d eo ntd ekki ng
museumbezoek & beeldende vorming
Depotruimers
Spoorzoeken achter de schermen van het museum
N N N N N N N N verzorgd door Museum Jan Cunen | Muzelinck Aafke de Bruijn | Herman Kuypers
Kunst groep 7
OKVO
K
raken
Osse Kunstinstellingen voor he t Onder wijs | 2007 - 2008
OKVO 2007-2008 | schema Menu aanbod
à la Carte op aanvraag
Groep
Voorstelling | expo- Handleiding sitie | stadstocht
Kunstenaar in de klas
1
Poppentheater
Drama
Poppenspeler
2
Poppentheater
Drama
Poppenspeler
3
Muziektheater
Muziek
Muzikant
4
Vertelvoorstelling
Literatuur
Boekenwurm | Dichter
5
Dansvoorstelling
Dans
Danser
6
Stadstocht
Cultureel Erfgoed
VerhalenVerteller over Erfgoed
7
Expositie
Museumbezoek | Beeldende Vorming
Beeldend Kunstenaar
8
Filmvoorstelling
Audiovisueel
Fotograaf
KunstKraken
d eo ntd ekki ng Basisbibliotheek Maasland | Oss Cultuurpodium Groene Engel Museum Jan Cunen Muzelinck | centrum voor de kunsten Poppentheater Marag Gemeente Oss Samenwerkingsverband Primair Onderwijs Maasland Zeeman & De Regt | onderwijskundige ondersteuning en begeleiding Annemiek Laghuwitz | vormgeving OKVO | 2007 - 2008 | K u n s t K r a k e n | M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g
Inleiding Depotruimen: de ontdekking van het depot In Museum Jan Cunen is elke paar maanden een nieuwe tentoonstelling te zien. Je kunt kunstwerken bewonderen die speciaal voor de gelegenheid naar het museum zijn gehaald. Maar het museum bezit zelf ook kunst! Dat noemen we de eigen collectie. Die bestaat uit unieke en vaak kostbare stukken: schilderijen, beelden, foto’s en tekeningen. Deze collectie wordt op een speciale manier bewaard, zodat die over honderden jaren ook nog mooi en gaaf is. Dat bewaren heet ook ‘conserveren’. Conservatie van kunst is een belangrijke taak van het museum. Het museum is een soort veilige haven voor kunst. Daar wordt het goed bewaard en op een voorzichtige manier behandeld. Het museum heeft een speciale opslagruimte (het depot) om de kunst zo goed mogelijk te bewaren. Dat depot moet regelmatig worden opgeruimd. Dit noemen we depotruimen. We gaan in deze lesbrief ontdekken hoe zo’n depot wordt bijgehouden en wat daarin allemaal te zien is.
Spoorzoeken: het ontdekken van sporen Sporen zijn indrukken die zijn achter gebleven na een bezoek aan iets. Dan kan letterlijk een plek zijn waar bijvoorbeeld voetafdrukken achter zijn gebleven. Maar je zou ook van geestelijke sporen kunnen spreken in die zin dat er iets in je herinnering is achter gebleven, een naam, een kleur, iets wat indruk op je gemaakt heeft. Op beide sporen gaan we ons begeven. We vertrekken beeldend gezien letterlijk vanuit een spoor uit het museum: de voorwerpkaart. Deze informatie zet je om in een beeld wat beantwoord aan de informatie op deze kaart én daarmee laat je meteen zelf sporen achter. In dit geval op papier. Dit spoor gebruik je ook weer bij je bezoek aan het museum.
Over het museumbezoek Het depot is normaal gesproken niet zichtbaar voor publiek. Vanaf september wordt een deel van het depot het museum in gehaald. Wat denken jullie? Is een depot net zoiets als een stoffige oude zolder? Of juist heel netjes en opgeruimd? Tijdens het bezoek aan het museum staat het beleven van het ‘depot-gevoel’ centraal en ontdekken jullie hoe een depot eruit ziet. Ook ontmoeten jullie een nogal wat rare depotmedewerker die aan het opruimen is. Uiteindelijk worden jullie zelf ook depotruimers!
Bij de lessen in deze handleiding horen de volgende leerdoelen De leerlingen: • leren wat er gebeurt achter de schermen van een museum • kunnen omschrijven wat een depot is • kennen de functie van een voorwerpkaart • kunnen een schilderij analyseren met hulp van verschillende onderwerpen die op een voorwerpkaart aan bod komen • visualiseren: weten tekst te vertalen in een beeld • kunnen structuren herkennen en weten deze ook toe te passen.
| OKVO | 2007 - 2008 M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g | K u n s t K r a k e n
Opzet lessen Les 1: Spoorzoeken achter de schermen Deze les is een voorbereidende les op het museumbezoek. Hierin wordt uitgelegd wat een depot is en hoe de kunstwerken en voorwerpen daar in worden opgeslagen en gedocumenteerd door het gebruik van voorwerpkaarten.Deze kaarten kan je ook zien als sporen uit het museum. Welke sporen komen overeen met de sporen van de kunstwerken? Welke sporen kun je zelf achterlaten? Opdracht 1: Leerlingen bekijken een kunstwerk met bijbehorende voorwerpkaart en zoeken de juiste kunstwerken bij de juiste voorwerpkaarten. Opdracht 2: Leerlingen maken een tekening op basis van gegevens op een voorwerpkaart. Deze zelf gemaakte tekeningen nemen de leerlingen mee naar het museum.
Les 2: Het museumbezoek Deze les geeft korte praktische aandachtspunten weer voor het museumbezoek. Tijdens het museumbezoek is het de bedoeling dan ze hun zelfgemaakte tekening meenemen, zodat ze die kunnen vergelijken met het eigenlijke kunstwerk. Verder gaan we in het depot op zaal aan de slag en kiezen de leerlingen uiteindelijk een kunstwerk uit het depot uit, waar ze op school in de reflectieles mee aan de slag gaan.
Les 3: Spoorchecken Opdracht 1: Uitwerken van gekozen kunstwerk uit depot in beeldende opdracht. Opdracht 2: Groepsbespreking in de vorm van een evaluatiespel over het museumbezoek en de gemaakte opdrachten.
i i OKVO | 2007 - 2008 | K u n s t K r a k e n | M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g
Inhoudsopgave Inleiding
4
Les 1 Spoorzoeken achter de schermen
6
Les 2 Het museumbezoek
11
Les 3 Spoorchecken
12
Samenvatting
14
Begrippenlijst
14
Verwijzingen
15
Bronnen
15
Werkbladen
16
inclusief kleurenafbeeldingen van de kunstwerken op Werkblad 1
| OKVO | 2007 - 2008 M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g | K u n s t K r a k e n
Les 1:
Spoorzoeken achter de schermen
Vo o r h e t m u s e u m b e z o e k Benodigdheden Schoolbord Plakband Werkblad 1,2 en 3 De kleurenafbeeldingen uit bijlage 1 Tijdsindicatie 1,5 uur
Uitleg les Deze les is een voorbereiding op het museumbezoek, waarbij de leerlingen een kijkje achter de schermen van het museum gaan nemen. Naast het maken van tentoonstellingen heeft het museum namelijk nog veel meer taken. Een van de belangrijkste taken is het beheren en behouden van een collectie van 6000 schilderijen, beelden, foto’s, tekeningen, archeologische vondsten en streekhistorische attributen. Het is onmogelijk ze allemaal in het museum tentoon te stellen, maar ze moeten natuurlijk wel goed worden bewaard, zodat ze over honderden jaren nog mooi zijn! Dat bewaren gebeurt in een grote opslagruimte: het depot. Al die duizenden voorwerpen die het museum bewaart, moet je natuurlijk ook makkelijk en snel terug kunnen vinden in dat depot. Daarom krijgt ieder kunstwerk een nummer. Dat nummer komt op een voorwerpkaart te staan waar nog veel meer informatie op terug te vinden is over dat kunstwerk of voorwerp. In opdracht 1 maken de leerlingen kennis met enkele kunstwerken en voorwerpkaarten, met als doel goed te leren kijken. Waar kan je allemaal op letten als je naar een kunstwerk kijkt? Wat staat er allemaal op een voorwerpkaart? Zie je dat ook terug als je naar het kunstwerk kijkt? In opdracht 2 gaan we proberen de informatie op de voorwerpkaart te verbeelden. De gegevens en omschrijving worden omgezet in een werkstuk. Dit werkstuk neem je mee tijdens jullie bezoek aan het museum, bewaar het dus goed! Tijdens dit bezoek kun je jou werk met het échte kunstwerk, waar de voorwerpkaart bij hoort, vergelijken.
Opdracht 1 Kunst werken en voor werpenkaarten Opdracht 1a Sporen zoeken We gaan een kunstwerk met bijbehorende voorwerpkaart uit de museumcollectie klassikaal bespreken. Hang het onderstaande werk van Jan Mankes in kleur op het bord (zie bijlage 1.) Vraag de leerlingen te vertellen wat ze allemaal zien op het kunstwerk. Bespreek met de leerlingen vervolgens het kunstwerk met behulp van de gegevens op de onderstaande voorwerpkaart. Wat is het objectnummer van het werk? Waarom is dat belangrijk, denk je? • Hoe groot is het? • In welke toestand is het werk? • Wanneer is het gemaakt? • Van wie is het? • Wie heeft het in bruikleen? • Wie is de maker? • Wat is de titel? • In welk rek kan je het vinden? OKVO | 2007 - 2008 | K u n s t K r a k e n | M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g
• • • •
Waarop is het gemaakt? Hoe is het gemaakt? (zie voor technieken de begrippenlijst achterin de handleiding) Wat staat er op de kaart over de achtergrond van de het werk? Wat vind jij belangrijk om op te schrijven over een kunstwerk?
Opdracht 1b Wat hoort bij elkaar? Kopieer werkblad 1 en 2 voor alle leerlingen. Hang de afbeeldingen die op werkblad 1 staan in kleur op het bord en schrijf de bijbehorende cijfers eronder. Laat de kinderen werkblad 2 in twee stukken knippen, zodat iedere leerling uiteindelijk 8 losse voorwerpkaarten heeft. Laat ze individueel op de achterkant van de kaarten het nummer van de bijbehorende kunstwerken schrijven. Als alle leerlingen hiermee klaar zijn, laat ze dan de voorwerpkaarten onder de afbeeldingen op het bord leggen. Bespreek de resultaten klassikaal na. Heeft iedereen dezelfde voorwerpkaarten bij dezelfde werken? Of zijn er verschillen? Wat zijn de juiste voorwerpkaarten bij de juiste kunstwerken?
| OKVO | 2007 - 2008 M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g | K u n s t K r a k e n
Opdracht 1c De achterkant van de voor werpkaart Kopieer werkblad 3 voor iedere leerling. Hang het onderstaande werk van Karel Appel in kleur op het bord (zie bijlage 1.) Bespreek met de leerlingen het onderstaande kunstwerk met behulp van de gegevens op de onderstaande voorwerpkaart. Jullie kunnen je natuurlijk wel voorstellen dat zo’n voorwerpkaart vaak ook een achterkant heeft. Alleen hebben we een probleem. Bij deze kaart is hij leeg! Er staan alleen een aantal begrippen op waar een korte beschrijving achter moet komen. Als je goed naar het kunstwerk kijkt, dan kun je ze zeker invullen. (Voor uitleg over de begrippen, zie de begrippenlijst achter in de handleiding.) Geef de leerlingen de opdracht de achterkant van de voorwerpkaart op werkblad 3 in te vullen.
OKVO | 2007 - 2008 | K u n s t K r a k e n | M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g
Opdracht 2 Opsporen Geef kinderen de gelegenheid om vanuit onderstaande instructie een of meerdere dingen of voorwerpen mee te brengen. Bijvoorbeeld maandag klassikaal behandelen en dinsdag praktisch uitwerken. Benodigdheden Werkblad 4 Inkt rol(len) Zwarte blockprint –inkt (Drukinkt op waterbasis) Zelfverzamelde materialen Potlood (evt. gum) Stevig papier (2 à 3 A4 vellen per kind) (minimaal 160 grams) Tijdsindicatie 1 à 1,5 uur
In opdracht 1 maakten we al kennis met verschillende druktechnieken. Hieronder nog de belangrijkste informatie daarover op een rij. Deze informatie heb je nodig bij het verbeelden van de voorwerpkaart. In de wereld van het drukken spreken we niet over verf maar over inkt. Bij diepdruk is de te drukken voorstelling in de drukplaat aangebracht, bijvoorbeeld gekrast of uitgebeten met zuur. In deze uitsparingen wordt de inkt aangebracht. Vervolgens wordt er op deze ingeinkte plaat papier gelegd en wordt het geheel onder een drukpers doorgehaald. Een voorstelling ontstaat door een of meerdere objecten onder druk in het papier te persen zodanig dat er na verwijdering van deze objecten een indruk achter gebleven is in het papier Het heet blinddruk omdat er geen inkt bij gebruikt wordt. Wanneer we deze objecten met inkt insmeren en op dezelfde wijze drukken spreken we van reliëfdruk. Litho steendruk hoogdruk van een drukplaat wordt alles weggesneden wat niet gedrukt moet worden. Op de overgebleven delen wordt inkt aangebracht. Zeefdruk Bij zeefdruk worden delen van een op een raam gespannen gaas afgedekt. Dit raam wordt op een papier (of andere beelddrager) gelegd en met een rakel wordt de inkt over het gaas geschoven. Op de opengebleven plaatsen komt de inkt op het papier. (Een rakel is een soort lineaal met een inktbak) Het spreekt voor zich dat bovengenoemde technieken ook onderling te combineren zijn. Sporen blijven achter na een bezoek aan een plek. Sommige sporen zijn heel opvallend, het zijn bijvoorbeeld je voetafdrukken in het zand tijdens een boswandeling. Of de zand en modderafdrukken die je thuis op de vloer achter laat na diezelfde boswandeling (waarschijnlijk tot ongenoegen van je moeder..). Als je tekent laat je eigenlijk ook een of meestal meer sporen achter. Zorgvuldig geplaatste lijnen en vlekken op je papier. In de volgende opdracht gaan we die twee sporen allebei gebruiken. Want we gebruiken de sporen uit het museum in de vorm van een voorwerpkaart én we gebruiken (teken-) materialen om sporen in - in dit geval - het papier achter te laten.
| OKVO | 2007 - 2008 M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g | K u n s t K r a k e n
Dat kun je op drie manieren doen: 1. we maken met ons potlood lijnen/arceringen die lijken op sporen zoals we die om ons heen aan treffen als we goed kijken. 2. We maken sporen op papier zoals we ook in het echt sporen achter laten. Je kunt bijvoorbeeld over je papier heen fietsen of lopen. Ook kun je voorwerpen stevig in het papier drukken. 3. De derde mogelijkheid is een combinatie van bovenstaande twee mogelijkheden. Gebruik bij de uitwerking de spullen die je van thuis hebt meegebracht. Kies je papier(formaat).
OKVO | 2007 - 2008 | 10 K u n s t K r a k e n | M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g
Les 2
Museumbezoek
Ter voorbereiding op het museumbezoek is het de bedoeling dat de leerlingen hun zelfgemaakte tekening meenemen, zodat ze die kunnen vergelijken met het eigenlijke kunstwerk. Dat kunstwerk hangt in het depot in het museum. Het depot is normaal gesproken niet zichtbaar voor publiek. Vanaf september wordt een deel van het depot het museum in gehaald. Dat gaan we eens goed bekijken en daar gaan we in ruimen! Depotruimen! Uiteindelijk kiezen de leerlingen een kunstwerk uit het depot uit, waarvan ze de sporen goed moeten opslaan in hun geheugen. Op school gaan ze daar in les 3 weer verder mee aan de slag. Zoals u wellicht weet, geldt er in een museum wel een aantal algemene regels waar u en uw leerlingen rekening mee dient te houden. Zo is het in het museum niet toegestaan te eten en te drinken. Daarnaast is het verboden grote tassen mee de tentoonstellingsruimte in te nemen. Deze kunnen worden achtergelaten in de daarvoor bestemde lockers. Overige regels zullen in het museum aan de leerlingen worden uitgelegd. Voor het programma “Depotruimers” zouden we u willen vragen met minimaal 3 ouders/stagiaires en 1 docent naar het museum te komen. We vragen de ouders een toezichthoudende rol op zich te nemen. Inhoudelijke begeleiding van de ouders is niet per definitie noodzakelijk. Ook dit jaar kunt u weer gebruik maken van de gratis parkeergelegenheid aan de Molenstraat bij kunst- en antiekwinkel Bastings & van Tuijl bv. Hieronder een routebeschrijving: De parkeergelegenheid ligt recht tegenover de oude hoofdingang van Museum Jan Cunen, tussen nummer 56 en 58, links naast Bastings & van Tuijl bv. Is het hek gesloten, vraagt u dan in het museum of het voor u geopend kan worden. De parkeergelegenheid is echter alleen toegankelijk ten tijde van uw museumbezoek!
11 | OKVO | 2007 - 2008 M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g | K u n s t K r a k e n
Les 3
Spoorchecken
Na het museumbezoek
Benodigdheden: 1 vel tekenpapier (minimaal formaat A3 (42 x 29,7 cm)) per kind Materiaal: potlood, wasco, (school-)verf, kleurpotloden, lineaal. Werkblad 5 Tijdsindicatie ca. 1,5 uur
Uitleg les: Je hebt vanuit het depot een werk uitgezocht voor de expositie in Museum Jan Cunen. De volgende opdracht test hoeveel ‘indruk’ dat kunstwerk op jou heeft gemaakt. Je gaat namelijk een werkstuk maken over dat kunstwerk. Daarom eerst een paar vragen die je helpen om het werk weer voor je geest te halen: 1. Wat stond erop dit kunstwerk? Wat was er te zien? 2. Weet je nog de titel? 3. Tot welk genre (=soort) hoort dit kunstwerk? (bijv. landschap, portret, abstract, stilleven, grafiek, etc.) 4. In welke techniek was dit kunstwerk uitgevoerd? 5. Wat waren de belangrijkste kleuren? 6. Was er gebruik gemaakt van structuren in dit kunstwerk? 7. Hoe groot was dit kunstwerk? (hoogte x breedte in cm.)
Opdracht 1 Verdeel de hierboven door jou aangegeven hoogte en breedte zodanig op je papier dat je een werkstuk gaat maken met dezelfde verhoudingen. Gebruik je papier daartoe staand of liggend. Schets nu de vormen in op je papier. Kies dan het op school voorradige materiaal waarmee je dat kunstwerk het beste kunt weergeven. . Opdracht 2 Het evaluatiespel: de sporentest Wat vond je van het depotruimen en het spoorzoeken? Wat vond je van het museumbezoek? Maak een ruimte vrij in de klas van ongeveer 3 bij 3 meter. Verdeel de ruimte in vieren door de verschillende sporenvellen uit bijlage 2 in iedere hoek te leggen. De verschillende sporen geven verschillende meningen aan. Lees de onderstaande stellingen/vragen voor en laat ze per stelling/vraag kiezen bij welk spoor ze gaan staan. Vraag vervolgens aan een leerling per vraag, waarom ze voor dat spoor hebben gekozen. Dus een uitgebreidere uitleg waarom ze het wel/niet leuk vonden, wel/niet mooi vonden, enzovoort. Deze laatste vraag is uiteraard de belangrijkste, dus besteed daar veel tijd en aandacht aan! Noteer de uitkomsten en het aantal leerlingen per stelling/vraag en gebruik deze antwoorden voor het invullen van het OKVO evaluatieformulier.
Vragenlijst Les 1: Spoorzoeken achter schermen 1. 2. 3. 4.
Vond je het leuk om lang naar een kunstwerk te kijken? Werd een kunstwerk daardoor anders voor je? Vond je het leuk om de achtergrond achter een kunstwerk te weten? Hoe vond je het om zelf een kunstwerk te moeten omschrijven?
Algemene vraag: Hoe vond je het om zelf een werkstuk te maken naar aanleiding van de voorwerpkaart? OKVO | 2007 - 2008 | 12 K u n s t K r a k e n | M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g
Les 2: Het museumbezoek 1. Vond je het een mooie opstelling? 2. Vond je de kunstwerken in het museum mooi? 3. Wat vond je van het depotruimen? Algemene vraag: weet je nu wat “depotruimen” in het museum inhoudt? Les 3: Spoorchecken 1. Kon je het kunstwerk uit het museum nog goed herinneren? 2. Wat vond je ervan om hier een werk bij te maken? 3. Wat vind je van het sporenspel? Algemene vraag: Kan je iets wat je in je hoofd hebt opgeslagen ook goed uitwerken?
13 | OKVO | 2007 - 2008 M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g | K u n s t K r a k e n
Samenvatting
In depotruimers leren de kinderen wat de functie is van een depot en wat de relatie is tussen het museum en het depot. Het museum keert zich binnenste buiten en zo is het depot voor de gelegenheid in de museumzaal te bezoeken. Kern hierin is het verwoorden en verbeelden. Er wordt aldus een groot beroep gedaan op het voorstellingsvermogen in relatie tot het geheugen. Goede sporen zijn belangrijke aanknopingspunten om herinneringen terug te halen. Verbanden leggen tussen en analyseren van gegevens, beelden en herinneringen zijn cruciale onderdelen in dit lesaanbod. Via het opsporen van sporen en het maken van sporen ervaren de kinderen dit ook direct zowel individueel als gezamelijk.
Begrippenlijst Blinddruk
Compositie
depot Diepdruk Hoogdruk Kleur
Kunstwerk
Litho Pastel Sfeer Stijl
Spoor Structuur Voorwerpkaart Vorm
Er ontstaat een voorstelling door een of meerdere objecten onder druk in het papier te persen zodanig dat er na verwijdering van deze objecten een indruk achter gebleven is in het papier. Dit is de wijze waarop de objecten op het kunstwerk geordend zijn. Zo staan in sommige foto’s of schilderijen de belangrijkste objecten vooral in het midden, dit noem je dan een centrale compositie. Of het staat in een diagonale lijn bij elkaar: een diagonale compositie, etc. Een plaats waar iets bewaard wordt. Het museum heeft ook zo’n een speciale opslagruimte om de kunst zo goed mogelijk te bewaren. De te drukken voorstelling is in de drukplaat aangebracht, bijvoorbeeld gekrast of uitgebeten. In deze uitsparingen wordt de inkt aangebracht. van een drukplaat wordt alles weggesneden wat niet gedrukt moet worden. Op de overgebleven delen wordt inkt aangebracht. In elk kunstwerk komen wel kleuren voor. Zo wordt er bij schilderijen veel met de primaire (basis) kleuren gewerkt: blauw, geel en rood. Maar er worden nog vaker kleuren gemengd, bijv. oranje, bruin of grijs. Kleur zegt ook vaak veel over de sfeer. Zo ervaren we rood vaak als een warme kleur en blauw als een koude kleur. Een werk gemaakt door een beeldend kunstenaar, dit kan een foto, grafiek, beeld, tekening of schilderij zijn. technieken in kunstwerken: steendruk droge kleurstof zoals krijt De sfeer geeft een bepaalde stemming weer. De sfeer van een schilderij kan bijvoorbeeld heel dromerig zijn, eng, droevig, vrolijk, etc. Stijl is volgens Van Dale: geheel van kenmerkende vormen van een bepaalde school of richting of voor een bepaald kunstenaar of tijdperk. Veel ronde vormen en krullen, bijvoorbeeld, geven gauw een drukke of romantische stijl weer, terwijl rechte lijnen en hoeken een strakke, moderne stijl weergeven. Iets wat bewust of onbewust achter blijft nadat een bepaalde plek bezocht is. Oppervlak samengesteld uit een (pseudo) ordening van een of meerdere kleine(-re) elementjes. Dit oppervlak heeft een visuele en/of tactiele eigenschap. Een kaart waarop alle belangrijke gegevens van een kunstwerk en/of de achtergrond van een kunstwerk beknopt worden opgeschreven. Rechthoekig, rond, vierkant. Vele vormen worden vaak door elkaar gebruikt in schilderijen, maar soms komt een bepaalde vorm vaker terug. Bepaalde vormen geven ook vaak weer een bepaalde stijl of sfeer weer. In die zin zijn de kenmerken eigenlijk niet los te koppelen van elkaar. OKVO | 2007 - 2008 | 14 K u n s t K r a k e n | M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g
Verwijzingen
Het depot op zaal brengen is een activiteit die ook in andere musea plaatsvindt, om diverse redenen. Hieronder twee verwijzingen om ook een beeld te krijgen van een depot op zaal: Stedelijk Museum Zutphen: http://stedelijkmuseumzutphenpaktuit.nl/ Centraal Museum Utrecht: zie http://www.8weekly.nl/index.php?art=3685 Daarnaast wil ik u tevens verwijzen naar de website: www.museumjancunen.nl, waar u vanaf begin juli 2007 al allerlei informatie kunt vinden over de tentoonstelling en activiteiten bij ‘depotruimers’.
Bronnen
Adlib Museum - systeem waarin alle kunstwerken worden beschreven Collectie Museum Jan Cunen Lesbrief Lijnkijken 2005-2006
15 | OKVO | 2007 - 2008 M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g | K u n s t K r a k e n
OKVO | 2007 - 2008 | 16 K u n s t K r a k e n | M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g
werkblad 1
de kunstwerkenn
Behorende bij les 1, opdracht 1b. 1
2
4
3
5
6
7
8
17 | OKVO | 2007 - 2008 M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g | K u n s t K r a k e n
werkblad 2
de voorwerpkaarten
Behorende bij les 1, opdracht 1b
OKVO | 2007 - 2008 | 18 K u n s t K r a k e n | M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g
werkblad 2
de voorwerpkaarten
19 | OKVO | 2007 - 2008 M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g | K u n s t K r a k e n
werkblad 2
de voorwerpkaarten
OKVO | 2007 - 2008 | 20 K u n s t K r a k e n | M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g
werkblad 2
de voorwerpkaarten
21 | OKVO | 2007 - 2008 M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g | K u n s t K r a k e n
werkblad 3
de achterkant van de voorwerpkaart
Behorende bij Les 1, opdracht 1c
Vul de antwoorden op onderstaande vragen in op de achterkant van de voorwerpkaart. 1. 2. 3. 4. 5.
Welke kleuren zie je? Hoe zou je de sfeer van dit schilderij omschrijven? Hoe zou je de stijl van dit schilderij omschrijven? Hoe zou je de vormen van dit schilderij omschrijven? Wat staat er het meest op de voorgrond en waar staat dat? Dus eigenlijk: wat is de compositie? (Bijvoorbeeld: in het midden, links onder, etc.)
DE MEEST VOORKOMENDE KLEUREN:
COMPOSITIE: WAT STAAT WAAR?
DE MEEST VOORKOMENDE VORMEN:
STIJLBESCHRIJVING:
SFEERBESCHRIJVING:
OKVO | 2007 - 2008 | 22 K u n s t K r a k e n | M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g
werkblad 4 behorende bij les 1, opdracht 2
Hierboven staan twee voorwerpkaarten afgebeeld zoals die in Museum Jan Cunen gebruikt worden. Lees aandachtig de tekst op deze kaarten. Vergelijk de informatie tussen de ene en de andere kaart en let goed op de verschillen! Probeer beide kaarten te verbeelden Begin met de kaart met recordnummer 1536 (hokje linksboven) Gebruik bij de uitwerking de spullen die je van thuis hebt meegebracht. Kies je papierformaat. Pas de grootte van je materialen zonodig aan aan je papierformaat. Probeer sporen van dit materiaal achter te laten op je papier. Doe dit zo dat het zoveel mogelijk beantwoord aan de beschrijving op de voorwerpkaart. Laat de werkjes goed drogen. Neem je werkstukken mee als je naar het museum komt.
23 | OKVO | 2007 - 2008 M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g | K u n s t K r a k e n
werkblad 5 Behorende bij les 3; opdracht 1
In Museum Jan Cunen heb je een werk uit het depot toegevoegd aan de expositie. Enkele vragen voordat je aan de slag gaat.
1.
Wat stond er op dit kunstwerk? Wat was er te zien?
___________________________________________________________________________.
2.
Weet je nog de titel?
___________________________________________________________________________
3.
Tot welk genre (=soort) hoort dit kunstwerk?
(bijv. landschap, portret, abstract, stilleven, grafiek, etc.)
___________________________________________________________________________.
4.
In welke techniek was dit kunstwerk uitgevoerd?
___________________________________________________________________________.
5.
Wat waren de belangrijkste kleuren?
___________________________________________________________________________.
6.
Was er gebruik gemaakt van structuren in dit kunstwerk?
___________________________________________________________________________.
7.
Hoe groot was dit kunstwerk? (hoogte x breedte in cm.)
___________________________________________________________________________.
Opdracht Verdeel de hierboven door jou aangegeven hoogte en breedte zodanig op je papier dat je een werkstuk gaat maken met dezelfde verhoudingen. Gebruik je papier daartoe staand of liggend. Schets nu de vormen in op je papier. Kies dan het op school voorradige materiaal waarmee je dat kunstwerk het beste kunt weergeven. Als je op school hetzelfde materiaal hebt als waarmee het kunstwerk gemaakt was (vraag 4), kies je dat natuurlijk.
OKVO | 2007 - 2008 | 24 K u n s t K r a k e n | M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g
werkblad 6 | blij Behorende bij les 3; opdracht 2
25 | OKVO | 2007 - 2008 M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g | K u n s t K r a k e n
werkblad 6 | boos
OKVO | 2007 - 2008 | 26 K u n s t K r a k e n | M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g
werkblad 6 | weet niet
27 | OKVO | 2007 - 2008 M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g | K u n s t K r a k e n
werkblad 6 | saai
OKVO | 2007 - 2008 | 28 K u n s t K r a k e n | M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g
werkblad 6
29 | OKVO | 2007 - 2008 M u s e u m b e z o e k & B e e l d e n d e Vo r m i n g | K u n s t K r a k e n