De BVBA‐Starter en het financieel plan Jan VERHOEYE BIBF, zaterdag 8 mei 2010
Het Financieel plan
AANPASSING WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 2
Het Financieel plan Artikel 69 De tekst van art. 69, vijfde lid, is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 2, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 Het uittreksel uit de oprichtingsakte samenwerkingsverbanden, bevat :
van
vennootschappen,
met
uitzondering
van
de
economische
1° de rechtsvorm van de vennootschap en haar naam; in het geval van een coöperatieve vennootschap, of zij met beperkte of onbeperkte aansprakelijkheid is; in het geval omschreven in boek X moeten deze vermeldingen worden gevolgd door de woorden " met een sociaal oogmerk "; 2° de nauwkeurige aanduiding van de zetel van de vennootschap; 3° de duur van de vennootschap, tenzij zij voor onbepaalde tijd is aangegaan; 4° de nauwkeurige opgave van de identiteit van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten, de oprichters en de vennoten die hun inbreng nog niet volledig hebben volgestort; in dit laatste geval bevat het uittreksel voor elk van deze vennoten het bedrag van de nog niet volgestorte inbrengen; 5° in voorkomend geval, het bedrag van het maatschappelijk kapitaal; het gestorte bedrag; het bedrag van het toegestane kapitaal; voor de commanditaire vennootschappen, de bij wijze van geldschieting gestorte en te storten bedragen; voor de coöperatieve vennootschappen, het bedrag van het vaste gedeelte van het kapitaal; 6° de samenstelling van het maatschappelijk kapitaal of bij ontstentenis daarvan, het maatschappijk vermogen, en in voorkomend geval, de conclusies van het verslag van de bedrijfsrevisor met betrekking tot de inbrengen in natura; 7° het begin en het einde van het boekjaar; 8° de bepalingen betreffende het aanleggen van reserves, de verdeling van de winst en de verdeling van het na vereffening overblijvende saldo; 9° de aanwijzing van de personen die gemachtigd zijn de vennootschap te besturen en te verbinden, de omvang van hun bevoegdheid en de wijze waarop zij deze uitoefenen, hetzij alleen, hetzij gezamenlijk, hetzij als college, en in geval van een SE of van de SCE, de aanwijzing van de leden van de raad van toezicht, de omvang van hun bevoegdheid en de wijze waarop zij deze uitoefenen; 10° in voorkomend geval de aanwijzing van de commissarissen; 11° de nauwkeurige omschrijving van het doel van de vennootschap; 12° de plaats, de dag en het uur van de jaarvergadering van de vennoten, alsook de voorwaarden voor de toelating tot de vergadering en voor de uitoefening van het stemrecht; 13° de essentiële persoonsgegevens, de door dit Wetboek bepaalde gegevens alsmede de relevante bepalingen uit een onderhandse of authentieke volmacht; 14° de bevestiging door de instrumenterende notaris van de deponering van het gestorte kapitaal, overeenkomstig de bepalingen van dit Wetboek, met opgave van de instelling waarbij de deponering werd verricht. Op de vennootschap onder firma en de gewone commanditaire vennootschap zijn de punten 11° tot 14° niet van toepassing. Op de landbouwvennootschappen zijn de punten 8°, 10° en 12° tot 14° niet van toepassing. Op de coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid zijn de punten 13° en 14° niet van toepassing. Op de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid starter, zoals bedoeld in artikel 211bis, is punt 14° niet van toepassing. ---------------------------------------Art. 69 :
art. 69, vijfde lid, is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 2, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 3
Het Financieel plan art. 69, eerste lid, 9°, is van toepassing met ingang van 30.11.2006. (Art. 3, KB 28.11.2006) B.S. 04.12.2006 art. 69, eerste lid, 13° en 14°, tweede, derde en vierde lid, is van toepassing met ingang van 07.01.2006. (Art. 21, W 15.12.2005) B.S. 28.12.2005 art. 69, eerste lid, 9°, is van toepassing met ingang van 08.10.2004. (Art. 5, KB 01.09.2004) B.S. 09.09.2004 art. 69, eerste lid, 10°, is van toepassing met ingang van 01.09.2002. (Art. 3, W 02.08.2002) B.S. 22.08.2002 art. 69 is van toepassing met ingang van 06.02.2001. (Art. 2, W 07.05.1999) B.S. 06.08.1999
Memorie van Toelichting: Een uitzondering wordt voorzien voor de bvba Starter aangaande de verplichting van de notaris om de deponering van het gestorte kapitaal en de instelling waarbij deze werd verricht te bevestigen.
Artikel 211bis De tekst van art. 211bis is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 3, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid starter kan enkel worden opgericht door één of meerdere natuurlijke personen voor zover geen van hen effecten bezit in een andere vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die 5 % of meer vertegenwoordigen van het totaal der stemrechten van dergelijke andere vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en voor zover deze geen vijf voltijdse werknemers tewerkstelt. Alle bepalingen van dit wetboek die gelden voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid zijn van toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken. Zolang het maatschappelijk kapitaal niet ten minste is gebracht op het in artikel 214, § 1, vastgestelde bedrag, moet aan iedere in artikel 78 bedoelde vermelding van de rechtsvorm het woord « starter » worden toegevoegd. Deze woorden moeten eveneens worden toegevoegd aan de vermelding van de rechtsvorm in de uittreksels, zoals die overeenkomstig de artikelen 68 en 69 bekendgemaakt moeten worden. De afkorting van de rechtsvorm luidt « S-BVBA ». ---------------------------------------Art. 211bis :
art. 211bis is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 3, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010
Memorie van Toelichting: Aangezien het de bedoeling is de oprichting van nieuwe ondernemingen door jonge ondernemers, of ook door oudere personen die hun loopbaan een nieuwe wending willen geven, te stimuleren, is deze variant voorbehouden aan natuurlijke personen, met uitsluiting van rechtspersonen. Aangezien de doelgroep startende ondernemers is, is het ook niet de bedoeling dat de S-bvba wordt gebruikt door personen die reeds belangrijke participaties hebben in andere vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid. Daarom wordt voorzien dat de participatie van de oprichters in de stemrechten van een andere vennootschap met beperkte aansprakelijkheid een zekere drempel niet mag overschrijden. Er werd tevens voor geopteerd om deze vennootschapsvorm voor te behouden aan ondernemers die een equivalent van maximaal vijf werknemers te werk stellen. Om eventueel misbruik te voorkomen, is deze vennootschap op grond van artikel 211bis verplicht aan elke vermelding van haar rechtsvorm (overeenkomstig artikel 78 van het Wetboek van vennootschappen) het woord “Starter” toe te voegen, zodat bij derden geen verwarring kan bestaan over het bedrag van het maatschappelijk kapitaal. Zij kunnen zich dan niet vergissen omtrent de aard van de vennootschap door te denken dat het om een gewone besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gaat, met een hoger minimumkapitaal. Deze vermelding moet behouden
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 4
Het Financieel plan blijven zolang de vennootschap haar kapitaal niet tot ten minste 18 550 euro verhoogt om een gewone besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid te worden. De afkorting van de rechtsvorm wordt “S-bvba”. Artikel 212bis De tekst van art. 212bis is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 4, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 § 1. Iedere oprichter van een in artikel 211bis bedoelde vennootschap wordt geacht hoofdelijk borg te staan voor de verbintenissen van iedere andere besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid starter die hij nadien zou oprichten als oprichter. Deze persoon zal niet langer geacht worden hoofdelijk borg te staan voor de verbintenissen van de in het eerste lid bedoelde vennootschappen, zodra de vennootschap afziet van of haar hoedanigheid van starter verliest of zodra de ontbinding ervan wordt bekendgemaakt. § 2. Onverminderd de vorige paragraaf, is iedere oprichter van een in artikel 211bis bedoelde vennootschap die effecten bezit in een andere vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die 5 % of meer vertegenwoordigen van het totaal der stemrechten van dergelijke andere vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hoofdelijk gehouden jegens de belanghebbenden. ---------------------------------------Art. 212bis :
art. 212bis is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 4, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010
Memorie van Toelichting: Naar het voorbeeld van wat voor de éénpersoon bvba bestaat, is het wenselijk geacht erin te voorzien dat de oprichters van een S-bvba hoofdelijk borg staan voor de verbintenissen van elke andere S-bvba die zij later zouden oprichten. Deze “sanctie” geldt maar zolang zij vennoten van twee (of meer) S-bvba’s zijn en eindigt bij de kapitaalverhoging van één van de twee (of meer) S-bvba’s om er een gewone bvba van te maken, of bij de ontbinding ervan. Het is de bedoeling misbruiken te voorkomen, waarbij dezelfde personen verscheidene S-bvba’s zouden oprichten met een minimumkapitaal van één euro zonder zich al te veel te bekommeren om de gevolgen bij faillissement. Aangezien de doelgroep startende ondernemers is, is het ook niet de bedoeling dat de S-bvba wordt gebruikt door personen die reeds belangrijke participaties hebben in andere vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid. Daarom wordt voorzien dat indien hun participatie in de stemrechten van een andere vennootschap met beperkte aansprakelijkheid een zekere drempel overschrijdt, zij het voordeel van de aansprakelijkheidsbeperking van de S-bvba verliezen. Deze bepaling geldt ook indien de oprichter een belangrijke participatie verwerft in een tweede S-bvba die hij niet zelf heeft opgericht. Artikel 213 De tekst van art. 213, § 3, is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 5, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 § 1. Indien een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid eenhoofdig wordt, moet het gestorte bedrag van het kapitaal binnen één jaar ten minste 12.400 euro bereiken, tenzij binnen dezelfde termijn een nieuwe vennoot in de vennootschap wordt opgenomen of de vennootschap ontbonden wordt. Gebeurt dit niet, dan wordt de enige vennoot geacht hoofdelijk borg te staan voor alle verbintenissen van de vennootschap die ontstaan zijn sinds het eenhoofdig worden van de vennootschap, en wel tot een nieuwe vennoot in de vennootschap wordt opgenomen, tot de ontbinding van de vennootschap wordt bekendgemaakt of tot het kapitaal werkelijk ten belope van 12.400 euro wordt gestort. § 2. Niettegenstaande enig hiermee strijdig beding, is de oprichter- rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk voor alle verbintenissen aangegaan, zolang de vennootschap als enige vennoot slechts de rechtspersoon telt die deze vennootschap alleen heeft opgericht.
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 5
Het Financieel plan Indien in de eenhoofdig geworden besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid de enige vennoot een rechtspersoon is, en indien binnen een jaar geen nieuwe vennoot in de vennootschap is opgenomen of deze niet is ontbonden, wordt de enige vennoot geacht hoofdelijk borg te staan voor alle verbintenissen van de vennootschap ontstaan na de vereniging van alle aandelen in zijn hand, tot een nieuwe vennoot in de vennootschap wordt opgenomen of tot de bekendmaking van haar ontbinding. § 3. Dit artikel is niet van toepassing op de vennootschappen opgericht overeenkomstig artikel 211bis. Deze vrijstelling neemt een einde als zij het statuut van « starter » verliezen en ten laatste bij verstrijken van de termijn van vijf jaar bedoeld in artikel 214, § 2, tweede lid. ---------------------------------------Art. 213 :
art. 213, § 3, is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 5, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 art. 213, § 1, is van toepassing met ingang van 02.08.2004. (Art. 2, W 14.06.2004) B.S. 02.08.2004 [De eenhoofdige besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid die op 02.08.2004 bestaan, storten hun kapitaal ten belope van ten minste 12.400 euro binnen één jaar vanaf deze datum, tenzij ze binnen dezelfde termijn ontbonden worden. Doen ze dit niet, dan wordt de enige vennoot geacht hoofdelijk borg te staan voor alle verbintenissen van de vennootschap tot de ontbinding van de vennootschap wordt bekendgemaakt of tot het kapitaal werkelijk ten belope van 12.400 euro wordt gestort.] art. 213 is van toepassing met ingang van 06.02.2001. (Art. 2, W 07.05.1999) B.S. 06.08.1999
Memorie van Toelichting: De verhoogde volstortingsplicht voor eenpersoonsvennootschappen (12 400 euro) wordt aangepast voor de S- bvba. De minimumvolstortingsplicht blijft op één euro, zelfs indien de vennootschap eenhoofdig is (zie de toelichting bij artikel 7). Artikel 214 De tekst van art. 214 is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 6, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 § 1. Het maatschappelijk kapitaal moet ten minste 18.550 EUR bedragen. § 2. In het in artikel 211bis bedoelde geval is het maatschappelijk kapitaal gelegen tussen 1 euro en het in artikel 214, § 1, vastgestelde bedrag. Ten laatste vijf jaar na de oprichting of zodra de vennootschap een equivalent van vijf voltijdse werknemers te werk stelt, moet de vennootschap haar maatschappelijk kapitaal verhogen om het ten minste te brengen op het in de eerste paragraaf vastgestelde bedrag. Zodra het maatschappelijk kapitaal is verhoogd zoals hiervoor is beschreven, verliest de vennootschap het statuut van « starter » en zijn de bepalingen van artikel 223, eerste en tweede lid, van toepassing. Na het verstrijken van een termijn van drie jaar na de oprichting zijn de vennoten hoofdelijk gehouden jegens de belanghebbenden voor het eventueel verschil tussen het minimumkapitaal vereist bij de eerste paragraaf en het bedrag van het geplaatst kapitaal. Zolang de vennootschap het statuut van « starter » heeft, kan zij niet overgaan tot een kapitaalvermindering. ---------------------------------------Art. 214 :
art. 214 is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 6, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 art. 214 is van toepassing met ingang van 06.02.2001. (Art. 2, W 07.05.1999) B.S. 06.08.1999
Memorie van Toelichting: Er werd voor geopteerd om de Starter zelf het bedrag te laten kiezen van het minimumkapitaal dat vereist is om zijn activiteit aan te vangen. Onder bepaalde voorwaarden is het dus mogelijk om dit kapitaal vast te leggen op 1 euro. Er wordt ook een maximum opgelegd (het minimumkapitaal van de gewone bvba). Een vennootschap opgelegd met een kapitaal boven de 18
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 6
Het Financieel plan 550 euro kan niet genieten van het statuut (o.m. afwijkende regels in verband met gelden verliezen) van de Starters-bvba. De belangen van de toekomstige schuldeisers worden op verschillende manieren behartigd. Door het behoud van de oprichtersaansprakelijkheid in de S-bvba, behouden de schuldeisers de mogelijkheid tot verhaal in geval van faillissement tijdens de eerste 3 jaren. Vanaf drie jaar na de oprichting, zijn de vennoten hoofdelijk gehouden jegens belanghebbenden voor het verschil tussen 18 550 euro en het bedrag van de inschrijvingen. Daarmee wordt verzekerd dat tussen het ogenblik van het einde van de oprichtersaansprakelijkheid en het moment waarop het kapitaal wordt verhoogd tot het wettelijk minimum van de gewone bvba, de belanghebbende derden dezelfde verhaalmogelijkheden hebben als wanneer die verhoging reeds had plaatsgevonden. Langs de kant van de vennoten heeft dit als voordeel dat hun aansprakelijkheid beperkt blijft tot dat plafond en zij op dat moment nog geen nieuwe inbrengen of volstortingen moeten doen. Aangezien het doel erin bestaat beginnende ondernemers te stimuleren hun eigen onderneming te starten en ze daarbij een eerste duwtje in de rug te geven, is het niet meer dan redelijk dat de Startervorm slechts tijdelijk verleend wordt. Daartoe is bepaald dat de Sbvba binnen een termijn van maximaal 5 jaar het statuut van (gewone) bvba moet aannemen. Zolang de omvorming niet is gebeurd, dient de vennootschap aan elke vermelding van haar rechtsvorm het woord “Starter” toe te voegen. De overgang van S-bvba naar bvba gebeurt volgens de normale regels van een statutenwijziging en gaat gepaard met een kapitaalverhoging. De S- bvba kan een maatschappelijk kapitaal hebben dat lager is dan het wettelijk minimum dat vereist is voor een gewone bvba, met een minimum van 1 euro. Tegelijk wordt een maximum opgelegd (het minimumkapitaal van de gewone bvba). Een vennootschap opgericht met een kapitaal van 18 550 euro kan niet genieten van het statuut (en de afwijkende regels, o.m. in verband met geleden verliezen) van de S-bvba. Hoewel een vennootschap dus kan worden opgericht met een theoretisch minimum van 1 € zal het effectieve bedrag van het kapitaal (eventueel aangevuld met ander eigen vermogen) uiteraard voor elke vennootschap moeten worden verantwoord in het financieel plan in functie van zijn financiële behoeften, gelinkt aan de activiteit die de Starter wil uitoefenen. Het doel is deze vennootschap tijdens haar eerste jaren te ondersteunen zodat zij kan groeien en een volwaardige economische partner kan worden. Daartoe is bepaald dat de S-bvba binnen een termijn van maximaal vijf jaar het statuut van (gewone) bvba moet aannemen. Deze termijn moet volstaan om de eerste moeilijke jaren door te komen en zich te ontplooien en werd verkozen boven een termijn van drie jaar omdat het derde jaar vaak een financieel zwaar jaar is voor de nieuwe ondernemingen. Om een evenwicht te vinden tussen de belangen van de vennoten en die van hun schuldeisers, wordt voorzien dat vanaf drie jaar na de oprichting (dus bij het verstrijken van de periode waarin de oprichtersaansprakelijkheid geldt), de vennoten hoofdelijk gehouden worden jegens de belanghebbenden tot betaling van het verschil tussen het in artikel 214, eerste lid vereiste minimumkapitaal en het bedrag van de inschrijvingen. Daarmee wordt verzekerd dat tussen het ogenblik van het einde van de oprichtersaansprakelijkheid en het moment waarop het kapitaal wordt verhoogd tot het wettelijk minimum van de gewone bvba, de belanghebbende derden dezelfde verhaalmogelijkheden hebben als wanneer die verhoging reeds had plaatsgevonden. Langs de kant van de vennoten heeft dit als voordeel dat hun aansprakelijkheid beperkt blijft tot dat plafond en zij op dat moment nog geen nieuwe inbrengen of volstortingen moeten doen. Wanneer een S-bvba af wil van de aan deze variant van de bvba verbonden beperkingen, kan zij uiteraard haar statuten wijzigen en haar kapitaal verhogen voordat de termijn van vijf jaar verstreken is. Om het tewerkgestelde personeel van de S-bvba te beschermen, werd er tevens bepaald dat de Sbvba verplicht is om zich om te vormen naar een bvba, zodra de onderneming een equivalent van vijf voltijdse werknemers of meer te werk stelt. Men gaat er van uit dat zodra een S-bvba de financiële mogelijkheid heeft om vijf personen of meer voltijds te werk te stellen, deze onderneming ook kan voldoen aan de hogere kapitaalvereisten die gepaard gaan met de omvorming naar een bvba. De overgang van S-bvba naar bvba gebeurt volgens de normale regels van een statutenwijziging en gaat gepaard met een kapitaalverhoging. De bepalingen m.b.t. de omzetting zijn niet van toepassing. Om het onderpand van de eventuele schuldeisers te vrijwaren, is kapitaalvermindering niet mogelijk zolang de vennootschap het statuut van Starter heeft. Dit o.m. om te vermijden dat het wettelijk
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 7
Het Financieel plan reservefonds via een incorporatie van reserves, gevolgd door een kapitaalvermindering alsnog uit het vermogen van de vennootschap zou kunnen gehaald worden. Artikel 215 De tekst van art. 215, lid 2 is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 7, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 Vóór de oprichting van de vennootschap overhandigen de oprichters aan de optredende notaris een financieel plan waarin zij het bedrag van het maatschappelijk kapitaal van de op te richten vennootschap verantwoorden. Dit stuk wordt niet openbaar gemaakt met de akte, maar door de notaris bewaard. In het in artikel 211bis bedoeld geval is de oprichter verplicht om zich bij het opstellen van het financieel plan, waarvan de essentiële criteria door de Koning worden vastgesteld, te laten bijstaan door een daartoe door de Koning erkende instelling of organisatie of door een erkende boekhouder, een externe accountant of een bedrijfsrevisor die wordt aangewezen door de oprichter. ---------------------------------------Art. 215 :
art. 215, lid 2 is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 7, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 art. 215 is van toepassing met ingang van 06.02.2001. (Art. 2, W 07.05.1999) B.S. 06.08.1999
Memorie van Toelichting: Het minimum vereist kapitaal dient toegelicht te worden in een financieel plan. In het belang van de oprichters en hun toekomstige schuldeisers is het wenselijk geacht dat het financieel plan wordt bestudeerd door een boekhouder, externe accountant, bedrijfsrevisor of door een daartoe door de Koning erkende instelling of organisatie. Die verplichting heeft tot doel vroegtijdige faillissementen door een gebrek aan ervaring of realisme te voorkomen. Er wordt bepaald dat de Koning de essentiële criteria waaraan een financieel plan dient te beantwoorden, kan vastleggen. Om startende ondernemers te stimuleren, is bij de S- bvba-variant het minimumkapitaal beperkt tot 1 euro. Aldus kunnen zij hun onderneming starten met een minimum aan kosten. Om vroegtijdige faillissementen door een gebrek aan ervaring of realisme bij het opstellen van het financieel plan te voorkomen zijn de oprichters verplicht zich te laten bijstaan door een deskundige. In het belang van de oprichters en hun toekomstige schuldeisers is het wenselijk geacht dat het financieel plan wordt bestudeerd door een door de oprichters aangewezen boekhouder, externe accountant, bedrijfsrevisor of daartoe door de Koning erkende instelling of organisatie. Aan de Koning wordt de machtiging verleend om de essentiële criteria waaraan een financieel plan dient te beantwoorden, te bepalen. Dit moet de ondernemer er bij helpen om niets over het hoofd te zien, wanneer hij zijn financieel plan opstelt. In antwoord op de vraag door de Raad van State gesteld in zijn advies 46.680/2 van 10 juni 2009, heeft een “Starters bvba” een andere fi naliteit dan een gewone éénpersoonsbvba, met name dat het enkel over Starters gaat die minder of geen ervaring hebben met “ondernemen” en waar de risico’s dus veel groter zijn op mislukkingen en tevens dat er, in tegenstelling tot de éénpersoonsbvba, een minimum kapitaal is dat beduidend lager ligt (met name 1 euro) dan voor een gewone éénpersoonsbvba. De term “externe accountant” betreft een kwaliteit (aparte lijst: zie artikelen 5, 35 en 36 van de wet van 22 april 1999) binnen het IAB, met name de zelfstandige beroepsbeoefenaar. Bij het BIBF zijn er noodzakelijk enkel zelfstandige beroepsbeoefenaars - vandaar de toevoeging “erkende boekhouder”, in antwoord op de vraag van de Raad van State. Deze zelfstandige beroepsbeoefenaars zijn onderworpen aan specifieke deontologische voorschriften en zijn ipso facto onafhankelijk ten aanzien van hun opdrachtgever. Dit geldt uiteraard niet voor een interne beroepsbeoefenaar die het statuut van bediende heeft. Bovendien zou een interne accountant in
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 8
Het Financieel plan dienst van een Starter bvba een contradictio in terminis betekenen vermits men dan bezwaarlijk kan spreken over een Starter. In ieder geval moet het gaan om een externe vorm van bijstand aan de Starter bvba. In antwoord op de opmerking van de Raad van State wordt het laatste lid, betreffende de door de Koning vastgestelde criteria van het fi nancieel plan, in de eerste alinea geïntegreerd. In antwoord op de vraag van de Raad van State, wordt het gemeen recht betreffende de aansprakelijkheid van toepassing, zoals bepaald voor de opdrachten van erkende boekhouders, externe accountants en bedrijfsrevisoren voor de bijstand inzake het opstellen door de oprichters van een Starter bvba van een financieel plan. Het aansprakelijkheidsregime wordt bepaald door respectievelijk de wet van 22 april 1999 betreffende de economische en fi scale beroepen en, voor wat de bedrijfsrevisoren betreft, door de artikelen 16 en 17 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 30 april 2007. Een zekere vergelijking kan worden gemaakt tussen de opdracht betreffende het fi nancieel plan en de opdracht betreffende het prospectus zoals bedoeld door de wet van 16 juni 2006 tot omzetting van de Europese richtlijn omtrent de prospectus en de Verordening van de Europese Commissie hieromtrent. Zowel een prospectus als een financieel plan bevatten prospectieve informatie. In de opdracht betreffende de prospectus spreekt de bedrijfsrevisor zich uit over de vraag of de winstverwachting of winstraming wel degelijk werd uitgevoerd volgens de opgelegde basis en of de boekhoudkundige basis gebruikt voor de winstverwachting of raming wel in overeenstemming is met de boekhoudingsmethodes toegepast door de uitgever. De opdracht bij een financieel plan bestaat erin na te gaan of de oprichter van een Starter-bvba dezelfde boekhoudingsmethodes heeft gebruikt bij het bepalen van de prognoses. De oprichter dient er over te waken dat de in het financieel plan opgenomen informatie nauwkeurig is en niets verbergt. Hij zal zich in dit kader laten bijstaan door deskundigen, en meer bepaald door erkende boekhouders, externe accountants en bedrijfsrevisoren. Artikel 223 De tekst van art. 223, derde lid, is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 8, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 Vanaf de oprichting van de vennootschap moet het bedrag van het kapitaal gestort zijn ten belope van ten minste 6.200 EUR. Bovendien : 1° moet op ieder aandeel waarop in geld is ingeschreven ten minste één vijfde gestort zijn; 2° moeten de aandelen of gedeelten van aandelen die inbrengen in natura vertegenwoordigen volledig zijn volgestort. In het in artikel 211 bedoelde geval wordt het in het eerste lid vastgestelde bedrag bepaald op 12.400 euro. In het in artikel 211bis bedoelde geval wordt het in het eerste lid vastgestelde bedrag bepaald op 1 euro. ---------------------------------------Art. 223 :
art. 223, derde lid, is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 8, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 art. 223, tweede lid, is van toepassing met ingang van 02.08.2004. (Art. 3, W 14.06.2004) B.S. 02.08.2004 [De eenhoofdige besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid die op 02.08.2004 bestaan, storten hun kapitaal ten belope van ten minste 12.400 euro binnen één jaar vanaf deze datum, tenzij ze binnen dezelfde termijn ontbonden worden. Doen ze dit niet, dan wordt de enige vennoot geacht hoofdelijk borg te staan voor alle verbintenissen van de vennootschap tot de ontbinding van de vennootschap wordt
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 9
Het Financieel plan bekendgemaakt of tot het kapitaal werkelijk ten belope van 12.400 euro wordt gestort.] art. 223 is van toepassing met ingang van 06.02.2001. (Art. 2, W 07.05.1999) B.S. 06.08.1999
Memorie van Toelichting: In het licht van de verlaging van de volstortingsverplichting tot één euro wordt de verplichting tot voorlegging van een bankattest afgeschaft voor de S-bvba. Dit vormt geen probleem in het licht van het vigerende Europees recht. Dit betekent niet dat de verplichting tot storting zelf wordt afgeschaft. Evenwel moet zij, zoals de latere bijstortingen, niet het voorwerp uitmaken van een voorafgaande controle via een bankattest. Deze vrijstelling geldt overigens ook enkel bij oprichting en niet bij latere kapitaalverhogingen.
Artikel 224 De tekst van art. 224, eerste lid, is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 9, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 In geval van inbreng in geld, te storten bij het verlijden van de akte, wordt dat geld vóór de oprichting van de vennootschap bij storting of overschrijving gedeponeerd op een bijzondere rekening, geopend op naam van de vennootschap in oprichting bij De Post (Postcheque) of bij een in België gevestigde kredietinstelling die geen gemeentespaarkas is en waarop de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen van toepassing is. Behoudens in het in artikel 211bis bedoelde geval, wordt een bewijs van die deponering overhandigd aan de instrumenterende notaris. De bijzondere rekening wordt uitsluitend ter beschikking gehouden van de op te richten vennootschap. Over die rekening kan alleen worden beschikt door personen die bevoegd zijn de vennootschap te verbinden, en pas nadat de optredende notaris aan de instelling bericht heeft gegeven van het verlijden van de akte. Indien de vennootschap niet binnen drie maanden na de opening van de bijzondere rekening is opgericht, wordt het geld teruggegeven aan de deposanten die erom verzoeken. ---------------------------------------Art. 224 :
art. 224, eerste lid, is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 9, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 art. 224, eerste lid, is van toepassing met ingang van 07.01.2006. (Art. 22, W 15.12.2005) B.S. 28.12.2005 art. 224 is van toepassing met ingang van 06.02.2001. (Art. 2, W 07.05.1999) B.S. 06.08.1999
Artikel 229 De tekst van art. 229, eerste lid, 5° is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 20, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 Niettegenstaande elk hiermee strijdig beding, zijn de oprichters jegens de belanghebbenden hoofdelijk gehouden : 1° voor het volle gedeelte van het kapitaal waarvoor niet op geldige wijze zou zijn ingeschreven overeenkomstig artikel 216, alsmede voor het eventuele verschil tussen het minimumkapitaal vereist bij artikel 214 en het bedrag van de inschrijvingen; zij worden van rechtswege als inschrijvers ervan beschouwd; 2° tot werkelijke storting van het kapitaal en van de aandelen overeenkomstig artikel 223, alsmede van het gedeelte van het kapitaal waarvoor zij overeenkomstig onder 1° als inschrijvers worden beschouwd; 3° tot volstorting van de aandelen waarop rechtstreeks of middels certificaten is ingeschreven in strijd met artikel 217; 4° tot vergoeding van de schade die het onmiddellijke gevolg is, hetzij van de nietigheid van de vennootschap uitgesproken op grond van artikel 227, hetzij van het ontbreken of de onjuistheid van de vermeldingen voorgeschreven bij artikel 226, hetzij van de kennelijke overwaardering van de inbrengen in natura, alsmede tot betaling van schadevergoeding bedoeld in artikel 65;
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 10
Het Financieel plan 5° voor de verbintenissen van de vennootschap, naar een verhouding die de rechter vaststelt, in geval van faillissement uitgesproken binnen drie jaar na de oprichting, indien het maatschappelijk kapitaal of in het geval bepaald in artikel 211bis, het eigen vermogen en de ondergeschikte middelen, bij de oprichting kennelijk ontoereikend waren voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar. Het financieel plan, voorgeschreven krachtens artikel 215, wordt in dit geval door de notaris, op verzoek van de rechter-commissaris of van de procureur des Konings, aan de rechtbank overgelegd. ---------------------------------------Art. 229 :
art. 229, eerste lid, 5° is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 20, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 art. 229 is van toepassing met ingang van 06.02.2001. (Art. 2, W 07.05.1999) B.S. 06.08.1999 en (Art. 2, 20°, a) en b), W 23.01.2001) B.S. 06.02.2001
Memorie van Toelichting: In tegenstelling tot de huidige problemen met de buitenlandse vennootschappen die over geen of slechts over een onbeduidend kapitaal beschikken, hebben de schuldeisers door het behoud van de oprichtersaansprakelijkheid in de S-bvba de mogelijkheid tot verhaal in geval van faillissement in de eerste jaren. De aanpassing van art. 229 is evenwel noodzakelijk omdat de verwijzing naar het maatschappelijk kapitaal zinloos wordt in het licht van een minimumkapitaal van 1 euro. Dit ligt ook in de lijn van vaststaande rechtspraak die terecht van oordeel is dat niet enkel het bedrag van het maatschappelijk kapitaal relevant is, maar ook andere beschikbare middelen, zoals het eigen vermogen en de achtergestelde middelen. Teneinde niet buiten de scope te gaan van de S-bvba wordt hier enkel de formulering van de regel aangepast voor deze vennootschappen en niet voor de andere. Het is evenwel geenszins de bedoeling afbreuk te doen aan de wijze waarop deze bepaling wordt geïnterpreteerd voor gewone bvba’s, nv’s en cvba’s in de rechtspraak en rechtsleer. Het moet wel eigen vermogen of achtergestelde middelen betreffen. Een lening verstrekken i.p.v. kapitaal zonder achterstelling van de lening impliceert dat de (vennoot-)financier bij faillissement in samenloop komt met de andere schuldeisers. Dat was niet het doel van de regeling inzake toereikend kapitaal. Relevant is of de middelen die de schuldeisers tot onderpand strekken voldoende zijn. Bij een alternatieve financiering, anders dan via kapitaal, wordt die filosofi e maar gerespecteerd indien de alternatieve financiering achtergesteld is. Artikel 249 De tekst van art. 249 is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 11, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 § 1. Onverminderd strengere bepalingen in de statuten mogen de aandelen van een vennoot, op straffe van nietigheid, niet worden overgedragen onder de levenden en ook niet overgaan wegens overlijden dan met instemming van ten minste de helft van de vennoten die ten minste drie vierde van het kapitaal bezitten, na aftrek van de rechten waarvan de overdracht is voorgesteld. Tenzij de statuten anders bepalen, is die instemming evenwel niet vereist wanneer de aandelen overgedragen worden of overgaan : 1° aan een vennoot; 2° aan de echtgenoot van de overdrager of van de erflater; 3° aan de bloedverwanten in de rechte opgaande of in de rechte nederdalende lijn; 4° aan andere door de statuten toegelaten personen. De regelen inzake overdracht onder levenden zijn van toepassing bij de overdracht door of ten voordele van een rechtspersoon.
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 11
Het Financieel plan § 2. In het in artikel 211bis bedoelde geval mogen de aandelen van een vennoot, op straffe van nietigheid van de verrichting, niet worden overgedragen aan een rechtspersoon. Rechtspersonen kunnen alleen worden toegelaten door middel van een kapitaalverhoging die het maatschappelijk kapitaal ten minste brengt op het in artikel 214, § 1, vastgestelde bedrag. Indien de aandelen overgaan op een natuurlijke persoon, door overlijden of onder levenden, zijn de bepalingen van de vorige paragraaf en van artikel 212bis op de verkrijger van toepassing. ---------------------------------------Art. 249 :
art. 249 is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 11, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 art. 249 is van toepassing met ingang van 06.02.2001. (Art. 2, W 07.05.1999) B.S. 06.08.1999
Memorie van Toelichting: Aan het artikel wordt een tweede paragraaf toegevoegd met betrekking tot de overdracht van de aandelen van een S-bvba. In overeenstemming met de voorwaarde dat enkel natuurlijke personen een S-bvba kunnen oprichten, wordt ook de overdracht van de aandelen aan rechtspersonen na de oprichting verboden, op straffe van nietigheid van de overdracht. Deze bepaling is bedoeld om misbruik en veinzing te voorkomen, waarbij vennootschappen opgericht worden met alle aan het statuut van de S-bvba verbonden voordelen, om dan doorverkocht te worden aan één of meer derden die niet noodzakelijk aan het vereiste profi el van de oprichters beantwoorden. Rechtspersonen kunnen enkel toetreden door middel van een kapitaalverhoging. De kapitaalverhoging moet het kapitaal verhogen tot dat van een gewone bvba. De vennootschap verliest dan haar statuut van S-bvba. De toetreding van andere natuurlijke personen kan niet vermeden worden, al is het maar bij overlijden en er is hiertegen ook geen bezwaar, inzoverre de latere verkrijgers van aandelen van de S-bvba zich schikken naar dezelfde voorwaarden die worden voorzien voor de oprichters in artikel 212bis van het Wetboek van vennootschappen en deze die overeenkomstig art. 249, § 1 gelden voor de overgang onder levenden en bij overlijden.
Artikel 255 De tekst van art. 255, tweede lid is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 12, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid wordt bestuurd door een of meer personen, al dan niet bezoldigd, al dan niet vennoten. In het in artikel 211bis bedoelde geval kan de vennootschap slechts worden bestuurd door een of meer natuurlijke personen. ---------------------------------------Art. 255 :
art. 255, tweede lid is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 12, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 art. 255 is van toepassing met ingang van 01.09.2002. (Art. 14, W 02.08.2002) B.S. 22.08.2002 art. 255 is van toepassing met ingang van 06.02.2001. (Art. 2, W 07.05.1999) B.S. 06.08.1999
Memorie van Toelichting: Het bestuur van de S-bvba mag enkel aan natuurlijke personen worden toevertrouwd. Dat is logisch voor deze variant van de bvba die voor beginnende ondernemers bedoeld is. Dit is de tegenhanger van het gegeven dat enkel natuurlijke personen vennoten konden zijn en dat het de bedoeling is dat beginnende ondernemers hun eigen bedrijf onderbrengen in een S-bvba en dan zelf de zaakvoerder worden. Rechtspersonen-zaakvoerders lijken niet in deze context te passen.
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 12
Het Financieel plan Artikel 319bis De tekst van art. 319bis is van toepassing vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art .13, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 In het in artikel 211bis bedoelde geval is artikel 319 niet van toepassing, maar houdt de algemene vergadering jaarlijks een bedrag in van ten minste een vierde van de nettowinst voor de vorming van een reservefonds. Deze verplichting tot afneming geldt tot op het ogenblik dat het reservefonds het bedrag heeft bereikt van het verschil tussen het minimumkapitaal vereist bij artikel 214, § 1, en het geplaatst kapitaal. De algemene vergadering kan beslissen, overeenkomstig de regels van de statutenwijziging, dat dit reservefonds wordt geïncorporeerd in het kapitaal. ---------------------------------------Art. 319bis :
art. 319bis is van toepassing vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art .13, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010
Memorie van Toelichting: Er werd geoordeeld dat als tegengewicht voor de vrijmaking van een reëel startkapitaal, de verplichting tot aanlegging van een wettelijk reservefonds moet worden behouden en dat de reserveringsplicht dient te worden opgetrokken. Naar voorbeeld van het Duitse model (miniGmbH) wordt er geopteerd voor een verplichte reservering van 25% van de jaarlijkse netto-winst tot de som van het geplaatst kapitaal en het bedrag van het reservefonds 18 550 euro heeft bereikt, of de vennootschap wordt omgevormd naar een volwaardige bvba in welk geval artikel 319 van het Wetboek van vennootschappen toepassing zal vinden. Er werd geoordeeld dat als tegenwicht voor de vrijstelling van een reëel startkapitaal, de verplichting tot aanlegging van een wettelijk reservefonds moet worden behouden. Een nieuw artikel 319bis wordt ingevoegd in boek VI, titel V, van het Wetboek van vennootschappen om een reserveringsplicht in te voeren voor de S-bvba. Naar voorbeeld van het Duitse model wordt hier geopteerd voor een verplichte reservering van 25% van de jaarlijkse nettowinst en blijft deze verplichting van kracht tot de som van het geplaatst kapitaal en het bedrag van het reservefonds 18 550 euro heeft bereikt (of de vennootschap wordt omgevormd naar een volwaardige bvba). Aangezien deze verplichting aan de vennoten middelen onttrekt die ze onder andere omstandigheden hadden kunnen uitkeren en, op een later ogenblik, aanwenden om het kapitaal te verhogen, wordt hier de mogelijkheid voorzien om dit fonds aan te wenden voor die kapitaalverhoging door dit te incorporeren in het kapitaal. Artikel 332 De tekst van art. 332, zesde lid is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 14, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 Wanneer ten gevolge van geleden verlies het netto-actief gedaald is tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal, moet de algemene vergadering, behoudens strengere bepalingen in de statuten, bijeenkomen binnen een termijn van ten hoogste twee maanden nadat het verlies is vastgesteld of krachtens wettelijke of statutaire bepalingen had moeten worden vastgesteld om, in voorkomend geval, volgens de regels die voor een statutenwijziging zijn gesteld, te beraadslagen en te besluiten over de ontbinding van de vennootschap en eventueel over andere in de agenda aangekondigde maatregelen. Het bestuursorgaan verantwoordt zijn voorstellen in een bijzonder verslag dat vijftien dagen voor de algemene vergadering ter beschikking van de vennoten wordt gesteld op de zetel van de vennootschap. Indien het bestuursorgaan voorstelt de activiteit voort te zetten, geeft hij in het verslag een uiteenzetting van de maatregelen die hij overweegt te nemen tot herstel van de financiële toestand van de vennootschap. Dat verslag wordt in de agenda vermeld. Een afschrift ervan wordt verzonden overeenkomstig artikel 269. Op dezelfde wijze wordt gehandeld wanneer het nettoactief ten gevolge van geleden verlies gedaald is tot minder dan een vierde van het maatschappelijk kapitaal, met dien verstande dat de ontbinding plaatsheeft wanneer zij wordt goedgekeurd door een vierde gedeelte van de ter vergadering uitgebrachte stemmen.
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 13
Het Financieel plan Is de algemene vergadering niet overeenkomstig dit artikel bijeengeroepen, dan wordt de door derden geleden schade, behoudens tegenbewijs, geacht uit het ontbreken van een bijeenroeping voort te vloeien. Het ontbreken van het verslag bedoeld in dit artikel heeft de nietigheid van de beslissing van de algemene vergadering tot gevolg. Dit artikel is niet van toepassing op de vennootschappen opgericht overeenkomstig artikel 211bis. Deze vrijstelling neemt een einde als zij het statuut van « starter » verliezen en ten laatste bij verstrijken van de termijn van vijf jaar bedoeld in artikel 214, § 2, tweede lid. ---------------------------------------Art. 332 :
art. 332, zesde lid is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 14, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 art. 332 is van toepassing met ingang van 06.02.2001. (Art. 2, W 07.05.1999) B.S. 06.08.1
Memorie van Toelichting: Aangezien het minimumkapitaal bij de S-bvba slechts één euro bedraagt, dient een uitzondering te worden voorzien voor deze vennootschappen op de alarmbelprocedure die geldt bij verlies van maatschappelijk kapitaal. Deze uitzondering vervalt wanneer de vennootschap het statuut van S-bvba verliest.
Artikel 333 De tekst van art. 333, tweede lid is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 15, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 Wanneer het netto-actief gedaald is tot beneden het bedrag van 6.200 EUR, kan iedere belanghebbende de ontbinding van de vennootschap voor de rechtbank vorderen. In voorkomend geval kan de rechtbank aan de vennootschap een termijn toestaan om haar toestand te regulariseren. Dit artikel is niet van toepassing op de vennootschappen opgericht overeenkomstig artikel 211bis. Deze vrijstelling neemt een einde als zij het statuut van « starter » verliezen en ten laatste bij verstrijken van de termijn van vijf jaar bedoeld in artikel 214, § 2, tweede lid. ---------------------------------------Art. 333 :
art. 333, tweede lid is van toepassing met ingang vanaf een door de Koning te bepalen datum. (Art. 15, W 12.01.2010) B.S. 26.01.2010 art. 333 is van toepassing met ingang van 06.02.2001. (Art. 2, W 07.05.1999) B.S. 06.08.1999
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 14
Het Financieel plan
DOEL VAN HET FINANCIEEL PLAN
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 15
Het Financieel plan Het financieel plan is in het Belgisch vennootschapsrecht ingevoerd door de Wet van 04.08.1978 (art. 92, B.S., 17.08.1978).
De oprichters zijn hoofdelijk gehouden voor de verbintenissen van de vennootschap in geval van faillissement uitgesproken binnen de drie jaar na de oprichting indien het maatschappelijk kapitaal bij de oprichting kennelijk ontoereikend was voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar. Daaruit blijkt dat de wetgever bedoeld heeft een aansprakelijkheidsvordering in te voeren die uitsluitend wegens faillissement van de vennootschap en buiten het faillissement niet kan ontstaan. Dit impliceert dat het financieel plan bedoeld is om de oprichters het bedrag van het maatschappelijk kapitaal van de op te richten vennootschap te doen verantwoorden. (Cass., 7 maart 1986, R.W., 1985-86, p. 2706).
Een summier financieel plan met willekeurig gekozen cijfers beantwoordt niet aan gekozen cijfers. Het plan moet rekening houden met de aard en de omvang van de vennootschap en de waarderingsregels die werden opgenomen in het financieel betrouwbaar, relevant en objectief zijn, en rekening houden met de waarschijnlijke kosten. (Kh. Brugge, 3 december 1992, T.B.B.R., 1992, p. 182).
de wettelijke op te richten plan moeten verliezen en
Het financieel plan is de weergave van de financiële middelen waarover de vennootschap zal beschikken voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid. Wanneer de bedrijvigheid van de vennootschap, door het gevoerde bestuur, hoger blijkt te liggen dan wat werd voorzien in het financieel plan, zijn de oprichters niet aansprakelijk voor het uit de hand lopen van de aanvankelijke prognoses. De oprichters hebben geen resultaatsverbintenis tot naleving van het financieel plan. (Gent, 5 oktober 1994, A.J.T., 1994-95, p 169).
Het financieel plan moet zodanig worden opgesteld dat kan worden nagegaan wat de voorgenomen activiteit is bij oprichting, en op welke wijze ze gedurende de eerstvolgende twee jaar zal worden gefinancierd. Te dien einde dient het plan bij voorkeur te vermelden (Luik, 5 mei 1995, R.R.D., 1995, p. 314)):
Een beschrijving van de voorgenomen activiteit. Een schatting van het zakencijfer dat kan verwacht worden. Een berekening van de te verwachten rentabiliteit. De wijzen van financiering (kapitaal, leningen, andere inkomsten). Tot de financieringsbehoeften kunnen ook de voorgenomen voorschotten door de vennoten worden gerekend. Dit zijn eveneens wijzen van financiering van de activiteit.
Het financieel plan moet de middelen die de oprichters hebben voorzien om de levensvatbaarheid van de vennootschap te waarborgen gedurende de eerste twee jaren van haar bestaan. Het financieel plan is een budgettair plan opgesteld op basis van het actieprogramma van de oprichters.
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 16
Het Financieel plan
Voorontwerp Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen houdende vaststelling van de essentiële kenmerken van het financieel plan van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid starter
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 17
Het Financieel plan VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat de Regering aan u voorlegt, voorziet in het vastleggen van de essentiële kenmerken van het financieel plan zoals bedoeld in artikel 215 van het Wetboek van Vennootschappen (hierna W.Venn.). De Regering heeft besloten een vennootschapsvorm in het leven te roepen waarbij de bedrijfsleider zelf het bedrag kan kiezen van het minimumkapitaal dat vereist is om zijn activiteit aan te vatten. Daartoe is gekozen om een specifieke besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in het leven te roepen die besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid starter wordt genoemd, afgekort tot S‐bvba. Evenwel is in een nieuw artikel 215, tweede lid W.Venn. bepaald dat het minimum vereist kapitaal dient toegelicht te worden in een financieel plan waarvan de essentiële kenmerken worden vastgelegd. Hoewel een vennootschap kan worden opgericht met een theoretisch minimum van 1 EUR zal het effectieve bedrag van het kapitaal uiteraard voor elke vennootschap moeten worden verantwoord in het financieel plan in functie van de geplande financiële behoeften, eigen aan de activiteit die de starter wil uitoefenen. Het vastleggen van de essentiële kenmerken van een financieel plan moet de ondernemer helpen niets over het hoofd te zien, wanneer hij zijn financieel plan opstelt. De oprichter dient er over te waken dat de in het financieel plan opgenomen informatie nauwkeurig is en niets verbergt. Zoals bepaald in artikel 215, eerste lid W.Venn. overhandigen de oprichters vóór de oprichting van de vennootschap aan de optredende notaris een financieel plan waarin zij het bedrag van het maatschappelijk kapitaal van de op te richten vennootschap verantwoorden. Niettegenstaande elk hiermee strijdig beding, zijn de oprichters ingevolge artikel 229, eerste lid, 5° W.Venn. jegens de belanghebbenden hoofdelijk gehouden voor de verbintenissen van de vennootschap, naar een verhouding die de rechter vaststelt, in geval van faillissement uitgesproken binnen drie jaar na de oprichting, indien het maatschappelijk kapitaal of in het geval bepaald in artikel 211bis W.Venn., het eigen vermogen en de ondergeschikte middelen, bij de oprichting kennelijk ontoereikend waren voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar. Het financieel plan, voorgeschreven krachtens artikel 215 W.Venn., wordt in dit geval door de notaris, op verzoek van de rechter‐commissaris of van de procureur des Konings, aan de rechtbank overgelegd. Het financieel plan moet de middelen die de oprichters hebben voorzien om de levensvatbaarheid van de vennootschap te waarborgen gedurende de eerste twee jaren van haar bestaan verantwoorden. Het financieel plan is een budgettair plan opgesteld op basis van het actieprogramma van de oprichters. Voor het vastleggen van de essentiële kenmerken van het financieel plan heeft de Regering niet geopteerd voor het bepalen van deze kenmerken op basis van het kasstroomoverzicht vervat in IAS 7 (International Accounting Standards). Dit enerzijds omwille van het feit dat de Regering reeds voorheen stelde dat zij het IAS/IFRS raamwerk niet wenst in te voeren in het Belgisch enkelvoudig jaarrekeningenrecht. Anderzijds is IAS 7 een complexe standaard die zeker voor zover de directe methode wordt gevolgd, een tijdsintensieve besteding vereist die voor een kleine onderneming niet opportuun of gepast zou zijn. De essentiële kenmerken van het financieel plan dat in onderhavig besluit worden vastgelegd, zijn slechts minimumvereisten. Uiteraard kunnen de oprichters een omstandiger financieel plan Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 18
Het Financieel plan opstellen. Binnen de vermogensstromentabellen wordt tevens een alternatief ingebouwd zodat de tabel kan opgesteld worden vertrekkende van de cash flow. De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (C.B.N.) zal in deze een voorbeeld in de vorm van een advies uitwerken zodat ondernemers daar een beroep kunnen op doen bij het uitwerken van een financieel plan. Artikelsgewijze bespreking Art. 1. Dit artikel behoeft geen commentaar. Art. 2. In artikel 2 is bepaald dat een nieuw boek wordt ingevoerd binnen het Koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen (hierna K.B. W.Ven.) om de essentiële kenmerken van het financieel plan in uitvoering van art. 215, tweede lid W.Venn. vast te leggen. Dit boek zal Boek Vbis zijn. Art. 3. Dit artikel opent het nieuw ingevoegde Boek Vbis door aan te geven wat de inhoud van het boek zal zijn. Art. 4. In dit artikel wordt gesteld dat een financieel plan minstens uit vier wezenlijke delen bestaat: een beschrijving van de op te starten vennootschap, een geprojecteerde balans, een geprojecteerde resultatenrekening en een geprojecteerde vermogensstromentabel. De oprichters kunnen uiteraard additionele rubriceringen opnemen in het financieel plan. Het spreekt voor zich dat een financieel plan gebaseerd is op schattingen naar de toekomst toe. Deze schattingen moeten gebeuren voor twee jaar of 24 maanden. Deze periode valt af te leiden uit het samen lezen van art. 215, eerste lid met art. 229, eerste lid, 5° en art. 229, tweede lid W.Venn. Bij faillissement uitgesproken binnen drie jaar na de oprichting kunnen de oprichters van een vennootschap aansprakelijk gesteld worden indien het maatschappelijk kapitaal of in het geval bepaald in artikel 211bis W.Venn., het eigen vermogen en de ondergeschikte middelen, bij de oprichting kennelijk ontoereikend waren voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar. Aldus moeten de oprichters in het financieel plan het bedrag van het maatschappelijk kapitaal van de op te richten vennootschap verantwoorden om aldus deze twee jaar te kunnen doormaken. De termijn van twee jaar begint pas te lopen vanaf het moment dat de vennootschap rechtspersoonlijkheid verkrijgt. Dit is de dag van de in artikel 68 W.Venn. bedoelde neerlegging. Het feit dat de oprichters eventueel gebruik maken van de mogelijkheid geboden door art. 60 W.Venn., doet hier geen afbreuk aan. Voor de indeling van het financieel plan is gekozen om naast een kort beschrijvend gedeelte, vooreerst te werken met een klassieke geprojecteerde balans en resultatenrekening. De Regering heeft voor deze methode geopteerd omdat het werken met een balans en resultatenrekening alvorens een vermogensstromentabel op te stellen in de praktijk een goed ingeburgerde methode is. Bovendien zijn de experten door wie de oprichters zich moeten laten bijstaan bij het opmaken van het financieel plan conform art. 215, tweede lid W.Venn. bij uitstek vertrouwd met deze voorstellingen. Bijkomend beschikt de vennootschap op deze wijze van meet af aan over een goede voorstelling van de geplande activiteiten die door derden niet zelden wordt gevraagd. Zo zullen financiële instellingen deze documenten opvragen om het verlenen van krediet te beoordelen. Art. 5. In dit artikel wordt het eerste deel van het financieel plan vastgelegd. Hierin worden een aantal minimum informatieve gegevens gevraagd. Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 19
Het Financieel plan Art. 6. Dit artikel definieert het tweede deel van het financieel plan. Drie geprojecteerde balansen moeten gemaakt worden. De openingsbalans, de balans na 12 maand geplande werking en de balans na 24 maand. Deze balansen worden klassiek opgesteld na toewijzing. De oprichters zijn immers goed geplaatst te appreciëren wat zij met een geplande winst zullen aanvangen. De openingsbalans zal in vele gevallen enkel bestaan uit een bankrekening op het actief en ‐kapitaal op het passief. Het uitschrijven van een balans zal de oprichter evident confronteren met een aantal financieringsbehoeften. Zo zal deze logischerwijs vaststellen dat veelal een investering niet alleen in vaste activa zoals materiële vaste activa zal moeten gebeuren, maar tevens in voorraad, in voorkomend geval bestellingen in uitvoering, en openstaande handelsvorderingen. Het feit dat drie balansen worden gevraagd hangt uiteraard samen met het kunnen opmaken van een vermogensstromenoverzicht voor de vereiste twee jaar. Als alternatief voor twee periodes van elk twaalf maanden kunnen de oprichters kiezen om de periode van 24 maanden zo uit te splitsen dat overeenstemming wordt bereikt met de boekjaren die gepland zijn. Als bij wijze van voorbeeld een eerste verlengd boekjaar wordt gekozen van 18 maand, kan naast de openingsbalans, een balans gemaakt worden na 12 maand en na 18 maand om vervolgens nog een balans te maken voor de eerste 6 maand van het geplande tweede boekjaar. Het schema dat gehanteerd moet worden is dat van art. 88 K.B. W.Venn. Tenzij het om een kleine vennootschap zou gaan. In dat geval kan het verkorte schema van art. 92 K.B. W.Venn. gebruikt worden. De oprichters kunnen besluiten ook in dat geval het volledige schema van art. 88 K.B. W.Venn. te volgen. Tevens kunnen zij evident het gebruikte schema meer detailleren dan wettelijk voorzien. Rubrieken die niet relevant zijn voor de op te richten vennootschap kunnen weggelaten worden. Minstens de drie vermelde geprojecteerde balansen worden gevraagd. Zoals reeds gesteld kunnen de oprichters nog meer tijdstippen onderscheiden. Art. 7. Dit artikel definieert het derde deel van het financieel plan. Er dienen twee geprojecteerde resultatenrekeningen gemaakt te worden die telkens een periode van 12 maand moeten bestrijken. Daarbij kan enkel het schema voorzien in art. 89 K.B. W.Venn. gebruikt worden vermits het verkorte schema van art. 93 K.B. W.Venn. geen exhaustieve opdeling geeft van de bedrijfsopbrengsten en bedrijfskosten. Het is ook hier evident dat de oprichters een aantal rubrieken meer kunnen detailleren. Dat zal niet zelden gebeuren voor de rubriek Diensten en diverse goederen (rubriek II.B) en rubrieken Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen (rubriek II.C). Rubrieken die niet relevant zijn voor de op te richten vennootschap kunnen weggelaten worden. Minstens de twee vermelde geprojecteerde resultatenrekeningen worden gevraagd. Zoals reeds gesteld kunnen de oprichters meer periodes onderscheiden evenwel consistent met de gekozen tijdstippen van de geprojecteerde balansen. Art. 8. Dit artikel definieert het koninginnenstuk van het financieel plan als vierde deel: een geprojecteerd vermogensstromenoverzicht. Vermits het financieel plan bedoeld is om het maatschappelijk kapitaal te verantwoorden en dit plan kan gebruikt worden bij faillissement binnen de eerste drie jaar na de oprichting van de vennootschap, is het van primordiaal belang na te gaan of de middelen die de oprichters ter beschikking stellen van de vennootschap, voldoende zullen zijn om haar werking te verzekeren binnen de eerste twee jaar na de oprichting. Om deze kasbenadering op te stellen, dienen alle mutaties tussen de openingsbalans, de balans na 12 maand en de balans na 24 maand berekend te worden. Wat impliceert dat een bronnen‐ en aanwendingentabel wordt opgesteld. Een bron impliceert bijkomend vermogen dat de vennootschap Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 20
Het Financieel plan verwerft. Dat is het geval bij een stijging van het passief zoals een kapitaalverhoging of het verwerven van bijkomende kredieten. Dit is evenzeer het geval als een actief wordt vervreemd. Een aanwending impliceert het gebruik van vermogen. Voorbeelden zijn hier investeringen, het terugbetalen van kredieten, het toestaan van klantenkrediet en het aanhouden van voorraad. Minstens de twee vermelde geprojecteerde vermogensstromentabellen worden gevraagd. Zoals reeds gesteld kunnen de oprichters meer periodes onderscheiden evenwel consistent met de gekozen tijdstippen van de geprojecteerde balansen. Deze bronnen en aanwendingen dienen vervolgens gecorrigeerd te worden om niet‐kasinkomsten en niet‐kasuitgaven uit te zuiveren. Aldus blijven enkel bronnen en aanwendingen over die in principe kasinkomsten en kasuitgaven impliceren. Het Besluit verplicht de oprichters minstens drie correcties door te voeren voor zover deze voorkomen in de geprojecteerde balansen en resultatenrekeningen van de vennootschap. Het betreft de correcties met betrekking tot afschrijvingen en waardeverminderingen, voorzieningen en herwaarderingsmeerwaarden. Daar horen ook de terugnemingen van afschrijvingen en waardeverminderingen bij samen met de afboeking van onterecht geboekte herwaarderingsmeerwaarden (zie in dit verband Advies C.B.N., 2009/5). De oprichters kunnen naast deze correcties nog andere correcties doorvoeren. Voorbeelden hiervan zijn minderwaarden bij de realisatie van activa, mutaties in de uitgestelde belastingen en kapitaalsubsidies aangerekend op het resultaat. Het schema dat gehanteerd moet worden volgt dezelfde principes zoals uiteengezet bij artikel 6 van dit Besluit. Het vermogensstromenoverzicht dient evenwel zo opgesteld te worden dat het totaal van de mutaties in de post Geldbeleggingen: overige beleggingen en in de post Liquiditeiten als sluitpost wordt geplaatst. Zo wordt aangegeven wat de mutatie in de beschikbare middelen van de vennootschap zal zijn na alle overige bronnen en aanwendingen na correcties binnen de beschouwde periode. Deze mutatie dient verrekend te worden met het beginsaldo van deze posten bij de aanvang van elk van de twee periodes. Aldus zullen de beschikbare middelen op het einde van elke periode bepaald worden. Deze kunnen uiteraard voor elk van de twee periodes niet negatief zijn. Als alternatief kan het vermogensstromenoverzicht zo opgesteld worden dat het vertrekt van de cash flow van de vennootschap. De cash flow is de winst of het verlies van het boekjaar verhoogd met de geëlimineerde niet‐kaskosten en verminderd met de uit te keren winst. Met geëlimineerde niet‐ kaskosten worden deze niet‐kaskosten (en niet‐kasopbrengsten zoals de terugneming van afschrijvingen en waardeverminderingen) bedoeld die op basis van paragraaf 3 van dit artikel zijn verwijderd uit de bronnen en aanwendingen. Indien evenwel nog andere niet‐kaskosten (en niet‐ kasopbrengsten) werden geëlimineerd, dienen deze tevens verwerkt te worden in de berekening van de cash flow. Om dubbeltelling te vermijden, dient het eigen vermogen dienovereenkomstig uitgezuiverd te worden. Dat betekent dat de mutatie binnen het eigen vermogen minstens wordt verminderd met het verschil tussen de winst of het verlies van het boekjaar en de uit te keren winst, de geboekte meerwaarden op materiële en financiële vaste activa en de tussenkomst van de vennoten in het verlies. Art. 9. Dit artikel stelt de inwerkingtreding van het besluit vast door te stellen dat het in werking zal treden op een door de Koning te bepalen datum. Art. 10. Dit artikel regelt de uitvoering van dit besluit. Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 21
Het Financieel plan Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, Uw zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Minister van K.M.O.'s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, Mevr. S. LARUELLE De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE VOORONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op het Wetboek van Vennootschappen, inzonderheid op artikelen 215, tweede lid; Gelet op het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op []; Op de voordracht van de Minister voor Ondernemen, de Minister van Justitie, de Minister van Financiën en de Minister van K.M.O.'s en het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Art. 1. Dit besluit heeft tot doel uitvoering te geven aan art. 215, tweede lid van het Wetboek van Vennootschappen dat ingevoerd werd door de Wet tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en tot vaststelling van de modaliteiten van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Starter van []. Art. 2. In het Koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen wordt een Boek Vbis ingevoerd met als titel “Essentiële kenmerken van een financieel plan”. Art. 3. In hetzelfde besluit wordt een artikel 219bis ingevoerd, luidend als volgt: “Art. 219bis. Dit boek is van toepassing op het financieel plan dat door een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid starter dient opgemaakt te worden conform art. 215, tweede lid van het Wetboek van Vennootschappen.” Art. 4. In hetzelfde besluit wordt een artikel 219ter ingevoerd, luidende als volgt: “Art. 219ter. Het financieel plan dient minstens vier delen te bevatten: een beschrijving van de op te starten vennootschap, een geprojecteerde balans, een geprojecteerde resultatenrekening en een geprojecteerde vermogensstromentabel.” Art. 5. In hetzelfde besluit wordt een artikel 219quater ingevoerd, luidende als volgt: “Art. 219quater. De beschrijving van de op te starten vennootschap dient minstens volgende elementen te bevatten: de maatschappelijke benaming van de vennootschap, de rechtsvorm van de vennootschap, de maatschappelijke zetel van de vennootschap, de naam van de oprichters van de vennootschap, het geplaatst en het volstort kapitaal, en het maatschappelijk doel van de vennootschap.”. Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 22
Het Financieel plan Art. 6. In hetzelfde besluit wordt een artikel 219quinquies ingevoerd, luidende als volgt: “Art. 219quinquies. De geprojecteerde balans dient minstens een openingsbalans te bevatten, een balans na 12 maanden en een balans na 24 maanden. De balans wordt opgesteld na toewijzing en volgens het schema opgenomen in art. 88. Indien de vennootschap evenwel op basis van de schatting uitgevoerd conform art. 15, § 2 van het Wetboek van Vennootschappen een kleine vennootschap zal zijn, kan het verkort schema van art. 92 gehanteerd worden.”. Art. 7. In hetzelfde besluit wordt een artikel 219sexies ingevoerd, luidende als volgt: “Art. 219sexies. De geprojecteerde resultatenrekening dient een resultatenrekening te bevatten voor minstens de eerste 12 en de tweede 12 maanden. De resultatenrekening wordt opgesteld volgens het schema opgenomen in art. 89.”. Art. 8. In hetzelfde besluit wordt een artikel 219septies ingevoerd, luidende als volgt: “Art. 219septies. De geprojecteerde vermogensstromentabel dient als volgt opgebouwd te worden. § 1. De mutaties binnen de balansposten worden verwerkt minstens enerzijds tussen de balans na 12 maanden en de openingsbalans en anderzijds tussen de balans na 24 en de balans na 12 maanden. Een stijging van een passiefpost en een daling van actiefpost wordt als een bron beschouwd. Een stijging van een actiefpost en een daling van een passiefpost wordt als een aanwending beschouwd. Deze bronnen en aanwendingen vormen de mutaties binnen de balans. § 2. Bij de opstelling dient het schema opgenomen in art. 88 gebruikt te worden. Indien de vennootschap evenwel op basis van de schatting uitgevoerd conform art. 15, § 2 van het Wetboek van Vennootschappen een kleine vennootschap zal zijn, kan het verkort schema van art. 92 gehanteerd worden. Evenwel dient het totaal van de mutaties van de rubriek Geldbeleggingen, evenwel beperkt tot de Overige beleggingen, en van de rubriek Liquide middelen als sluitpost gepresenteerd te worden. Samen met de begintoestand van deze posten bij het begin van elk van de twee periodes moeten de beschikbare middelen op het einde van elke periode van 12 maanden gevisualiseerd worden. § 3. De bronnen en aanwendingen voor beide jaren dienen minstens met volgende correcties verwerkt te worden. a. De mutaties binnen de activa dienen gecorrigeerd te worden voor de ten laste van de resultatenrekening van elk van beide periodes geboekte afschrijvingen en waardeverminderingen zoals gedefinieerd in art. 45. b. De mutaties binnen de voorzieningen voor risico’s en kosten geboekt in elke periode zoals bepaald in art. 50 dienen geëlimineerd te worden. c. De geboekte herwaarderingsmeerwaarden, bedoeld in art. 56, dienen voor elke periode geëlimineerd te worden zowel binnen het eigen vermogen als binnen de vaste activa. § 4. In afwijking van paragraaf 2 kan een vennootschap de voorstelling zo organiseren dat de vermogensstromentabel vertrekt van de cash flow van de vennootschap voor beide periodes als zijnde de winst of het verlies van het boekjaar verhoogd met de geëlimineerde niet‐kaskosten bedoeld in paragraaf 3 en verminderd met de uit te keren winst. In dat geval dient, om dubbeltelling te vermijden, het eigen vermogen dienovereenkomstig uitgezuiverd te worden. Art. 9. Dit besluit treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum. Art. 10. De Minister bevoegd voor Ondernemen, de Minister bevoegd voor Justitie, de Minister bevoegd voor Financiën en de Minister bevoegd voor K.M.O.'s zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 23
Het Financieel plan Gegeven te [], []. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Minister van K.M.O.'s, Mevr. S. LARUELLE De Minister voor Ondernemen, V. VAN QUICKENBORNE
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 24
Het Financieel plan
ONTWERP ADVIES COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN) FINANCIEEL PLAN
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 25
Het Financieel plan INLEIDING De Regering heeft besloten een vennootschapsvorm in het leven te roepen waarbij de bedrijfsleider zelf het bedrag kan kiezen van het minimumkapitaal dat vereist is om zijn activiteit aan te vatten. Daartoe is gekozen om een specifieke besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in het leven te roepen die besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid starter wordt genoemd, afgekort tot S‐bvba. Evenwel is in een nieuw artikel 215, tweede lid W.Venn. bepaald dat het minimum vereist kapitaal dient toegelicht te worden in een financieel plan waarvan de essentiële kenmerken worden vastgelegd. Hoewel een vennootschap kan worden opgericht met een theoretisch minimum van 1 EUR zal het effectieve bedrag van het kapitaal uiteraard voor elke vennootschap moeten worden verantwoord in het financieel plan in functie van de geplande financiële behoeften, eigen aan de activiteit die de starter wil uitoefenen. Het vastleggen van de essentiële kenmerken van een financieel plan moet de ondernemer helpen niets over het hoofd te zien, wanneer hij zijn financieel plan opstelt. De oprichter dient er over te waken dat de in het financieel plan opgenomen informatie nauwkeurig is en niets verbergt. Zoals bepaald in artikel 215, eerste lid W.Venn. overhandigen de oprichters vóór de oprichting van de vennootschap aan de optredende notaris een financieel plan waarin zij het bedrag van het maatschappelijk kapitaal van de op te richten vennootschap verantwoorden. Het financieel plan moet de middelen die de oprichters hebben voorzien om de levensvatbaarheid van de vennootschap te waarborgen gedurende de eerste twee jaren van haar bestaan verantwoorden. Het financieel plan is een budgettair plan opgesteld op basis van het actieprogramma van de oprichters. Beschrijving van de componenten van het Financieel Plan Administratieve informatie Artikel 219 quater W.Venn. vereist dat het administratieve luik van het financieel plan, minimaal de volgende informatie omvat: De maatschappelijke benaming van de vennootschap De rechtsvorm van de vennootschap De maatschappelijke zetel van de vennootschap De naam van de oprichters van de vennootschap Het geplaatst en volstort kapitaal Het maatschappelijk doel van de vennootschap. Daarnaast wordt het raadzaam geacht tevens: De looptijd van een boekjaar; De naam van de zaakvoerder(s); De exploitatiezetel van de vennootschap; De contactinformatie van betrokken expert die werd geraadpleegd, te vermelden. Normaliter is deze informatie reeds in een vroeg stadium van oprichting beschikbaar en dient deze tevens aan verschillende instanties te worden verstrekt waardoor het nuttig is deze tevens te centraliseren binnen het administratieve luik van het financieel plan. Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 26
Het Financieel plan Geprojecteerde balansen Drie geprojecteerde balansen moeten gemaakt worden. De openingsbalans, de balans na 12 maand geplande werking en de balans na 24 maand. Deze balansen worden klassiek opgesteld na toewijzing. De oprichters zijn immers goed geplaatst te appreciëren wat zij met een geplande winst zullen aanvangen. De openingsbalans zal in vele gevallen enkel bestaan uit een bankrekening op het actief en ‐kapitaal op het passief. Het uitschrijven van een balans zal de oprichter evident confronteren met een aantal financieringsbehoeften. Zo zal deze logischerwijs vaststellen dat veelal een investering niet alleen in vaste activa zoals materiële vaste activa zal moeten gebeuren, maar tevens in voorraad, in voorkomend geval bestellingen in uitvoering, en openstaande handelsvorderingen. Het feit dat drie balansen worden gevraagd hangt uiteraard samen met het kunnen opmaken van een vermogensstromenoverzicht voor de vereiste twee jaar. Als alternatief voor twee periodes van elk twaalf maanden kunnen de oprichters kiezen om de periode van 24 maanden zo uit te splitsen dat overeenstemming wordt bereikt met de boekjaren die gepland zijn. Als bij wijze van voorbeeld een eerste verlengd boekjaar wordt gekozen van 18 maand, kan naast de openingsbalans, een balans gemaakt worden na 12 maand en na 18 maand om vervolgens nog een balans te maken voor de eerste 6 maand van het geplande tweede boekjaar. Het schema dat gehanteerd moet worden is dat van art. 88 K.B. W.Venn. Tenzij het om een kleine vennootschap zou gaan. In dat geval kan het verkorte schema van art. 92 K.B. W.Venn. gebruikt worden. De oprichters kunnen besluiten ook in dat geval het volledige schema van art. 88 K.B. W.Venn. te volgen. Tevens kunnen zij evident het gebruikte schema meer detailleren dan wettelijk voorzien. Rubrieken die niet relevant zijn voor de op te richten vennootschap kunnen weggelaten worden. Minstens de drie vermelde geprojecteerde balansen worden gevraagd. Zoals reeds gesteld kunnen de oprichters nog meer tijdstippen onderscheiden. Geprojecteerde resultatenrekeningen Er dienen twee geprojecteerde resultatenrekeningen gemaakt te worden die telkens een periode van 12 maand moeten bestrijken. Daarbij kan enkel het schema voorzien in art. 89 K.B. W.Venn. gebruikt worden vermits het verkorte schema van art. 93 K.B. W.Venn. geen exhaustieve opdeling geeft van de bedrijfsopbrengsten en bedrijfskosten. Het is ook hier evident dat de oprichters een aantal rubrieken meer kunnen detailleren. Dat zal niet zelden gebeuren voor de rubriek Diensten en diverse goederen (rubriek II.B) en rubrieken Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen (rubriek II.C). Rubrieken die niet relevant zijn voor de op te richten vennootschap kunnen weggelaten worden. Minstens de twee vermelde geprojecteerde resultatenrekeningen worden gevraagd. Zoals reeds gesteld kunnen de oprichters meer periodes onderscheiden evenwel consistent met de gekozen tijdstippen van de geprojecteerde balansen. Geprojecteerde vermogensstromenoverzichten Vermits het financieel plan bedoeld is om het maatschappelijk kapitaal te verantwoorden en dit plan kan gebruikt worden bij faillissement binnen de eerste drie jaar na de oprichting van de vennootschap, is het van primordiaal belang na te gaan of de middelen die de oprichters ter beschikking stellen van de vennootschap, voldoende zullen zijn om haar werking te verzekeren binnen de eerste twee jaar na de oprichting. Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 27
Het Financieel plan Om deze kasbenadering op te stellen, dienen alle mutaties tussen de openingsbalans, de balans na 12 maand en de balans na 24 maand berekend te worden. Wat impliceert dat een bronnen‐ en aanwendingentabel wordt opgesteld. Een bron impliceert bijkomend vermogen dat de vennootschap verwerft. Dat is het geval bij een stijging van het passief zoals een kapitaalverhoging of het verwerven van bijkomende kredieten. Dit is evenzeer het geval als een actief wordt vervreemd. Een aanwending impliceert het gebruik van vermogen. Voorbeelden zijn hier investeringen, het terugbetalen van kredieten, het toestaan van klantenkrediet en het aanhouden van voorraad. Minstens de twee vermelde geprojecteerde vermogensstromentabellen worden gevraagd. Zoals reeds gesteld kunnen de oprichters meer periodes onderscheiden evenwel consistent met de gekozen tijdstippen van de geprojecteerde balansen. Deze bronnen en aanwendingen dienen vervolgens gecorrigeerd te worden om niet‐kasinkomsten en niet‐kasuitgaven uit te zuiveren. Aldus blijven enkel bronnen en aanwendingen over die in principe kasinkomsten en kasuitgaven impliceren. Het Besluit verplicht de oprichters minstens drie correcties door te voeren voor zover deze voorkomen in de geprojecteerde balansen en resultatenrekeningen van de vennootschap. Het betreft de correcties met betrekking tot afschrijvingen en waardeverminderingen, voorzieningen en herwaarderingsmeerwaarden. Daar horen ook de terugnemingen van afschrijvingen en waardeverminderingen bij samen met de afboeking van onterecht geboekte herwaarderingsmeerwaarden (zie in dit verband Advies C.B.N., 2009/5). De oprichters kunnen, indien wenselijk geacht, naast deze correcties nog andere correcties doorvoeren. Voorbeelden hiervan zijn minderwaarden bij de realisatie van activa, mutaties in de uitgestelde belastingen en kapitaalsubsidies aangerekend op het resultaat. Het vermogensstromenoverzicht dient evenwel zo opgesteld te worden dat het totaal van de mutaties in de post Geldbeleggingen: overige beleggingen en in de post Liquiditeiten als sluitpost wordt geplaatst. Zo wordt aangegeven wat de mutatie in de beschikbare middelen van de vennootschap zal zijn na alle overige bronnen en aanwendingen na correcties binnen de beschouwde periode. Deze mutatie dient verrekend te worden met het beginsaldo van deze posten bij de aanvang van elk van de twee periodes. Aldus zullen de beschikbare middelen op het einde van elke periode bepaald worden. Deze kunnen uiteraard voor elk van de twee periodes niet negatief zijn. Als alternatief kan het vermogensstromenoverzicht zo opgesteld worden dat het vertrekt van de cash flow van de vennootschap. De cash flow is de winst of het verlies van het boekjaar verhoogd met de geëlimineerde niet‐kaskosten en verminderd met de uit te keren winst. Met geëlimineerde niet‐ kaskosten worden deze niet‐kaskosten (en niet‐kasopbrengsten zoals de terugneming van afschrijvingen en waardeverminderingen) bedoeld die zijn verwijderd uit de bronnen en aanwendingen. Indien evenwel nog andere niet‐kaskosten (en niet‐kasopbrengsten) werden geëlimineerd, dienen deze tevens verwerkt te worden in de berekening van de cash flow. Om dubbeltelling te vermijden, dient het eigen vermogen dienovereenkomstig uitgezuiverd te worden. Dat betekent dat de mutatie binnen het eigen vermogen minstens wordt verminderd met het verschil tussen de winst of het verlies van het boekjaar en de uit te keren winst, de geboekte meerwaarden op materiële en financiële vaste activa en de tussenkomst van de vennoten in het verlies.
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 28
Het Financieel plan De beide vermogensstroomoverzichten, dewelke werden opgenomen als bijlage 3 & 4, zijn gebaseerd op het model1 dat werd opgesteld door Prof. dr. Hubert Ooghe en Prof. ir. Charles Van Wymeersch.
H.OOGHE en C. VAN WYMEERSCH, Handboek financiële analyse van de onderneming ‐ Deel II,Intersentia,
1
2008,p.77‐79.
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 29
Het Financieel plan UITGEWERKT VOORBEELD Gegevens De Onderneming ABC is een kleinhandel in computermateriaal en biedt tevens ondersteuning aan kleine tot middelgrote ondernemingen voor de opbouw van bedrijfsnetwerken. De twee oprichters weerhouden de S‐BVBA als rechtsvorm voor het voeren van hun activiteit. Ongeveer 70% van de omzet zal worden gerealiseerd door de verkoop en herstelling van computers; het overige deel zal worden gerealiseerd door de opstelling en ondersteuning van bedrijfsnetwerken. Voor de oprichtingsformaliteiten werd een totale uitgave van 2.500 EUR vooropgesteld, dewelke zal geactiveerd worden als oprichtingskost en worden afgeschreven over een looptijd van 5 jaar. De materiële vaste activa bevatten enerzijds een investering voor 2.000 EUR in Installaties, machines en uitrusting en anderzijds een investering van 6.000 EUR in Meubilair en rollend materieel; eerstgenoemde en laatstgenoemde zullen respectievelijk over 10 en 15 jaar lineair worden afgeschreven. Ter financiering van de groei van onderneming werd enerzijds beroep gedaan op een Winwinlening van 5.000 EUR gefinancierd door de ouders van oprichter X en een investeringskrediet van 10.000 EUR. Hiervan wordt in 20X2 2.500 EUR terugbetaald; het restbedrag 7.500 EUR zal in de loop van 20X3 afgelost worden. De Winwinlening dient pas na 8 jaar in hoofdsom te worden terugbetaald. De interestlast voor 20X1 bedraagt 1.197 EUR en 1.006 EUR voor 20X2. Financieel plan DEEL I: Beschrijving van de op te starten vennootschap Maatschappelijke benaming Onderneming A. Rechtsvorm Besloten Vennootschap met Beperkte aansprakelijkheid Starter Identiteit van de oprichter(s) Oprichter de heer X Naam: Voornaam: Geboortedatum en –plaats: Adres: Telefoon: GSM: Fax: E‐mail adres: Oprichter de heer Y Naam: Voornaam: Geboortedatum en –plaats: Adres: Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 30
Het Financieel plan Telefoon: GSM: Fax: E‐mail adres: Exploitatiezetel van de op te richten vennootschap (indien verschillend van maatschappelijke zetel) Adres: [ ‐ ] Maatschappelijke zetel Adres: [ ‐ ] Maatschappelijk doel Kleinhandel in kantooruitrusting, computers en software. Onderhoud en reparatie van computers en kantooruitrusting. Plaatsing en onderhoud van computernetwerken. Adviesverlening omtrent ICT. De vennootschap kan zowel in België als in het buitenland alle commerciële, industriële, financiële, roerende of onroerende handelingen verrichten in rechtstreeks of onrechtstreeks, geheel of gedeeltelijk verband met haar maatschappelijk doel of die van die aard zijn de verwezenlijking ervan te vergemakkelijken of uit te breiden. Het waarnemen van bestuurs‐ en vereffeningsmandaten in om het even welke Belgische of buitenlandse, reeds bestaande of nog op te richten vennootschappen. Meer in het bijzonder kan de vennootschap ondernemingen waarin zij participeert, mee besturen en toezicht uitoefenen op de bedrijfsvoering teneinde de ontwikkeling en de realisatie van het maatschappelijk doel van deze ondernemingen te stimuleren en te coördineren. Alle opsommingen zijn in de ruimste zin te interpreteren zonder dat deze op enigerlei wijze beperkend wezen. Geplaatste en volstort kapitaal 50 aandelen met een fractiewaarde van 1/50ste van het geplaatst kapitaal. De totale waarde van de aandelen bedraagt 1.000 EUR, volstort ten belope van 1.000 EUR. Eerste boekjaar Vanaf oprichtingsdatum tot 31/12/20X0. Volgende boekjaren Telkens van 1 januari tot en met 31 december. Aandeelhouders De heer X; houder van 25 aandelen ofwel 50%. De heer Y; houder van 25 aandelen ofwel 50%. Zaakvoerders De heer X en de heer Y. Contactinformatie erkend boekhouder (‐fiscalist) BIBF, extern accountant IAB of bedrijfsrevisor IBR Benaming rechtspersoon (indien van toepassing): Naam: Voornaam: Adres: Telefoon: GSM: Fax: E‐mail adres: Registratienummer: Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 31
Het Financieel plan DEEL II: Geprojecteerde balansen De geprojecteerde balansen behelzen enerzijds de openingsbalans op oprichtingsdatum en vervolgens de slotbalans op 31 december 20X0 en 31 december 20X1.BIJLAGE 1 I. II. III. IV. V. VI. VII. VIII. IX. X.
ACTIVA
Vaste activa Oprichtingskosten Immateriële vaste activa Materiële vaste activa A. Terreinen en gebouwen B. Installaties, machines en uitrusting C. Meubilair en rollend materieel D. Leasing en soortgelijke rechten E. Overige materiele vaste activa F. Activa in aanbouw en vooruitbetalingen Financiële vaste activa A. Verbonden ondernemingen 1. Deelnemingen 2. Vorderingen B. Ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat 1. Deelnemingen 2. Vorderingen C. Andere financiële vaste activa 1. Aandelen 2. Vorderingen en borgtochten in contanten Vlottende activa Vorderingen op meer dan één jaar A. Handelsvorderingen B. Overige vorderingen Voorraden en bestellingen in uitvoering A. Voorraden 1. Grond‐en hulpstoffen 2. Goederen in bewerking 3. Gereed product 4. Handelsgoederen 5. Onroerende goederen bestemd voor verkoop 6. Vooruitbetalingen B. Bestellingen in uitvoering Vorderingen op ten hoogste één jaar A. Handelsvorderingen B. Overige vorderingen Geldbeleggingen A. Eigen aandelen B. Overige beleggingen Liquide middelen Overlopende Rekeningen Totaal der activa
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 32
31.12 X2 in EUR 10 800 1 500 6 800 1 600 5 200 2 500 2 500 2 500 11 562 5 500 5 500 5 500 1 850 1 850 4 212 22 362
31.12.X1 Oprichting in EUR in EUR 11 900 0 2 000 7 400 1 800 5 600 2 500 2 500 2 500 7 900 1 000 3 000 3 000 3 000 1 500 1 500 3 400 1 000 19 800 1 000
Het Financieel plan PASSIVA
I. II. III. IV. V. VI. Vibis. VII. VIII. IX. X.
Eigen vermogen Kapitaal A. Geplaatst kapitaal B. Niet‐opgevraagd kapitaal Uitgiftepremies Herwaarderingsmeerwaarden Reserves A. Wettelijke reserves B. Onbeschikbare reserves 1. Voor eigen aandelen 2. Andere C. Belastingvrije reserves D. Beschikbare reserves Overgedragen winst (verlies) Kapitaalsubsidies Voorschot aan de vennoten op de verdeling van het netto‐actief Voorzieningen en uitgestelde belastingen A. Voorzieningen voor risico's en kosten 1. Pensioenen en soortgelijke verplichtingen 2. Belastingen 3. Grote herstellings‐en onderhoudskosten 4. Overige risico's en kosten B. Uitgestelde belastingen Schulden Schulden op meer dan één jaar A. Financiële schulden 1. Achtergestelde leningen 2. Niet‐achtergestelde obligatieleningen 3. Leasingschulden en soortgelijke schulden 4. Kredietinstellingen 5. Overige leningen B. Handelsschulden 1. Leveranciers 2. Te betalen wissels C. Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen D. Overige schulden Schulden op ten hoogste één jaar A. Schulden op meer dan een jaar die binnen het jaar vervallen B. Financiële schulden 1. Kredietinstellingen 2. Overige leningen C. Handelsschulden 1. Leveranciers 2. Te betalen wissels D. Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen E. Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten 1. Belastingen 2. Bezoldigingen en sociale lasten F. Overige schulden Overlopende rekeningen Totaal der passiva
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 33
31 DEC X2 in EUR 5 712 1 000 1 000
1 178
3 534
16 650 5 000 5 000 5 000
11 650 7 500
2 600 2 600
1 550 850 700
22 362
31 DEC X1 in EUR 2 295 1 000 1 000
324
971
17 505 12 500 12 500 7 500
5 000
5 005 2 500
1 205 1 205
1 300 200 1 100
19 800
Oprichting in EUR 1 000 1 000 1 000 1 000
Het Financieel plan DEEL III: Geprojecteerde resultatenrekeningen Bedrijfsopbrengensten Omzet Voorraad goederen in bewerking en gereed product en bestellingen in uitvoering: toenamen (afname) Geproduceerde vaste activa Andere bedrijfsopbrengsten Bedrijfskosten Handelsgoederen, grond‐ en hulpstoffen Aankopen Voorraad: afname (toename) Diensten en diverse goederen Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële vaste activa en materiële vaste activa Waardeverminderingen op voorraden, op bestellingen in uitvoering en op handelsvorderingen: toevoegingen (terugnemingen) Voorzieningen voor risico's en kosten: toevoegingen (bestedingen en terugnemingen) Andere bedrijfskosten Als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten Bedrijfswinst (Bedrijfsverlies) Financiële opbrengsten Opbrengsten uit financiële vaste activa Opbrengsten uit vlottende activa Andere financiële opbrengsten Financiële kosten, Kosten van schulden Waadeverminderingen op vlottende activa andere dan voorraden bestellingen in uitvoering en handelsvorderingen: toevoegingen (terugnemingen) Andere financiële kosten Winst (verlies) uit de gewone bedrijfsuitoefening voor belasting Uitzonderlijke opbrengsten Terugneming van afschrijvingen en waardeverminderingen op immateriële en materiële vaste activa Terugneming van waardeverminderingen op financiële vaste activa Terugneming van voorzieningen voor uitzonderlijke risico's en kosten Meerwaarden bij realisatie van vaste activa
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 34
31 DEC X2 in EUR 57 000 57 000
31 DEC X1 in EUR 45 000 40 000
50 945 41 000 41 000
40 701 32 000 32 000
8 200
6 700
1 100
1 100
645
901
6 055
4 299
0
0
1 506 1 006
2 572 1 197
500
1 375
4 549
1 727
0
0
Het Financieel plan Andere uitzonderlijke opbrengsten Uitzonderlijke kosten Uitzonderlijke afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa Waardeverminderingen op financiële vaste activa Voorzieningen voor uitzonderlijke risico's en kosten: toevoegingen (bestedingen) Minderwaarde bij realisatie van vaste activa Andere uitzonderlijke kosten Als herstructureringskosten geactiveerde uitzonderlijke kosten Winst (verlies) van het boekjaar voor belasting Onttrekking aan de uitgestelde belastingen Overboeking naar de uitgestelde belastingen Belastingen op het resultaat Belastingen Regularisering van belastingen en terugneming van voorzieningen voor belastingen Winst (verlies) van het boekjaar) Onttrekking aan de belastingvrije reserves Overboeking naar de belastingvrije reserves Te bestemmen winst (verlies) van het boekjaar Te bestemmen winst (verlies) Te bestemmen winst (verlies) van het boekjaar Overgedragen winst (verlies) van het vorige boekjaar Onttrekking aan het eigen vermogen Aan het kapitaal en aan de uitgiftepremies Aan de reserves Toevoeging aan het eigen vermogen Aan het kapitaal en aan de uitgiftepremies Aan de wettelijke reserve Aan de overige reserves Over te dragen winst (verlies) Tussenkomst van de vennoten in het verlies Uit te keren winst Vergoeding van het kapitaal Bestuurders of zaakvoerders Andere rechthebbenden
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 35
0
0
4 549
1 727
1 132 1 132
432 432
3 417
1 295
3 417 4 388 3 417 971
1 295 1 295 1 295 0
0
854
324
854
324
3 534
971
Het Financieel plan DEEL IV: Vermogensstromentabel Optie 1: Leidraad bij de opmaak van de Vermogensstromentabel De Vermogensstromentabel heeft als voornaamste doelstelling een reconciliatie te maken van de werkelijke kasuitgaven en kasinkomsten. Hiervoor dienen we de feitelijke mutaties in de balansrubrieken van Oprichting naar 20X1 te corrigeren voor de zogenaamde niet‐kaskosten en niet‐ kasopbrengsten. Dit heeft tot gevolg, dat de feitelijke beweging m.b.t. de oprichtingskosten niet 2.000 EUR bedraagt maar wel 2.500 EUR gezien de werkelijke kasuitgave ook effectief 2.500 EUR bedroeg. Het verschil tussen de feitelijke beweging en de werkelijke kasuitgave is de zogenaamde niet‐kaskost. De aandachtige lezer zal onmiddellijk begrijpen m.b.t. de oprichtingskosten, de niet‐ kaskost volledig wordt vertegenwoordigd door de periodieke afschrijvingslast. Inderdaad, het verschil van 500 EUR tussen de feitelijke mutatie en de werkelijke kasuitgave, stemt overeen met het bedrag van de periodieke afschrijving zijnde een aanschaffingswaarde van 2.500 EUR afgeschreven over 5 jaar, ofwel 500 EUR per annum. Dezelfde redenering kan tevens gemaakt worden voor de materiële vaste activa. Daar de feitelijke balansmutaties in de vermogensstromentabel worden gecorrigeerd met de werkelijke kasuitgaven of kasinkomsten, is het weliswaar noodzakelijk dezelfde correcties door te voeren binnen het Eigen Vermogen. Na correcties spreken we dan van het gecorrigeerd Eigen Vermogen. Dit is logisch, daar het overgedragen resultaat effectief rekening houdt met het resultaat van het boekjaar inclusief de niet‐kaskosten en niet‐kasopbrengsten. De correctielijnen binnen het Eigen Vermogen hebben dus als nut deze aanpassing administratief te kunnen verwerken. Onderaan de Vermogensstromentabel stellen we vast dat de mutatie in de Liquide middelen ervoor zorgt dat er een evenwicht wordt bereikt tussen de respectievelijke Aanwendingen en Bronnen of anders gesteld, vormt de mutatie in deze balansrubriek de sluitpost van de Vermogensstromentabel. Cash Flow Vermogensstromentabel
Vermogensstromentabel
ACTIVA I. Oprichtingskosten II. Immateriële vaste activa III. Materiële vaste activa IV. Financiële vaste activa V. Vorderingen op meer dan één jaar (UITGEBREIDE) VASTE ACTIVA
31 DEC X2 Aanwending Bron
31 DEC X1 Aanwending Bron
2 500 8 000 2 500
VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering VII. Vorderingen op ten hoogste één jaar VIII. Geldbeleggingen X. Overlopende Rekeningen REALISEERBARE ACTIVA (BEPERKTE) VLOTTENDE ACTIVA
0
0
2 500 350
13 000 3 000 1 500
2 850
PASSIVA I. Kapitaal II. Uitgiftepremies
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 36
0
4 500
0 0
Het Financieel plan
III. IV. V. VI.
Herwaarderingsmeerwaarden Reserves Overgedragen winst of verlies Kapitaalsubsidies
854 2 563
Correctie voor Niet‐kaskosten Correctie voor Niet‐kasopbrengsten GECORRIGEERD EIGEN VERMOGEN
1 100
VII. Voorzieningen voor risico's en kosten VIII. Schulden op meer dan één jaar VREEMD VERMOGEN OP LANGE TERMIJN
IX. Schulden op ten hoogste één jaar X. Overlopende rekeningen VREEMD VERMOGEN OP KORTE TERMIJN
0 4 517
0
7 500 7 500
0
0
6 645
TOTAAL DER AANWENDINGEN EN BRONNEN (exclusief Liquide Middelen) SALDO IX. Liquide middelen TOTAAL DER AANWENDINGEN EN BRONNEN
0 6 645
0
10 350 11 162 812
17 500 2 400
812
2 400
11 162 11 162
19 900
324 971 1 100 2 395 12 500 12 500 5 005 5 005 19 900 19 900
Optie 2: Leidraad bij de opmaak van de Cash Flow Vermogensstromentabel Daar waar de Vermogensstromentabel als uitgangspunt de werkelijke balansmutaties kende, is dit niet verschillend met de Cash Flow Vermogensstromentabel. Het verschilpunt tussen beide voorstellingswijzen schuilt hem echter in het beginpunt van de Cash Flow Vermogensstromentabel: de winst of verlies van het boekjaar gecorrigeerd voor de niet‐kaskosten en niet‐kasopbrengsten. Nadien kent deze voorstellingswijze een identiek verloop als de voorgaande tabel, met als enig verschilpunt dat er geen correctie meer dient plaats te vinden voor de niet‐kaskosten en niet‐ kasopbrengsten daar deze werden toegevoegd of in mindering werden gebracht van de winst of verlies van het boekjaar. De oorsprong van de correctie valt opnieuw volledig toe te schrijven aan het bedrag van de geboekte afschrijvingen.
Cash Flow Vermogensstromentabel Winst of verlies van het boekjaar + Niet‐kaskosten ‐ Niet‐kasopbrengsten ‐ Uit te keren winst
31 DEC X2 Aanwending Bron
31 DEC X1 Aanwending Bron
3 417 1 100
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 37
1 295 1 100
Het Financieel plan
= VEREENVOUDIGDE CASH FLOW NA WINSTUITKERING
0
ACTIVA I. Oprichtingskosten II. Immateriële vaste activa III. Materiële vaste activa IV. Financiële vaste activa V. Vorderingen op meer dan één jaar (UITGEBREIDE) VASTE ACTIVA
4 517
8 000 2 500
PASSIVA I. Kapitaal II. Uitgiftepremies III. Herwaarderingsmeerwaarden IV. Reserves V. Overgedragen winst of verlies VI. Kapitaalsubsidies EIGEN VERMOGEN
IX. Schulden op ten hoogste één jaar X. Overlopende rekeningen VREEMD VERMOGEN OP KORTE TERMIJN
0
2 500 350
VII. Voorzieningen voor risico's en kosten VIII. Schulden op meer dan één jaar VREEMD VERMOGEN OP LANGE TERMIJN
0
13 000 3 000 1 500
2 850
0
0
4 500
0
0
0
0
7 500
7 500
6 645
TOTAAL DER AANWENDINGEN EN BRONNEN (exclusief Liquide Middelen) SALDO IX. Liquide middelen TOTAAL DER AANWENDINGEN EN BRONNEN
0 6 645
0
10 350 11 162 812
17 500 2 400
812
11 162 11 162
Jan VERHOEYE ‐ Bladzijde 38
2 395 0 0 0 12 500 12 500 5 005 5 005 19 900 19 900
2 500
VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering VII. Vorderingen op ten hoogste één jaar VIII. Geldbeleggingen X. Overlopende Rekeningen REALISEERBARE ACTIVA (BEPERKTE) VLOTTENDE ACTIVA
0
2 400 19 900