verhaal Voor en achter de mast
Garmt loopt naast zijn grote broer Hendrik door de nauwe straatjes aan de haven. Uit de cafés klinken luide stemmen van matrozen die pas hun reisgeld hebben ontvangen. Af en toe gaat een deur open en wordt er eentje naar buiten gegooid. Hopla, daar gaat er weer een. Vloekend staat de matroos op en hij loopt zwalkend naar het volgende café. Hij duwt een zwerver opzij die om wat drinkgeld bedelt. Hendrik stoot zijn jongere broer aan. Hij wacht tot de matroos vlak bij hem is. Plotseling steekt hij zijn voet uit. De matroos struikelt en zwaait wild met zijn armen om overeind te blijven, maar Hendrik geeft hem een zetje. De matroos valt op de grond. Snel loopt Garmt naar hem toe en doorzoekt zijn zakken. Daarna rent hij samen met zijn broer de straat uit naar de haven. Op een afgelegen plek tellen ze het geld. Ze kijken elkaar lachend aan. Hier kunnen ze zeker een week van leven. Langs de pakhuizen loopt een heer met zijn vrouw en twee dochters. De man draagt een grote hoed met pluimveren en heeft een wijde zwarte mantel om. De vrouw is gekleed in een lange jurk van zijde en fluweel en afgezet met kant. Daaroverheen draagt ze een rode mantel met een kraag van vossenbont. De meisjes dragen wat eenvoudiger maar niet minder rijke kleren. Bij een van de pakhuizen loopt het gezelschap naar binnen. Ze worden verwelkomd door een koopman. ‘Goedemiddag heer, waar kan ik u mee van dienst zijn?’ ‘Wij willen wat spullen kopen voor onze reis naar de Oost,’ zegt de man. ‘Ik heb in Indië een baan als secretaris aangenomen. Over enkele weken varen we uit met De Liefde. Aan boord hebben we een hut gehuurd.’
C A N O N : D E V E R E N I G D E O O S T I N D I S C H E C O M PA G I N I E
‘Aha,’ zegt de koopman. ‘U gaat in de Oost wonen?’ ‘Ja,’ zegt de man. ‘Ik ben klerk bij de VOC en ik heb een post gekregen in Batavia. Mijn gezin gaat mee. Kunt u mij adviseren welke spullen handig zijn voor onderweg?’ Terwijl de koopman het gezelschap door het pakhuis begeleidt, wijst hij de dingen aan die op een bootreis nodig zijn: een tafel, een sofa, een bed − met beddengoed natuurlijk, maar dat ligt in een andere hoek van de loods. ‘Wat veel hoge heren ook vaak meenemen,’ zegt de koopman, ‘zijn een paar stoelen en boekenplanken. Wat ik u overigens ook aan wil raden, is om wat extra tabak, zeep en brandewijn mee te nemen. Dat kan u goed van pas komen als u een matroos een karweitje op wilt laten knappen.’ De man overlegt even met zijn vrouw en besluit om het advies van de koopman op te volgen. De twee meisjes lopen een beetje verveeld rond. Plotseling zien ze een prachtig bewerkt bureautje staan. Ze lopen naar hun moeder en slepen haar mee om het te laten zien. Dat willen ze ook meenemen. Niet alleen voor onderweg maar ook voor hun nieuwe huis in Batavia. De vrouw laat zich overtuigen, vooral ook omdat ze naast het bureautje een kleine wastafel met tinnen kommen ziet staan die ze zelf
De trek • verhaal: Voor en achter de mast • pagina
graag mee wil nemen. Ze wijst ook nog twee kandelaars aan. Na een uur gaat de man met de koopman naar zijn kantoor om de koop vast te leggen. Slenterend lopen Garmt en Hendrik langs de kade. Ze eten van het verse brood dat ze zojuist gekocht hebben. Ze kijken naar de grote koopmansschepen die in de haven liggen. In de masten hangen Hollandse vlaggen, sommige met het wapen van de stad of het embleem van de koopvaardij. De voor- en achterkant zijn versierd met kleurig geschilderd houtsnijwerk: leeuwenkoppen, engeltjes, heiligen, het wapen van de stad en natuurlijk de letters VOC. Plotseling worden ze aangesproken door een man. ‘Ik zie jullie naar de schepen kijken. Jullie zouden best eens een reisje met zo’n schip willen maken, denk ik.’ Garmt en Hendrik knikken. ‘Het is een bijzondere ervaring,’ gaat de man verder. ‘Deinen op de grote oceaan, varen langs vreemde kusten, onderweg genieten van schitterende uitzichten, beroemde havensteden bezoeken, en dat alles terwijl je ook nog geld verdient. Lijkt jullie dat niks?’ Garmt en Hendrik kijken elkaar eens aan. Ze zijn al twee jaar wees en leven van het bestelen van dronken matrozen. Een huis hebben ze niet. ’s Nachts slapen ze in een smalle steeg of achter een pakhuis. ‘Ik kan ervoor zorgen dat jullie met zo’n schip mee mogen,’ zegt de man. ‘Jullie krijgen van mij een zeemanskist met alle spullen die jullie nodig hebben en vanaf vandaag geef ik jullie te eten en te drinken. Nou, wat vinden jullie daarvan?’ Op het gezicht van Hendrik verschijnt een lach. Hij voelt er wel wat voor. Maar alleen als hij met zijn jongere broer samen op één schip kan. ‘Dat kan ik wel voor jullie regelen,’ zegt de man. ‘Als jullie dit papier ondertekenen, dan breng ik jullie naar een huis waar je
op mijn kosten kunt eten en slapen totdat er een boot vertrekt.’ Even later lopen Garmt en Hendrik met de man mee. Hij brengt hen naar de zolder van een huis waar nog dertig andere mannen zitten. Het ruikt er muf en het stinkt. Als Garmt en Hendrik de trap opgaan, horen ze achter zich de buitendeur dichtslaan. De man die hen gebracht heeft, heeft de deur op slot gedaan. In de hut zit Gretha achter haar bureautje dat met een touw is vastgemaakt aan de vloer. Ze schrijft in haar dagboek. Af en toe moet ze het schrijven onderbreken door het schommelen van het schip. Ze is een maand geleden met haar zus en haar ouders uit Amsterdam vertrokken. De eerste weken waren heel spannend, alles was nieuw. Het vertrek uit Amsterdam, het deinen op de zee, het varen langs vreemde kusten. Maar nu verveelt ze zich. In breien of met haar poppen spelen heeft ze geen zin. Dat heeft ze al dagen achter elkaar gedaan. Lezen wil ze ook niet, ze wordt er zeeziek van. Haar zus ligt in bed. Die voelt zich al twee weken misselijk. De chirurgijn heeft haar een kruidendrankje gegeven, maar dat helpt niet. Gisteren heeft ze over moeten geven. Een van de scheepsjongens kwam de boel opdweilen. Haar vader had hem een stuk zeep gegeven. In haar dagboek heeft ze de jongen nagetekend, stiekem terwijl hij bezig was met schrobben. Graag zou ze wat vaker tekeningen willen maken van het scheepsvolk. Maar ze mag niet vóór de grote mast komen. Af en toe vangt ze een glimp op. Maar dat is te weinig om na te kunnen tekenen. En de binnenkant van de hut heeft ze al twintig keer in haar dagboek staan. ‘Au!’ Hendrik vloekt en vloekt nog een keer. Hij heeft zijn duim geklemd tussen twee touwen. Onmiddellijk komt een officier naar hem toe.
De trek • verhaal: Voor en achter de mast • pagina
‘Op dit schip wordt niet gevloekt,’ zegt hij. ‘We hebben het vertrouwen van God hard nodig. Voor straf twintig geselslagen en vijf gulden inhouding op je wedde. Vóór het middageten meld je je bij mij. En nu doorwerken.’ Hendrik steekt zijn duim in zijn mond en zuigt erop om de pijn te verminderen. Vijf gulden is een halve maandwedde. En Garmt heeft ook al een straf van twee gulden gekregen, omdat hij een scheepsjongen een emmer water over zijn hoofd gooide. Die man aan de wal heeft hen er mooi in laten lopen. Eerst zaten ze een week lang opgesloten op een stinkende zolder en toen ze eenmaal aan boord waren, werden ze als slaven behandeld. Niks geen mooie uitzichten, niks geen zachte deining op de oceaan, hard werken van de vroege ochtend tot de late avond. Hendrik is ingedeeld bij de matrozen die de touwen van de zeilen moeten onderhouden. Controleren op knopen en rafels, verstevigingen aanbrengen, kapotte touwen vernieuwen, invetten tegen het uitdrogen. Garmt is bij de scheepsjongens ingedeeld die elke dag het dek moeten schrobben. Soms mag hij achter de mast een passagiershut schoonmaken. ‘Heb je niet gehoord wat ik zei?’ roept de officier. ‘Doorwerken, anders komen er nog eens tien geselslagen bij.’ In zichzelf mopperend gaat Hendrik verder met zijn werk. Achter hem hoort hij de opzichter tekeergaan tegen andere matrozen. Enkele soldaten die verveeld over het dek lopen, lachen erom. Het is warm. Warmer dan toen ze uit Holland vertrokken. Over een week passeren ze de evenaar. Op het tussendek zit Garmt op zijn zeemanskist. Om hem heen lopen, staan, zitten en liggen ruim tweehonderd andere matrozen. Het is benauwd, het stinkt. Overal hangt een geur van zweet en poep. Iemand heeft ergens stiekem zijn
behoefte gedaan in plaats van buiten de reling te gaan hangen. Daar staat een grote straf op, maar hoe controleer je dat in een ruimte waar alle matrozen haast boven op elkaar zitten? Misschien is het wel een van de zieken die het in zijn hangmat heeft gedaan. Jesses, wat stinkt dat. Hendrik zit op een van de kanonnen die dwars tegen de wand van het tussendek staan. Garmt doopt een doek in het water en wringt hem uit. ‘Au!’ Zachtjes dept Garmt met de natte doek de geselstriemen op de rug van Hendrik. ‘Au! Die verd... opzichter. Vijf gulden houdt hij in. Plus die twee van jou, dan houden we wel erg weinig over. Straks moeten we toch nog gaan stelen.’ ‘Sst,’ zegt Garmt. ‘Dat hoeft niet.’ Hij steekt zijn linkerhand in zijn zak, haalt er iets uit en laat het zijn broer zien. Hij controleert of niemand van de andere matrozen in de buurt is. Als Hendrik ziet, wat Garmt in zijn handen heeft, zegt hij: ‘Hoe kom je daaraan?’ ‘Gewoon,’ zegt Garmt, ‘Gevonden.’ In zijn hand heeft hij een zilveren halskettinkje. Achter haar bureautje zit Gretha te tekenen. Het is een matroos die midden op het dek vastgebonden op zijn knieën zit. Een officier heeft een gesel in zijn handen, waarmee hij op de rug van de matroos slaat. Het gezicht van de matroos vertrekt van de pijn. Dwars over de rug tekent Gretha de striemen. Het is alsof ze weer de kreten hoort. Verborgen tussen enkele kisten had ze gezien hoe tien matrozen gestraft werden. Heel de bemanning moest erbij zijn. Plots schrikt Gretha op. Haar vader staat achter haar en kijkt over haar schouder wat ze tekent. ‘Wat is dit?’ zegt hij kwaad. ‘Ben jij wezen kijken?’ Gretha knikt. ‘Voor straf geen eten vanavond,’ zegt haar vader. ‘Je weet toch dat je achter de mast moet blijven? Ik wil niet dat je met het scheepsvolk in aanraking komt.
De trek • verhaal: Voor en achter de mast • pagina
Vóór de mast heb je niks te zoeken. Begrepen?’ ‘Maar ik ben braaf achter de mast gebleven,’ zegt Gretha. Maar haar vader is alweer naar buiten gegaan. Traag tekent Gretha verder. Met haar vrije hand wrijft ze langs haar hals. Wat is dat? Hoe kan dat nou? Ze heeft het vanmorgen nog omgedaan? Ze doorzoekt alle laatjes van het bureau. Het ligt er niet. Het is weg. Haar zilveren halskettinkje is gestolen! Garmt drinkt een slok bier. Het vlees is zout. Met een houten lepel schept hij wat bonen met spek en uien uit zijn kom. Ze smaken muf. Naast hem zit Hendrik. Af en toe trekt hij een pijnlijk gezicht. Vooral als een matroos achter hem tegen zijn rug leunt. Plotseling komt een officier binnen. Hij wringt zich tussen de etende matrozen door naar Garmt en Hendrik. ‘Jij hebt de hut van de heer Swellinkgevel schoongemaakt,’ zegt hij tegen Garmt. ‘Er is een zilveren halskettinkje gestolen. Maak je zakken leeg, ook je broer.’ Garmt en Hendrik staan op. Uit hun zakken halen ze een vieze doek, een paar munten, een touw en een mes. De officier wijst een matroos aan. ‘Controleer of er niets meer in hun zakken zit.’ De matroos doet wat de officier zegt en schudt met zijn hoofd. ‘Kist openmaken.’ Garmt en Hendrik tillen de deksel van hun zeemanskist op. De officier beveelt de matroos van zojuist om de twee kisten te onderzoeken. Een voor een haalt de matroos de spullen uit de kist en laat die aan de officier zien. Een paar kousen, een kussensloop, een slaapmuts, een nachthemd, wat tabak en een stuk zeep. Verder niets. De officier kijkt Garmt dreigend aan. ‘Waar is het zilveren kettinkje?’ ‘Ik heb het niet,’ zegt Garmt. ‘Ik wist niet eens dat ze er een had.’ ‘Nee, maar toen je het zag, heb je het gauw gepikt. Waar heb je het verstopt?’
‘Ik heb het niet,’ zegt Garmt angstig. Hij heeft gezien hoe zijn broer is gestraft voor een keer vloeken. Welke straf staat op stelen? Drie keer vanaf de ra in het water zakken? Kielhalen? Overboord gegooid worden? Gelukkig komt Hendrik hem te hulp. ‘Toen ik naar het dek werd gesleept om gegeseld te worden, zag ik achter de mast een meisje zitten. Ze had zich verscholen achter een kist. Waarschijnlijk heeft ze daar het kettinkje verloren. Stelen? Mijn broertje zou zoiets nooit durven.’ Teleurgesteld verlaat de officier het tussendek en loopt naar het bovendek. Daar doorzoekt hij de plek waar het meisje gezeten kan hebben. Er is geen kettinkje te vinden. Natuurlijk niet, zoiets blijft nog geen minuut liggen. Even later stapt hij de hut van de heer Swellinkgevel binnen. Het gezin zit aan het middagmaal. Op de tafel ligt een hagelwit tafellaken. Daarop staan gekleurde borden en ligt fraai tinnen bestek. In het midden staat een zilveren peper-en-zoutstelletje. De heer Swellinkgevel is juist bezig om de gevulde gans met kool aan te snijden. ‘Ik heb niets gevonden bij de jongen,’ zegt de officier. ‘Maar is het juist dat uw dochter naar de afstraffing van de matrozen heeft gekeken?’ Gretha’s vader knikt schuldbewust. ‘Dan heeft ze het daar waarschijnlijk verloren. Ik ben bang dat u het niet meer terug zult zien. Maar wat ik veel belangrijker vind, u moet uw dochter niet naar zulke gruwelijke straffen laten kijken. Wilt u haar voortaan beter in de gaten houden?’ De heer Swellinkgevel knikt. De officier verlaat de hut en loopt naar de kajuit van de schipper om verslag uit te brengen. Die klerk heeft hij mooi de mond gesnoerd, vindt hij. Wat een blaaskaak om heel het schip te willen onderzoeken voor een kettinkje. Alsof ze niks beters te doen hebben.
De trek • verhaal: Voor en achter de mast • pagina
Op het tussendek zit Garmt op zijn kist. Naast hem ligt Hendrik in zijn hangmat. Hij ziet lijkbleek en heeft overal blauwe vlekken op zijn lichaam. Uit zijn mond loopt af en toe een straaltje bloed. Praten durft Hendrik niet, hij is bang dat zijn tanden uitvallen. Dat heeft hij gezien bij andere matrozen die scheurbuik hadden. Want dat hij scheurbuik heeft, staat vast. Ook de chirurgijn heeft het gezegd. Dat betekent klisteren. De chirurgijn pakt een spuit uit zijn tas en giet er wat vloeistof in uit een fles. Hendrik moet op zijn zij gaan liggen. Garmt helpt om de broek van zijn broer naar beneden te trekken. De chirurgijn steekt de spuit in het achterwerk van Hendrik en spuit de vloeistof naar binnen. ‘Pak een bak en houd die eronder,’ zegt hij tegen Garmt. Garmt doet wat de chirurgijn zegt. Hendrik zucht en steunt. In korte tijd poept hij alles uit wat in zijn darmen zit. Het is een dunne stinkende massa. Garmt leegt de bak door een van de kanonsgaten. De chirurgijn ruimt zijn spullen op. ‘Wordt hij beter?’ vraagt Garmt. ‘We moeten afwachten,’ zegt de chirurgijn. ‘Ik kan hem misschien een kruidendrankje geven.’ ‘Hoezo misschien?’ zegt Garmt. ‘Medicijnen kosten geld,’ zegt de chirurgijn. Garmt kijkt de chirurgijn vertwijfeld aan. ‘Ik heb geen geld!’ De chirurgijn haalt zijn schouders op en maakt aanstalten om te vertrekken. ‘Maar Hendrik moet beter worden,’ roept Garmt. ‘Wacht, ik heb misschien iets anders voor u.’ Hij loopt naar het kanon dat vlak bij hen tegen de wand staat en steekt zijn hand in de loop. ‘Is dit ook goed?’ zegt hij. De chirurgijn kijkt wat Garmt in zijn hand heeft en knikt. Het is een zilveren halskettinkje.
Gretha zit op de sofa in de hut. Ze breit een vest, maar kan haar aandacht er niet bij houden. Ze laat telkens steken vallen. Haar zus ligt nog steeds in bed. Het gaat al wat beter met haar, maar ze wil het liefst blijven liggen. Zodra ze opstaat, wordt ze weer misselijk. De ouders van Gretha zitten in een andere hut, bij mensen die ze tijdens de reis hebben leren kennen. Gretha verveelt zich. Eigenlijk heeft ze helemaal geen zin in breien. Maar wat moet ze dan doen? Alle boeken die ze hebben meegenomen, heeft ze al gelezen. Ze zou het liefst in haar dagboek willen tekenen, iets wat op dit schip gebeurt, zoals de geseling die ze heeft gezien. Ze voelt een sterke neiging om weer stiekem naar boven te gaan. Ze weet dat het niet mag, maar als ze nu heel eventjes, een halfuurtje maar? Gretha ruimt haar breispullen op en loopt de hut uit. Ze kijkt links en rechts om zich heen en sluipt zachtjes naar boven. Op het bovendek verschuilt ze zich achter de kist waar ze de vorige keer ook heeft gezeten. Aan de andere kant van de mast staat een groep matrozen. Ze hebben een laken op de grond gelegd. Wat doen ze nu? Er wordt iemand opgelegd. Iemand die niet beweegt. De matrozen slaan het laken over hem heen en maken het vast met touwen. Zouden ze iemand ontvoeren? Nu binden ze een kanonskogel aan zijn voeten. Gretha begrijpt er niets van. Wat is hier aan de hand? De matrozen leggen het lichaam op een plank en tillen die op. Langzaam lopen ze naar de reling. Ze zullen hem toch niet ...? Dan ziet ze een jongen. Die kent ze. Die heeft de hut een paar keer schoongemaakt. Hij huilt. Hij slaat zijn armen om het lichaam, alsof hij het van de reling wil trekken. Een matroos maakt zijn handen los en houdt de jongen vast. Nu komt een man in een toog dichterbij. Hij leest iets uit een boek, vouwt zijn handen en bidt. Plotseling klinkt er
De trek • verhaal: Voor en achter de mast • pagina
een kanonschot. Gretha wil verschrikt overeind komen, maar beseft op tijd dat ze zich dan verraadt. Trillend kijkt ze vanaf haar schuilplaats wat er verder gebeurt. De plank met het in een laken gevouwen lichaam wordt langzaam over de reling geschoven. ‘Eén, twee, drie, in godsnaam!’ klinkt het. Dan verdwijnt het lichaam over de rand. De jongen schreeuwt, hij wringt zich los en loopt naar de reling. Matrozen moeten hem tegenhouden. Gretha houdt haar adem in. Vaag hoort ze een plons. Over het dek klinkt een ijzingwekkende kreet: ‘Hendrik!’
Hij weet nog niet wat hij wil doen, in dit land blijven en werk zoeken of als scheepsjongen terug naar Holland gaan. Hij kijkt naar de passagiers die over de loopplank naar de kade lopen. Garmt herkent de mensen uit de hut die hij enkele keren heeft schoongemaakt. Zouden zij geen baantje voor hem hebben? Misschien herkennen ze hem nog. Maar als ze de kade bereikt hebben, lopen ze voorbij zonder hem op te merken. Alsof ze hem nooit hebben gezien. © Van tijd tot tijd. Nederlandse geschiedenis in verhalen
Een halfjaar later meert De Liefde aan in de haven van Batavia. Via de valreep, langs de wand van het schip, klimmen de matrozen naar beneden. Onder hen is Garmt. Hij heeft de reis overleefd.
Auteurs: Ben Verschuren en Sjef Schmiermann Drunen, DELUBAS Educatieve Uitgeverij, 1999 ISBN: 978-90-5300-039-7
De trek • verhaal: Voor en achter de mast • pagina