Black plate (93,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
1
Cyberpesten bij jongeren in Vlaanderen
Katrien Van Cleemput Onderzoeksmedewerkster aan het Departement Communicatiewetenschappen van de Universiteit Antwerpen
Heidi Vandebosch Docente aan het Departement Communicatiewetenschappen van de Universiteit Antwerpen
1. Inleiding 2. Belangrijke thema’s in de literatuur 2.1. Pesten 2.2. Jongeren en ICT-gebruik 2.3. Cyberpesten 2.3.1. Vormen van cyberpesten 2.3.2. Het profiel van onlinedaders en onlineslachtoffers 3. Verkennend onderzoek naar cyberpesten in Vlaanderen 3.1. Jongeren en ICT 3.2. Klassiek pesten 3.3. Cyberpesten 3.3.1. Graad van voorkomen 3.3.2. Profiel van daders en slachtoffers 3.3.3. Perceptie van cyberpesten 4. Besluit 5. Aanbevelingen voor de school 6. Literatuur
ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING
&
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 93 MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (94,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
2
Krachtlijnen In de media en in gesprekken met leerkrachten duiken geregeld verhalen op over jongeren die iemand anders het leven zuur maken via het internet en de gsm. Ze sturen bijvoorbeeld beledigende e-mails, ze bewerken foto’s van de ander en plaatsen die op het internet, ze proberen de ander zwart te maken door roddels te verspreiden via het internet of de gsm enzovoort. Uit een recent onderzoek van de Universiteit Antwerpen in opdracht van het viWTA (Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectonderzoek) blijkt dat zes op tien jongeren vinden dat pesten via internet of gsm een groot probleem is. Een op tien zegt zelf het slachtoffer te zijn geweest van pesten via internet of gsm, twee op tien beweren dader, en drie op tien beweren getuige te zijn geweest. Pesten via het internet en de gsm wordt ook ‘cyberpesten’, ‘onlinepesten’ en ‘digitaal pesten’ genoemd. Met dit artikel proberen we een beeld te schetsen van de aard en de omvang van cyberpesten in Vlaanderen. Eerst wordt een korte stand van zaken gegeven in de onderzoeksdomeinen van het klassieke pesten, het ICT-gebruik door jongeren en het cyberpesten. Daarna worden de resultaten besproken van het eerste grootschalige verkennende onderzoek naar cyberpesten in Vlaanderen van de universiteit Antwerpen in opdracht van het viWTA. Ten slotte worden enkele aanbevelingen geformuleerd waardoor scholen cyberpesten kunnen voorkomen of stoppen.
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 94 MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
&
ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING
Black plate (95,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
&
ICT in het dagelijkse leven van jongeren
3
1. Inleiding De nieuwe informatie- en communicatietechnologiee¨n (vooral de gsm en het internet) hebben een belangrijke plaats verworven in het dagelijkse leven van jongeren. Via het internet en de gsm spreken ze af met vrienden, praten ze over de gebeurtenissen van de dag, storten ze hun hart uit en zoeken ze een lief. De contacten tussen jongeren via het internet en de gsm zijn – net zoals in de ‘echte wereld’ – echter niet altijd positief. In de media verschijnen geregeld berichten en getuigenissen over jongeren die foto’s van zichzelf onder de douche op het internet zien verschijnen, over jongeren die bedreigd worden via sms’jes enzovoort. Dergelijke pesterijen vallen onder de noemer ‘cyberpesten’. Meestal verwijst men naar cyberpesten als ‘pesten dat gebeurt door middel van nieuwe informatie- en communicatietechnologiee¨n’. De eerste wetenschappelijke studies over cyberpesten verschijnen en het aantal (al dan niet wetenschappelijke) websites over cyberpesten beleefde het afgelopen jaar een enorme groei. Het fenomeen staat dus volop in de belangstelling.
algemeen
Om inzicht te krijgen in het verschijnsel cyberpesten, is het enerzijds nood-
pestgedrag en ICT-
zakelijk om het te bestuderen binnen de context van het algemene pestge-
gebruik
drag bij jongeren (dat sterk schoolgerelateerd is). Anderzijds moeten we cyberpesten situeren binnen het ruimere ICT-gebruik van jongeren. Wees modern, pest per gsm Jongeren maken leven pispaaltjes langs elektronische weg zuur We noemen haar Lisa. Al weken wordt zij via sms-berichtjes gepest. Ze is bijna 16 en zit in het middelbaar onderwijs. ‘Vorig jaar veranderde ik van school en sindsdien ben ik kennelijk het zwarte schaap van de klas’, stelt ze nuchter vast. ‘Eigenlijk zit er maar e´e´n pestkop in de klas, maar hij betrekt er de anderen bij. Net voor de kerstvakantie was het echt verschrikkelijk. Mijn boeken verdwenen, mijn jas hing op een andere verdieping en mijn fiets kreeg plotseling een nieuw slot.’ Het pesten viel echter ook op in school. De groene leerkracht en het PMS werden erbij gehaald en zij organiseerden een klasgesprek. ‘Dat was echt heel tof’, zegt Lisa. ‘Nadien veranderde het. De sfeer verbeterde. Ik dacht dat alles voorbij was.’ Maar alles was niet voorbij. Enkele weken geleden begon het. ‘Om 2 uur ’s nachts een sms-bericht op mijn gsm. Eigenlijk was het geen bericht. Alleen maar drie puntjes. Of mijn toestel belde om na twee tonen te stoppen met bellen. Ik kreeg berichtjes waarin ik werd uitgescholden, valse uitnodigingen. Telkens gebeld met een pay-and-gokaart.’ Gazet van Antwerpen, 27 januari 2001, De´sire´e De Poot
ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING
&
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 95 MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (96,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
4
‘Die jongens vergallen zijn leven’ Luts zoon is slachtoffer van het nieuwe cyberpesten ‘Ze proberen mijn zoon op de wreedste manieren te kraken. Zijn klasgenoten hebben nu een website gecree¨erd waarop ze hem oeverloos belachelijk maken. Iedereen wordt opgeroepen hem zo veel mogelijk te pesten.’ Voor Lut is de maat vol. Haar zoon is het slachtoffer van cyberpesten, een nieuw fenomeen dat razendsnel om zich heen grijpt. Het Nieuwsblad, 16 oktober 2005, Dajo Hermans
&
2. Belangrijke thema’s in de literatuur 2.1. Pesten
vijf kenmerken van pesten
Pesten is ongetwijfeld een oud fenomeen. Toch kwam het pas in de jaren zeventig onder de aandacht van wetenschappers. Sinds die tijd is er enorm veel literatuur over pesten verschenen. Er zijn vijf kenmerken van pesten waarover de meeste auteurs het eens zijn (Greene, 2000) : 1
de pestkop heeft de bedoeling het slachtoffer kwaad te berokkenen of
2
de agressie tegenover het slachtoffer vindt diverse malen plaats;
3
het slachtoffer lokt het pestgedrag niet uit met verbaal of fysiek geweld;
4 5
het pesten gebeurt in vertrouwde sociale groepen; de pestkop is machtiger dan het slachtoffer.
angst aan te jagen;
verschillende rollen
In een pestsituatie kunnen we verschillende rollen onderscheiden : de pester, het slachtoffer, de pester/slachtoffer en de omstander (persoon die aanwezig is bij het pesten, maar niet de dader of het slachtoffer is).
pesten varieert
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat pesten varieert naargelang leeftijd
naargelang leeftijd
en geslacht. Diverse auteurs (Griffin & Gross, 2004 :388) suggereren dat het pesten afneemt naarmate jongeren ouder worden, omdat de jongeren meer
en geslacht
sociale vaardigheden ontwikkelen of omdat het aantal potentie¨le pestkoppen in hun leeftijdsgroep daalt. Anderen (bv. Pelligrini & Long, 2002) menen dat er geen rechtlijnig verband is tussen leeftijd en pesten. Zij situeren een piek in het pestgedrag bij de overgang van de lagere school naar de middelbare school; een moment waarop de sociale hie¨rarchie moet worden vastgesteld. Jongens zijn vaker dader en vaker slachtoffer van pesten dan meisjes. Ook het soort pestgedrag waarmee jongens en meisjes worden geconfronteerd verschilt. Jongens worden vaker geconfronteerd met fysieke agressie en direct verbaal pesten (Smith, 2004 :98). Meisjes zouden eerder te maken krijgen met sociale, relationele en indirecte vormen van pesten (Olweus, 1993 & 1994). Ook naar de psychologische karakteristieken van
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 96 MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
&
ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING
Black plate (97,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
5
de pesters en de slachtoffers werden talrijke onderzoeken verricht. De pesters zijn vaak agressief en impulsief. Ze hebben een sterke behoefte om anderen te domineren, kunnen zich moeilijk inleven in het slachtoffer en staan positief ten opzichte van geweld. Hun populariteit is gemiddeld en ze hebben, in tegenstelling tot wat men vaak beweert, een relatief positief zelfbeeld. Pesters zijn ten slotte vaak fysiek sterker dan hun slachtoffer(s) (Olweus, 1992 :36). Aan de slachtoffers worden kenmerken als angstig, onzelfzeker, voorzichtig, gevoelig en stil toegeschreven (Olweus, 1992 :34). Ze hebben een kleinere sociale intelligentie, en minder sociale en mentale vaardigheden (Kaukiaien et al. in Ma, 2004 :21). onderscheid tussen
In het pestonderzoek worden verschillende vormen van pesten onderschei-
direct en indirect
den : ten eerste wordt een onderscheid gemaakt tussen direct pesten en
pesten
indirect pesten. Bij direct pesten is het slachtoffer rechtstreeks betrokken (en lichamelijk aanwezig) bij de pesterijen. Bij indirect pesten is dat niet het geval. Onder indirect pesten verstaat men bijvoorbeeld leugens en valse geruchten verspreiden, iemand zwartmaken bij anderen... Binnen de vormen van direct pesten maakt men een onderscheid tussen fysiek pesten (lichamelijk pesten of eigendommen beschadigen), verbaal pesten (schelden, bedreigen, beledigen...), non-verbaal pesten (gezichten trekken, obscene gebaren maken) en sociaal pesten (uitsluiten uit de groep). Talrijke studies wijzen erop dat pesten ernstige gevolgen kan hebben voor het slachtoffer zoals een lager zelfvertrouwen en een grotere kans op angst en depressie. Daders van pesterijen lopen een groter risico om later ook probleemgedrag te ontwikkelen, zoals criminaliteit en alcoholmisbruik.
recentste cijfers over
In Vlaanderen dateren de recentste cijfers over de omvang van het pestpro-
pesten
bleem uit 1995. 15,9 % van de kinderen van de basisschool pesten anderen regelmatig of vaak (Stevens en Van Oost, 1994 & 1995). 23 % van de kinderen wordt vaak of regelmatig gepest. In 1993 bleek uit onderzoek voor de Centrale voor Studie- en Beroepsorie¨ntering dat 18 % van de leerlingen van de middelbare school matig gepest wordt en dat 2,6 % vaak of regelmatig gepest wordt (Vandersmissen en Thys, 1993). 2.2. Jongeren en ICT-gebruik
redenen voor
Uit de literatuur over jongeren en ICT blijkt dat de nieuwe informatie- en
gebruik van nieuwe
communicatietechnologiee¨n sterk zijn doorgedrongen in het leven van de jongeren. Velen van hen hebben thuis (en op school) toegang tot het internet
media
en beschikken ook over een eigen gsm. We zien de laatste jaren zelfs een evolutie naar ‘mediarijke’ slaapkamers waarbij jongeren een eigen pc met internet op hun kamer hebben (Van Gorp, 2006). Jongeren gebruiken de nieuwe media om allerlei redenen : om zich te ontspannen, om informatie
ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING
&
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 97 MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (98,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
6
op te zoeken (bv. in verband met huiswerk of hobby’s), om te experimenteren met hun identiteit en (vooral) ook om sociale contacten te onderhouden. Vooral meisjes en de wat oudere jongeren zien internet en gsm als een ideaal en gemakkelijk middel om in contact te blijven met leeftijdgenoten, aan wie in deze levensfase erg veel belang wordt gehecht. Het is dan ook geen verrassing dat Instant Messaging (bv. MSN Messenger) de meest gebruikte internettoepassing is bij jongeren (Livingstone, 2002).
toegang, privacy en
ICT kan heel wat voordelen hebben voor jongeren wegens hun mogelijkheden voor communicatie, educatie en uitdrukking van creativiteit. Tege-
veiligheid
lijkertijd roepen ze echter heel wat vragen op over toegang, privacy en
vragen over
veiligheid. Hebben alle jongeren gelijke kansen om van de nieuwe ICT gebruik te maken ? Wat gebeurt er met de gegevens die jongeren via ICT doorgeven aan bedrijven om bijvoorbeeld een onlinewedstrijd te kunnen winnen ? Wie ontmoeten jongeren op het internet (pedofielen...) ? Tot welke informatie hebben ze toegang (racistische sites, websites van terreurorganisaties, pornografie...) ? Een ander onderwerp, waarover nog niet veel wetenschappelijk onderzoek is verricht, is cyberpesten. 2.3. Cyberpesten definitie van
In de inleiding werd cyberpesten omschreven als ‘pesten dat gebeurt door
cyberpesten
middel van informatie- en communicatietechnologiee¨n’. De meeste definities van cyberpesten kunnen tot deze kern teruggebracht worden. Andere definities geven louter een opsomming van de verschillende deviante internet- en gsm-praktijken die als cyberpestvormen beschouwd kunnen worden.
kenmerken van
Enkele kenmerken van het klassieke pesten (zie punt 2.1.) zijn bij cyberpes-
klassiek pesten
ten wellicht minder relevant of krijgen een andere invulling.
minder relevant bij
n
Zo kan men zich afvragen of het frequentiecriterium bij cyberpesten nog wel relevant is, gezien het vrij ‘duurzame’ karakter van vele cyberpest-
cyberpesten
vormen. Een website met beledigende commentaar over iemand bijvoorbeeld, staat vaak voor een lange tijd online en kan bovendien gelezen worden door zeer vele personen. Een gesproken belediging daarentegen verdwijnt op het moment dat ze uitgesproken wordt en werd alleen gehoord door de personen die er op dat moment bij waren. n
Ten tweede is de fysieke kracht van de pester niet langer het machtscriterium bij cyberpesten. Bij cyberpesten kan men die macht namelijk putten uit een geavanceerde kennis van internet- en computertoepassingen. In de literatuur heeft men het over ‘technopower’ (Jordan,
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 98 MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
&
ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING
Black plate (99,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
7
1999 :110). Degene die weet hoe hij een website moet maken, kan ook een haat-website maken. Toch kan men met eenvoudige toepassingen, zoals e-mail en messenger al ernstige schade aanrichten. n
Ten slotte zagen we dat klassiek pesten vaak plaatsvindt binnen een vertrouwde context en dat de daders vaak bekenden zijn. Cyberpesten kan gebeuren door mensen die men uit het echte leven kent, maar ook door mensen die men online heeft ontmoet. Verder kan via het internet ook anoniem gepest worden. Die anonimiteit zou trouwens net een ‘trigger’ vormen voor pesterijen via het internet of via gsm. Vormen van cyberpesten __________________________________________
2.3.1. onderscheid tussen
Bij cyberpesten kan – net zoals bij klassiek pesten – een onderscheid ge-
direct en indirect
maakt worden tussen directe en indirecte vormen van pesten. Bij de eerste
pesten
categorie is het slachtoffer onmiddellijk betrokken, bij de tweede soort is het medeweten van het slachtoffer niet noodzakelijk vereist. Voor de meeste vormen van klassiek pesten bestaat er een cyberversie. Zo kan men, wat de directe vormen van cyberpesten betreft, via het internet of de gsm iemand beledigen of bedreigen (flaming), men kan seksueel suggestieve boodschappen versturen via internet of gsm, men kan bedreigende, pornografische of obscene foto’s en illustraties versturen via internet of gsm, of men kan iemand uitdrukkelijk uitsluiten uit een onlinegroep. Verder bieden het internet en de gsm ook uitgebreide mogelijkheden om indirect te cyberpesten. Bij outing verspreidt men private of geˆnante informatie over het slachtoffer via e-mail, Instant messaging, sms... Onder de noemer masquerade vallen alle cyberpestvormen waarbij de dader een andere identiteit aanneemt op het internet om het slachtoffer te misleiden, of om zich voor te doen als het slachtoffer bij diens vrienden. Het internet biedt ook enkele creatieve mogelijkheden om te pesten, zo werden reeds gevallen van cyberpesten bekendgemaakt waarin jongeren een hele website wijden aan een persoon, met bijbehorende vernederende teksten, foto’s, video’s en populariteitspoll. Wat de directe vormen van cyberpesten betreft, valt het lichamelijke fysieke geweld uiteraard weg. Voor het beschadigen van eigendommen daarentegen bestaat wel een cyberversie : men kan bijvoorbeeld een virus doorsturen om de computer van het slachtoffer vast te laten lopen of iemand enorm veel berichten sturen via e-mail of een messengerprogramma zodat de inbox van deze persoon crasht.
ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING
&
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 99 MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (100,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
8
Federale politie neemt hacking serieus De federale politie krijgt gemiddeld vijftig klachten per jaar over computerhacking. Dat meldt Jean-Marc Lietaer van de Federal Computercrime Unit. ‘Meestal gaan de klachten over het veranderen van paswoorden en verspreiden van e-mails’, vertelt Lietaer. ‘Vaak wordt er ook nonchalant omgesprongen met paswoorden. Deze worden doorgegeven aan echtgenoten, familie of vrienden. Wanneer er dan wrevel ontstaat tussen de partijen is het gemakkelijk om de andere te pesten door het paswoord te veranderen of onware verhalen via het emailadres van de andere persoon rond te sturen’, weet Lietaer. Het Nieuwsblad, 3 juni 2005, Kvh Ongewild in je blootje op het internet V. is 14 en staat met haar blote borsten op het internet. Haar keuze, hoor ik je denken. Maar ze had niet te kiezen. Een paar jongens wilden haar pesten en plaatsten een naaktfoto van haar op het net. Maandenlang ontving ze tientallen mails van onbekende mannen. Het Nieuwsblad, 17 maart 2005, Lotte Debrouwere
2.3.2. onlinedaders
Het profiel van onlinedaders en onlineslachtoffers ____________________
Naar de sociodemografische kenmerken van daders en slachtoffers van cyberpesten werd nog maar weinig (wetenschappelijk) onderzoek verricht. Wel wordt er vaak gespeculeerd dat jongeren die door sociale verwachtingen minder geneigd zouden zijn om in ‘real life’ te pesten (bv. meisjes en leerlingen uit het a.s.o.) via het internet wel zouden overgaan tot pesten. Men verklaart dat vaak door de mogelijkheid tot anonimiteit op het internet en de lage zichtbaarheid van het gedrag. Op het internet wordt er gewerkt met nicknames die niets zeggen over het geslacht, de leeftijd enzovoort van de gebruiker. Het is bijvoorbeeld ook zeer eenvoudig om een e-mailadres aan te maken waarin geen naam voorkomt. Onlinedaders hebben meer kans op psychosociale problemen, staan minder onder toezicht van hun ouders, maar worden meer gestraft, en zijn vaak het slachtoffer van klassiek pesten (Ybarra & Mitchel, 2004a & 2004b). Wat hun ICT-gedrag betreft, gebruiken onlinedaders vaker meer dan vier keer per week het internet, vermelden ze vaker dat het internet belangrijk is voor hen en schatten ze hun kennis van het internet vaker hoog in (Ybarra & Mitchel, 2004b :1313). Het verschijnsel dat jongeren die veel internetkennis hebben e´n op de klassieke manier gepest worden zich via het internet zouden wreken op hun daders noemt men wel eens ‘the revenge of the nerds’.
onlineslachtoffers
Wat het sociodemografische profiel van de onlineslachtoffers betreft, denkt men vaak dat jongens en meisjes evenveel slachtoffer zijn van cyberpesten en dat er een piek is tussen 13 en 15 jaar. De onlineslachtoffers zijn vaker het
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 100 & ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (101,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
9
doelwit van klassieke pesterijen dan niet-onlineslachtoffers (Ybarra & Mitchell, 2004b :1313). Deze jongeren zouden dus vaak zowel via het internet en de gsm als op de klassieke manier gepest worden. Wat betreft het internetgedrag van de slachtoffers, wordt verwacht dat ze meer risicogedrag vertonen op het internet (bv. adres, telefoonnummer en foto’s op het internet plaatsen). Het gebrek aan fysieke tekens op het internet (men kan de ander niet zien of horen) zorgt ervoor dat men via het internet meer geneigd is om persoonlijke zaken te vertellen aan een gesprekspartner, die men niet noodzakelijk kent, en waarvan men zich bovendien vaak een te positief beeld vormt (Walther, 1996). Als er later een conflict komt met de gesprekspartner, dan kan deze informatie gebruikt worden bij cyberpesterijen. Aangezien het cyberpesten deels bekeken kan worden als een uitbreiding
gevolgen en impact
van het klassieke pesten, mogen we aannemen dat een aantal van deze gevolgen voor pesters en slachtoffers ook voor het cyberpesten zullen gelden. Drie keer zoveel jongeren die aangerand werden via het internet, vertoonden symptomen van depressiviteit, in vergelijking tot niet-slachtoffers (Ybarra & Mitchell, 2004). Volgens sommigen zou cyberpesten zelfs een grotere impact kunnen hebben dan klassiek pesten (Ybarra et al., 2004a & 2004b; Campbell, in druk). Dat ligt aan de volgende specifieke eigenschappen van de nieuwe informatie- en communicatietechnologiee¨n : n
hun anonieme karakter (waardoor de pestkop niet meer bekend (en geremd) is, en ook geen directe (emotionele) feedback krijgt van zijn of haar slachtoffer);
n
hun indringende karakter (waardoor slachtoffers niet alleen meer binnen de schoolpoorten, maar zelfs in de eigen thuisomgeving worden geconfronteerd met pesterijen);
n
en hun reikwijdte (terwijl het aantal toeschouwers – en deelnemers – bij klassieke pesterijen beperkt is, is dat bij cyberpesten bijzonder groot).
Bovendien blijken de wetten en sociale normen uit de echte wereld in cyberspace minder gerespecteerd te worden en minder gemakkelijk afdwingbaar te zijn : voor slachtoffers blijkt het bijvoorbeeld erg moeilijk om acties te ondernemen tegen cyberpesten. Dat alles is de reden waarom de dader zich vaak erg machtig, en het slachtoffer zich vaak erg machteloos voelt.
&
3. Verkennend onderzoek naar cyberpesten in Vlaanderen In oktober 2005 voerde de Universiteit Antwerpen in opdracht van het viWTA en op verzoek van de Commissie Cultuur, Jeugd, Sport en Media van het Vlaamse Parlement, een grootschalig onderzoek uit naar cyberpesten bij jongeren in Vlaanderen. Om een goed beeld te krijgen van het ver-
ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING
&
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 101 MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (102,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
10
schijnsel cyberpesten, werden zowel het ICT-gebruik van de jongeren, hun ervaring met klassiek pesten als hun ervaring met cyberpesten in kaart gebracht. In het totaal vulden 636 jongeren van het lager onderwijs en 1416 jongeren uit het secundair onderwijs een vragenlijst in over hun gebruik van het internet en de gsm en hun ervaring met klassiek pesten en cyberpesten. 3.1. Jongeren en ICT In het volledige onderzoeksrapport (Vandebosch et al., 2006) werd vrij uitgebreid aandacht gegeven aan de plaats van ICT in het leven van de jongeren. We bespreken hier kort de toegang tot het internet en het bezit van een gsm, de hoeveelheid tijd die ze aan het internet besteden en de toepassingen van het internet en de gsm die ze het meest gebruiken. Daarna staan we stil bij de kennis die jongeren bezitten over het internet en computers, gaan we na hoe ouders het internet- en gsm-gebruik van hun kinderen proberen te controleren, en zoomen we in op het internetgebruik op de school. gebruik van het internet en de gsm door jongeren
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt nogmaals (Valcke et al., 2005; Stevens, 2004) dat ICT enorm verspreid is onder de Vlaamse jongeren : n
94,4 % van de jongeren gebruikt het internet. 91,8 % van hen heeft thuis toegang tot het internet.
n
Gemiddeld besteden de jongeren 1 uur en 52 minuten per dag aan het internet. In het weekend zit de gemiddelde jongere zelfs bijna 3 uur per dag voor het computerscherm.
n
Meer dan de helft van de jongeren praat elke dag via een messengerprogramma, iets minder dan de helft bezoekt dagelijks websites en e´e´n op drie jongeren stuurt elke dag een e-mail.
n
Acht op tien ondervraagde jongeren bezitten een gsm. Ze gebruiken die gsm vooral om sms’jes te sturen en in mindere mate om te telefoneren. Foto’s nemen met de gsm is bij de jongeren ook al goed ingeburgerd : ongeveer e´e´n op vier gebruikt zijn of haar gsm regelmatig of dagelijks voor het nemen van foto’s.
n
De belangrijkste motivatie van jongeren om het internet te gebruiken is ‘om te praten met anderen’, daarna volgen ‘om me te ontspannen’ en ‘om informatie op te zoeken’.
n
De helft van de jongeren vindt dat een leven zonder het internet saai zou zijn.
kennis van het internet
Jongeren schatten hun kennis van het internet en computers hoog in : 70,1 % vindt zichzelf gevorderd, 15,4 % noemt zichzelf een expert als het op internetkennis aankomt. Een e-mail sturen, een brief of werkje typen op de computer en informatie zoeken op het internet kunnen we als basiskennis
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 102 & ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (103,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
11
beschouwen : de meeste jongeren hebben deze toepassingen onder de knie. Meer dan acht op tien jongeren beweren bovendien dat ze in staat zijn een computerprogramma te installeren, dat ze een programma kunnen downloaden van het internet, dat ze via het internet computerspelletjes met anderen kunnen spelen, en dat ze weten hoe ze muziek of video’s van het internet kunnen halen. Deze gevorderde technische kennis van het internet en de computer gaat echter niet altijd gepaard met een verstandig en verantwoord internetgebruik. Jongeren nemen namelijk vaak risico’s op het internet : de helft van de jongeren praat soms met mensen die hij of zij alleen kent via het internet, of plaatst soms persoonlijke informatie over zichzelf op het internet. Bovendien heeft e´e´n op drie jongeren ooit zijn of haar paswoord verteld aan een vriend of vriendin. ouderlijke controle
Het mediagebruik van de jongeren wordt deels bepaald door de beperkingen
op internet- en
die hun ouders (proberen te) stellen aan dit mediagebruik. Dat kunnen zowel
gsm-gebruik
restricties zijn wat tijd betreft als restricties wat inhoud betreft. De jongeren in dit onderzoek beweerden echter in zes van de tien gevallen dat ze thuis zoveel mogen internetten als ze willen. Bijna acht op tien jongeren mogen (naar eigen zeggen) bellen zoveel als ze willen en bij negen op tien jongeren staan er geen beperkingen op het aantal sms’jes dat ze mogen sturen. Behalve het louter beperken van de tijd die jongeren aan ICT besteden, kunnen ouders ook min of meer ‘betrokken’ zijn bij het internetgebruik van de jongeren, om op die manier het ICT-gebruik van de jongeren in de goede zin te beı¨nvloeden. Dat kan bijvoorbeeld door het geven van tips over hoe de jongeren beter met het internet kunnen werken (e´e´n vijfde van de ouders doet dat), door het doorgeven van internetkennis (12,0 %), en door het wijzen op de gevaren van het internet (zes op tien ouders). Een belangrijke kanttekening hierbij is dat slechts vier op tien jongeren vinden dat hun ouders veel van het internet kennen. Enige internetkennis is echter noodzakelijk om goede en geloofwaardige raad te geven aan de jongeren over hoe ze met ICT moeten omgaan.
internet op school
Behalve thuis komen jongeren vaak ook op school in aanraking met het internet. Zes op tien jongeren in dit onderzoek kunnen naar eigen zeggen op school tijdens de pauzes gratis het internet gebruiken. Dat wil nog niet zeggen dat deze jongeren volledig vrij zijn in hun internetgebruik : 58,3 % van de jongeren kan op de computers op school namelijk slechts een beperkt aantal websites bezoeken. Drie op vier jongeren mogen op de computers op school uitsluitend informatie opzoeken die met schoolwerk te maken heeft. Bovendien is er in negen van de tien gevallen tijdens het internetgebruik een leerkracht aanwezig. Een meerderheid van de leerlingen kan daarentegen wel e-mails sturen (74,4 %) of chatten via een messengerprogramma
ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING
&
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 103 MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (104,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
12
(54,4 %) op de computers van de school. De leerkrachten informatica/ICT weten volgens hun leerlingen veel over het internet (89,1 %). Het aantal leerkrachten van andere vakken met veel internetkennis,wordt minder hoog ingeschat (65,7 %). 3.2. Klassiek pesten
vormen van
Om te meten in welke mate de jongeren in de afgelopen drie maanden het slachtoffer, de dader of de omstander geweest zijn van klassieke pesterijen,
kwetsend gedrag
vroegen we hoe vaak ze in de afgelopen drie maanden het slachtoffer, de
meest voorkomende
dader of de omstander waren geweest van zeven verschillende vormen van mogelijk kwetsend gedrag. De meest voorkomende vorm van kwetsend gedrag (zowel bij de slachtoffers, de daders als de omstanders) is ‘gemene dingen zeggen’. Vier op tien jongeren waren hier in de afgelopen drie maanden het slachtoffer van. Iets minder jongeren waren dader en bijna twee op drie jongeren waren omstander van deze vorm van pesten. De tweede meest voorkomende vorm van kwetsend gedrag is ‘anderen opzettelijk uitsluiten of negeren’, gevolgd door ‘roddels of valse geruchten verspreiden’. De vormen van kwetsend gedrag waarbij bezittingen van een persoon kapotgemaakt of afgenomen worden, komen aanzienlijk minder voor. Figuur 1 : overzicht percentages slachtoffer, dader en omstander van klassiek pesten
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 104 & ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (105,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
13
Om een beeld te krijgen van het aantal jongeren dat volgens de strikte definitie van pesten (herhaaldelijk negatief gedrag) gepest werd of gepest heeft in de afgelopen drie maanden hanteerden we de criteria van Kristensen en Smith (2003).1 Op basis van deze indeling kwamen we tot de volgende cijfers : 10,4 % van de jongeren werd gepest op regelmatige basis, 9,0 % van de jongeren was alleen dader en 3,4 % van de jongeren was zowel dader als slachtoffer van systematische pesterijen in de afgelopen drie maanden. 77,3 % van de jongeren was in de afgelopen drie maanden noch als dader noch als slachtoffer betrokken bij (systematische) pesterijen. 3.3. Cyberpesten De belangrijkste opzet van het onderzoek was een beeld te krijgen van de aard en de omvang van cyberpesten in Vlaanderen. Eerst wordt nagegaan hoe vaak cyberpesten voorkomt en wat de meest voorkomende deviante internet- en gsm-praktijken zijn. Daarna bespreken we de profielen van de onlinedaders en de onlineslachtoffers. Ten slotte gaan we na hoe jongeren cyberpesten percipie¨ren. Graad van voorkomen ____________________________________________
3.3.1. ervaring op twee
De ervaring met cyberpesten werd in dit onderzoek op twee verschillende
verschillende
manieren gemeten. Vooraleer ‘pesten via internet of gsm’ in de vragenlijst
manieren gemeten
ter sprake werd gebracht, werd aan de jongeren gevraagd of ze ervaring hadden met twaalf deviante internet- en gsm-praktijken zoals opzettelijk een virus doorsturen, iemand beledigen via internet of gsm, in iemands computer inbreken en persoonlijke informatie stelen... Eerst werd aan de jongeren gevraagd of anderen deze dingen al eens bij hen gedaan hadden, dan of ze deze dingen al eens bij een ander gedaan hadden en ten slotte of ze al eens gezien of gehoord hadden dat anderen die dingen bij iemand anders deden. Verder in de vragenlijst werd rechtstreeks aan de jongeren gevraagd of ze in de afgelopen drie maanden gepest werden via internet of gsm, gepest hadden via internet of gsm, of omstander waren van pesten via internet of gsm. De cijfers : n
Wanneer we rechtstreeks aan de jongeren vragen of ze in aanraking gekomen zijn met pesten via het internet of de gsm, antwoordt e´e´n op tien jongeren dat hij of zij slachtoffer is geweest, en beweren (bijna) twee op tien dat ze dader en drie op tien dat ze getuige zijn geweest van cyberpesten.
ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING
&
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 105 MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (106,1)
TOPICS &
n
CYBERPESTEN 1
&
14
Als we kijken naar het aantal jongeren dat tijdens de afgelopen drie maanden in aanraking kwam met minstens e´e´n vorm van mogelijk kwetsende internet- of gsm-praktijken, dan krijgen we de volgende resultaten : 61,9 % van de jongeren was slachtoffer, 52,5 % was dader, en 76,3 % was omstander.
n
De meest voorkomende vormen van mogelijk kwetsende internet- en gsm-activiteiten (zie figuur 2) zijn : iemand beledigen of bedreigen via internet of gsm, iemand misleiden via internet of gsm, roddels verspreiden via internet of gsm en inbreken in iemands e-mailinbox of messenger en het wachtwoord veranderen. Met de vormen waarvoor meer kennis van het internet nodig is, zoals een stemming houden op een website en inbreken in de computer van een ander hebben veel minder jongeren ervaring.
n
Ongeveer e´e´n tiende van de jongeren was betrokken bij systematisch2 cyberpesten : 3,3 % was alleen slachtoffer, 5,0 % was alleen dader en 2,6 % was zowel dader als slachtoffer.
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 106 & ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (107,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
15
Figuur 2 : frequentieverdeling van de verschillende vormen van mogelijk kwetsend internet- en gsm-gedrag voor slachtoffer, dader en omstander
ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING
&
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 107 MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (108,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
16
3.3.2. Profiel van daders en slachtoffers ___________________________________ Aangezien de ervaring met cyberpesten op twee manieren werd gemeten, werden ook twee profielen van de daders en twee profielen van de slachtoffers van cyberpesten opgesteld. Deze profielen werden opgesteld aan de hand van stapsgewijze regressieanalyse. In de modellen werden alle variabelen opgenomen die goede voorspellers zouden kunnen zijn van de betrokkenheid bij deviante internet- en gsm-praktijken enerzijds en cyberpesten anderzijds, in de hoedanigheid van slachtoffer of dader. variabelen voor daderprofiel
In het model van de dader van deviante internet- en gsm-praktijken en van cyberpesten werden de volgende variabelen opgenomen : geslacht, leeftijd, studierichting, internettijdsbesteding, geavanceerde kennis, internetafhankelijkheid, gebruik van de gsm om te telefoneren en te sms’en, voorkeur voor shooter- en fightergames, sociale competentie, betrokkenheid van de ouders, ervaring met cyberpesten (of met deviante internet- en gsm-praktijken) als slachtoffer en omstander en ervaring met klassiek pesten in verschillende hoedanigheden.
variabelen voor slachtofferprofiel
Voor de slachtoffers van deviante internet- en gsm-praktijken en cyberpesten, werden de volgende variabelen in de modellen opgenomen : geslacht, leeftijd, studierichting, internettijdsbesteding, geavanceerde kennis, internetafhankelijkheid, risicogedrag, gebruik van de gsm om te telefoneren en te sms’en, sociale competentie, dader- en omstanderschap van cyberpesten (of deviante internet- en gsm-praktijken) en betrokkenheid bij klassiek pesten.
wie zijn de cyberpesters ?
Jongeren die naar eigen aanvoelen echt iemand gepest hebben via het internet of de gsm : n
besteden meer tijd aan het internet;
n
hebben ouders die minder betrokken zijn bij hun internetgebruik;
n
zijn vaker ook slachtoffer en omstander van pesten via internet of gsm;
n
zijn vaker dader van klassiek pesten;
n
pesten in zeven van de tien gevallen anoniem.
Jongeren die diverse internet- en gsm-activiteiten uitgeprobeerd hebben die mogelijk kwetsend zijn : n
n
zijn vaker jongens dan meisjes;
n
hebben meer kennis van moeilijkere internettoepassingen;
n
hebben veel vrienden en voelen zich populair;
n
hebben ouders die minder betrokken zijn bij hun internetgebruik;
n
zijn vaker ook slachtoffer en omstander van diverse internet- en gsmactiviteiten die mogelijk kwetsend zijn;
n
zijn vaker dader van klassiek pesten.
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 108 & ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (109,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
17
verschillend
We zien dat het profiel van de cyberpester verschilt naargelang de manier
daderprofiel afhankelijk van
waarop het cyberpesten gemeten wordt. De verschillen zijn wellicht te wijten aan het feit dat de deviante internet- en gsm-praktijken niet per se als
meetmethode
cyberpesten, maar eerder als ‘plagerijen’ of ‘ruzies’ tussen vrienden worden beschouwd. Zo zien we dat jongeren die diverse internet- en gsm-praktijken hebben uitgeprobeerd, veel vrienden hebben en zich populair voelen. Het zijn vaker jongens dan meisjes, ze hebben meer kennis van moeilijker internettoepassingen (die ook vereist is voor de moeilijkere praktijken zoals inbreken in een e-mailinbox...). Deze jongeren besteden (in tegenstelling tot de jongeren die naar eigen aanvoelen echt iemand gepest hebben via internet of gsm) niet noodzakelijk meer tijd aan het internet.
wie zijn de cyberpest-
Jongeren die naar eigen aanvoelen echt gepest werden via internet of gsm : n
zijn meer afhankelijk van het internet (vinden een leven zonder internet saai, schuiven hun huiswerk soms opzij om te kunnen internetten, ma-
slachtoffers ?
ken veel vrienden via het internet...); n
n
n
hebben minder vrienden en voelen zich minder populair; zijn vaker ook dader en omstander van pesten via internet of gsm; zijn minder vaak dader en vaker slachtoffer van klassiek pesten;
n
vertonen meer stresssymptomen;
n
hebben slechts in de helft van de gevallen aan iemand verteld dat ze gepest werden via internet of gsm.
Jongeren die het slachtoffer geworden zijn van diverse vormen van interneten gsm-praktijken die mogelijk kwetsend waren : n
n
zijn vaker meisjes dan jongens; nemen meer risico’s op het internet : ze praten vaker met mensen die ze alleen via het internet kennen;
n
hebben veel vrienden en voelen zich populair;
n
zijn vaker ook dader en omstander van diverse vormen van internet- en gsm-activiteiten die mogelijk kwetsend waren.
verschillend
Ook het profiel van de slachtoffers van cyberpesten verschilt voor beide
slachtofferprofiel afhankelijk van
meetmethoden. We zien dat de slachtoffers van diverse deviante interneten gsm-praktijken vaker meisjes zijn, jongeren die veel risico’s nemen op
meetmethode
het internet, veel vrienden hebben en zich populair voelen. We kunnen dat waarschijnlijk verklaren doordat jongeren met een groot sociaal netwerk meer in aanraking komen met ruzies (die soms ook voortgezet worden of ontstaan op het internet). Op die manier hebben ze waarschijnlijk ook meer ervaring met verschillende deviante internet- en gsm-praktijken. Aan de andere kant zullen ze dergelijke gedragingen ook eerder als ‘grap’ beschouwen als ze weten dat een vriend erachter zit. De jongeren die vermelden dat
ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING
&
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 109 MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (110,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
18
ze het slachtoffer waren van pesten via internet of gsm daarentegen, hebben minder vrienden en voelen zich minder populair. Ze zijn meer afhankelijk van het internet en vertonen meer stresssymptomen. 3.3.3.
Perceptie van cyberpesten _________________________________________
‘grappig’ voor
Bij de vragen over het slachtofferschap en daderschap van de verschillende
dader; ‘kwetsend’
deviante internet- en gsm-praktijken, werd telkens gevraagd of de jongeren
voor slachtoffer
deze praktijken grappig of kwetsend vonden. De meerderheid van de daders van elk van de twaalf bevraagde deviante internet- of gsm-praktijken, vond deze praktijken ‘grappig’, terwijl de meerderheid van de slachtoffers dezelfde deviante internet- of gsm-praktijken (uitgezonderd ‘iemand misleiden door te doen alsof je iemand anders bent via internet of gsm’) als ‘kwetsend’ ervaarde. Het gebrek aan visuele feedback van het slachtoffers zorgt er waarschijnlijk voor dat de daders zich niet bewust zijn van het effect van hun gedrag op hun slachtoffers.
perceptie van cyberpesten
De vragenlijst werd afgesloten met enkele stellingen over pesten via het internet of de gsm. De meerderheid van de jongeren vond dat het gemakkelijker is om te pesten via het internet en de gsm en dat men er moeilijker voor gestraft kan worden. Toch keurden ze het pesten via het internet of de gsm af : ze vonden het niet minder erg dan gewoon pesten, ze vonden dat er grenzen staan op wat je kunt zeggen via het internet, dat men zich erg gekwetst kan voelen door pesten via internet of gsm en dat de daders van cyberpesten dezelfde straf moeten krijgen als de daders van klassiek pesten. Bovendien vonden ze cyberpesten laf. De meerderheid van de jongeren (63,8 %) vindt dat cyberpesten een ‘groot probleem’ is. Dit antwoord kan verwijzen naar de omvang die het probleem heeft in de ogen van de jongeren, maar het kan ook betekenen dat ze cyberpesten een ernstig probleem vinden voor degenen die gecyberpest worden.
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 110 & ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (111,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
19
Figuur 3 : perceptie van cyberpesten
&
4. Besluit Uit het onderzoek blijkt dat cyberpesten bij Vlaamse jongeren geen randfenomeen (meer) is. Aan de hand van de cijfergegevens in dit onderzoek en op basis van de profielen van de daders en de slachtoffers kunnen we enkele conclusies trekken met betrekking tot de verhouding tussen cyberpesten en klassiek pesten, het ontstaan van een cyberpestcultuur, de relatie tussen het ICT-gebruik en de ervaring met cyberpesten, de kenniskloof tussen ouders en jongeren op het vlak van ICT, en de perceptie van deviante internet- en gsm-praktijken.
verhouding tussen
In de literatuur en op vele (al dan niet wetenschappelijke) websites over
cyberpesten en
cyberpesten wordt dikwijls gesuggereerd dat jongeren die in het echte leven
klassiek pesten
gepest worden, zich via het internet zouden wreken op hun daders. De mogelijkheid tot anonimiteit op het internet en de verschuiving van fysieke kracht naar ‘technopower’ als machtscriterium zouden hiertoe bijdragen. Men noemt dit verschijnsel soms ‘the revenge of the nerds’. Uit dit onderzoek blijkt echter dat dat meestal niet het geval is. De daders van cyberpesten zijn vaker daders van klassiek pesten, de slachtoffers van cyberpesten worden vaker ook via de klassieke weg gepest. Dat wil zeggen dat er een groep jongeren is die zowel klassiek gepest wordt als via het internet en de
ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING
&
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 111 MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (112,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
20
gsm. Er is echter ook een categorie van jongeren die alleen betrokken zijn bij cyberpesten, en niet bij klassiek pesten. De mogelijkheid tot cyberpesten zorgt dus niet alleen voor een verdieping (pesten wordt intenser, gebeurt langs meer kanalen) maar ook voor een verbreding (meer jongeren raken betrokken) van het pestprobleem. een cyberpest-
De jongeren die als dader bij cyberpesten betrokken zijn, hebben vaak ook
cultuur
ervaring met cyberpesten als slachtoffer en als omstander en omgekeerd. Dat wijst op het bestaan van tegen- of kettingreacties bij cyberpesten waarbij daders slachtoffers worden en slachtoffers daders, en waardoor uiteindelijk een ‘cyberpestcultuur’ ontstaat (waarvan velen getuige kunnen zijn, en waaruit velen op hun beurt inspiratie kunnen putten).
ICT-gebruik
De hoeveelheid tijd die jongeren aan het internet besteden en de internet-
indicatie voor
afhankelijkheid die zij vertonen, kunnen een aanwijzing zijn voor hun be-
ervaring met
trokkenheid
cyberpesten
bij
cyberpesten.
Kennis
van
geavanceerde
internet-
toepassingen is niet noodzakelijk om te kunnen cyberpesten. Het verhoogt natuurlijk wel het aantal manieren waarop men kan cyberpesten. Jongeren die risico’s nemen op het internet (bv. persoonlijke informatie op het web plaatsen, praten met vreemden, een wachtwoord doorvertellen) verhogen hun kans om in aanraking te komen met bepaalde types van onlinepesten. Niettemin kunnen ook diegenen die erg op hun hoede zijn, niet verhinderen dat ze het slachtoffer worden van cyberpesten.
kenniskloof tussen ouders en jongeren
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de daders van cyberpesten vaak ouders hebben die minder betrokken zijn bij hun internetgebruik. Om goede en geloofwaardige raad over internetgebruik te geven aan hun kinderen, moeten de ouders over voldoende internetkennis beschikken. En dat is waar het schoentje vaak knelt : uit dit onderzoek blijkt dat slechts vier op tien jongeren vinden dat hun ouders veel over het internet weten. Verder zien we dat steeds meer slaapkamers uitgerust worden met een computer en internetaansluiting. De jongeren krijgen hierdoor een vrije experimenteerruimte waarin vrijuit gepest kan worden.
deviante internet-
De bevraagde internet- en gsm-activiteiten die mogelijk kwetsend zijn, wor-
en gsm-activiteiten
den niet altijd als ‘pesten’ beschouwd door jongeren. Veel hangt natuurlijk
niet altijd als
af van de soort handeling die wordt gesteld (jongeren vinden internet- en
‘pesterijen’
gsm-praktijken waarbij ze openlijk worden vernederd duidelijk erger dan
beschouwd
handelingen die alleen gevolgen hebben voor hen zelf (bv. niet meer kunnen werken op je computer omdat iemand je met opzet een virus heeft doorgestuurd)) en natuurlijk ook van de relatie die de jongeren hebben met de persoon die de handeling stelt. Als vrienden op deze manier een grap pro-
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 112 & ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (113,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
21
beren uit te halen, zullen ze daar waarschijnlijk minder zwaar aan tillen (of het alleszins niet als pesten beschouwen), dan wanneer ze belaagd worden door iemand anders (bv. iemand die hen ook gewoon pest op school).
&
5. Aanbevelingen voor de school Waar het klassieke pesten voornamelijk schoolgebonden was, dringt het cyberpesten door in alle levensdomeinen van de jongeren. Een aantal klassieke methoden om pesten te bestrijden, die gebruikt worden door CLBmedewerkers en leerkrachten (bv. klasgesprekken, sancties voor daders die (op heterdaad) betrapt worden) volstaan daardoor niet meer. Om cyberpesten aan te pakken, zullen inspanningen geleverd moeten worden door alle betrokken actoren : de ouders, de overheid, de scholen en de jongeren zelf. In deze tekst zullen we ons beperken tot de maatregelen die scholen kunnen nemen. Deze inspanningen zijn gericht op het cree¨ren van een positief klimaat op school in het algemeen, en op het voorkomen en het bestrijden van cyberpesten in het bijzonder.
positief school-
Cyberpesten vindt vaak plaats buiten de schoolcontext, maar houdt dikwijls
klimaat cree¨ren
verband met klassiek pesten en kan een sterke invloed hebben op het schoolklimaat. Daarom is het belangrijk dat scholen de verantwoordelijkheid op zich nemen. Wat wordt benadrukt in vele actie- en beleidsplannen om (klassiek) pesten te bestrijden, is het cree¨ren van een open, leefbaar en veilig schoolklimaat. Een klimaat dat gekenmerkt wordt door betrokkenheid en warmte, maar waarbij duidelijke grenzen worden gesteld aan pest- en ander gewelddadig gedrag. Hierbij wijst men vaak op het belang van een duidelijk antipestbeleid en sensibilisering van zowel leerlingen als leerkrachten. In 2003 ontwikkelde de vzw Limits in opdracht van de Minister van Onderwijs het ‘preventieplan ten behoeve van leerlingen om geweld, pesten en ongewenst seksueel gedrag te voorkomen’, dat als inspiratie kan dienen voor het tot stand brengen van een dergelijk positief schoolklimaat (zie 8 www.ond.vlaanderen.be/antisociaalgedrag/).
cyberpesten
Om cyberpesten te voorkomen is het noodzakelijk om jongeren (en leer-
voorkomen
krachten) te sensibiliseren. Uit dit onderzoek blijkt dat jongeren soms geen idee hebben van de verreikende gevolgen van hun ICT-activiteiten (ze denken ‘grappen’ uit te halen die door de slachtoffers echter niet als dusdanig worden ervaren). Bijna negen op tien jongeren vinden dat hun leraar informatica/ICT veel weet over het internet. Dit vertrouwen in de competenties van de leerkracht ICT kan als basis dienen om de jongeren behalve de technische kennis van computers en het internet, ook een veilig en ethisch verantwoord internetgedrag (o.a. cyberetiquette) bij te brengen. Aan de ene
ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING
&
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 113 MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (114,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
22
kant zouden jongeren dus bewust moeten worden gemaakt van het feit dat cyberpesten verregaande gevolgen heeft voor het slachtoffer. Ook al zien ze het slachtoffer niet, voor elk computerscherm zit een persoon met gevoelens, die zich zwaar gekwetst kan voelen door dingen die op het internet gebeuren. Aan de andere kant moeten jongeren ook leren beseffen dat risicogedrag op het internet (doorgeven van wachtwoorden aan leeftijdgenoten, persoonlijke informatie op het internet plaatsen...) het aantal manieren vergroot waarop men gepest kan worden. De jongeren zouden bijvoorbeeld aangespoord moeten worden om geen persoonlijke gegevens zoals adres, telefoonnummer, foto’s en dergelijke op het internet te plaatsen. In Belgie¨ en Vlaanderen zijn er reeds een aantal campagnes en initiatieven om veilig internetgebruik te promoten. Specifiek voor het onderwijs werd een gezamenlijke sensibiliseringscampagne opgericht door het Departement Onderwijs, het Ministerie van Justitie, Childfocus, de Federal Computer Crime Unit en diverse media onder de titel ‘Klikvast, ook op de informatiesnelweg’ (8 www.ond.vlaanderen.be/ict/ondersteuning/veiligICT/Veilig_internet_tips.pdf.). Bovendien zijn er in Belgie¨ heel wat websites gewijd aan ethisch en veilig internetgebruik : 8 www.clicksafe.be,
8 www. actioninnocence.org, 8 www.saferinternet.be... In het buitenland zijn voorbeelden te vinden van specifieke sensibiliseringscampagnes in verband met cyberpesten. Zo heeft de federale overheid in de VS aan de (klassieke) ‘Stop bullying now’-campagne informatie over cyberpesten toegevoegd. In Canada heeft de overheid van Alberta een speciale website met informatie over ‘cyberbullying’ opgericht. Dichter bij huis kan de anticyberpestcampagne van SIRE (Stichting Idee¨le Reclame) in Nederland vermeld worden (8 www.stopdigitaalpesten.nl). ...door ‘pakkans’ te
Om cyberpesten op de school te voorkomen, is het ook nodig om de ‘pakkans’
vergroten
bij de daders te vergroten. Bij de daders van cyberpesterijen heerst namelijk vaak een gevoel van straffeloosheid : in dit onderzoek waren meer dan zes op tien jongeren het eens met de stelling ‘je kunt niet zo gemakkelijk gestraft worden voor iets wat je op het internet deed’. Door cyberpesterijen in het schoolreglement op te nemen, kunnen cyberpesters die betrapt worden gestraft worden. Het is tegelijkertijd ook een signaal aan de leerlingen dat een dergelijk gedrag niet geduld wordt. Verder zijn er ook enkele praktische maatregelen waardoor het moeilijker wordt voor de jongeren om op school te cyberpesten. Scholen zouden ervoor moeten zorgen dat er altijd een leerkracht (of een andere begeleider) toezicht houdt tijdens de periodes dat de leerlingen van de computer en/of het internet gebruik kunnen maken, dat de computers zo geplaatst zijn dat de schermen van alle computers zichtbaar zijn voor de leerkracht of opzichter, dat er gewerkt wordt met logincodes of een logboek, zodat nagegaan kan worden wie op welk moment gebruik heeft gemaakt van welke computer. Ten slotte moet zeer voorzichtig omgesprongen worden
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 114 & ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (115,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
23
met het toelaten van digitale fototoestellen en gsm’s met een ingebouwd fototoestel : bij ernstige gevallen van cyberpesten worden namelijk vaak (minder flaterende) foto’s van het slachtoffer aangewend. cyberpesten
Om efficie¨nt te kunnen optreden in het geval van cyberpesten is het belang-
aanpakken
rijk dat de slachtoffers, en de betrokken ouders en scholen, weten welke acties zij al dan niet kunnen of moeten ondernemen3 (bv. bewijsmateriaal bijhouden, IP-provider op de hoogte brengen). Uit onze studie blijkt dat de meeste slachtoffers wel actief op zoek gaan naar een manier om het cyberpesten op te lossen, maar dat hun aanpak niet altijd even adequaat is. Ze verergeren de situatie bijvoorbeeld nog doordat ze terugpesten via internet of gsm. Een laagdrempelig meldpunt voor (cyber)pesterijen op de school kan leerlingen ertoe aanzetten om sneller in te grijpen als ze gepest worden of als ze getuige zijn van pesten. Als de school een melding krijgt van cyberpesterijen, danis het aangewezen deouders van het slachtofferen de ouders van de dader daarvan op de hoogte te brengen. Mogelijk zal men hierbij stoten op een gebrekaan kennisvan de ouders overhet probleem. In dergelijke gevallen kan de school de ouders doorverwijzen naar informatie over cyberpesten. Het is belangrijk om te benadrukken dat cyberpestproblemen het best via ‘bemiddeling’ opgelost kunnen worden. Slechts in extreme gevallen lijkt een interventie van de politie of de Federal Computer Crime Unit noodzakelijk.
&
6. Literatuur Campbell, M.A., Cyber or schoolyard bullying ?, in Directions in Education, 2004, p. 3. Greene, M.B., Bullying and harassment in schools, in Moser, R.S. & Franz, C.E. (red.) Shocking violence : Youth perpetrators and victims – A multidisciplinary perspective, Springfield, Charles C. Thomas, 2000, p. 72-101. Griffin, R.S. & Gross, A.M., Childhood bullying : Current empirical findings and future directions for research, in Agression and Violent behavior, 9 (2004), p. 379-400. Jordan, T., Cyberpower. The culture and politics of cyberspace and the internet, Londen/New York, Routledge, 1999, 254 p. Kristensen, S.M. & Smith, P.K., The use of coping strategies by Danish children classed as bullies, bully/victims, and not involved, in response to different (hypothetical) types of bullying, in Scandinavian Journal of Psychology, 44 (2003), p. 479-488. Livingstone, S., Young People and New Media, childhood en de changing media environment, Londen, Sage Publications, 2002, 277 p. Ma, X., Who are the victims ?, in Sanders, C.E. & Phye, G.D. (red.), Bullying : implications for the classroom, San Diego, Elsevier/Academic Press, 2004, 261 p. Olweus, D., Treiteren op school, omgaan met pestkoppen en zondebokken in de klas, Amersfoort, College uitgevers, 1992, 96 p. Olweus, D., Bullying at school, Londen, Blackwell, 1993, 140 p. Olweus, D., Annotation : Bullying at school : Basic effects of a school based intervention program, in Journal of Child Psychology and Psychiatry, 35(7) (1994), p. 1171-1190. Pelligrini, A.D. & Long, J.D., A longitudinal study of bullying, dominance, and victimization during the transition from primary to secondary school, in British Journal of Developmental Psychology, 20 (2002a`, p. 259-280.
ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING
&
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 115 MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Black plate (116,1)
TOPICS &
CYBERPESTEN 1
&
24
Qing, L., New bottle but old wine : A research of cyberbullying in schools, in Computers in Human Behavior, 2005, online. Smith, P.K., Bullying : Recent Developments, in Child and Adolescent Mental Health Volume, 9(3) (2004), p. 98-103. Stevens, F., Jeugd en media. Media als verlengstuk van het dagelijks leven, in Burssens, D., De Groof, S., Huysmans, H., Sinnaeve, I., Stevens, F., Van Nuffel, K., Vettenbug, N., Elchardus, M., Walgrave, L. & De Bie, M. (red.), Jeugdonderzoek belicht. Voorlopig syntheserapport van wetenschappelijk onderzoek naar Vlaamse kinderen en jongeren (20002004), onuitgegeven onderzoeksrapport, K.U. Leuven, VUB & UGent, 2004, p. 81104. Stevens, V. & Van Oost, P., Pesten op school : een actieprogramma, Gent, 1994, 143 p. Valcke, M., Van Keer, H., Schellens, T. & Gerarts, M., Safe and unsafe use of the internet at home and at school : an exploratory study. http ://www.onderwijskunde.ugent.be/VECITS_web.pdf, 2005. Vandersmissen, V. & Thys, L., Onderzoek naar de schoolbeleving in Vlaanderen, Rapport II : omgang met medeleerlingen. 1993, 5 :4,4. Van Gorp, J., Enqueˆte Panache; ‘Avoir et eˆtre’. Tieners over hun bezittingen en het belang ervan, persbericht, 2006. Walther, J.B., Computer-Mediated Communication : Impersonal, Interpersonal and Hyperpersonal Interaction, in Communication Research, 23(1) (1996), p. 3-43. Ybarra, M.L, & Mitchell, K.J., Online aggressor/target, aggressors and targets : a comparison of associated youth characteristics, in Journal of Child Psychology and Psychiatry, 45(7) (2004a), p. 1308-1316. Ybarra, M.L. & Mitchell, K.J., Youth engaging in online harassment : associations with caregiver-child relationships, Internet use, and personal characteristics, in Journal of Adolescence, 27 (2004b), p. 319-336. Volledig onderzoeksrapport : Vandebosch, H., Van Cleemput, K., Mortelmans, D. & Walrave, M., Cyberpesten bij jongeren in Vlaanderen, studie in opdracht van het viWTA, 2006, Brussel, www.viwta.be/content/nl/doc_Rapporten.cfm
Noten 1.
2.
3.
Alle jongeren die in de afgelopen drie maanden regelmatig gepest werden op minstens een van de bevraagde manieren e´n de jongeren die heel af en toe gepest werden op minstens drie verschillende manieren, werden als (systematisch) gepesten beschouwd. Omgekeerd werden alle jongeren die in de afgelopen drie maanden regelmatig gepest hebben op minstens een van de bevraagde manieren e´n de jongeren die heel af en toe gepest hebben op minstens drie verschillende manieren bij de (systematische) pesters ingedeeld. Alle jongeren die aankruisten dat ze in de afgelopen drie maanden ‘regelmatig’ of ‘elke dag’ gepest werden via het internet of de gsm, samen met de jongeren die ‘heel af en toe’ gepest werden via het internet en de gsm, e´n slachtoffer waren van minstens drie vormen van deviante internet- en gsm-praktijken, werden als slachtoffers van cyberpesten beschouwd. Daders van (systematisch) cyberpesten zijn alle jongeren die in de afgelopen drie maanden ‘regelmatig’ of ‘elke dag’ gepest hebben via het internet of de gsm, en de jongeren die ‘heel af en toe’ gepest hebben via het internet of de gsm e´n dader waren van minstens drie vormen van deviant internet- en gsm-gedrag. Voor informatie en tips over de te ondernemen acties in het geval van cyberpesten, verwijzen we naar campagnes die opgesomd werden in punt 5.2.
AFL. 12, SEPTEMBER 2006, 116 & ICT EN ONDERWIJSVERNIEUWING MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN