DE KWALITEIT VAN VVE IN DE GEMEENTE VLAARDINGEN IN 2011
Utrecht, 29 maart 2012 Definitief rapport
H3257914
Pagina 2 van 31
Voorwoord
In het Memorie van Toelichting bij de OKE-wet wordt een zgn. VVE-bestandsopname aangekondigd. In 2007 (en 2008 en 2009) heeft de onderwijsinspectie die al uitgevoerd in de vier grote steden. Nu wordt ‘doorgestart’ met de middelgrote steden (de G27), waaronder de gemeente Vlaardingen. Inmiddels is de OKE-wet aangenomen (in de Tweede Kamer) en wordt vanuit dat kader na de bestandsopname in gemeente Vlaardingen het inspectietoezicht op de kwaliteit van VVE “signaalgestuurd” vorm gegeven. Dat houdt in dat periodiek afspraken met de gemeente Vlaardingen gemaakt worden over de onderwerpen en de locaties waarop ‘VVE-toezicht’ zal worden gehouden. De bevindingen uit dit rapport over de bestandsopname VVE in Vlaardingen kunnen daarvoor als uitgangspunt worden genomen. De hoofdinspecteur primair onderwijs en expertisecentra, Dr. L.S.J.M. Henkens
Pagina 3 van 31
Pagina 4 van 31
INHOUD
Voorwoord 3 Inleiding 6 1 1.1 1.2
Plaatsbepaling van VVE in de gemeente Vlaardingen 8 Bezochte VVE-locaties in Vlaardingen 8 Gebruikte VVE-contextdocumenten 9
2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5
De VVE-beleidscontext op gemeentelijk niveau 10 De VVE-context 10 Het gemeentelijke VVE-beleid 10 De VVE-coördinatie op gemeentelijk niveau 14 Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau 15 De VVE-condities 15 Recente GGD-rapporten 15 De locaties voldoen aan de VVE-subsidievoorwaarden 15 Groepsgrootte en dubbele bezetting 16 VVE-tijd per week 16 Kwaliteit beroepskrachten 16
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
De feitelijke kwaliteit op de VVE-locaties in 2011 17 Context en condities 17 Ouders 18 Kwaliteit van de uitvoering van VVE (= proceskwaliteit) 18 Ontwikkeling, begeleiding en zorg 20 Kwaliteitszorg binnen de school 21 Doorgaande lijn 22 De resultaten van VVE 23
4
Conclusies 24
5
Bijlage 26
Pagina 5 van 31
Inleiding
Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) in de gemeente Vlaardingen. VVE is bedoeld voor jonge kinderen die onvoldoende zijn toegerust voor een soepele instroom in het basisonderwijs, waardoor ze grote kans lopen om achterop te raken. In het rapport wordt allereerst de kwaliteit van het VVE-beleid op gemeentelijk niveau gewaardeerd. Vervolgens wordt de feitelijke VVE-kwaliteit beschreven zoals die is waargenomen op in totaal 16 peuterspeelzalen, 3 kinderdagverblijven en 10 basisscholen waar VVE gegeven wordt. Tenslotte worden de geconstateerde kwaliteit en het beleid met elkaar in verband gebracht en worden enkele conclusies getrokken. In dit rapport worden de volgende onderwerpen besproken: 1. Plaatsbepaling van VVE in de gemeente Vlaardingen 2. De beleidscontext op gemeentelijk niveau 3. Beoordeling van de feitelijke kwaliteit van VVE op de VVE-locaties 4. Conclusies Daarnaast is in de bijlage een overzicht opgenomen van de oordelen per locatie. Bij de beoordeling wordt gewerkt met een vierpuntsschaal: 1.
Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig. Deze kwalificatie geeft aan dat echt iets verbeterd dient te worden.
2.
Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn nodig Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt.
3.
Voldoende
4.
Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen. Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat anderen hiervan kunnen leren.
Pagina 6 van 31
Pagina 7 van 31
1
Plaatsbepaling van VVE in de gemeente Vlaardingen
1.1
Bezochte VVE-locaties in Vlaardingen
Bestuur
Voorschool
VVE
%
(Bijborende)
programma
doelgroep-
Vroegschool
Bestuur
VVE
%
programma*
doelgroep-
peuters Stichting
Bibelebons
Brede Zorg 1
47%
Nogal Wiedus
Brede Zorg
28%
Olleke
Brede Zorg
12%
kleuters**
Kinderopvang Vlaardingen
Bolleke De Zeepbel
Brede Zorg
31%
Peuter-Inn
Brede Zorg
46%
Doenja
Brede Zorg
27%
De Heikrekel
Brede Zorg
6%
Heibel
Brede Zorg
17%
Heisasa
Brede Zorg
26%
Hedo De
Brede Zorg
5%
Brede Zorg
4%
Brede Zorg
75%
Waaier Hedo De Speelboom De kleine Wereld Bubbels
Brede Zorg
Utopia
Brede Zorg
84% 75%
De
Stichting
Wereldwijzer
Wijzer
Geen
53%
Prins Willem
Stichting
Alexander
Meervoud
Ik en Ko
29%
Erasmus,
Stichting
locatie
Wijzer
Geen
26%
Geen
35%
Ik en Ko
18%
Ik en Ko
68%
Eigen methodiek
100%
De Schakel
Basisontwikkeling
50%
Palet, locatie
Basisontwikkeling
35%
Geen
11%
Huijgenstraat Klein
Brede Zorg
87.5%
stationnetje
Erasmus,
Stichting
locatie
Wijzer
Stationstraat Peuterleut
Brede Zorg
46%
De Klinker
Stichting Wijzer
De kleine
Brede Zorg
73%
Prins
OBS Holy,
Stichting
locatie
Wijzer
Breinpaleis Het kleine
Eigen
Avontuur
methodiek
‘t
Hedo ‘t
Startblokken
Koningsnestje
Koningsnestje
100%
Avonturijn
SIOV
14%
Stichting Meervoud SIKO
Palet- Holy SIKO
Palet, locatie PaletCentrum 1 Brede Zorg omvat de methodiek Startblokken
Pagina 8 van 31
* Het VVE-programma dat is opgenomen is het programma dat is aangetroffen tijdens het bezoek op de locatie. Vooraf heeft gemeente een lijst aangeleverd met gebruikte programma’s maar die bleek op sommige locaties niet correct. ** Bij het percentage doelgroepkleuters is uitgegaan van leerlingen met een leerlinggewicht in de groepen 1 en 2.
De gemeente Vlaardingen definieert de peuterspeelzalen van Peuterspeelzalen BV (als onderdeel van Stichting Kinderopvang Vlaardingen), de hele dagopvang van de SKV en de hele dagopvang van ’t Koningsnestje als VVE-locatie. De gemeente heeft een voorlopige definitie voor een VVE-basisschool in Vlaardingen opgesteld. Deze definitie is opgesteld ten behoeve van de bestandsopname VVE. Een basisschool is een VVE-locatie als een school: 1] een VVE-programma heeft óf 2] meer dan 15% leerlingen met een leerlinggewicht heeft én samenwerkt met een peuterspeelzaal.
1.2
Gebruikte VVE-contextdocumenten -
Peuterspeelzaalbeleid in Vlaardingen 2006-2010. De Grote Sprong, juni 2006. Raadsvoorstel tot vaststelling Kadernotitie ‘Peuterspeelzaalbeleid in Vlaardingen 2006-2010’, juli 2006. Onderwijsachterstandenbeleid 2006-2010. Kansen maken, september 2007. Uitwerking LEA-thema’s Vlaardingen: Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE), juni 2008. Certificaat Voor- en Vroegschoolse Educatie voor pedagogisch medewerkers SKV. Jaarverslag 2009, SKV. (inhoudelijk) Jaarverslag schooljaar 2009-2010, Stichting Aanzet.
Pagina 9 van 31
2
De VVE-beleidscontext op gemeentelijk niveau
In onderstaande tabel staan de oordelen op de aspecten en indicatoren t.a.v. de VVE-beleidscontext op gemeentelijk niveau. Hierbij is zoveel mogelijk de OKE-wet als referentie genomen (zie het Toezichtkader VVE 2010). Bij elke indicator is een oordeel gegeven. In de toelichtende tekst onder de tabel wordt toegelicht waarom dat oordeel gegeven is, met name als het om een verbeterpunt (‘2’) of een voorbeeldig punt (‘4’) gaat.
1 1a 1a1 1a2 1a3 1a4 1a5 1a6 1a7 1a8 1a9 1a10 1b 1c
DE VVE-CONTEXT Gemeentelijk VVE-beleid Definitie doelgroepkind Bereik Toeleiding Ouders Integraal VVE-programma Externe zorg Interne kwaliteitszorg van de voor- en de vroegscholen Doorgaande lijn Resultaten Overige gemeentelijke afspraken met de vroegscholen VVE-coördinatie op gemeentelijk niveau Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau
2 2a 2b 2c 2c1 2c2 2d 2e 2e1 2e2 2e3 2e4
VVE-CONDITIES Er is een recent GGD-rapport De locaties voldoen aan de VVE-subsidievoorwaarden Groepsgrootte en dubbele bezetting Groepsgrootte Dubbele bezetting VVE-tijd per week Kwaliteit van de leidsters Gekwalificeerde leidsters Leidsters beheersen en gebruiken de Nederlandse taal voldoende Leidsters zijn geschoold voor VVE Opleidingsplan per VE-beroepskracht
2.1
De VVE-context
2.1.1
Het gemeentelijke VVE-beleid
2 2 3 2 2 3 2 2 2 2 2
2 3 3 2 3 3 3 2 2
1a Gemeentelijk VVE-beleid Sinds 2007 bieden alle peuterspeelzalen van de SKV voorschoolse educatie aan aan alle peuters. Dit doet zij in overleg met de gemeente Vlaardingen. Via het consultatiebureau en Stichting Aanzet brengen de SKV en de gemeente het aantal doelgroepkinderen en het bereik van deze kinderen in kaart. In 2009 is besloten om VVE ook in de dagopvang te introduceren (bron: Certificaat Voor- en Vroegschoolse Educatie voor pedagogisch medewerkers SKV). Ook ‘t Koningsnestje Kinderopvang
Pagina 10 van 31
biedt VVE aan in Vlaardingen. De samenwerking tussen de gemeente en deze stichting is nog niet structureel uitgewerkt. 1a1 Definitie doelgroepkind De gemeente Vlaardingen hanteert de volgende definitie voor de doelgroeppeuters: alle kinderen die op het basisonderwijs een gewicht zullen krijgen; alle kinderen van wie de thuistaal geen Nederlands is; alle kinderen die volgens het consultatiebureau risicokinderen zijn. Het consultatiebureau toetst op bepaalde criteria (Bron: Peuterspeelzaalbeleid in Vlaardingen). De gemeente heeft nog geen definitie voor doelgroepkleuters. Voor de vroegscholen heeft zij locaties gedefinieerd (zie hiervoor de locaties in paragraaf 1.1). Tijdens de locatiebezoeken werd, met name op de vroegscholen, duidelijk dat er voor de bepaling van de VVE-locaties een gelegenheidsdefinitie is gehanteerd. Diverse scholen wisten niet dat zij een VVE-locatie (een ‘vroegschool’) waren en kenden ook de definitie niet. Uit het overzicht van paragraaf 1.1 komt naar voren dat in de praktijk is gebleken dat één vroegschool ook niet aan de criteria voldeed. Het is daarnaast mogelijk dat andere scholen in Vlaardingen die nu niet zijn bezocht, mogelijk wel aan de VVE-locatie-eisen voldoen. Het zal duidelijk zijn dat de onduidelijkheid in wie er vroegschool is ook allerlei perikelen oproept in de samenwerking tussen de peuterspeelzaal en de basisschool. Hierover meer in paragraaf 3.6. De definitie, en met name de herkenning daarvan, van wat een doelgroepkleuter is, is een duidelijk verbeterpunt. 1a2 Bereik Op 1 augustus 2010 streeft de gemeente een bereik van 100% na van 2- en 3jarige doelgroepkinderen dat deelneemt aan een effectief VVE-programma in de voorschoolse periode (Bron: Uitwerking LEA-thema’s). In 2010 zijn er van de 344 doelgroeppeuters 261 geplaatst binnen een VVE-locatie. Dat is bijna 76 procent. In november 2011 is een percentage van 71.2 bereikt. Na het streefdoel van augustus 2010 is geen nieuw streefdoel bepaald. De inspectie vraagt zich af of een streefdoel van 100% bereik realistisch is. Gemeenten geven vaak aan dat ze streven naar 100% beschikbare kindplaatsen en daarmee voor alle doelgroepkinderen een gegarandeerd VVE-aanbod. Het blijkt echter bijna onhaalbaar om alle doelgroepkinderen ook daadwerkelijk te bereiken en ze daadwerkelijk op een VVE-plek te plaatsen. Op basis van het streefdoel van de gemeente worden dus te weinig doelgroeppeuters bereikt. Wel zijn er voldoende plaatsen beschikbaar en heeft zij zicht op het benodigde aantal kindplaatsen. Een belangrijk speerpunt van de gemeente is het vergroten van het bereik van het aantal (doelgroep)kinderen. Volgens de subsidiebeschikking levert de peuterspeelzaal een actieve bijdrage aan het behalen van deze doelstelling op basis van het opgestelde wervingsplan (Bron: Subsidiebeschikking 2011). 1a3 Toeleiding De werving en toeleiding worden versterkt. Er vindt een onderzoek plaats naar de belemmeringen. Extra aandacht is er voor de herstructureringswijken, waar het peuterspeelzaalbeleid ten opzichte van het gemiddelde achterblijft (Bron: Peuterspeelzaalbeleid in Vlaardingen). Het is de inspectie niet bekend of en wanneer dit onderzoek is afgerond. Pagina 11 van 31
Naast directe doorverwijzing door het consultatiebureau wordt er op dit moment in het kader van het project ‘ik ben al twee’ gewezen op de mogelijkheid gebruik te maken van de peuterspeelzaal en het belang daarvan (Bron: Peuterspeelzaalbeleid in Vlaardingen). Het felicitatieproject ‘Ik ben bijna twee’ is gericht op het bezoeken van gezinnen met doelgroepkinderen. De consulenten van Stichting Aanzet nemen contact op met de gezinnen en gaan bij hen op huisbezoek. Tijdens het huisbezoek worden de ouders geïnformeerd over de verschillende voorzieningen in de wijk en het gebruik ervan. Ook stimuleren de consulenten de inschrijving van het kind bij een peuterspeelzaal en helpen de ouders bij het inschrijven (Bron: Jaarverslag Aanzet schooljaar 2009-2010). Ook de methodiek Instapje/Opstapje wordt gebruikt om doelgroepkinderen toe te leiden naar de peuterspeelzaal (Bron: Jaarverslag Aanzet schooljaar 2009-2010). Ook hiervan is het de inspectie niet bekend wat het effect is geweest van deze inspanningen. De inspectie ziet daarom twee mogelijke verbeterpunten: [1] voor een goed toeleidingsbeleid is het nodig om een analyse te hebben van de ouderpopulatie (eventueel per wijk) waardoor de toeleiding gerichter kan worden en [2] de gemeente behoeft meer inzicht in de effecten van de inspanningen en het onderzoek. 1a4 Ouders In de subsidiebeschikking van de gemeente is opgenomen dat voor de ouders van doelgroeppeuters, indien zij deelnemen aan de ouderbijeenkomsten, de ouderbijdrage van twee in plaats van vier dagdelen in rekening worden gebracht (Bron: Subsidiebeschikking 2011). Het is de vraag hoe de gemeente dit controleert. Uit het onderzoek komt naar voren dat maar een beperkt aantal van de ouders, die de inspectie heeft gesproken, deelneemt. De Stichting Aanzet verzorgt diverse ouderactiviteiten (Bron: Jaarverslag Aanzet schooljaar 2009-2010). 1. Wachtkamerproject: In de wachtkamer van het consultatiebureau krijgen ouders, terwijl zij wachten op hun beurt, een korte voorlichting (10 tot 15 minuten), indien nodig in de eigen taal. De informatie heeft betrekking op opvoedingsondersteuning, zoals ‘gezond eten en bewegen’, ‘taalontwikkeling’ en ‘mondverzorging’. Na de voorlichtingsmomenten wordt aan de ouders gevraagd of er behoefte is aan verder informatie over bepaalde onderwerpen. Daarnaast worden aanvullende vervolgactiviteiten georganiseerd. 2. Voorlichting@huis: Tijdens een huiskamerbijeenkomst praten ouders met elkaar in een vertrouwde omgeving. Het project wordt uitgevoerd door begeleiders van Stichting Aanzet en het consultatiebureau. Deze geven een voorlichting over allerlei opvoedingsthema’s, afgestemd op de vragen en behoeften van de aanwezige ouders. 3. Opvoedingsondersteuning en taallessen voorschoolse periode: Wekelijks (of tweewekelijks) worden in vier wijken bijeenkomsten gehouden voor ouders van (doelgroep)kinderen in de voorschoolse periode, waarbij de nadruk ligt op opvoedingsondersteuning en de (Nederlands) taal. Het Aanzet-programma ‘Samen met mijn peuter’ is hierbij het bronnenboek. In deze oudergroepen worden thema’s behandeld die betrekking hebben op: 1] activiteiten die aansluiten bij waar de kinderen op de speelzaal mee bezig zijn, 2] opvoedingsondersteuning en 3] ontwikkelingsstimulering.
Pagina 12 van 31
Zoals uit voorgaande blijkt, richten bovenstaande (gemeentelijke) ouderactiviteiten zich alleen op ouders van doelgroeppeuters. Voor ouders van doelgroepkleuters is geen vergelijkbare aanpak uitgewerkt op gemeentelijk niveau. De inspectie bekijkt het thema Ouders op 7 inhoudelijke punten (zie daarvoor §3.2). De gemeentelijke aanpak richt zich vooral op het bereiken en ondersteunen van ouders, maar niet op een gericht en uitgewerkt inhoudelijk beleid waarin de betrokkenheid van ouders bij VVE is opgenomen. 1a5 Integraal VVE-programma Op 1 augustus 2010 werken alle peuterspeelzalen van SKV met effectieve VVEprogramma’s (Bron: Uitwerking LEA-thema’s). De peuterspeelzalen en kinderdagverblijven gebruiken Startblokken en het observatie-instrument KIJK! (Bron: Jaarverslag SKV). Ook het kinderdagverblijf van ’t Koningsnestje werkt met Startblokken. Eén locatie werkt met een eigen ontworpen systematiek. De gemeente en/of de houder van deze locatie heeft echter nog niet aangetoond dat dit programma voldoet aan de eisen van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, (art. 5). De gemeente heeft daarnaast niet aangegeven welke programma’s zij ‘goedkeurt’ als zijnde effectieve VVE-programma’s voor de gemeente Vlaardingen. Uit hoofdstuk 3 zal blijken dat het voorschrijven van een effectief VVE-programma in dergelijk algemene termen niet voldoende is om goed VVE-aanbod in de praktijk te garanderen. 1a6 Externe zorg Het peuterspeelzaalwerk levert een bijdrage aan de Vlaardingse zorgstructuur. De organisatie heeft een interne zorgstructuur. Onderdeel van deze zorgstructuur is deelname van de zorgcoördinator aan de ZAT-teams (Bron: Subsidiebeschikking 2011). 1a7 Interne kwaliteitszorg van de voor- en de vroegscholen De gemeente heeft geen afspraken of beleid gemaakt over hoe het VVEkwaliteitszorgbeleid een plek dient te krijgen in de bredere kwaliteitszorg van de voor- (bijvoorbeeld HKZ) en de vroegscholen (VVE opnemen in de schoolgids en het schoolplan). 1a8 Doorgaande lijn Ten aanzien van de doorgaande lijn heeft de gemeente de volgende streefdoelen opgesteld: 1. Op 1 augustus 2010 zijn er bindende afspraken gemaakt tussen het peuterspeelzaalwerk en de schoolbesturen over de doorgaande lijn van peuterspeelzaalwerk naar basisschool; 2. Samenstelling van de groepen in de peuterspeelzalen zijn een afspiegeling van de wijk voor wat betreft de verhouding doelgroep- en niet-doelgroepkinderen; 3. Huisvesting van peuterspeelzalen in of nabij scholen is gewenst; 4. Bevorderd wordt dat de kinderopvang een rol speelt in de doorgaande ontwikkelingslijn; 5. Warme overdacht van alle doelgroepkinderen. (Bron: Uitwerking LEA-thema’s). De overdracht is ook geregeld in de subsidiebeschikking 2011. In de praktijk blijken bovenstaande afspraken echter maar beperkt bekend en gedragen. Daarnaast is gebleken dat de gemeente met SKV heeft besloten om de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven wijkgericht te verdelen waardoor Pagina 13 van 31
structurele samenwerking met verschillende basisscholen van verschillende besturen lastig is gebleken. Diverse voor- en vroegscholen die nu als ‘koppels’ bij de inspectie waren ingediend, wisten niet dat zij geacht werden met elkaar samen te werken. De warme overdracht tussen de locaties is geregeld, maar het ontbreekt aan doorgaande lijnen in het aanbod, de pedagogische aanpak, in het ouderbeleid en zorg. Zelfs de coördinatie tussen locaties is vaak niet goed geregeld. De doorgaande lijn tussen voor- en vroegschoolse educatie is een belangrijke succesfactor, vandaar dat de inspectie het ontbreken hiervan als ernstig opneemt. 1a9 Resultaten Het college stelt als doel dat alle kinderen zonder achterstand aan de basisschool kunnen beginnen (Bron: Peuterspeelzaalbeleid in Vlaardingen). Dit is niet verder geconcretiseerd. Er zijn met de LEA-partners nog geen concrete afspraken gemaakt over de beoogde resultaten van VVE, zoals is aangegeven in de OKE-wet. 1a10 Nadere VVE-afspraken op gemeentelijk niveau Met de besturen van de kinderdagverblijven is het volgende in de subsidieverstrekking 2011 opgenomen: Pedagogisch medewerkers voeren in de groepen waar een VVE-programma wordt aangeboden, gedurende twee uur per dag extra activiteiten uit: specifieke activiteiten gericht op doelgroepkinderen tussen 2,5 en 4 jaar; registratie van het verloop van de activiteiten (logboek); observeren en registreren van de ontwikkeling (kijklijnen); uitdiepen van de zone van naaste ontwikkeling, reflecteren op activiteiten en nieuwe activiteiten ontwerpen. (Bron: Subsidiebeschikking 2011). 2.1.2
De VVE-coördinatie op gemeentelijk niveau Het beleidsdocument Certificaat Voor- en Vroegschoolse Educatie bevat richtlijnen voor de coördinatie: “De gemeente Vlaardingen heeft een werkgroep ‘integratie VVE’ opgericht en in ieder kindcentrum is een VVE-coördinator aangesteld. De coördinator houdt zicht op de doelgroepkinderen en plant samen met collega’s de VVE-thema’s en activiteiten. De pedagogisch medewerkers van de dagopvang werken nauw samen met de pedagogisch medewerkers van de peuterspeelzalen. De locatiemanagers zijn de bindende factor tussen de peuterspeelzalen en de dagopvang en geven vorm aan de harmonisatie.” Inrichting werkgroep VVE en verdeling verantwoordelijkheden: De gemeente Vlaardingen voert de regie. De stichting OVB 2 voert het VVE-beleid uit en stelt jaarlijks een plan van aanpak op. Voor de uitvoering van het peuterspeelzaalbeleid functioneert de werkgroep “De Grote Sprong”. Alle bij VVE betrokken partners zijn hierin vertegenwoordigd, met uitzondering van de schoolbesturen. Het ligt voor de hand dat een vertegenwoordiging van de schoolbesturen wordt toegevoegd aan de werkgroep De Grote Sprong en op die manier de LEA-werkgroep VVE in te richten. De stichting OVB stuurt de LEA-werkgroep VVE aan op verzoek van de deelnemers van deze werkgroep. De afspraken die onderling gemaakt worden, worden per bijeenkomst in een actielijst vastgelegd en de voortgang wordt in de werkgroep gevolgd. Periodiek volgt een evaluatie van de werkgroep.
2 De Stichting OVB is inmiddels Stichting Aanzet geworden. Pagina 14 van 31
In het Delta-overleg worden de afspraken in het kader van VVE bestuurlijk bewaakt. Jaarlijks vindt evaluatie plaats van de gemaakte afspraken en mogelijke bijstelling van doelen; Regelmatig vindt terugkoppeling plaats over de stand van zaken aan het Deltaoverleg. (Bron: Uitwerking LEA-thema’s).
Om diverse redenen (onder andere gemeentelijke (onder)bezetting) is de coördinatiefunctie in de praktijk niet van de grond gekomen. Tijdens diverse inspectiebezoeken heeft de inspectie te horen gekregen dat de gemeente de regierol te weinig op zich neemt en dat er onduidelijkheid is over aansturing, gemaakte keuzes en lopend beleid. Dit beeld wordt versterkt doordat diverse (sturende) beleidsstukken reeds verlopen en niet geëvalueerd zijn. Tevens zijn nog geen nieuwe beleidsplannen beschikbaar. Voorafgaande aan en lopende de inspectiebezoeken hebben er bij de gemeente enkele veranderingen plaatsgevonden in personele bezetting. Eind 2011 heeft de gemeente de intentie uitgesproken om in het tweede kwartaal van 2012 het nieuwe onderwijsachterstandenbeleid te presenteren en vanaf augustus 2012 in te voeren. De resultaten van dit VVE-onderzoek zullen daarin betrokken worden. 2.1.3
Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau De instellingen die VVE-subsidie ontvangen van de gemeente moesten in eerste instantie een tussentijdse rapportage opstellen over de behaalde resultaten (zowel inhoudelijk als financieel) over de eerste zes maanden van het lopende subsidiejaar en een prognose voor de eerste zes maanden (Bron: Subsidiebeschikking 2011). Gedurende 2011 heeft de gemeente echter een nieuwe subsidieverordening gekregen. Hierbinnen is de voortgangsrapportage niet meer vermeld. Er is alleen nog sprake van meldingsplicht. Hierdoor hebben de betrokken instellingen geen tussentijdse rapportage hoeven aan te leveren aan de gemeente. Dit maakt dat de gemeente op dit moment geen beleid, maar ook geen informatie in handen heeft om de kwaliteit van VVE op gemeentelijk niveau te evalueren, laat staan te verbeteren. De inspectie vindt dit een ernstige situatie aangezien uit voorgaande en uit het vervolg van dit rapport blijkt dat er op diverse punten kwaliteitsverbetering wenselijk dan wel nodig is. De gemeente is wel bezig met een professionaliseringsslag op dit gebied. Zo stelt zij de beschikkingen van 2012 op aan de hand van de BCF-aanpak. BCF staat voor Beleids Contractgestuurde Financiering. Middels deze aanpak worden prestatieindicatoren afgesproken met de gesubsidieerde instelling. Als de afspraken niet kunnen worden nagekomen, dan dient de instelling dit te melden aan de gemeente.
2.2
VVE-condities
2.2.1
Recente GGD-rapporten Ten tijde van de locatiebezoeken beschikten veel locaties niet over een recent GGDrapport. De GGD heeft, na overleg met de gemeente, toegezegd, dat in 2011 alle locaties over een nieuw GGD-rapport beschikken. De gemeente heeft aangegeven dat dit ook daadwerkelijk is gelukt.
2.2.2
De locaties voldoen aan de VVE-subsidievoorwaarden Bij de GGD-rapporten van de kinderdagverblijven (Hedo) zijn de basisvoorwaarden voorschoolse educatie niet getoetst. Bij de aanwezige rapporten van de peuterspeelzalen is dat wel gebeurd. Pagina 15 van 31
Na toetsing van de basisvoorwaarden op de kinderdagverblijven en de betreffende peuterspeelzalen blijkt dat alle voorscholen gebruik wordt gemaakt van hetzelfde, integrale VVE-programma Startblokken. Echter, in de subsidiebeschikking 2011 zijn een aantal nadere inhoudelijke afspraken opgenomen (zie paragraaf 1a10). Zoals uit hoofdstuk 3 zal blijken voldoen niet alle locaties aan de nadere inhoudelijke afspraken. Het gaat hier met name om het bijhouden van het logboek, het aantoonbaar maken van het uitdiepen van de zone van naaste ontwikkeling, reflecteren op activiteiten en nieuwe activiteiten ontwerpen en op het aantoonbaar maken van de specifieke activiteiten gericht op doelgroepkinderen tussen 2,5 en 4 jaar. 2.2.3
Groepsgrootte en dubbele bezetting Stichting Kinderopvang Vlaardingen verzorgt het peuterspeelzaalwerk op ambitieniveau 2 (spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen). De maximale groepsgrootte is 15 kinderen, de groepsleiding bestaat uit twee beroepskrachten (Bron: Subsidiebeschikking 2011). Alle voorscholen voldoen aan deze voorwaarden. De gemeente heeft met de schoolbesturen geen concrete afspraken over de te realiseren dubbele bezetting in de vroegscholen.
2.2.4
VVE-tijd per week De gemeente heeft bepaald dat alle doelgroeppeuters vier dagdelen deel moeten nemen aan een VVE-programma om de doelstelling te behalen. Peuters die door het consultatiebureau (Careyn) als doelgroepkind zijn geïndiceerd, krijgen dit VVEprogramma gedurende vier dagdelen aangeboden (Bron: Subsidiebeschikking 2011).
2.2.5
Kwaliteit beroepskrachten De gemeente heeft geen specifieke eisen gesteld aan de kwaliteit en scholing van beroepskrachten.
Pagina 16 van 31
3
De feitelijke kwaliteit op de VVE-locaties in 2011
In dit hoofdstuk wordt de beoordeling van de 16 VVE-peuterspeelzalen, 3 kinderdagverblijven en 10 basisscholen samengevat. Daar waar een duidelijk verschil zichtbaar is tussen de voor- en vroegscholen is dit in de toelichtende tekst aangegeven. 3.1
Context en condities
CONDITIES A0.1 Er is een recent GGD-rapport beschikbaar A0.2 In het rapport zijn de basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie getoetst*. A1.2 Een integraal VVE-programma A2 De groepsgrootte voldoet aan de wettelijke maximumeisen (voorschool) A3 Leidster - kind ratio ("dubbele bezetting") A4.1 De kinderen krijgen voldoende dagdelen VVE op de voorschool (per week) A5.2 Alle beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding) A5.3 Alle beroepskrachten spreken voldoende Nederlands A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend VVEgeschoold A5.5 Er is een jaarlijks geactualiseerd VVEscholingsplan
1 In %
2 In % 42
3 In % 58
3
79 100
21
79 100
4 In %
97 97 17
66
94
5
De cursief gedrukte indicatoren beoordelen we alleen op de voorscholen (N=19) * Voor deze indicator zijn geen percentages ingevuld aangezien een beperkt deel van de voorscholen over een recent VVE-rapport beschikt.
Een groot aantal indicatoren is in het kader van de OKE-wet uitsluitend van toepassing op de voorscholen (A0.1, A0.2, A2, A4 en A5.5). In de voorscholen is standaard dubbele bezetting op de groepen geregeld. Dat is in de vroegscholen minder vaak het geval. Voor veel scholen is het daarom lastig of niet aan te tonen dat er voldoende tijd (4 dagdelen of 10 uur per week) met dubbele bezetting dan wel in kleine groepen gewerkt wordt bij de doelgroepkinderen. De Stichting Aanzet verzorgt in de voorschoolse periode de training en begeleiding van pedagogisch medewerkers van de peuterspeelzalen (Bron: Jaarverslag 20092010). De leidsters op de voorscholen zijn allen op een adequaat niveau opgeleid en zij spreken voldoende Nederlands. Op nog niet alle voor- en vroegschoolse locaties zijn de leidsters/leerkrachten voldoende opgeleid voor het VVE-programma. Ook ontbreekt in de voorschool een goed jaarlijks opleidingsplan waarmee gemeente en SKV garanderen dat alle leidsters met enige regelmaat scholing krijgen om de kwaliteit van de educatie te verhogen en/of te borgen. De Stichting SKV beschikt over een opleidingsplan VVE, maar dit is te algemeen en vrijblijvend opgesteld. Hierdoor is er onvoldoende garantie dat alle leidsters met enige regelmaat scholing krijgen om de kwaliteit van de educatie te verhogen en/of te borgen. ‘t Koningsnestje B.V. heeft voor kinderdagverblijf ‘t Koningsnestje nog geen opleidingsplan/planning voor de leidsters, dat gericht is op het verder ontwikkelen van de vaardigheden en competenties die voor VVE van belang zijn (A5.5).
Pagina 17 van 31
3.2
Ouders OUDERS
1 In %
B1 Gericht ouderbeleid B2 Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd B3 Intake B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen B5 Participatie in VVE-activiteiten in de voor/vroegschool B6 Informeren over de ontwikkeling van hun kind B7 Rekening houden met de thuistaal
2 In % 90 24
4 In %
76
3 In % 10 76 100 24
45
45
10
31 7
69 90
De gemeente en de Stichting Kinderopvang Vlaardingen hebben het ouderbeleid gericht op de ouders van peuters uitbesteed aan de Stichting Aanzet. Het beleid dat gevoerd wordt is echter nog te algemeen van aard waardoor er te weinig gerichte aandacht is voor de ouders op een specifieke locatie. Dit geldt in bepaalde mate ook voor het beleid op de vroegscholen. Veel vroegscholen hanteren algemeen ouderbeleid, maar hoe de ouders van doelgroepkinderen of risicoleerlingen specifiek benaderd en betrokken worden bij VVE is niet opgenomen in dit algemeen beleid. Ouders worden in de praktijk wel betrokken bij allerlei andere activiteiten en de helft van de vroegscholen maakt gebruik van het programma Opstap. De meeste aandacht is nog nodig bij de specifieke VVE-oudercomponenten zoals het gericht stimuleren van ouders om ook thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen. Voor- en vroegscholen zetten hier nog te weinig op in en het aanbod is vaak (te) vrijblijvend. Dit geldt ook voor de participatie van de ouders in de VVEactiviteiten op de locatie. In een drietal vroegscholen zijn mooie voorbeelden aangetroffen hoe dit vormgegeven kan worden. SKV hecht veel waarde aan ouderbetrokkenheid. Iedere dag wisselen ouders en pedagogisch medewerkers tijdens de haal- en brengmomenten informatie uit over de kinderen. Daarnaast voeren zij jaarlijks 10-minutengesprekken. De SKV organiseert jaarlijks centrale ontmoetingsavonden voor ouders (Bron: Jaarverslag 2009). Om ouders goed te laten participeren en hen te stimuleren voldoende betrokken te zijn, is het van belang hen regelmatig te informeren over de ontwikkeling van hun kind. Met name in de voorscholen is hier winst te halen. Veel oudergesprekken zijn te algemeen en te vrijblijvend van aard. De gesprekken zijn niet regelmatig genoeg (na drie maanden aanwezigheid (0-observatie) en vervolgens drie à vier keer in de peuterperiode) en ook gaan de gesprekken inhoudelijk te weinig over de vier verschillende ontwikkelingsgebieden. 3.3
Kwaliteit van de uitvoering van VVE (= proceskwaliteit) 1 KWALITEIT VAN DE EDUCATIE: HET AANGEBODEN PROGRAMMA C1.1 Een integraal VVE-programma C1.2 Werken met een doelgerichte planning C1.3 Het activiteitenaanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd
1 In %
2 In % 10 83 45
3 In % 90 14 52
4 In %
72
24
3
3 3
Bij het merendeel van de locaties, met uitzondering van een enkele vroegschool, is in het aanbod aandacht voor de vier ontwikkelingsgebieden van VVE: taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. Pagina 18 van 31
De uitwerking van deze vier leerlijnen gebeurt daarentegen nog maar beperkt doelgericht waarbij activiteiten niet zichtbaar gekoppeld zijn aan de leerlijnen en bijbehorende (tussen)doelen. Ook ontbreken vaak jaarplanningen, reflecties op en evaluaties van activiteiten en dag- en/of weekplanningen. Waardoor de planmatigheid van het aanbod niet zichtbaar is. In de subsidiebeschikking van 2011 zijn deze elementen wel opgenomen als aanvullende subsidievoorwaarden (zie 1a10). Een verschil tussen voor- en vroegscholen is zichtbaar op de laatste twee onderdelen. Met name de vroegscholen verantwoorden zich transparant over het aanbod voor de taalontwikkeling en bij hen is helderder zichtbaar hoe het aanbod oploopt in moeilijkheidsgraad en hoe gedifferentieerd wordt op leeftijd en ontwikkelingsniveau. 2 KWALITEIT VAN DE EDUCATIE: HET PEDAGOGISCH KLIMAAT C2.1 Het pedagogisch handelen van de leidsters/leerkrachten is respectvol C2.2 De leidsters/leerkrachten hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen C2.3 De leidsters/leerkrachten stimuleren de sociale vaardigheden en competenties van de kinderen C2.4 De leidsters/leerkrachten stimuleren de zelfstandigheid van het kind C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taaluitlokkend
1 In %
2 In %
3 In % 52
4 In % 48
10
83
7
31
62
7
45
55
45
41
14
Op alle bezochte locaties is het pedagogisch handelen van de leidsters en leerkrachten respectvol en op bijna de helft van de locaties zodanig ontwikkeld dat het een voorbeeld is voor anderen. Ook het hanteren van duidelijke gedragsgrenzen neemt een belangrijke plaats in het dagelijks handelen in. Bij het stimuleren van de zelfstandigheid van de kinderen en in mindere mate bij het stimuleren van de sociale vaardigheden is een verschil tussen de voor- en vroegschool aangetroffen. Vooral de peuterleidsters trekken het initiatief en de interactie naar zich toe. Dit heeft tot gevolg dat veel peuters naast elkaar spelen, in plaats van met elkaar, en dat zij bij het zoeken naar oplossingen bij problemen of incidenten onvoldoende begeleid worden. Als vanzelfsprekend maken de meeste vroegscholen gebruik van dagritmekaarten, van keuzeborden en/of uitgestelde aandacht wat de zelfstandigheid van de kleuter bevordert. Dit is voor de voorscholen nog een aandachtspunt. De inrichting van de ruimtes kan op diverse locaties meer worden verrijkt. Hierbij gaat het dan met name over het gebruik van ‘ontdekkende en levensechte’ materialen dat past in de ontwikkelingsgerichte visie die de meeste locaties voorstaan en die spel- en taaluitlokkend van aard zijn. Ook het labelen met themaspecifieke woorden is een belangrijk hulpmiddel.
Pagina 19 van 31
3 KWALITEIT VAN DE EDUCATIE: 1 HET EDUCATIEF HANDELEN In % C3.1 Het educatief handelen van beide leidsters/leerkrachten is goed op elkaar afgestemd C3.2 Er worden effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd C3.3 De leidsters/leerkrachten bevorderen de interactie met en tussen kinderen C3.4 De leidsters stimuleren actieve betrokkenheid van de kinderen en verrijken het spelen en werken C3.5 De leidsters/leerkrachten bevorderen de ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen C3.6 Het gedrag van de leidsters/leerkrachten met de kinderen is responsief C3.7 De leidsters/leerkrachten stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van het individuele kind
2 In % 72
3 In % 10
4 In %
17
79
3
45
38
17
7
66
24
45
48
3
24
69
3
66
31
De afstemming tussen leidsters/leerkrachten is vooral bekeken bij de voorscholen aangezien de meeste vroegscholen niet over dubbele bezetting beschikten. Het is lastig aan te tonen dat het educatief handelen goed op elkaar is afgestemd, aangezien registratie of vaste afspraken daarover ontbreken. Zowel leidsters als leerkrachten bevorderen in meer of mindere mate de interactie met en tussen kinderen. Met name de voorscholen kunnen dit onderdeel nog verder ontwikkelen. Vooral de peuterleidsters trekken de interactie erg naar zichzelf toe, spelen nog maar beperkt mee en maken vaak gebruik van gesloten vragen. Overigens lukt het de leidsters en met name de leerkrachten goed om de kinderen betrokken te houden bij de activiteiten. Hoe de diverse activiteiten aansluiten bij de specifieke ontwikkeling van het kind is vooral op de voorscholen niet goed inzichtelijk en dient nog verder ontwikkeld te worden. 3.4
Ontwikkeling, begeleiding en zorg 1 ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG BINNEN DE GROEP D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en het individuele kind D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg D1.4 Specifieke aandacht voor de taalontwikkeling
1 In %
2 In % 24
3 In % 76
4 In %
69
24
7
69
31
55
45
Over het algemeen wordt de brede ontwikkeling van de peuters en de kleuters in voldoende mate gevolgd, waarbij in de vroegscholen veelal een observatieinstrument voor de motorische ontwikkeling ontbreekt en bij de voorscholen de 0-observatie een punt van aandacht is. Wat de observatie vervolgens betekent voor de educatie in de groepen verschilt sterk. Er is een groot verschil in de uitvoering van de zorg en begeleiding in de voorschool en in de vroegschool. In de vroegscholen is de zorg over het algemeen voldoende ontwikkeld. De zorg is planmatig en er is structureel aandacht voor de taalontwikkeling. Op de meeste vroegschoolse locaties vindt ook evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg plaats. Pagina 20 van 31
Voor de voorscholen is de mate van ontwikkeling minder ver. De observatiegegevens worden nog maar beperkt gebruikt voor de ontwikkelingsstimulering, zorg en begeleiding van de peuters. Op het niveau van SKV is het zorgbeleid wel uitgewerkt. Als een peuter achterblijft in zijn of haar ontwikkeling dan komt de peuter in aanmerking voor extra zorg. De signalering door leidsters vindt plaats aan de hand van de eigen observaties en via het systeem van ‘KIJK!’. Om de specifieke zorg in te richten heeft SKV een formulier ontwikkeld waarop de leidsters de achtergrond van de achterstand, de doelstelling, de aanpak en de evaluatie van de zorg moeten opnemen. Binnen de aanpak van Brede Zorg heeft deze aanpak de naam ‘Rakkertjes’ gekregen. De ‘Rakkertjes’-aanpak wordt op de locaties echter nog nauwelijks toegepast. 2 ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG IN DE BREDERE ZORGKETEN D2.1 De leidsters/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp. vroegschool niet kan leveren en van de aard van die zorg D2.2 De leidsters/leerkrachten melden kinderen aan voor externe zorg, wanneer de voor/vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren D2.3 De leidsters/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden
1 In %
2 In % 3
3 In % 97
4 In %
100 17
83
Wanneer de zorgvraag complex van aard is, wordt de zorgcoördinator van Koningsnestje B.V. bij de zorg betrokken. De procedures om extra en externe zorg in te roepen zijn goed vastgelegd en worden door de zorgcoördinator uitgevoerd. De zorgcoördinator heeft in deze situaties ook het contact met de ouders. De zorgcoördinator werkt samen met het Centrum Jeugd en Gezin Vlaardingen, maar wordt nog niet betrokken bij een wijkzorgoverleg met de andere aanbieders van voorschoolse educatie (D2). 3.5
Kwaliteitszorg binnen de voor- cq vroegschool 1 In % E1 Er is VVE-coördinatie op de voor- resp. vroegschool E2 De voor- resp. vroegschool evalueert de kwaliteit van haar VVE E3 De voor- resp. vroegschool evalueert de resultaten van VVE E4 De voor- resp. vroegschool werkt planmatig aan VVE-verbetermaatregelen E5 De voor- resp. vroegschool borgt de kwaliteit van haar educatie E6 VVE is onderdeel van de kwaliteit in de vroegschool*
2 In % 45
3 In % 55
93
7
93
7
86
7
79
21
70
30
4 In %
* Indicator E6 beoordeelt de inspectie alleen op de basisscholen (N=10)
De kwaliteitszorg is zowel op de voor- als op de vroegscholen een aandachtspunt, dat ten opzichte van andere VVE-facetten is achtergebleven in ontwikkeling. Slechts 1 VVE-koppel (= 7%) heeft haar kwaliteitszorg structureel uitgewerkt. Dit blijkt overduidelijk uit bovenstaand overzicht.
Pagina 21 van 31
Op veel locaties ontbreekt het aan VVE-coördinatie en de kwaliteit van VVE wordt nog nauwelijks geëvalueerd, planmatig verbeterd en vervolgens geborgd. Veel locaties, met name de vroegscholen, hebben wel instrumenten in huis om de kwaliteit van VVE te borgen, maar deze worden nog maar beperkt gericht op VVE, ingezet. Met subsidie van het ministerie van SZW ontwikkelde de SKV twee instructie-DVD’s voor de pedagogisch medewerkers over integratie van VVE in de dagopvang en over de overdracht naar de basisschool. Eerder ontwikkelde de SKV ook de VVE-encyclopedie: een interactief woordenboek op internet, dat ervoor moet zorgen dat VVE-termen duidelijk worden voor iedereen die met VVE werkt (Bron: Certificaat Voor- en Vroegschoolse Educatie). Veel vroegscholen gaan uit van het principe van ‘goed onderwijs’ waar VVE als het ware als vanzelfsprekend onderdeel van uitmaakt. Alle kinderen hebben recht op goed en breed vormend onderwijs, is een veel gehoorde visie. Echter, gezien de specifieke eisen die gesteld worden aan goed voorbereid en uitgevoerd VVE lopen de locaties nu wel het risico om bepaalde kansen te missen om juist deze groep risicoleerlingen goed onderwijs te geven. Of de aanpak voldoende effect heeft is nog niet inzichtelijk, zowel de voor- als de vroegscholen besteden geen aandacht aan de evaluatie van de resultaten.
3.6
Doorgaande lijn 1 In % F1 Er is VVE-coördinatie tussen de voor- en vroegschool F2 Voldoende kinderen stromen door naar een vroegschool F3 De voor- en vroegschool zorgen voor een warme overdracht F4 Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd F6 De manier om met ouders om te gaan op de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd F7 De interne begeleiding en zorg zijn op de vooren vroegschool op elkaar afgestemd
2 In % 66
3 In % 31
55
41
14
76
21
7
4 In %
7 7 7
Ook voor dit onderdeel geldt dat slechts 1 koppel, dat in de praktijk ook echt samenwerkt, haar doorgaande lijn op het gebied van VVE heeft uitgewerkt, zowel beleidsmatig als in de uitvoering in de praktijk. Dit verklaart de 7% in de tabel bij de indicatoren F4 t/m F7. Voor de overige locaties is deze situatie anders. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat beleid ontbreekt over de samenwerking tussen voor- en vroegscholen. Het gemeentebeleid gaat wel uit van samenwerking, maar hoe dit in de praktijk vormgegeven dient te worden is niet duidelijk. Het ontwikkelen van een doorgaande lijn en een structurele samenwerking wordt daarnaast bemoeilijkt door het wijkgerichte beleid van de gemeente. Diverse peuterspeelzalen en basisscholen zijn geclusterd per wijk en worden daarbinnen geacht de peuters en kleuters op te vangen. De samenwerking tussen de diverse voor- en vroegscholen binnen een wijk blijkt echter niet van de grond gekomen. De inspectie heeft zich daarom op locatieniveau van oordelen onthouden op de indicatoren die met de doorgaande lijn te maken hebben (F4/F5/F6/F7) 2 .
2 Met uitzondering van 1 koppel, die de doorgaande lijn aantoonbaar op orde heeft. Pagina 22 van 31
De wijkgerichte aanpak en de handelingsverlegenheid in de samenwerking heeft er toe geleid dat de VVE-coördinatie op de meeste locaties nog niet of nauwelijks vorm heeft gekregen. Overigens hebben veel betrokkenen tijdens de bezoeken aangegeven de mogelijkheden daartoe wel te willen gaan verkennen. De warme overdracht is vaak wel geregeld. Niet alle vroegscholen werken met een adequate VVE-aanpak (waaronder een VVEprogramma) en daarmee staat de doorgaande lijn en de VVE-tijd van vier jaar sterk onder druk. In veel situaties stromen te weinig peuters door naar een vroegschool. 3.7
De resultaten van VVE 1 In % -
2 In % -
G1 De resultaten worden gemeten conform de afspraken G2 De resultaten zijn van voldoende niveau G3 Voldoende kinderen hebben geen verlengde kleuterperiode* * Indicator G3 beoordelen we alleen op de basisscholen (N=10)
3 In % 100
4 In % -
De inspectie doet geen uitspraken over de resultaten wanneer op gemeentelijk niveau nog geen actuele afspraken zijn over de opbrengst van VVE (G1/G2).
Pagina 23 van 31
4
Conclusies
De Inspectie van het Onderwijs heeft zowel op het niveau van de gemeente, als op het niveau van de afzonderlijke locaties, gekeken naar de kwaliteit van de voor- en vroegscholen in de gemeente Vlaardingen. VVE op gemeenteniveau Het beleid voor voor- en vroegschoolse educatie is gedateerd en beperkt inhoudelijk uitgewerkt. Uit de bronnenlijst komt naar voren dat het meeste beleid dat betrekking heeft op peuterspeelzalen, onderwijsachterstanden en LEA-thema’s afliep in 2010. Tot op heden is dit beleid niet geëvalueerd en herzien. Het beleid dat aanwezig is/was en de subsidiebeschikkingen 2011 zijn daarnaast algemeen van aard opgesteld, waardoor het op inhoudelijk vlak weinig sturing geeft aan de inrichting van de voor- en vroegschoolse educatie. Binnen de gemeente is feitelijk geen werkgroep actief die dit gemeentelijk hiaat in onderling overleg kan invullen. Dit maakt dat de gemeente maar beperkt op de inrichting en de kwaliteit van VVE kan sturen, en dit kan monitoren en evalueren. Of de voor- en vroegschoolse educatie voldoende effect heeft in Vlaardingen is ook niet zichtbaar, aangezien geen prestatie- of resultaatsafspraken zijn gemaakt. Gezien het bovenstaande ontbreekt het de gemeente aan instrumenten om haar regierol op inhoudelijk sterke wijze op zich te nemen en voor voldoende draagvlak in het veld te zorgen. Belangrijkste beperking daarvan is dat de doorgaande lijn tussen voor- en vroegschool onder druk is komen te staan. De locaties zijn nauwelijks op de hoogte van inhoudelijke eisen en weten niet wat van hen verwacht wordt op het gebied van afstemming, doorgaande lijnen en samenwerking. Aangezien de doorgaande lijn, naast goede ouderparticipatie één van de belangrijkste succesfactoren kan zijn, staat de kwaliteit van VVE onder druk. Daar komt bij dat de wijkgerichte aanpak van de peuterspeelzalen de doorgaande lijn bemoeilijkt. De voorscholen moeten met verschillende basisscholen van verschillende besturen (met elk hun eigen aanpak en visie) afstemmen en visa versa. Dit is in de praktijk zo lastig gebleken, dat de samenwerking en daarmee de doorgaande lijnen niet of nauwelijks structureel van de grond zijn gekomen. Eind 2011 heeft de gemeente Vlaardingen de intentie uitgesproken om in het tweede kwartaal van 2012 het nieuwe onderwijsachterstandenbeleid te presenteren zodat dat bij de start van schooljaar 2012-2013 ingevoerd kan worden. De resultaten van deze VVE-bestandsopname worden daarbij betrokken. VVE op locatieniveau De inspectie heeft op de diverse locaties veel onderdelen aangetroffen die in positieve zin bijdragen aan het succes van voor- en vroegschoolse educatie. Het gaat daarbij vooral om de kwaliteit van de uitvoering van VVE, met name het pedagogisch en didactisch handelen. Daar waar sturing en beleid van bovenaf (gemeente Vlaardingen, Stichting Kinderopvang Vlaardingen, en de schoolbesturen) nodig is, kan nog veel ontwikkeld worden. Het gaat om beleid en de (waarborg voor de) uitvoering ervan op de onderdelen ouders, kwaliteitszorg en de doorgaande lijnen. Voor de voorscholen komt daar het zorgbeleid en de uitvoering ervan bij.
Pagina 24 van 31
Veel beleid is algemeen van aard, vrijblijvend of weinig specifiek gericht op voor- en vroegschoolse educatie. Dit vereist van de betrokken partijen niet alleen betere of gerichte aansturing, maar ook inhoudelijke uitwerking en eigen initiatief. Wanneer locaties te weinig ondersteund worden door gemeentelijk beleid dan hoeft dat op de werkvloer geen belemmering te vormen voor aanvullende afspraken en samenwerking. De inspectie heeft bij alle partijen de bereidheid en het urgentiebesef hiervoor aangetroffen. Of en hoe dit ten goede komt aan de noodzakelijke versterking van de doorgaande lijnen moet nog blijken. Opbrengstgericht werken bij VVE kan hier de rode draad zijn.
Pagina 25 van 31
Soort onderzoek CONDITIES A0.1 Er is een recent GGD-rapport beschikbaar A0.2 In het rapport zijn de basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie getoetst A1.2 Wat is de kwaliteit van het programma? A2 De groepsgrootte voldoet aan de maximumeisen (voorschool) A3 Leidster - kind ratio ("dubbele bezetting") A4.1 De peuters bezoeken de voorschool gedurende voldoende tijd (per week) A5.2 Alle beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding) A5.3 Alle beroepskrachten spreken voldoende Nederlands A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend geschoold (voor het VVEprogramma) A5.5 Er is een jaarlijks VVEopleidingsplan
2
3
2
3
3
3
3
3
2
3
3
3
3
3
3
3
3
2
3
2
2
2
3
3
3
3
2
2
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
2
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
3
Pagina 26 van 31
't Palet, loc. Centrum De Wereldwijzer
De Schakel
Holy, loc. Het Breinpaleis Erasmus, loc. Stationsstr.
De Klinker
't Palet, loc. Holy Erasmus, loc. Huijgensstr.
Avonturijn
De Speelboom 't Koningsnestje Prins WillemAlexander
Voorschool (KDV)
Voorschool (PSZ)
2
De Waaier
De Kleine Prins Klein Stationnetje De Kleine Wereld
Peuterleut
Utopia
Bibelebons
Olleke Bolleke
De Zeepbel
Peuter-Inn
De Heikrekel
Heibel
Heisasa
Nogal Wiedus
Bubbels
Onderzoeksnaam
Doenja
Bijlage
Het Kleine Avontuur
5
Vroegschool
3
3
3
3
2
3
2
3
3
2
3
2
3
2
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
2
3
2
2
2
2
2
2
3
3
3
2
3
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
2
2
2
2
2
2
2
3
3
2
3
2
2
2
2
2
3
2
2
2
2
3
2
2
3
3
3
't Palet, loc. Centrum De Wereldwijzer
3
De Schakel
3
OUDERS 2 2 2
Holy, loc. Het Breinpaleis Erasmus, loc. Stationsstr.
2
De Klinker
2
't Palet, loc. Holy Erasmus, loc. Huijgensstr.
2
Avonturijn
2
De Speelboom 't Koningsnestje Prins WillemAlexander
De Zeepbel
2
De Waaier
Peuter-Inn
2
De Kleine Prins Klein Stationnetje De Kleine Wereld
De Heikrekel
2
Peuterleut
Heibel
2
Utopia
Heisasa
3
Bibelebons
Nogal Wiedus
Olleke Bolleke
Bubbels
C1.1 Een integraal VVE-programma C1.2 Werken met een doelgerichte planning C1.3 Het aanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd
Doenja
B1 Gericht ouderbeleid B2 Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd B3 Intake B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen B5 Participatie in VVE-activiteiten in de voor/vroegschool B6 Informeren over de ontwikkeling van hun kind B7 Rekening houden met de thuistaal
Het Kleine Avontuur
Onderzoeksnaam
2
2
2
3
2
2
2
2
3
2
2
2
2
2
2
2
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
2
2
3
3
2
3
2
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
2
2
2
2
3
3
3
2
2
2
2
3
2
2
2
2
2
2
2
3
2
2
3
2
3
3
2
3
3
3
3
4
3
3
2
2
4
3
4
2
3
3
3
3
3
2
3
3
3
2
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
2
3
3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 2 3 3 KWALITEIT VAN DE EDUCATIE: HET AANGEBODEN PROGRAMMA 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 2 3 3
3
3
3
3
3
3
3
2
3
2
3
3
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
3
2
2
3
2
2
4
2
3
3
2
2
3
2
3
2
2
3
2
2
2
3
3
2
2
2
3
2
3
3
3
3
3
3
2
4
3
3
3
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
3
2
2
2
2
2
3
3
3
3
3
2
2
4
2
2
KWALITEIT VAN DE EDUCATIE: HET PEDAGOGISCH KLIMAAT C2.1 Het pedagogisch handelen van de leidsters/leerkrachten is respectvol C2.2 De leidsters/leerkrachten hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen C2.3 De leidsters/leerkrachten stimuleren de sociale vaardigheden en de persoonlijke competenties van de kinderen C2.4 De leidsters/leerkrachten tonen respect voor de autonomie van het kind
3
4
3
4
3
3
3
3
4
4
3
3
4
4
3
3
4
4
4
3
3
4
3
4
4
4
4
3
3
3
4
3
3
3
3
3
2
4
3
3
3
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
2
3
2
2
3
3
3
2
3
2
3
2
3
3
2
3
3
3
4
4
3
3
3
2
2
3
2
2
2
2
3
2
3
2
2
2
3
3
3
2
2
2
2
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
Pagina 27 van 31
Bibelebons
Utopia
Peuterleut
2
2
3
2
3
3
2
3
2
2
3
2
3
3
4
3
2
3
4
't Palet, loc. Centrum De Wereldwijzer
Olleke Bolleke
3
De Schakel
De Zeepbel
4
Holy, loc. Het Breinpaleis Erasmus, loc. Stationsstr.
Peuter-Inn
2
De Klinker
De Heikrekel
2
't Palet, loc. Holy Erasmus, loc. Huijgensstr.
Heibel
4
Avonturijn
Heisasa
2
De Speelboom 't Koningsnestje Prins WillemAlexander
Nogal Wiedus
2
De Waaier
Bubbels
3
De Kleine Prins Klein Stationnetje De Kleine Wereld
Doenja
C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal-uitlokkend
Het Kleine Avontuur
Onderzoeksnaam
2
3
KWALITEIT VAN DE EDUCATIE: HET EDUCATIEF HANDELEN C3.1 Het educatief handelen van beide leidsters/leerkrachten is goed op elkaar afgestemd C3.2 Er worden effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd C3.3 De leidsters/leerkrachten bevorderen de interactie met en tussen kinderen C3.4 De leidsters/leerkrachten stimuleren actieve betrokkenheid van de kinderen en verrijken het spelen en werken C3.5 De leidsters/leerkrachten bevorderen de ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen C3.6 Het gedrag van de leidsters/leerkrachten met de kinderen is responsief C3.7 De leidsters/leerkrachten stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen
3
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
3
3
3
3
2
3
2
3
3
3
4
3
3
2
3
3
3
2
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
4
2
4
2
3
2
2
3
2
2
2
4
3
3
2
2
2
2
3
3
3
3
3
3
4
4
2
2
3
4
3
3
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
4
4
4
4
4
4
2
3
3
3
3
2
3
2
2
3
3
3
2
2
4
2
2
3
2
2
2
3
3
2
3
2
3
2
3
3
2
3
3
2
3
3
2
3
3
2
2
2
3
2
3
3
3
3
3
3
4
3
3
3
3
3
3
3
2
2
2
2
3
2
2
2
2
2
2
2
3
2
2
2
2
2
3
3
3
3
3
3
2
2
2
Pagina 28 van 31
2
2
't Palet, loc. Centrum De Wereldwijzer
De Schakel
Holy, loc. Het Breinpaleis Erasmus, loc. Stationsstr.
De Klinker
't Palet, loc. Holy Erasmus, loc. Huijgensstr.
Avonturijn
De Speelboom 't Koningsnestje Prins WillemAlexander
De Waaier
De Kleine Prins Klein Stationnetje De Kleine Wereld
Peuterleut
Utopia
Bibelebons
Olleke Bolleke
De Zeepbel
Peuter-Inn
De Heikrekel
Heibel
Heisasa
Nogal Wiedus
Bubbels
Doenja
Het Kleine Avontuur
Onderzoeksnaam
ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en het individuele kind D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg D1.4 Specifieke aandacht bij de begeleiding en zorg voor de taalontwikkeling D2.1 Leidsters/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp. vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg D2.2 Leidsters/leerkrachten melden kinderen aan voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren D2.3 De leidsters/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden
3
3
3
3
3
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
2
2
3
2
3
2
2
2
3
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
4
2
2
2
2
2
4
3
3
3
2
3
3
2
2
3
3
2
2
3
2
3
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
3
3
3
3
2
2
2
3
2
3
3
2
2
3
2
2
2
2
2
2
2
2
2
3
2
2
2
2
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
2
2
2
3
2
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
KWALITEITSZORG E1 Er is VVE-coördinatie in de voor- c.q. vroegschool E2 De voor- c.q. vroegschool evalueert de kwaliteit van VVE regelmatig E3 De voor- c.q. vroegschool evalueert de opbrengsten van alle kinderen E4 De voor- c.q. vroegschool formuleert op basis van evaluaties verbetermaatregelen en voert die aantoonbaar en planmatig uit
3
3
3
3
2
3
2
3
2
2
2
3
3
2
3
2
3
3
3
3
3
3
2
3
2
2
2
2
2
3
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
3
2
2
2
2
2
2
2
2
3
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
3
2
2
2
2
2
2
2
2
3
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
4
3
4
2
2
2
2
2
2
2
Pagina 29 van 31
Bibelebons
Utopia
Peuterleut
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
3
't Palet, loc. Centrum De Wereldwijzer
Olleke Bolleke
2
De Schakel
De Zeepbel
2
Holy, loc. Het Breinpaleis Erasmus, loc. Stationsstr.
Peuter-Inn
2
De Klinker
De Heikrekel
2
't Palet, loc. Holy Erasmus, loc. Huijgensstr.
Heibel
2
Avonturijn
Heisasa
2
De Speelboom 't Koningsnestje Prins WillemAlexander
Nogal Wiedus
2
De Waaier
Bubbels
3
De Kleine Prins Klein Stationnetje De Kleine Wereld
Doenja
E5 De voor- c.q. vroegschool borgt de kwaliteit van haar educatie E6 In de kwaliteitszorg van de basisschool wordt ook specifiek naar VVE gekeken
Het Kleine Avontuur
Onderzoeksnaam
3
3
3
2
2
3
2
2
2
2
3
3
3
2
2
2
2
2
2
2
DOORGAANDE LIJN F1 Er is VVE-coördinatie tussen de voor- en vroegschool F2 Voldoende kinderen stromen door naar een vroegschool F3 De voor- en vroegschool zorgen voor een warme overdracht F4 Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd F6 De manier om met ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op elkaar afgestemd F7 De interne begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op elkaar afgestemd
3
2
3
2
2
2
2
2
2
2
2
3
2
2
2
3
3
2
3
3
3
2
3
2
2
2
2
2
3
2
3
3
2
2
2
2
2
3
2
2
3
2
3
3
2
3
3
3
2
2
2
3
3
2
2
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
4
3
4
4
3
3
3
2
2
3
3
3
3
2
3
2
3
3
2
2
2
3
2
2
3
3
3
3
3
3
3
3
2
3
3
3
3
3
3 RESULTATEN
G1 De resultaten worden gemeten conform de afspraken G2 De resultaten zijn van voldoende niveau G3 Verlengde kleuterperiode
3
Pagina 30 van 31
3
3
3
Pagina 31 van 31