De beëdigde tolk en vertaler binnen het justitieel domein.
Een afstudeeronderzoek naar de juridische waarde van de akte van beëdiging van de beëdigde tolk en vertaler binnen het justitieel domein.
© 2013 | Soumaya Bermouna 500604505
Colofon
Titel: De juridische status van de beëdigde tolk en vertaler binnen het justitieel domein.
Ondertitel: Een afstudeeronderzoek naar de juridische waarde van de akte van beëdiging van de beëdigde tolk en vertaler binnen het justitieel domein. Auteur: Soumaya Bermouna E-mailadres:
[email protected]
Opleiding: Rechten(voltijd) Faculteit Maatschappij en Recht Hogeschool van Amsterdam Afstudeerbegeleider: dhr. mr. S. Krizi
Opdrachtgever: Raad voor Rechtsbijstand, Bureau Wbtv Vertegenwoordiger: dhr. mr. F. Kabbouti
Plaats: Amsterdam Datum: augustus 2013
2
3
Voorwoord Voor u ligt een afstudeeronderzoek dat ik ten behoeve van mijn afstuderen voor de studie rechten aan de Hogeschool van Amsterdam heb vervaardigd. Op deze pagina, waar voor mij mijn scriptie eindigt, begint deze voor u, beste lezer. Graag zou ik dan ook van deze gelegenheid gebruik willen maken om kort enkele mensen te bedanken. In de eerste plaats gaat mijn dank uit naar mijn docentenbegeleider, dhr. mr. S. Krizi bij wie ik altijd terecht kon voor waardevolle opmerkingen. Dankzij zijn feedback ben ik er beter in geslaagd om hoofdzaak van bijzaak te onderscheiden. Tevens gaat mijn dank uit naar het Bureau Wbtv waarbij ik in een plezierige sfeer mijn onderzoek heb kunnen doen. In het bijzonder gaat mijn dank hierbij uit naar mijn praktijkbegeleider dhr. mr. F. Kabbouti bij wie ik altijd terecht kon voor waardevolle opmerkingen. Tevens gaat mijn dank uit naar mw. mr. D. Tomeij en mw. mr. L. Peterinck voor het nalezen van mijn teksten. Tot slot gaat mijn dank uit naar dhr. mr. P.B. Giebels voor de hulp bij de technische zaken. Voorts gaat mijn dank uit naar de rechtbanken Oost- Brabant en Amsterdam voor het verlenen van hun medewerking aan het praktijkonderzoek. Tot slot gaat mijn dank gaat in het bijzonder uit naar mijn moeder voor haar steun en voor het begrip dat ze getoond heeft tijdens mijn meer drukke momenten. Veel leesplezier, 19 augustus 2013, Soumaya Bermouna
4
Inhoudsopgave Verklarende woordenlijst Afkortingenlijst Samenvatting
7 8 9 t/m 10
1. Inleiding
11 t/m 16
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8
De aanleiding Projectkader Doelstelling Probleemstelling Deelvragen Methodologische verantwoording Onderzoeks- en begripsafbakening Leeswijzer
11 12 12 12 12 13 t/m 14 14 t/m 16 16
2. Juridisch kader
17 t/m 46
2.1. De positie van tolken en vertalers binnen het justitieel domein 2.1.1. De oude regeling voor de beëdigde tolk en vertaler 2.1.2. De aanloop naar een nieuwe wet; de Wbtv 2.1.3. De afnameplicht 2.1.4. Inschrijving en verlenging in het Rbtv 2.1.5. Rechtsbescherming 2.1.6. De gedragscode voor tolken en vertalers Deelconclusie
17 t/m 20 20 t/m 22 22 t/m 23 23 t/m 25 25 t/m 26 26 26 t/m 27
2.2 De juridische positie van de akte van beëdiging 2.2.1. De beëdiging 2.2.2. Eedaflegging binnen de rechtspleging 2.2.3. Het Eedsvraagstuk 2.2.4. De Eedswet 1971 2.2.5. Meineed als rechtsgevolg 2.2.6. Strafmaatregelen 2.2.7. De inhoud van de akte van beëdiging Deelconclusie
28 t/m 29 29 t/m 30 30 t/m 31 32 33 33 t/m 34 34 t/m 35 35 t/m 36
2.3. De verhouding tussen de akte van beëdiging en de inschrijving in het Rbtv 3.3.1. Een toepassing van de wet- en regelgeving 3.3.2. Een toepassing vanuit de parlementaire geschiedenis 3.3.3. Een toepassing vanuit de jurisprudentie 3.3.4. De 4 fases van inschrijving in het Rbtv Deelconclusie 55
5
37 t/m 38 38 t/m 43 43 t/m 44 45 46
3. Onderzoeksopzet
47 t/m 49
3.1. Onderzoeksmethode 3.2. De selectie van personen 3.3. Data verzameling 3.4. Data analyse 3.5. Betrouwbaarheid
48 48 t/m 49 49 49 49
4. Praktijkonderzoek
50 t/m 53
4.1. Resultaten interviews en vragenlijst 4.2. Analyse resultaten
51 t/m 52 53
5. Conclusies en Aanbevelingen
54 t/m 57
5.1. Conclusies 5.2. Aanbevelingen
55 t/m 56 57
Nawoord Literatuur- en bronnenlijst
58 59 t/m 60
Bijlagen
61 t/m 74
Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV Bijlage V Bijlage VI
Verslag beëdigingszitting Voorbeeld acte van toelating Voorbeeld akte van beëdiging Beslisboom besluitprocedure inschrijving Rbtv Interview Rechtbank Oost- Brabant Vragenlijst Rechtbank Amsterdam
6
62 63 64 65 66 t/m 71 72 t/m 74
Verklarende woordenlijst Wet beëdigde tolken en vertalers Regeling omtrent beëdigde tolken en vertalers binnen het justitieel domein. Deze wet is Inwerking getreden op 1 januari 2009. Wet Beëdigde Vertalers Voorloper van de Wet beëdigde tolken en vertalers. Bevat een beknopte regeling voor uitsluitend beëdigd vertalers, inwerking getreden in 1878. Bureau Wet beëdigde tolken en vertalers De instantie, onderdeel van de Raad voor Rechtsbijstand, die zorg draagt voor het beheren van het Register beëdigde tolken en vertalers in de uitvoering van de Wet beëdigde tolken en vertalers. Register beëdigde tolken en vertalers Het register dat bij de Wet beëdigde tolken en vertalers in het leven is geroepen. Hierin worden enkel beëdigde tolken en vertalers ingeschreven die voldoen aan de criteria zoals neergelegd in de Wet beëdigde tolken en vertalers teneinde afgenomen te worden door instanties met een afnameplicht. De registratie in het Register beëdigde tolken en vertalers vertegenwoordigt een bepaalde waarborg voor kwaliteit en integriteit van de tolk en/of vertaler in kwestie. Ook voor de instanties zonder afnameplicht, is er de mogelijkheid om tolken en vertalers af te nemen uit het Register beëdigde tolken en vertalers. Kwaliteitsregister van tolken en vertalers Dit register betreft de voorloper van het Register beëdigde tolken en vertalers. Het bevatte zowel beëdigde vertalers als niet beëdigde tolken en vertalers. Dit register kent geen wettelijke grondslag noch kwaliteiten integriteiteisen voor de tolken en vertalers. Het eedsvraagstuk Een juridisch vraagstuk aangaande de Eedswet dat zich aan het begin van de 20ste eeuw voordeed. PE- punten De punten die, in het kader van de Permanente Educatie- verplichting, binnen de 5 jaar van hun inschrijving gehaald dienen te worden door de beëdigde tolk en/of vertaler teneinde verlengd te worden in het Register beëdigde tolken en vertalers. Dit betreft een verplichte bijscholing, waarmee de beëdigde tolk/vertaler in kwestie kan aantonen dat hij de kwaliteit van zijn werk op peil houdt. Akte van beëdiging De akte die bij de huidige Wet beëdigde tolken en vertalers verstrekt wordt door de rechtbank nadat de tolk en/of vertaler beëdigd is. Deze akte vormt een bewijs van beëdiging. Acte van toelating De akte die verstrekt werd door de rechtbank ten tijde van de Wet Beëdigde Vertalers nadat de vertaler beëdigd werd. Deze akte vormde een bevoegdheid tot het vervaardigen van beëdigde vertalingen.
7
Afkortingenlijst
Wbtv
Wet beëdigde tolken en vertalers
Rbtv
Register beëdigde tolken en vertalers
de minister
minister van Veiligheid en Justitie
de Raad
Raad voor de Rechtsbijstand
Bureau Wbtv
Bureau Wet beëdigde tolken en vertalers
WBV
Wet Beëdigde Vertalers
Ktv
Kwaliteitsregister tolken en vertalers
EHRM
Europees Hof van de Rechten van de Mens
EVRM
Europees Verdrag van de Rechten van de Mens
NGTV
Nederlands Genootschap van Tolken en Vertalers
EG
Europese Gemeenschappen
EU
Europese Unie
PE
Permanente Educatie
VOG
Verklaring Omtrent Gedrag
SIGV
Stichting Instituut van Gerechtstolken en Vertalers.
Bbtv
Besluit beëdigde tolken en vertalers.
8
Samenvatting Dit onderzoek, waarin de uitvoering van de Wbtv centraal staat, is verricht in opdracht van Bureau Wbtv. De aanleiding Binnen Bureau Wbtv, maar ook onder de beroepsgroep van tolken en vertalers bestaat er grote onduidelijkheid omtrent de juridische waarde van de akte van beëdiging van de beëdigde tolk en vertaler. Tussen de partijen bestaat er een meningsverschil. Onder de beroepsgroep van tolken en vertalers zijn veel personen van mening dat zij de titel beëdigd tolk/vertaler dragen en dus ook van rechtswege beëdigde tolk/vertaaldiensten mogen verlenen. De grond die zij hiervoor aanvoeren is dat zij in het bezit zijn van een akte van beëdiging en hiermee bevoegdheden hebben verkregen om beëdigde tolk/vertaaldiensten te verlenen. Volgens hen hoeven zij daarom helemaal niet ingeschreven te staan in het Rbtv om beëdigde tolk/vertaaldiensten te kunnen verlenen binnen het justitieel domein. Bureau Wbtv daarentegen, is op grond van de Wbtv van mening dat enkel de tolk/vertaler die in het Rbtv ingeschreven staat, afgenomen kan worden door instanties binnen het justitieel domein. Volgens Bureau Wbtv is de bevoegdheid tot het verlenen van tolk/vertaaldiensten afhankelijk van de inschrijving in het Rbtv en niet van de akte van beëdiging. Bureau Wbtv is van mening dat de inschrijving in het Rbtv leidend is aangezien de Wbtv dit voorschrijft. Echter, zij kan de beroepsgroep er niet van overtuigen dat de akte van beëdiging geen juridische waarde heeft wanneer geen sprake is van inschrijving in het Rbtv. Er is binnen Bureau Wbtv geen juridisch kader voorhanden om de beroepsgroep onderbouwde argumenten te bieden voor dit standpunt. Bureau Wbtv heeft daarom grote vraag naar een juridisch kader waarin duidelijk in kaart wordt gebracht in hoeverre een beëdigde tolk/vertaler enige rechten kan ontlenen aan diens akte van beëdiging teneinde tolk en vertaaldiensten te verlenen binnen het justitieel domein zonder ingeschreven te staan in het Rbtv. Hieraan gerelateerd vraagt Bureau Wbtv zich af op welke wijze de beëdigingsprocedure van tolken en vertalers bij de rechtbanken verloopt en of de rechtbanken zich hierbij houden aan hun plicht om te controleren op de inschrijving in het Rbtv alvorens een akte van beëdiging af te geven. De probleemstelling die in dit onderzoek centraal staat en tevens ter beantwoording is onderzocht, is: ‘In hoeverre kan een beëdigde tolk/ vertaler beëdigde tolk/ vertaaldiensten leveren binnen het justitieel domein op basis van zijn akte van beëdiging zonder ingeschreven te staan in het Register beëdigde tolken en vertalers en op welke wijze controleren rechtbanken hierop?’. Resultaten Mijn onderzoek heeft uitgewezen dat de beëdiging van de beëdigde tolk/vertaler geen waarde heeft wanneer de beëdigde persoon niet ingeschreven staat in het Rbtv. Voor hen die niet ingeschreven staan in het Rbtv, vormt de acte van toelating (bij de WBV) of de akte van beëdiging (bij de Wbtv) geen middel om op terug te vallen teneinde beëdigde tolk/vertaaldiensten te verlenen binnen het justitieel domein. De parlementaire geschiedenis van de Wbtv en de jurisprudentie leren ons dat de akte van beëdiging een voorwaarde is voor inschrijving in het Rbtv. Daarnaast heeft de wetgever er bewust voor gekozen om
9
geen titelbescherming in te voeren. Enkel als men beëdigd is, kan men in het Rbtv ingeschreven blijven. Echter, omgekeerd werkt het anders. Als men niet is ingeschreven in het Rbtv, kan de tolk/vertaler geen diensten verlenen in de hoedanigheid van beëdigd tolk/vertaler. Immers, de inschrijving in het Rbtv bepaalt of de beëdigde tolk of vertaaldienst wel of niet afgenomen mag worden door de afnemers binnen het justitieel domein. Voor wat betreft de beëdigingsprocedure bij de rechtbanken, voldoen de onderzochte rechtbanken aan hun controleplicht door bij het verzoek tot beëdiging een bewijs van inschrijving te eisen. Dit houdt in dat er geen mogelijkheid is voor de tolk/vertaler om beëdigd te worden zonder ingeschreven te staan in het Rbtv. Pas na de beëdiging ontvangt de tolk/vertaler een akte van beëdiging. De akte van beëdiging is hiermee onlosmakelijk verbonden met het Rbtv. Vervalt de inschrijving in het Rbtv, dan verliest de beëdiging hiermee zijn juridische waarde. Conclusie Om terug te komen op de centrale vraagstelling: ‘In hoeverre kan een beëdigde tolk/ vertaler beëdigde tolk/ vertaaldiensten leveren binnen het justitieel domein op basis van zijn akte van beëdiging zonder ingeschreven te staan in het Register beëdigde tolken en vertalers en op welke wijze controleren rechtbanken hierop?’, kan aan de hand van de resultaten van het onderzoek het volgende antwoord gegeven worden: de veronderstelling die binnen de beroepsgroep van tolken en vertalers bestaat dat er rechten ontleend kunnen worden aan de akte van beëdiging teneinde tolk en vertaaldiensten te verlenen in de hoedanigheid van beëdigd tolk en beëdigd vertaler zonder ingeschreven te staan in het Rbtv, is onjuist. Immers, de beëdiging is onlosmakelijk verbonden met de inschrijving in het Rbtv. Oplossing Nu aan de hand van dit onderzoek duidelijkheid is geboden omtrent de juridische waarde van de akte beëdiging van de beëdigde tolk en vertaler, verdient het aanbeveling aan Bureau Wbtv om dit vervolgens te communiceren naar de beroepsgroep toe. Communicatietraject Ik beveel Bureau Wbtv aan om een communicatietraject te starten en daarbij het volgende centraal te stellen. De juridische waarde van de akte van beëdiging ten aanzien van de volgende situaties: -
Inschrijving in het Rbtv Verlenging in het Rbtv Doorhaling in het Rbtv
De communicatie kan middels publicatie in de nieuwsbrieven of artikelen op de website van Bureau Wbtv plaatsvinden. Daarnaast is het van belang dat ook intern binnen Bureau Wbtv alle medewerkers op de hoogte zijn van de nieuwe wijze van communicatie richting de beroepsgroep. Het verdient daarom aanbeveling om een bijeenkomst te organiseren waarin het communicatietraject intern aan alle betrokken medewerkers wordt gepresenteerd.
10
1.
Inleiding
Op 1 januari 2009 is de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: Wbtv) in werking getreden ter vervanging van de uit 1878 daterende Wet Beëdigde Vertalers (hierna: WBV). Naast beëdigde vertalers, zijn in de Wbtv ook beëdigde tolken opgenomen. Tolken werden voorheen, anders dan vertalers op grond van het Wetboek van Strafvordering per zitting als gerechtstolk beëdigd. Het Bureau beëdigde tolken en vertalers (hierna: Bureau Wbtv), onderdeel van de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: de Raad), is door de Minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de minister) belast met enkele uitvoeringsaspecten van de Wbtv. Eén van deze uitvoeringsaspecten is het beheer van het Register beëdigde tolken en vertalers (hierna: Rbtv). Een aantal instanties binnen het justitieel domein is verplicht alleen tolken en/of vertalers in te zetten als deze in het Rbtv staan ingeschreven. Deze plicht wordt de afnameplicht genoemd en is geregeld in artikel 28 Wbtv. Tolken en/of vertalers kunnen worden ingeschreven in het Rbtv als ze aan de voorwaarden voldoen voor inschrijving. Deze voorwaarden zijn neergelegd in de artikelen 5 jo 8 van de Wbtv. Aan het Rbtv zijn competentie eisen verbonden ten aanzien van de kwaliteit en integriteit. Tolken en vertalers die aan deze wettelijke competenties voldoen, worden in dit register ingeschreven en kunnen voortaan(nadat ze zijn beëdigd) de titel beëdigd tolk en/of vertaler dragen. § 1.1. Aanleiding Volgens de Wbtv dient de tolk/vertaler voordat deze wordt ingeschreven in het Rbtv, beëdigd te zijn bij de rechtbank. De beëdiging vormt hiermee de laatste fase in het proces van inschrijving in het Rbtv. Echter, momenteel bestaat er binnen Bureau Wbtv, maar ook onder de beroepsgroep van tolken en vertalers, onduidelijkheid over de bevoegdheid tot het verlenen van beëdigde tolk en vertaaldiensten. De vraag hierbij is of de akte van beëdiging die door de rechtbank verleend wordt na de beëdiging, als een op zichzelf staand object bevoegdheden geeft aan een beëdigde tolk/vertaler om diensten te verlenen. Onder de beroepsgroep van tolken en vertalers bevinden zich namelijk personen die in het verleden zijn beëdigd en derhalve in het bezit zijn van een akte van beëdiging, maar momenteel niet ingeschreven staan in het Rbtv. Een voorbeeld hiervan is de situatie waarin de personen die bij de WBV (oude wet) beëdigd zijn en niet binnen 2 jaar, zoals in de Wbtv (nieuwe wet) in de overgangsbepaling is opgenomen, een aanvraag hebben ingediend tot inschrijving in het Rbtv. Een groot gedeelte van deze personen is van mening dat zij de titel beëdigd tolk/vertaler dragen en dus ook van rechtswege beëdigde tolk/vertaaldiensten kunnen verlenen. Volgens hen hoeven zij helemaal niet ingeschreven te staan in het Rbtv om beëdigde tolk/vertaaldiensten te verlenen binnen het justitieel domein. De grond die zij hiervoor aanvoeren is dat zij al in het bezit zijn van een akte van beëdiging en dus hiermee bevoegdheden hebben verkregen om beëdigde tolk/ vertaaldiensten te verlenen. Daarentegen is Bureau Wbtv van mening dat de Wbtv van de beëdigde tolk/vertaler eist dat deze ingeschreven dient te staan in het Rbtv alvorens ingezet te kunnen worden binnen het justitieel domein.
11
Volgens hen zegt de akte van beëdiging hierbij weinig. Hiermee is er een meningsverschil ontstaan tussen Bureau Wbtv en de beroepsgroep van tolken en vertalers. Hierna volgt een praktijkvoorbeeld ter illustratie van het probleem: ‘De heer De Vries, vertaler, krijgt een afwijzend besluit op zijn verzoek om inschrijving in het Rbtv. De reden hiervan is dat hij niet voldoet aan de criteria zoals neergelegd in de Wbtv. De heer De Vries besluit om in bezwaar te gaan tegen dit besluit. De voornaamste grond die hij hierbij aanvoert, is het feit dat hij reeds beëdigd is en derhalve middels zijn akte van beëdiging gerechtigd is om beëdigde vertalingen te vervaardigen in de hoedanigheid van beëdigd vertaler. Wanneer vanuit de Raad wordt geantwoord dat deze diensten niet uitgevoerd kunnen worden binnen het justitieel domein doordat hij niet ingeschreven staat in het Rbtv, stelt de heer De Vries: “Ik ben reeds beëdigd hierdoor kunnen jullie mij niet beletten om beëdigde vertalingen te doen. Op welk juridische grond heeft mijn akte van beëdiging geen juridische waarde?”.
Bureau Wbtv is van mening dat de inschrijving in het Rbtv leidend is aangezien de Wbtv dit voorschrijft. Echter zij kan de beroepsgroep er niet van overtuigen dat de akte van beëdiging geen juridische waarde heeft wanneer geen sprake is van inschrijving in het Rbtv. Er is binnen Bureau Wbtv geen juridisch kader voorhanden om de beroepsgroep een duidelijk gemotiveerd antwoord te bieden. Voor zover binnen Bureau Wbtv bekend, is over de juridische waarde van de akte van beëdiging ten aanzien van de bevoegdheden tot het verlenen van tolk/vertaaldiensten, niets specifiek geregeld in de Wbtv. Bureau Wbtv heeft daarom grote vraag naar een juridisch kader waarin duidelijk in kaart wordt gebracht of een beëdigde tolk/vertaler enige rechten kan ontlenen aan diens akte van beëdiging. Hieraan gerelateerd vraagt Bureau Wbtv zich af op welke wijze de beëdigingsprocedure van tolken en vertalers bij de rechtbanken verloopt en of de rechtbanken zich hierbij houden aan hun plicht om te controleren op de inschrijving in het Rbtv alvorens een akte van beëdiging af te geven. De geschetste problematiek heeft belangstelling bij mij gewekt en is de aanleiding voor dit onderzoek.
§ 1.2. Projectkader Hiervoor heb ik al genoemd dat Bureau Wbtv zich afvraagt hoe de beëdigingsprocedure die door de rechtbanken wordt uitgevoerd in de praktijk, verloopt. Houden de rechtbanken zich aan de controle op de inschrijving in het Rbtv alvorens zij overgaan tot beëdiging? Gezien de verhouding van bevoegdheden en taken voortvloeiend uit de Wbtv, zal het gedeelte van de procedure dat extern is gelegen bij de rechtbanken en tevens onduidelijk is, onderzocht worden door middel van veldonderzoek bij verschillende rechtbanken.
12
Belanghebbenden Aangezien het probleem betrekking heeft op de uitvoering van de Wbtv, is de Raad primair probleemeigenaar. De instanties met een afnameplicht binnen het justitieel domein en opdrachtgevers die een beëdigde vertaling of tolkdiensten eisen, hebben ook met deze materie van doen. Zij kunnen tevens als probleemeigenaar worden gezien. Tot slot speelt dit probleem onder de beroepsgroep van tolken en vertalers als rechtzoekenden. Zij vragen zich af wat hun rechten zijn met betrekking tot hun beëdiging. Derhalve vallen ook zij onder de groep van probleemeigenaren.
§ 1.3. Doelstelling van het onderzoek Het onderzoek is erop gericht om Bureau Wbtv en de beroepsgroep van tolken en vertalers een juridisch kader te bieden ter beantwoording van de vraag naar de verhouding tussen de juridische waarde van de akte van beëdiging en de inschrijving in het Rbtv. Hierbij wil ik verheldering bieden op de bevoegdheden voor het verlenen van beëdigde tolk en vertaaldiensten. 1.3.1 Bijdrage die het onderzoek zal leveren aan het doel Het onderzoek zal een onderbouwde verslaglegging vormen waarin een verheldering van de juridische waarde van de akte van beëdiging van de beëdigde tolk en vertaler wordt gegeven. Hiermee kan de Raad haar communicatie richting de beroepsgroep van tolken en vertalers verbeteren. § 1.4. Centrale vraagstelling In hoeverre kan een beëdigde tolk/ vertaler beëdigde tolk/ vertaaldiensten leveren binnen het justitieel domein op basis van zijn akte van beëdiging zonder ingeschreven te staan in het Register beëdigde tolken en vertalers en op welke wijze controleren rechtbanken hierop?
§ 1.5. Deelvragen 1. Wat is de positie van de beëdigde tolk en vertaler binnen het justitieel domein? 2. Wat is de juridische waarde van de akte van beëdiging? 3. Wat is de verhouding tussen de akte van beëdiging en de inschrijving in het Rbtv? 4. Op welke wijze controleren rechtbanken de inschrijving in het Rbtv alvorens over te gaan tot het verstrekken van een akte van beëdiging? § 1.6. Methodologische verantwoording Hieronder volgt allereerst een toelichting op het soort onderzoek dat is verricht. Daarna zal ik kort ingaan op de onderzoeksstrategie.
13
Het onderzoek betreft een empirisch onderzoek, aangezien ik aan de hand van literatuur, bronnen en minimaal drie interviews uiteindelijk antwoord zal geven op de centrale vraag. De doelgroep waar ik mij op heb gericht is voornamelijk mijn opdrachtgever, Bureau Wbtv, omdat dit onderzoek in diens belang is uitgevoerd. Mijn onderzoek is toegespitst op twee delen. Juridisch kader Het eerste gedeelte van het onderzoek betreft een specifiek theoretisch onderzoek naar de juridische waarde van de akte van beëdiging en of de beëdigde tolk/vertaler hier rechten aan kan ontlenen teneinde tolk/vertaaldiensten te verlenen binnen het justitieel domein zonder ingeschreven te staan in het Rbtv. In het eerste gedeelte van de theorie zal ik mij richten op de introductie van de tolk en vertaler door de positie van deze beroepsgroep binnen het justitieel domein uiteen te zetten. Hierbij zal ik ingaan op verschillende aspecten van de Wbtv zoals de afnameplicht en het Rbtv. Vervolgens zal ik een onderzoek doen naar de juridische waarde van de akte van beëdiging en in hoeverre dit document bevoegdheden biedt. Hierbij zal ik mij richten op de ontstaansgeschiedenis van de eedaflegging binnen de rechtspleging (juridisch/historisch context). Ter verduidelijking zal ik mij voornamelijk richten op de Eedswet, het Wetboek van strafvordering, jurisprudentie en juridische literatuur. Daarnaast zal ik aan de hand van praktijkvoorbeelden de kenmerken en de inhoud van de akte van beëdiging behandelen. Voorts is het ter beantwoording van de centrale vraag van belang om in kaart te brengen hoe de hiervoor onderzochte juridische waarde van de akte van beëdiging zich dan vervolgens verhoudt tot de inschrijving in het Rbtv. Hierbij zal ik mij voornamelijk richten op de parlementaire geschiedenis van de Wbtv en toepasselijke jurisprudentie. De resultaten zal ik vervolgens toepassen op de verschillende aspecten die gerelateerd zijn aan de inschrijving in het Rbtv: de inschrijving, de verlenging en de doorhaling. Om de bovenstaande onderzoeken te kunnen verrichten, dien ik mij te verdiepen in de juridische literatuur, wet- en regelgeving, jurisprudentie en de parlementaire geschiedenis van de Eedswet en de Wbtv. Dit deel van het onderzoek vormt het juridisch kader. Praktijkonderzoek Daarnaast zal ik in mijn praktijkonderzoek aan de hand van vragenlijsten en interviews, veldonderzoek doen bij een aantal geselecteerde rechtbanken. Het doel is om erachter te komen hoe de beëdigingsprocedure in de praktijk verloopt en of de uitvoering hiervan door de rechtbanken overeenstemt met de controleplicht zoals neergelegd in de Wbtv. In Hoofdstuk 3 ‘Onderzoeksopzet’, zal ik uitgebreid stil staan bij de onderzoeksmethode van het praktijkonderzoek. Ik verwijs u dan ook naar het desbetreffende hoofdstuk voor een nadere uitwerking van de onderzoeksmethode van het praktijkonderzoek bij de rechtbanken. § 1.7. Onderzoek- en begripsafbakening Voorafgaand aan dit rapport heeft er een onderzoek plaatsgevonden met als doel de probleemstelling zo veel mogelijk af te bakenen. Voor de afbakening van dit onderzoek is het van belang dat begrippen die centraal staan en vaak terug zullen komen in het onderzoek, worden uitgelegd. Hierna volgt allereerst een onderzoeksafbakening waarbij ik mij zal richten op tijd(temporeel) en plaats(geografisch). Vervolgens zal ik een afbakening geven van de begrippen.
14
Onderzoeksafbakening Het onderzoek richt zich op Nederlandse wetgeving: het strafrecht en het bestuursrecht. Enkel in paragraaf 2.1 zullen Europese richtlijnen genoemd worden om de implementatie hiervan in de toepasselijke Nederlandse wetgeving te verduidelijken. In het onderzoek richt ik mij op zowel oude- als nieuwe wetten. Ter beantwoording van de deelvragen, zal ik mij richten op:
de oude Eedswet (1912-1971); de nieuwe Eedswet (1971- heden); de parlementaire geschiedenis van de Eedswet (1910-1971); de oude wet voor beëdigde vertalers: WBV ( 1878 tot 2009); de oude wet voor tolken: Wetboek van Strafvordering (artikel 276 lid 3 oud); de nieuwe wet voor beëdigde tolken en vertalers: Wbtv (2009- heden); de parlementaire geschiedenis van de Wbtv (1986-2009).
De jurisprudentie en literatuur die ik bij het onderzoek betrokken heb dateren over een periode van 1910 tot 2013. De gebruikte literatuur betreft voornamelijk Nederlandse juridische literatuur. Met betrekking tot de Eedswet en de eedaflegging binnen de rechtspleging, heb ik tevens gebruik gemaakt van Engelse literatuur (historisch/juridische context). Het onderzoek zal voornamelijk worden verricht in ’sHertogenbosch. Dit is de plaats waar Bureau Wbtv als onderdeel van de Raad is gevestigd. Tevens zal het praktijkonderzoek extern worden uitgevoerd. Dit zal bij de desbetreffende rechtbanken zijn. Begripsafbakening In het onderzoek met de centrale vraagstelling: ‘In hoeverre kan een beëdigde tolk/ vertaler beëdigde tolk/ vertaaldiensten leveren binnen het justitieel domein op basis van zijn akte van beëdiging zonder ingeschreven te staan in het Rbtv en op welke wijze controleren rechtbanken hierop?’ is de volgende begripsafbakening van belang: In dit onderzoek wordt met de term ‘beëdigd tolk/ vertaler’ bedoeld: hij die als zodanig ingeschreven staat in het Rbtv zoals neergelegd in artikel 1 onder b en d van de Wbtv. Tolken en vertalers die niet ingeschreven staan in het Rbtv maar wel tolk/ vertaaldiensten verlenen zal ik niet aanhalen als beëdigd tolk/ vertaler. Met ‘beëdigde tolk/ vertaaldiensten’ wordt bedoeld: de diensten die respectievelijk de beëdigde tolk/ vertaler verleent binnen het justitieel domein. Met ‘het justitieel domein’ wordt in dit onderzoek bedoeld: de instanties met de afname plicht zoals neergelegd in artikel 28 van de Wbtv. Deze zijn:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State; de tot de rechterlijke macht behorende gerechten; het Openbaar Ministerie; de Immigratie- en Naturalisatiedienst; de politie; de Koninklijke Marechaussee en andere door de wet aangewezen instanties. 15
Met ‘akte van beëdiging’ wordt bedoeld: het document dat vóór 2009 bij de WBV een ‘acte van toelating’ werd genoemd en door de rechtbank na de beëdiging van de vertaler werd verstrekt aan de beëdigde vertaler. Tevens wordt in dit onderzoek ook de zogenoemde akte van beëdiging bedoeld die vanaf 2009 bij de Wbtv door de rechtbanken na het beëdigen van de tolk/vertaler wordt verstrekt aan die tolk/vertaler. Met ‘rechtbanken’ wordt bedoeld: de Afdeling bestuursrecht binnen de rechtbanken die zich bezig houden met het beëdigen. Met ‘op welke wijze controleren hierop’ wordt bedoeld: op welke wijze de rechtbanken zich houden aan de regels met betrekking tot de beëdigingsprocedure die uit de artikelen 12, 13 en 14 van de Wbtv volgen. § 1.8.
Leeswijzer
De opbouw van het onderzoeksrapport is als volgt. Hoofdstuk 2 vormt het theoretisch onderzoek. In paragraaf 2.1 zal ik starten met een beschrijving van de positie van beëdigde tolken en vertalers binnen het justitieel domein. Hierbij zal ik verschillende aspecten van de Wbtv bespreken. De bijdrage van dit hoofdstuk is om een beeld te geven van de positie van tolken en vertalers binnen de wet. Vervolgens zal ik in paragraaf 2.2 uitgebreid ingaan op de juridische waarde van de akte van beëdiging. Hierbij zal ik onderzoek doen naar de ontstaansgeschiedenis van de eedaflegging binnen de rechtspleging en de juridische positie hiervan. Vervolgens zal ik aan de hand van de onderzochte juridische positie van de eed binnen de wet, de juridische waarde van de akte van beëdiging van de beëdigde tolk en vertaler vaststellen. In paragraaf 2.3 ga ik verder met het theoretisch onderzoek. Hierbij zal ik uitgebreid stilstaan bij de verhouding van de akte van beëdiging met de inschrijving in het Rbtv aan de hand van de wet, de parlementaire geschiedenis van de Wbtv en de jurisprudentie. Daarnaast zal ik aan de hand van een afbeelding, de 4 fases van de inschrijfprocedure in het Rbtv illustreren. Tot slot zal ik de positie van de akte van beëdiging binnen het inschrijfproces van het Rbtv aan de hand van een beslisboom weergeven. Hoofdstukken 3 en 4 worden gewijd aan het praktijkelement van dit onderzoek. Hoofdstuk 3 betreft de onderzoeksopzet. In paragraaf 3.1 zal ik een toelichting geven op het praktijkonderzoek. Voorts zal ik in paragraaf 3.2 de onderzoeksmethode, in paragraaf 3.3 de selectie van personen, in paragraaf 3.4 data verzameling en data analyse en in paragraaf 3.5 de betrouwbaarheid van het praktijkonderzoek behandelen. In hoofdstuk 4 bespreek ik de resultaten van het onderzoek. In paragraaf 4.1 zal ik de resultaten van de interviews en vragenlijsten weergeven. Vervolgens zal ik deze resultaten in paragraaf 4.2 analyseren. Hierbij zal ik de beëdigingsprocedure binnen de rechtbanken en de overeenstemming hiervan met de Wbtv analyseren. Aan de hand van deze resultaten zal ik mijn hypothese die ik aan het begin van het hoofdstuk benoem, beoordelen. Dit onderdeel betreft het praktijkonderzoek bij de rechtbanken. In hoofdstuk 5 sluit ik af met conclusies en aanbevelingen. In paragraaf 5.1 geef ik conclusies op het onderzoek. In paragraaf 5.2 zal ik aan de hand van de resultaten van het onderzoeksrapport aanbevelingen doen aan Bureau Wbtv.
16
HOOFDSTUK 2 Juridisch kader
17
2.1. De positie van tolken en vertalers binnen het justitieel domein In de rechtspraktijk is een goede beheersing van de Nederlandse taal wezenlijk. Bij juridische procedures is het van groot belang dat de partijen verzekerd zijn van de beheersing van de Nederlandse taal. Indien bij een juridische procedure één der partijen de taal onvoldoende begrijpt/beheerst, kan dit tot verstrekkende gevolgen leiden. In Nederland bevinden zich relatief veel personen die de Nederlandse taal niet of in beperkte mate beheersen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan, vluchtelingen, immigranten, werknemers uit andere landen binnen de Europese Unie en toeristen. Teneinde ervoor te zorgen dat deze personen zich verstaanbaar kunnen maken indien zij betrokken raken bij een juridische procedure en zij kunnen begrijpen wat er wordt gezegd, is het de procedure dat gebruik wordt gemaakt van een tolk. Bij het vertalen van stukken die in een andere taal dan het Nederlands zijn gesteld, wordt gebruik gemaakt van vertalers. In deze paragraaf staat de tolk en vertaler binnen het justitieel domein centraal. De deelvraag die hierbij onderzocht zal worden is: “Wat is de juridische positie van de tolk en vertaler binnen het justitieel domein?”. Ter beantwoording van deze deelvraag zal ik het volgende onderzoeken. Ik zal starten met het behandelen van de positie van de beëdigde tolk en vertaler in de oude regeling. Voorts zal ik de totstandkoming van de Wbtv behandelen. Tevens zal ik de afnameplicht binnen het justitieel domein behandelen. Vervolgens zal ik de procedure tot inschrijving in het Rbtv en tevens de rechtsbescherming rondom de bezwaarprocedure van de inschrijving in het Rbtv bespreken. Hierna zal ik ingaan op de gedragscode voor tolken en vertalers. Ter afsluiting zal ik in mijn conclusie een antwoord geven op de deelvraag. § 2.1.1. De oude regeling voor de beëdigde tolk en vertaler
Al vanaf de jaren ’70 werd aangedrongen op een wettelijke regeling voor de tolkenbijstand binnen de strafrechtspleging. Het Nederlands Genootschap van Vertalers(NGTV) en De Coornhert Liga 1 hebben daarvoor gepleit; ondersteund door kritische publicaties vanuit de rechtswetenschap2. Ondanks de belangrijke rol die tolken en vertalers binnen het rechtsbestel innemen, bevatte de WBV3 nauwelijks waarborgen ten aanzien van de kwaliteit en integriteit. De beëdigd vertaler en de WBV De WBV betreft de oude wet voor beëdigde vertalers, deze wet stamt af uit 1878. De WBV kende cumulatieve voorwaarden, dit waren: 1)aantonen bevoegd te zijn tot het geven van middelbaar onderwijs in één of meerdere vreemde talen 2) voldoende blijk geven van kennis van de Nederlandse taal. Indien men voldeed aan de hiervoor genoemde voorwaarden, werd men beëdigd en kon men voortaan de titel ‘beëdigd vertaler’ dragen. Wat de tweede voorwaarde inhield, was relatief. Het was namelijk vrij aan de rechtbanken om te beoordelen of men wel of niet voldoende blijk gaf van de kennis van de Nederlandse taal zodat de criteria die de gerechten in het kader van de beoordeling hanteerden, uiteen liepen. De politie, gerechten en de IND bijvoorbeeld, waren niet verplicht om gebruik te maken van een beëdigd vertaler. 1
2 3
Een vereniging voor strafrechthervorming dankt haar naam aan Dirck Volkerts zoon Coornhert. De liga is in juni 1971 opgericht, nooit opgeheven maar sinds 1999 niet actief. Doornbos 2008, p.964. Wet van 6 mei 1878, Stb. 1878, 30. 18
Indien er volgens de rechtbank voldaan was aan de criteria in artikel 1 of, indien van toepassing, de criteria in artikel 2, volgde de eed of belofte4. Dit werd ter openbare terechtzitting gedaan5. De inhoud van de tekst die door de vertaler opgezegd diende te worden, is niet gespecificeerd in de WBV. Wel volgt de algemene eed en belofte uit de Eedswet6. Wat wel duidelijk op te maken is uit de WBV, is dat het een eed of belofte moest zijn. De wet geeft hierbij twee mogelijkheden die beide uiteindelijk op hetzelfde neerkomen: dat hij, de vertaler, zijn plicht als vertaler met nauwgezetheid zal vervullen 7. Wat deze nauwgezetheid dan verder inhield, was niet opgenomen in de WBV. Na de beëdigingzitting werd de vertaler een ‘acte van toelating’ uitgereikt, waarna diens handtekening werd gedeponeerd bij de rechtbank8. Deze ‘acte van toelating’ gaf de vertaler de bevoegdheid om in het gehele rijk als beëdigd vertaler op te treden voor de taal of talen, die in de akte vermeld waren. 9 Als een vertaler een beëdigde vertaling vervaardigde, dan voorzag hij de vertaling van zijn handtekening, zijn ambtsstempel en een verklaring dat de vertaling volledig was en naar eer en geweten was opgesteld. Desgewenst kon zijn klant bij de rechtbank op basis van de handtekening laten controleren of de vertaling ook daadwerkelijk door de beëdigde vertaler was gemaakt. Deze controle werd en wordt legalisering genoemd.10 Zoals eerder gezegd, volgde uit artikel 3 lid 1 WBV, dat een vertaler in principe eenmalig werd beëdigd aangezien er geen afwijking wordt gegeven. Echter, de acte van toelating kon weliswaar te allen tijde worden herroepen door de rechtbank op grond van blijken van onbekwaam of onbetrouwbaar handelen.11 Van die herroeping geschiedde door het openbaar ministerie een openbare aankondiging in de nieuwsbladen12. Om reden dat bij de herroeping de titel van beëdigd vertaler werd ingetrokken en derhalve de bevoegdheid tot het vervaardigen van beëdigde vertalingen werd afgenomen, was het voor die vertaler niet toegestaan om beëdigde vertalingen af te geven. De tolk en het Wetboek van Strafvordering. Wetgeving zoals hierboven omschreven voor de vertalers, bestond niet voor tolken. Het was destijds de praktijk dat de tolk die optrad bij de gerechten voorafgaand aan elke zitting werd beëdigd. De grondslag hiervoor is neergelegd in artikel van het Wetboek van Strafvordering(bij de inwerkingtreding van de Wbtv gewijzigd). De wet luidde als volgt: […] Voordat de tolk zijn werkzaamheden aanvangt, beëdigt de voorzitter de tolk dat hij zijn taak naar zijn geweten zal vervullen. Artikel 216a, tweede lid betreffende de vervanging van de beëdiging door een aanmaning is van overeenkomstige toepassing.13
4
Artikelen 1, 2 WBV. Artikel 3 lid 1 WBV. 6 Eedswet 1971. 7 Artikel 3 WBV. 8 Artikel 3 lid 2 WBV. 9 Artikel 5 Wbtv. 10 Artikel 4 WBV. 11 Artikel 6 lid 1 WBV. 12 Artikel 6 lid 2 WBV. 13 Artikel 276 lid 3 Wetboek van Strafvordering, vervallen per 01 januari 2009. 5
19
Dit betrof de beëdiging van een tolk tijdens het onderzoek op de terechtzitting. Een alternatief voor de beëdiging is de aanmaning. De aanmaning is van toepassing op de tolk die een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en daardoor naar het oordeel van de rechter-commissaris, de betekenis van de eed niet voldoende beseft, of indien deze de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt. De aanmaning houdt in dat de aangemaande de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.14 Bij de wetstechnische wijziging na inwerkingtreding van de Wbtv, is artikel 276 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering aangepast in die zin dat er een aanvulling heeft plaatsgevonden. Er is een zin aan het einde van het bovengenoemde artikel toegevoegd zodat het artikel momenteel als volgt luidt: Voordat de tolk zijn werkzaamheden aanvangt, beëdigt de voorzitter de tolk dat hij zijn taak naar zijn geweten zal vervullen. Artikel 216a, tweede lid betreffende de vervanging van de beëdiging door een aanmaning is van overeenkomstige toepassing. De beëdiging blijft achterwege indien het een beëdigde tolk in de zin van de Wet beëdigde tolken en vertalers betreft15.
Dit impliceert dat de tolk bij de Wbtv niet meer per zitting wordt beëdigd, maar dat dit in beginsel eenmalig gebeurd. Bovendien werden tolken die optraden voor andere instanties niet beëdigd zodat deze tolken geen status van beëdigd tolk droegen. Binnen deze terreinen was de integriteit- en kwaliteitswaarborg derhalve wankel. Immers, de beëdiging was voorheen alleen van toepassing op gerechtstolken. De beëdigde tolk zoals wij die nu kennen, bestond tot 1 januari 2009 derhalve niet.
§ 2.1.2. De aanloop naar een nieuwe wet; de Wbtv Op 13 september 1989 stelde de toenmalige Minister van Justitie de Commissie herijking Wetboek van Strafvordering in. Deze commissie wordt ook wel aangeduid als: de Commissie Moons. De toenmalige Minister van Justitie heeft de Commissie naar aanleiding van de arresten in de zaken Kaminski 16 en Artico tegen Italië17 van het Europees Hof van de Rechten van de Mens(hierna: EHRM), verzocht te adviseren over de consequenties van deze arresten. Het arrest Kamasinski heeft betrekking op de reikwijdte van het in art. 6, lid 3, sub e Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens(hierna:EVRM) gegarandeerde recht voor de verdachte op kosteloze bijstand van een tolk. Het arrest Artico tegen Italië heeft betrekking op de verantwoordelijkheid van de Staat voor de kwaliteit van het systeem van rechtsbijstand (de opmerkingen gaan ook op voor het systeem van tolken)18. Uit beide arresten volgt dat de Staat verantwoordelijk is voor het opzetten en in stand houden van een systeem waarbinnen in strafzaken voor de verdachten kosteloze tolkenbijstand is gegarandeerd. Hieruit vloeien ook verantwoordelijkheden voort ten aanzien van de kwaliteit. Echter, de Staat is niet verantwoordelijk gehouden voor elk gebrek dat aan het systeem van tolkenbijstand relateert. De Commissie Moons heeft in 1991 haar rapport uitgebracht. In het rapport ‘Tolken en vertalers in strafzaken’ pleit de Commissie 14 15 16 17 18
Artikel 216a Wetboek van Strafvordering. Artikel 276 lid 3 Wetboek van Strafvordering. EHRM 19 december 1989, nr. 9783/82 (Kamasinski/ Oostenrijk). EHRM 13 mei 1980, nr. 6694/74 (Artico/ Italië). Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 3, p.2. 20
Moons in het licht van het Kamasinski- arrest voor de totstandkoming van een wettelijke regeling waarin aan tolken en vertalers die in strafzaken optreden, wettelijke kwaliteitseisen worden gesteld. Het pleidooi van de commissie Moons vond weerklank bij het Nederlands Genootschap voor Tolken en Vertalers (NGTV (destijds aangeduid als NGV)). Het NGTV heeft in 1992 een advies ten aanzien van een wetsvoorstel op de registertolken en registervertalers opgesteld. Het wetsvoorstel is opgebouwd rondom een register. Mede naar aanleiding van klachten, heeft de Nationale ombudsman in diverse rapporten de aandacht gevraagd voor de kwaliteit van de tolken. In het zogenoemde tolkenrapport19 heeft de Nationale ombudsman geoordeeld dat de Minister van Justitie (IND) maatregelen diende te nemen teneinde de kwaliteit van tolken te waarborgen. In reactie op de voorstellen van de Commissie Moons, het wetsvoorstel van het NGTV en de aanbevelingen van de Nationale ombudsman, heeft de toenmalige Staatssecretaris van Justitie in februari 1998 een werkgroep tolk- en vertaaldiensten ingesteld. Het rapport van deze werkgroep met de titel “Met recht tolken en vertalen”20 heeft geleid tot het in gang zetten van een kwaliteitstraject voor tolken en vertalers. Het doel van dit traject was te komen tot een inzet van kwalitatief goede tolken en vertalers door middel van het stellen van uniforme kwaliteitseisen. Teneinde inzichtelijk te maken welke tolken en vertalers aan de uniforme kwaliteitseisen voldoen, is een zogenaamd kwaliteitsregister ingesteld. Dit “kwaliteitsregister, het Kwaliteitsregister beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Ktv)” werd beheerd door de Raad voor Rechtsbijstand in ’s-Hertogenbosch.21 Nadien is er op Europees niveau, ter navolging van de arresten Kaminski en Artico, verdere ontwikkelingen in gang gezet. Zo heeft de Europese Commissie begin 2003 het Groenboek “Procedurele waarborgen voor verdachten in strafzaken in de gehele Europese Unie”22 uitgebracht. Eén van de elementen van het Groenboek betreft het recht op bijstand van een tolk of vertaler binnen het strafproces. Hierbij heeft de Commissie onder meer de vraag gesteld of het wenselijk is dat lidstaten ertoe moeten worden verplicht nationale registers van gerechtstolken en vertalers op te stellen. De Nederlandse regering heeft, met betrekking tot diens al lopende ontwikkeling hierop, als volgt gereageerd: […]“De Nederlandse regering acht in beginsel het opstellen van een nationaal register van gerechtstolken en -vertalers wel wenselijk. Bij de behandeling van een strafzaak waarin de verdachte de procestaal niet spreekt en begrijpt vormen tolken en vertalers de essentiële schakel in de communicatie tussen politie en justitie enerzijds en de verdachte en zijn advocaat anderzijds. De vervulling van zo’n belangrijke brugfunctie vergt dat minimumeisen (competenties) inzake kennis, vaardigheden en attitude worden vastgesteld en dat een registratie plaatsvindt van degenen die aan deze eisen voldoen”23. Na 2009 is vanuit Europa door middel van de invoering van de Europese richtlijn 2010/46/EU inzake het recht op vertolking en vertaling in strafzaken24, nog verdere invloed uitgeoefend op de positie van de tolk en vertaler. De richtlijn is gericht op het versterken van het recht op vertolking en vertaling van de verdachte in strafprocedure. Door middel van wederzijdse erkenning en vertrouwen tussen de rechtsstelsels van de lidstaten, de versterking van de kwaliteitseisen aan tolken en vertalers en het per lidstaat instellen van een landelijk register, streeft de Europese wetgever naar de realisatie van een 19 20 21 22 23 24
Nationale Ombudsman 13 februari 1995, Tolkenrapport 95/54. Werkgroep 1998, Met recht tolken en vertalen in Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 3, p.3. Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 3, p.2. EU 4 december 2009, Groenboek procedurele waarborgen voor verdachten in strafzaken in de gehele EU. Idem. Richtlijn 2010/64/EU (PbEU 2010). 21
sterkere positie van tolken en vertalers ten aanzien van de behoorlijke wijze van procesvoering25. De richtlijn dient in oktober 2013 in alle EU-lidstaten te zijn geïmplementeerd. Nederland kan hierbij als voorloper worden gezien. Met de Wbtv vertrouwt de Nederlandse overheid erop reeds grotendeels aan de richtlijn te voldoen. Wat betreft de specifieke strafrechtelijke elementen uit de richtlijn, is per 28 februari 2013 de wet tot implementatie van de richtlijn inwerking getreden. Hiervan zijn voornamelijk wijzigingen in het Wetboek van Strafvordering doorgevoerd. Tevens zijn er geringe wijzigingen doorgevoerd in de Overleveringswet, Wet tarieven in strafzaken, de Uitleveringswet, de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof en de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen26. § 2.1.3. De afnameplicht
De Wbtv kent een afnameplicht. Deze afnameplicht houdt in dat bepaalde justitieafnemers verplicht zijn om, in het kader van straf- en vreemdelingenrecht, in beginsel alleen beëdigde tolken en vertalers in te zetten die geregistreerd staan in het landelijk Register. Artikel 28 lid 1 sub a tot en met sub f spreekt dan ook van de volgende instanties met een afname plicht:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State; de tot de rechterlijke macht behorende gerechten; het Openbaar Ministerie; de Immigratie- en Naturalisatiedienst; de politie; de Koninklijke Marechaussee.
Daarnaast kunnen bij ministeriële regeling overige instanties en organen aangewezen worden die in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht, ook onder de afnameplicht vallen ( zie artikel 28, tweede lid van de Wbtv). In artikel 2 lid 3 Wet btv, ligt de basis voor de zogenaamde ‘Uitwijklijst’. Indien in het Rbtv(het register) geen tolk of vertaler beschikbaar is, kunnen de afnemers een tolk of vertaler vanuit de Uitwijklijst benaderen. Daarop zijn tolken en vertalers geplaatst die niet aan de eisen van het Rbtv kunnen voldoen, maar wel aan de lagere eisen voor de Uitwijklijst. Hierbij is ook een bepaald mate van kwaliteitsniveau en integriteit gegarandeerd. De personen die op de Uitwijklijst staan ingeschreven hebben in elk geval een Verklaring omtrent gedrag (hierna: Vog) overgelegd, welke is afgegeven volgens een zwaar screeningsprofiel dat speciaal voor inschrijving in het Rbtv is ontwikkeld. Als opdrachtgevers, die onder de afnameplicht uit artikel 28 Wbtv vallen, een tolk of vertaler vanuit de Uitwijklijst inzetten, hoeven zij derhalve voorafgaand aan of, in spoedeisende situaties, na afloop van de opdracht, niet alsnog om een Vog te vragen. Via het derde lid van artikel 28 Wbtv, wordt derhalve voorzien in de mogelijkheid gebruik te maken van een tolk of vertaler die niet in het Rbtv is opgenomen. Het is niet toegestaan een tolk of vertaler in te schakelen wiens inschrijving in dit register (tijdelijk) is doorgehaald. Een tolk of vertaler die op grond van het derde lid wordt ingeschakeld dient ook de eed of belofte af te leggen. Via de overeenkomstige toepassingverklaring van de artikelen 29 en 32 Wbtv, geldt de geheimhoudingsplicht ook ten aanzien van de tolk of vertaler die 25 26
Richtlijn 2010/64/EU (PbEU 2010). Besluit 2010/63/EU (PbEU 2010, L 280). 22
op grond van het derde lid wordt ingeschakeld. Het derde lid laat onverlet dat een verdachte op grond van de wet of op basis van artikel 6 EVRM recht heeft op een tolk of vertaler.27 Echter, dit neemt niet weg dat het gebruik van een niet in het Rbtv ingeschreven tolk of vertaler uiterst zorgvuldig dient te zijn. Immers, ingevolge artikel 28 lid 3 Wbtv kan, voor zover thans van belang, in afwijking van het eerste lid gebruik worden gemaakt van een tolk die geen beëdigde tolk is of van een vertaler die geen beëdigde vertaler is indien wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het Rbtv niet tijdig beschikbaar is of indien dit register voor de desbetreffende bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat.28. Uit de term ‘vereiste spoed’, is op te maken dat er sprake dient te zijn van een bepaalde dwingende reden. Daarnaast staat vast dat van de vanuit de wet voortvloeiende afnameplicht slechts in uitzonderlijke gevallen afgeweken mag worden29.Dit is tevens onderstreept in de jurisprudentie. De Raad van State stelt in haar uitspraak van 28 juni 2012, dat er enkel in uitzonderlijke gevallen gebruik mag worden gemaakt van de afwijk regeling. Hierbij dient, met het oog op de kwaliteitswaarborg, een “met redenen omkleed schriftelijk vastgelegde”30 motivering gegeven te worden. Het vierde lid31 bevat derhalve de verplichting indien geen gebruik wordt gemaakt van een beëdigd tolk of beëdigd vertaler, de motivering hiervan schriftelijk vast te leggen. Op deze wijze kan in het vervolg van een procedure worden nagegaan wie als tolk of vertaler is opgetreden. Dit biedt enerzijds waarborg voor de zorgvuldigheid bij de afnameverplichting en biedt voorts duidelijkheid omtrent wie als tolk of vertaler heeft gefungeerd.32 § 2.1.4. Inschrijving en verlenging in het Rbtv De Wbtv spreekt in artikel 1 onder c en d respectievelijk van ‘beëdigd tolk’ en ‘beëdigd vertaler’ als ‘diegene die als zodanig is ingeschreven in het register’33. Hiermee duidt de wetgever aan: de tolk en/of vertaler die is ingeschreven in het Rbtv en vervolgens beëdigd is. Zoals in het voorgaande hoofdstuk is aangegeven, dienen de tolk en vertaler te voldoen aan zowel integriteit- als kwaliteitseisen teneinde ingeschreven te worden in het Rbtv. Hiernavolgend zal een beschrijving van de procedure tot inschrijving en verlenging in het Rbtv gegeven worden. Inschrijving in het Rbtv Artikel 3 van de Wbtv geeft competentie eisen voor inschrijving in het Rbtv ten aanzien van de attitude, integriteit, taalvaardigheid in zowel de brontaal als de doeltaal, kennis van de cultuur, tolkvaardigheid(voor de tolk) en vertaalvaardigheid(voor de vertaler)34. Tevens dient bij de aanvraag tot inschrijving, naast het ingevulde en ondertekende formulier, een kopie van het geldig identiteitsbewijs en een goed gelijkende pasfoto en een document waaruit blijkt dat de verzoeker, indien relevant, in Nederland mag verblijven en werken, te worden ingediend.35 Voor het indienen van een verzoek tot 27 28 29 30 31 32 33 34 35
Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 3, p.2. Artikel 28 lid 3 Wbtv. Kamerstukken II, 2012/13, 29 936, nr. 32, p.2,3. RvS, 28 juni 2012, LJN BX0621. Artikel 28 lid 4 Wbtv. Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 3, p.2. Artikel 1 sub c en d Wbtv. Artikel 3 Wbtv. Artikel 6 lid 1 sub a t/m e Bbtv. 23
inschrijving in het Rbtv, is op de website van Bureau Wbtv (www.bureaubtv.nl) een formulier beschikbaar gesteld. Dit formulier kan online ingevuld en uitgeprint worden. De aanvrager dient het formulier in te vullen en te ondertekenen en met de benodigde bijlagen naar het Bureau Wbtv op te sturen. Indien de aanvraag volledig is, krijgt de aanvrager een nota ad € 125,-. Pas na de betaling van deze wettelijke leges neemt het Bureau Wbtv de aanvraag in behandeling. In het kader van de waarborg van de integriteit- en kwaliteitseisen voortvloeiende uit Europese verbanden, dient de tolk en/ of vertaler in het bezit te zijn van een hbo- diploma van een tolk- of vertaalopleiding. 36 Dit is een minimumeis ter waarborging van de kwaliteit. Daarnaast dient de tolk en/ of vertaler bij de aanvraag, ter waarborg van de integriteit, een recente Vog te overleggen. Immers, artikel 4 tweede lid van de Wbtv bepaalt dat een tolk of vertaler bij de aanvraag tot (eerste)inschrijving een verklaring omtrent het gedrag dient te overleggen als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Overeenkomstig artikel 28 van die wet wordt zo’n verklaring afgegeven indien uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen de betrokkene37. Nadat de tolk of vertaler de aanvraag en daarbij alle benodigde documenten heeft ingediend, volgt een besluit op het verzoek. De Raad neemt op basis van een mandaat van de minister deze beslissingen. Het besluit dient binnen zes weken na ontvangst van verzoek tot inschrijving in het Rbtv, te zijn genomen38. Als blijkt dat voor de beoordeling van het verzoek aanvullende informatie benodigd is, mag en kan de behandeling langer duren. Indien de aanvraag wordt goedgekeurd, ontvangt de tolk en/of vertaler een bewijs van inschrijving in het Rbtv. Het bewijs van inschrijving vermeldt de bron- of doeltaal dan wel de bron- of doeltalen waarin de tolk en/of vertaler zijn werkzaamheden verricht.39 Dit bewijs van inschrijving dient overgelegd te worden bij de rechtbank waar de tolk en/ of vertaler beëdigd dient te worden binnen twee maanden na inschrijving in het Rbtv40. De tolk of vertaler dient beëdigd te worden bij de rechtbank van het ressort waar in zijn woonplaats ligt. In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op de beëdiging als een op zichzelf staand onderwerp. Verlenging De inschrijving in het Rbtv geldt voor vijf jaar41. Aanbieders van een scholingsactiviteit, zoals (onderwijs)instellingen en docenten, kunnen vragen of de activiteit die zij bieden als PE- activiteit kan worden aangemerkt. Een antwoord hierop is gelegen in artikel 8 lid 4 Wbtv, de aanvrager moet kunnen aantonen dat hij ‘noodzakelijke kennis’ heeft bijgehouden en in de afgelopen periode ‘voldoende werkervaring’ als beëdigd tolk of vertaler heeft opgedaan42. Wat deze ‘noodzakelijke kennis’ en ‘voldoende werkervaring’ inhoudt, is nader uitgewerkt in het Besluit beëdigde tolken en vertalers(hierna: Bbtv). Het Bbtv spreekt van verlenging indien schriftelijk is aangetoond dat tenminste tien professionele werkopdrachten als beëdigde tolk of vertaler is verricht en dat er door middel van een door de minister 36 37 38 39 40 41 42
Kamerstukken II, 2012/13, 29 936, nr. 32, p.3. Artikel 28 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens Artikel 4 lid 6 Wbtv. Artikel 7 lid 1 en 2 Wbtv. Artikel 12 lid 1 Wbtv. Artikel 8 lid 1 Wbtv.. Artikel 8 lid 4 Wbtv. 24
aangewezen opleiding de ‘vakbekwaamheid’ is onderhouden.43 In de artikelsgewijze toelichting van het Besluit, wordt bij artikel 11 toegelicht wat wordt verstaan onder het onderhouden van de vakbekwaamheid. Hierbij wordt verwezen naar de eis tot het aantonen geïnvesteerd te hebben in kennis en vaardigheid door middel van het verrichten van 10 werkopdrachten in 5 jaar als beëdigd tolk en vertaler44. Derhalve dient de tolk en/of vertaler om de 5 jaar een aanvraag tot verlenging te doen waarin hij/zij aantoont te beschikken over de 10 werkopdrachten en 80 PE- punten(scholingsactiviteiten) ongeacht in welk jaar binnen de periode van inschrijving de PE- punten zijn behaald. Onder het kopje ‘Permanente Educatie’ wordt hierop verder ingegaan. Uit artikel 8, tweede lid Wbtv, blijkt nu duidelijk in welk geval er dan toch een nieuwe Vog moet worden overgelegd: de verklaring mag niet ouder zijn dan drie maanden. In de algemene maatregel van bestuur (op grond van artikel 4, vijfde lid, juncto artikel 8, tweede lid Wbtv) zullen hierover zo nodig nadere procedureregels gesteld kunnen worden. 2.1.5. Rechtsbescherming Zoals eerder is besproken, kan het zo zijn dat de aanvraag van de tolk en/of vertaler tot inschrijving in het Rbtv geweigerd wordt. Eveneens kent de Wbtv rechtsmiddelen die de inschrijving in het Rbtv beletten, zoals de zogenaamde doorhaling en de klachtenregeling. Het besluit om een tolk of vertaler niet toe te laten tot het Rbtv, kan voor deze persoon ingrijpende gevolgen hebben. De kans dat hij dan ten behoeve van de diensten vallend onder het Ministerie van Veiligheid en Justitie, de gerechten en de politie zal worden ingezet, is gezien artikel 28 Wbtv immers uiterst gering. Een tolk of vertaler die het niet eens is met dit besluit, kan hiertegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar maken c.q. beroep bij de bestuursrechter instellen45. Het wetsvoorstel bevat ook een mogelijkheid van doorhaling van de inschrijving van de beëdigd tolk- en vertaler in het Rbtv. Hierbij is het naast de omstandigheden genoemd in artikel 9 Wbtv(ernstige feiten betreft de omstandigheden, de integriteit en/of de vakbekwaamheid), mogelijk dat de minister gebruik maakt van zijn bevoegdheid om de inschrijving door te halen. Bij dit laatste dient sprake te zijn van ernstig disfunctioneren van de desbetreffende beëdigd tolk- of vertaler. Dit kan onder meer blijken uit klachten die ten aanzien van deze tolken of vertalers zijn ingediend. Evenals tegen het besluit een tolk of vertaler niet op te nemen in het Rbtv, staat tegen het besluit om de inschrijving van de beëdigd tolk of de beëdigd vertaler in het register door te halen, bezwaar en beroep open46. Daarnaast is er een klachtenprocedure ingesteld. Indien een instantie of persoon waarvoor de tolk of vertaler zijn werkzaamheden verricht, wil klagen over diens beroepsmatig optreden, is het mogelijk hiertoe een klacht in te dienen bij de minister. De keuze voor het klachtrecht is ingegeven door de relatief
43
Artikel 11 sub a en b Bbtv. Artikelsgewijze toelichting artikel 11 en 12, Bbtv. 45 Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 3, p. 9. 46 Idem. 44
25
lage organisatiegraad bij tolken en vertalers. De wetgever acht de kwaliteit van de beroepsuitoefening van belang en hecht daardoor waarde aan een goed functionerende klachtprocedure47. § 2.1.6. De gedragscode voor tolken en vertalers Met ingang van 22 september 2009 is het “Besluit gedragscode Wbtv” in werking getreden. Deze gedragscode is bedoeld als richtlijn voor tolken en vertalers in hun dagelijkse beroepspraktijk. De gedragscode bevat het geheel van waarden en normen die naar de heersende opvattingen door tolken en vertalers in acht moeten worden genomen bij de uitoefening van hun beroep. De gedragscode is gebaseerd op een tekst die in Europees verband is opgesteld door een groot aantal nationale brancheverenigingen van tolken en vertalers. De ontwikkeling is vervolgens vooral verzorgd door de vertegenwoordigers van Nederlandse brancheverenigingen van tolken en vertalers.48 Daarnaast is gebruik gemaakt van de ervaringen met een vergelijkbare gedragscode van de Nederlandse Orde van Advocaten en andere juridische deskundigheid.49 In grote lijnen stelt de gedragscode bindende regels vast voor de algemene beroepsattitude, professionaliteit, collegialiteit, beroepsuitoefening, en een geschillenregeling. In beginsel heeft elke beëdigd tolk en vertaler die in het Rbtv is ingeschreven het naleven van de regels voor de gedragscode ondertekend. Hiermee verklaart men de gedragscode te hebben gelezen, begrepen en zich daaraan te conformeren. Indien een opdrachtgever van oordeel is dat de tolk of vertaler niet conform de Gedragscode heeft gehandeld, kan hij deze daarop gericht aanspreken. Waar dat niet tot een bevredigende uitkomst leidt, kan hij in voorkomende gevallen een klacht indienen die door de Klachtencommissie Wbtv wordt behandeld. De Klachtencommissie zal deze Gedragscode als referentiekader bij de behandeling hanteren. Deelconclusie De positie van tolken en vertalers binnen het justitieel domein is langere tijd onderwerp geweest voor discussie. Al vanaf de jaren ‘70 werd vanuit verschillende beroepenvelden aangedrongen op een wettelijke regeling voor tolkenbijstand en de versterking van de kwaliteit van beëdigde vertalers. Vanuit Europa is invloed uitgeoefend op de versterking van de positie van tolken en vertalers binnen de wet. Hierbij heeft de verbetering van de kwaliteit en integriteit een leidende rol gehad. Zo zijn er reeds in de jaren ‘80 door het EHRM uitspraken gedaan die betrekking hebben op een noodzakelijke verandering wat betreft de rol van de tolk- en vertaalbijstand binnen een behoorlijke procesvoering. De zaken Kaminski en Artico tegen Italië waren hierbij doorslaggevend. Uit beide arresten volgt dat de Staat verantwoordelijk is voor het opzetten en in stand houden van een systeem waarbinnen in strafzaken voor de verdachten kosteloze tolkenbijstand is gegarandeerd. Nadien is de regering gestart met een kwaliteitstraject voor tolken en vertalers. Dit kwaliteitstraject heeft geleid tot de inwerkingtreding van de Wbtv op 1 januari 2009 waarbij naast het opstellen van kwaliteiten integriteiteisen en het invoeren van een afnameplicht, ook een landelijk register: het Rbtv werd 47 48
49
Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 3, p. 9. In het kwaliteitsinstituut btv zijn het Nederlands Genootschap van Tolken en Vertalers(drie leden), de Alliantie van Tolk- en VertaalOrganisaties(drie leden), de advocatuur(twee leden), het tolk- en vertaalonderwijsveld(twee leden) en VluchtelingenWerk Nederland vertegenwoordigd. Voorzitter van deze adviescommissie is de president van de rechtbank Almelo. Besluit Gedragscode Wbtv 2009. 26
ingesteld. De keuze om dit met wetgeving te reguleren in plaats van de kwaliteit en integriteit van dienstverleners aan de beroepsgroep zelf over te laten, was passend gezien de samenstelling van de beroepsgroep. Het ministerie sluit mijns inziens in dit opzicht aan bij Europese ontwikkelingen om te komen tot vergelijkbare kwaliteitseisen met betrekking tot de opleiding, gedragscodes en interdisciplinaire werkverbanden. Tijdens het wetsvoorstel stond de beroepsgroep van tolken en vertalers immers aan het begin van een proces van professionalisering en het gezamenlijk vorm en richting geven aan de beroeps brede maatstaven. Er was sprake van grote onderlinge verdeeldheid. De twee beroepsgroepen werden bij de Wbtv voor het eerst onder dezelfde regelgeving geplaatst wat twee beroepen die feitelijk los van elkaar staan, samenbrengt. In de praktijk zijn de onderlinge belangen dan ook uiteenlopend. De beroepsgroep van tolken en vertalers heeft vanuit de politiek een handreiking gekregen voor het innemen van een sterkere positie binnen de wet. De middelen hiervoor zijn de afnameplicht binnen het justitieel domein en het opstellen van een landelijk register: het Rbtv. Het is nu aan de beroepsgroep zelf om zich collectief te verenigen en zich verder te organiseren om een sterkere maatschappelijke positie in te nemen.
27
2.2
De juridische waarde van de akte van beëdiging
In de voorgaande hoofdstukken is voornamelijk een focus gelegd op de procedurele aspecten rondom de beëdigde tolk- en vertaler. In dit hoofdstuk staat een meer theoretische perspectief hierop centraal, er wordt een onderzoek gedaan naar de juridische positie van de beëdiging als een op zichzelf staand onderwerp. De vraagstelling naar de juridische positie van de beëdiging van de tolk en vertaler is de kern van dit onderzoek. Het doel hierbij is om concreet in kaart te brengen wat de juridische positie van een akte van beëdiging is, zodat het voor de tolk en vertaler duidelijk is wat zij aan dit document hebben en of zij hier ten aanzien van de inschrijving in het Rbtv, enige rechten aan kunnen ontlenen. Om de deelvraag: ‘Wat is de juridische positie van de akte van beëdiging?’ die in dit hoofdstuk centraal staat te kunnen beantwoorden, zal ik aan de hand van de beschikbare literatuur, jurisprudentie en wet- en regelgeving, een uiteenzetting hiervan geven. In het navolgende zal ik ingaan op de betekenis en oorsprong van de eedaflegging in juridisch context. Daartoe zal ik eerst de ontstaansgeschiedenis bespreken. Daarna zal ik in dit verband de wetsgeschiedenis bespreken. Daarnaast zal ik de rechtsgevolgen van de eed behandelen. Tot slot zal ik aan de hand van het onderzoek een antwoord geven op de vraagstelling naar de juridische waarde van de akte van beëdiging en wat dit concreet inhoudt voor de beëdigde tolk- en vertaler. Ten slotte merk ik op dat er tot op heden geen specifiek onderzoek is gedaan naar de eedaflegging met betrekking tot de beëdiging van de tolk en vertaler ten aanzien van de Wbtv. Met dit hoofdstuk wordt dan ook beoogd een nieuw aanknopingspunt te bieden om tot een sluitende beantwoording van de juridische waarde van de akte van beëdiging van de beëdigde tolk en vertaler te komen.
§ 2.2.1
De beëdiging
De akte van beëdiging wordt verstrekt na een proces waarin de tolk of vertaler een eed aflegt en vervolgens door de rechter wordt beëdigd. De beëdigingprocedure in wezen, is in feite een kort durende ceremoniële gebeurtenis. De beëdigde legt voorafgaand zijn/haar beëdiging, een eed af. Een eed is een plechtige verklaring dat men iets zal doen (of laten) of (niet) gedaan heeft. Er zijn verschillende vormen van eedaflegging. Zo is er de eed bij getuigenverklaringen, de eed bij functieaanvaarding en de eed van trouw. Om u een beeld te geven van zo een beëdigingceremonie zoals deze bij de rechtbanken verloopt, heb ik op 09 april 2013 bij de rechtbank Oost- Brabant(Den- Bosch) een beëdigingceremonie bijgewoond. Dit betrof weliswaar de beëdiging van een ambtenaar en een notaris. Echter, de procedure is in grote lijnen gelijk aan die van een tolk en/of vertaler. Het enige verschil is gelegen in de tekst die de rechter opnoemt. Voor de ambtenaar volgt de tekst uit de ambtenarenwet en voor de notaris de notariswet. Voor de beëdiging van tolken en vertalers geldt de tekst uit de artikelen 13 en 14 eerste lid van de Wbtv. In de bijlage vindt u een verslag van deze beëdigingsprocedure.50 Om de functie van tolk en/of vertaler binnen het domein van politie en justitie uit te kunnen oefenen, eist de wet van de tolk en vertaler dat deze beëdigd is bij de rechtbank. De wet spreekt dan ook van ‘Beëdigde tolken en vertalers’51. Bij de Wbtv is voor de tolk en vertaler het volgende hierover geregeld: [..] De beëdigde tolk of vertaler legt binnen twee maanden na inschrijving in het register de in artikelen 13 en 14 50 51
Bijlage I: de beëdigingsprocedure in de praktijk. Aanhef Wbtv 28
bedoelde eed of belofte af ten overstaan van de rechtbank van het arrondissement waarbinnen zijn woonplaats is gelegen.52 In de volgende paragraaf zal uitgebreid stil worden gestaan bij de eed/ belofte als een op zichzelf staand onderwerp. § 2.2.2
Eedaflegging binnen de rechtspleging
Zoals hierboven reeds uiteen is gezet, geeft de wet de keuzemogelijkheid voor het afleggen van een eed of een belofte. Echter, voordat we dieper ingaan op deze keuzemogelijkheid, is het allereerst van belang om de ontstaansgeschiedenis van de eedaflegging binnen de rechtspleging beknopt te behandelen. Ontstaansgeschiedenis van de eed (in juridisch context) De oorsprong van de eedaflegging kan gevonden worden in een eeuwenoude traditie die teruggaat tot de 13de eeuw vóór Christus. In de Bijbelse traditie van het Jodendom zou de eerste eed door God zelf zijn gedaan, dit kan gevonden worden in Genesis 8:21, toen God zweerde dat hij "nooit meer de grond zal vervloeken door de mens, en nooit meer al het levende zal slaan." Deze herhaling van de term “nooit meer” wordt binnen de geloofsleer verklaard als een eed zijnde.53 Nadien heeft de religieuze traditie van de eedaflegging zich binnen de religie ontwikkeld. Een voortgang van deze traditie van eedaflegging is terug te vinden in de traditie van de Romeinen rond 509 vóór Christus en later de Grieken rond 400 vóór Christus. De Romeinen en Grieken legden ingeval van bewijsvoering de eed af bij de namen van hun Goden. Zowel bij de Grieken als bij de Romeinen ligt geloof in de aangeroepen godheid aan de eed ten grondslag. Het geloof in de macht van hun goden was zo groot en zo krachtig, dat zij meenden, dat het een gebrek aan eerbied voor en van vertrouwen in de Goden zou verraden, indien de mens bij het plegen van meineed gestraft zou worden bij goddelijke gerechtigheid. Met vol vertrouwen lieten zij daarom ook de bestraffing aan hun goden over. Een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van de eed in juridisch context, was de uitspraak van de Griekse Lycurgus van Athene54, die oordeelde: ‘het is de eed die de democratie bijeen houdt’. Uit deze uitspraak is op te maken dat de eed een essentieel fenomeen was binnen het maatschappelijk verkeer en hierdoor onlosmakelijk verbonden was met het recht. Het geloof, de moraliteit en politieke organisaties waren nadien verbonden aan de eed. Daarnaast werd de eed en de daarbij behorende ceremonie(de eed afleggen bij het altaar) de basis van zowel het civielrechtelijk- als strafrechtelijk, maar ook het internationaal recht.55 Door de jaren heen is de traditie van de eedaflegging voortgezet. Zo is de eed een belangrijk aspect geweest in de middeleeuwse rechtspraak. Binnen het middeleeuwse strafrecht moest de partij die zijn of haar onschuld wilde bewijzen, een eed afleggen die bestond uit van te voren vastgestelde woorden en de daarbij behorende gebaren. Naast de procespartij, waren er nog de eedhelpers. Dit waren vaak familieleden of vrienden van de procespartij. Ook zij legden een eed af om aan te tonen hoe betrouwbaar de persoon in kwestie was. Bij kleine vergrijpen werd de verdachte dan meestal vrijgesproken met het 52 53 54 55
Artikel 12 lid 1 Wbtv Verklaring door Rashi, een pre-eminente Bijbelse commentator in Metsudah Chumash and Rashi 1991, p. 88. Lycurgus (396 – 323 v.Chr.), zoon van Lycophron, een Atheens politicus, jurist en redenaar. Burkert 1985, p.194.
29
vertrouwen op de eed in de naam van god. Bij grotere vergrijpen werd het oordeel van de jury meegenomen56. Vanaf de 20ste eeuw is de traditie van de eedaflegging een trend binnen het Nederlands rechtssysteem. Op verschillende plaatsen binnen de wet wordt tot op de dag van vandaag de eedaflegging vereist. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een getuige die binnen het strafrecht de eed of belofte dient af te leggen om te verklaren dat hij de waarheid en niets anders dan de waarheid zal zeggen57 of de artseneed waarin de arts zweert dat hij neutraal en trouw zijn beroep zal uitoefenen58. Op alle plaatsen binnen de huidige wet- en regelgeving wordt bij het vereiste voor eedaflegging de mogelijkheid geboden om de eed of belofte af te leggen. De grondslag voor deze keuzemogelijkheid is gelegen in een groot juridisch vraagstuk dat zich aan het begin van de 20ste eeuw in Nederland afspeelde en zowel de jurist als de staatsman bezig hield, het zogenaamde ‘Eedsvraagstuk’59. In de navolgende paragraaf zal hier uitgebreid op in worden gegaan. § 2.2.3. Het ‘eedsvraagstuk’
Het zogenaamde ‘Eedsvraagstuk’60 kent zijn grondslag in de verlichte opvatting van de godsdienstvrijheid. Aan het begin van de 20ste eeuw is verschillende malen er op aangewezen door juristen maar ook vanuit de rechtspraak, dat de wijze waarop de eedsaflegging door de wetgever is geregeld, voor de destijds geldende normen en waarden onbevredigend was. Immers, aan het begin van de 20ste eeuw durfden steeds meer Nederlands ingezetene zich los te maken van het kerkelijk verband. Daarnaast was er sprake van een bevordering van scheiding tussen kerk en staat. In de loop van de 19de en 20e eeuw heeft deze scheiding vorm gekregen. De scheiding van kerk en staat is niet vast gelegd in één wetsartikel, maar in verschillende (grond)wettelijke bepalingen en beginselen waaronder, zoals in deze paragraaf centraal staat, de vrijheid van godsdienst. De arresten inzake het eedsvraagstuk zijn gebundeld in de zogenaamde ‘Arresten van den Hoogen Raad der Nederlanden in zake het eedsvraagstuk sinds 23 mei 1910, alsmede conclusiën van den advocaatgeneraal in die strafzaken’61. De bundel omvat de juridische ontwikkelingsgang rondom het eedsvraagstuk. In het arrest van 23 mei 1910 door de Strafkamer te Amsterdam, is de eerste doorslaggevende uitspraak met betrekking tot het eedsvraagstuk gedaan. In dit arrest heeft de rechter geoordeeld […] nu noch wettelijk noch zoals feitelijk is beslist, naar kerkelijke voorschriften of gebruiken, die op de getuige in kwestie van toepassing zijn, dat hij de eed moest afleggen op de in de dagvaarding omschreven wijze van eedsaflegging, niet was overeenkomstig zijn godsdienstige gezindheid, de weigering tot het afleggen van die eed voor hem terecht niet strafbaar is.62 Uit het arrest kan in eerste instantie opgemaakt worden dat de rechter de vrijheid van de godgezindheid (tot 1848 gewetensvrijheid genoemd) in acht neemt zoals deze bij de grondwet van 1848, en eerder (maar in beperktere mate) erkend is bij de ondertekening van de Unie van Utrecht, is opgenomen 63. De kwestie 56 57 58
59 60 61 62 63
Koene e.a. 2003, p. 87. Artikel 317 Wetboek van Strafvordering. Artseneed van de KNMG(Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst) en de VSNU(Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten) van 2003. Ijdo 1911, p. 111. Destijds aangeduid als ‘eedsquastie’. Bijlage II van de Memorie van Antwoord, Kamerstukken 1968- 1969, 10 260, nr. 3. HR 23 mei 1910, Weekblad van het Regt, nr. 9000. Artikel 6 leden 1 en 2 Nederlandse Grondwet. 30
dat zich hierbij voordeed, is dat de verdachte in de zaak een geboren Amsterdammer en destijds wonend in Haarlem, tot geen kerkgenootschap behoorde. Er is tegen hem een straf geëist wegens het opzettelijk weigeren en nalaten van het opsteken van twee vingers(rechterhand) en onder het uitspreken van de woorden “zoo waarlijk helpe mij God allemachtig”, de eed af te leggen van de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen als getuige bij een strafzaak ter terechtzitting. De raadsman van de verdachte in kwestie voert hierbij in verdediging aan dat de getuige verklaart heeft aan geen God te geloven en hiermee het feit gesteld kan worden dat geen wettelijke grondslag aanwezig is voor een straf tegen hem voor het nalaten van de eedaflegging. Immers, er bestaat geen wettelijke bepaling waaruit kan en mag afgeleid worden dat een persoon die tot geen kerkgenootschap behoorde, wanneer hij geroepen wordt een eed af te leggen, verplicht is dit te doen in de bij de dagvaarding omschreven vorm. De raadsman pleit hierbij dat hier onmiskenbaar sprake is van een leemte in de wet. Een leemte die haar ontstaan te danken heeft aan de omstandigheid, dat de wetgever van 1838 de mogelijkheid niet heeft gedacht of voorzien dat een betrekkelijk niet onaanzienlijk aantal Nederlands ingezetenen zich los zouden maken van elk kerkelijk verband. Er zijn nadien een tal van arresten gevolgd die zich richten op de geldigheid van de belofte als keuzemogelijkheid. De Eedswet van 191164 schreef voor dat een belofte alleen werd toegestaan voor de personen waarvan de kerkgenootschap de eed verbood af te leggen. Zo is in het arrest van de Hoge Raad van 29 juni 1914 geoordeeld: “Onbeëdigde verklaringen kunnen niet gerangschikt worden onder het bewijsmiddel “bewijs door getuigen” en hebben geen wettelijke bewijskracht. Daarin wordt geene wijziging gebracht doordat art 161 Strafvordering alleen eene regeling geeft passende voor als getuigen te hooren personen, die tot een Kerkgenootschap behooren, uit welk verklaarbaar verzuim, alleen volgt, dat verklaringen van personen, die niet tot een kerkgenootschap behooren, niet als verklaringen van getuigen kunnen gelden”65. De bovenstaande arresten illustreren, naast een tal van andere arresten, de hoogtepunten van het eedsvraagstuk. Terwijl bij de ene uitspraak de rechter de toenmalig wet verdedigde door te stellen dat het voor diegene die lid is van een kerkgenootschap dat hem niet verbiedt om de eed af te leggen, dit alsnog verplicht is en voor hem derhalve de belofte niet is toegestaan, stelt de rechter bij een andere uitspraak de verdachte in de zaak in gelijke door te oordelen dat door een leemte in de wet en dus een gebrek van het legaliteitsbeginsel, geen verplichting geldt voor de eedaflegging voor hem die geen deel uitmaakt van een kerkgenootschap. Dit laatste wordt tevens onderstreept in een ander arrest dat later zou volgen. Het arrest van 29 december 1913. De rechter heeft hierbij o.a. geoordeeld: ‘Voor hen, die niet tot een kerkgenootschap behooren, ontbreekt elke regeling en van hem kan nooit worden gezegd, dat hij wettelijk verplicht is tot het afleggen van den eed’66. Het vraagstuk rondom de eedaflegging is aanleiding geweest tot een wijziging in het wettelijk kader van de Eedswet. De wetgever heeft ervoor gekozen om de Eedswet daterend uit 1911, zodanig aan te passen dat er voor eenieder een keuzemogelijkheid is gegeven voor het afleggen van de eed of belofte ongeacht diens godsdienstige aard. Hiernavolgend zal ingegaan worden op de Eedswet en de vormvoorschriften voor de eedaflegging.
64 65 66
Eedswet 1911. HR 29 december 1914, Weekblad van het Regt, nr. 9374. HR 29 juni 1913, Weekblad van het Regt, nr. 9648. 31
§ 2.2.4.
De Eedswet 1971
De grondslag van de eed of belofte zoals deze op de dag van vandaag wordt gebruikt, is neergelegd in de Eedswet 197167.In de aanhef van de Eedswet 1971 geeft de wetgever te kennen: doordat er de onzekerheid bestaat ten aanzien van de vorm, waarin de eed, beloften en bevestigingen moeten worden afgelegd, nadere voorziening te dier zake benodigd is. De essentie van de wijziging is dat voor eenieder de keuzemogelijkheid voor een eed of belofte is geboden. De belofte is bij deze wet gelijkgesteld aan de eed. Het is derhalve niet meer van belang of men wel of niet behoort aan een bepaalde kerkgenootschap. Om die reden dat in oudere wettelijke voorschriften vaak uitsluitend sprake is van het afleggen van de eed, is deze gelijkstelling uitdrukkelijk in de Eedswet van 1971 opgenomen, zodat de oudere wetten niet aangepast hoeven te worden. Er is hierbij sprake van een overgangsbepaling, de nieuwe wet prevaleert met de volgende bepaling: [..] In elk geval waarin een wettelijk voorschrift het afleggen van een eed vordert of daaraan rechtsgevolgen verbindt, kan ter keuze van de betrokkene in de plaats van de eed de belofte worden afgelegd of, in voorkomend geval, de bevestiging worden gegeven68. [..] In wettelijke voorschriften wordt onder eed begrepen de belofte of bevestiging, welke krachtens deze wet voor een eed in de plaats treedt.69 Juridisch gezien maakt het geen verschil welke vorm er in de gelegenheid wordt aangenomen. Ingeval degene die de eed, belofte of bevestiging moet afleggen, de Nederlandse taal niet verstaat of spreekt, volstaat hem de voormelde woorden - na woordelijke vertaling – uit te spreken in een taal die hij wel 70 verstaat en spreekt . Hieronder volgt ter illustratie een afbeelding van hiervoor genoemde verschillende wijze van eedaflegging:
Vorm
Beginwoorden
Bekrachtigingformule
Eed(op de toekomst)
Ik zweer dat ik(niet) zal..
Zo waarlijk helpe mij God almachtig
Eed(op het verleden)
Ik zweer dat ik(niet) heb gedaan
Zo waarlijk helpe mij God almachtig
Belofte
Ik beloof dat ik(niet) zal..
Dat beloof ik
Verklaring
Ik verklaar dat ik(niet) heb gedaan..
Dat verklaar ik
Alleen de bekrachtigingformule moet door de beëdigde worden uitgesproken. De rechter kan dus vragen: "Zweert/belooft/verklaart u dat u ..." waarop de beëdigde met de bekrachtigingformule antwoordt. Termen als onder ede staan en meineed zijn ook van toepassing op iemand die een belofte of verklaring heeft afgelegd. Meineed is het rechtsgevolg wanneer een verklaring onder ede wordt geschonden. In de navolgende paragraaf zal nader in worden gegaan op meineed als een rechtsgevolg. 67 68 69 70
Eedswet 1971. Artikel 1 Eedswet 1971. Idem. artikel 2. HR 14 december 1923, NJ 1924, nr. 177. 32
§ 2.2.5.
Meineed als rechtsgevolg
Meineed is geregeld bij artikel 207 van het Wetboek van Strafrecht. Artikel 1 van het voorgenoemd artikel luidt als volgt: “Hij die in de gevallen waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling of schriftelijk, persoonlijk of door een bijzonder daartoe gemachtigde, opzettelijk een valse verklaring onder ede aflegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.”71. Uit het artikel kan opgemaakt worden dat het plegen van meineed een misdrijf is. Het gaat hierbij om de situatie dat iemand opzettelijk onder ede een valse verklaring geeft, mondeling of schriftelijk. Meineed is kort gezegd het in strijd met de waarheid afleggen van een verklaring onder ede. Hiernavolgend zal ingegaan worden op de strafmaatregelen bij de schending van de eed in het kader van de beëdigde tolk en vertaler. § 2.2.6.
Strafmaatregelen
In beginsel is het plegen van meineed altijd strafbaar, hiervoor kan een gevangenisstraf van maximaal zes jaren of een geldboete van de vierde categorie opgelegd worden. Vooraf de inwerkingstelling van de Wbtv, was de beëdiging van tolken bij de politie/ OM niet bij wettelijk voorschrift vereist. Hierbij gold dat meineed zich niet uitstrekte over de daar meinedig afgelegde verklaring72. Echter, nu sinds 2009 bij de Wbtv ook voor de tolken binnen het domein van politie en justitie vereist wordt dat zij de eed af dienen te leggen, strekt meineed zich ook uit over deze beroepsgroep. Voor zowel de tolk als vertaler is er derhalve een wettelijk voorschrift dat beëdiging vordert. Immers, voor de tolk en vertaler geldt dat voor hen de Wbtv een verklaring onder ede(belofte of eed) vordert bij de rechter van het arrondissement waarbinnen de woonplaats is gelegen. Of de beëdiging helpt ten behoeve van meineed als rechtsgevolg, is zuiver een kwestie van geloof. Het opzettelijk afleggen van een valse verklaring is weliswaar strafbaar als meineed(art 207 Sr), maar dat treft alleen hem die op voorhand weet zijn taak niet naar zijn geweten te zullen vervullen, en dus geenszins de onbekwame of loslippige73. Meineed is daarom geen voor de hand liggend middel voor het strafbaar stellen van de tolk en/of vertaler bij blijken van de schending van de integriteit ter waarborg van de kwaliteit. Voor het bewijzen van meineed, dient de klager deugdelijk te motiveren dat een beëdigde tolk en/of vertaler opzettelijk een valse verklaring onder ede heeft afgelegd. De strafbaarheid is hierbij primair gericht op de valse verklaring die bewust onder ede wordt afgelegd. Dit is derhalve enkel van toepassing op de tolk of vertaler die bij voorhand ten tijde van de beëdiging een valse verklaring aflegt. Daarnaast is het een zeer complexe zaak om het bestanddeel ‘opzet’ aan te tonen bij de uitoefening van tolk- en vertaaldiensten. De verklaring die de tolk en/of vertaler tijdens de beëdiging aflegt is namelijk primair gericht op de functieaanvaarding. In de praktijk komt het door middel van de ingewikkelde bewijsgrond voor het begaan van meineed, dan ook niet of weinig voor dat een tolk of vertaler voor meineed wordt terecht gesteld74. Logischer zou zijn dat de tolk of vertaler voor een ander misdrijf zoals fraude of 71 72 73 74
Artikel 207 lid 1 Wetboek van Strafrecht. Van den Reijen 2004, nr. 1 p. 43-44. Idem p. 44. Ondersteund door rechter dr. mr. J.F.M Strijbosch in interview bijlage V. 33
verduistering gecombineerd met meineed wordt terechtgesteld. Echter, hierbij speelt nog altijd het misdrijf een grotere rol dan de strafbaarheid van meineed op zich. Meineed speelt hierbij enkel een rol voor een eventuele kwalificatie van de straf. Benadrukt moet hierbij worden dat bij getuigen in strafzaken de schending van de eed , directe gevolgen kan hebben. Dit neemt niet weg dat er ingeval van schending van de integriteit door de tolk of vertaler, wel degelijk sancties open staan. Zoals reeds in hoofdstuk 2 uitgebreid besproken is, heeft de wetgever bij de totstandkoming van de wet er bewust niet voor gekozen om een tuchtcommissie in te stellen. De wetgever heeft ervoor gekozen om het opstellen van een gedragscode als bindend voorschrift aan de beroepsgroep zelf over te laten. Dit heeft geleid tot de gedragscode beëdigde tolken en vertalers. De gedragscode is bindend en brengt sancties met zich mee. Indien een opdrachtgever van oordeel is dat de tolk of vertaler niet conform de gedragscode heeft gehandeld, kan hij deze daarop gericht aanspreken. Waar dat niet tot een bevredigende uitkomst leidt, kan hij in voorkomende gevallen een klacht indienen die door de Klachtencommissie Wbtv wordt behandeld. De Klachtencommissie zal deze Gedragscode als referentiekader bij de behandeling hanteren Tolken en vertalers die zich na 29 maart 2009 hebben aangemeld, hebben op basis van artikel 2 van het Besluit Inschrijving Rbtv al verklaard zich te houden aan de gedragscode. In dit besluit was al geanticipeerd op de totstandkoming van dit document. Door de beroepsbeoefenaren goed te informeren over de inhoud en erop te wijzen dat afwijkend gedrag via de behandeling van een klacht afgestraft kan worden, is de wetgever van mening dat de werking van de code daarnaast voldoende geborgd is. Mocht in een later stadium blijken dit niet het geval is, dan kunnen altijd nog nadere maatregelen worden toegepast. Een onafhankelijke klachtencommissie is belast met het behandelen van de klacht. Indien de klachtencommissie tot het besluit is gekomen dat de klacht gegrond is jegens de tolk of vertaler, dan wordt er een advies gegeven tot doorhaling in het Rbtv. In het kort houdt dit in dat de tolk en/of vertaler geen diensten meer kan uitvoeren voor in ieder geval de afname plichtige. De klachtencommissie kan bij het advies tot het gegrond verklaren van een klacht de aanbeveling doen aan de minister dat een beëdigde tolk of vertaler gezien zijn gedraging in aanmerking komt voor doorhaling in het register75. De klachten worden jaarlijks gepubliceerd.76 Van de doorhaling wordt ook publicatie gedaan in het Staatscourant77. Zodoende leiden deze sancties tot het afnemen van de bevoegdheid van de tolk en vertaler voor diens beroepsuitoefening binnen het domein van politie en justitie. Hiermee lijkt de akte van beëdiging van de beëdigde tolk en vertaler alsnog niets te betekenen.
§ 2.2.7.
De inhoud van de akte van beëdiging
Bij de WBV werd de akte van beëdiging een ‘acte van toelating’ genoemd. Met deze akte kon de beëdigde vertaler door het gehele koninkrijk beëdigde vertaaldiensten verlenen. Op de zogenaamde acte van toelating staan bovenaan de NAW- gegevens van de beëdigde vertaler, de datum van beëdiging, de talen waarvoor de vertaler bevoegd is om beëdigde vertaaldiensten te verlenen en tot slot een aantekening waarin de rechtbank bevestigt een verklaring omtrent het gedrag te hebben
75 76 77
Artikel 24 lid 2 Wbtv. Artikel 26 Wbtv. Artikel 11 lid 2 Wbtv 34
verkregen. Het document bevat verder geen relevante inhoud, het dient simpelweg als een proces verbaal voor de beëdiging. Zie bijlage II voor een voorbeeld van zo een acte van toelating.78 De akte van beëdiging die op grond van de Wbtv door de rechtbank wordt verstrekt, heeft andere inhoud dan de acte van toelating. Anders dan de NAW- gegevens van de beëdigde tolk/vertaler en datum van de beëdiging, komt weinig overeen. Op de akte van beëdiging wordt namelijk vervolgens gerefereerd naar het bewijs van inschrijving in het Rbtv. Dit bewijs wordt door Bureau Wbtv afgegeven. Hierbij verklaart de rechtbank dat de beëdiging voor de functie zoals vermeldt op het bewijs van inschrijving in het Rbtv geldt. Een opmerkelijk punt hierbij is dat de rechtbank op het document de datum van de controle van registratie in het Rbtv vermeldt. Dit houdt in theorie in dat de beëdiging is gebaseerd op de registratie in het Rbtv, oftewel dat de rechtbank eerst de registratie in het Rbtv controleert alvorens over te gaan tot beëdiging. Zie bijlage III ter inzage van zo een akte van beëdiging.79 Deelconclusie Uit de ontstaansgeschiedenis van de eed is op te maken dat de eedaflegging zijn ontstaan in de religie kent. Maken van geloften en het afleggen van de eed werd een symbolische concept in de rechtspraktijk die met de tijd is ontwikkeld binnen verschillende culturen. In Nederland bijvoorbeeld, was de godsdienst dermate nauw verbonden met de staat, dat de eenheid van de staat en eenheid van godsdienst geheel in elkaar vervlochten waren. In Nederland is de eedaflegging derhalve als een vorm van bewijsvoering tot een onderdeel gevormd van het rechtsstelsel. Bij het afleggen van een eed dient de beëdigde, onder het opsteken van de twee voorste vingers van de rechterhand, de woorden "Zo waarlijk helpe mij God almachtig" uitspreken. Het afleggen van een eed heeft daarmee een religieuze betekenis. Het is een fenomeen dat zijn ontstaan in de religie kent. Men gebruikte dit uit goedwillendheid en geloof in God. Met het zweren/ beloven in de naam van god, is in het verleden beoogd een bepaalde waarborg te scheppen80. Zo is de eedaflegging binnen het recht een trend. Bij de scheiding van kerk en staat en de bevordering van de godsdienstvrijheid is gebleken dat de gemiddelde Nederlandse burger geen behoefte had om te zweren in de naam van God omdat dit weinig betekenisvol is voor hem die niet in God gelooft en voor hem die in een andere religie gelooft waarin andere vormvoorschriften zijn voor de eedaflegging. Om de reden dat in de loop van de twintigste eeuw het aantal mensen dat aangesloten is bij een (christelijke) kerkgenootschap voortdurend verminderde, heeft de wetgever ervoor gekozen na de ophef rondom het eedsvraagstuk, de eed weliswaar te behouden maar wel een keuzemogelijkheid te geven voor een zogenaamde belofte of vastlegging. Deze twee vormen hebben uiteindelijk bij de Eedswet 1971 - juridisch gezien - hetzelfde effect toegekend gekregen als de eed. De wetgever heeft derhalve, ongeacht de weinig juridische waarde daarvan, er toch voor gekozen om de eed binnen de rechtspraktijk te behouden en deze voor eenieder toegankelijk te maken. Desalniettemin staat vast dat het afleggen van de eed of de belofte verplichtend is ter bereiking van rechtsgevolgen. Hiermee heeft de eed in ons rechtssysteem een bijzondere betekenis. Zo wordt onder meer duidelijk in artikel 207 Wetboek van Strafrecht dat meineed strafbaar is. Het plegen van meineed is 78 79 80
Bijlage II: voorbeeld acte van toelating Bijlage III: voorbeeld akte van beëdiging. Ondersteund door rechter dr. mr. J.F.M. Strijbosch in toelichting interview bijlage V onder vraag 11. 35
een strafbaar feit dat een rechtsgevolg is van het schenden van de eed. Echter, in de praktijk komt het door middel van de ingewikkelde bewijsgrond voor het begaan van meineed voor tolk- en vertaaldiensten, niet of weinig voor dat een tolk of vertaler voor meineed wordt terecht gesteld. Wel is er bij de Wbtv een sanctie opgenomen: de doorhaling. Het gevolg van de doorhaling in het register is het afnemen van de bevoegdheid voor de beëdigde tolk/vertaler om actief op te treden binnen het justitieel domein. Al is de tolk of vertaler in het verleden beëdigd. De inhoud van de akte betreft enkel een bevestiging van de beëdiging waarin gerefereerd wordt naar het bewijs van inschrijving(inschrijving in het Rbtv). Hieruit kunnen we concluderen dat wanneer iemand is doorgehaald in het Rbtv, de akte van beëdiging een document vormt met weinig juridische waarde. Immers, de bevoegdheden tot het verlenen van beëdigde tolk/vertaaldiensten binnen het justitieel domein zijn bij de doorhaling in het Rbtv, ontnomen. Het hele idee achter de eed lijkt scheef gegroeid te zijn. Het is van een religieuze traditie/betekenis, overgegaan op een loyaliteitsverplichting dat slechts in enkele bijzondere gevallen rechtsgevolgen met zich mee brengt zoals de strafbaarheid van meineed. Wel is de beëdiging een betekenisvolle aangelegenheid voor hem die beëdigd wordt voor een bepaalde functieaanvaarding. Immers, het is een aangelegenheid die niet op elk willekeurig moment voor herhaling vatbaar is. Echter, op de vraag of de akte van beëdiging als een op zichzelf staand object een duidelijke juridische waarde heeft, kan geen grondslag gevonden worden in noch de wet- en regelgeving noch de jurisprudentie. De akte van beëdiging heeft voor de tolk/vertaler enkel waarde wanneer de bevoegdheid tot het verlenen van tolk/vertaaldiensten niet is afgenomen (doorgehaald) door de minister (Bureau Wbtv).
36
2.3. De verhouding tussen de akte van beëdiging en de inschrijving in het Rbtv Uit de voorgaande paragraaf is gebleken dat de akte van beëdiging als een op zichzelf staand object weinig juridische waarde heeft. Daarbij is ook aangegeven dat de akte van beëdiging voor de tolk/vertaler enkel waarde heeft wanneer de bevoegdheid tot het verlenen van tolk/vertaaldiensten niet is afgenomen. De akte heeft als een op zichzelf staand onderwerp weliswaar weinig juridische waarde, wel vormt de akte een essentieel onderdeel binnen de procedure tot inschrijving in het Rbtv. Hoe deze aspecten zich tot elkaar verhouden staat in deze paragraaf centraal. De deelvraag die hierbij beantwoord zal worden is: “Wat is de verhouding tussen de akte van beëdiging en de inschrijving in het Rbtv?”. Ter beantwoording van de deelvraag zal ik allereerst de verhouding tussen de status van beëdiging en de registratie in het Rbtv in het algemeen aan de hand van de wet- en regelgeving bespreken. Voorts zal ik hierop een toelichting vanuit de parlementaire geschiedenis(totstandkoming van de wet) geven. Daarnaast zal ik de verhouding uit het oogpunt van de jurisprudentie bespreken. Hierna zal ik aan de hand van een illustratie de 4 fases van inschrijving in het Rbtv behandelen. Hierbij wordt de verhouding concreet verduidelijkt. Tot slot zal ik in mijn deelconclusie een antwoord geven op de centrale vraag. § 2.3.1.
Een toepassing van de wet- en regelgeving
In deze paragraaf zal ik de wet toepassen in het vaststellen van de verhouding tussen de akte van beëdiging en de inschrijving in het Rbtv. De akte van beëdiging vormt een voorwaarde voor de inschrijving in het Rbtv. Hiermee lijkt de akte van beëdiging voor de beëdigde tolk en vertaler wel degelijk een bepaalde waarde te hebben. Immers, artikel 1 van de Wbtv spreekt van een ‘beëdigd tolk’ en ‘beëdigd vertaler’ als ‘diegene die als zodanig is ingeschreven in het register’. Dit houdt derhalve in dat er sprake is van een bepaalde rangvolgorde. De tolk/ vertaler dient eerst beëdigd te zijn (beëdigd tolk en vertaler) alvorens deze zal worden ingeschreven in het Rbtv (als zodanig ingeschreven in het register). Echter, elders in die wet volgt een omgekeerde volgorde. Uit artikel 9 lid 4 Wbtv volgt dat een tolk/ vertaler wordt doorgehaald in het register indien hij niet binnen twee maanden na inschrijving is beëdigd. Hierbij geldt dat de tolk/vertaler eerst beëdigd dient te zijn alvorens deze ingeschreven kan worden. Immers, gebeurt dit niet binnen twee maanden, dan volgt doorhaling. Deze regel is in contrast met de regel zoals deze in artikel 1 van de wet is beschreven. Aan de ene kant lijkt de beëdiging van de beëdigd tolk of vertaler afhankelijk te zijn van de registratie in het Rbtv. Aan de andere kant lijkt de registratie in het Rbtv afhankelijk te zijn van de beëdiging. De reden hierachter is gelegen in een bepaalde waarborg(integriteit en kwaliteit). Voortbouwend op deze gedachte, maak ik op dat er 3 actiepunten binnen het proces tot inschrijving in het Rbtv aanwezig zijn. In de eerste fase wordt de tolk/vertaler, na het voldoen aan de wettelijke competenties, door Bureau Wbtv ingeschreven. De tweede stap die de tolk/vertaler dient te nemen, is zich laten beëdigen bij de rechtbank. De bevoegdheid voor de beëdiging van een tolk en vertaler is enkel gelegen bij de rechtbanken. Hierna volgt, na het overleggen van de akte van beëdiging binnen 2 maanden de administratieve afronding van het proces door het verstrekken van het legitimatiebewijs. Stap 1: de minister heeft bij de inschrijving de plicht om ervoor te zorgen dat de tolk/vertaler feitelijk wordt ingeschreven. De betrokken tolk/vertaler ontvangt een schrijven waarin staat dat de akte van
37
beëdiging binnen 2 maanden overlegd dient te worden. Hierna is het de verantwoordelijkheid van de tolk/vertaler om zich binnen 2 maanden te laten beëdigen. Stap 2: de bevoegdheid tot beëdiging is gelaten aan de rechtbank. Stap 3: vervolgens is het de verantwoordelijkheid van de minister om in de gaten te houden of de tolk/vertaler binnen de gestelde termijn heeft voldaan aan de beëdigingsplicht. Hierna dient actie ondernomen te worden door de minister in de zin van doorhalen(indien de akte van beëdiging niet binnen 2 maanden is aangetoond) of verstrekken van het legitimatiebewijs(administratieve afronding). Onderstaand vindt u een afbeelding waarin deze cyclus is geïllustreerd. Bij de fases geldt een verschillende bevoegdheid.
Procedure inschrijving Rbtv
3
1
“Administratieve afronding/ doorhaling”
“Inschrijving”
Verantwoordelijkheid
Actie minister
minister 2 Beëdiging Actie rechtbank
§ 2.3.2
Een toepassing vanuit de parlementaire geschiedenis
Bij de totstandkoming van de wet heeft de minister duidelijk naar voren gebracht dat voor hen die een beëdigd tolk/vertaler inschakelt uit het Rbtv, op de kwaliteit van de beëdigd tolk of vertaler mogen vertrouwen. Daarbij geeft de minister te kennen dat een goede basis voor dit vertrouwen gelegd is met de eisen waaraan tolken en vertalers dienen te voldoen alvorens te kunnen worden beëdigd en te worden ingeschreven in het Rbtv gekoppeld aan de te volgen bij- en nascholing. Opmerkelijk is hierbij dat de minister ten behoeve van de kwaliteitswaarborg, wijst op de eisen waaraan de tolk/ vertaler dient te voldoen alvorens te worden ingeschreven en te worden beëdigd. Met het voldoen aan de eisen, wordt men weliswaar ingeschreven in het Rbtv, echter dit betreft enkel een onderdeel van het gehele proces. De wetgever heeft bij zijn bewoording derhalve bewust voor deze rangvolgorde gekozen.
38
[..] “Partijen die een gerechtstolk of beëdigd vertaler inschakelen hebben belang bij het kunnen vertrouwen op de kwaliteit van de geleverde diensten. Een goede basis voor dit vertrouwen wordt gelegd met de eisen waaraan tolken en vertalers dienen te voldoen alvorens te kunnen worden beëdigd en te worden ingeschreven in het register gekoppeld aan de te volgen bij- en nascholing”.81
Deze volgorde is ook logisch gelet op het doel van de wet. Dit standpunt wordt tevens onderstreept elders in de Memorie van toelichting waarin de minister spreekt van de kern van de wet dat gevormd wordt door het register en de afnameplicht voor aangewezen instanties om tolken en vertalers in te schakelen die in het register zijn opgenomen. De wet draait derhalve om het Rbtv zodat de aangewezen instanties die een afnameplicht hebben, uit het Rbtv tolken en vertalers inschakelen die kwalitatief en integer zijn. Aangezien het voor andere instanties dan de instanties met een afnameplicht niet verplicht is om uit het Rbtv tolken en vertalers in te schakelen, beoogt de wetgever hierbij dat in ieder geval binnen het justitieel domein een kwaliteitswaarborg aanwezig is. Om deze kwaliteitswaarborg verder uit te breiden, is het ook mogelijk voor andere instanties om het Rbtv te raadplegen en hieruit tolken en vertalers in te schakelen. Het Rbtv vertegenwoordigt derhalve een aanbod aan kwalitatieve en integere tolken en vormt hiermee de kern van de wet. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de beëdiging enkel een procedure is om daadwerkelijk ook de titel te kunnen dragen bij het uitvoeren van tolk/ vertaaldiensten. Aangezien dit gedeelte van de procedure extern bij de rechtbanken is gelegen, is voor de schakeling tussen de bevoegdheid van de minister en die van de rechtbank gekozen voor de inschrijving waarna een tolk/vertaler zich moet laten beëdigen bij de rechtbank. Het voorgaande wordt nader door de Minister toegelicht: [..] “Dit wetsvoorstel bevat een uniforme procedure inzake de beëdiging voor gerechtstolken en beëdigde vertalers. Na te zijn ingeschreven in het register ontvangt de tolk of vertaler een bewijs van inschrijving. Een tolk of vertaler die een bewijs van inschrijving heeft ontvangen kan zich vervolgens tot de rechtbank, binnen het arrondissement waarbinnen zijn woonplaats is gelegen, wenden met het verzoek om beëdigd te worden. Na te zijn ingeschreven wordt de tolk aangeduid als gerechtstolk en de vertaler als beëdigd vertaler. Uiteraard dient wel op korte termijn na de inschrijving een beëdiging te volgen aangezien het niet gewenst is dat een tolk en een vertaler die nog niet beëdigd zijn zich langere tijd als zodanig presenteren. Het wetsvoorstel bevat een voorziening om dit te voorkomen”82. Wat uit bovengenoemde toelichting opgemaakt kan worden, is dat de eis voor de tolk en vertaler om zich te laten beëdigen, bij de Wbtv stand heeft gehouden met het doel om door middel van de Wbtv een uniforme beëdigingprocedure te scheppen. De Wbtv verplicht in theorie de rechtbanken om af te zien van de oude manier van het beëdigen van tolken en vertalers en om voortaan de regels in de Wbtv te handhaven. Hiermee neemt de wetgever de bevoegdheden over van de rechtbanken voor wat betreft de toetsing van de competenties om als beëdigd tolk/vertaler op te kunnen treden. De rechtbank is hierbij beperkt tot het beëdigen en het verschaffen van een akte van beëdiging. In feite liggen alle bevoegdheden nu bij de minister, enkel de beëdigingceremonie zelf is gelaten aan de rechtbanken. Hier heeft de minister geen bevoegdheid over. Bovendien is deze taakverdeling duidelijk op te maken uit de Wbtv.
81 82
Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 3, p.8. Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 3, p. 6. 39
Daarnaast is het uit bovenstaande toelichting merkwaardig dat de tolk aangeduid wordt als beëdigd tolk en de vertaler als beëdigd vertaler na te zijn ingeschreven in het Rbtv. Dit houdt in dat de titel als beëdigd tolk/vertaler afhankelijk is van de inschrijving in het Rbtv en dus niet van de beëdiging an sich. Daarom is het ook logisch dat de beëdiging kort na de inschrijving in het Rbtv dient te geschieden en binnen 2 maanden hiervan een akte van beëdiging aangetoond dient te worden om doorhaling te voorkomen. Hiermee beoogde de wetgever tegen te gaan dat de tolk en vertaler die weliswaar ingeschreven is in het register, zich langere tijd als ‘beëdigd’ te presenteren. Immers, men dient ook daadwerkelijk beëdigd te zijn om een dergelijke status te kunnen hebben. De minister heeft het volgende over de koppeling van de beëdiging aan de inschrijving in het Rbtv naar voren gebracht: [..] Het voordeel van de koppeling van de beëdiging aan inschrijving in het register is dat voor de beëdiging bij de rechtbank landelijk uniforme eisen gaan gelden. Daarnaast hoeven de rechtbanken zich op dit punt niet meer bezig te houden met het formuleren van criteria waaraan de vertaler dient te voldoen om voor beëdiging in aanmerking te komen. Het voordeel van de koppeling van de beëdiging aan de inschrijving weegt op tegen het opleggen van de verplichting aan de vertaler die voor beëdiging in aanmerking wenst te komen om zich aan te melden voor inschrijving in het register.83
Uit dit laatste kan opgemaakt worden dat de wetgever het stellen van uniforme eisen aan de beëdiging bij de rechtbanken in samenhang met de kwaliteitseisen die volgen uit het Rbtv, belangrijker vindt dan gewoonweg de tolk/vertaler die voor beëdiging in aanmerking wil komen te verplichten zich eerst in te laten schrijven in het Rbtv zodat de beëdiging en de inschrijving in feite uit elkaar staan. De keuze om van de beëdigingprocedure een fase(onderdeel) te maken van de inschrijfprocedure, is derhalve bewust gemaakt. Toelichting over de akte van beëdiging in verband met de doorhaling Daarnaast is het duidelijk dat tijdens de doorhaling, de beëdigd tolk/vertaler volgens de wet niet als zodanig mag optreden. Met het woord ‘zodanig’ wordt gerefereerd naar de status van beëdiging. Dit houdt gewoonweg in dat de tolk/ vertaler tijdens de doorhaling geen rechten kan ontlenen aan diens akte van beëdiging. [..]Het doorhalen van de inschrijving heeft voor de gerechtstolk en de beëdigd vertaler als gevolg dat deze gedurende de doorhaling niet als zodanig mag optreden.84 Hieruit volgt dan ook logischerwijs dat de akte van beëdiging geen waarde heeft wanneer de tolk/ vertaler overlijdt of op schriftelijk verzoek uit het Rbtv wil worden gehaald. Deze situaties zijn namelijk onderwerp voor doorhaling.85 Toelichting over de akte van beëdiging in verband met de verlenging Uit de intentie van de wetgever kan opgemaakt worden dat na de periode van 5 jaar waarin verlenging van de inschrijving in het Rbtv van toepassing is, voor zowel de personen die vanuit de overgangsregeling 83 84 85
Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 3, p. 6. Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 3, p.9. Artikel 9 lid 4 Wbtv. 40
zijn ingeschreven als de personen die via de Wbtv zijn ingeschreven, dezelfde regels gelden. Er wordt geen uitzondering gemaakt. De wetgever motiveert, dat ook van deze beëdigde tolken en vertalers gewoonweg verwacht mag worden dat zij voldoen aan de eisen voor verlenging zoals het meewerken aan zaken als de Permanente Educatie, het voortzetten van werkervaring en het borgen van de integriteit middels het overleggen van een Vog86. Toelichting over akte van beëdiging in verband met de overgangsbepaling In de Wbtv is een overgangsregeling opgenomen welke is neergelegd in artikel 37 van de Wbtv. De overgangsregeling zou voor de continuïteit zorgen in het aanbod van adequate tolken en vertalers voor de afnemers van tolk- en vertaaldiensten in het justitiële domein bij de overgang van registraties van het Kwaliteitsregister van tolken en vertalers(Ktv) naar het Rbtv87. De onderhavige overgangsbepaling luidt als volgt: Artikel 37 De artikelen 3 en 5, onderdeel a, zijn gedurende een periode van twee jaar na inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de inschrijving in het register van degenen die op het moment van inwerkingtreding van deze wet: a. werkzaam zijn als beëdigde vertaler in de zin van de wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëdigde vertalers; of b. definitief zijn ingeschreven in het landelijk kwaliteitsregister tolken en vertalers, bedoeld in de Tijdelijke regeling van 13 mei 2003 houdende machtiging van de Raad voor rechtsbijstand te ’sHertogenbosch tot het beheer van het landelijk kwaliteitsregister tolken en vertalers (Stcrt. 2003,94).
Voorafgaand de bekrachtiging van bovenstaande tekst, zijn heel wat Kamervragen en wetstechnische wijzigingen voorafgegaan. Tijdens de totstandkoming van de wet hebben de leden van de fractie van het CDA met de leden van de PvdA, D66, VVD, SP en SGP gevraagd of het juist is dat met de overgangsbepaling een ‘beëdiging voor het leven’ van de beëdigd vertaler komt te vervallen. Wat betreft de status van beëdiging van de beëdigde tolk en vertaler t.a.v. de personen die beëdigd zijn bij de oude wet, heeft de minister het volgende verhelderd: [..] “Op deze wijze wordt naar ons oordeel recht gedaan aan de positie van de personen die thans reeds beëdigd vertaler zijn. Overigens vloeit uit de aard van de eed of belofte niet voort dat een persoon hier voor eeuwig rechten aan kan ontlenen. De strekking van de eed of belofte is immers dat een bepaalde beroepsbeoefenaar iets belooft te doen of na te laten. Indien als voorbeeld een notaris wordt genomen legt deze ook de eed of belofte af. Dit doet er niet aan af dat hij op grond van de wet op een bepaalde 86 87
Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 8, p. 23- 24. Jurgens 2005, p. 100.
41
leeftijd defungeert. Nu kende de wet van 1878 behoudens in geval van incompetentie van de beëdigd vertaler geen mogelijkheid de acte van toelating (en dus niet de eed) in te trekken. Dit doet er niet aan af dat de wetgever verandering in een dergelijke positie kan brengen. Gebruik is wel dat eventuele nadelige gevolgen hierbij via het overgangsrecht zo goed mogelijk worden behandeld. Wij zijn van oordeel dat via het thans opgenomen overgangsrecht een passende overgang wordt geboden”. 88 In feite komt het erop neer dat de wetgever geen bepaalde juridische waarde hecht aan de akte van beëdiging van de vertaler die bij de WBV beëdigd was. Immers, uit de aard van de eed of belofte vloeit niet voort dat hier voor eeuwig rechten aan kunnen worden ontleend aangezien het niet vast staat dat men ‘voor het leven’ wordt beëdigd. Dat bij de WBV geen mogelijkheid was gegeven om de (destijds) acte van toelating in te trekken, is volgens de wetgever geen reden om geen verandering in deze positie te brengen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat bij de Wbtv niet de eed wordt ingetrokken, maar de status van beëdiging. Immers, de eed kan niet afgenomen worden aangezien de eedaflegging is geschiedt en deze afname van eedaflegging een handeling is die de rechter verricht. Aangezien we in het voorgaande hoofdstuk hebben vastgesteld dat de eed op zichzelf geen juridische waarde heeft, maakt het in die zien dan ook geen verschil. Echter, voor de tolk en/of vertaler geldt dan wanneer deze wordt doorgehaald in het Rbtv, de status van beëdigd tolk en/of vertaler wegvalt zodat deze volgens de wet geen beëdigde vertalingen meer kan afgeven en legalisatie hiervan niet kan plaatsvinden en niet meer kan optreden als beëdigd tolk. Voor wat betreft de bescherming van de titel (dit vormt de kern van deze paragraaf), heeft de minister naar aanleiding van vragen van de leden van de fractie van de PvdA over waarom het wetsvoorstel niet voorziet in een wettelijke bescherming van de titel van beëdigd tolk en beëdigd vertaler, het volgende concreet toegelicht: [.. “]In het kader van de operatie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit is besloten de titelbescherming van makelaars af te schaffen. Hierbij werd de voorkeur gegeven aan een certificeringsysteem. Een van de argumenten hierbij is dat de titelbescherming feitelijk weinig zegt over de deskundigheid van de betrokkene. Dit kan beter verzorgd worden via een systeem van periodieke hertoetsing waardoor de kwaliteit beter gewaarborgd kan worden (Kamerstukken II 1998–1999, 26 667, nr. 3). In het licht van de afschaffing van de titelbescherming bij makelaars hebben wij ervoor gekozen ten aanzien van gerechtstolken en beëdigd vertalers op dit moment niet voor titelbescherming te kiezen. [..] Via de opzet van het wetsvoorstel wordt reeds voorzien in een kenbaarheid van personen die beëdigd vertaler dan wel gerechtstolk zijn. Het betreft immers personen die aan bepaalde opleidingscriteria dienen te voldoen en die voorts worden ingeschreven in een landelijk register. Of een tolk een gerechtstolk is en of een vertaler een beëdigd vertaler is valt eenvoudig te verifiëren op grond van de inschrijving in het register. Daarnaast ontvangen de personen die als beëdigd vertaler of als gerechtstolk in het register ingeschreven worden een pas waarmee zij zich als zodanig kunnen legitimeren Gezien deze mogelijkheden om aan te tonen dat dan wel te controleren of een persoon gerechtstolk of beëdigd vertaler is, verwachten wij op voorhand geen onduidelijkheid die via een titelbescherming mogelijk voorkomen kan worden. Indien mocht blijken dat in het maatschappelijk verkeer personen zich structureel ten onrechte voordoen als gerechtstolk of beëdigd vertaler en dit in
88
Jurgens 2005, p. 100. 42
de praktijk tot substantiële schadelijke gevolgen leidt voor ingeschrevenen in het register, kan overwogen worden een wettelijke titelbescherming in te voeren”. 89
Het is nu aan de hand van de parlementaire geschiedenis van de Wbtv duidelijk dat de Wbtv niet in een titelbescherming voorziet. De titel kan weliswaar door de persoon zelf gevoerd worden, maar uit de wet volgt dat het dan verder geen inhoud heeft nu volgens de wet het beroep als beëdigd tolk/vertaler niet uitgevoerd kan worden. De beëdigd tolk/ vertaler die niet ingeschreven staat in het Rbtv, valt buiten de reikwijdte van de wet. Nu wij reeds in het voorgaande hoofdstuk vast hebben gesteld dat de akte van beëdiging als een op zichzelf staand object weinig waarde heeft, biedt deze akte voor de persoon die niet in het Rbtv ingeschreven staat, derhalve geen juridische waarde. Daarnaast is het aan die beëdigde tolk/vertaler die bij een privaatrechtelijke instantie (waarvan de wet geen beëdiging vereist) te werk wil gaan, om aan te tonen hij /zij integer is en dat de dienst die hij/zij uitvoert kwalitatief hoogwaardig is en dus een gelijkwaardige status heeft als een beëdigd tolk/vertaler die wel ingeschreven staat in het Rbtv. Het is dan aan de instantie om te oordelen. Immers, voor die instanties geldt de afnameplicht niet. Zij vallen derhalve buiten de reikwijdte van de Wbtv. Vanuit het oogpunt van de rechtzoekenden, valt hierop aan te merken dat de rituele betekenis van de beëdiging, die de onafhankelijkheid van de tolk en vertaler symboliseert, bij de Wbtv is verdwenen. Dat er nu een wettelijk register bestaat, het Rbtv, betekent nog niet dat het beroep van de beëdigd tolk en vertaler beschermd wordt. Immers, de minister meent dat een systeem van periodieke hertoetsing de kwaliteit beter waarborgt en boven de beschermde titel (akte van beëdiging) prevaleert. § 2.3.3
Een toepassing vanuit de jurisprudentie
In de jurisprudentie zijn enkele uitspraken gedaan die zich specifiek richten op de verhouding van de status van beëdiging met de inschrijving in het Rbtv. De meest duidelijke uitspraak is de uitspraak van 17 oktober 2012 van de enkelvoudige kamer sector bestuursrechtspraak ’s-Gravenhage waarin de rechter te kennen geeft dat de bevoegdheid van de rechter om te beëdigen los staat van de bevoegdheid van de minister om in te schrijven in het Rbtv. In deze zaak heeft eiser in beroep onder andere naar voren gebracht dat de Raad onterecht geoordeeld heeft dat aan de beëdiging die onder de WBV plaats heeft gevonden geen waarde kan worden gehecht nu hij niet voldoet aan de algemene competentiecriteria. De rechter heeft in deze zaak de verweerder (Bureau Wbtv) in haar gelijke gesteld en onder andere geoordeeld: [..] ‘Met de beëdiging bij de rechtbank heeft eiser immers niet voldaan aan de voornoemde voorwaarden voor inschrijving in het Register. De bevoegdheid van de rechtbank tot beëdiging van eiser dient los gezien te worden van de bevoegdheid van verweerder om eiser in te schrijven in het register’. 90
Deze uitspraak bevestigt de taakverdeling die de Wbtv voor de gerechten en de minister met zich meebrengt. De minister beoordeeld de aanvraag en voert de inschrijving uit in het Rbtv, de rechtbanken
89 90
Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 8, p. 5-6. Rb. ’s Gravenhage, 17 oktober 2012, niet gepubliceerd. 43
zijn belast met de beëdiging en de afgifte van de akte van beëdiging. Uiteindelijk vallen deze bevoegdheden samen onder één procedure, de procedure tot inschrijving in het Rbtv. Daarnaast is bij de volgende uitspraak duidelijkheid geboden over de personen die niet ingeschreven staan in het Rbtv maar wel van mening zijn beëdigde tolk/vertaaldiensten te kunnen leveren. In de uitspraak van 18 april 2013, heeft de rechter als volgt geoordeeld: [..] “Eiseres valt niet onder het overgangsrecht nu zij zich niet binnen de termijn van 2 jaar na inwerkingtreding van de Wet beëdigde tolken en vertalers heeft ingeschreven. De overgangsbepaling van de Wet beëdigde tolken en vertalers heeft een dwingend karakter waarvan in beginsel niet kan worden afgeweken”.91
Voorgaande uitspraak houdt in dat eiseres in bovenstaande zaak de volledige aanvraagprocedure dient af te lopen en dat zij zich derhalve dient te beëdigen bij de rechtbank waarbinnen de woonplaats is gelegen. Hiermee kan tot slot geconcludeerd worden dat enkel voor hen die binnen de twee jaren vrijstelling de aanvraag hebben gedaan, na de verlengperiode volstaat met de aantoning van de Permanente Educatie voldoende werkervaring en een recente Vog. Voor hen heeft de minister een handreiking geboden met het niet verplicht te stellen aan de wettelijke competenties te voldoen. Voor die personen die niet onder deze groep vallen, geldt dat zij een aanvraagprocedure dienen te starten teneinde tolk/vertaaldiensten te kunnen verlenen binnen het justitieel domein.
91
Rb. Amsterdam 18 april 2013 , LJN BZ9383. 44
§ 2.3.4
De 4 fases van inschrijving in het Rbtv
Er is in voorgaande paragrafen reeds duidelijk naar voren gebracht dat de beëdiging enkel een juridische positie heeft wanneer men is ingeschreven in het Rbtv. Hier zijn voor de tolk en vertaler, cumulatieve voorwaarden aan verbonden: 1)de plicht voor het voldoen aan de competentie eisen, en 2) de plicht voor het nemen van de eed binnen 2 maanden en hiervan een akte van beëdiging te overleggen. Als aan de eerste plicht voldaan is maar niet aan de tweede, dan wordt de inschrijving doorgehaald en vervalt hiermee. De tweede plicht, de beëdiging, bevestigd de inschrijving in het Rbtv. Hieronder volgt van deze verschillende fases binnen het inschrijfproces, een afbeelding ter illustratie.
4 fases van de inschrijfprocedure in het Rbtv
Aanvraag leidt tot bestuurlijk besluit
AANVRAAG
BESLUIT
BEËDIGING
TERUGKOPPELING
Toegewezen
Binnen 2 maanden akte van beëdiging overgelegd
Status beëdigd in Rbtv
Afgewezen
Niet binnen 2 maanden akte van beëdiging overgelegd
Inschrijving Rbtv doorgehaald
Op twee momenten binnen de procedure tot inschrijving in het Rbtv, kan de inschrijving falen. Indien bij bestuurlijk besluit de aanvraag wordt afgewezen (de aanvrager dient een nieuwe aanvraag te doen met overlegging van de ontbrekende stuken) en indien niet binnen twee maanden na de inschrijving een akte van beëdiging is overlegd. In het laatste geval zal een doorhaling plaatsvinden waarop de inschrijving vervalt.
45
Deelconclusie De beëdiging vormt een onlosmakelijk onderdeel van de inschrijving in het Rbtv. Hoe dit zich ertoe verhoudt, is als volgt: de beëdiging is een voorwaarde voor inschrijving in het Rbtv en derhalve een onderdeel van het besluitproces van inschrijving. Enkel als men binnen 2 maanden een akte van beëdiging heeft overlegd bij Bureau Wbtv, kan men ingeschreven blijven in het Rbtv. Echter, omgekeerd werkt het anders. Als men niet is ingeschreven, betreft het geen beëdigde tolk of vertaler, want de inschrijving in het Rbtv bepaalt of de dienst wel of niet afgenomen mag worden door de afnemers binnen het justitieel domein. Immers, de wet voorziet niet in een titelbescherming. Tevens heeft de wetgever ervoor gekozen om de juridische betekenis van de akte van beëdiging op grond van de oude wet, te laten vervallen. Op dit laatste punt heeft de beëdiging van beëdigde tolken en vertalers die zijn doorgehaald, niet onder de overgangsbepaling vallen of niet zijn verlengd in het Rbtv, weinig te zeggen. Hiermee prevaleert kwaliteitswaarborg en derhalve de inschrijving in het Rbtv over de betekenis van de akte van beëdiging. Dit heeft de wetgever tijdens de totstandkoming van de Wbtv ook beoogd. Zoals hiervoor reeds is besproken, geeft de inschrijving in het Rbtv de tolk of vertaler de bevoegdheid om op te treden binnen het justitieel domein. Echter, waar het binnen dit onderzoek om draait en wat tevens het knelpunt is, kan de tolk/vertaler rechten ontlenen aan diens akte van beëdiging zonder ingeschreven te zijn in het Rbtv?. Het niet ingeschreven staan in het Rbtv kan verschillende oorzaken hebben, de meest voorkomende zijn: het niet ingeschreven staan in het Rbtv, een afwijzend besluit tot verlenging, en een besluit tot doorhaling in het Rbtv. Deze zaken worden hiernavolgend behandeld. Wat betreft de aanvraag voor inschrijving: voor de vertalers die beëdigd waren bij de WBV en voor de tolken en vertalers die definitief ingeschreven stonden in het Ktv, geldt dat, indien zij binnen 2 jaar na inwerkingtreding van de Wbtv (dus tot 01-01-2011) een aanvraag hebben ingediend en een Vog hebben overlegd, werden ingeschreven in het Rbtv. Voor ieder persoon die na 01-01-2011 een aanvraag doet tot inschrijving, geldt de algemene procedure tot inschrijving zoals uit de Wbtv volgt. Dit geldt derhalve ook voor personen die reeds beëdigd waren op grond van een andere wet. Op dit laatste punt heeft de akte van beëdiging voor de personen die voorafgaand aan de Wbtv beëdigd waren- juridisch gezien- niets te zeggen. Immers, er is geen sprake van een titelbescherming. Wat betreft de verlenging: hierbij geldt dat voor niemand een uitzondering wordt gemaakt. Ook voor de tolken en vertalers die onder de overgangsbepaling vielen, geldt dat zij moeten kunnen aantonen dat zij aan de Permanente Educatie hebben voldaan, voldoende werkervaring hebben en een recente Vog dienen te overleggen van jonger dan drie maanden teneinde verlengd te worden in het Rbtv. Indien de beëdigde tolk/vertaler hier niet aan kan voldoen, vervalt de inschrijving in het Rbtv en heeft de akte van beëdiging geen betekenis meer. Wat betreft de doorhaling: wanneer men is doorgehaald in het Rbtv, mag men geen diensten verrichten als beëdigd tolk/vertaler. Diens status van beëdiging is nietszeggend aangezien er voor hem geen titelbescherming is. Geconcludeerd kan worden dat de akte van beëdiging enkel een waarde heeft wanneer de beëdigde tolk /vertaler ingeschreven staat in het Rbtv. Vervalt de inschrijving, dan verliest de beëdiging hiermee zijn status en heeft de akte van beëdiging geen waarde. De positie die de akte van beëdiging concreet inneemt binnen het besluitproces tot inschrijving in het Rbtv, is in de vorm van een beslisboom in bijlage IV afgebeeld.
46
HOOFDSTUK 3
Onderzoeksopzet
47
3. Onderzoeksopzet De voorgaande hoofdstukken zijn gewijd aan de wettelijke grondslag met betrekking tot de beëdigde tolk en vertaler. Nu de wettelijke grondslag uitgebreid is besproken, is het van belang om het externe element dat bij de rechtbank is gelegen, te onderzoeken. De uiting hiervan in de praktijk bij de rechtbanken is aan de hand van interviews en vragenlijsten geanalyseerd . Dit onderdeel van het onderzoek vormt het praktijkelement binnen dit onderzoek. Het doel hiervan is om enerzijds erachter te komen of de beëdigingsprocedure van tolken en vertalers bij de rechtbanken correspondeert met dat wat neergelegd is in de Wbtv.
“Ik verwacht dat de beëdigingprocedure binnen de rechtbanken correspondeert met de wettelijke eisen voortvloeiend uit de Wbtv”.
Ter beoordeling van deze hypothese zal ik de interviews en vragenlijsten behandelen en vervolgens analyseren. In de analyse zullen de resultaten van het onderzoek geanalyseerd worden. Om een betrouwbaar beeld te geven van het onderzoek, zal allereerst een onderzoeksopzet worden gegeven. In de onderzoeksopzet zal ik beschrijven welke stappen zijn uitgevoerd vooraf ik het onderzoek ga analyseren. Het doel hiervan is om uit de resultaten van het onderzoek statistisch onderbouwde conclusies te kunnen trekken. Hierna volgt hiervan een overzicht. § 3.1 Onderzoeksmethode Aan de hand van de theorie heb ik interviewvragen geformuleerd voor de rechtbanken Oost- Brabant en Amsterdam. Er is bewust gebruik gemaakt van een breed onderzoek. Het doel hiervan is om enerzijds een betrouwbaar beeld te kunnen geven en anderzijds een vergelijking te maken. De personen die in mijn onderzoek zijn meegenomen zijn als volgt: - Plaatsvervangende rechter die elke dinsdag beëdigingen doet; - Griffier; - Medewerkster tolkenbureau; - Strafrechter tevens voorzitter tolkencommissie. Er zijn 21 vragen gesteld. De vragen zijn onderverdeeld in 5 categorieën: 1) achtergrond van de geïnterviewde 2) de beëdiging 3) systematiek bij afname 4) de verhouding van de beëdiging met de inschrijving in het register 5) stabiliteit van de Wbtv. Het betreffen zowel open- als gesloten vragen. § 3.2 De selectie van personen Het onderzoek richt zich zoals reeds eerder beschreven op de beëdigingprocedure in brede zin: aanvraag tot beëdiging. Hierdoor is het ten behoeve van de betrouwbaarheid van belang, dat ik verschillende personen van verschillende beroepenvelden binnen de rechtbank interview. Zo houdt de rechter zich niet bezig met de administratieve procedure rondom de aanvraag tot beëdiging maar doet de griffie dit voorwerk voor hem. De geselecteerde personen zijn ten behoeve van een volledigheidshalve onderzoek, in dit onderzoek als volgt:
48
Bij de rechtbank Oost- Brabant heb ik een rechter geïnterviewd. De rechter is op verschillende gebieden binnen het recht als rechter actief geweest. Momenteel is de rechter onder andere belast met het beëdigen van verschillende beroepsgroepen(ambtenaren, notarissen, advocaten etc.). Daarnaast heeft de rechter in het verleden bij de oude wet tolken en vertalers beëdigd. Voor het onderzoek is dit essentieel daar een beeld kan worden gegeven van de procedure zoals deze bij de oude wet verliep. Tevens heb ik een interview gehouden met een griffier. De griffie regelt de administratieve procedure rondom de beëdiging(aanvraag en goedkeuring). Bij de rechtbank Amsterdam heb ik ook een rechter geïnterviewd . Echter, dit betrof een strafrechter. De strafrechter is onder andere belast met het ambtshalve toezien op een behoorlijke procesvoering zoals neergelegd in artikel 6 EVRM. De bijstand van een tolk maakt voor de strafrechtpleging hier onderdeel van uit. De rechter is naast strafrechter, tevens voorzitter van de tolkencommissie. § 3.3. Data verzameling In dit onderzoek zal ik in kaart proberen te brengen hoe de procedure rondom de beëdiging bij de rechtbanken verloopt en wat hiervan het contrast is met de beëdiging bij de oude wet. Om dit doel te realiseren, heb ik een vragenlijst opgesteld en deze gebruikt bij de interviews. § 3.4. Data analyse Alvorens ik een statisch onderbouwde conclusie kan geven, zal ik de resultaten van de interviews analyseren. Bij de analyse van de resultaten zal ik de bruikbare en relevante punten selecteren ten behoeve van de conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek. Dit zal ondersteuning moeten bieden bij de beantwoording van de centrale vraag van dit onderzoek. § 3.5. Betrouwbaarheid Aan de hand van de interviews bij de rechtbanken met verschillende beroepsbeoefenaars die dagelijks in aanraking komen met het beëdigen en het afnemen van tolken en vertalers, wordt beoogd de beëdigingsprocedure welke extern bij de rechtbanken gelegen is, in kaart te brengen. Echter, de interviews zijn niet strikt representatief gezien de hoeveelheid rechtbanken er worden onderzocht in verhouding met het totaal aan rechtbanken dat in Nederland aanwezig is. Nederland telt per 01 januari 2013, 11 rechtbanken. Bij dit onderzoek zijn hierbij twee van meegenomen: rechtbank Amsterdam en de rechtbank Oost- Brabant. Echter, het onderzoek kan wel als indicatief gezien worden. Een vergelijking van de twee rechtbanken waaronder 4 verschillende personen van verschillende beroepsachtergronden, zal hier deel aan bijdragen.
49
HOOFDSTUK 4 Praktijkonderzoek
50
4.1 Resultaten interviews & vragenlijst Ik heb zelf contact gelegd met de rechtbank Oost- Brabant(voorheen rechtbank ‘s- Hertogen- Bosch). Na verschillende malen contact te hebben gehad, heeft de griffier contact met mij opgenomen. Zij heeft mij vriendelijk de mogelijkheid geboden om een beëdiging bij te wonen(de bevindingen hiervan zijn opgenomen in paragraaf 2.2) en aansluitend een interview te houden met de rechter. Tijdens mijn aanwezigheid bij de rechtbank werd ik na het afronden van het gesprek met de rechter, door hem doorverwezen naar de griffier voor vragen rondom de administratieve procedure van de aanvraag tot beëdiging. In totaal geldt hierbij 1 vragenlijst. Echter, de vragenlijst bevat meerdere categorieën waar de verschillende beroepsbeoefenaren elk een eigen invulling hebben gegeven. In bijlage V treft u deze vragenlijst aan. Daarnaast heb ik contact opgenomen met de rechtbank Amsterdam. Na verschillende malen informatie te hebben verwisseld ben ik uiteindelijk door een medewerker communicatie doorverwezen naar de strafrechter. De strafrechter heeft mij vriendelijk medewerking geboden bij het invullen van de vragenlijst. In bijlage VI treft u deze vragenlijst aan. 1. Achtergrond van de ondervraagden In totaal heb ik onderzoek gedaan bij twee rechtbanken en heb 4 personen van verschillende beroepenvelden binnen die rechtbanken ondervraagd. De achtergrond van de ondervraagden is reeds in het vorige hoofdstuk onder het kopje ‘selectie van personen’ uitgebreid besproken. 2. De beëdiging Bij de vraagstellingen met betrekking tot de procedure tot beëdiging binnen de rechtbank, kwamen de volgende resultaten naar voren. Rechtbank Oost- Brabant De systematiek bij de procedure rondom de beëdiging loopt in principe via de griffie en het tolkenbureau. Het verzoek tot beëdiging komt binnen, de tolk of vertaler stuurt het dossier op. Het verzoek is simpelweg een briefje waarin de tolk of vertaler in het kort aangeeft wie hij/zij is, het verzoek om beëdigd te worden en de bewijsstukken voor het aantonen van de geschiktheid (studie, besluit minister etc.). Deze stukken worden vervolgens door de griffie bekeken of het voldoet aan de wetgeving. Dit gebeurd eens in de twee maanden. De rechter toetst vervolgens tijdens de beëdigingzitting de persoonsgegevens. Derhalve toetst de rechter niet nogmaals aan de eisen. Die taak is voor de griffie weggelegd. Gelet op de administratieve procedure rondom de beëdiging, heeft het interview met de griffier het volgende uitgewezen. In de eerste fase doet de tolk en/of vertaler een schriftelijk verzoek om beëdigd te worden. De rechtbank eist van de tolk en/ of vertaler om het bewijs van inschrijving te overleggen en hier een legitimatiebewijs (geldig identiteitsbewijs) mee te zenden. Voor wat betreft de termijn zoals deze uit de wet voortvloeit om na inschrijving maximaal 2 maanden beëdigd te worden, wordt geen controle gedaan. Die verantwoordelijkheid ligt volgens de griffier bij de tolk en/of vertaler zelf. Vervolgens controleert de griffie deze gegevens. Bij goedkeuring stuurt de griffier het dossier door naar de rechter ter
51
voorbereiding op de beëdiging. Er wordt streng op de gegevens gecontroleerd. Indien één van de stukken mist, wordt het verzoek teruggestuurd met de vraag voor aanvulling. Men kan derhalve niet beëdigd worden zonder dat deze controle vooraf is gedaan. Over de juridische betekenis van de beëdiging heeft de rechter in het interview naar voren gebracht dat er geen juridische grondslag is voor de termijn van de beëdiging. Hierbij geldt: van oudsher zo gehandhaafd. De rechter legt vervolgens uit dat er sprake is van meineed als een beëdigd tolk of vertaler verkeerd vertaalt of liegt aldus de gelofte schend. Echter, wat is dan het gevolg van meineed? In de praktijk speelt dit opmerkelijk weinig en als dit gebeurd dan gaat het gepaard met een overtreding/misdrijf. Over wat de beëdiging inhoudt, merkt de rechter het volgende op: het is puur het laten zien dat je eerwaardig bent voor de functie. Dat je te goeder trouw te werk zult gaan. Het is verder een psychologisch item wat op zichzelf geen rechtsgevolgen heeft tenzij meineed wordt gepleegd in samenhang met de overtreding. Verder kent het geen juridische betekenis. Over de verhouding van de bevoegdheid van Bureau Wbtv om in te schrijven met de bevoegdheid van de rechtbank om te beëdigen, merkt de rechter op dat het in principe twee losse dingen zijn maar aan de andere kant ook onlosmakelijk zijn. De beëdiging is een onderdeel van het gehele proces. Bij de nieuwe wet (hiermee refereert de rechter naar de Wbtv) is dit specifiek vastgelegd. Wat de bevoegdheid betreft, dat zijn twee losse elementen. De bevoegdheid van de rechtbank gaat niet gepaard met die van de minister om in te schrijven. Rechtbank Amsterdam Wat betreft de beëdiging, merkt de strafrechter op dat hij het verschil merkt met de invoering van de nieuwe wet (Wbtv). Bij de nieuwe wet zijn de tolken die in het register zijn opgenomen reeds beëdigd, dat hoef je dan als rechter niet meer tijdens elke strafzitting te doen. Voor wat betreft de systematiek van de toelating tot beëdiging, geldt ook binnen de rechtbank Amsterdam dat het verzoek na controle bij de griffie, aan de rechter overhandigd wordt ter beëdiging. Hierbij horen de bijbehorende formaliteiten (zoals het aantonen van het bewijs van inschrijving en legitimatie). Voor wat betreft de verhouding van de bevoegdheid van Bureau Wbtv om in te schrijven in het Rbtv met de bevoegdheid van de rechter om te beëdigen, merkt de rechter op dat de Raad niet de bevoegdheid heeft om te beëdigen, dat is voorbehouden aan de rechter. Bureau Wbtv is verantwoordelijk voor het register en dient ervoor te zorgen dat de in het register ingeschreven tolken en vertalers aan kwaliteitsnormen voldoen. De rechter heeft de bevoegdheid om de tolk/vertaler te beëdigen dat hij naar waarheid en geweten zal werken. Hierbij merkt de rechter vervolgens op dat als je in het register van beëdigde tolken/vertalers bent opgenomen(Rbtv), dan hoeft de rechter niet meer per zitting te beëdigen. Zo niet, dan geldt de “oude” regeling, waarbij per zitting wordt beëdigd. Met “oude regeling” refereert de rechter naar het Wetboek van Strafvordering.
52
4.2. Analyse resultaten Ten behoeve van de beoordeling van mijn hypothese, zal ik de antwoorden uit de interviews en uit de vragenlijst hierbij analyseren. Mijn hypothese was voorafgaand het onderzoek als volgt: “Ik verwacht dat de beëdigingprocedure binnen de rechtbanken correspondeert met de wettelijke eisen voortvloeiend uit de Wbtv”.
Bij beide rechtbanken geldt hierbij een soortgelijke procedure. De rechtbanken eisen van de tolk/vertaler dat deze bij het verzoek een bewijs van inschrijving overlegt. De procedure tot aanvraag tot beëdiging wordt met uiterste zorgvuldigheid uitgevoerd. Zo worden alle gegevens, waaronder identificatie, allereerst bij de griffie gecontroleerd en aan de rechter overhandigd. De rechter controleert vervolgens tijdens de beëdigingzitting ter bevestiging of alle gegevens kloppen. Pas na de beëdiging ontvangt de tolk/vertaler een akte van beëdiging. Derhalve geldt bij beide rechtbanken dat zij voldoen aan hun plicht om bij het verzoek tot beëdiging een bewijs van inschrijving te eisen. Dit houdt in dat er geen mogelijkheid is voor de tolk /vertaler om beëdigd te worden zonder ingeschreven te staan in het Rbtv. De beëdiging is namelijk onlosmakelijk verbonden met de inschrijving in het Rbtv. Derhalve kan hierbij geconcludeerd worden dat mijn hypothese klopt.
53
HOOFDSTUK 5
Conclusies & Aanbevelingen
54
5.1 Conclusies Vóór 1 januari 2009 was er geen wetgeving voor tolken en vertalers die actief waren binnen het justitieel domein. Een garantie tot kwalitatief goede en integere beëdigde tolken- en vertalers, kon derhalve niet geboden worden. Er was sprake van een leemte in de wet. Vanuit de Europese wetgever en arresten van het EHRM, is impuls gegeven aan de gedachtegang tot het creëren van nieuw beleid op het terrein van tolken en vertalers binnen het justitieel domein. Na een langdurig kwaliteitstraject, is de Wbtv op 1 januari 2009 inwerking getreden waarbij naast het opstellen van kwaliteit- en integriteiteisen, ook een afnameplicht voor justitieafnemers en een landelijk register, het Rbtv, is ingesteld. De Nederlandse overheid sluit in dit opzicht aan bij Europese ontwikkelingen om te komen tot vergelijkbare kwaliteitseisen met betrekking tot opleiding, gedragscodes en interdisciplinaire werkverbanden. De Wbtv kent een voorloper: de WBV. Deze laatst genoemde wet betrof een relatief beknopte regeling voor beëdigd vertalers. Tolken waren hier niet in opgenomen. Voor tolken was er een regeling opgenomen in het Wetboek van Strafvordering inhoudende dat zij per zitting door de voorzitter(rechter) beëdigd dienden te worden. De Wbtv daarentegen, betreft een uitgebreide regeling die gericht is op zowel beëdigd tolken als beëdigde vertalers die in beginsel actief zijn op alle terreinen. Het waarborgen van de kwaliteit en integriteit staat hierbij centraal. Aan de hand van de inschrijving in het Rbtv valt deze kwaliteit en ook integriteit doorgaans enigszins te toetsen. Voorafgaand de inschrijving in het Rbtv, dient een aanvraagprocedure doorlopen te worden. Indien de aanvraag tot inschrijving in het Rbtv is goedgekeurd, ontvangt de tolk/vertaler daarvan een bewijs van inschrijving. Hiermee kan de tolk/vertaler naar de rechtbank gaan om zich te laten beëdigen. Immers, de tolk/vertaler dient binnen 2 maanden na inschrijving in het Rbtv, een akte van beëdiging te overleggen bij Bureau Wbtv om doorhaling van de inschrijving te voorkomen. Bij de Wbtv geldt dat de tolk en vertaler in beginsel eenmalig wordt beëdigd. De beëdiging betreft een kortdurende ceremonie waarin de eed wordt afgelegd in de vorm van een eed of belofte. Mijn theoretisch onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van de eed en de positie hiervan binnen de wet, heeft uitgewezen dat het niet vast staat dat de akte van beëdiging een duidelijke juridische waarde heeft. Het idee achter de eed lijkt scheef gegroeid te zijn. Het is van een religieuze traditie/betekenis, overgegaan op een loyaliteitsverplichting. De akte van beëdiging van de beëdigde tolk/vertaler als een op zichzelf staand object, vormt een document met weinig juridische waarde. Desalniettemin, vormt de beëdiging van de tolk/vertaler een onlosmakelijk onderdeel van de inschrijving in het Rbtv. De parlementaire geschiedenis van de Wbtv leert ons dat de akte van beëdiging als volgt hiertoe verhoudt: de beëdiging is een voorwaarde voor inschrijving in het Rbtv en dus een fase binnen de besluitprocedure. Enkel als men beëdigd is, kan men ingeschreven blijven. Echter, omgekeerd werkt het anders. Als men niet is ingeschreven in het Rbtv, kan de tolk/vertaler geen diensten verrichten in de hoedanigheid van beëdigd tolk/vertaler. Immers, de inschrijving in het Rbtv bepaalt of de beëdigde tolk of vertaaldienst wel of niet afgenomen mag worden door de afnemers binnen het justitieel domein. De beëdiging is hiermee onlosmakelijk verbonden met de inschrijving in het Rbtv. Daarnaast voorziet de Wbtv niet in een titelbescherming zodat de beëdigde tolk/vertaler niet terug kan vallen op diens akte van beëdiging.
55
Voor wat betreft de beëdigingsprocedure bij de rechtbanken, voldoen de onderzochte rechtbanken aan hun controleplicht door bij het verzoek tot beëdiging een bewijs van inschrijving te eisen. Dit houdt in dat er geen mogelijkheid is voor de tolk/vertaler om beëdigd te worden zonder ingeschreven te staan in het Rbtv. Pas na de beëdiging ontvangt de tolk/vertaler een akte van beëdiging. Om terug te komen op de centrale vraagstelling: ‘In hoeverre kan een beëdigde tolk/ vertaler beëdigde tolk/ vertaaldiensten leveren binnen het justitieel domein op basis van zijn akte van beëdiging zonder ingeschreven te staan in het Register beëdigde tolken en vertalers en op welke wijze controleren rechtbanken hierop?’, kan aan de hand van de resultaten van het onderzoek het volgende antwoord gegeven worden: Voor hen die niet ingeschreven staan in het Rbtv, vormt de akte van beëdiging die in het verleden voorafgaand aan de Wbtv dan wel op grond van de Wbtv is verkregen, geen middel om op terug te vallen teneinde beëdigde tolk/vertaaldiensten te kunnen verlenen binnen het justitieel domein. Immers, voor hen heeft de wetgever tijdens de totstandkoming van de wet ervoor gekozen om geen titelbescherming in te voeren. Daarnaast controleren de rechtbanken de inschrijving in het Rbtv door een bewijs van inschrijving in het Rbtv te eisen alvorens over te gaan op beëdiging. De akte van beëdiging is hiermee onlosmakelijk verbonden met de inschrijving in het Rbtv. Zonder inschrijving in het Rbtv, kan de tolk/vertaler geen beëdigde vertaaldiensten verlenen binnen het justitieel domein.
56
5.2. Aanbevelingen Nu aan de hand van dit onderzoek duidelijkheid is geboden omtrent de juridische waarde van de akte van beëdiging van de beëdigde tolk en vertaler, verdient het aanbeveling aan Bureau Wbtv om dit vervolgens te communiceren naar de beroepsgroep toe. Het is van essentiële waarde voor de beëdigde tolk en vertaler om geïnformeerd te worden omtrent de strekking van de termen ‘beëdigde tolk’ en ‘beëdigd vertaler’. Immers, de beroepsgroep van tolken en vertalers verdient in het kader van de overheidscommunicatie, verheldering van de juridische waarde van hun akte van beëdiging. Communicatietraject De meest logische oplossing hiervoor zou het starten van een communicatietraject zijn. Ik beveel Bureau Wbtv dan ook aan om een communicatietraject te starten waarin de uitleg van de rechten en plichten van de beëdigde tolk en vertaler met betrekking tot diens (akte van) beëdiging, centraal staat. Hierbij beveel ik aan om het volgende centraal te stellen. De juridische waarde van de (akte van) beëdiging ten aanzien van de volgende situaties: -
Inschrijving in het Rbtv Verlenging in het Rbtv Doorhaling in het Rbtv
De communicatie kan middels publicatie in de nieuwsbrieven of artikelen op de website plaatsvinden. Daarnaast is het van belang dat ook intern binnen Bureau Wbtv alle medewerkers op de hoogte zijn van de nieuwe wijze van communicatie richting de beroepsgroep. Het verdient daarom aanbeveling aan Bureau Wbtv om een bijeenkomst te organiseren waarin het communicatietraject intern aan de betrokken medewerkers wordt gepresenteerd.
57
Nawoord Een terugblik op dit onderzoek leert mij dat de functie van tolken en vertalers groter is dan dat wat over het algemeen wordt aangenomen. Het is een beroepsgroep die binnen het Nederlands rechtsbestel een onmisbare rol speelt. Wil iemand effectief van zijn rechten gebruik kunnen maken, dan zal hij in elk geval in een door hem te begrijpen taal kennis en informatie over zijn juridische positie moeten kunnen beschikken. Bij partijdigheid van een tolk/vertaler of zelfs al bij de schijn daarvan, is ook de integriteit van de betrokken tolk/vertaler onmiddellijk in het geding. Het waarborgen van de integriteit van tolken en vertalers vormt dan ook een belangrijk onderdeel van de Wbtv. Aan de hand van de inschrijving in het Rbtv valt deze integriteit doorgaans enigszins te toetsen. De beroepsgroep als rechtzoekende verdient toelichting omtrent de juridische waarde van hun (akte van)beëdiging. Ik zie daarom in alle interesse de aanloop van een communicatietraject tegemoet. Dit onderzoek heeft in de vorm van een onderbouwde verslaglegging aangetoond dat het van essentiële waarde is om veranderingen te gaan brengen in de communicatie naar de beroepsgroep toe voor wat betreft de strekking van de termen ‘beëdigde tolk’ en ‘beëdigd vertaler’. Voor Bureau Wbtv biedt dit onderzoek dan ook een aanleiding om veranderingen te gaan brengen in de communicatie. Dit afstudeeronderzoek kan dan ook gezien worden als een voorbeschouwing op de ontwikkelingen rondom een communicatietraject voor tolken en vertaler, waarvan ik hoop, dat die zal slagen.
58
Literatuur- en bronnenlijst Literatuur Burkert 1985 Burkert, Greek Religion, (J. Raffan, transl. ) Cambridge, Burkert, Massachusetts: Harvard University Press, 1985. Doornbos 2005 dr. N. Doornbos, ‘De regulering van de kwaliteit van tolken en vertalers: een rechtssociologische analyse’, NJB 2008, p. 964. Ijdo 1911 E. Ijdo, Het Eedsvraagstuk, Leiden: Boek – Steendrukkerij Eduardo Ijdo 1911. Koene e.a. 2003 B. Koene e.a., Midden-Kennemerland in de Vroege en Hoge Middeleeuwen: het land, de bewoners …, Hilversum: Uitgeverij Verloren 2003. Van den Reijen 2004 M.K.J.G van den Reijen, Tolk en taal in strafzaken: pareltjes van het strafrecht, Deventer: Kluwer 2004.
Bronnen Wet- en regelgeving Eedswet 1911, Stb 1911, 215. Eedswet 1971, Stb 1971, 211. Wet van 6 mei 1878, Stb. 1878, 30. Wet beëdigde tolken en vertalers. Wetboek van strafvordering (art. 276 lid 3 oud en nieuw). Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (art 28). Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures(PbEU 2010). Wet van 28 februari 2013 tot implementatie van richtlijn nr. 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PbEU 2010, L 280).
59
Parlementaire stukken Handelingen II, 2004/05, 29 936, nr. 4. Handelingen II , 2011/12, 29 936, nr. 30, p.2. Handelingen II, 2012/13, 29 936, nr. 32. Handelingen II , 2011/12, 29 936, nr. 30, p.2. Handelingen II, 2012/13, 29 936, nr. 32. Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 3 (MvT). Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 8, p. 23, 24 en nr. 9(NV I). Kamerstukken II, 2006/07, 29 936, C, p.5 (MvA II). Jurisprudentie EHRM 13 mei 1980, nr. 6694/74 (Artico/ Italië). EHRM 19 december 1989, nr. 9783/82 (Kamasinski/ Oostenrijk). HR 14 december 1923, NJ 1924, nr. 177. HR 23 mei 1910, Weekblad van het Regt, nr. 9000. HR 29 juni 1913, Weekblad van het Regt, nr. 9648. HR 29 december 1914, Weekblad van het Regt, nr. 9374. Rb. Almelo(AB) 10 januari 2011, LJN BP0816. Rb. Amsterdam 18 april 2013 , LJN BZ9383.
60
Bijlagen
61
Bijlage I
Eigen bevindingen bij een beëdigingszitting( Rechtbank Oost- Brabant) Tijdens de ceremonie vraagt de rechter aan de tolk/vertaler of deze zweert/belooft dat hij/zij diens beroep nauwgezet en onpartijdig uitvoert, zich te gedragen zoals een goede tolk of vertaler betaamt en geheimhouding te betrachten ten aanzien van vertrouwelijke informatie. De tolk/ vertaler antwoord dan simpelweg “dat beloof ik” indien een belofte wordt gekozen of “Zo waarlijk helpe mij God almachtig” indien voor een eed wordt gekozen. Onderstaand volgt een verslag van een praktijkvoorbeeld van een beëdiging zoals deze in de praktijk door de rechter wordt afgenomen. Het is 09 april 2013, om 10:15 was in zaal G een zitting gepland voor de beëdiging van een ambtenaar burgerlijke stand en een notaris kandidaat. Wegens vertraging bij de lopende zitting in zaal G is de beëdiging uitgesteld, de bode deelt het nieuws. Kort hierna leidt de bode ons, de ambtenaar, kandidaat, familieleden en mij naar zaal K. Hier zal de beëdiging plaats gaan vinden. De rechter opent vriendelijk de zitting, verwelkomt de aanwezigen en excuseert voor de vertraging. De rechter wijst eerst de ambtenaar van de burgerlijke stand aan om te beëdigen. De rechter controleert de persoonsgegeven en de functie van de ambtenaar. Als dit allemaal klopt en bevestigd is, vervolgt de rechter met de vraagstelling: “Wilt u de gelofte afleggen?”. Hierbij geeft de rechter de ambtenaar de keus om een eed of belofte af te leggen. De ambtenaar vraagt naar het verschil. De rechter legt uit dat het te maken heeft met de keuze die men maakt in verband met de mate van geloof in god. De eed leg je af in de naam van god, de belofte niet. Welke vorm wordt aangenomen, maakt juridisch gezien geen verschil. Men kan het als een keuzemogelijkheid zien. De ambtenaar kiest ervoor om de belofte af te leggen. Vervolgens leest de rechter de standaardtekst voor de beëdiging van ambtenaren voor en geeft het woord aan de ambtenaar. De ambtenaar antwoordt met de tekst “Dat beloof ik”. De rechter feliciteert de ambtenaar en verwijst haar vervolgens door naar de kelderbalie om de handtekening te laten legaliseren. Tevens dient zij een document hiervan achter te houden. Hierna volgt de kandidaat- notaris. Ook hierbij geldt dezelfde procedure als bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Als alle gegevens kloppen en bevestigd zijn, vraagt de rechter of hij de eed of gelofte wil afleggen. Hij kiest voor de eed. Nadat de gelofte uit de notariswet is opgenoemd, legt hij de eed af “Zo waarlijk helpe mij God almachtig”. Ook hij wordt dan door de rechter gefeliciteerd en hoort dezelfde procedure aan om de handtekening te laten legaliseren en een document hiervan achter te houden. De beëdigde ambtenaar- en notaris verlaten daarop samen met hun familieleden verheugd de zaal.
62
Bijlage II Voorbeeld: acte van toelating
63
Bijlage III Voorbeeld: akte van beëdiging
64
Bijlage IV Beslisboom inschrijving Rbtv Aanvraag
Besluit
Extra info nodig
Negatief
Positief
Inschrijving Rbtv + bewijs van inschrijving
Afleggen eed/gelofte + deponeren handtekening
Externe fase bij de rechtbank
Ontvangst akte van beëdiging
Akte binnen 2 maanden naar Bureau Wbtv gestuurd?
Nee
Ja
Doorhaling inschrijving
65
Status in Rbtv naar beëdigd + ontvangst legitimatiepas
Bijlage V Interview rechter Dr. mr. J.F.M. Strijbos, griffier mw. Fittes en medewerkster tolkenbureau mw. Sluiter, Rechtbank ‘s- Hertogen Bosch Interview over de beëdiging van tolken en vertalers in de praktijk.
Inleiding In het kader van mijn afstudeeronderzoek wil ik interviews houden met rechters en andere betrokkenen binnen de rechtbank die zich in de praktijk bezig houden met het beëdigen en/ of afnemen van gerechtstolken en beëdigd vertalers. Het doel van het onderzoek is om de procedure van beëdiging en de afname van deze beroepsgroep in de praktijk, concreet in kaart te brengen. Achtergrond van de rechter 1. Hoe lang bent u al rechter? Vanaf 1981 ben ik reeds rechter, ik beoefen derhalve 32 jaar mijn vak. Ik ben in 2010 gepensioneerd maar ben nog steeds actief als plaatsvervangend rechter en lid van de Raadkamer. 2. Bent u bekend met de Wet beëdigde tolken en vertalers? Ik heb achtergrond kennis van de oude wet, de nieuwe wet is mij niet helemaal bekend. 3. Hoe lang heeft u al ervaring met het beëdigen van tolken en vertalers? Zolang hij al rechter is, nu tijdens de plaatsvervanging meer. Elke dinsdag is er een standaard ochtend ingepland voor beëdigingen. 4. Heeft u wel eens tijdens de zitting een gerechtstolk of beëdigd vertaler aangewezen? Bij de oude wet beëdigde je zo een tolk per zitting. Ik heb dit tijdens strafzaken bijvoorbeeld wel gedaan. Echter sinds 2000 doe ik geen strafzaken meer zodat ik de nieuwe wet niet heb ervaren bij afname. De beëdiging 5. Hoe is bij de rechtbank gehandeld bij de wijziging van de wet. Heeft dit invloed gehad op de procedure tot beëdiging zoals deze voorheen bij de oude wet verliep? Zelf heeft de rechter geen wijzigingen opgemerkt wat betreft de beëdiging specifiek. De beëdiging zelf, dus het opzeggen van de eed en gelofte en het uitspreken van de bevestiging hiervan is gelijk gebleven. Wel is het zo dat nu de beëdiging voor zowel de tolk als vertaler geldt waar bij de oude wet het alleen voor de vertaler gold. De tolk werd namelijk per rechtszitting beëdigd. 6. Wat is de systematiek bij de procedure tot beëdiging? In principe loopt dat via griffie en tolkenbureau. Wat de rechter hiervan merkt is als volgt: Het verzoek komt binnen, de tolk of vertaler stuurt het dossier op. Het verzoek is simpelweg een briefje waarin de tolk of vertaler in het kort aangeeft wie hij/zij is, het verzoek om beëdigd te worden, de bewijsstukken voor het 66
aantonen van de geschiktheid(studie, besluit minister etc.). Dit wordt door de griffie bekeken of het voldoet aan de wetgeving. Dit gebeurd eens in de twee maanden. De rechter toetst vervolgens tijdens de zitting voor beëdiging, de persoonsgegeven. Derhalve toetst de rechter niet nogmaals aan de eisen etc. Die taak is voor de griffie weggelegd. Gesprek met de griffie. Mw. Fittes Het verzoek komt binnen, de tolk of vertaler stuurt hierbij een verzoek(inleidend briefje) om beëdigd te worden. Tevens dient de tolk of vertaler een bewijs van inschrijving te overleggen en een legitimatiebewijs mee te zenden. Voor wat betreft de termijn zoals deze uit de wet voortvloeit om na inschrijving maximaal 2 maanden beëdigd te worden, wordt geen check gedaan. Die verantwoordelijkheid ligt bij de tolk en/of vertaler zelf. Vervolgens controleert de griffie deze gegevens en stuurt het dossier door aan de rechter om te beëdigen. Er wordt wel streng op de gegevens gecontroleerd, indien één van de stukken missen wordt het verzoek teruggestuurd met de vraag voor aanvulling. Men kan derhalve niet beëdigd worden zonder dat deze controle vooraf is gedaan. 6. Voor welke termijn wordt een tolk en/of vertaler normaliter beëdigd? Kan hiervan afgeweken worden? De beëdiging van de tolk en vertaler geldt in principe voor het leven, er wordt namelijk geen afwijking gegeven zoals bijvoorbeeld een ambtenaar die voor een dag wordt beëdigd. De eed geldt door het hele land dus alle gemeentes. In het verleden werd je door de gemeente benoemd dat is nu anders. Nu zijn de rechtbanken in het algemeen belast met de taak. Ook dit is van oudsher zo gehandhaafd. Er is geen juridische grondslag voor termijn. 7. Is er sprake van meineed wanneer de tolk en/ of vertalers opzettelijk niet de waarheid heeft gesproken? Ja, er is sprake van meineed als je als beëdigd tolk of vertaler verkeerd vertaalt of liegt aldus de gelofte schend. Echter, wat is dan het gevolg van zo een meineed’? In de praktijk speelt dit opmerkelijk weinig en als dit gebeurd dan gaat het gepaard met een overtreding/misdrijf. 8. Wat houdt de beëdiging in en heeft het rechtsgevolgen? Is puur het laten zien dat je eerwaardig bent voor de functie. Dat je te goede trouw te werk zult gaan. Is verder een psychologisch fenomeen wat op zichzelf geen rechtsgevolgen heeft tenzij meineed wordt gepleegd in samenhang met de overtreding. Verder geen juridische betekenis, 9. Hoe verhoudt de bevoegdheid van de Raad voor inschrijving in het Register zich tot de bevoegdheid van de rechtbank om te beëdigen? Dit moet los van elkaar gezien worden, zie jurisprudentie. Zijn in principe twee losse dingen maar aan de andere kant ook onlosmakelijk. De beëdiging is een onderdeel van het gehele proces. Bij de nieuwe wet is dit specifiek vastgelegd. Na het voldoen van de criteria en het besluit van de minister, volgt binnen 2/3 maanden beëdiging. Wat de bevoegdheid betreft, dat zijn twee losse elementen. De bevoegdheid van de rechtbank gaat niet gepaard met die van de minister. 10. De rechtbank verstrekt een akte van beëdiging: wat zegt zo’n akte over de juridische positie van de tolk en/ of vertaler? Geen juridische positie.
67
11. Beoordeling positie van de beëdiging. Op een schaal van 1 – 5 : Hoe belangrijk vindt u de status van beëdiging van de tolk en/ of vertaler? 1
2
3
4
5
Een toelichting op dit antwoord Toelichting Aan de ene kant is het puur psychologisch. Dit heeft te maken met de geschiedenis van de eed binnen de rechtspleging. Vroeger waren de mensen streng gelovig katholiek/christelijk, men liet door middel van de eed blijken te getuige in god waar allemachtig dat hij de waarheid zou spreken. De mensen om zich heen geloofden deze eed dan ook want het was een heel fenomeen, ze waren heel bang voor de gevolgen die god hen dan zal doen neerkomen. Het laatste oordeel werd dan ook aan god nagelaten. Want als men loog, dan zou er een vreselijke oordeel geveld worden op diegene en de gevolgen zouden enorm zijn niet alleen in de hemelen maar ook op aarde. Men was dan verdoemd. Deze angst voor de bestraffingen van god, was een reden om de eed in te voeren als blijk van getuigen in de naam van god in de waarheid. Men nam dit dan ook aan, de eed was ook niet voor iedereen weggelegd en werd ook niet door iedereen afgelegd naar aanleiding van de gevolgen hiervan. Nadien is het een soort van wet der gewoonte geworden, de eed is blijven aanhouden in de wetgeving als een vorm van gelofte in het handelen naar integriteit. Tevens fungeert het momenteel als een soort van bekrachtiging van een bepaalde status. Echter, aan de andere kant is de eed een onderdeel van het proces tot inschrijving. Er wordt bekeken of de tolk of vertaler vaktechnisch wel geschikt is om te vertalen. Het kan niet zo zijn dat een familielid zomaar zegt van ja ik kan vertalen, dit is onaanvaardbaar. Daarom is het heel belangrijk dat er een bekwame tolk of vertaleraanwezig is in het belang van een behoorlijk procesvoering. Aangezien de nieuwe wet stelt dat de tolk en vertaler verplicht is om binnen een bepaald termijn zich te laten beëdigen om de inschrijving af te ronden. In die zin kan de eed wel als belangrijk worden gezien, vandaar de beoordeling op 5, als onderdeel van het proces maar individueel heeft het weinig te zeggen. De eed gaat bijna altijd gepaard met een verplichting en dus een regeling vooraf.
Systematiek bij afname(volgens rechter) uitleg justitie afnemers 12. Hanteert de rechtbank een bepaald systeem bij de afname van gerechtstolken en beëdigd vertalers? In principe loopt dat via de griffie en het tolkenbureau. De rechter toetst de persoonsgegevens. Derhalve toetst de rechter niet nogmaals aan de eisen etc. Deze taak is specifiek voor het tolkenbureau weggelegd. Gesprek met medewerkster tolkenbureau mw. V. Sluiter 13. Wie bepaalt bij afname? Indien het een afname betreft voor een zitting, bepaalt het tolkenbureau.
68
14. Hoe verloopt de procedure van afname? We hebben een systeem genaamd “Bink” dit systeem is gekoppeld aan het Rbtv aldus het register. Alle registraties die gedaan worden of hierin staan of door zijn gehaald, worden derhalve direct gekoppeld. Wij zijn dus altijd up to date. Waar wij eerst naar kijken bij afname is het Bink systeem dus de registratie in het Rbtv. Het idee hierbij is dat wij een goede tolk willen afnemen, met de registratie lijkt dit idee gewaarborgd te zijn. Als geen tolk beschikbaar is uit het Rbtv, dan raadplegen wij de uitwijklijst. Echter, dit is wel een laatste redmiddel. 14. Wat is de rol van de rechter bij de afname van de tolk en/ of vertaler? Zie hierboven die controleert enkel de persoonsgegevens en beëdigd vervolgens. Het voorwerk is vooraf gedaan door het tolkenbureau. 15. Bent u bekend met de criteria voor de uitwijklijst? In mindere mate. Wel is de procedure voor afname hiervan en het doel van de afwijklijst mij bekend. 16. Gebruikt u ook de uitwijklijst al geldt hier niet de afnameplicht voor? Ja wij gebruiken het wel maar stellen ons netwerk voor. 17. Let de rechter ambtshalve op de aanwezigheid van een beëdigd tolk en/ of vertaler en de formele eisen hiervoor? Meestal wordt door de advocaat de afwezigheid van de gerechtstolk opgemerkt of in ieder geval door de administratie. Als bij de zitting blijkt dat er geen tolk is, wordt er gebeld naar de bode die vervolgens een tolk moet regelen. In het uiterste geval zal de rechter het opmerken, maar het is wel de bedoeling dat de administratie het in ieder geval opmerkt. 18. Heeft de rechter de bevoegdheid om de gerechtstolk bij de zitting te beëdigen indien deze niet staat ingeschreven in het Register? Indien ja, waar is deze bevoegdheid gelegen? Geen idee hoe dat inhoudelijk verloopt. Vervolg gesprek dhr. Mr. Dr. J.F.M. Strijbos De verhouding van de beëdiging tot inschrijving in het register Bij de oude wet werd de vertaler beëdigd wanneer deze voldoende blijk gaf van de kennis van de Nederlandse taal dan wel kon aantonen onderwijs gegeven te hebben in één of meerdere vreemde talen binnen het middelbaar onderwijs. Het was vrij aan de rechtbanken om te bepalen. Waar bij de oude wet de rechter bepaalde wanneer een vertaler bekwaam was en dus beëdigde vertalingen kon uitgeven, bepaalt bij de nieuwe wet de minister de bekwaamheid van de tolk en/ of vertaler. De rol van de rechter is beperkt in diens verstande dat de rechter pas na het controleren van de bekwaamheid middels inschrijving in het register, de tolk en/ of vertaler kan beëdigen. Tevens kan volgens de nieuwe wet de tolk en/ of vertaler niet meer beroepen op de beëdiging bij de oude wet om verlenging geboden te krijgen in het register. Immers, de overgangsbepaling geeft voor de personen die beëdigd waren bij de oude wet, maximaal 2 jaar de tijd om zich op deze beëdiging te beroepen.
69
19. Op een schaal van 1-5: In hoeverre biedt volgens u de beëdiging bij de oude wet een toegevoegde waarde ten aanzien van de competentiecriteria bij de nieuwe wet ? Wilt u hierbij ook een toelichting geven? 1
2
3
4
5
Toelichting: Zegt weinig, volgende rechter prevaleert de nieuwe wet en moet diegene die ook bij de oude wet beëdigd was gewoon voldoen. De nieuwe wet is er om juist de rechtsbescherming van de burger te garanderen. De beëdiging bij de oude wet zegt dus door zijn psychologische status weinig. De vertalers moeten gewoon voldoen aan de regelgeving zoals in de Wbtv.. 17. Wordt bij de afname van de tolk en/ of vertaler de akte van beëdiging los gezien van de registratie in het register? Nee, bij de nieuwe wet wordt eerst getoetst aan de bekwaamheid aan de hand van het Rbtv. Deze zaken zijn onlosmakelijk. Stabiliteit van de wet
19. Als de wet herzien zou worden met betrekking tot de verduidelijking van de rechtspositie van de beëdiging in verhouding tot de registratie in het register, wat zou u dan aanbevelen? -
De beëdiging handhaven als psychologisch item. Het moet derhalve wijken voor de nieuwe wet. De oude beëdiging laten vervallen ingeval de vertalers die niet meer voldoen aan de voorwaarden en hiervan de bevoegdheid ontzetten. - Wellicht kan, ter verduidelijking voor de burger, bij de communicatie of in de wet een aanvulling gedaan worden over de betekenis van de oude beëdiging bij de overgang en de werking hiervan als legaliteitsbeginsel opnemen. Vroeger was een eedaflegging waardevol omdat men streng geloofde en bij God zweert. Nu is zelfs die eed ook gesplitst in ook de mogelijkheid tot belofte indien men niet gelooft en daar is de keuze dus voor. Tegenwoordig is dit fenomeen van eedaflegging niet echt waardevol meer.
Interview afgelegd op 09 april 2013
70
Bijlage VI Vragenlijst rechter Rechtbank Amsterdam mr. P.B. Martens Strafrechter. Interview rechter over de beëdiging van tolken en vertalers in de praktijk.
Inleiding In het kader van mijn afstudeeronderzoek wil ik interviews houden met rechters en andere betrokken personen die zich in de praktijk bezig houden met het beëdigen en/ of afnemen van gerechtstolken en beëdigd vertalers. Het doel van het onderzoek is om de procedure van beëdiging en de afname van deze beroepsgroep in de praktijk, concreet in kaart te brengen. Achtergrond van de rechter 1. Hoe lang bent u al rechter? Sinds april 2002 2. Bent u bekend met de Wet beëdigde tolken en vertalers? Jazeker 3. Heeft u ervaringen met het beëdigen van tolken en vertalers? Ja, ruim 4. Ik heb zeer vaak ter terechtzitting tolken beëdigd. Vertalers (die schriftelijke stukken vertalen) komen meestal niet naar een zitting. Ik heb wel eens een vertaler beëdigd als rechter-commissaris, die moest voor mij een stuk in het Chinees vertalen en was zelf nog niet beëdigd De beëdiging 5. Hoe is bij de rechtbank gehandeld bij de wijziging van de wet. Heeft dit invloed gehad op de procedure tot beëdiging zoals deze voorheen bij de oude wet verliep? Ja met invoering van de nieuwe wet zijn de tolken die in het register zijn opgenomen reeds beëdigd, dat hoef je dan als rechter niet meer te doen. 6. Voor welke termijn wordt een tolk en/of vertaler normaliter beëdigd? Kan hiervan afgeweken worden?
Voor het register: dit zal in de Wbtv staan, dat weet ik niet uit mijn hoofd. Als je een niet registreerde tolk ter zitting beëdigt: voor de duur van de zitting. 7. Is er sprake van meineed wanneer de tolk en/ of vertalers opzettelijk niet de waarheid heeft gesproken. Indien ja, wat zijn de rechtsgevolgen hiervan.? Je beëdigt een tolk zoals elke deskundige: hij/zij zweert of belooft “dat hij naar waarheid en geweten zal verklaren”. Als hij dat opzettelijk niet doet begaat hij meineed.
71
8. Hoe verhoudt de bevoegdheid van de Raad voor Rechtsbijstand voor inschrijving in het Register zich tot de bevoegdheid van de rechtbank om te beëdigen? De Raad heeft niet de bevoegdheid te beëdigen, dat is voorbehouden aan de rechter. De Raad is verantwoordelijk voor het register en dient ervoor te zorgen dat de in het register ingeschreven tolken aan kwaliteitsnormen voldoen. De rechter beëdigt de tolk dat hij naar waarheid en geweten zal werken. Als je in het register van beëdigde tolken/vertalers bent opgenomen, dan hoeft de rechter niet meer per zitting te beëdigen. Zo niet, dan geldt de “oude” regeling, waarbij per zitting wordt beëdigd. 9. De rechtbank verstrekt een akte van beëdiging aan de beëdigde tolk en/ of vertaler, wat zegt zo’n akte over de juridische positie van deze tolk en/ of vertaler? Dat hij is beëdigd. Juridisch heeft dat niet zoveel onderscheid, praktisch wel, want als je in het register staat, geldt er voor de overheid een afnameplicht van je diensten (dus meer opdrachten en inkomsten voor tolken). 10.Beoordeling positie van de beëdiging. Op een schaal van 1 – 5 : Hoe belangrijk vindt u de status van beëdiging van de tolk en/ of vertaler? 1
2
3
4
5
Een toelichting op dit antwoord Een tolk moet zijn werk gewoon goed doen. Er zijn nietregistertolken die beter zijn dan registertolken en andersom Systematiek bij afname 11. Hanteert de rechtbank een bepaald systeem bij de afname van gerechtstolken en beëdigd vertalers? Gaat via ons tolkenbureau. 13. Wie bepaalt bij afname? Dat gaat via een softwareprogramma dat “Bink” heet, dit systeem is gekoppeld aan het Rbtv. 14. Wat is de rol van de rechter bij de afname van de tolk en/ of vertaler? Geen, je mag soms wel een voorkeur of een veto opgeven 15. Bent u bekend met de criteria voor de uitwijklijst? Ja 16. Gebruikt de rechtbank ook de uitwijklijst al geldt hier niet de afnameplicht voor? Onderstaand is de werkinstructie voor de rechters zoals die binnen onze rechtbank geldt (LOVS= Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren; Uitwijklijst: lijst binnen het Rbtv van tolken die wel zijn
72
geregistreerd maar om wat voor reden dan ook nog niet zijn beëdigd, kan bv eraan liggen dat geen examinator voor de betreffende taal voorhanden is): 4. Als er om redenen van spoed een tolk van de Uitwijklijst of een niet-geregistreerde tolk wordt gebruikt, dient deze tolk wel als vanouds ter terechtzitting te worden beëdigd!(art. 276 lid 3 Sv). 5. Als de niet in het register ingeschreven tolk wordt ingezet omdat het register geen tolk bevat in de gewenste taalrichting, zal deze tolk voorafgaand aan zijn inzet een recente verklaring omtrent het gedrag dan wel een integriteitsverklaring dienen over te leggen (dit staat ook in de tolkenoproeping, pbm) Indien het vanwege de spoedeisendheid niet mogelijk is om voorafgaand aan die inzet een verklaring omtrent het gedrag over te leggen, geschiedt dit ná de inzet (art. 28 lid 4 Wbtv). Het vereiste van het overleggen van een recente verklaring omtrent het gedrag geldt niet voor die gevallen waarin het register weliswaar een tolk in de gewenste taalrichting bevat, maar dat deze gezien de vereiste spoed niet tijdig aanwezig kan zijn (en er dus om die reden wordt gekozen voor de inzet van een niet-geregistreerde tolk). (uit: tolken: tips voor de zittingsrechter en de griffier van 11 februari 2009). Tolken op de Uitwijklijst dienen jaarlijks een dergelijke verklaring over te leggen, dan hoeft het dus niet opnieuw gevraagd te worden. 6. Als uit de controle blijkt dat de tolk niet in het register is ingeschreven, zal de rechter de inzet van de tolk uitdrukkelijk moeten motiveren (art. 28 lid 4 Wbtv). De redenen voor de inzet voor de tolk worden bij voorkeur vastgelegd in het proces-verbaal (voorbeeld bouwstenen zijn te vinden in de LOVS-bundel). 7. Het LOVS stelt voor een printje van de inschrijving in het register in het dossier te voegen, om later in de procedure controleerbaar te maken dat de ter zitting ingezette tolk is (was) ingeschreven in het register. 17. Let de rechter ambtshalve op de aanwezigheid van een beëdigd tolk en/ of vertaler en de formele eisen hiervoor? Ja, anders kun je niet verder met de zitting: zie art. 6 EVRM: ieder heeft het recht om terecht te staan in een voor hem begrijpelijke taal. 18. Heeft de rechter de bevoegdheid om de gerechtstolk bij de zitting te beëdigen indien deze niet staat ingeschreven in het Register? Indien ja, waar is deze bevoegdheid gelegen? Niet de bevoegdheid, maar de plicht. De plicht is er voor de rechter, immers, een onbeëdigde tolk mag niet ter zitting vertalen. Het komt voor dat een tolk op de “uitwijklijst” van het Rbtv staat en dus niet is beëdigd. Als ook op de uitwijklijst niemand kan worden gevonden, kan het gebeuren dat buiten het register een tolk wordt gevonden, deze is per definitie niet beëdigd. De verhouding van de beëdiging tot inschrijving in het register Bij de oude wet werd de vertaler beëdigd wanneer deze voldoende blijk gaf van de kennis van de Nederlandse taal dan wel kon aantonen onderwijs gegeven te hebben in één of meerdere vreemde talen binnen het middelbaar onderwijs. Het was vrij aan de rechtbanken om te bepalen. Waar bij de oude wet de rechter bepaalde wanneer een vertaler bekwaam was en dus beëdigde vertalingen kon uitgeven, bepaalt bij de nieuwe wet de minister de bekwaamheid van de tolk en/ of vertaler. De rol van de rechter is bij de nieuwe wet beperkt in diens verstande dat de rechter pas na het controleren van de bekwaamheid middels inschrijving in het register, de tolk en/ of vertaler kan beëdigen. Tevens kan volgens de nieuwe wet de tolk en/ of vertaler niet meer van zelfsprekend beroepen op de beëdiging bij de oude wet om verlenging
73
geboden te krijgen in het register. Immers, de overgangsbepaling geeft voor de personen die beëdigd waren bij de oude wet, maximaal 2 jaar de tijd om zich op deze beëdiging te beroepen. 19. Op een schaal van 1-5: In hoeverre biedt volgens u de beëdiging bij de oude wet een toegevoegde waarde ten aanzien van de competentiecriteria bij de nieuwe wet ? Wilt u hierbij ook een toelichting geven? 1
2
3
4
5
Toelichting: Meer uniformiteit, er is een landelijke commissie die geschiktheid bepaalt, niet meer alleen de plaatselijke rechtbanken. 20. Wordt bij de afname van de tolk en/ of vertaler de akte van beëdiging los gezien van de registratie in het register? Als iemand is geregistreerd is hij al beëdigd Stabiliteit van de wet 21. Als de wet herzien zou worden met betrekking tot de verduidelijking van de rechtspositie van de beëdiging bij de oude wet in verhouding tot de inschrijving in het register, wat zou u dan aanbevelen? Weet ik niet zo 123
Opmerkingen Heeft u nog aanvullingen of opmerkingen? Neen Tot slot vraag ik u uw titel te vermelden zodat ik deze bij de vragenlijst als geïnterviewde/ondervraagde kan aanhalen in mijn scriptie. Indien u anoniem wenst te blijven, dan zal ik u wens zorgvuldig in acht nemen. Mr. P.B. Martens Strafrechter in de rechtbank Amsterdam, Tevens voorzitter van de tolkencommissie
Hartelijk dank voor uw medewerking!
74