstype “Centrum”. Geluidbeleid gemeente Arnhem In het geluidbeleid is opgenomen dat bij nieuwbouw van woningen/appartementen altijd getoetst zal moeten worden aan de wettelijke eisen voor het binnenniveau, te weten 33 dB. Ten behoeve van de bouwvergunning is een gevelonderzoek hiervoor benodigd. Daarnaast is in de nota “Uitvoeringsbeleid hogere grenswaarden” een aantal ontwerpspecifieke kenmerken opgenomen bij een hoge geluidsbelasting. Bij de indeling van het bouwplan Bartok dient daardoor (onder andere) rekening gehouden te worden met de voorwaarden “minimaal 1 verblijfsruimte aan de geluidluwe zijde” en “geluidluwe buitenruimte creëren (tuin of balkon)”. Bij dit gebouw is aan de binnenzijde ruimte voor het realiseren van verblijfsruimte en een geluidluwe buitenruimte.
5.3
Lucht
Er is door DGMR een onderzoek gedaan naar de gevolgen voor luchtkwaliteit als gevolg van deze ontwikkeling (zie bijlage 3). Voor kleinere ruimtelijke plannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit is een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht. Met behulp van deze tool is bepaald dat het bestemmingsplan Bartok NIBM is. In de onderstaande figuur is het resultaat opgenomen. In het kader van luchtkwaliteit is naast deze tool ook inzicht verkregen in de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10). Met behulp van het programma Stacks zijn de concentraties voor het peiljaar 2025 berekend, waarbij het peiljaar 2015 is toegepast voor de achtergrondconcentratie. Bij deze berekening is uitgegaan van de etmaalintensiteiten en uitgangspunten (zie het onderzoek). Uit de rekenresultaten volgt dat de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentratie NO2, de uurgemiddelde concentratie NO2, de jaargemiddelde concentratie PM10 en de 24-uurgemiddelde concentratie PM10 niet worden overschreden in de toekomstige situatie 2025. Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarden.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
37
Afbeelding 14. Worst-case benadering De extra verkeersaantrekkende werking voor dit bouwplan ten opzichte van de bestaande situatie en juridische mogelijkheden is ingeschat op 20 appartementen en 6 autoritten per etmaal voor ieder appartement. Dit levert 120 motorvoertuigen per etmaal extra op. Deze voertuigen zijn op de wegvakken Nieuwe Oeverstraat, Langstraat en Vossenstraat toegevoegd. Uit de resultaten blijkt dat de bronbijdrage van deze wegen iets hoger wordt. Deze toename levert een niet-in-betekenende-mate-bijdrage aan de luchtkwaliteit. Inclusief de planontwikkeling is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarden. Conclusie Berekeningen van de luchtkwaliteit zijn zonder en ook met de verkeersaantrekkende werking van het plan uitgevoerd. Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarden van NO2 en PM10: aan de normen voor de luchtkwaliteit wordt voldaan. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
5.4
Hinder
In dit bestemmingsplan wordt ruimte geboden aan detailhandel, dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke functies, wonen en wonen met werken aan huis. Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering zijn dit milieucategorie 1 bedrijven/inrichtingen. De parkeergarage binnen het plangebied is een milieucategorie 2 inrichting. Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering geldt voor bedrijven/inrichtingen een richtafstand ten opzichte van woningen binnen woongebieden of gemengde gebieden (wonen naast werken). Het plangebied Bartok en omgeving kan worden getypeerd als gemengd gebied. Binnen een gemengd gebied geldt voor milieucategorie 1 inrichtingen ten opzichte van woningen geen richtafstand. Voor de parkeergarage, een milieucategorie 2 inrichting, geldt ten opzichte van woningen een richtafstand van 10 meter. Binnen de richtafstand van 10 meter zijn geen woningen geprojecteerd. Conclusie Vanuit hinder zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan Geur Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen industriële bedrijven waarbij geur een rol speelt. Vanuit geur (van industriële bedrijven) zijn er dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
38
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
5.5
Externe veiligheid
Binnen het plangebied zijn geen risicovolle activiteiten voorzien. Daarnaast ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Het invloedsgebied is de afstand waardoor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en een milieugevoelige functie als wonen anderzijds kan worden gecreëerd) Omdat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van het groepsrisico wordt er geen verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Conclusie Vanuit externe veiligheid zijn er geen voorwaarden omdat het plangebied niet voorziet in nieuwe risicovolle activiteiten. Daarnaast ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.
5.6
Bodem
Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied Er is een inventarisatie uitgevoerd van alle beschikbare bodemkwaliteitsgegevens en historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem. Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Arnhem is over het algemeen licht tot matig verontreinigde grond te verwachten (zone 3) in het plangebied. Verder zijn de volgende bodemrapporten/-documenten geraadpleegd: Adres Kleine Oord 91 Kleine Oord 165 Kleine oord (91)-170 Kleine Oord 179
BISn Rapportgegevens r Historisch onderzoek Haskoning, 12-11-2003, 1232 9m788601 Historisch onderzoek Haskoning,12-11-2003, 1233 9m788601 Haskoning,12-11-2003 9m788601, Tauw, 09-01-2006, R074-4350722 Dtl-vo1 1234 Syncera, 01-10-2007, b06b0303 Oranjewoud, 8-09-09, 187189/07 Verkennend onderzoek Oranjewoud, 04-071235 2005
Langstraat 20 1236 Haskoning, 12-11-2003 9m788601
Haskoning, 12-11-2003, 9m788601, Vossenstraat 1310 Oranjewoud, 2005, 1 Oranjewoud, sept 2009 Nieuwe Oeverstr
4410
Bureau Antares, 11-02-13,012110, verkennend en nader onderzoek
Conclusie lokatie Niet verdacht. Niet verdacht. ernstige koper verontreiniging in ondergrond, beschikt 19sept09 Niet/licht verontreinigd Verdacht op immobiele verontreinigingen. Huidige parkeergarage. Geen mobiele verontreinigingen nabij aangetroffen. Voldoende onderzocht. Minerale olie verontreiniging, beperkte omvang in grondwater. Lood en zink in ondergrond, in noordelijke richting nog niet afgeperkt
Uit deze bodemonderzoeken blijkt dat in het plangebied twee gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn. Ter plaatse van Kleine Oord 91-170 is een ernstige verontreiniging met koper aangetroffen in de vaste bodem (1,3-2,5 m-mv). De verontreiniging is beschikt op 19 september 2012. De exacte omvang van de verontreiniging is niet bekend. In de noordwestelijke hoek van het plangebied (Nieuwe Oeverstraat, aan voorzijde van Rozet) is een bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
39
ernstige verontreiniging met lood en zink aangetroffen in de vaste bodem (deels gesaneerd). Deze verontreinigingen zijn niet spoedeisend, dat wil zeggen; er is bij het huidige gebruik geen saneringsnoodzaak. Verder is aan de Vossenstraat 1, een verontreiniging met minerale olie aangetroffen in het grondwater. Deze is beperkt qua omvang, er is geen saneringsnoodzaak. Tenslotte is op circa 85 meter ten noordwesten van het plangebied een grondwaterverontreinigingen aanwezig, aan de Oude Oeverstraat nabij nr 60. Het betreft een verontreiniging met chroom in het grondwater op een diepte van 6-12 m-mv. Kwaliteit af te voeren grond Uit de onderzoeksgegevens blijkt, dat in het gehele gebied sprake is van puin in de bovenste meters. Dit heeft enerzijds te maken met een lange periode van binnenstedelijk gebruik en voormalige bedrijfsactiviteiten, en anderzijds met het feit dat in dit deel van de stad veel panden vernield zijn bij bombardementen in de oorlog. De kwaliteit van de puinhoudende bodem kan variëren; de meest licht tot matig verontreinigde toplaag kan plaatselijk sterk verontreinigd zijn met immobiele verontreinigingen als zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK). Onder een deel van de ontwikkellocatie komen kelders. Voor de aanleg hiervan wordt grond ontgraven en afgevoerd. Voor bepalen van de bodemgeschiktheid voor het bestemmingsplan is daarom geen aanvullend onderzoek gedaan naar immobiele verontreinigingen. Wel is voor het bepalen van de financiële haalbaarheid rekening gehouden met afvoerkosten van deze grond. Ook is rekening gehouden met eventuele kosten voor bemaling van verontreinigd grondwater ter plaatse van de Vossenstraat 1 (minerale olie, mobiele verontreiniging). Saneringskosten De bodemkwaliteit heeft financiële gevolgen voor de planontwikkeling. In de plannen is rekening gehouden met kosten voor sanering van de mobiele verontreiniging Vossenstraat 1 en met kosten voor afvoer van de licht tot mogelijk sterk verontreinigde puinhoudende bovengrond, in verband met de aanleg van een kelder. Conclusie De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn enkele gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig in de vaste bodem. Tevens is een beperkte grondwaterverontreiniging aangetroffen. Voor de ontwikkeling van het terrein Bartok zijn sanerende maatregelen nodig. In de plannen is rekening gehouden met saneringskosten voor een beperkte grondwaterverontreiniging en met kosten voor afvoer van de bovengrond voor aanleg van een kelder. De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de planontwikkeling en voor de financiële uitvoerbaarheid daarvan, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: bij graven in ernstig verontreinigde grond is toestemming nodig van het bevoegd gezag; bij onttrekken van grondwater in de nabijheid van grondwaterverontreiniging is toestemming nodig van het bevoegd gezag; voor afvoer en hergebruik van grond gelden regels; voorafgaand aan de nieuwbouw is een actualisatie nodig van het bodemonderzoek. Aanbeveling Het is aan te bevelen om een grondstromenplan op te stellen.
40
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
5.7
Water
Oppervlaktewater In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig en er zal door de ontwikkeling ook geen oppervlakte water worden toegevoegd. Grondwater De grondwaterstand is ca. 9 meter boven N.A.P. bij een maaiveldhoogte tussen de 12,5 en 13,7 meter boven N.A.P. Dit houdt een ontwatering van 3 à 4 meter in. Door de ligging van het plangebied op de overgang van de Veluwe-stuwwal naar de uiterwaarden is de ondergrond gevarieerd. In de zandige ondergrond kunnen storende lagen voorkomen die lokaal sterke afwijkingen in de grondwaterstand kunnen veroorzaken. Verder ligt het plangebied op circa 200 meter. van de Nederrijn waardoor het grondwater dan ook onder invloed staat van het waterpeil op de rivier. Vooral hoge rivierstanden zijn goed merkbaar op het grondwaterniveau. Een deel van het plangebied is onderkeldert hierdoor zal het ondergrondse gedeelte van de nieuwbouw weinig tot geen negatieve gevolgen hebben voor de grondwaterstroming of -standen. Afvalwatersysteem De omgeving van het plangebied is voornamelijk aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Alleen het Rozet-gebouw is gescheiden gerioleerd. In een deel van de Vossenstraat is, vooruitlopend op verdere ontwikkelingen, vanaf het Rozet-gebouw een hemelwaterriool gelegd. Vanuit de wetgeving moet hemelwater op eigen terrein verwerkt worden. Als blijkt dat het verwerken van hemelwater op eigen terrein redelijkerwijs niet mogelijk is, dan kan in overleg met de rioolbeheerder gekozen worden om het hemelwater (bovengronds) af te voeren naar het openbaar gebied. Voorwaarde is dat 15 mm. neerslag op eigen terrein verwerkt wordt voordat het surplus aan hemelwater wordt geloosd. Uit een geo-hydrologisch onderzoek (zie bijlage 4) blijkt dat de grond niet geschikt is voor infiltratie van hemelwater. Conclusie: De voorgenomen ontwikkeling zal niet leiden tot nadelige effecten op de waterhuishouding
5.8
Groen en ecologie
Het plangebied bestaat uit kantoorpanden. Aan de noordzijde staat een boom. Er zijn geen bomen aanwezig van de 'waardevolle bomenlijst' 2013. In 2014 is onderzoek gedaan naar de natuurwaarden door Ekoza (Bijlage 5). De gewone dwergvleermuis is in het plangebied aangetroffen. In het pand is een paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis aangetroffen. Flora- en faunawet Het pand wordt gesloopt. Het paarverblijf van de gewone dwergvleermuis wordt verstoord. Voor het verstoren van het zomerverblijf zal een ontheffing ruimtelijke ingrepen als bedoeld in artikel 75C van de Flora- en faunawet moeten worden aangevraagd. Voorafgaand aan de verstoring worden alternatieve functionele verblijfplaatsen gecreëerd aan panden in de directe omgeving. Voor de sloop van worden vleermuizenkasten aan de gevel van nabijgelegen gebouwen gehangen. En in de nieuwbouw worden vleermuiskasten ingepast. De gunstige staat van instandhouding van de soort komt niet in gevaar. De uitgangspunten van het ecologisch nader onderzoek van Ekoza zullen als eis worden meegegeven aan de toekomstige eigenaar en dus initiatiefnemer van het plan. De gemeente verzorgt de aanvraag ontheffing conform art 75C van de Flora- en faunawet. De toekomstige eigenaar zal de voorwaarden van de te verkrijgen ontheffing moeten naleven. Groenbalans Het vigerende bestemmingsplan kent geen groen. Binnen het plangebied staat 1 boom. In het nieuwe bestemmingsplan heeft eveneens geen groenbestemming groen. De boom wordt verwijderd en zal worden gecompenseerd in de directe omgeving van het plangebied.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
41
Conclusie Er zijn geen beperkingen voor het bestemmingsplan. Voor het verstoren van het zomerverblijf is een ontheffing ruimtelijke ingrepen als bedoeld in artikel 75C van de Flora- en faunawet nodig. Er zijn maatregelen te treffen zodat de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in gevaar komt, welke als eis worden meegegeven aan de toekomstige eigenaar van het plangebied. Het is aanneembaar dat een ontheffing als bedoeld in artikel 75C van de Flora- en faunawet zal worden verkregen. De groenbalans (aantal bomen en oppervlak groen) is neutraal.
5.9
Archeologie en cultuurhistorie
5.9.1 Archeologie Het plangebied ligt in de historische binnenstad van Arnhem, op de grens van het relatief intacte deel en het wederopbouwdeel. Aardkundig valt deze locatie samen met de overgang van het Rijndal naar de stuwwal. Archeologische waarnemingen in de omgeving wijzen uit dat de stuwwal (ontstaan in de voorlaatste ijstijd) lokaal behoorlijk is geërodeerd door Rijnactiviteit. Prehistorische vondsten uit de binnenstad komen uit de omgeving van de Jansplaats/het Jansplein en de Markt. De vondsten van laatstgenoemde locatie zijn waarschijnlijk door de Rijn verspoeld geraakt en wijzen niet op daar gelegen nederzettingen. Die zijn wel in de omgeving van de Jansplaats/het Jansplein, hoger gelegen delen van de binnenstad, te verwachten. In de jaren '50 van de vorige eeuw is aan de nabijgelegen Wezenstraat een grafveld uit 800-500 v. Chr. aangesneden. Nederzettingen zullen niet ver weg hebben gelegen. Romeinse vondsten in Arnhem-Noord, en dus ook de binnenstad, zijn schaars. Een theorie luidt dat deze delen van Arnhem behoorden tot een door de Romeinen ingestelde bufferzone om opstandige Germanen toegang tot het Romeinse Rijk te beletten. De limes (rijksgrens) lag immers dichtbij. De stichting van Arnhem gaat mogelijk terug tot de schenking van een Frankisch koningsgoed in de 8e eeuw. Vanaf dat moment ontwikkelde de nederzetting zich tot een versterkte plaats die in 1233 stadsrechten kreeg. Het gebied van de huidige binnenstad was al in de 13 e eeuw bewoond, maar het zuidwestelijke deel (waartoe het plangebied hoort) lijkt een perifeer deel te zijn geweest. Bijzonder is de vondst van een kogelpotindustie tegenover het plangebied (Kleine Oord). Deze industrie gaat terug tot de 11e/midden 12e eeuw en produceerde kogelronde potten en gerelateerd vaatwerk voor de lokale afzetmarkt. Het hier aanwezig zijn van een dergelijke industrie wijst ook op een perifere ligging omdat deze vanwege brandgevaar en stankoverlast uit dichter bevolkte zones werd geweerd. Na de stadsrechtsverlening van 1233 kreeg Arnhem stadsmuren; het zuidelijke deel van het plangebied grenst hieraan. Opmerkelijk genoeg lijkt de zuidelijke stadsmuur zoals getoond op kaartmateriaal van Van Deventer (circa 1560) hoofdzakelijk uit de 15e eeuw te stammen. In deze periode was het plangebied niet langer perifeer en volop bebouwd met houten huizen, vakwerkhuizen en bakstenen huizen. De eeuwenlange bewoning heeft geleid tot een metersdik pakket van archeologische lagen die lokaal deels verstoord zullen zijn door onderkelding van aanwezige gebouwen. Ter plaatse van kelders zal het bodemarchief deels zijn verwijderd; daaronder en daarbuiten is het nog aanwezig. Zuidelijk grenst het plangebied aan de Weerdjes. Tot aan de 19 e eeuw is dit als onder andere tuinengebied extensief gebruikt. Een klein deel valt binnen de grenzen van het plangebied. Conclusie en aanbevelingen De Arnhemse binnenstad is op de archeologische maatregelenkaart aangeduid als 'Archeologisch Waardevol Gebied'. Dit met uitzondering van reeds opgegraven delen (vrijgegeven) en de Weerdjes (middelhoge verwachting). Het plangebied valt grotendeels samen met Archeologisch Waardevol gebied en voor een klein deel met een middelhoge archeologische verwachting. Beide gebieden zijn op de plankaart worden opgenomen. In de regels van het bestemmingsplan wordt omschreven hoe de omgang met (verwachte) archeologische waarden wordt geborgd (zie ook paragraaf 6.3.4).
42
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Afbeelding 5.1 Uitsnede archeologische maatregelenkaart met plangebied. 5.9.2
Cultuurhistorie
Historische ontwikkeling Het plangebied behoort tot het perifere deel van mogelijk de oudste nederzettingskern van Arnhem. De ontwikkelingsgeschiedenis tot aan de 19e eeuw is onder het kopje archeologie beschreven. In de 19e eeuw ontstonden in het gebied “De Weerdjes” sloppenbuurten, in aansluiting op de arme langs de Langstraat gelegen stegen en buurtjes. Met een vestigingpolitiek gericht op het aantrekken van welgestelden wilde men deze ontwikkelingen tegengaan. Er werd een regelmatig stratenpatroon aangelegd over het gebied van de voormalige Stadstuinen. Parallel aan Rijnkade en Langstraat werd de Weerdjesstraat gerealiseerd met loodrecht daarop straten als Vossenstraat en de Nieuwstraat. De huidige Oude Oeverstraat en het Kleine Oord volgen nog geheel het oude tracé van de middeleeuwse Oeverstraat. Slaagde men er aan de Rijnkade wel in de gewenste ontwikkeling in gang te zetten, in het gebied erachter bevorderde de nieuwe aanleg juist het ontstaan van nieuwe sloppenbuurten. De onaanzienlijke buurtjes langs Oeverstraat Langstraat, en Weerdjesstraat ten westen van de Nieuwstraat hebben minder te lijden gehad van de oorlogschade als gevolg van de slag om Arnhem in september 1944 dan de rest van dit gebied, maar werden in de decennia na de Tweede Wereldoorlog vervangen door grootschalige kantoor- en woongebouwen en parkeervoorzieningen. Cultuurhistorische karakteristieken In het gebied zijn relicten van de 19e-eeuwse en soms oudere stedenbouwkundige structuren herkenbaar in het verloop van de belangrijkste straten. In de wederopbouwperiode en de jaren erna heeft de structuur echter een vergroving ondergaan. Nu wordt het beeld bepaald door recente ruimtelijke ontwikkelingen in de vorm van grootschalige kantoor- en wooncomplexen, parkeergarages e.d. uit de laatste kwart van de 20e eeuw. Belangrijke historische panden zijn niet bewaard gebleven. Ten noorden van het plangebied ligt de oude binnenstad met bebouwing van een geheel andere tijd en schaal. De grens van het gemeentelijke beschermde stadsgezicht “Binnenstad”doorsnijdt het plangebied en loopt vrijwel gelijk aan de noordelijke grens van het geprojecteerde bouwvlak.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
43
Waardering Het plangebied als geheel heeft een cultuurhistorische basiskwaliteit, dat wil zeggen dat in het gebied slechts beperkte cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig zijn. Met name de historische wegenstructuren Kleine Oord (middeleeuws), Langstraat, Vossenstraat en Nieuwstraat (19 e eeuws) worden als waardevol aangemerkt. Hoewel het gebied op zichzelf van een geringe cultuurhistorische betekenis is, zijn de gebieden ten oosten en ten noorden van het plangebied van een hoge cultuurhistorische waarde en laten daardoor hun invloed op het plangebied gelden (bijvoorbeeld de zichtlijnen op de Eusebiustoren).
5.10
M.e.r.-scan
Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een appartementengebouw. Een dergelijk bouwproject kan in principe worden gezien als en stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in categorie D11.2 van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De omvang van het project ligt echter ver onder de grens van van 2000 woningen of meer, waarbij er sprake is van m.e.r.beoordelingsplicht. Op grond van artikel 2, lid 5 van het Besluit milieueffect-rapportage moet echter wel worden nagegaan of kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Indien dit niet kan worden uitgesloten, is het alsnog nodig een m.e.r.-beoordeling op te stellen. De toets of er, ondanks het feit dat de omvang ver onder de drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. blijft, sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen wordt aangeduid als een 'vormvrije m.e.r.beoordeling' of m.e.r.-toets. Deze toets is opgenomen in deze paragraaf en is voor dit bestemmingsplan kort. Voor het project Rijnboog is in 2004 een milieueffectrapportage (m.e.r.) opgestart. Een m.e.r. is een procedure waarbij nagegaan wordt wat de gevolgen zijn voor het milieu van bepaalde activiteiten alvorens die activiteiten worden ondernomen. Het Milieueffectrapport is medio 2009 afgerond en hieruit bleek dat de volledige Rijnboog-ontwikkeling passend was in de omgeving. Dit bestemmingsplan heeft slechts betrekking op een klein onderdeel van het oorspronkelijke Rijnboogplan. De conclusie is dat het plan op zich en in samenhang met andere plannen geen belangrijke negatieve gevolgen zal hebben voor de kenmerken van het gebied zelf, voor de directe omgeving en voor gevoelige gebieden in de omgeving. Een nadere m.e.r.-beoordeling is niet nodig.
44
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Hoofdstuk 6 6.1
Planbeschrijving en -verantwoording
Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de plankaart en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de plankaart en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.
6.2
Opzet van de regels
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2008) is verplicht. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid. Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken: 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten); 2. Bestemmingsregels; 3. Algemene regels (o.a. ontheffingen); 4. Overgangs- en slotregels. 6.2.1 Inleidende regels Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten: 1. Artikel 1 Begrippen In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen. 2. Artikel 2 Wijze van meten Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden. Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen. 6.2.2 Bestemmingsregels Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven. Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.: 1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, verkeer etc.); 2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.); 3. Ontheffing van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels 4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
45
In paragraaf 6.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen. 6.2.3 Algemene regels Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit: 1. Artikel 7 Anti-dubbeltelregel Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend 2. Artikel 8 Algemene bouwregels Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak. 3. Artikel 9 Algemene gebruiksregels In dit artikel zijn de algemene bouwregels opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan. 4. Artikel 10 Algemene afwijkingsregels In dit artikel worden de afwijkingsregels beschreven. Deze afwijkingen gelden voor het hele plangebied. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen. 6.2.4 Overgangs- en slotbepalingen In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
6.3
Verantwoording van de regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt. Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen. Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht. In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld. 6.3.1 Afzonderlijke bestemmingen In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken. Per bestemming wordt ingegaan op: welke gronden zijn zo bestemd; wat houdt de bestemming in; eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden; vergelijking vigerend bestemmingsplan zowel qua functie als qua bebouwing;
46
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
6.3.2 Centrum De bestemming 'Centrum' is gelegen op de bestaande bebouwing inclusief de parkeergarage Langstraat met binnenterrein op de hoek Kleine Oord / Nieuwstraat en de nieuwbouw met binnenterrein op de hoek Kleine Oord / Vossenstraat en de Langstraat. Het betreft hier een verzamelbestemming waarin stedelijke functies zoals detailhandel en horeca op de begane grond zijn toegestaan. De functies zijn tot op zekere hoogte onderling uitwisselbaar. Binnen deze flexibele bestemming kan een winkel bijvoorbeeld vervangen worden door een uitzendbureau zonder dat daar een planologische wijziging voor nodig is. De boven de begane grond gelegen bouwlagen zijn uitsluitend bestemd voor 'Wonen'. Uitzondering vormt de parkeergarage Rozet, op deze gronden mag alleen een gebouwde parkeervoorziening worden gebouwd met op de begane grondlaag detailhandel. Met uitzondering van de gronden met de aanduiding parkeergarage is ook wonen binnen deze bestemming toegestaan. Binnen deze functie passen verscheidene woonvormen zoals gezinsbewoning, bejaardenhuizen, kamerbewoning (tot maximaal 4 personen), serviceflats, etc. Bijzondere woonvormen, zonder therapeutische behandeling, passen ook binnen deze bestemming. Binnen de functie wonen zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken). Binnen de functie Wonen zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld gevangenissen en asielzoekerscentra niet inbegrepen. Daarnaast is wonen op de begane grondlaag niet toegestaan tenzij het een woon-werk woning betreft. Het bouwvlak van deze bestemming kan in het geheel bebouwd worden. Tevens zijn ondergrondse parkeervoorzieningen mogelijk. Het bouwvlak ten behoeve van het bestaande complex heeft een maximale bouwhoogte van 17 meter, de maximale bouwhoogte van het bestaande binnenterrein bedraagt 4,5 meter. Het bouwvlak ten behoeve van het nieuwbouwcomplex heeft een maximale bouwhoogte van 20 meter. Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan De bebouwing aan de zuidwestzijde van het plangebied (Kleine Oord 91 t/m 179) blijft staan en heeft in de huidige situatie op grond van het bestemmingsplan Nieuwe Weerdjes I de bestemming Winkels / Wonen. De gronden met deze bestemming zijn op de begane grond uitsluitend bestemd voor het gebruik ten behoeve van de detailhandel, de bovengelegen bouwlagen zijn uitsluitend bedoeld voor woningen. Het bouwvlak kan ook in de vigerende situatie in zijn geheel bebouwd worden met een maximum bouwhoogte van 16,50 meter. De bouwhoogte van de hoofdbebouwing is in het nieuwe bestemmingsplan afgerond op 17 meter. Verder zijn de bebouwingsmogelijkheden niet gewijzigd. Qua functies zijn op de begane grond naast winkels nu ook dienstverlenende bedrijven en maatschappelijke functies toegestaan. Dit maakt de gebruiksmogelijkheden van deze ruimten groter. De gronden van de parkeergarage (Langstraat 10) hebben de bestemming Parkeren. Deze gronden zijn bedoeld voor parkeerdoeleinden waarbij op de begane grondlaag tevens 500 m 2 aan detailhandel/showroom mag worden opgericht. Het bebouwingsvlak mag met inachtnemening van de aangegeven overbouwingen geheel bebouwd worden tot een maximale bouwhoogte van 16,5 meter. De bouwhoogte van de parkeergarage is in het nieuwe bestemmingsplan afgerond op 17 meter. Verder zijn de bebouwingsmogelijkheden niet gewijzigd. De functionele mogelijkheden zijn niet gewijzigd.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
47
De gronden van de nieuwbouw hebben op grond van de vigerende bestemmingsplannen drie bestemmingen. De bestaande bebouwing (Kleine Oord 179 en 181 en Vossenstraat 1) heeft op grond van het bestemmingsplan Nieuwe Weerdjes de bestemming Gemengde Bebouwing - ABD waarbinnen detailhandel, kantoren, horeca en toegestaan zijn in het hele pand. Het bouwvlak kan in zijn geheel bebouwd worden met een maximale bouwhoogte van 16,5 meter en een maximale bouwhoogte van 4,5 meter voor het binnenterrein. Het gebied op de hoek Vossenstraat / Langstraat ten zuiden van Vossenstraat 1 heeft op grond van het bestemmingsplan Nieuwe Weerdjes de uit te werken bestemming Gemengde Bebouwing - A3 waarbinnen detailhandel, horeca, sociaal-culturele voorzieningen en wonen is toegestaan op de begane grondlaag. De boven de begane grondlaag gelegen bouwlagen zijn uitsluitend bestemd voor woningen. Binnen het bouwvlak moet tevens een overbouwing gerealiseerd worden ten behoeve van een doorgang tussen de Vossenstraat en Langstraat. Als bouwhoogte geldt een maximum van 16,5 meter. Het zuidelijk deel van het bestemmingsvlak heeft op grond van het bestemmingsplan Weerdjesstraat - Langstraat de bestemming Verkeersdoeleinden. Deze bestemming is ook gelegen op het noordelijk deel van het bestemmingsvlak op grond van het bestemmingplan Nieuwe Weerdjes. De maximumbouwhoogte van de nieuwbouw is 20 meter en dat betekent dat de maximumbouwhoogte met 3,50 meter is verhoogd. Het binnenterrein is in het nieuwe bestemmingsplan niet als zodanig bestemd. De functionele mogelijkheden zijn ten opzichte van het geldende bestemmingsplan beperkt. Commerciële functies zijn uitsluitend nog toegestaan op de begane grond waarbij de mogelijkheden voor horeca en kantoren zijn geschrapt. In het hele pand (op de begane grond en de verdiepingen) mogen woningen gerealiseerd worden. 6.3.3 Verkeer - verblijfsgebied De bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied' omvat de aangrenzende straten Kleine Oord, Nieuwstraat, Langstraat en Vossenstraat. Binnen deze bestemming kunnen straten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen worden aangelegd. De inrichting van het gebied is zodanig dat de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen Op grond van de vigerende bestemmingsplannen Nieuwe Weerdjes, Nieuwe Weerdjes I, Weerdjesstraat - Langstraat en Binnenstad en Singels hebben de omliggende straten een vergelijkbare bestemming. Uitzondering hierop vormt het uiterste noordwestelijk deel van het plangebied. Dit deel heeft op grond van het bestemmingsplan Binnenstad en Singels de uit te werken bestemming Centrumdoeleinden. 6.3.4 Dubbelbestemmingen De SVBP 2012 geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkel bestemmingen en daar iets over zeggen. In dit bestemmingsplan is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied) en Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting) opgenomen. Deze dubbelbestemmingen gelden voor de zone in het gebied waarvoor een archeologische verwachtingskans geldt. Dit artikelen bevatten een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwvoorschriften en nadere eisen. De zone waarbinnen sprake is van een hoge archeologische verwachtingskans en een middelhoge verwachting zijn op de plankaart nader aangeduid. Daarnaast is in de regels geregeld dat ter plaatse van de op de plankaart aangegeven zone aanlegvergunningen alleen mogen worden afgegeven wanneer blijkt dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd. Daartoe geldt een onderzoeksplicht. De uitkomst van dit onderzoek is dat, voordat aanlegvergunningen worden afgegeven, het inzichtelijk moet zijn dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd. Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen In de vigerende bestemmingsplannen is deze bestemming niet opgenomen en worden de archeologische waarden ook niet op een andere wijze beschermd.
48
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
6.4
Handhaving
Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan. In 1991 is door het College van Burgemeester en Wethouders de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” vastgesteld. In deze nota zijn de volgende uitgangspunten opgenomen: I. stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt; II. géén stilzwijgend gedogen; III. gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren; IV. gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed. Thans is een actualisatie van de voorgenoemde nota handhaving in voorbereiding. Er is echter geen aanleiding om de bovenstaande uitgangspunten te wijzigen. Het echter niet reëel is om te pretenderen alle strijdigheden op het vlak van bouwregelgeving binnen redelijke termijn op te sporen en daar ook actie op te ondernemen. Daarom zal in deze actualisatie een prioriteitsstelling worden opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht zal worden besteed. De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende bouwvergunningen en gevolgde ontheffingsprocedures geregistreerd worden. Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
49
6.5
Exploitatie
Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 rust op de gemeente op grond van artikel 6.12 lid 1 van die wet de verplichting tot kostenverhaal bij grondexploitatie. Deze verplichting houdt in dat als de gemeente er bij een ruimtelijke ontwikkeling niet in slaagt met alle particuliere eigenaren in het gebied een overeenkomst te sluiten over grondexploitatie, de gemeente publiekrechtelijk de kosten moet verhalen bij alle eigenaren waarmee niet gecontracteerd is. Gemaakte kosten (limitatief opgesomd in artikelen 6.2.3 tot en met 6.2.5. van het Bro) zoals grondverwervingskosten, plankosten, onderzoekskosten, kosten van inrichting van de openbare ruimte etc. kunnen verhaald worden door middel van een exploitatieplan dat gelijktijdig met het bestemmingsplan, wijzigingsplan of projectbesluit moet worden vastgesteld. De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in artikel 6.2.1 Bro (o.a. bouw van één of meer woningen, bouw van één of meer hoofdgebouwen, bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m2). Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een appartementencomplex met in de plint commerciële functies. Deze ontwikkeling maakt daarmee bouwplannen mogelijk in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk. Grondeigenaar van het gebied is deels woningbouwcorporatie Portaal en deels de gemeente. De gemeente koopt de grond van Portaal en verkoopt alle gronden die nodig zijn voor de ontwikkelaar aan Kondor Wessels Projecten. De koopovereenkomsten zijn inmiddels getekend. De gemeente heeft de gemaakte kosten verrekend in de grondprijs. Hiermee zijn de gemeentelijke kosten anderszins verzekerd en is het maken van een exploitatieplan op grond van artikel 6.12 lid 2 Wro niet nodig.
50
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Hoofdstuk 7 7.1
Procedure
Vooroverleg
De voorgestane ontwikkeling is niet mogelijk binnen het huidige bestemmingsplan. Daarom zal voor het plangebied een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. De actualisatie van de nota van randvoorwaarden dient als basis voor het op te stellen bestemmingsplan. De actualisatie van de Nota van randvoorwaarden en het bestemmingpslan zullen gelijktijdig in procedure worden gebracht. Communicatie Op 3 december 2014 is er in het informatiewinkel zuidelijke binnenstad een informatieavond georganiseerd. Deze informatieavond was aangekondigd in de nieuwsbrief voor de bewoners en ondernemers van de zuidelijke binnenstad. Tijdens de informatieavond zijn de plannen voor de nieuwbouw gepresenteerd en konden de geïnteresseerden kennis nemen van het conceptbestemmingsplan. De reacties op het plan en het bestemmingsplan waren overwegend positief. Publicatie voornemen ontwikkeling Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een ontwikkeling worden gepubliceerd. Aan deze verplichting is voldaan met een publicatie van het voornemen in de Arnhemse Koerier van woensdag 24 december 2014. In deze publicatie is opgenomen dat er naar aanleiding van het voornemen geen stukken ter inzage worden gelegd en dat er geen mogelijkheid bestaat tot het indienen van zienswijzen. Artikel 3.1.1 Bro overleg Het plan is in het kader van het 3.1.1. Bro overleg toegestuurd aan het Waterschap Rijn en IJssel. Het Waterschap heeft voor de terinzagelegging niet gereageerd op het bestemmingsplan.
7.2
Terinzagelegging (ontwerp-bestemmingsplan)
PM
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
51
52
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Nota van Randvoorwaarden Bartok Uitvoeringsprogramma zuidelijke binnenstad Akoestisch onderzoek en onderzoek luchtkwaliteit Geo-hydrologisch onderzoek Ecologisch onderzoek
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
53
54
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Regels
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
57 57 62
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6
Bestemmingsregels Centrum Verkeer - verblijfsgebied Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied) Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)
63 63 63 64 65
Hoofdstuk 3 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels
69 69 69 69 69
Hoofdstuk 4 Artikel 11 Artikel 12
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
71 71 71
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
55
56
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels Begrippen
1.1 plan het bestemmingsplan Bartok van de gemeente Arnhem. 1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.734-0201.gml met de bijbehorende regels en bijlagen; 1.3 aan-, uitbouw een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw. 1.4 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden. 1.5 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.6 administratief kantoor een in beginsel niet voor het publiek openstaand kantoor . 1.7 afhankelijke woonruimte een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest 1.8 bebouwing één of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.9 bebouwingspercentage een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd; 1.10 bed and breakfast overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning. 1.11 bedrijf een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid. 1.12 bedrijfswoning / dienstwoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is. 1.13 beroep aan huis een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend. 1.14 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming 1.15 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. 1.16 bijgebouw een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
57
1.17 bijzondere woonvorm een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden. 1.18 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. 1.19 bouwgrens de grens van een bouwvlak. 1.20 bouwlaag een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering casu quo kapruimte. 1.21 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.22 bouwperceelgrens een grens van een bouwperceelgrens. 1.23 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.24 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.25 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf en internetverkoop wordt hieronder niet begrepen. 1.26 dienstverlenend bedrijf een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, kapsalon, kopieerservicebedrijf, een autorijschool en dergelijke. Detailhandel en garagebedrijven worden hieronder niet begrepen 1.27 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.28 gezondheids- en welzijnszorg geneeskundige verzorging en verpleging zoals ziekenhuizen; medische, tandheelkundige en paramedische praktijken; apotheken; verpleeg- en verzorgingshuizen; dag- en nachtvoorzieningen voor gehandicapten, psychiatrische patiënten, jongeren en maatschappelijke opvang met (therapeutische) behandeling inclusief overnachting; maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting: dienstverlening gericht op ouderen en gehandicapten, kinderopvang en buitenschoolse opvang, jeugdzorg, maatschappelijk werk en dergelijke. 1.29 horecabedrijf een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen. 1.30 horeca - a een horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.
58
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
1.31 horeca - b horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven. 1.32 horeca - c horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, niet zijnde discotheken en nachtclubs. 1.33 horeca - d horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 0.6.00 uur, zoals nachtclubs. 1.34 horeca - e horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels, pensions en bed en breakfast -bedrijven met meer dan vier slaapplaatsen. 1.35 hoofdgebouw een gebouwdat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken. 1.36 internetverkoop detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet en andere media verloopt. 1.37 kantoor een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening. 1.38 maatschappelijke functies Voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder maatschappelijke functies verstaan functies ten behoeve van onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg, politieke-, belangen- en ideële organisaties/verenigingen en hobbyclubs en openbare dienstverlening. 1.39 mantelzorg het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn. 1.40 nutsbedrijven bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op a. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte; b. de verzorging van telecommunicatie; c. de afvoer en verwerking van afvalstoffen; 1.41 onderbouw een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen. 1.42 peil 1. voor een gebouw , waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang; 2. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; 3. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw. 4. voor zover als zodanig aangegeven in de bestemmingsregels: Normaal Amsterdams Peil (N.A.P.)
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
59
1.43 onderwijs georganiseerde communicatie van niet-incidentele aard met als doel overdracht van kennis, vermeerdering van inzicht en/of aanleren van vaardigheden zoals primair en speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar (beroeps)onderwijs en educatie, tertiair onderwijs en overig onderwijs en bij onderwijs behorende sportvoorzieningen. 1.44 openbare dienstverlening openbaar bestuur en overheidsdiensten zoals een politiebureau, gemeentehuis, gerechtsgebouw, brandweerkazerne, bibliotheek en penitentiaire inrichting; uitvaartverzorging, crematoria en begraafplaatsen. 1.45 productiegebonden detailhandel detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie. 1.46 prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. 1.47 prostitué(e) degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. 1.48 publiekgericht kantoor een kantoor ten behoeve van technische, administratieve of persoonlijke dienstverlening, (hieronder niet begrepen detailhandel of horeca-activiteiten), met een publiekaantrekkend karakter, dan wel met een baliefunctie. 1.49 raamprostitutie een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden. 1.50 seksinrichting een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar. 1.51 standplaats een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen. 1.52 straatmeubilair onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen. 1.53 thuisprostitutie vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e). 1.54 vestigingsbeleid het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000). 1.55 werkplek een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht. 1.56 wijk wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek. 1.57 winkel een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte. 60
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
1.58 wonen voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen bijzondere woonvormen en bed and breakfast met ten hoogste vier slaapplaatsen; 1.59 woning een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf. 1.60 woonwagen voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
61
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk: 1. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftoipbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2. indien van toepassing, vanaf N.A.P. tot het hoogste, respectievelijk diepste punt van een bouwwerk. 2.3 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
62
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Hoofdstuk 2 Artikel 3
Bestemmingsregels Centrum
3.1 Bestemmingsomschrijving De op de plankaart als "Centrum" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel uitsluitend op de begane grond; b. dienstverlenend bedrijf uitsluitend op de begane grond; c. maatschappelijke functies uitsluitend op de begane grondlaag; d. het wonen; e. beroep aan huis; f. uitsluitend voor een parkeergarage op de gronden aangeduid als parkeergarage (pg) met dien verstande dat op de begane grond maximaal 500 m 2 bvo gebruikt mag worden als detailhandel, dienstverlenend bedrijf of maatschappelijke functies; g. onderdoorgangen en toegangen tot (ondergrondse) voorzieningen ten behoeve van direct aangrenzende bestemmingen; h. overige parkeervoorzieningen; i. in- en uitritten, verkeers en verblijfsvoorzieningen, straatmeubilair, groen-, water- en speelvoorzieningen; j. ondergeschikte horeca uitsluitend ten dienste van de onder a t/m c genoemde functies 3.2 Bouwregels a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, voor zover binnen het bouwvlak gelegen, mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd; b. Op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang', mag op de begane grond tot een hoogte van minimaal 2,40 meter niet worden gebouwd, tenzij dit ondersteunende constructies betreft. 3.3 Specifieke gebruiksregels Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming bedoeld in art 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen gebruik van de boven de begane grond gelegen bouwlagen als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte tenzij: a. het een gedeelte van een woning betreft dat gebruikt wordt voor een beroep aan huis door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan; b. de gronden aangeduid zijn als bedrijf aan huis (bah) en het de eerste twee bouwlagen betreft.
Artikel 4
Verkeer - verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving De als Verkeer - verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties; b. parkeervoorzieningen; c. groen- en watervoorzieningen; d. wandelgebieden en speelgelegenheden; e. terrassen; f. nutsvoorzieningen; g. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van direct aangrenzende bestemmingen.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
63
4.2 Bouwregels a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, trolleymasten, entrees tot parkeergarages en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen.
Artikel 5
Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)
5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden. 5.2 Bouwregels Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen: a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn; b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 50 m 2 bedraagt. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst 5.3 Afwijken van de bouwregels a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 5.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels. b. Afwijken als bedoeld in lid 5.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. c. Afwijken als bedoeld in lid 5.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op: 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. het doen van opgravingen; 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige. 5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 5.4.1 Verboden werkzaamheden Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. grondwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage; b. het verlagen of verhogen van het waterpeil; c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
64
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
5.4.2 Toelaatbaarheid De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 5.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op: a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. het doen van opgravingen; c. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige. 5.4.3 Uitzonderingen Het verbod, als bedoeld in lid 5.4.1 sub a, is niet van toepassing indien: a. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 50 m2 of een omvang van 50 m 1; b. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan; d. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden; e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. 5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 50 m 2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht. 5.6 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde- archeologie (archeologisch waardevol gebied)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat: a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 6
Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)
6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden. 6.2 Bouwregels Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen: a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn; b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 500 m 2 bedraagt. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
65
6.3 Afwijken van de bouwregels a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 6.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels. b. Afwijken als bedoeld in lid 6.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. c. Afwijken als bedoeld in lid 6.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op: 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. het doen van opgravingen; 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige. 6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 6.4.1 Verboden werkzaamheden Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. grondwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage; b. het verlagen of verhogen van het waterpeil; c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 6.4.2 Toelaatbaarheid De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 6.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op: a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. het doen van opgravingen; c. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige. 6.4.3 Uitzonderingen Het verbod, als bedoeld in lid 6.4.1 sub a, is niet van toepassing indien: a. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m2 of een omvang van 500 m1; b. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan; d. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden; e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
66
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 500 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht. 6.6 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (midddelhoge verwachting)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat: a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
67
68
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Hoofdstuk 3
Algemene regels
Artikel 7
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8
Algemene bouwregels
8.1 Bouwen binnen bouwvlak a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak. b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.
Artikel 9
Algemene gebruiksregels
Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan: a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte; b. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.
Artikel 10
Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van: 1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten; 2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 8.1 mits: a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen; b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits: 1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden; 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming; 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt; 4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden; 3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van: a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3 , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m 3; b. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie: 1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter; 2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte; d. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet geluidhinder. 4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits: a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en b. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
69
5. het bepaalde in artikel 9 voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat: a. het geen raamprostitutie betreft; b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie; c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het afwijken van de regels niet meer dan acht zal bedragen; d. er in de wijk nog geen seksinrichting is; e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd; f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast; g. er geen onevenredige vergroting van de parkeerdruk ontstaat; h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt; i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.
70
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
Hoofdstuk 4 Artikel 11 11.1
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
11.1.1 Overgangsbepaling Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 11.1.2 Afwijken Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid 11.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid 11.1.1 met maximaal 10%. 11.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken Lid 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 11.2
Overgangsrecht gebruik
11.2.1 Overgangsbepaling Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 11.2.2 Strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 11.2.3 Verbod hervatten strijdig gebruik Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 11.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik Het bepaalde in lid 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bartok.
bestemmingsplan 'Bartok' (ontwerp, 15 januari 2015)
71