DE KWALITEIT VAN VVE IN DE GEMEENTE HEERLEN IN 2011
Utrecht, juni 2011
H3082406
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
INHOUD
Voorwoord 4 Inleiding 6 1 1.1 1.2
Plaatsbepaling van VVE in de gemeente Heerlen 8 Bezochte VVE-locaties in Heerlen 8 Gebruikte VVE-contextdocumenten 8
2 2.1 2.1.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5
De Heerlense VVE-beleidscontext op gemeentelijk niveau 10 De VVE-context 11 Het gemeentelijke VVE-beleid 11 De VVE-condities 21 Recente GGD-rapporten 21 De locaties voldoen aan de VVE-(subsidie)voorwaarden 21 Groepsgrootte en dubbele bezetting 21 VVE-tijd 21 Kwaliteit van de beroepskrachten 22
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
De feitelijke kwaliteit op de Heerlense VVE-locaties in 2011 23 Condities 23 De ouders 24 Kwaliteit van de uitvoering van VVE 26 Ontwikkeling, begeleiding en zorg 29 Kwaliteitszorg 30 Doorgaande lijn 31 De resultaten van VVE 32
4
Conclusies 34
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
Voorwoord
In het Memorie van Toelichting bij de OKE-wet wordt een zgn. VVE-bestandsopname aangekondigd. In 2007 tot en met 2009 heeft de onderwijsinspectie die al uitgevoerd in de vier grote steden. Nu wordt ‘doorgestart’ met de middelgrote steden (de G27), waaronder Heerlen. Inmiddels is de OKE-wet per 1 augustus 2010 van kracht geworden en wordt vanuit dat kader na de bestandsopname in Heerlen het inspectietoezicht op de kwaliteit van VVE “signaalgestuurd” vorm gegeven. Dat houdt in dat bij signalen door de inspectie afspraken met de gemeente Heerlen gemaakt worden over de onderwerpen en de locaties waarop ‘VVE-toezicht’ zal worden gehouden. De bevindingen uit dit rapport over de bestandsopname VVE in Heerlen kunnen daarvoor als uitgangspunt worden genomen. De hoofdinspecteur primair onderwijs, dr. L.S.J.M. Henkens
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
Inleiding
Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) in de gemeente Heerlen. Met de voorscholen worden de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven bedoeld, met de vroegscholen de groepen 1 en 2 van de basisscholen. VVE is bedoeld voor jonge kinderen die onvoldoende zijn toegerust voor een soepele instroom in het basisonderwijs, waardoor ze grote kans lopen om achterop te raken. In het rapport wordt allereerst de kwaliteit van het VVE-beleid op gemeentelijk niveau gewaardeerd. Vervolgens wordt de feitelijke VVE-kwaliteit beschreven zoals die is waargenomen op in totaal 34 instellingen (16 peuterspeelzalen en 18 basisscholen) waar VVE aangeboden wordt. Tenslotte worden de geconstateerde kwaliteit en het beleid met elkaar in verband gebracht en worden enkele conclusies getrokken. In 1. 2. 3. 4.
dit rapport zullen de volgende onderwerpen dus besproken worden: Plaatsbepaling van VVE in de gemeente Heerlen De Heerlense beleidscontext op gemeentelijk niveau Beoordeling van de feitelijke kwaliteit van VVE op de Heerlense VVE-locaties Conclusies
Bij de beoordeling wordt gewerkt met een vierpuntsschaal:
1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig. Deze kwalificatie geeft aan dat er echt iets verbeterd dient te worden. 2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn nodig Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat er iets verbeterd wordt. 3. Voldoende 4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen. Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat anderen hiervan kunnen leren.
Pagina 6 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
Pagina 7 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
1
Plaatsbepaling van VVE in de gemeente Heerlen
1.1
Bezochte VVE-locaties in Heerlen
1.2
Wijk Grasbroek
peuterspeelzaal psz Pinokkio
basisschool bs De Horizon
Passart
psz Pino
bs St. Paulus
Molenberg Schaesbergerveld
psz ‘t Meuleke psz Ienie Mienie
bs Broederschool bs ‘t Pannesjop
Nieuw Lotbroek Heerlerbaan
psz De Bijtjes psz ‘t Baanbengelke 2
bs Nieuw Lotbroek bs De Windwijzer
Vrieheide Heerlerbaan Zeswegen
psz Heitje 2 psz ‘t Baanbengelke 1 psz Kiddooh
De Dem Maria Gewanden Meezenbroek Eikenderveld Heksenberg Vrieheide Rennemig
psz psz psz psz psz psz psz
obs De Piramide, Vrieheide bs Elckerlyc, Heerlen bs De Wegwijzer obs De Piramide, Freinet obs Theo Thijssen, De Dem bs De Vlieger obs Theo Thijssen bs Eikenderveld bs Gerardus Majella bs De Schakel bs De Schacht bs OBS De Piramide, Rennemig
De Paddestoel ‘t Krauwelnest Liegebeest ‘t Kuikennest De Belhameltjes ‘t Heitje 1 ‘t Kempke
Gebruikte VVE-contextdocumenten 1. Werkdocument Onderwijs Achterstanden Beleid (OAB) gemeente Heerlen 2007-2010, zonder datum 2. Raadsinformatiebrief harmonisatie voorschoolse voorzieningen, gemeente Heerlen, 13-08-2009 3. Verantwoording rijk bereik doelgroeppeuters 01-10-2009 4. Beschikking tot subsidieverlening aan Peuterspeelzaalwerk Heerlen 2011, 15-12-2010 5. Overzicht VVE-koppels gemeente Heerlen per 04-01-2011 6. aanvullende vragen n.a.v. volledigheidstoets zoals weergegeven in de brief van 24-08-2010 (van Agentschap NL/Ministerie VROM) 7. Peuterspeelzaalwerkregister gemeente Heerlen, 06-08-2010 8. Procedure: verwijzing in Heerlen naar VVE-peuterspeelzalen en – kinderdagcentra door Meander JGZ, zonder datum 9. Subsidieverlening aan PWH uitbreiding VE-groepen en verlaging ouderbijdrage, 23-03-2009 10. leerlingenaantallen 2008 tot 2011 basisscholen in Heerlen 11. (concept) strategisch scholings- en opleidingsbeleid 2011-2015, inclusief opleidingsjaarplan 2011, maart 2011, Stichting Peuterspeelzaalwerk Heerlen 12. totaaloverzicht peuterspeelzaalwerk Heerlen, inventarisatie VVE gemeente Heerlen, schooljaar 2010-2011, teldatum 1 oktober 2010
Pagina 8 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
Pagina 9 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
2
De Heerlense VVE-beleidscontext op gemeentelijk niveau
In onderstaande tabel staan de oordelen op de aspecten en indicatoren t.a.v. de VVE-beleidscontext op gemeentelijk niveau. Hierbij is zoveel mogelijk de OKE-wet als referentie genomen (zie het Toezichtkader VVE 2010). Bij elke indicator is een oordeel gegeven. In de toelichtende tekst onder de tabel wordt toegelicht waarom dat oordeel gegeven is, met name als het om een verbeterpunt (‘2’) of een voorbeeldig punt (‘4’) gaat.
1a 1a1 1a2 1a3 1a4 1a5 1a6 1a7 1a8 1a9 1a10 1b 1c
2a 2b 2c 2c1 2c2 2d 2e 2e1 2e2 2e3 2e4
DE VVE-CONTEXT Gemeentelijk VVE-beleid Definitie doelgroepkind Bereik Toeleiding Ouders Integraal VVE-programma Externe zorg Interne kwaliteitszorg van de voor- en de vroegscholen Doorgaande lijn Resultaten Overige gemeentelijke afspraken met de vroegscholen VVE-coördinatie op gemeentelijk niveau Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau VVE-CONDITIES Er is een recent GGD-rapport Er is een gemeentelijk subsidiekader Groepsgrootte en dubbele bezetting Groepsgrootte Dubbele bezetting VVE-tijd per week Kwaliteit van de beroepskrachten Gekwalificeerde beroepskrachten Voldoende beheersing Nederlandse taal Beroepskrachten zijn gecertificeerd voor een VVE-programma Opleidingsplan per VVE-beroepskracht
3 3 3 2 4 4 2 3 2 gw 3 3
3 3 3 3 3 3 3 4 3
Pagina 10 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
2.1
De VVE-context 2.1.1 Het gemeentelijke VVE-beleid In de gemeente Heerlen is gekozen om de verworvenheden van het GOA (Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid) van de eerste helft van dit decennium in de OAB-periode 2007-2010 te versterken en te verbreden tot een succesvolle en integrale aanpak. Centraal in de OAB staat het bestrijden van taalachterstand. De gemeente Heerlen zet verschillende instrumenten in om OAB vorm en inhoud te geven. Eén van de instrumenten is het programma VVE (voor en vroegschoolse educatie) voor kinderen in de leeftijdsfase 2,5 – 6 jaar. Dit programma wordt aangeboden in koppels van peuterspeelzalen en (locaties van) basisscholen. Voor de keuze van deze koppels is het aantal kinderen met een weging bepalend. De gemeente heeft specifieke verantwoordelijkheid, ook financieel, voor de voorschoolse educatie. De voorschoolse educatie in Heerlen wordt verzorgd door de Stichting Peuterspeelzaalwerk Heerlen (PWH). Hoewel de middelen voor vroegschoolse educatie grotendeels deel uitmaken van de lumpsumbekostiging voor basisscholen, heeft de gemeente met de betreffende basisscholen wel afspraken gemaakt over de inzet van dit deel van de middelen. Dit geldt ook voor de inzet van de aanpalende instrumenten Taalstimulering, Schakelklassen, Pilot taalbeleid en Logopedie. Belangrijke relevante speerpunten voor VVE in de periode 2007-2011 zijn het versterken van de warme overdracht van leerlingengegevens tussen peuterspeelzaal en de basisschool en de versteviging van de ouderparticipatie bij de educatie van hun kind. De doelen voor VVE in het OAB Beleidsplan 2007-2010 zijn de volgende: Borging en uitvoering van de verworvenheden van het lokale VVE-beleid in de GOA-periode, gericht op het versterken van de doorgaande educatie- en ontwikkelingslijn van 2- tot 6-jarigen, is een centrale doelstelling. Hoofddoel blijft het effectief en vroegtijdig aanpakken van onderwijsachterstanden. Vooral in wijken met veel doelgroepleerlingen dient het VVE-aanbod ertoe te leiden dat meer leerlingen uit de OAB-doelgroep een voorschoolse educatieve voorziening bezoeken, waardoor deze kinderen een betere start kunnen maken binnen het primair onderwijs. De doelgroep voor Heerlen binnen het VVE zijn alle 3-jarige kinderen in wijken met veel gewichtenleerlingen, als bedoeld in artikel 27 van het ‘Besluit Bekostiging WPO’. Vanaf mei 2009 is de leeftijdsgrens van de doelgroepkinderen verlaagd naar 2,5 jaar. Als opstap naar harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang, onderzoekt de gemeente Heerlen momenteel de mogelijkheden om te komen tot integrale kindcentra. Daarnaast is er het streven om in 2011 te starten met voorschoolse educatie in de kinderopvang. 1a1 Definitie doelgroepkind De gemeente Heerlen gebruikt de gewichtenregeling uit het primair onderwijs om te bepalen welke peuters en kleuters doelgroepkinderen zijn. Het gaat dus om kinderen met een leerlingengewicht. Daarnaast heeft het college van burgemeester en wethouders besloten dat vanaf 2011 ook kinderen zonder een onderwijsgewicht, maar wel met een achterstand in (taal)ontwikkeling (doordat bijvoorbeeld de ouders anderstalig zijn) ook doelgroepkinderen zijn. In de beschikking 2011 aan PWH (contextdocument 4, p. 1) is de gewijzigde definitie als volgt gedefinieerd: ‘een peuter met een Pagina 11 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
onderwijsgewicht en/of een peuter die behoefte heeft aan de stimulering van de (taal)ontwikkeling (JGZ-indicatie)’. De gewijzigde definitie is echter op de werkvloer nauwelijks doorgedrongen en wordt daarom ook in de praktijk niet zo gehanteerd. Aandachtspunt: zorg dat brede definitie ‘doelgroepkind’ bekend wordt in het veld, geoperationaliseerd wordt en verlang dat alle betrokken partijen ook volgens nieuwe definitie rapporteren. 1a2 Bereik In de gemeente Heerlen is in voldoende mate nagedacht over het wenselijke bereik van doelgroepkinderen, hoe men dat wil realiseren (zie ook de toelichting in paragraaf 1a3, toeleiding) en hoe er gezorgd kan worden voor voldoende aanbod van plaatsen voor voorschoolse educatie zonder dat segregatie in de hand wordt gewerkt. Met de stedelijke VVE-monitor (contextdocument 12, paragraaf 3) wordt het bereik van doelgroepkinderen jaarlijks in beeld gebracht. Van de 1110 kinderen (2,5 - 6 jaar) per teldatum 1 oktober 2010 nemen 608 kinderen deel aan VVE (= 55%). 186 aan VVE deelnemende kinderen behoren tot de doelgroep van VVE (= 17%). 66 Leerlingen (= 6%) in groep 1 (waarvan 18 doelgroepleerlingen) hebben geen VVE-peuterspeelzaal bezocht. De percentages kunnen per wijk nog flink uiteenlopen, hetgeen blijkt uit een eigen analyse van een basisschool (zie par. 3.6). Doelgroepkinderen komen in zijn algemeenheid uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status. Deze gezinnen wonen vaak geconcentreerd in bepaalde wijken en gaan naar de peuterspeelzaal in de eigen wijk. Bijna alle wijken in Heerlen, uitgezonderd de wijken Welten en Bekkerveld, zijn aangemerkt als zogenaamde impulsgebieden, dat wil zeggen postcodegebieden met veel lage inkomens en/of veel uitkeringen. Dat betekent dat in alle wijken doelgroepkinderen wonen, gemiddeld 18% per wijk (telling onder vier- en vijfjarigen op 1 oktober 2010) (context-document 10). Sinds augustus 2009 moet volgens de gemeente van rijkswege 70% van de tweeënhalf tot vierjarige doelgroeppeuters bereikt worden. Daarvóór gold de afspraak voor driejarige tot vierjarige doelgroeppeuters. In de prognoses die in het kader van GSB III (2005-2009) zijn gemaakt wordt ook uitgegaan van driejarige peuters. De gemeente streeft in haar huidig VVE-beleid naar 100% bereik van doelgroeppeuters tussen tweeënhalf en vier jaar. De gemeente ontvangt elk kwartaal cijfers van PWH, onder andere over het aantal peuters dat per wijk en per locatie deelneemt aan VE. In deze cijfers is onderscheid gemaakt naar doelgroeppeuters. De meest recente cijfers (februari 2011) laten bij de peuterspeelzalen een wijkbereik van 2,5-4-jarige peuters zien dat varieert tussen 17% en 64% van het totaal aantal kinderen met die leeftijd. Een extra dimensie in het voorspellen en vaststellen van het bereik is het gegeven dat de definitie van doelgroepkinderen waarop de Rijksbekostiging is gebaseerd, door de gemeente is uitgebreid naar kinderen met een taalachterstand, maar dit gegeven niet nader is geoperationaliseerd. Naar verwachting gaat het dan om meer doelgroepkinderen, maar in de beschikbare berekeningen wordt met de uitgebreide definitie nog niet gewerkt. In de VVE-monitor wordt in de kwantificering van doelgroepkinderen tot dusver uitsluitend uitgegaan van de gewichtenregeling, omdat de gemeente naar het Rijk zich alleen over het aantal gewichtleerlingen moet verantwoorden. De voor- en vroegschoolse educatie wordt momenteel (eind 2010) op 80% van de peuterspeelzalen aangeboden (16 van de 20 peuterspeelzalen in Heerlen) en op basisscholen in Heerlen met een schoolgewicht. Het is bij de gemeente niet bekend Pagina 12 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
of vroegschoolse educatie, conform de afspraken tussen gemeente en schoolbesturen, inderdaad op alle basisscholen in Heerlen met een schoolgewicht ook feitelijk wordt aangeboden. Volgens de afspraken in Agenda Focus op vroegschoolse educatie zou voorschoolse educatie uiterlijk in 2011 wel gerealiseerd moeten zijn. De Stichting Peuterspeelzaalwerk Heerlen (PWH) heeft per eind 2010 een aanbod van 464 plaatsen voorschoolse educatie (verdeeld over 29 groepen in 16 peuterspeelzalen) en 336 reguliere plaatsen, in totaal 800 peuterplaatsen. Dit zou toereikend moeten zijn voor het totaal aantal doelgroeppeuters. Over het feitelijke en actuele aantal doelgroeppeuters in de gemeente Heerlen is momenteel geen informatie bekend. De gemeente gaat voor het verwachte aantal doelgroeppeuters (2,5 – 3 jaar) nu nog uit van het aantal doelgroepkleuters (4 – 5 jaar) op de basisscholen maal 0,75 minus 10% in verband met krimp. Waarschijnlijk beschikt de gemeente binnenkort over exacte cijfers met de inventarisatie waarmee JGZ op dit moment bezig is. Op de teldatum 1 oktober 2009 werden 119 doelgroeppeuters bereikt op een peuterspeelzaal, waarvan 100 doelgroeppeuters (= 61% van alle tweeënhalf tot vierjarige peuters) deelnamen aan een voorschools educatief programma. Het is niet bekend hoe groot het totaal aantal doelgroeppeuters op dat moment in Heerlen was. In 2011 wil de gemeente tenminste 70% van de doelgroeppeuters bereiken met voorschoolse educatie. Dit is aanzienlijk minder dan de OKE-wet beoogt, maar voldoet volgens de gemeente wel aan de afspraak met het Rijk. Mede vanwege de krimp (15% tussen 2006 en 2010) van het kinderaantal in deze regio gaat het dan om 116 peuters. Alle peuterspeelzalen kennen een heterogene samenstelling, zowel naar wel of geen doelgroepkind, maar ook qua leeftijd. Voor een deel wordt hiermee segregatie voorkomen. Op een aantal voorscholen bestaan aparte groepen voor twee- tot tweeënhalf jarigen en ook deze jongste peuters volgen gedurende twee dagdelen per week de voorschoolse educatie, mits de maximale groepsgrootte dit toelaat. Het beleid is dat doelgroeppeuters in de leeftijdscategorie tweeënhalf tot vier jaar voorrang hebben. Er kan een inschatting gemaakt worden van het aantal te verwachte doelgroeppeuters, waardoor zij in principe niet op een wachtlijst terechtkomen. Vooralsnog wordt daarbij uitgegaan van de gemiddelde cijfers zoals die bekend zijn voor de gemeente Heerlen. Het aantal doelgroepkinderen dat de komende jaren daadwerkelijk de peuterspeelzalen met voorschoolse educatie zal bezoeken, wordt mede beïnvloed door de vraag in hoeverre het toeleidingstraject waarbij de JGZ indiceert en PWH de huisbezoeken aflegt, effectief is. Op dit moment is nog niet precies te voorspellen hoeveel doelgroeppeuters straks daadwerkelijk aan voorschoolse educatie zullen deelnemen. Op dit moment is er ten aanzien van VEzalen een beperkte wachtlijst. De redenen waarom peuters op deze wachtlijst staan, kunnen van uiteenlopende aard zijn. Alle ouders van peuters die deelnemen aan voorschoolse educatie betalen voor twee van de vier dagdelen een inkomensafhankelijke bijdrage. De overige twee dagdelen zijn gesubsidieerd door de gemeente en zijn daardoor gratis voor de ouders, ook voor niet-doelgroepkinderen. Ouders van peuters met een onderwijsgewicht betalen bij deelname in een VE-groep een inkomensafhankelijke bijdrage gelijk aan het daadwerkelijke aantal uren gelijk aan het kinderopvangtarief 2010 plus een indexering. De ouders in de allerlaagste inkomenscategorie kunnen een gemeentelijke tegemoetkoming vragen op grond van de kortingsregeling. Zij betalen dan in principe niets voor deelname. Het doel van deze opzet van de regeling is het meer gelijkstellen van de ouderbijdrage voor voorschoolse educatie en voor kinderopvang.
Pagina 13 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
Uit de Heerlense VVE-monitor komt echter geen eenduidig beeld naar boven over het gerealiseerde bereik van de doelgroepkinderen. Evenmin kan het non-bereik vastgesteld worden doordat bestanden van bijvoorbeeld JGZ en de VVE-monitor nog niet gekoppeld zijn. De wijze van monitoring en de schaal waarop dit zou moeten gebeuren is onderwerp van gesprek tussen de gemeenten in Zuid-Limburg en de Universiteit Maastricht. Aandachtspunt: Inventariseer op welke basisscholen in Heerlen vroegschoolse educatie wordt aangeboden, welk schoolgewicht deze scholen hebben en maak afspraken over vroegschoolse educatie indien een school met schoolgewicht geen vroegschoolse educatie aanbiedt. Aandachtspunt: Koppel zo mogelijk de gegevensbestanden van de VVE-monitor en JGZ om jaarlijks inzicht te verkrijgen in het bereik en non-bereik van de (doelgroep)kinderen. 1a3 Toeleiding De gemeente Heerlen voert een actief toeleidingsbeleid, waarvan de uitvoering is belegd bij JGZ en PWH. De taken en verantwoordelijkheden van de betrokkenen zijn vastgelegd en gelet op de uitlatingen van ouders waarmee de inspectie tijdens de instellingsonderzoeken heeft gesproken, werkt het ook zo in de praktijk. Omdat de gemeente wel een inschatting heeft van haar non-bereik, maar nog geen exacte kengetallen, is JGZ in september 2010 begonnen om de doelgroeppeuters in beeld te brengen. Volgens het OAB-beleidsplan 2007-2010 is één van de taken van de Stichting Peuterspeelzaalwerk Heerlen om activiteiten op te zetten/te ontwikkelen om daarmee actief peuters uit de OAB-doelgroep te werven voor deelname aan de VVEpeuterspeelzalen, rekening houdend met het uitgangspunt van het ministerie: meer aandacht voor de bestrijding van onderwijsachterstanden bij autochtone achterstandsleerlingen. Ter ondersteuning van VVE hebben ook de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en Buurtnetwerken Jeugdhulpverlening een taak: zij dragen zorg voor vroegtijdige signalering van achterstanden en voor doorverwijzing naar voorschoolse educatieve voorzieningen. Een punt van aandacht, maar ook een ambitie binnen het OAB, is de ontwikkeling van een rapportage door de Jeugdgezondheidszorg van hun bevindingen ten behoeve van instanties gericht op voorschoolse educatie. Er is een verwijzingsprocedure opgesteld die JGZ doelgroepkinderen, waarvan één (indien éénoudergezin) of beide ouders een laag opleidingsniveau hebben of anderstalig zijn, vroegtijdig signaleert en toeleidt naar een VVE-peuterspeelzaal of VVE-kinderdagcentrum. In de procedures zijn de taken en verantwoordelijkheden van de betrokken functionarissen duidelijk beschreven. De eerste informatie over voorschoolse voorzieningen ontvangen de ouders tijdens het consult bij JGZ van 7,5 maanden. Tijdens het 18-maanden consult wordt de opleidingscategorie van de ouders vastgesteld en vastgelegd. De aldus verkregen informatie wordt verstuurd naar de gemeente, die op haar beurt PWH informeert. Als het kind 22 maanden is wordt in een huisbezoek door het ‘team huisbezoeken’ van PWH informatie over voorschoolse opvang bij een peuterspeelzaal aan de ouders gegeven. Dan wordt bepaald waar het kind terecht kan, liefst in de eigen buurt, maar met wensen van ouders wordt rekening gehouden. Op dit moment heeft de gemeente Heerlen geen zicht op non-bereik. Wel is eerder een inschatting gemaakt op basis van het aantal kinderen dat bereikt wordt op de peuterspeelzaal en de kinderopvang. Op dit moment gaat ca. 60% van de doelgroeppeuters naar een peuterspeelzaal. De gemeente denkt dat ca. 15-20% Pagina 14 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
naar de kinderopvang gaat. Dit betekent dat ca. 10-15% thuis blijft of ergens anders wordt opgevangen, bijvoorbeeld op het Medisch Kinderdagverblijf. In september 2010 is de gemeente Heerlen gestart met het in beeld krijgen van de voorschoolse opvang van alle doelgroeppeuters. De JGZ heeft hier een taak in. Bij het consult van JGZ bij 2 jaar wordt nagevraagd of het doelgroepkind al bij een peuterspeelzaal of kinderdagcentrum is ingeschreven. In september 2011 heeft de gemeente Heerlen in beeld hoeveel doelgroeppeuters er exact zijn en waar ze zich precies bevinden. Vervolgens neemt PWH met alle ouders van de niet bij kinderopvang ingeschreven doelgroeppeuters contact op. Als een ouder geen gebruik maakt van voorschoolse educatie op de peuterspeelzaal, dan wordt door PWH gevraagd wat de reden daarvan is en wordt hulp geboden in de vorm van aanvullende informatie of ondersteuning bij de inschrijving. 1a4 Ouders Aan belangrijke voorwaarden om de ouders te betrekken bij VVE heeft de gemeente Heerlen voldaan. Zo heeft ze geregeld dat ouders structureel geïnformeerd worden over VVE en er een duidelijke intakeprocedure bestaat. Wat de gemeente echter aan de partners in opvoeding en educatie heeft overgelaten, en ook weinig zicht op heeft, is de wijze waarop ouders betrokken worden in de voorschoolse educatie door participatie en stimuleren van ontwikkelingsgerichte activiteiten in de thuissituatie. Hier liggen nog kansen op verbetering, zowel op gemeentelijk niveau als op het niveau van de voor- en vroegscholen. Op een aantal peuterspeelzalen zijn oudercommissies ingesteld die onder meer meehelpen bij activiteiten. Ook bij incidentele zaken zijn ouders betrokken. De participatie van ouders is het grootst bij activiteiten met een algemeen karakter. Ouders nemen minder deel aan meer thematische activiteiten. Ouders kunnen elke dag gebruik maken van de inloopmogelijkheid bij het brengen van hun kind. De ontwikkeling van het kind wordt gevolgd met behulp van het ‘Portret van het Kind’. Standaardrepertoire is om signalen, voortkomend uit dit ‘Portret van het Kind’, met de ouders te bespreken. Binnen de organisatie van Peuterspeelzaalwerk Heerlen heeft een van de stafleden de taakopdracht om de ouders, meer nog dan nu al het geval is, te gaan betrekken bij de ontwikkeling en het leren van hun kind. Op gemeentelijk niveau is een algemene beschrijving gemaakt van de ouders van de doelgroepkinderen. Naast een beperkt gebruik en aanbod van woordenschat lijken, onder andere volgens de nulmeting van het onderzoek Moelejaan van de Universiteit Maastricht, ook pessimistische verwachtingen over het schoolsucces van hun kinderen typerend voor kansarme ouders. De gemeente wil daarom de ouders van de doelgroepkinderen meer en beter informeren over de kansen die VVE biedt, maar ook de ouders intensiever betrekken bij de educatieve activiteiten van de kinderen, ook in de thuissituatie. Deze visie is door de gemeente nog niet nader ingevuld. De operationalisatie daarvan is neergelegd bij het Peuterspeelzaalwerk Heerlen en de betrokken schoolbesturen. Daarbij zijn echter geen prestatie-indicatoren afgesproken, noch aspecten benoemd die in de uitwerking zeker betrokken zouden moeten worden, zoals het stimuleren van ontwikkelingsgerichte activiteiten in de thuissituatie; zie ook paragraaf 1a9, resultaten van VVE-beleid, laatste alinea. Tijdens de instellingsonderzoeken is gebleken dat de voor- en vroegscholen ook een te weinig genuanceerd beeld hebben van hun ouderpopulatie en weinig inzicht hebben van succesvolle benaderingswijzen. PWH heeft een notitie educatief partnerschap binnen PWH opgesteld. Daarnaast heeft PWH op basis van een voorstel van de OAB-werkgroep een subsidie aangevraagd om in 2011 te starten met een pilot VVE Thuis op twee VE-locaties. Daartoe is een subsidieaanvraag bij de gemeente Heerlen ingediend. De VVEbasisscholen gaan hier op diverse manieren mee om. Enkele hebben ook een Pagina 15 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
aanvraag voor VVE Thuis ingediend, andere hebben aan de gemeente laten weten geen eigen (financiële) middelen te hebben om de ouderbetrokkenheid bij vroegschoolse educatie te vergoten. Via de eerder beschreven procedure van toeleiding heeft de gemeente Heerlen wel geregeld dat ouders van doelgroepkinderen systematisch en vroegtijdig geïnformeerd worden over het nut en de mogelijkheden van VVE. Verbeterpunt: Maak met PWH en de schoolbesturen afspraken over het vergroten van de ouderbetrokkenheid bij VVE. Maak duidelijk welke ontwikkelingsgerichte activiteiten voor ouders van de VVE- instellingen verwacht worden en welke participatie van de ouders wordt verwacht. Stel daartoe een gericht ouderbeleid op, rekening houdend met de (verschillen in) behoeften en mogelijkheden van de ouderpopulatie. 1a5 Integraal VVE-programma In Heerlen is binnen Peuterspeelzaalwerk Heerlen gekozen voor het gecertificeerde VVE-programma Piramide. Deze keuze is ook door de schoolbesturen gemaakt voor de vroegscholen. De VVE-koppels in het stadsdeel Heerlerbaan gebruiken Speelplezier en zijn daarvoor gecertificeerd. Eventuele andere programma’s kunnen ter aanvulling ingezet worden, bijvoorbeeld voor niet-doelgroepkinderen in de groep, die behoefte aan verbreding en/of verdieping van het aanbod hebben. Voor specifieke groepen zijn doelgerichte aanvullingen, zoals de Taalstimulering, gerealiseerd. Met name deze aanvulling is een voorbeeld voor anderen. Piramide heeft een gestructureerd aanbod voor in ieder geval de vier belangrijke ontwikkelingsgebieden taal, rekenen, motorische en sociaal-emotionele ontwikkeling. Indien de leidsters en leraren zich houden aan de doorlopende lijn in het programma, is ook sprake van een integraal aanbod. Voor kinderen met een grote achterstand in de taal-/denkontwikkeling en sociaalemotionele ontwikkeling is het volgen van het reguliere programma op de basisschool te moeilijk. Kinderen die een achterstand in genoemde ontwikkelingen hebben van meer dan anderhalf jaar worden na een screening in de Taalstimulering geplaatst. Op elf basisscholen is in de GOA-periode 2002-2006 een taalstimuleringsgroep ingericht. Gedurende de GOA-periode is effectiviteit en rendement van het werken aan Taalstimulering in de groepen 1 en 2 van het basisonderwijs aangetoond en vastgelegd in de jaarlijkse rapporten ‘Kengetallen en Conclusies’. Besturen en directeuren basisscholen hebben uitgesproken om in de GSBIII-periode, naast de verworvenheden van VVE in de vroegschool, ook de Taalstimulering in de groepen 1 en 2 te willen integreren in het reguliere onderwijs. Voor doelgroepkinderen die in aanmerking komen voor taalstimulering wordt een handelingsplan Taalstimulering opgesteld. De vorderingen van deze kinderen worden gevolgd in het leerlingvolgsysteem van de school. 1a6 Externe zorg In de gemeente Heerlen zijn de zorgstructuren bekend en functioneren ook zo in de praktijk. Het jeugdbuurtnetwerkoverleg en de Verwijsindex Parkstad zijn belangrijke instrumenten in het mobiliseren en afstemmen van de externe zorg. Er bestaan duidelijke afspraken over de procescoördinatie indien meerdere ketenpartners bij een gezin actief zijn. De wijze waarop in Heerlen de externe zorg is geregeld, mag gelden als voorbeeld voor andere gemeenten. Op het moment van deze bestandsopname is binnen de gemeente Heerlen nog geen brede invulling gegeven aan het kabinetsvoornemen om in 2011 binnen het basisonderwijs te werken met ZAT-teams (zorgadviesteams). Voor de uitgebreide
Pagina 16 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
zorg voor kinderen in zowel de peuterspeelzalen als in de basisscholen wordt in 2011 een voorstel hieromtrent voorbereid. De VVE-instellingen in een aantal wijken van Heerlen participeren al in een jeugdbuurtnetwerkoverleg. Alle belangrijke ketenpartners zitten in dit overleg met elkaar aan tafel om voor kinderen in probleemsituaties de best mogelijke, geïntegreerde, zorg te organiseren. Om toch een verdere afstemming tussen diverse hulpverlenings- en zorginstellingen te realiseren wordt in Heerlen gebruik gemaakt van de Verwijsindex Parkstad (VIP). De signalen van verschillende organisaties worden verbonden, zodat de organisaties weten dat ook een andere organisatie met hulp bezig is. De VIP geldt voor de leeftijdscategorie -9 maanden tot 23 jaar. Ook PWH is aangesloten op de VIP. Een aantal kinderopvangorganisaties is eveneens al aangesloten, een aantal sluit in 2011 aan. Om de afstemming tussen verschillende hulporganisaties te waarborgen, heeft de gemeente Heerlen in de notitie “1Gezin1plan” vastgelegd wie de procescoördinatie op zich neemt indien meerdere organisaties bij de hulp betrokken zijn. De zorgcoördinatie bewaakt dat er in zo’n vroeg mogelijk stadium één plan met de ouders gemaakt wordt. De zorgcoördinator controleert of de organisaties hun afspraken nakomen. In de praktijk blijken met name rondom de procescoördinatie veel misverstanden te bestaan, waardoor de VIP niet of niet goed wordt gebruikt. Op alle VVE-peuterspeelzalen wordt voorschoolse logopedie ingezet. De inzet van de logopedie sluit zo veel mogelijk inhoudelijk aan op het programma van de voorschoolse educatie. Voorschoolse logopedie heeft tot doel door gerichte hulp aan leidsters spraaktaalstoornissen te onderkennen/signaleren (preventie) en door gerichte kortdurende hulp aan kinderen, ouders en leidsters geconstateerde spraak- en taalontwikkelingsstoornissen en/of achterstanden te verhelpen of de effecten ervan te verkleinen. De verantwoordelijkheid voor een goede spraak- en taalontwikkeling van de leerlingen is neergelegd bij de leidsters van de peuterspeelzalen. Logopedische ondersteuning vond plaats in de vorm van een screening van alle 3jarige peuters door middel van de Reynell test voor taalbegrip (breedte-screening). Bij ongeveer 25% van de gescreende peuters vond vervolgonderzoek plaats. In de afgelopen periode heeft een verschuiving plaatsgevonden in de richting van dieptescreening van die kinderen waarvan door de peuterspeelzaalleidsters wordt aangegeven dat er specifieke taal- en spraakproblemen zijn. Door de vrijgekomen capaciteit kunnen de gesignaleerde kinderen uitgebreider worden onderzocht en begeleid. De Piramidegecertificeerde peuterspeelzaalleidsters beschikken over voldoende expertise om taal- en spraakproblemen te kunnen signaleren. De logopedist(e) ondersteunt de peuterspeelzaalleiding hierbij. Bij een noodzakelijk geachte behandeling worden ouders ter zake geïnformeerd en geadviseerd door de logopedist(e). 1a7 De interne kwaliteitszorg van de voor- en de vroegscholen Volgens de OKE-wet die per augustus 2010 van kracht is geworden en het convenant Agenda ‘Focus op vroegschoolse educatie’ dient op gemeentelijk niveau aangegeven te zijn wat belangrijk is met betrekking tot de kwaliteit van VVE, en hoe deze kwaliteit gemeten én geborgd wordt. De gemeente heeft hiervoor de kwaliteitseisen (basiskwaliteit VVE) voor de voor- en vroegscholen uit de OKE-wet overgenomen. Met betrekking tot de interne kwaliteitszorg op de voorscholen laat de gemeente de invulling (procedures en inhoud) over aan PWH. De invulling moet nog gegeven worden. De interne kwaliteitszorg op de vroegscholen met betrekking tot VVE is evenmin nog nader ingevuld. Het gaat hierbij om de procedures en inhoud om de kwaliteit van vroegschoolse educatie te bepalen, te meten, te verbeteren en te Pagina 17 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
borgen. De gemeente is wel op de hoogte gesteld van de procedure Vijf Niveaus van Zorg, zoals die binnen het lokale WSNS-samenwerkingsverband is afgesproken. Daarmee worden de scholen geacht adequate hulp te bieden aan kinderen met leerof ontwikkelingsproblemen. Naast het feit dat de leerlingenzorg één van de onderdelen is van de interne kwaliteitszorg, heeft de gemeente met deze procedure nog geen zicht op de gerealiseerde kwaliteit van de leerlingenzorg. Verbeterpunt: De gemeente stelt in overleg met de partners vast hoe en per wanneer VVE deel uit gaat maken van het intern kwaliteitszorgsysteem van de vooren vroegscholen. Het is hierbij wenselijk om enkele prestatie-indicatoren te formuleren omtrent de opbrengsten en de kwaliteit van VVE en af te spreken hoe PWH en de schoolbesturen hierover jaarlijks aan de gemeente rapporteren. 1a8 Doorgaande lijn Binnen de gemeente Heerlen zijn duidelijke afspraken gemaakt op welke manier kindgegevens worden overgedragen van de voor- naar de vroegschool en van welk VVE-aanbod gebruik wordt gemaakt. De afspraken voor VVE binnen de peuterspeelzalen en de basisscholen, met name binnen de VVE-koppels, hebben al geleid tot een doorgaande lijn in het aanbod voor de doelgroepkinderen. Daarnaast vindt er een warme overdracht plaats van kindgegevens (digitaal kindvolgsysteem en overdrachtdossier met mondelinge toelichting) tussen de leidsters en leerkrachten bij de overgang tussen de peuterspeelzaal en de basisschool. De doorgaande lijn kan nog versterkt worden indien ook algemeen geldende afspraken worden gemaakt over de gewenste kwaliteit van de doorgaande lijn in pedagogische en educatief handelen, ouderbetrokkenheid en zorg bij een stagnerende of achterblijvende ontwikkeling. Aandachtspunt: Zorg dat ook het pedagogisch en educatief handelen, ouderbetrokkenheid en zorg expliciete onderwerpen worden binnen de afstemming tussen voor- en vroegscholen. 1a9 De resultaten van VVE Op gemeentelijk niveau is ten dele bepaald wat de gewenste resultaten van VVE moeten zijn. De opgestelde doelen hebben betrekking op het bereik van voldoende (doelgroep)kinderen. Deze doelen worden jaarlijks op instellings- en gemeentelijk niveau in beeld gebracht door middel van de VVE-monitor. De doelen hebben echter nog geen betrekking op gewenste leerresultaten: profiteren de (doelgroep)kinderen ook voldoende van VVE? Omdat dit wel een vereiste is volgens de toelichting op de OKE-wet, beoordeelt de inspectie deze indicator als een verbeterpunt. In de GOA-periode 2002-2006 zijn tussen de gemeente Heerlen en betrokken besturen afspraken voor Heerlen opgesteld ten aanzien van de realisatie van VVE. De gemeente en de besturen wilden deze afspraken in de periode 2007-2010 borgen. Daarbij zijn geen afspraken gemaakt over resultaten die betrekking hebben op de gewenste (leer)ontwikkeling van de kinderen. Dit zou kunnen in de vorm van het verminderen van taalachterstand of het vergroten van de woordenschat. In het licht van opbrengstgericht werken valt ook te denken aan het formuleren van een minimaal gewenste leerwinst bij doelgroepkinderen. De rijksoverheid toetst op rechtmatige besteding van onderwijsachterstandmiddelen, waarbij het gaat om de vraag of de beschikbare middelen zijn besteed voor het doel waarvoor ze beschikbaar zijn gesteld. Voor Heerlen als GSB-gemeente is daarnaast sprake van doelmatigheidstoetsing. Hierbij wordt getoetst of de doelstellingen van het beleid en de afgesproken prestaties zijn bereikt. De prestaties Pagina 18 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
zijn per stad vastgelegd in het GSBIII-convenant dat de gemeenten met het kabinet hebben afgesloten en verschillen per gemeente. Verbeterpunt: Formuleer doelen op het gebied van gewenste leerresultaten voor de doelgroepkinderen. 1a10 Nadere gemeentelijke afspraken met de voor- en vroegscholen Op gemeentelijk niveau zijn enkele aanvullende afspraken gemaakt over de kwaliteit van VVE. Omdat de OKE-wet hierom niet vraagt, wordt deze indicator ook niet beoordeeld door de inspectie. Voor alle leidsters en leerkrachten die werken met Piramide is in het verleden afgesproken dat ze zich door middel van het volgen van een toereikende cursus zouden certificeren voor dit programma. Voorts zijn er op gemeentelijk niveau afspraken gemaakt over de inzet van Taalstimulering voor leerlingen die behoefte hebben aan deze extra aanvulling. Voor andere afspraken kan de Agenda “Focus op vroegschoolse educatie” als leidraad gebruikt worden. 1b De VVE-coördinatie op gemeentelijk niveau De coördinatie van VVE is binnen de gemeente Heerlen in voldoende mate geregeld en functioneert in de praktijk naar tevredenheid van de betrokken partners. Met instemming van het op overeenstemming gericht overleg (OOGO) heeft de gemeente Heerlen voor de GOA-periode 2002-2006 een Werkgroep GOA in het leven geroepen. Vanwege de succesvolle formule blijft deze werkgroep onder de naam Werkgroep OAB ook na de GSBIII-periode gehandhaafd. De partners hebben regelmatig overleg en stemmen zaken op elkaar af. Zij bereiden beleid samen voor, bespreken de voortgang en evalueren en stellen weer bij. Besluitvorming vindt plaats in het bestuurlijk overleg LEA. In de Werkgroep OAB participeren vertegenwoordigers van: - de gemeente Heerlen - de voorschoolse periode; - het Primair Onderwijs; - het Voortgezet Onderwijs, waaronder het Middelbaar Beroeps Onderwijs De Werkgroep OAB voert de regie m.b.t. OAB en voert daartoe structureel overleg over de richting en de inrichting van het Onderwijsachterstandenbeleid in de gemeente Heerlen. De Werkgroep OAB heeft de opdracht om de voortgang van het OAB-beleid te bewerkstelligen en aan te sturen. In die hoedanigheid bereidt zij voorstellen voor en draagt zij - na instemming van het Onderwijs Overleg Heerlen - zorg voor verdere uitvoering, bewaking en monitoring van het OAB beleid. De Werkgroep wordt ondersteund door een coördinator die zorg draagt voor de planning, monitoring en evaluatie. De coördinator biedt verder secretariële ondersteuning en onderhoudt informatieve en communicatieve contacten met de uitvoerende instellingen. 1c Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau Er is sprake van een systematische evaluatie en gerichte verbeteractiviteiten van VVE op gemeentelijk niveau. Daarvoor is de VVE- monitor waarmee regelmatig en systematisch kengetallen worden verzameld. Daarin worden in ieder geval de kengetallen met betrekking tot de basisvoorwaarden verzameld. Door middel van de lokale VVE-monitor gemeente Heerlen wordt de uitvoering van het VVE-beleid op de basisscholen en de peuterspeelzalen, die deel uitmaken van de VVE-koppels, jaarlijks gemonitord. Het gaat dan onder meer om gegevens met Pagina 19 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
betrekking tot de opleiding en certificering van de professionele leidsters en leerkrachten, het gerealiseerde aanbod, het aangeboden aantal dagdelen, het gerealiseerde afstemmingsoverleg binnen de VVE-koppels, inventarisatie van aanvullende programma’s die in gebruik zijn, het aantal (doelgroep)kinderen op de teldatum en de inzet van de logopedische ondersteuning. De gegevens worden door de Stichting Peuterspeelzaalwerk Heerlen en de basisscholen aangereikt aan de coördinator van de Werkgroep OAB. De coördinator stelt een eindrapportage op en overlegt deze aan de werkgroep, de betreffende schoolbesturen en de gemeente. De gemeente gebruikt de aldus verkregen gegevens voor de landelijke VVE-monitor van het ministerie van OCW. Indien de gemeente met de betrokken organisaties van de voor- en vroegscholen ook afspraken maakt over kwalitatieve aspecten van de vooren vroegschoolse educatie en de leeropbrengsten daarvan, ontstaan ook mogelijkheden om hierover op gemeentelijk niveau verbeterpunten te benoemen en te initiëren. De inspectie vraagt in dit kader ook aandacht voor de implementatie en borging van VVE-beleid op de werkvloer. Het feitelijk gebruik van de Verwijsindex is een voorbeeld, waarbij het beleid goed is doordacht, maar de onbekendheid en onwetendheid hierover zorgen voor een averechts effect. In het OAB-beleid 2007-2011(context-document 1), bijlage 6, worden de volgende resultaten genoemd: “Evaluatie van de activiteiten die scholen voor basisonderwijs en peuterspeelzalen de afgelopen jaren hebben uitgevoerd in het kader van bestrijding van onderwijsachterstanden hebben positieve opbrengsten voor het kind laten zien. De inzet van VVE en GOA hebben er de afgelopen jaren toe geleid dat vroege taalachterstanden worden bestreden. Ongeveer de helft (51%) van de doelgroepkinderen in de leeftijd van 2 en 3 jaar wordt reeds bereikt met taalstimuleringsprogramma’s via kinderopvangcentra en peuterspeelzalen. Ruim tweederde (68%) van de doelgroepkinderen in de vroegschoolse periode (groepen 1 en 2 van basisonderwijs) wordt bereikt .” “Het betrekken van ouders bij deze programma’s in school en peuterspeelzaal is slechts ten dele gelukt. De ouder/opvoeder samen laten werken met de school is één aspect. Maar met name als het gaat om ouders ook in de thuissituatie in staat te stellen hun kind te begeleiden en te ondersteunen om de effecten van deze programma’s te versterken, ontbreekt een gestructureerde aanpak.” De stedelijke VVE-monitor 2009-2010 is in concept klaar, maar moet nog worden besproken in de werkgroep OAB. De bevindingen daaruit moeten gaan leiden tot gerichte verbeteractiviteiten. Deze zullen betrekking hebben op voldoende certificering van leerkrachten voor Piramide, een voldoende bereik van doelgroeppeuters en het verbeteren van de onderlinge samenwerking binnen de VVE-koppels.
Pagina 20 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
2.2
De VVE-condities
2.2.1 Recente GGD-rapporten De algemene basiskwaliteit (zoals veiligheid en gezondheid) en enkele indicatoren van de basiskwaliteit van de voorschoolse educatie zijn door GGD Zuid-Limburg in het voorjaar van 2010 op de peuterspeelzalen van PWH geïnspecteerd. Ten aanzien van de voorschoolse educatie zijn de groepsgrootte, de dubbele bezetting en de opleidingseisen van de beroepskrachten beoordeeld. De overige indicatoren van de basiskwaliteit zijn pas in juli 2010 (Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) van kracht geworden. Derhalve heeft de GGD deze overige indicatoren nog niet in haar inspectiebezoeken in het voorjaar van 2010 meegenomen. De inspectierapporten van de genoemde onderzoeken zijn via de website van GGD Zuid-Limburg actief openbaar gemaakt. 2.2.2 De locaties voldoen aan de VVE-(subsidie)voorwaarden Er is een gemeentelijk VVE-subsidiekader, gebaseerd op het Heerlense onderwijsachterstandenbeleid, dat momenteel voor de periode 2010-2014 wordt herzien, mede naar aanleiding van landelijke ontwikkelingen. Voor PWH wordt ieder jaar de subsidie toegekend voor de voorschoolse educatie in de vorm van een beschikking, waarin ook de bijbehorende voorwaarden worden gesteld. 2.2.3 Groepsgrootte en dubbele bezetting Alle VVE-voorscholen in de gemeente Heerlen dienen te voldoen aan de landelijke maximumeisen voor de groepsgrootte, te weten maximaal 16 kinderen. Hierop is ook de bekostiging gebaseerd. Er dienen minimaal twee professionele leidsters aanwezig te zijn. Deze zijn ook feitelijk aanwezig. In meerdere zalen zijn zelfs tevens een of meer vrijwilligers en stagiaires aanwezig, maar deze geven meer organisatorische ondersteuning dan dat ze educatief handelend bezig zijn. Met de VVE-basisscholen in Heerlen is geen afspraak gemaakt over een dubbele bezetting of het werken met subgroepen. In de praktijk kan daarom de groepsgrootte uitstijgen tot boven de twintig kinderen bij één leraar. In de basisscholen met een schakelklas bij de kleuters zijn de groepen kleiner, doorgaans voor meerdere dagdelen per week. Zoals ook in het convenant Agenda ‘Focus op vroegschoolse educatie’ is aangegeven, is het echter ook in de basisscholen van belang om minimaal 4 dagdelen met een dubbele bezetting te werken of het werken in subgroepen te realiseren. 2.2.4 VVE-tijd De gemeente heeft gesteld dat de voorscholen gedurende minimaal 10 uren verspreid over 4 dagdelen per week VVE moeten aanbieden. In de praktijk lukt dat ook voor de kinderen in de leeftijdscategorie 2,5 tot 4 jaar. Inclusief het inloopkwartier voor ouders aan het begin en aan het eind van het dagdeel is de feitelijke geplande VVE-tijd twaalf uur per week. Dit is in overeenstemming met het Besluit basisvoorwaarden voorschoolse educatie. Ouders kunnen in de VVE-zalen niet kiezen voor minder dagdelen. Hoewel leidsters op meerdere zalen werkzaam kunnen zijn, zijn ze meestal aan een vaste groep kinderen verbonden. In de basisscholen werken de kinderen minimaal 7 á 8 dagdelen volgens het VVEprogramma. Daarmee profiteren de doelgroepleerlingen van een voldoende aanbod.
Pagina 21 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
2.2.5
Kwaliteit van de beroepskrachten
Het is volgens het gemeentelijk VVE-beleid van essentieel belang de kwaliteit en professionaliteit van de peuterspeelzaalleidsters en groepsleraren te bewaken en te bevorderen. Hierbij ligt de verantwoordelijkheid voor het peuterspeelzaalwerk bij de Stichting Peuterspeelzaalwerk Heerlen en in het onderwijs bij de schoolbesturen. In de voorscholen hebben de meeste beroepskrachten een opleiding op MBO-3 niveau, enkelen zelfs op HBO-niveau. Veel doelgroepkinderen spreken dialect of hebben een andere thuistaal. In de voorschool leidt dit niet tot problemen. De beroepskrachten spreken wel eens in dialect als de kinderen door ouders worden binnen gebracht, maar gebruiken in het educatief handelen uitsluitend de Nederlandse taal. Om adequaat met het programma Piramide te kunnen werken, heeft de uitgever van dat programma gesteld dat het gewenst is dat de leidsters en leerkrachten een training gevolgd moeten hebben. De training wordt afgesloten met een certificaat. Alle voor- en vroegscholen en hun besturen hebben zich daaraan geconformeerd en in de praktijk ook gerealiseerd. Dit is een voorbeeld voor anderen. In de praktijk is dit op de meeste VVE-instellingen rond 2002 gebeurd. In de afgelopen jaren hebben veel leidsters en leerkrachten via VVersterk een verdiepingscursus gevolgd, aansluitend bij Piramide en de vernieuwingen daarbinnen. Binnen PWH wordt gewerkt met een meerjarig strategisch scholings- en opleidingsbeleid en een daarvan afgeleid opleidingsjaarplan. Daarin is voor 2011 vermeld dat de stafmedewerker inhoudelijke begeleiding als gecertificeerde Piramide-trainster de jaarlijkse bijscholing en begeleiding van de leidsters in hun dagelijks werk verzorgt. Dit jaar staat de implementatie van nieuwe Piramidethema’s met bijbehorende werkwijze centraal. Tevens komen alle PWH-leidsters een aantal malen per jaar onder leiding van de stafmedewerker inhoudelijke begeleiding bij elkaar om actuele ontwikkelingen, knelpunten, enz. met elkaar te bespreken. Op de VVE-basisscholen maakt de scholing en coaching van de leerkrachten in de VE-groepen doorgaans deel uit van het jaarlijkse verbeter- en professionaliseringsplan.
Pagina 22 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
3
De feitelijke kwaliteit op de Heerlense VVE-locaties in 2011
In dit hoofdstuk wordt de beoordeling van de vierendertig onderzochte VVEpeuterspeelzalen en –basisscholen samengevat. Daar waar een duidelijk verschil zichtbaar is tussen de voor- en vroegscholen is dit in de toelichtende tekst aangegeven. Het management van PWH hecht er aan om aan te geven dat verschillen in kwaliteit tussen voor- en vroegscholen voor een belangrijk deel verklaard kunnen worden door verschillen in ontwikkelingshistorie. De peuterspeelzalen hebben zich in het afgelopen decennium ontwikkeld van onafhankelijke gemotiveerde en betrokken vrijwilligers naar één professionele organisatie. De professionalisering van de leidsters is daarmee later op gang gekomen dan de professionalisering van leerkrachten op de basisscholen. Hier en daar is in de tekst een opmerkelijke observatie of opmerking opgenomen in de vorm van een anekdote. 3.1
Condities Condities
Voor (n=16) 1
1
GGD-rapport per voorschool
2
Groepsgrootte en dubbele bezetting
2
3
4
100%
2a Groepsgrootte
100%
2b Dubbele bezetting
100%
3 VVE tijd per week
100%
4 Kwaliteit beroepskrachten 4a Gekwalificeerde beroepskrachten
100%
4b Voldoende beheersing Nederlandse taal
100%
4c Gecertificeerde beroepskrachten 4d Opleidingsplan per VVE-beroepskracht
100% 100%
1.
GGD-rapport per voorschool In Heerlen zijn alle VVE-peuterspeelzalen in het voorjaar van 2010 door GGD Zuid-Limburg geïnspecteerd. De betreffende GGD-rapporten waren tijdens het onderzoek door de inspectie van het onderwijs ook beschikbaar, maar zijn ook openbaar via internet. Omdat de meeste GGD-inspecties in april en mei 2010 plaatsvonden, zijn in de onderzoeken nog niet alle basisvoorwaarden betrokken (specifiek 4b, 4c en 4d), die per juni 2010 voor VVE-peuterspeelzalen en kinderdagverblijven van kracht zijn geworden.
2.
Groepsgrootte en dubbele bezetting Op bijna alle voorscholen in de gemeente Heerlen voldoet de groepsgrootte aan de maximumeisen van 16 peuters. In een enkele zaal ligt het maximum op 15 vanwege veiligheidsregelingen in verband met de beperkte ruimte van het lokaal. Doordat in meerdere zalen in het najaar van 2010 de instroomgroep met jongste peuters is geïntegreerd met de VVE-groepen met oudere peuters, ontstonden, naar verwachting kortstondige, wachtlijsten. Bij de zalen met een wachtlijst hebben doelgroeppeuters voorrang bij plaatsing. Over de groepsgrootte in de vroegscholen zijn geen afspraken gemaakt. Een dubbele bezetting is niet structureel aanwezig in de vroegscholen, dit in tegenstelling tot de voorscholen. In maar enkele vroegscholen wordt structureel
Pagina 23 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
met kleinere groepen gewerkt, meestal gedurende enkele vaste dagdelen per week.
3.2
3.
Voldoende tijd Op alle voorscholen voldoet de totale, geplande VVE-periode van de peuters aan de voorwaarden die door de gemeente en de OKE-wet gesteld zijn. Meestal vanaf de leeftijd van 2,5 jaar bezoeken de peuters op vier vaste dagdelen de voorschool. Voor alle voorscholen geldt dat het niet bekend is of alle doelgroepkinderen ook feitelijk de geplande tijd realiseren. Dit omdat een analyse van eventueel (langdurig) verzuim tot op heden niet is gemaakt. De absentielijsten worden vooral uit veiligheidsoverwegingen bijgehouden in verband met mogelijke ontruimingen.
4.
Kwaliteit beroepskrachten Alle leidsters en leerkrachten op de voor- en vroegscholen in de gemeente Heerlen zijn voldoende gekwalificeerd. Zij spreken ook voldoende Nederlands. Bij alle VVE-instellingen is het beleid dat alle leidsters en leerkrachten een basisopleiding voor Piramide of Speelplezier hebben gevolgd en gecertificeerd zijn. Voor de meesten geldt dat deze training bijna tien jaar geleden is gevolgd, enkelen hebben de basisopleiding later gevolgd. In enkele vroegscholen is gekozen voor een ander programma dan Piramide of Speelplezier. De opgedane kennis en vaardigheden in de basisopleiding van Piramide worden volgens de leerkrachten dan ingezet bij het nieuwe programma. Binnen PWH verzorgt het staflid inhoudelijke begeleiding, als gecertificeerde Piramide-trainster, de jaarlijkse bijscholing en begeleiding van de leidsters in hun dagelijks werk. In totaal komen alle PWH-leidsters enkele malen per jaar onder leiding van het staflid inhoudelijke begeleiding bij elkaar om actuele ontwikkelingen, knelpunten, enz. met elkaar te bespreken. Dit jaar staat hierbij in twee bijeenkomsten de implementatie van nieuwe Piramide-projecten met bijbehorende werkwijze centraal. Meerdere voorscholen hebben de afgelopen jaren ook een verdiepingscursus via Vversterk gevolgd. De meeste vroegscholen hebben in hun jaarlijks nascholingsplan relevante cursussen of deskundigheidsbevordering opgenomen die ten goede komt aan de vroegschoolse educatie. In twee vroegscholen echter kwam in de professionalisering de aandacht voor het versterken van de kennis en vaardigheden in het kader van vroegschoolse educatie nog te weinig tot uitdrukking.
De ouders Ouders
Voor (n=16) 2
B1 Gericht ouderbeleid
3
Vroeg (n=18) 4
100%
B2 Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd
2
3
94% 100%
B3 Intake
94%
83% 6%
94%
6%
78%
11%
6%
88%
6%
6%
94%
B5 Participatie in VVE-activiteiten in de voor/vroegschool
6%
88%
12%
88%
100%
100%
100%
B6 Informeren over de ontwikkeling van hun kind B7 Rekening houden met de thuistaal
17%
11%
B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen
6%
4
6%
Pagina 24 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
In het algemeen zijn zowel de voor- als vroegscholen er met hun inspanningen in geslaagd de ouders voldoende te betrekken bij en deelgenoot te maken van VVE. De ouders waarmee de inspectie tijdens de instellingsonderzoeken heeft gesproken beamen dit en zijn tevreden over hun keuze voor de voor- en vroegschool. Als belangrijkste redenen voor plaatsing van hun kind op de peuterspeelzaal worden genoemd: vergroten van sociale vaardigheden in de omgang met andere kinderen, cognitieve ontwikkeling en wennen aan een schools ritme en structuur. Om de ouders doelgericht te kunnen informeren over en te betrekken bij VVE is een meer specifiek ouderbeleid noodzakelijk. Op de meeste voor- en vroegscholen is hiervan nu nog onvoldoende sprake. Om de ouderparticipatie en de stimulans om ook thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te ondernemen te vergroten, is het wenselijk om een analyse van de ouderpopulatie op te stellen. Op basis van de analyse moeten de wensen en mogelijkheden van de ouders in beeld gebracht worden en de eigen doelstellingen ten aanzien van de rol van ouders in de voor- en vroegschoolse educatie. Dit kan aansluiten bij het ouderbeleid dat PWH momenteel aan het ontwikkelen is. De toeleiding van de ouders naar een voorschoolse voorziening gebeurt via de consultatiebureaus en een intensieve informatievoorziening door PWH bij doelgroepouders. Daarvoor is ook een informatietasje ontwikkeld met specifieke VVE-informatie en meer algemene informatie over onder meer opvoedingsondersteuning en de Verwijsindex. Eenmaal aangemeld bij de voorschool, volgt een uitgebreide intake, waaruit een breed beeld ontstaat van het kind en de ontwikkelfase waarin het zich bevindt. De vroegscholen krijgen zonder uitzondering informatie van de voorscholen en voeren aanvullend ook intakegesprekken met de ouders om het beeld van de ontwikkeling van het kind en de thuissituatie compleet te krijgen. Eén basisschool houdt het beeld van de thuissituatie waarin het kind opgroeit actueel door jaarlijkse huisbezoeken. Alle voorscholen en een deel van de vroegscholen hebben voor de ouders een spelinloop bij het brengen van hun kind. Ouders kunnen dan kennis nemen van de woorden/begrippen, boekjes en liedjes die met het thema te maken hebben, maar ook meespelen met hun kind. Dat laatste heeft de inspectie echter maar beperkt zien gebeuren; de meeste ouders benutten de spelinloop om kort met de leidsters of leerkracht te praten. Om de ouders toch te informeren over activiteiten die thuis ondernomen kunnen worden om de ontwikkeling van het kind te stimuleren, verspreiden veel voor- en vroegscholen themabrieven waarin kort de inhoud van het thema, de liedjes en versjes, nieuwe begrippen en aanbevolen voorleesboeken zijn opgenomen. Enkele voor- en vroegscholen hebben gezocht naar mogelijkheden om de themabrieven meer onder de aandacht van de ouders te krijgen, bijvoorbeeld verspreiding via e-mail. Op één van de bezochte vroegscholen worden geen themabrieven meegegeven omdat bleek dat hier nauwelijks respons op kwam. In plaats daarvan krijgen kinderen aan het begin van een thema een leervraag mee naar huis die samen met de ouders beantwoord moet worden. Deze opzet wekt erg goed In het stadsdeel M.S.P. (Meezenbroek-Schaesbergerveld-Palemig) in Heerlen werken de voor- en vroegscholen met de stadsbibliotheek samen om het thuislezen te bevorderen door middel van een laagdrempelige boekenuitleen. Voor een aantal voorscholen is een subsidieaanvraag bij de gemeente ingediend, en inmiddels toegezegd, voor de invoering van VVE Thuis. Met VVE Thuis, een nieuw ontwikkeld programma van het NJi, krijgen ouders ontwikkelingsstimulerende activiteiten aangereikt om thuis met hun peuter uit te voeren. Daarvoor is ontwikkelingsmateriaal voor gebruik in de thuissituatie ontwikkeld, maar zijn ook inhoudelijke opvoedingsthema’s voor ouderbijeenkomsten uitgewerkt. Pagina 25 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
Volgens de leidsters en leerkrachten zijn de ouders voldoende betrokken bij de activiteiten die worden georganiseerd en is er ook voldoende deelname. Dit geldt voor zowel het verlenen van hand- en spandiensten, maar ook bij informatiebijeenkomsten die enkele voor- en vroegscholen voor ouders organiseren. De ontwikkeling van de kinderen wordt op de voor- en vroegscholen op structurele basis met de ouders besproken. De vroegscholen kenden al een beproefde werkwijze in de vorm van 10-minutengesprekken, waarin de brede ontwikkeling werd besproken, onderbouwd met toets- en observatiegegevens. De voorscholen voeren, naast de ad hoc gesprekken tijdens de spelinloop, sinds het najaar van 2010 nu ook systematisch oudergesprekken aan de hand van het ‘Portret van uw kind’ over de brede ontwikkeling van het kind. Op de voor- en vroegscholen is maar in beperkte mate sprake van nietNederlandstalige ouders, waarbij de hulp van een tolk nodig is. Er wordt maar spaarzaam gebruik gemaakt van de mogelijkheden die Piramide biedt om ook anderstalige ouders in hun eigen taal te informeren over het thema en de begrippen die daarin aan de orde komen. 3.3
Kwaliteit van de uitvoering van VVE Het aangeboden programma
Voor (n=16) 2
3
Vroeg (n=18) 4
2
3
4
C1 Kwaliteit van de educatie: het aangeboden programma C1.1 Een integraal VVE-programma
100%
C1.2 Werken met een doelgerichte planning
88%
C1.3 Het aanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd
100% 12%
88%
100% 12%
94%
6%
72%
28%
100%
Op alle voorscholen wordt gebruik gemaakt van het programma Piramide (n=14) of Speelplezier (n= 2). Op een deel van de voorscholen wordt ook al gebruik gemaakt van nieuw uitgegeven thema’s, waarin het eerder uitgegeven deel ‘Pientere Peuters’ geïntegreerd is. Vrijwel alle voorscholen werken met het programma zoals dat door de auteurs ook zo bedoeld is. Hoewel Piramide de onderlegger van het dagelijks handelen is, is het van belang dat niet het realiseren van de activiteit centraal staat, maar het bereiken van het onderliggende doel bij alle kinderen. Deze perceptie blijkt bij veel leidsters nog niet uit hun dagelijks handelen. In twee voorscholen en een vroegschool zijn de thema’s uit Piramide helemaal uitgewerkt in dag- of weekplanningen naar doelen, activiteiten en middelen/materialen voor alle kinderen en apart voor de tutorkinderen. Met behulp van Piramide hebben de leidsters, zeker met de nieuwe themaboeken, voldoende mogelijkheden om te differentiëren. Het programma Speelplezier is voor deze leeftijdsgroep nog niet zover uitgewerkt, dat de leidsters aan de hand van het programma en op basis van de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen kunnen differentiëren. Op de vroegscholen is een meer gevarieerd aanbod voor vroegschoolse educatie in gebruik. Naast Piramide en Speelplezier is ook Schatkist op meerdere vroegscholen in gebruik. Eén vroegschool gebruikt Basisontwikkeling. Alle genoemde programma’s kennen een integrale benadering van de ontwikkelingsgebieden. De wijze waarop de
Pagina 26 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
leerkrachten de programma’s gebruiken, komt overeen met de verwachtingen. Op veel vroegscholen worden ook al de nieuwe thema’s van Piramide gebruikt. Het pedagogisch klimaat en educatief handelen
Voor (n=16) 2
3
Vroeg (n=18) 4
2
3
4
C2 Kwaliteit van de educatie: het pedagogisch klimaat C2.1 Het pedagogisch handelen van de leidsters/leerkrachten is respectvol
94%
C2.2 De leidsters/leerkrachten hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen
100%
C2.3 De leidsters/leerkrachten stimuleren de sociale vaardigheden en de persoonlijke competenties van de kinderen
100%
C2.4 De leidsters/leerkrachten tonen respect voor de autonomie van het kind
100%
C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal-uitlokkend
6%
6%
100% 100% 6%
88%
6%
100%
94%
6%
67%
28%
C3 Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen C3.1 Het educatief handelen van beide leidsters/leerkrachten is goed op elkaar afgestemd
100%
nvt
C3.2 Er worden effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd
25%
69%
6%
C3.3 De leidsters/leerkrachten bevorderen de interactie met en tussen kinderen
13%
81% 94%
C3.4 De leidsters/leerkrachten stimuleren actieve betrokkenheid van de kinderen en verrijken het spelen en werken C3.5 De leidsters/leerkrachten bevorderen de ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen C3.6 Het gedrag van de leidsters/leerkrachten met de kinderen is responsief C3.7 De leidsters/leerkrachten stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen
56%
38%
6%
94%
6%
6%
100%
100%
94% 44%
56%
6%
100%
6%
94%
6%
89%
11%
Het pedagogisch klimaat De kwaliteit van het pedagogisch handelen op de voor- en vroegscholen voldoet over het algemeen aan de verwachtingen. De leidsters en leerkrachten treden de kinderen respectvol tegemoet, hanteren gedragsgrenzen en bieden positieve ondersteuning. Uit reacties van kinderen blijkt dat zij zich op hun gemak en gewaardeerd voelen. Door middel van coöperatieve werkvormen en stimulerende opmerkingen van de leidsters en leerkrachten worden op een deel van de voor- en vroegscholen de sociale competenties van de kinderen bewust gestimuleerd. De aankleding van de speel-leeromgeving is over het algemeen voldoende spel- en taaluitlokkend. Daarbij ligt in de meeste voorscholen toch de nadruk op speluitlokking en bij de vroegscholen is naast het spelelement ook het taalelement nadrukkelijk aanwezig. Een enkele vroegschool gaat hierin heel ver.
Pagina 27 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
Op de vroegschool worden de kinderen letterlijk ondergedompeld in een functioneel taalrijke omgeving. Daarin hebben de spreekbeelden een prominente plaats: pictogrammen waarin de auditieve herkenning van klanken gepaard gaan met beelden, zodat de kinderen al bekend raken met de fonemen ten behoeve van een goede start met het aanvankelijk lezen. Een ander goed voorbeeld was te zien in een goed gevulde bloemenwinkel in de vroegschool, waar de verkoop van bloemen ‘levensecht’ werd gespeeld met een verkooppraatje, inpakken van de bloemen en afrekenen met de pinpas bij de kassa. Een aandachtspunt voor veel voor- en vroegscholen is de verwerking van de thema’s in de inrichting van alle hoeken en niet slechts beperken tot de thematafel. Met behulp van pictogrammen en beeldplaten kunnen de centrale begrippen uit het thema ook in de bouwhoek, huishoek en ontdekhoek een plek krijgen, waardoor de kinderen op meer plekken uitgedaagd worden tot het gebruik ervan. Het educatief handelen Op de voorscholen voldoet het educatief handelen ook op meerdere indicatoren aan de verwachtingen. Ten aanzien van de gerichte activiteiten op het gebied van taalstimulering en omgaan met verschillen zijn op meerdere voorscholen echter nog verbeterpunten. Voor de peuters met een taalachterstand is het van belang dat doelgerichte activiteiten worden gepland en uitgevoerd, waaronder de tutoring zoals Piramide dat aanbeveelt. Dat gebeurt niet in alle voorscholen. Daarbij is het van belang dat de leidsters de kinderen in de interactie stimuleren tot nadenken en spreken en geen genoegen nemen met mimiek of gebrabbel. Er zijn ook goede voorbeelden. Op de peuterspeelzaal zag de inspectie enkele leuke voorbeelden van interactie tussen leidster en peuters. De conversatie besloeg verschillende interessegebieden. Zo werd er gesproken over ‘prinsessenpantoffeltjes’, werd er een ‘spaghetticonfetti’ rijmspelletje gedaan, alsook gefilosofeerd over waarom het mistig is buiten en hoe mist ontstaat. De leidsters waren hierbij in staat om mee te gaan in de belevingswereld van het kind. Om de doelstellingen van de Piramide-thema’s te bereiken, is een zekere afstemming op aanwezige ontwikkelingsverschillen noodzakelijk. Niet alleen kinderen die een laag niveau op de peutertoetsen behalen in een tutorgroep een vooruitleg geven van de groepsactiviteit, maar ook tijdens de reguliere activiteiten bewuste keuzes maken in taalzwakke en taalsterke kinderen, kinderen met een korte of een langere aandachtsboog, jongste of oudste peuters of Nederlandstalig of anderstalig. Dergelijke keuzes zouden kort vastgelegd moeten worden in de groepsadministratie vanwege de continuïteit bij eventuele vervangingen, maar ook de effecten van deze afstemming zouden in het logboek kort vermeld kunnen worden. Op dit punt is al bij de toelichting op C1.2 een goed voorbeeld beschreven. Op de vroegscholen is bij het educatief handelen een overwegend positief beeld te zien, met zelfs een aantal goede voorbeelden. Een belangrijk verschil in het educatief handelen tussen de voor- en vroegscholen is het best te typeren als activiteitengericht handelen op de voorscholen en meer doelgericht handelen op de vroegscholen. De laatste vorm vergt kennis van de onderliggende leerlijnen van het programma en het, soms creatief, gebruik van de materialen en activiteiten om het doel te bereiken. Meerdere goede voorbeelden heeft de inspectie aangetroffen op effectieve en gerichte activiteiten voor taalontwikkeling. De leerkrachten zijn doelbewust met woordenschatontwikkeling en mondelinge taalvaardigheden bezig, in de grote groep Pagina 28 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
of in een tutor- of schakelgroep. Woorden en begrippen van het thema worden in woordspinnen geplaatst en voor de kinderen zichtbaar opgehangen. De taalleeshoek, de schrijfhoek met eigen schrijfproducten en lettermuren zijn op deze vroegscholen eerder regel dan uitzondering. Het omgaan met verschillen in ontwikkeling tussen de individuele kinderen is op de vroegscholen al jarenlang een verbeterpunt geweest. Daarom voldoet de kwaliteit in alle bezochte kleutergroepen aan de verwachtingen, in sommige groepen was het zelfs een voorbeeld voor andere scholen. 3.4
Ontwikkeling, begeleiding en zorg Ontwikkeling, begeleiding en zorg
Voor (n=16) 2
3
Vroeg (n=18) 4
2
3
4
D1 Ontwikkeling, begeleiding en zorg binnen de groep D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen
100% 11%
89%
11%
78%
11%
D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en het individuele kind
56%
44%
D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg
94%
6%
100%
D1.4 Specifieke aandacht voor de taalontwikkeling
31%
69%
89%
11%
In het algemeen is de ontwikkeling, begeleiding en zorg op veel voorscholen en op enkele vroegscholen nog duidelijk een verbeterpunt. Het begint al met het systematisch volgen van de ontwikkeling van de kinderen. Om de cognitieve vorderingen en de ontwikkeling op de overige gebieden van de kinderen te kunnen volgen, maken alle onderzochte voorscholen gebruik van relevante toetsen uit het peutervolgsysteem van het Cito. Dat gebeurt tweemaal in de peuterperiode, als de peuter ruim drie jaar is en een half jaar later nogmaals. Tevens worden gedurende de peuterperiode gestandaardiseerde observatielijsten gebruikt voor de overige ontwikkelingsgebieden. Slechts een enkele voorschool neemt na elk thema van Piramide de ‘controlelijsten beheersing basisbegrippen’ af. Op een enkele voorschool worden peuters met een gesignaleerde achterblijvende taalontwikkeling door één van de leidsters in een tutorgroep apart genomen. Daarin vindt al een eerste oriëntatie plaats op woorden en begrippen die later in de hele groep aan de orde komen. Dit is echter een uitzondering. Deze preventieve werkwijze en de verdere zorg voor peuters met een sterk achterblijvende cognitieve ontwikkeling moet nog voor een groot deel ontwikkeld worden. Op de vroegscholen worden in alle onderzochte instellingen tweemaal per jaar de kleutertoetsen uit het leerlingvolgsysteem van Cito afgenomen. Een aantal vroegscholen maakt sinds dit schooljaar gebruik van de nieuwe versie van de taaltoets. Om de sociaal-emotionele, de motorische ontwikkeling en die van overige ontwikkelingsgebieden te kunnen volgen, gebruiken de vroegscholen diverse observatie-instrumenten, vaak aansluitend bij die van hogere leerjaren. Conform het zorgbeleid van de basisscholen, worden ook in de vroegscholen de kleuters met een gesignaleerde achterstand op taal- of rekengebied extra geholpen. Dat kan met afstemming in de groep, via extra instructie in een tutor- of schakelgroep,maar ook via individuele hulp in de vorm van een handelingsplan. Op de meeste vroegscholen gebeurt dit in voldoende mate, op enkele lukt dit goed en op enkele vroegscholen moet de kwaliteit van vooral de individuele hulp nog verbeteren.
Pagina 29 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
Inbedding in de bredere zorgketen
Voor (n=16) 2
3
Vroeg (n=18) 4
2
3
4
D2 Ontwikkeling, begeleiding en zorg in de bredere zorgketen D2.1 Leidsters/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp. vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg
81%
19%
89%
D2.2 Leidsters/leerkrachten melden kinderen aan voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren
100%
100%
D2.3 De leidsters/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden
100%
100%
11%
Op het moment dat de voor- of vroegscholen de gewenste zorg of hulp niet meer kunnen geven, bestaan er korte lijnen met externe deskundigen. In alle wijken van Heerlen functioneert het jeugdbuurtnetwerk, waarin naast de voor- en vroegschool ook maatschappelijk werk, JGZ en welzijnswerk participeren. In sommige wijken is dit overleg als getransformeerd naar een ZAT-team. Er bestaat ook een nauwe samenwerking met logopedie. Over de wijze van samenwerking met de ketenpartners zijn alle voor- en vroegscholen tevreden; een uitzondering maken sommige voor- en vroegscholen voor de samenwerking met en terugkoppeling van jeugdzorg. Over het gebruik van de Verwijsindex heeft de inspectie op de voor- en vroegscholen verschillende interpretaties gehoord. Het is in ieder geval duidelijk dat alle betrokkenen er wel van gehoord hebben, maar niet iedereen bekend is met de werkwijze en de belegging van verantwoordelijkheden. Daardoor worden nu niet alle cases gemeld, waarvan het volgens het beleid wel zou moeten. 3.5
Kwaliteitszorg Interne kwaliteitszorg binnen de voor- en de vroegschool
Voor (n=16) 2
3
Vroeg (n=18) 4
2
3
100%
E1 Er is VVE-coördinatie in de voor- c.q. vroegschool E2 De voor- c.q. vroegschool evalueert de kwaliteit van VVE regelmatig
100%
89%
11%
E3 De voor- c.q. vroegschool evalueert de opbrengsten van alle kinderen
100%
33%
67%
11%
89%
E4 De voor- c.q. vroegschool formuleert op basis van evaluaties verbetermaatregelen en voert die aantoonbaar en planmatig uit E5 De voor- c.q. vroegschool borgt de kwaliteit van haar educatie E6 In de kwaliteitszorg van de basisschool wordt ook specifiek naar VVE gekeken
12%
88%
6%
94% nvt
4
100%
100% 94%
6%
De interne kwaliteitszorg op een groot aantal voor- en vroegscholen kan wat VVE betreft worden verbeterd. Alle peuterspeelzalen van PWH hebben het HKZ-keurmerk en worden jaarlijks in dit kader geïnspecteerd. Dit richt zich vooral op het kwaliteitsmanagementsysteem van de organisatie: een soepele en transparante organisatie die doet wat ze zegt en zegt wat ze doet. Binnen alle voorscholen uit het keurmerk zich in een gestructureerde Pagina 30 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
en planmatige aanpak en een toegankelijke administratie. De kwaliteit echter van de voorschoolse educatie en de opbrengsten daarvan, maken geen deel uit van het HKZ-keurmerk. Deze elementen maken ook geen deel uit van een aanvullend kwaliteitssysteem binnen PWH. De vroegscholen hebben alle een kwaliteitssysteem, waarin ook de evaluatie van de opbrengsten en van de kwaliteit van het onderwijsleerproces zijn opgenomen. De evaluatie van de opbrengsten, waaronder die van de groepen 1 en 2, heeft de inspectie op meerdere vroegscholen aangetroffen, de evaluatie van de kwaliteit van het onderwijsleerproces in de groepen 1 en 2 maar op weinig basisscholen. Voor vrijwel alle basisscholen geldt dat de kwaliteit van VVE geen expliciet onderdeel vormt van het kwaliteitssysteem. De verbeteractiviteiten van de voor- en vroegscholen worden weliswaar op planmatige wijze uitgevoerd, maar ze komen meer voort uit algemeen beleid van de instellingen, dan uit de evaluatie van VVE. Het is noodzakelijk om de kwaliteit van de bouwstenen van VVE te bewaken en er op toe te zien dat de gewenste doelen van VVE ook worden behaald. De voorscholen beschikken wel over toetsresultaten, maar die worden niet per leeftijdscategorie (peuters) geordend om vast te stellen of een eigen gestelde norm is bereikt of dat er bijstellingen in het programma noodzakelijk zijn. Op de vroegscholen worden de toetsresultaten wel geanalyseerd, maar de analyse is gericht op het organiseren van afstemming en zorg. Trendanalyses leiden niet of nauwelijks tot bijstellingen in het onderwijsleerproces. Tot de evaluatie van de kwaliteit van VVE behoort echter ook het nagaan of de begeleiding en extra zorg van de doelgroepkinderen tot de gewenste effecten hebben geleid, de pedagogische en educatieve vaardigheden van de leidsters en leerkrachten voldoen aan de eigen norm, het gerealiseerde VVE-beleid aan de gestelde doelen beantwoord en de ouders in een gewenste mate hebben geparticipeerd. De evaluaties en de resultaten daarvan zouden voorts jaarlijks gerapporteerd moeten worden. De VVE-coördinatoren van de vroegscholen zouden binnen elk VVE-koppel hierin een voortrekkersrol kunnen vervullen. 3.6
Doorgaande lijn Doorgaande lijn
Voor (n=16) 2
F1 Er is VVE-coördinatie tussen de voor- en vroegschool
13%
F2 Voldoende kinderen stromen door naar een vroegschool/komen van een voorschool F3 De voor- en vroegschool zorgen voor een warme overdracht
3 69%
Vroeg (n=18) 4 19%
2
3
11%
100% 6%
88%
F4 Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd
19%
F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd
72%
4 17%
100% 6%
6%
88%
81%
17%
83%
88%
12%
89%
11%
F6 De manier om met ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op elkaar afgestemd
88%
12%
89%
11%
F7 De interne begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op elkaar afgestemd
81%
19%
83%
17%
6%
De doorgaande lijn tussen de voor- en vroegscholen is deels van voldoende kwaliteit. In de meeste koppels wordt sinds korte of langere tijd al samengewerkt. De samenwerking betreft het ondernemen van gezamenlijke activiteiten bij bijvoorbeeld de afsluiting van een bepaald thema, het samenstellen van een Pagina 31 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
jaarplanning van de thema’s en de overdracht van kindgegevens wanneer de peuter uitstroomt naar de vroegschool. De beschreven voorbeelden van samenwerking zijn het gevolg van de doorgaans goede contacten tussen de leidsters en leerkrachten van de voor- en vroegscholen. Incidenteel zijn de contacten binnen een VVE-koppel stroef en is er ook maar beperkt sprake van overleg en samenwerking. Binnen een aantal VVE-koppels vindt een ‘begeleide’ overgang van de voor- naar de vroegschool plaats. Zo worden in dit verband binnen koppels twee keer per jaar ‘snuffeldagen’ op de basisscholen georganiseerd waarop ouders samen met hun aanstaande kleuter kunnen kennismaken met beide basisscholen om van daaruit een gerichte keuze voor een basisschool te maken. Soms begeleiden leidsters van de voorschool het eerste snuffelbezoek. Juf: “Myrthe is vier jaar geworden en gaat nu naar de basisschool. Dat vinden wij allemaal wel jammer dat Myrthe nu weggaat.” Een andere peuter keert zich geruststellend naar de leidster: “Maar ik blijf wel hier.” Hoewel binnen veel VVE-koppels leidsters, leerkrachten en management spreken over een voldoende doorstroming van kinderen, vindt in het algemeen nog onvoldoende structureel een analyse plaats van daadwerkelijk bezoek van een voorschool. Eén basisschool heeft recent (januari 2011) haar eigen leerlingenpopulatie doorgelicht op het wel of niet bezoeken van een voorschool. Uit de eigen analyse van deze school blijkt dat 44% van de totale leerlingenpopulatie geen peuterspeelzaal of kinderdagverblijf heeft bezocht en daarmee ook geen vroegschoolse educatie heeft ontvangen. In de huidige kleutergroepen heeft gemiddeld 15% van de kleuters geen voorschool bezocht. Al eerder in dit rapport is gewezen op de noodzaak om betrouwbare kengetallen te verzamelen en te analyseren om de omvang van het non-bereik per wijk en op gemeentelijk niveau in beeld te brengen. Van de kinderen die doorstromen naar de vroegschool worden soms de dossiers met toets- en observatiegegevens (Portret van het kind) overgedragen (koude overdracht), meestal worden de dossier mondeling toegelicht (warme overdracht). Op dit moment is nog maar incidenteel sprake van samenwerking en afstemming van het pedagogisch en educatief handelen of van begeleiding van kinderen met een ontwikkelingsachterstand. Dit geldt in belangrijke mate ook voor de wijze waarop de ouders betrokken worden bij de ontwikkeling van hun kind. In de instellingen ziet de inspectie wel de kwaliteit van de genoemde aspecten, maar dat is niet het resultaat van een gezamenlijke inspanning. In het belang van de doorgaande lijn in VVE is het daarom ook wenselijk dat leidsters en leerkrachten intensiever kennis gaan nemen van elkaars pedagogisch en educatief handelen, de begeleiding en zorg en de ouderbetrokkenheid teneinde te leren met en van elkaar. Tijdens de instellingsonderzoeken is meerdere malen de mogelijkheid genoemd, om hierbij ook van de in het VVE-koppel aanwezige expertise of ervaring op het gebied van leerlingenzorg of kennis van Piramide gebruik te maken. 3.7
De resultaten van VVE Resultaten
Voor (n=16) 2
G1 De resultaten worden gemeten conform de afspraken G2 De resultaten zijn van voldoende niveau G3 Verlengde kleuterperiode
3
Vroeg (n=18) 4
2
3
-
-
nvt
4
11%
89%
Dit aspect heeft de inspectie niet kunnen beoordelen, omdat de gemeente Heerlen geen opbrengstdoelen in de zin van leer- of ontwikkelingsresultaten heeft vastgelegd en daarmee de effecten en bereikte resultaten bij VVE nog niet Pagina 32 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
beschikbaar zijn. De voor- en vroegscholen hebben op dit punt zelf ook geen meetbare doelen voor VVE gesteld. Ook de rapportages in het kader van de stedelijke VVE-monitor geven hierover geen informatie. Bij de voorscholen zijn de toetsresultaten niet op zaal- of PWH-niveau geanalyseerd om te zien of er trends uit te halen zijn. Op de meeste vroegscholen heeft de inspectie geconstateerd dat het aantal kinderen dat aan het eind van groep 2 nog op een laag of zeer laag niveau presteert op de toetsen van het Cito leerlingvolgsysteem minder is dan het aantal dat in groep 1 voor het eerst deze toets maakt. Dit zegt echter niets over de gemiddelde vaardigheidsgroei op groepsniveau. De inspectie heeft met de voor- en vroegscholen gesproken over mogelijkheden om de gemiddelde vaardigheidsgroei ofwel leerwinst per halfjaar, maar ook over de hele peuter- of kleuterperiode zichtbaar te maken. Dat kan op een eenvoudige wijze aan de hand van de behaalde vaardigheidsscores op groepsniveau. Het is daarbij wenselijk om bij de analyse van leerresultaten ook onderscheid te maken naar doelgroepleerlingen en wel of geen aanbod van VVE in de voorschoolse periode, om daarmee conclusies te kunnen trekken over het specifieke effect van VVE voor de doelgroepleerlingen. Op een aantal vroegscholen is het percentage leerlingen dat in de afgelopen twee schooljaren in de groepen 1 en 2 een verlenging van de kleuterperiode kreeg, hoger dan het percentage landelijk gebruikelijk is, bij de meeste vroegscholen blijft het daaronder. Indien het een hoger percentage betreft, hebben de meeste scholen daarvoor een plausibele verklaring en kunnen dit aan de hand van hun vastgelegde beleid omtrent het vertragen van de schoolloopbaan ook onderbouwen. Voor de meeste vroegscholen geldt echter dat er nog geen evaluaties plaatsvinden van dat beleid. Daarmee ontnemen de scholen zichzelf de kans om zicht te krijgen op de meest doorslaggevende criteria die hebben geleid tot het verlengen van de kleuterperiode. Op basis van die gegevens kunnen de scholen dan vervolgens het aanbod op de kritische criteria versterken, teneinde het aantal verlengingen te verminderen.
Pagina 33 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
4
Conclusies
De inspectie van het Onderwijs heeft zowel op het niveau van de gemeente, als op het niveau van de afzonderlijke locaties, gekeken naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in Heerlen. Dit in het licht van de OKE-wet, die vanaf augustus 2010 van kracht is geworden. VVE op gemeenteniveau De gemeente Heerlen heeft een proactief beleid gevoerd in het kader van het Grote Stedenbeleid (GSB III) als gevolg waarvan het gemeentelijk VVE-beleid in Heerlen in belangrijke mate voldoet aan de eisen die daaraan door de OKE-wet worden gesteld. Er is in voldoende mate nagedacht over de wijze waarop en geregeld dat doelgroepkinderen in Heerlen kunnen profiteren van VVE. De gemeente spant zich in om alle doelgroepkinderen in beeld te krijgen. In samenspraak met de betrokken organisaties van de voor- en vroegscholen zijn duidelijke afspraken gemaakt over de inhoud van VVE en hoe door onderlinge samenwerking de doorgaande lijn voor de kinderen gewaarborgd kan worden. Voor kinderen waarvoor meer zorg nodig is dan de voor- of vroegscholen kunnen geven, is de stadsbrede wijze waarop externe zorg gemobiliseerd wordt een voorbeeld voor anderen. Naast enkele aandachtspunten waarmee het stedelijk beleid nog versterkt kan worden, vragen twee aspecten binnen het VVE-beleid nog om verbetering. De eerste betreft het vergroten van de ouderbetrokkenheid, met name in het stimuleren van ouders om ook thuis met ontwikkelingsgerichte activiteiten bezig te zijn. Het aanbod van de gemeente op dit gebied, bijvoorbeeld met subsidiëring van deelname aan VVE Thuis, vindt nog te weinig gehoor bij de vroegscholen. Het tweede aspect betreft de interne kwaliteitszorg binnen de voor- en vroegscholen. De gemeente krijgt nog te weinig evaluatieve gegevens over de gerealiseerde kwaliteit van VVE op de voor- en vroegscholen en kan daardoor slechts op voornamelijk kwantitatieve resultaten reflecteren op haar VVE-beleid. Er is sprake van een voldoende actieve coördinatie van VVE op gemeentelijk niveau, waarbij alle betrokken organisaties ook betrokken zijn. De coördinatie besteed ook voldoende aandacht aan het verzamelen van (voornamelijk kwantitatieve) gegevens ten behoeve van de systematische evaluatie van VVE binnen de gemeente Heerlen. Er zal wel rekening gehouden moeten worden dat het beleid ook voldoende landt en gedragen wordt door de leidsters en leerkrachten op de werkvloer. Voor wat betreft de condities waarbinnen VVE in Heerlen in de voorscholen gerealiseerd wordt, springt de brede professionalisering van de leidsters, maar ook leerkrachten op de vroegscholen, op het gebruikte VVE-programma er in positieve zin uit. Aan bijna alle overige condities die in de OKE-wet en de Agenda “Focus op vroegschoolse educatie” zijn opgenomen, wordt in voldoende mate voldaan. Een uitzondering geldt echter voor de te bereiken VVE-leerresultaten. In de toelichting op de OKE-wet wordt hierom expliciet gevraagd, maar dat is in Heerlen nog niet vastgelegd.
VVE op locatieniveau De voor- en vroegscholen die VVE aanbieden, laten op meerdere aspecten een voldoende en bij sommige zelfs een voorbeeld voor anderen zien. Zo is de kwaliteit van de omgang met ouders, het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de leidsters en leerkrachten op de meeste indicatoren van voldoende niveau en soms zelfs van hoog niveau. Voor een belangrijk deel komt het positieve pedagogisch klimaat voort uit de betrokkenheid en het empathisch gevoel waarmee de leidsters en leerkrachten met ‘hun’ kinderen bezig zijn. De educatieve Pagina 34 van 35
De kwaliteit van VVE in de gemeente Heerlen 2011, definitieve versie
vaardigheden zijn voor een belangrijk deel het gevolg van een gerichte scholing van de leidsters en leerkrachten in het gebruik van het programma dat ze gebruiken. Aspecten die op veel voor- en vroegscholen nog om verbetering vragen zijn de kwaliteitszorg en de doorgaande lijn. Voor de peuterspeelzalen komt daarbij nog het aspect begeleiding en zorg. Kwaliteitszorg is binnen de voorscholen nog nauwelijks tot ontwikkeling gekomen en binnen de vroegscholen vormt VVE geen specifiek onderdeel van de schoolbrede kwaliteitszorg. Zonder specifieke evaluatie wordt het lastig om op enig moment de effecten en zo mogelijk de meerwaarde van VVE in de Heerlense voor- en vroegscholen zichtbaar te maken. In de doorgaande lijn is het nu nog vaak de organisatie en logistiek tussen de VVE-partners die onderwerp van bespreking en afstemming zijn en minder de inhoud van de VVE-aspecten. Hier is nog meer winst te behalen door niet alleen gezamenlijk op te trekken naar ouders en externen, maar ook om van elkaar te leren op het gebied van educatief handelen en het volgen van de ontwikkeling en het bieden van zorg. Binnen een enkel VVEkoppel gaat de doorgaande lijn en samenwerking al wel zo ver en komt dit in de hoge kwaliteit van verschillende indicatoren ook tot uiting. Het aspect ontwikkeling, begeleiding en zorg is voor de voorscholen een aspect dat verbetering behoeft. De leidsters zijn niet voldoende geschoold om op basis van observaties en toetsresultaten stagnatie of grote achterstand in de ontwikkeling te signaleren en naar bevindingen te handelen. De vroegscholen zijn door de langdurige ontwikkeling van leerlingenzorg hierin wat verder. Alles overziend is in Heerlen sprake van een actueel en gericht VVE-beleid dat zich richt op het vergroten van de kansen van doelgroepkinderen voor een soepele instroom in het basisonderwijs. Dit beleid is voor een belangrijk deel aantoonbaar aanwezig in de onderzochte voor- en vroegscholen in de gemeente. De bevindingen van de inspectie worden door de instellingen, organisaties en gemeente erkend en herkend. Daarmee ligt er een bevestiging voor de gemeente dat het VVE-beleid zich op de goede weg bevindt. Tevens zijn verbeterpunten aangedragen waarmee het beleid nog versterkt kan worden en effecten van het beleid beter zichtbaar gemaakt kunnen worden. Het is daarbij van belang om de bereikte leerresultaten van de (doelgroep)leerlingen in beeld te brengen om van daaruit op zowel het niveau van de gemeente als van de voor- en vroegschool nog meer opbrengstgericht te werk te kunnen gaan.
Pagina 35 van 35