Denktank beroepskrachten & vrijwilligers over de waarde van vrijwilligerswerk Rapport gebaseerd op de resultaten van een documentanalyse en enquête binnen de pedagogische civil society Hoe te verwijzen naar deze publicatie: Ploeg, F.A., Meijs, L.C.P.M., Roza, L., Metz, J., Hoogervorst, N. & Baren van, E.A. (2011). ECSP webpublicatie: Denktank beroepskrachten en vrijwilligers over de waarde van vrijwilligerswerk. Verkregen op [DATUM] van http://www.erim.eur.nl/ERIM/Research/Centres/Erasmus_Centre_for_Strategic_Philanthropy/ Research/Projects/Denktank_beroepskrachten_en_vrijwilligers.pdf
Dr. Judith Metz Lonneke Roza, Doctoraal student Eva van Baren, Doctoraal student Prof. Dr. Lucas Meijs Dr. Niek Hoogervorst Anouk Ploeg, Student Assistent Rotterdam School of Management, Erasmus University Rotterdam Department of Business‐Society Management Erasmus Centre for Strategic Philanthropy Contact: Lonneke Roza E‐mail:
[email protected] Telephone: +31 (0)10 408 1921
Deze achtergrondnotitie is onderdeel van een groter onderzoekstraject naar de unieke toegevoegde waarde van vrijwilligerswerk binnen de pedagogische civil society. In het kader van gezondheidsonderzoek en het stimuleren van het gebruik van de ontwikkelde kennis – om daarmee de zorg en gezondheid te verbeteren – wordt dit onderzoek gefinancierd door ZonMw
Introductie Op dinsdag 22 november werden vertegenwoordigers van verschillende soorten organisaties uitgenodigd op de Erasmus Universiteit om deel te nemen aan focusgroepen voor het onderzoek naar vrijwillige inzet. De dag begon met een ontspannen lunch, waarna de deelnemers in twee groepen werden gesplitst. In de focusgroepen werden na een korte introductie enkele hoofdvragen behandeld. De eerste vraag luidde: ‘Waarom maken de organisaties waarbij de deelnemers betrokken zijn gebruik van vrijwilligers, of waarom moeten ze dat doen? Wat is de reden hiervoor?’
Deelnemers De organisaties waren allereerst als zeer divers te beschouwen. Er waren bijvoorbeeld deelnemers die als vrijwilliger in de zorg werkten, die zich richtten op gemeenschappelijk ondernemerschap, die zich inzetten in een bewonersplatform, of die juist jongeren stimuleerden in de sportwereld. Op de vraag waarom er met vrijwilligers gewerkt werd, volgden er daarom gemengde reacties. Sommigen werkten direct met vrijwilligers, anders indirect. Een deelnemer antwoordde dat zijn hele programma om vrijwilligers draait, want het zijn mensen die erg betrokken zijn en erg graag mee willen werken. Vaak zijn zij het eigen programma ook gestart. Ook enthousiastmeren zij zelf ook weer mensen om vrijwilliger in de toekomst te worden. In de ene focusgroep vonden sommigen het echter een rare vraagstelling. Zij hadden liever gezien dat de vraagstelling veranderd werd in waarom organisaties ervoor gekozen hebben om juist met beroepskrachten samen te werken.
Redenen om voor vrijwilligers te kiezen Ook waren sommige deelnemers van mening dat deze keuze niet altijd een bewuste keuze is. Een professional zou gewoon vrijwilligerswerk moeten doen en een vrijwilliger zou zich professioneel moeten opstellen. Anderen waren het daar echter niet mee eens. In de informele zorg hebben vrijwilligers bijvoorbeeld een hele andere rol en waarde dan in de formele zorg, omdat daar meer de presentiebenadering – ‘er gewoon zijn’ – geldt. Dat werk kan niet door betaalde krachten gedaan worden, maar de werving en selectie van vrijwilligers dient wel op professionele wijze gedaan te worden: ze komen in kwetsbare situaties terecht en een goede match is daarbij belangrijk. Wat door veel deelnemers wordt aangedragen, is dat vrijwilligers juist over veel ervaring en kennis beschikken. Dit komt met name naar voren in de zogenaamde peer‐ to‐peer benadering. Vrijwilligers hebben vaak meer ervaring hoe je bijvoorbeeld met opgroeien moet omgaan. Deze ervaring kan in dat hele proces gebruikt worden. Dat kunnen zowel positieve als negatieve ervaringen zijn, maar vanuit die ervaring kan er iets opgestart worden. Vrijwilligers hebben daarbij ook een sociaal netwerk wat aangesproken kan worden, en hebben vaak meer draagvlak bij de doelgroep. Zij hebben
daarbij een intrensieke motivatie, en doen dit belangenloos, omdat ze dit zelf willen: niet omdat daar een financiële beloning tegenover staat. Ook het financiële aspect speelt een vaak grote rol in deze keuze, hoewel dit in het huidige onderzoek niet direct naar voren komt. Men kan door het geld niet uit te geven aan beroepskrachten bijvoorbeeld veel meer geld besteden aan het bereiken of ondersteunen van de doelgroep. Zoals een van de deelnemers ook opmerkte, kan dit ook een goed imago uitstralen naar sponsors: het geld wat zij doneren gaat niet naar salarissen, maar naar ondersteunen de doelgroep zelf. Tot slot wordt er bij het gebruik van vrijwilligers ook een win‐win‐situatie gecreërd. De cliënt wordt ondersteund en krijgt persoonlijkere aandacht, terwijl de vrijwilliger er veel van leert op diverse gebieden. Er ontstaat namelijk niet alleen persoonlijke groei en een gevoel van waardering, maar ook wordt er geleerd om in een organisatie en in teamverband te werken.Ook krijgt de vrijwilliger het gevoel dat hij een stempel heeft gezet, iets nagelaten heeft. Soms ontkomt men echter niet aan het werken met beroepskrachten, omdat er niet voldoende vrijwilligers beschikbaar zijn om de continuïteit te waarborgen, terwijl het werken met vrijwilligers wel de voorkeur heeft. Een deelnemer geeft aan dat een vrijwilliger soms de kennis over bepaalde onderwerpen mist waar de cliënt juist op dat moment behoefte aan heeft of waar vraag naar is. Daarbij worden de eisen ook steeds hoger en men verwacht steeds meer van organisaties. Uit de ene focusgroep blijkt dat er dan vooral coördinerende functies aan de beroepskrachten worden toegekend, en uitvoerende werkzaamheden aan vrijwilligers.
Waarde voor clienten De tweede vraag die gesteld werd luidde als volgt: ‘Wat betekent het nou voor de cliënten, als je geholpen wordt door een vrijwilliger of door een betaalde kracht?’ Een van de deelnemers antwoordde dat vanuit de sportsector degene die betaald wordt, vaak professioneler overkomt dan de vader die vrijwilliger aan de lagere teams lesgeeft. Het betekent echter niet dat de professional beter is, maar dat men dat sneller aanneemt. Enkele deelnemers antwoordden dat dat ook in hun sector een veel gevolgde denkwijze is. Een van de verschillen die vaak genoemd werden was de peer‐to‐peer aanpak die bij vrijwilligers vaak toegepast wordt. Men brengt daarbij een peer die een fase verder is in contact met de cliënt en laat deze elkaar helpen. Er is dan sprake van een ervaringsdeskundige waar de cliënt minder weerstand tegen heeft, aangezien deze de situatie herkent en omdat de vrijwilliger aan de cliënt het gevoel geeft minder snel te oordelen. Het idee van ‘jij hebt makkelijk praten’ wordt namelijk op deze manier weggenomen: de lamme helpt de blinde. De deur gaat daarbij ook sneller open voor
iemand die uit eigen beweging hulp aanbiedt. Ook ontstonden er volgens enkele deelnemers op deze manier banden die niet te organiseren zijn met beroepskrachten. Verder stemde in de ene focusgroep iedereen in met de zienswijze dat vrijwilligers een positief rolmodel vormen voor cliënten. Vrijwilligers groeien binnen een cultuur, daarom kunnen ze ook niet zomaar even op een ander project gezet worden. De cultuur binnen een vereniging heeft daarbij ook een zeer opvoedende waarde, aangezien de – veelal jonge‐ cliënten vaak opkijken tegen de vrijwilligers. Vrijwilligers zorgen daarbij ook voor een goede sfeer door hun motivatie en belangeloze inzet. Een gevaar dat in een focusgroep genoemd werd, is dat men wel minder kritisch is ten opzichte van een vrijwilliger dan ten opzichte van een beroepskracht. Laatstgenoemde wordt er immers voor betaald en men verwacht dan ook een hogere kwaliteit. Op‐ of aanmerkingen op een vrijwilliger worden dan vaak aan zijn coördinator gemeld, terwijl men dit wel rechtstreeks tegen een beroepskracht durft te zeggen.
Verschil in waarde van verschillende medewerkers De laatste vraag die gesteld werd, was de vraag: ‘Waarin is dan het verschil tussen vrijwilligers en beroepskrachten te vinden? Hoe is dit te verklaren? Waarin vinden we de unieke waarde van vrijwilligerswerk?” Volgens een aantal van de deelnemers zou het antwoord moeten zijn dat er verschil is in de expertise, kennis en het inzicht over datgene wat noodzakelijk is. De cliënt neemt echter al snel aan dat de beroepskracht over meer kennis en kunde beschikt. Een van de deelnemers meent dat ‘het vuile werk’ nu makkelijker naar beroepskrachten wordt geschoven, aangezien zij er toch voor betaald worden. Niet iedereen is het hier echter over eens. Ook heeft een vrijwilliger volgens een van de deelnemers gemakkelijker toegang tot de doelgroep. Hij zorgt daarbij voor de creatie van sociale netwerken waarbij de cliënten op kunnen bouwen. Zijn hulp is daarbij laagdrempelig en er ontstaat minder wantrouwen vanuit de cliënt dan jegens een professional. De hulp van een vrijwilliger voelt daarbij als een meer gelijkwaardig contact dan de hulp van een professional. Op deze manier kunnen meer cliënten bereikt en geholpen worden. Motivatie blijft verder volgens vrijwel alle deelnemers een cruciaal punt. Deze motivatie is intrinsiek en niet op een vergoeding gebaseerd. Daardoor voelt een cliënt de oprechtheid van de vrijwilliger en dit dwingt respect af. Een deelnemer merkt hierbij op dat soms betaalde krachten juist ook respect af dwingen, omdat zij hierin getraind zijn of omdat zij als beter worden gezien, bijvoorbeeld in de sportwereld. Dit is dus sectorgebonden. Vrijwilligers zijn over het algemeen wel meer betrokken, betrokken als mens. Het gaat vaak om zijn wijk of omgeving waarvoor hij zich inzet. Een beroepskracht kan hierbij wat afstandelijker overkomen.
Een ander verschil wat genoemd werd is dat beroepskrachten vaak gedurende vaste tijden werken en soms ook buiten hun directe omgeving, terwijl vrijwilligers vaak juist in hun eigen omgeving actief zijn en dit in hun vrije tijd willen doen. De vrijwilliger kent daarbij geen ‘9 tot 5‐mentaliteit’ zoals de beroepskracht. Een van de deelnemers maakt hierbij een scheiding tussen de persoonlijke wereld en de professionele wereld, waarbij vrijwilligers dichter bij de persoonlijke wereld zitten en beroepskrachten dichter tegen de professionele wereld. Werken is daarbij niet altijd leuk, maar altijd nuttig. Vrijwilligerswerk wordt vooral andersom beschouwd. De vrijwilliger straalt hierbij en dat werkt aanstekelijk.
Tot slot Dit waren de eerste twee focusgroepen in een reeks waarin vrijwilligers, beroepskrachten, clienten en beleidsmedewerkers wordt gevraagd naar de waarde van vrijwilligerswerk. In januari en februari 2012 wordt de reeks voortgezet.