Riek Nieuwboer (1898-1991) beschouwd als ’tweede moeder van heel Nieuwlande’
Het verhaal achter de ’Juffrouw Nieuwboerweg’ Het komt zelden voor dat er elders in het land een straat wordt vernoemd naar voormalige inwoners van Bunschoten. Het mag daarom opmerkelijk heten dat in een klein plattelandsdorp als het Zuid-Drentse Nieuwlande maar liefst twee straten herinneren aan personen met een relatie tot Bunschoten-Spakenburg. Het betreft de Juffrouw Nieuwboerweg en de Meester Van Goorweg. Beide vernoemde personen dienden het lokale christelijke basisonderwijs, de een als onderwijzeres van de eerste klas (tegenwoordig groep drie), en de ander als hoofd der school. Juffrouw Nieuwboer is jarenlang in de kost geweest bij het echtpaar Van Goor. In het herdenkingsboek bij het 75-jarige bestaan van de school (1991) vertelt oud-leerling Henk Seinen over haar betekenis: ’Ik kwam op school bij juffrouw Nieuwboer, wie niet eigenlijk, ik heb later wel eens de indruk gehad dat ze tweede moeder van heel Nieuwlande is geweest.’ Wat maakten deze juf en meester verder tot een begrip in het kleine dorp dat bestaat uit verspreid liggende boerderijen en dat tegenwoordig zo’n 1500 inwoners telt? Wat betreft juffrouw Hendrika Evelina (Riek) Nieuwboer (1898-1991, fam. 2754) waren dat vooral haar verzetsactiviteiten (joden en anderen in het geheim laten onderduiken) tijdens de Tweede Wereldoorlog. En meester Douwe van Goor (1870-1936, fam. 862) wordt dankbaar herdacht vanwege zijn maatschappelijke betekenis voor het ten oosten van Hoogeveen gelegen dorp.
Scheepsmaker Allereerst juffrouw Nieuwboer. Van wie was zij er één? Riek was de op een na jongste dochter van de Spakenburgse scheepstimmerman/scheepmaker Willem Nieuwboer (1850-1913) en Hendrika Evelina van Woudenberg (1859-1931). Riek is in Nieuwlande meer dan vijftig jaar van haar leven onafscheidelijk verbonden geweest met haar jongste zus Tjitske (Tjis, 1901-1988), omdat die bij haar de
huishouding deed. Beiden zijn ook altijd vrijgezel gebleven en ze trokken veel met elkaar op. De 47-jarige amateur-historicus Jan van der Sleen wijdde in januari 2006 in de plaatselijke krant De Nieuwslander een artikel aan onderwijzeres Nieuwboer. Hij vertelt daarin hoe die twee in Drenthe zijn terechtgekomen en wat hun betekenis was. ’Juffrouw Nieuwboer’ is vanaf 1 april 1920 tot 1 november 1963 verbonden geweest aan de christelijke school. Al met al dus ruim 43 jaar. ,,Zeker een duizend kinderen hebben les van haar gehad.’’ Kennelijk heeft Riek Nieuwboer ook een aantal jaren op zichzelf gewoond, want Van der Sleen rept erover dat ze in 1933 (opnieuw) bij hoofdonderwijzer Douwe van Goor introk. Die was weduwnaar geworden en inmiddels gepensioneerd, en bewoonde samen met zijn huishoudster een voormalige pastorie. Maar nadat Van Goor naar Harlingen verhuisde, ging deze huishoudster Steventje van den Hoogen - die hij kende vanuit zijn Spakenburgse periode als onderwijzer - niet mee. Daarover straks meer. Steventje kwam toen bij juffrouw Nieuwboer in dienst. Maar niet voor lang. Bij Steventje begon haar geboortedorp steeds meer te trekken. In 1937 ging ze voorgoed naar Spakenburg terug. En dan komt Rieks zuster Tjitske Nieuwboer in beeld. Op 26 januari 1937 gaat ze bij haar zus, de onderwijzeres, in de huishouding werken.
Tekenwonder We belichten eerst Rieks stempel op het onderwijs in Nieuwlande, daarna de inzet van beide dames in de Tweede Wereldoorlog. Over het ontstaan van het christelijk onderwijs: rond 1910 telde het dorp twee openbare schooltjes. Doordat zich in die tijd veel gereformeerde landbouwers uit Groningen vestigden in deze arme streek (verharde wegen waren er nog niet), ontstond de behoefte christelijk onderwijs te starten. De pioniers richtten een schoolvereniging op. Uit veertig (!) sollicitanten werd als hoofd der school benoemd Douwe van Goor, hoofd der school te Warffum. Van Goor, die naast de school kwam te wonen, was zoals gezegd eerder onderwijzer in onder andere Spakenburg. Zijn benoeming ging 1 februari 1916 in en op 1 maart van dat jaar werd de school
geopend. Het gebouw bestond uit twee lokalen, maar snel werd er een derde en vierde lokaal aan vast gebouwd. Vier jaar later - in 1920 - verschijnt de uit Spakenburg afkomstige juffrouw Nieuwboer op het Drentse toneel. Ze was ,,een tekenwonder’’, weet oud-leerling Harm Bouwman zich te herinneren in genoemd jubileumboek. Dit tekentalent is duidelijk familiebepaald. Zie de amateurschilderkunst van haar grootvader scheepstimmerman Hendrik Willem Nieuwboer (1820-1873). In het dorp hangt er hier en daar nog werk van hem. Maar ook valt te denken aan het meer professionelere werk van haar oom Johannes Mercelis Nieuwboer (geb. 1852), die elders tekenleraar is geworden. En om ons te bepalen tot de huidige tijd: de teken- en calligrafeerkunsten die Willem Ruizendaal (geb. 1960; zijn moeder is een Nieuwboer) geregeld ten toon spreidt. Een oud-leerlinge die onbekend wenst te blijven (N.N.) noemt in het herdenkingsboek de juffrouw bescheiden. En: ’Die jufs moesten er ook handwerken bij doen, ik heb nog bij haar handwerken geleerd, zoals sokken breien, allemaal hele gewone dingen. Juf Nieuwboer is hier tot het eind gebleven (pensionering). Ze heeft nog eens een keer wat met de heer Zeldenrust gehad, maar is toch alleen gebleven.’ Tussen haakjes: haar zus Tjis noemt ze ook ’een kracht- en prachtfiguur’, zeker in de oorlog.
Puikje Hoe zat het eigenlijk met Rieks ’verkering’? Jo Schonewille (81) weet over deze relatie ,,met een boer uit Groningen die hier was terecht gekomen’’ nog te vertellen, dat het een kortstondig avontuurtje was. ,,Die Zeldenrust was geen succesvolle ondernemer: op 300 gulden is hij failliet gegaan. Dan praat ik over de tijd nog van voor de oorlog.’’ N.N. verder over Nieuwboer en Van Goor: ”Zij waren het puikje van de school. Juffrouw Nieuwboer had een klein stokje in de hand, daar sloeg zij de maat van het zingen mee aan. En als je alles links deed (zoals schrijven) kreeg je met dat stokje ook een tik over je vingers, nu geven ze er niet meer om of je links of rechts schrijft.” Wie in het tegenwoordige Nieuwlande zijn oor te luisteren legt, komt de verhalen
over dat stokje geregeld nog tegen. Bote van der Zwaag (85), die evenals zijn vrouw Sinie Westra (81) en hun vier dochters allemaal les van haar hebben gehad weet ,,dat ze een strenge juffrouw was, zoals gewoon voor die tijd’’. Sinie vult nog aan: ,,Ze tikte met een stokje op de vingers van kinderen die vervelend waren. Maar al met al vond ik het wel een lieve juffrouw.’’ Een blijk van dat laatste wordt gegeven tijdens haar veertigjarige jubileum in 1960. Op de wijze van ’Weet Gij hoeveel sterren kleven…’ werd de juffrouw van de eerste klas door de kinderen een zanghulde gebracht. Daaruit lichten we twee van de acht coupletten: 4. In de eerste klas gekomen Kwam voor ons ook ’t eerst begin. Zo kreeg U na zware lessen Bij ons AAP - NOOT - MIES erin. Als wij d’eerste klas hier roemen, Moet men Juffrouw Nieuwboer noemen, En wat ook geen les ontbrak… Dat zij ons van Jezus sprak. 5. Juffrouw Nieuwboer, in ons midden Hebt U veertig jaar verkeerd. En U wordt van al Uw kleintjes En van groten hoog vereerd. Elk is van U veel gaan houden, Jonge kind’ren maar ook ouden. Speciaal die eerste klas Daar die steeds van juffrouw was. Ook de ouders lieten zich niet onbetuigd met een gedicht of lied. Zij noemden vooral de drieslag ’Godsbegrip, eenvoud en omgang’ als waarden die zij de kinderen had meegegeven. En dat zijn volgens die ouders de ’nummers 1 voor ’t leefsucces!’ aldus het lied. Over de onderwijskundige kwaliteiten van juffrouw Nieuwboer staat verder niet veel op papier. Mogelijk is illustratief de navolgende herinnering van oud-leerling Jan Giethoorn, opgenomen in het jubileumboek: ’Mijn schoolloopbaan begon in 1957. Juffrouw Nieuwboer probeerde mij de eerste beginselen van o.a. het schrijven bij te brengen. Op mijn verjaardag 6-1-1958 werkte ik in het boekje ’Verbonden Blokschrift’. Omdat ik toch op 6 januari jarig was gaf ze mij denk ik maar een 6. Voor in het boekje stonden een paar aanwijzingen voor een juiste lichaamshouding tijdens het schrijven. De eerste regel luidde:
’RECHTOP ZITTEN. ’t Hoofd licht gebogen. Afstand van de ogen tot het schrijfboek ± 30 cm. Voeten ongedwongen naast elkaar op de voetenplank.’
Uiteenlopende karakters Deze opmerkingen kenmerken juffrouw Nieuwboer ten voeten uit. De 88-jarige Wietske Veenstra-Dekker heeft sinds het begin van de Tweede Wereldoorlog met de gezusters Nieuwboer onder één dak gewoond en kende ze van haver tot gort. Het waren eigenlijk twee heel verschillende types, vertelt ze. ,,Riek was serieus, punctueel en precies in alles. Zo vroeg ze mij, toen ik een kind had gekregen: ’Kun je daar nu veel van houden?’ Ze zat altijd kaarsrecht op haar stoel, met de benen stijf tegen elkaar. Haar zus Tjis was vrolijker en vrijer. Die kon ontspannen onderuit zakken. Met haar kon je meer lachen. Ze leidde bij ons de gereformeerde vrouwenvereniging. Als het pauze was geweest, kon ze zeggen: ’Zeg jongens: uitgepraat? Dan gaan we weer verder.’ Riek had dit heel anders aangepakt, zo van: ’Dames, we hebben gepraat. Zouden we niet eens beginnen?’ ’’ Ook Sinie van der Zwaag heeft de gezusters leren kennen via de vrouwenvereniging. Hun aandeel in de gesprekken over de Bijbel werd altijd gewaardeerd. Volgens haar leeft ’Juffrouw Tjis’ onder de Nieuwlanders in de herinnering voort als ’veel met haar fiets op pad voor goede doelen’. Al met al bleef Riek dus meestal in haar rol als keurige onderwijzeres, die immers het goede voorbeeld moest geven. Maar heel soms doorbrak ze de omgangscode, vooral als er Spakenburgers in de buurt kwamen. Oud-Spakenburger Jan van de Geest (76), zoon van Willem van de Geest (’De Kwartsiesboer’), weet daarover mee te praten. Maar eerst vertelt hij over zijn eerste toevallige ontmoeting met Tjitske. Begin jaren zestig bouwde Jan in Nieuwlande een nieuw bestaan op als veehouder (inmiddels heeft een zoon de boerderij overgenomen). Jan: ,,Tjis was een vroegere klasgenote van m’n moeder, Trijntje van de Geest-Huijgen. We liepen in een boerderij, waarvoor we belangstelling hadden om die te kopen. De bel ging. Daar stond Tjis met een collectebus. Toen ze moeder zag zei ze verbaasd: ’Trinkie, hoe kom jíj hier?’ ”
Jan en zijn vrouw gingen zo eens per jaar bij Riek en Tjis op visite. ,,Riek was echt een dáme’’, bevestigt hij. Maar dan kon uit haar rol kwam en bleek te beschikken over de nodige humor. Jan: ,,Dan trok ze haar rok recht en zei ze: ’Zo, en nu gaan we eens lekker Spákenburgs praten’. Vervolgens rolden ook de bijnamen van de buurtbewoners van ’de helling’ over tafel, zoals ’Sjolletje’ en ’Peet Sjipper’. Ja, daar genoten ze van.’’ In augustus 1963 brak na 43 dienstjaren het afscheid voor juffrouw Nieuwboer aan. De school was toen gegroeid naar 146 leerlingen. De afsluiting van haar loopbaan gebeurde tijdens een gezellige avond in de school. Drie jaar later, in 1966, verhuizen de gezusters naar de Etstoelstraat in Hoogeveen. Daar zijn ze ook allebei overleden. Ze liggen begraven op het kerkhof aan de rand van Nieuwlande. Jan van de Geest wijst aan waar ze liggen. Op verzoek van een tantezegger, Zeger Nieuwboer van ’de helling’, draagt hij er zorg voor dat hun graf er een beetje netjes bij ligt. Met veel respect denken veel inwoners van Nieuwlande terug aan de juf die voor hen was als ’een tweede moeder’.
Oorlogsverzet Wat hun verzetsactiviteiten betreft waren de dames Nieuwboer eveneens een begrip in Nieuwlande, aldus amateur-historicus Jan van der Sleen. ,,Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog hebben deze twee vrouwen een ongelooflijke rol gespeeld in het verzet.’’ Na de oorlog zijn beiden hiervoor onderscheiden met het Yad Vashem-insigne. In een in maart 2005 uitgekomen boekje, een privé-uitgave van Arnold Stegeman te Heilo naar aanleiding van het leven van verzetsstrijder Arnold Douwes (zoon van een hervormd predikant), komen de dames voor. Deze Douwes, in de oorlog één van de naaste medewerkers van de bekende verzetsstrijder Johannes Post, schrijft in zijn dagboek dat het een van de best bewaarde geheimen in het dorp was, dat de dames Nieuwboer drie joodse onderduikers in huis hadden. Terwijl ze de naam hadden dat ze bang waren, volgens Arnold. De naaste buren Hilbrand en Wietske Veenstra-Dekker waren diegenen die wèl
wisten van hun illegale activiteiten. En dat er vaak onderduikers onder de vloer werden verstopt. Een verzetsstrijder, Max (die we in het vervolg aanduiden met zijn schuilnaam Nico) Léons, bezat zelfs een sleutel van het huis en had een eigen bed. Die kreeg dus permanent onderdak. Maar de mensen in het dorp - onwetend hiervan - zeiden tegen Arnold: ’Waarom ga je niet eens naar de dames Nieuwboer, die kunnen ook best wat doen!’
Sinterklaascadeaus Het tweede boekje waarin de dames Nieuwboer figureren, heet Mitswa en christenplicht - bescheiden helden uit de illegaliteit, in 2000 geschreven door Max Léons en Arnold Douwes en inmiddels alleen antiquarisch verkrijgbaar. De regio Nieuwlande was één groot onderduikersnest. Hoewel gevaarlijk kwam de joodse onderduiker/verzetsstrijder Léons in november 1943 met een ’knal-idee’: Sinterklaascadeautjes maken voor alle 105 ondergedoken joodse kinderen van onder de 15 jaar. Maar daar is toch geen tijd voor, laat staan geld, wierp Arnold Douwes hem tegen. ’We maken tijd, we krijgen hulp, we doen het’, zei Nico beslist. Pagina 61: ’Er zou moeten komen: taai-taai, dingen om mee te strooien zoals pepernoten en verder van alles wat er maar te krijgen was met Sinterklaas: spelletjes en van alles wat wij maar konden bedenken. Wij spraken erover met de dames Nieuwboer. Die twee stelden meteen een kamertje ter beschikking om pakjes te maken en al dat gedoe.’ Overal kwam hulp vandaan. Zoals van diverse bakkers uit de wijde omgeving die lekkernijen wilden schenken, en van een papierhandel die pakpapier en touw leverde. ’We kregen bergen spullen in dat kamertje van de dames. Er waren leuke, goedkope spulletjes bij en allerlei andere dingen. Wij hebben ons de blubbers gewerkt. Beppie, een van de jodinnen in het huis van de dames, hielp met inpakken. De laatste nacht vóór 5 december 1943 zijn wij niet naar bed geweest. We hadden op elk pakje een geheime naam en dito adres, iets waar niemand iets uit wijs zou kunnen worden.’ De hele vijfde december zijn Nico en Arnold bezig geweest de 105 pakjes rond
te brengen in Nieuwlande, Hollandscheveld, Elim, Nieuw-Amsterdam en Dedemsvaart. ’Nico’s’ idee is zo een regelrecht succes geworden, maar niet zonder het huis van de dames Nieuwboer als ’verzendcentrale’. Ze werden vereerd met het gedicht ’Als na het duister dezer tijden, het vrijheidslicht ons komt verblijden’ (pag. 62 en 63 van het boek). Maar dat laten we verder rusten omdat het niet zozeer over de Sinterklaasactie zelf gaat.
Yad Vashem-onderscheiding In 1978 ontvingen beide dames de Yad Vashem-onderscheiding. Op de bijeenkomst waren aanwezig: gemeentebestuurders van Oosterhesselen en Hoogeveen, oud-verzetsstrijders en onderduikers die hun leven aan de dames Nieuwboer te danken hadden, en een vertegenwoordiging van de nog maar twaalf zielen tellende Joodse gemeenschap uit Hoogeveen. Vanuit Amerika (Hollywood) kwam een gelukstelegram van Ursula (Bep) AuerbachZimak, de voormalige joodse onderduikster. Deze Duitse jodin is gedurende 2½ jaar bij de dames Nieuwboer ondergedoken geweest. Een ontroerend moment was het voorlezen van het telegram door de oud-onderduiker Nico Léons: ’Jullie sterkte en vertrouwen in God heeft mijn leven gered. Ik zal dit nooit vergeten.’ In totaal hebben de dames tijdelijk of voor langer zo’n twintig verschillende joodse onderduikers in huis gehad, bleek tijdens de plechtigheid. Maar ze lieten bescheiden weten het niet op eigen houtje te hebben kunnen doen. Veel steun, zo zeiden beide dames, hebben ze gehad van dokter Brouwer uit Elim, hun huisvriend en vertrouwenspersoon. Deze had hen door heel veel moeilijkheden heen geholpen tijdens de oorlog. In november 1976 was Ursula Auerbach nog bij de dames in Hoogeveen op bezoek geweest. De Hoogeveensche Courant van 24 november 1976 wijdt aan dit weerzien een groot artikel, onder de kop: ’Joodse onderduikster na dertig jaar Amerika terug in Drenthe’. We laten de tekst daarvan hier volgen: ’Een grote verrassing was het gisteren voor de dames Hendrika en Tjitske Nieuwboer aan de Etstoelstraat, toen ze bezoek kregen van de heer en mevrouw Fred en
Ursula Auerbach-Zimak uit het Amerikaanse Boston. Mevrouw Auerbach heeft in de oorlog als Duitse jodin twee en een half jaar ondergedoken gezeten bij de dames Nieuwboer, die toen nog in Nieuwlande woonden. In 1946 trouwde zij in Amsterdam met de Amerikaanse soldaat Fred Auerbach en vertrok daarna naar Amerika. Van hun kinderen, twee zoons, een arts en een rabbijn, kregen ze een reis naar Nederland aangeboden, om oude vrienden te bezoeken. Heel wat herinneringen aan bange uren zijn gistermiddag opgehaald. Nergens waren in de oorlog meer joden ondergedoken dan in Nieuwlande: de plaats, waar ook Johannes Post leefde en werkte. Nauw betrokken bij het verbergen van mevrouw Auerbach was ook het echtpaar Hilbrand en Wietske Veenstra-Dekker uit Nieuwlande. Ook zij waren gisteren in huize Nieuwboer, om de kennismaking te hernieuwen.
’We nemen het boek niet’ In 1938 kwam Ursula Zima vanuit Hamburg naar Nederland. Zij was kleuterleidster. Toen de jodenvervolging begon, werd zij door de predikant A. ten Hoeven geholpen. Deze bezorgde haar een adres in Hoogeveen: het gastvrije huis van MULO-leraar Klaas de Raad aan de Bentinckslaan. Omdat in diens huis huiszoeking verwacht werd, moest zij daar zo snel mogelijk weg. De heer De Raad gaf aan zijn leerling Coba van der Helm een briefje mee aan de dames Nieuwboer, of deze een Duitse kleuterjuf onderdak wilden geven. Wij stuurden een briefje terug aan mijnheer De Raad met de inhoud: ’Wij nemen het boek niet’, vertelt Tjitske Nieuwboer. We waren bang, want in een illegaal krantje hadden we gelezen, dat wie joden in huis had, zelf gedood zou worden. Wij waren ook maar twee vrouwen alleen. Wij hadden echter wel, wat anderen niet hadden in Nieuwlande: wij hadden een bel aan de deur. Bij anderen kon iedereen zo door de achterdeur het huis binnenkomen. Ook overvallers. Bij ons moest altijd eerst worden aangebeld en de achterdeur hadden we altijd op slot. We hebben Ursula toen eerst drie weken op proef gehad, vertellen de dames. Toen die drie weken om waren, was er al een band gegroeid en konden we haar het niet
aandoen opnieuw te worden opgejaagd.
Illegale drukkerij De dames woonden onder één kap met de familie Hilbrand Veenstra. De vluchtgelegenheid was een ruimte onder de vloer van de achterkamer van de familie Veenstra. Het huis stond vlak bij de gereformeerde kerk aan de Johannes Poststraat. Onder de vloer van de kerk waren wapens verborgen. Ook bevond zich daar een complete illegale drukkerij. Daar werd de enige onderduikerskrant van Nederland, ’Het Duikelaartje’, vervaardigd. Dat gebeurde met medewerking van bekende figuren uit het verzet zoals Arnold Douwes (later naar Israël geëmigreerd, maar aan het eind van zijn leven weer naar Nederland terug gekeerd). Deze Douwes was de naaste medewerker van Johannes Post en de joden Nico uit Amsterdam en Peter uit Den Haag.
Landwachter ,,We hebben vaak veel angst uitgestaan. Vooral als er huiszoekingen waren in de buurt’’, vertelt mevrouw Auerbach. Op een dag ging ze met één van de dames uit fietsen. Het was prachtig weer. Na maandenlang binnen te hebben gezeten, vond ze het heerlijk, eens buiten te zijn. Langs de Coevorderstraatweg fietsten ze richting Zwinderen. Een man met een platte pet en in uniform passeerde hen. ”Dat is een postbode”, meende één van de dames Nieuwboer. Maar Ursula had al gezien, dat het geen postbode was, maar een landwachter, die haar argwanend opnam vanwege haar joodse uiterlijk. Op de terugweg passeerden ze de man opnieuw. Voor het oog luidruchtig en ongedwongen pratend, maar van binnen heel erg bang, dat ze zou worden opgepakt. ’We hebben nog nooit zoveel gelogen als toen’, zeggen de dames. ’Liegen, zonder van kleur te verschieten’, als we werden ondervraagd, of wanneer er onbekenden met ons spraken. We hebben ook nooit zo in angst gezeten als toen. Vooral toen meester Wiegman in Hollandscheveld werd gepakt. Hij wist veel en we wisten, dat hij geslagen en mishandeld werd. Ook van wonderlijke uitreddingen op het nippertje vertelt mevrouw Auerbach. Van verborgen zitten op een vliering achter een balk in een hoop rommel of van een vlucht
in de bossen rond Nieuwlande, toen er een overval was. ’Het is Gods wil geweest, dat zij gered zijn’, zegt zij. ’Dan geloof je, dat je bewaard wordt.’
Oase Tot zover het breedvoerige artikel uit de krant van 24 november 1976. Twee jaar later dus, in oktober 1978, werden Hendrika (Riek) en Tjitske Nieuwboer, respectievelijk 79 en 77 jaar oud, geëerd met de Yad Vashem-onderscheiding. Dit in de vorm van een medaille waarin, zoals te doen gebruikelijk, de woorden zijn gegraveerd: ’Wie een enkel leven redt, redt de gehele wereld’. De Hoogeveensche Courant van 11 oktober 1978 meldt dat speciaal uit Israël was overgekomen de toen 72-jarige Arnold Douwes (1906-1999), zoals gezegd de naaste medewerker van Johannes Post. ,,Er gaat geen dag voorbij, of je denkt aan die tijd, toen moord en doodslag hoogtij vierden’’, blikte hij terug op de oorlogsjaren. ,,Er waren mensen in Nieuwlande, die zeiden: waarom ga je niet eens naar de dames Nieuwboer. Die kunnen ook best wat doen. En dat terwijl ze al zoveel deden. Maar daar wist niemand iets van.’’ Al enkele malen viel de naam van de joodse onderduiker Nico. Deze M.M. Léons, een Amsterdamse zakenman geworden, woonde ook de plechtigheid bij en zei: ,,Jullie hebben het zelf niet beseft, maar jullie huis was voor ons een oase in de woestijn.’’ Hij deelde mee dat Arnold en hij niet minder dan 255 Nederlanders wegens jodenhulp hebben voorgedragen voor een onderscheiding. Hiervan wonen er 170 in Zuid-Drenthe en Noord-Overijssel. De Hoogeveensche Courant vervolgt: ’Herinneringen aan die bange jaren werden ook opgehaald door H. van der Zwaag, die in Nieuwlande Johannes Post opvolgde als leider van het verzet. Op zeker moment had hij de zorg voor 120 verborgen joden uit Nieuwlande en omgeving. ,,Het was echt een fijne tijd aan de ene kant, ondanks alle benauwdheid’’, zei Tjitske Nieuwboer in haar dankwoord. Zij vertelde, hoe zij de opdracht hadden gekregen van Johannes Post, om aan niemand te vertellen dat zij joodse onderduikers hadden. Ze betrok opnieuw de Elimse huisarts H.A. Brouwer er bij als huisvriend
en vertrouwensman. Ook hij was in 1978 bij de huldiging aanwezig. Tjitske: ,,We waren helemaal niet bang, zelfs niet met astma en difterie bij onze joodse onderduikers. De dokter heeft ons door veel moeilijkheden heengeholpen.’’ De dames bevestigden dat ze handelden vanuit hun geloof: ,,Toen we die kinderen zagen, die werden opgejaagd, toen konden we niet anders dan ze bij ons in huis nemen. Als je je zelf in die situatie verplaatst, dan is het alsof alle obstakels weg vallen.’ Buurvrouw Wietske Veenstra-Dekker (88) laat desgevraagd weten dat de dames zeer op hun hoede waren. Omdat Wietske uit een ander naburig dorp (Hollandseveld) kwam, heeft het zeker een paar maanden geduurd ,,voordat de dames er zeker van waren dat ik een geheim kon bewaren’’. Het jonge gezin Veenstra woonde aan de linkerkant van de gang die het huis doorsneed, en de dames Nieuwboer in het rechter gedeelte. ,,Je hoefde maar een klopje op de deur te geven om elkaar te waarschuwen als er onraad was. Zo speelden we samen het spel. De onderduikgelegenheid zat bij ons onder de vloer. Je kon er alleen rechtop zitten. Er lag stro en er stond een emmer die diende als toilet.’’ Met de kinderen van de joodse onderduikster Bep Auerbach (inmiddels overleden) heeft ze nog altijd contact. ,,Vorig jaar zomer is er nog een zoon wezen kijken waar zijn moeder ondergedoken heeft gezeten.’’
Verzetsmonument De voordracht van Arnold Douwes en Nico Léons heeft uiteindelijk resultaat gehad, al duurde het wel tijdje. Op 11 april 1985 kregen 212 inwoners of vroegere inwoners van Nieuwlande en omgeving de onderscheiding ’Rechtvaardige onder de volkeren’ van de Israëlische regering. Dit gebeurde tijdens een bijeenkomst in het Hoogeveense congrescentrum De Tamboer. Dat een heel dorp deze onderscheiding kreeg, is uniek. Die dag werd tevens in Nieuwlande een verzetsmonument onthuld voor de hervormde kerk van Nieuwlande, door de toenmalige Commissaris der Koningin de heer Oele. Dat de dames Nieuwboer gevaarlijk werk hebben verricht, blijkt wel uit hoe het is afgelopen met Johannes Post (er is in
Bunschoten niet voor niets een straat naar hem vernoemd). In juli 1944 is hij terecht gesteld. Arnold Douwes kwam, waarschijnlijk door verraad, in het najaar van 1944 in de gevangenis terecht. Hij werd opgeborgen in het Huis van Bewaring in Assen, maar gelukkig wist een knokploeg hem in december daaruit te bevrijden. Jo Schonewille, met in zijn boerderij een privé-museumpje over de oorlog, was in 1990 mede-auteur van nog een boek over het verzet: Nieuwlande 1940-1945, een dorp dat zweeg. ,,Als heel Nederland had gedaan wat we hier deden, dan hadden we joden moeten ínvoeren’’, zegt hij met een zekere trots. ,,Na de oorlog was iedereen verbaasd dat juist deze dames Nico Léons, een van de grootste leiders van de ondergrondse, hebben helpen onderduiken.’’ Ze wisten de schijn goed op te houden. Want als iemand opperde dat ook zij best een steentje konden bijdragen, zeiden ze quasi-verontwaardigd: ’Wat? Wij als twee alleenstaande vrouwen?’
Meester Van Goor Ten slotte het tweede straatnaambord, dat de naam draagt van Meester Van Goor. De familiare relatie tussen hem en BunschotenSpakenburg ligt meer aan de kant van zijn vrouw. Maar er lopen nog meer lijntjes met ons dorp. Het gaat hier om Douwe van Goor, geboren in 1870 in het Friese Boxum, als zoon van predikant Jan van Goor. Douwe ging voor onderwijzer studeren en zo belandde hij - via een betrekking in Den Helder - in 1896 te Spakenburg. Daar gaf hij les aan de Oude School in de Kerkstraat. Het boterde kennelijk goed met de dochter van de plaatselijke gereformeerde predikant ds. Jan Bakker: Aafke (ze staat vermeld in Van wee bin jie d’r één bij nr. 104). Deze ds. Bakker was ook in 1896 in Spakenburg komen wonen. Beide families - Van Goor en Bakker - hebben hun wortels liggen in De Wijk. Dat is een dorpje tussen Meppel en Hoogeveen. Dus de beide ouderparen zullen vast wel eens bij elkaar over de vloer zijn geweest om herinneringen uit te wisselen, en zo kan er een contact zijn gegroeid tussen Douwe en Aafke. Hoe dan ook: in het jaar 1901 trad Douwe op z’n 31ste met haar in het huwelijk. Daarmee werd hij zwager van
de bekende ’Meester Aort’ Blokhuis, die trouwde met Aafkes zus Jantje. Het kersverse paar vertrok al in het trouwjaar naar de gemeente Schoonebeek, waar hij tot hoofdonderwijzer was benoemd. Ze gingen beiden dus enigszins terug naar ’voorvaderlijk gebied’. Behalve in Schoonebeek is Douwe werkzaam geweest in Warffum, Avereest en Harlingen. Omdat in Nieuwlande een gereformeerde school was gebouwd, kon Van Goor daar per 1 januari 1916 aan het werk. Amateur-historicus Jan van der Sleen: ,,De school bleek in een grote behoefte te voorzien. Vanaf het moment dat het echtpaar Van Goor er woonde, speelde het een actieve rol in het verenigingsleven.’’ Ook menig schrijven richting gemeentebestuur over de slechte staat van wegen en bruggen nam hij voor zijn rekening. In 1919 werd hij benaderd door de gemeente Oosterhesselen om plaats te nemen in de commissie tot wering van schoolverzuim. In datzelfde jaar werd hij ook nog voorzitter van de Burgerwacht Nieuwlande om revolutionaire krachten te bezweren. Van der Sleen: ,,Dat was de tijdsgeest.’’ Gelet op het feit dat hij koningsgezind was en tot de Gereformeerde Kerk behoorde, maakte hij ook als bestuurslid deel uit van de AR (latere CDA) en de Groene Kruisvereniging (nu Icare). Verder was hij een der oprichters van de vereniging Plaatselijk Belang (1921) en was ook hiervan vijf jaar lang de eerste voorzitter. Aan zijn neventaken kwam haast geen eind, naast ouderling was hij tevens dirigent van zangkoor De Lofstem en leider van de meisjesvereniging. Dit alles overziende is het goed voor te stellen dat Nieuwlande een dergelijke maatschappelijk betrokken hoofdonderwijzer in 2005 wilde eren door een straat naar hem te vernoemen.
Triest einde Menselijkerwijs gesproken eindigde zijn leven toch enigszins triest. In 1927, een jaar nadat ze hun 25-huwelijksjubileum hadden gevierd, stierf zijn vrouw Aafke. Omdat hun huwelijk kinderloos was, bleef hij alleen achter. Deze zware slag kwam hij niet meer te boven, aldus Van der Sleen. Zijn gezondheidstoestand
ging snel achteruit. Nog zes jaar bleef hij les geven en op eigen verzoek ging hij met vervroegd pensioen. In 1933 werd hij eervol ontslagen en verhuisde naar de inmiddels leegstaande pastorie. Daar woonde hij nog twee jaar met z’n huishoudster Steventje van den Hoogen, inmiddels ook al 56 jaar oud. Ze was een dochter van de Spakenburger Willem van den Hoogen, beter bekend als ’De Putter’ omdat hij ooit vanuit Putten is gekomen en daar ook was geboren. Hij is te vinden onder nummer 1456 in Van wee bin jie d’r één. In 1935 verhuisde de inmiddels 65-jarige Douwe naar Harlingen, waar hij eerder onderwijzer is geweest. Misschien had hij er ook wel familie wonen. Hoe dan ook, hij kwam nog regelmatig terug in Nieuwlande. Maar in 1936 werd hem dit noodlottig. Tijdens een reis naar het Drentse land raakte hij in Hoogeveen betrokken bij een auto-ongeluk, waarbij hij onder andere een armfractuur opliep. Na drie weken in een ziekenhuis te hebben verbleven, is hij overleden. Hij werd vanuit ’zijn’ school begraven en velen volgden de baar. Hij kwam te liggen naast het graf van zijn vrouw. Bij het graf voerde onder andere zijn zwager ds. K. Bakker uit Lutten-Slagharen het woord. De broer van meester Van Goor, emeritus-predikant N.Y. van Goor te Groningen, dankte de aanwezigen voor hun hulp en deelneming. In tegenstelling tot de dames Nieuwboer ligt het echtpaar niet begraven in Nieuwlande. Dit omdat het dorp in de jaren dertig nog geen eigen dodenakker bezat. Douwe en Aafke van Goor zijn ter aarde besteld in het nabij gelegen Geesbrug. Ook met Douwes graf wordt respectvol omgegaan. Naar aanleiding van het 75-jarige jubileum van de christelijke school, is het in 1991 nog gerestaureerd. Hans Hopman Geraadpleegde lectuur: - I. Kremer-de Weerd, G.C.J. Kroese en J. v.d. Sleen: School met de Bijbel ’De Hoeksteen’ Nieuwlande 1916-1991. Uitgegeven door het schoolbestuur (1991). Informatie: J. van der Sleen, tel. 0528-352555. - Max Léons & Arnold Douwes: Mitswa en christenplicht; uitg. BZTôH, Den Haag (2000).
- Arnold Stegeman: Arnold Douwes - Belevenissen van een verzetsman in de periode 1940-1945, uitgave in eigen beheer, Heiloo (2005). - Hoogeveensche Courant, 24 november 1976. - Hoogeveensche Courant, 11 oktober 1978. - De Nieuwslander (’dorpskrant van en voor Nieuwlande’), januari 2006. - ’Programma van de viering van het 40-jarig ambtsjubileum van Mej. H.E. Nieuwboer’ (1960).
Het straatnaambord waarmee juffrouw Riek Nieuwboer in 2005 werd geëerd, vlak na de onthulling. Het bord lijkt overigens een collectors item (verzamelaarsobject), want tijdens ons bezoek aan Nieuwlande in oktober 2007 bleek het bord helaas ontvreemd.
Het bord van meester Douwe van Goor siert, evenals dat van juffrouw Nieuwboer, het nieuwbouwwijkje van Nieuwlande (foto Hans Hopman).
Een foto van het gezin waaruit Riek Nieuwboer voortkwam en waar ze zelf al niet meer opstond omdat ze al uit Spakenburg was vertrokken. V.l.n.r. vader Willem Nieuwboer (geb. 1850), zus Gijsbertje (Vedder-)Nieuwboer (geb. 1891), zus Tjitske Nieuwboer (geb. 1901), moeder Hendrika Evelina Nieuwboer-van Woudenberg (geb. 1859), broer Gerrit Nieuwboer (geb. 1896) en broer Hendrik Willem Nieuwboer, geb. 1885.
Tjitske Nieuwboer vertrok uit Spakenburg om huishoudster te worden bij haar zus in het destijds verre Drenthe.
De christelijke school in Nieuwlande, met links de onderwijzerswoning.
Bij haar veertigjarige jubileum in 1960 wordt juf Nieuwboer koninklijk onderscheiden door burgemeester De Vries.
Links Tjitske Nieuwboer, wars van formeel en stijf gedrag. Rechts haar zuster Riek die daarentegen juist ’deftigheid’ uitstraalde en heel punctueel was; een echte schooljuffrouw dus.
Jan van de Geest Wzn. bij het graf van de gezusters Nieuwboer in Nieuwlande (foto Hans Hopman).
Tjitske (l.) en Riek met hun Yad Vashem-onderscheiding.
De dames Nieuwboer hadden hun vaderlandslievendheid niet van een vreemde. Zo koesterden ze deze foto uit 1923, met daarop een feestboog ter ere van het 25-jarige regeringsjubileum van koningin Wilhelmina. Deze stond ter hoogte van hun geboortehuis in Spakenburg. In het midden staat links met hoed hun oudste broer Willem Nieuwboer Wzn. (geb. 1881), die heeft helpen meebouwen aan de boog. Dat is duidelijk te zien aan de modelbotter hoog in top, waaronder een bord hangt met de Franse tekst: ’Vivent les gueux’ (leve de Geuzen). Nog opmerkelijker zijn de twee schilderijen van voorvader Johannes Mercelis Nieuwboer die zomaar aan de boog hangen. Het linkse geeft het Spui weer, gezien vanaf de helling. Het rechtse schilderij toont de Bunschoter paardenmarkt. Over openbaar kunstbezit gesproken...
In verband met de onderscheiding haalden de dames Nieuwboer de voorpagina van de Hoogeveensche Courant (11 oktober 1978). Op de linker fotootjes Arnold Douwes (boven) en Max Léons (onder). Rechts een foto waarop Gershon Zohar, tweede secretaris van de Israëlische ambassade in Den Haag, de Yad Vashem-medaille en oorkonde overhandigt.
Deze foto sierde de voorpagina van de Hoogeveensche Courant (24 november 1976), bij een artikel met als kop ’Joodse onderduikster na dertig jaar Amerika terug in Drenthe’. V.l.n.r. in de huiskamer van de dames Nieuwboer: Riek Nieuwboer, de joodse onderduiker Ursula Auerbach-Zimak, haar man Fred Auerbach, Tjitske Nieuwboer, de buren Hilbrand Veenstra en Wietske Veenstra-Dekker.
Riek Nieuwboer op de fiets, maar dan vele jaren na de oorlog.
Hoewel Riek en Tjis Nieuwboer ver van Spakenburg vandaan woonden, kregen ze toch geregeld bezoek van familie. Op deze foto in het midden links Willem Nieuwboer HWzn. en rechts Willem Nieuwboer Wzn.
’Wat? Wij als twee alleenstaande vrouwen?’
Meester Douwe van Goor met zijn vrouw Aafke Bakker.
De hoofdonderwijzer op oudere leeftijd en zijn huishoudster Steventje van den Hoogen, die een hondje vast houdt.
Het graf van meester Van Goor in het bij Nieuwlande gelegen Geesbrug.