De toekomst van het kinderwerk Presentatie Jo Hermanns (letterlijke uitwerking)
Jantje Beton Kinderwerkersdag
Ede, 8 oktober 2007
In de toekomst van het kinderwerk staan drie dingen centraal: •
Waarom is kinderwerk vanuit pedagogisch perspectief zo belangrijk?
•
Wat bieden we kinderen dan in het kinderwerk als dat zo belangrijk is?
•
Nu we zien dat er een nieuwe pedagogische basisstructuur begint te ontstaan, niet alleen door de plannen van minister Rouvoet maar al een tijd, hoe past dat kinderwerk daarin? Is dat nog wel ‘bij de tijd’? En moet dat kinderwerk niet gaan zoeken naar een nieuwe plek in die nieuwe voorzieningenstructuur die zich langzaam aan het uitkristalliseren is?
Waarom is het kinderwerk zo belangrijk? Als we kijken naar de allereerste reden waarom kinderwerk zo belangrijk is, is dat het kinderwerk in staat is - om wat Micha de Winter noemt - het gat in de opvoeding op te vullen. Je kunt je afvragen waarom kinderen nog in contact moeten worden gebracht met natuur? Waarom moeten ze leren bewegen? Waarom moeten ze leren spelen? Gaat dat niet allemaal vanzelf? Wij leven toch in een welvarende samenleving waarin al die dingen toch eigenlijk voor kinderen mogelijk zouden moeten zijn? Maar de realiteit is helaas dat dit niet zo is.
De realiteit is dat voor verreweg de meeste kinderen de buitenwereld nauwelijks nog pedagogische waarde biedt en dat er tussen het gezin en de rest van de samenleving, zelfs inclusief de school, een behoorlijk gat is, waarin kinderen niet veel meer mee krijgen dan dat ze als consument gebruik kunnen maken van wat de samenleving ze biedt. Waarin ze niet leren actief mee te doen in die samenleving om zich ook thuis te voelen in die samenleving.
Het gat in de opvoeding Ik woon in Woerden. Dat is toch een heel gezellig plaatsje. Maar de kinderen bij mij in de wijk, een achterstandswijk, zie ik bijna letterlijk verloren buiten lopen. Die lopen tussen drukke verkeersaders door, op allemaal stenen en beton…tussen de flats door..op zoek naar iets.. ja, naar wat? Als er iets gebeurt met die kinderen of ze doen iets wat niet in de haak is, is er geen mens die ze daar op aanspreekt. En dat gat in de opvoeding, daar is het kinderwerk natuurlijk een uitstekende invulling voor. Spontaan wordt dat gat niet door andere burgers gedicht. We moeten de invulling mét de burger weer gaan organiseren. Buiten het gezin is een zich van kinderen afkerende, boze buitenwereld. Het is eigenlijk merkwaardig dat je bij sommige supermarkten of stationswinkels een bordje ziet hangen waarop staat ‘niet meer dan twee jongeren tegelijk naar binnen’. Dat zou je eens moeten proberen met ‘niet meer dan twee 65-plussers tegelijk naar binnen’ in een winkelcentrum. Dat zou niemand pikken, maar bij kinderen mag dat.
Page 1 of 8
De onverschilligheid van beleid compenseren Kinderen zijn in onze samenleving maar al te vaak een groep die bij voorbaat verdacht is, en natuurlijk zijn daar soms redenen voor maar de algemene afwijzing is evident aanwezig. Dat heeft ook te maken met de onverschilligheid van beleid. Geen enkele politicus heeft een hekel aan kinderen of is op zoek naar instrumenten om kinderen uit de maatschappij te weren of ze kwaad te doen. Maar er is ook nauwelijks een politicus die in staat is om bij iedere maatregel het gebied van ruimtelijke ordening, inkomensbeleid of verkeer, zich af te vragen: ‘Wat betekent dat dan voor kinderen? Als ik sportvelden ga verplaatsen van het centrum naar buiten de stad, omdat daar de grond goedkoper is, wat betekent dat dan voor de kinderen die daar gebruik van moeten maken? Kunnen die daar nog te voet naar toe? Of moeten ze dan met de fiets? Of creëer ik een achterbankgeneratie van kinderen van die ouders die zich twee auto’s kunnen permitteren?’ Neem bijvoorbeeld het ruimtelijk beleid. In mijn eigen gemeente zie ik het letterlijk gebeuren, dat rondom onze dorpen en onze steden lijntjes worden getrokken waarin er niet verder gebouwd mag worden. Natuurlijk moet er wel gebouwd worden, dus het wordt dan binnen die lijntjes gebouwd. En dat betekent dat je steeds meer steen krijgt, steeds meer hoogbouw en steeds intensiever gebruik van de woonruimte door gebouwen. Je ziet letterlijk, als je luchtfoto’s neemt, het groen uit verreweg de meeste plaatsen verdwijnen omdat daar gebouwd moet worden en dat betekent dus dat kinderen letterlijk die ruimte verliezen. En de natuur kunnen ze niet in. Dat is allemaal weer beschermd. Daar is geen toegang toe, dat moet verwilderen, dat moet open blijven, maar vooral ontoegankelijk voor (bij voorbaat van vernielzucht verdachte) kinderen. Letterlijk: de onverschilligheid van de politici leidt ertoe dat kinderen geen plek meer hebben in de samenleving. Er zijn mensen nodig die kinderen weer een plek kunnen geven.
Een alternatief voor ‘de gouden kooi’ en het www Daarnaast hebben we ook nog het gezin en het World Wide Web waarin we kinderen zich steeds verder in zien terugtrekken. Het gezin waarin ouders uitermate hun best doen om hun kinderen leuke dingen aan te bieden, het gezellig te maken. Allemaal fantastisch, dit moet ook zeker gebeuren. Maar letterlijk zie je die kinderen dus ook binnen die muren van dat gezin -zeker als ze wat jonger zijn- opgroeien en nauwelijks nog daar buiten komen. De combinatie van die factoren leidt ertoe dat je heel weinig kinderen nog gewoon leuk op straat bezig ziet. Om die problemen op te lossen hebben we voorzieningen nodig zoals het kinderwerk.
Page 2 of 8
Wat bieden we kinderen in het kinderwerk? Wat moet dat kinderwerk dan doen en hoe organiseer je dat? Wat bieden we die kinderen dan en wat zouden we ze moeten bieden?
Leren meedoen: regels, vaardigheden en binding Op de eerste plaats denk ik dat de belangrijkste uitdaging van alle mensen die zich bezighouden met het opvoeden van kinderen, is ervoor zorgen dat kinderen kunnen meedoen in de samenleving. Natuurlijk moeten ze zich ontplooien en dingen leren anders kun je ook niet meedoen. Ze moeten ook de regels accepteren, de spelregels, de vaardigheden ontwikkelen om met andere mensen mee te kunnen doen. Maar het allerbelangrijkste is dat ze zich prettig voelen in de samenleving, prettig voelen bij andere mensen, zich betrokken voelen bij anderen en vanuit die houding zich ook verbonden voelen met de samenleving en ook daarin willen investeren. En ik denk, dat als we nu naar de huidige jeugd kijken, dan is dat door alle sociale lagen heen juist het probleem. Dat kinderen zich individueel goed ontwikkelen is wel duidelijk. Er is geen enkele twijfel over dat de Nederlandse kinderen zich gemiddeld wereldwijd het best ontwikkelen van ongeveer alle landen. Ze leren ook best wel regels, maar meedoen, leren dat regels er niet zijn omdat iemand ze bedacht heeft maar omdat die nodig zijn om het met elkaar goed te kunnen hebben en regels opvolgen omdat ze dat belangrijk vinden, in plaats van dat iemand anders dat zegt, dat ontbreekt. Voor iedereen die zich met de opvoeding bezighoudt, ouders, scholen maar ook mensen die zich met dat gat ertussen bezig houden, of het nou in de kinderopvang is of in het kinderwerk of op de sportclub of in de scouting of waar dan ook, het leren meedoen zou het allerbelangrijkste pedagogische doel moeten zijn. Dat zouden we voor ogen moeten houden. Zoals Adri van Montfoort zegt: In dat pedagogische ‘participatiemodel’ wordt de schakel tussen het belang van de samenleving en het belang van het individu gelegd.
Dat leer je door actief mee te doen Hoe leer je meedoen? Dat doe je niet door ergens een vaardigheidscursus te volgen in sociale vaardigheden, dat doe je door te oefenen. Ieder kind leert mee te doen door daar iedere dag mee bezig te zijn, te oefenen en actief mee te doen. Dat is zelfs op gezinsniveau. Als we bijvoorbeeld kijken naar de manier waarop ouders van jonge kinderen conflicten met kinderen oplossen dan zie je dat de manier waarop ouders dat doen (dat kan zijn door hard in te grijpen, te overleggen, af te leiden, door het uit te praten) hun kinderen leert hoe ze zelf conflicten op kunnen lossen. En wat ze leren, passen ze ook weer toe op de peuterspeelzaal en op school. Dus kinderen leren niet omdat iemand ze iets uitlegt, maar kinderen leren door mee te doen. Vaak door het voorbeeld te zien van anderen. Je kunt best als leerkracht of kinderwerker zeggen dat je goed naar elkaar moet luisteren: je moet niet door elkaar heen praten, maar als je dat zelf wel de hele tijd doet, dus niet luistert en de hele tijd maar door praat, krijgt dat kind toch een heel ander beeld van wat de regels van de samenleving zijn. Dus kinderen kunnen alleen leren meedoen door vanaf jongs af aan actief mee te gaan doen. Participatie is dus ook steeds meer het sleutelwoord in de opvoeding.
‘Participatie’ is het ideaal Kinderen in staat te stellen uit te dagen, uit te nodigen, maar ook de vaardigheden geven om mee te doen als lid van een gezin, buurtbewoner, leerling en als lid van een sportclub, het leren meedoen en er niet buiten vallen, dat zijn de belangrijkste doelen. Als je ouders vraagt wat zij het belangrijkste vinden in de opvoeding van de kinderen, dan is dat leren meedoen.
Page 3 of 8
Waarom sturen ouders hun kinderen naar clubs en naar de kinderopvang, naar kindergroepen of naar het kinderwerk? Als je dat vraagt, dan is meestal de eerste reden die ze zeggen: “Dan leren ze met andere kinderen spelen.” En niet: “Ze leren daar dunner te worden.” Of: “Ze leren zich beter te ontwikkelen.” Nee, het gaat eerst om leren meedoen met anderen. Dat is ons opvoedingsideaal in de samenleving. Dat is dus iets heel anders dan preventie.
Geen preventie Wij noemen de basisscholen ook geen preventiemethodiek voor analfabetisme. Zo moeten we ook het kinderwerk niet beschouwen als preventie van gedragsproblemen, criminaliteit, maatschappelijke uitval. Nee, het is een basaal pedagogisch aanbod om kinderen te leren meedoen. En misschien voorkom je daar later wel problemen mee, maar het allerbelangrijkste is dat je kinderen positief moet leren meedoen.
Doelgroepenbeleid of integratiebeleid De vraag die de komende jaren een cruciale vraag zal zijn in het kinderwerk is: Moeten we dan in dit type werk, het kinderwerk, ons richten op doelgroepen die er anders niet in zullen slagen om mee te doen in de samenleving? Moeten we die juist wat extra’s bieden om mee te kunnen doen? Of moeten we juist proberen om een integrale aanpak te verzinnen? Waarin we het leren meedoen de opdracht vinden voor alle kinderen tegelijk? Ongeacht je afkomst of de wijk waarin je woont, het inkomen van de ouders of de culturele etnische achtergrond van je ouders of geloof. Dat lijkt hetzelfde, maar dat is het niet. Als je consequent doorredeneert dan zou dat participatiedoel wellicht een andere richting in het kinderwerk kunnen aanduiden.
Kinderwerk en de nieuwe pedagogische basisstructuur Brede scholen Waaruit bestaat die nieuwe basisstructuur, als we over een jaar of vijf à tien kijken in de Nederlandse wijken wat er gebeurd is om het gat in de opvoeding op te vullen? Dan zien we daar de brede scholen. Dat zijn organisaties waar naast de school ook andere activiteiten voor kinderen plaatsvinden. In Eindhoven wordt het geen brede school genoemd maar SPILcentrum: spelen, integreren en leren. En de baas van dat centrum is niet de schooldirecteur maar iemand anders. Er gebeurt van alles voor kinderen, maar ook voor ouders. Dat wordt als een soort van Tweede Thuis (een concept van de verdwenen Raad van het Jeugdbeleid) waarin je naast het gezin een tweede plek creëert waarin kinderen zich kunnen ontwikkelen en kunnen worden opgevoed. Dat gebeurt al, alle gemeentes zijn bezig met brede scholen, maar nog op heel beperkte schaal. Maar je ziet steeds meer die brede geïntegreerde voorzieningen ontstaan waarin onderwijs gecombineerd wordt met kinderen en peuterspeelzaal, ook met vrijetijdsbesteding. Met kinderwerk, met sport, met opvoedingsondersteuning, met activiteiten voor ouders en kinderen samen waarin ook een soort opvoedingsplatform ontstaat voor in de wijk waarin die brede school staat, dat zal gaan gebeuren! Op dit moment zijn er al honderden in wording. Kinderopvang als basisvoorziening Het tweede wat er gaat gebeuren is dat kinderopvang, wat vroeger een luxe artikel was voor ouders die dat konden betalen, een basisvoorziening wordt voor alle kinderen. En eigenlijk ‘praktisch’ gratis. Als je gebruik maakt van de kinderopvang - ik heb dat laatst zitten uitrekenen – is het goedkoper dan de peuterspeelzaal. Je kunt je
Page 4 of 8
kind inmiddels net zo goed naar de kinderopvang sturen als naar de peuterspeelzaal. Voorwaarde is wel dat je werkt of studeert. Netto betaal je als ouder vaak minder in de kinderopvang dan voor de peuterspeelzaal. Dat wordt dus een quasi-gratis voorziening voor alle kinderen. Die drie plekken (Brede School, peuterspeelzaal en kinderopvang, inclusief de vóór- , tussentijdse, en naschoolse opvang), daar zult u uw werk moeten gaan doen.
Het Centrum voor Jeugd en Gezin En dan komt er nog iets bij. En dat is dat er straks in iedere gemeente ook een Centrum voor Jeugd en Gezin zal zijn. Dat is weer een poging om dat gat in de opvoeding op te vullen en te zorgen dat er in die wijk één plek is waar alle vragen over de opvoeding van en rondom kinderen en opgroeien aan bod kunnen komen. En die vragen zullen heel breed zijn. Ik help gemeentes soms wel eens met het oprichten van dit soort voorzieningen. Laatst hoorde ik een wethouder van een hele grote stad zeggen, die ook begon na te denken over het centrum en die zelf zwanger was: “Wat ik eigenlijk verwacht van zo’n Centrum Jeugd en Gezin is dat ik daar kan achterhalen welke activiteiten er voor mijn kind zijn in de wijk. Waar kan ik zwemles krijgen? Waar moet ik me inschrijven en waar is een leuk clubje om balletles of muziekles te krijgen?” Dus burgers zullen ook steeds meer dat Centrum Jeugd en Gezin gaan zoeken als het startpunt van alle activiteiten die ze met hun kinderen gaan ondernemen. Maar in die structuur zult u - of u wilt of niet - uw plek moeten vinden. Wat vinden kinderen en ouders? Er wordt natuurlijk heel veel beleid gemaakt, er zijn veel mensen bij het kinderwerk betrokken. Dat is alleen maar goed, maar oei, wat wordt er veel vergaderd en wat wordt er veel beleid gemaakt. Hoe vaak wordt nou eens aan ouders en kinderen zelf gevraagd wat zij verwachten van die basisstructuur? Bij beleidontwikkeling in gemeenten passen wij standaard eerst een vraaganalyse toe. Wij beschouwen dan kinderen, ouders en ook jongeren en de mensen die met hun werken, als experts van hun eigen leven. En net zo goed als wij beleid maken met deskundigen, vinden we ook dat je kinderen kunt beschouwen als deskundigen, waarbij je met een groepje kinderen beleid kunt bespreken. Dat levert bijna altijd belangrijke zaken op.
Invullen ‘gat in de opvoeding’ We hebben dat bijvoorbeeld in Eindhoven gedaan bij het oprichten van speelcentra in een behoorlijk aantal wijken. Vanuit de ouders en kinderen komen steeds dezelfde punten naar voren. Op de eerste plaats: iedereen realiseert zich dat gat in de opvoeding, ook de tweeverdieners die hun kind op de achterbank naar de hockeyclub brengen. Die realiseren zich dat dit nodig is omdat er anders niets is. Er is anders niets leuks te doen in de buurt. En die kinderen zouden veel liever in eigen wijk/buurt met andere kinderen actief bezig zijn dan met de auto een halfuur verderop naar een hockeyveld gebracht te worden. Die kinderen en ouders willen eigenlijk dat er in hun wijk weer plek komt voor kinderen om te spelen.
Een programma voor ‘kinderwerkactiviteiten’ in en rond de (brede) school Bij alle gesprekken waarin gesproken werd over het concept brede school kwam dat ook als eerste naar voren. Daar moet iets zijn. Kinderopvang is voor sommige mensen prima. Maar ook voor de mensen die hun kind naar de kinderopvang brachten is vooral een contact met kinderen op wijkniveau belangrijk. Er moet een plek zijn waarbij ze elkaar kunnen ontmoeten en waarbij er leuke activiteiten zijn georganiseerd. En dat moet dan los staan van het feit of dat kind daar nu komt of op de kinderopvang zit, omdat het in die wijk woont of omdat het op die school zit, of via een bepaalde regeling gesubsidieerd daaraan mag deelnemen. Dat zou dan eigenlijk voor die kinderen en ouders niet moeten uitmaken.
Page 5 of 8
Geen segregatie (achterbankgeneratie versus achterstandsgeneratie) Iedereen wil het met elkaar in die wijk fijn hebben. Wat wij doen is ze steeds in groepen uit elkaar drijven. Dat is iets anders dan wat ouders en kinderen willen. Men wil geen segregatie. Ook die rijke ouders niet, die met die achterbankgeneratie voortdurend heen en weer rijdt. Die willen eigenlijk ook het liefst dat alles samen kan in de eigen wijk. Ze worden wel afgeschrikt door op achterstandskinderen gerichte activiteiten. Je kijkt natuurlijk wel anders tegen een activiteit in de buurt aan als je ziet dat daar alleen kinderen uit achterstandsituaties komen. Dat wil je niet, je wilt gewoon dat de kinderen uit de wijk daaraan meedoen en niet speciale groepen. Ik kwam een keer toevallig in de buurt, zal de gemeente niet noemen, het was een soort wijkgebouw, en daar zag je heel mooi hoe de segregatie plaatsvond. Waarbij eigenlijk iedereen er moeite mee had, maar niemand het wist te bestrijden. Daar had je bijvoorbeeld kinderopvang voor nul- tot vierjarigen. Fantastische ruimte met glazen wanden, helemaal volgens de regels, heel mooi speelgoed, veel leidsters, goed opgeleide leidster op Hbo-niveau, fantastische opvang voor kinderen. Dat was op de eerste verdieping. Een verdieping lager had je het peuterspeelzaalwerk. Dat waren grotere groepen. Minder hoogopgeleide leidsters, veel minder leuk speelmateriaal, veel minder uren beschikbaar. En dan had je nog op de woensdagmiddag voor de allochtone kinderen en hun moeders een speelplekje, die hadden niet eens hun eigen ruimte. Die mochten in de hal met speelgoed wat over was van de andere voorzieningen, hun woensdagmiddag doorbrengen. Dat was ten voeten uit de segregatie die wij georganiseerd hebben. Deze allochtone moeders hadden zich overigens gemobiliseerd. Die weigerden ook om daar naartoe te gaan. Die wilden gewoon gebruik maken van de ruimte waar de andere kinderen ook kwamen. De ouders van die kinderen vonden dat ook prima. Ze willen niet dat de samenleving van jongs af aan uiteen gedreven wordt.
Een informatiepunt voor alle activiteiten in de buurt Daarnaast blijkt dat die onoverzichtelijkheid van de wijk - de buitenwereld voor kinderen en ouders – leidt tot behoefte aan dat ene punt waar je voor vragen terecht kunt. Op school of bij het Centrum Jeugd en Gezin. Maar één plek waar je je kunt laten informeren, waar je vragen kwijt kunt. Waar je de toegang kunt vinden tot een aantal voorzieningen dat er voor kinderen is. U zegt misschien: “Ja maar, dat staat in de wijkkranten, dat kunnen ze opzoeken.” Nee, een plek waar je alles kunt vinden, kunt vergelijken, kunt kiezen, actueel, terecht kunt voor de zaken die in jouw wijk of buurt aanwezig zijn.
Page 6 of 8
De toekomst van het kinderwerk Opvoeden is ‘booming business’ Laten we even constateren dat opvoeden `booming business´ is. Er gaat bijna geen dag voorbij en er staat een groot stuk over opvoeden in de krant of is er aandacht op televisie. .Wat vinden burgers van de problemen in die grote stadswijk als Kanaleneiland? Dan vindt opeens zestig procent van de mensen dat het komt omdat er in de opvoeding iets is misgegaan. Voor ons is dat vanzelfsprekend. Maar als je dat 5 jaar geleden gevraagd had, dan zouden ze zeggen: dat komt omdat er geen buurtactiviteiten zijn of omdat het allochtone kinderen zijn die niet in de samenleving kunnen integreren of het komt omdat daar slecht is gebouwd. Maar nu komen we er achter - de meeste mensen, ook politici - dat opvoeden een hele basale rol speelt in hoe onze burgers opgroeien. Er zijn grote debatten over democratie en de Volkskrant en VPRO organiseren volgende week een multimediadebat over ‘welke rol speelt opvoeding nu in de problemen die we hebben en de oplossingen die we nodig hebben’. En dan kijkt iedereen opeens naar die opvoeding. Nou, dat hebt u mee, men vindt opvoeden opeens belangrijk.
Kinderwerk voor álle kinderen De stelling zou moeten zijn: kinderwerk zou er voor alle kinderen moeten zijn. Dus uw doelgroep verbreedt zich opeens enorm. Er is behoefte aan uw werk bij alle ouders, bij alle kinderen in Nederland. Niet alleen bij die speciale doelgroep, juist omdat het alle kinderen zijn, is het natuurlijk ook zo belangrijk dat je uitgaat van participatie en het voorkomen van segregatie. Je zou rond elke brede school een cirkel van activiteiten verwachten, waar kinderen allemaal gebruik van kunnen maken. En als we in de brede school alle activiteiten die u nu doet, hutten bouwen, expedities, dansen, bewegen, leren spelen, al die dingen… Als we die zo in de wijk zouden kunnen organiseren dat alle kinderen daaraan kunnen meedoen, of ze nou vanuit de kinderopvang daar naar toe gaan, vanuit huis, vanuit school of vanuit een of andere bijzondere voorziening daar naartoe gaan. Juist die cirkel van activiteiten, daar is om heel veel redenen een hele grote behoefte aan. Ik denk dat die behoefte heel sterk zal groeien. En als u hem niet invult, gaan anderen dat doen. En die voorzieningen zitten ook niet te slapen. Die zien die behoefte ook. Iedereen snapt dat de daginvulling van kinderen niet meer aan de markt kan worden overgelaten of aan die kinderen zelf, die wel in de wijk een plek zullen zoeken. Naar mijn idee ligt daar uw toekomst. En dan zeggen mensen wel eens: ‘Ja maar die kinderen krijgen het veel te druk, want dan moeten ze én op school dingen doen én dan nog activiteiten van het kinderwerk én dan worden ze ´s avonds ook nog eens een keer naar weet-ik-wat-voor-cursus gebracht, die krijgen het veel te druk.’ Nou, daar klopt dus helemaal niets van. Kinderen vinden het hartstikke leuk om het heel erg druk te hebben met dit soort activiteiten. En sterker nog er is een heel groot Amerikaans onderzoek geweest naar de hypothese ´kinderen hebben na school zo veel activiteiten, dat kan toch nooit goed zijn? Daar worden ze overspannen van, daar worden ze moe van.’ Nee, hoe meer activiteiten kinderen rond die school hadden, bijna van 8 tot 8 zeg maar, hoe beter het met ze ging, hoe gelukkiger ze waren, hoe socialer ze waren, hoe beter ze het op school deden. Dus we moeten echt niet aarzelen om te denken: “We hebben die kinderen veel te bieden. Laten we dat ook doen.” En als een kind even rustig wil zitten moeten we die plek ook creëren voor dat kind. Maar we moeten er niet vanuit gaan dat we kinderen met rust, reinheid en regelmaat, zoals vroeger de slogan in de thuiszorg, gelukkig kunnen laten opgroeien. We willen dat ze meedoen, dus we moeten ze uitdagen. Ze willen dat graag.
Page 7 of 8
Met extra aandacht voor de toegang van kinderen in achterstandssituaties En dan natuurlijk om niet weer in een situatie te komen waarin we die mooie schil rond die brede scholen alleen toegankelijk maken voor de ouders met geld en de ouders die gemotiveerd zijn om hun kind daar naartoe te sturen. Wel is extra aandacht nodig voor de kinderen die daar niet vanzelfsprekend naar toe gaan. En ik vermoed dat op dat gebied er wel een heel belangrijk opdracht komt te liggen. Financieel en ‘outreachend’ En dan gaat het niet alleen om geld. Het gaat dan ook om de motivatie om mensen ervan te overtuigen dat wij het leuk vinden dat hun kind meedoet, in plaats van dat je gaat uitleggen dat het vanuit de ontwikkeling van dat kind goed is. Nee, wij vinden het leuk dat alle kinderen meedoen. Dat outreachend werken, waarbij je mensen ook aanspreekt op hun verantwoordelijkheid, om dat kind te laten meedoen. Het creëren van de toegang voor doorgaans wat moeilijk bereikbare doelgroepen, dat zal een belangrijke taak zijn voor het kinderwerk. En financieel zijn er altijd wel regelingen te vinden, maar mensen daar gebruik van te laten maken, dat zou een heel belangrijke taak van het huidige kinderwerk kunnen zijn. Die we niet moeten laten vallen, maar die we moeten behouden bij het integreren van ons werk.
Mijn visie op de toekomst daar hoeft u zich niets van aan te trekken, u mag het er ook helemaal mee eens zijn maar ik zou u twee discussiepunten mee willen geven.
Aansluiting zoeken bij de Brede School en Kinderopvang en aanbieden wat (alle) kinderen en ouders willen? Zou het niet moeten zijn dat kinderwerk niet moet proberen zich in die pedagogische basisstructuur een vaste plek te verwerven en aansluiting moeten zoeken bij voorzieningen die er al zijn? Die aan het ontstaan zijn? De brede school, kinderopvang? En daar aanbieden wat eigenlijk alle ouders en kinderen willen. En dan zal er ook geld voor zijn. Waar het nu heel moeilijk is om te beargumenteren waarom kinderwerk gefinancierd moet worden, kunt u beter aansluiten bij die wensen vanuit de samenleving.
Het Centrum voor Jeugd en Gezin gebruiken als toegang tot ‘kinderwerk’? En het Centrum voor Jeugd en Gezin, kan dat dan niet voor u ook de partner zijn die u helpt? Waarmee u samenwerkt? Die naar die mooie voorzieningen toe leidt voor die kinderen die er anders niet van zelfsprekend of met de nodige hobbels naar toe zouden kunnen gaan?
Wellicht kunt u hier eens over nadenken. Ik dank u voor uw aandacht.
Page 8 of 8