Criteria toets financieel management. Wat is een balans? De balans is een momentopname van de bezittingen en de schulden. De balans geeft aan waar het bedrijf zijn geld in heeft geïnvesteerd (bezittingen) en waarmee de investeringen zijn gefinancierd( het eigen vermogen en de schulden). Link en rechts zijn altijd in evenwicht. Aan de linkerzijde van de balans staat de debetzijde en hier staan de bezittingen. De bezittingen noemen we ook wel activa. Er zijn vaste- en vlottende activa. Rechts staat het vermogen. Een balans is een momentopname en daarbij is het vereist dat er niet staat: Balans 2010. Het is de bedoeling dat er duidelijk wordt op welk moment de balans is vastgelegd dus: 31-12-2010.
Wat is een resultatenrekening? Is de samenvatting van de opbrengsten en kosten in een bepaalde periode(maand, kwartaal, jaar), met als saldo het resultaat over die periode: winst of verlies. De belangrijkste onderdelen van de resultatenrekening zijn: -Omzet. Het totaal van alle verkopen. -Inkoopwaarde omzet. Het bedrag aan grondstoffen/goederen/diensten dat direct toe te rekenen is aan de omzet. -Brutowinst. De omzet verminderd met de inkoopwaarde van de omzet. -Bedrijfskosten. Alle kosten die nodig zijn geweest om de bedrijfsvoering te kunnen realiseren, met uitzondering van de inkoopwaarde van de omzet.
Wat is een liquiditeitsoverzicht? Een overzicht van inkomende en uitgaande geldstromen over een bepaalde periode(maand of kwartaal). Bij dit overzicht wordt in kaart gebracht of er steeds voldoende liquide middelen zijn om aan alle betalingsverplichtingen te voldoen. Om een liquiditeitsoverzicht kun je gebruik maken van de volgende stappen: -Operationele activiteiten -investeringsactiviteiten -financieringsactiviteiten -mutaties vaststellen Als deze gezet zijn volgt de prognose van het eindsaldo van het rekening-courantekrediet. Het eindsaldo daarvan in de ene maand vormt weer het beginsaldo voor de volgende maand.
Wat is het verschil tussen deze 3?( dit denk ik ) -Bij een balans wordt er gesproken van een momentopname(31-12-10) en bij een liquiditeitsoverzicht & resultatenrekening betreft het de cijfers van een maand, kwartaal of jaar. -Bij een balans worden de bezittingen en schulden in kaart gebracht en wordt er duidelijk of het in balans is( links is altijd evenveel als bij rechts). Bij een resultatenrekening is het de vraag of er winst of verlies is gemaakt. Bij de liquiditeitsbegroting wordt er duidelijk of er genoeg liquide middelen zijn per maand om aan de betalingsverplichtingen te voldoen. - Een balans is eenvoudig op te stellen. Bij een resultatenrekening & een liquiditeitsoverzicht komt veel meer kijken omdat er meerdere momentopnames met elkaar in kaart worden gebracht. Balans opbouw. Creditzijde(rechts). Toont het aangetrokken vermogen. Dit is het vermogen dat gebruikt is om bezittingen te financieren en bestaat het zowel eigen vermogen(vermogen van de eigenaar) als vreemd vermogen( het vermogen van externe geldschieters).
Eigen vermogen: Geld dat door eigenaren in het bedrijf is gestoken of winst die niet uit het bedrijf is gehaald. Vreemd vermogen lang: Vermogen van externe geldschieters, met een aflossingstermijn die langer is dan een jaar. Hierbij is bijvoorbeeld te denken aan een hypothecaire lening. Vreemd vermogen kort: Vermogen van derden dat binnen een jaar of korter moet worden terugbetaald. Dit is bijvoorbeeld geld van leveranciers zijn(openstaande rekeningen), te betalen belasting of rekeningcourantkrediet(Door een bank verstrekt krediet waarbij een onderneming tot een bepaald maximaal bedrag, ook wel bekend als het kredietplafond, vrij krediet mag opnemen. Debetzijde.(links) In welke bezittingen het vermogen van het bedrijf is vastgelegd. Vaste activa: Bezittingen die voor langere tijd in een bedrijf vastgelegd zijn zoals gebouwen, machines & auto’s. Vlottende activa: Bezittingen van een bedrijf, die op vrij kort termijn het bedrijf weer kunnen verlaten of om te zetten zijn in geld zoals; voorraden en vorderingen op afnemers(debiteuren). Een bijzondere vorm van vlottende activa zijn de liquide middelen. Deze vlottende activa zijn in de vorm van geld beschikbaar zoals kasgeld en geld op bankrekeningen. Binnen een jaar zijn deze middelen omgezet in liquide middelen → Geld op bijv. bank. Investeringsplan. Hier wordt aangegeven welke investeringen er het komende jaar of de komende jaren nodig zijn. De investeringen moeten gefinancierd worden. Dit wordt bepaald met behulp van het financieringsplan en de liquiditeitsprognoses. De investeringen leiden tot afschrijvingen, die verwerkt worden in de exploitatiebegroting. Afschrijven vindt plaats vanaf de eerste investeringsmaand.
Omschrijving: om welke investering gaat het? Noteren aanschaf exclusief btw. Datum: op welke datum wordt de investering gedaan? afschrijving: Staat het afschrijvingspercentage Financieringsplan. Het financieringsplan geeft aan op welke manier de investeringen gefinancierd worden. Hierbij is onderscheid te maken tussen een financiering met eigen vermogen en financiering met vreemd vermogen (met een lange looptijd of met een korte looptijd). Het onderstaande plaatje komt voort uit de gegevens van het bovenstaande plaatje.
Beginbalans. Dit is een overzicht van de bezittingen, schulden en eigen vermogen van een organisatie. De balans bestaat uit twee gedeelten die met elkaar in evenwicht zijn: de activa (debet kant) en passiva (credit kant). Uit de beginbalans kan een indicatie worden gegeven naar het vermogen van een organisatie. Liquiditeitsplanning maken van inkomsten en uitgaven. Dit is een maandelijkse, wekelijkse of, in sommige gevallen, zelfs dagelijkse budgettering van de liquide middelen die een onderneming nodig denkt te hebben om investeringen, voorraden en de niet direct realiseerbare zaken te financieren. Voor een onderneming is een liquiditeitsplan van belang om een goed inzicht te krijgen vanaf wanneer de onderneming een kasoverschot of een kastekort heeft. Ook is het een belangrijk instrument om te evalueren of een geplande uitbreiding van bedrijfsactiviteit financieel gedragen kan worden door de onderneming. Voor de bankier of kredietverlener geeft het liquiditeitsplan belangrijke informatie over de terugbetalingscapaciteit van de onderneming.
Begroting, budget & realisatie. Een begroting is een afstemming tussen de financiële wensen en de mogelijkheden. De afstemming wordt beïnvloed door factoren zoals; Financiële doelen, wetgeving en marktomstandigheden. Liquiditeit. De mate waarin een bedrijf bezittingen of beleggingen kan omzetten in contant geld, vooral om snel aan de betalingsverplichtingen te kunnen voldoen. Een bedrijf kan enorm succesvol zijn, veel winst maken, maar vanwege liquiditeit toch failliet gaan omdat de winsten pas laat worden gefactureerd of omdat klanten een lange betalingstermijn nodig hebben. Liquide middelen zijn bijvoorbeeld; kasgeld, bank plus. Dit geld is vastgelegd om een hogere rentevergoeding te ontvangen op de balansdatum. Solvabiliteit. Verhouding tussen vreemd vermogen (schulden) en eigen vermogen (bezittingen) op de balans. Door middel van de solvabiliteit wordt gekeken of een organisatie in staat is om op korte en lange termijn aan haar schulden te kunnen voldoen. Ook is het berekenen van de solvabiliteit een manier om erachter te komen of een bedrijf financieel gezond is. Om de solvabiliteit te meten moet je het eigen vermogen delen door het totale vermogen. Hoe hoger deze verhouding is, hoe kleiner de afhankelijkheid van externe vermogensverschaffers is. Om de solvabiliteitsverhouding te meten is de volgende formule nodig: Totale activa: vreemd vermogen. De solvabiliteitsverhouding moet ruim boven de 1,5 zijn. Rentabiliteitsakengetallen (Ratio-analyse). Ratioanalyse is een instrument dat het mogelijk maakt om op eenvoudige wijze heldere, toegankelijke informatie te verkrijgen over de financiële ontwikkeling en positie van een onderneming. Toepassing van ratioanalyse heeft met name toegevoegde waarde in situaties waarin uitsluitend de (extern verkrijgbare) jaarrekeningen van een onderneming beschikbaar zijn. Andere benamingen voor het instrument ratioanalyse zijn kengetallenanalyse, financiële analyse en financiële diagnose. Benchmarking. De financiën van je eigen bedrijf vergelijken met andere bedrijven. De 3 stappen: 1. het vergelijken van eigen processen en prestaties met die van andere deelnemers 2. het analyseren van de verschillen tussen de diverse processen en prestaties door te proberen te begrijpen waarom deze worden toegepast. 3. het verbeteren daarvan aan de hand van de informatie verworven tijdens het proces. Wat is de rol van een accountant bij een financiële verslaglegging? Lees samenvatting van Daan via follio. Jaarrekening & jaarverslag. De jaarrekening geeft een jaarlijks overzicht van de financiële situatie van een bedrijf. Het bestaat uit een jaarverslag van het bestuur, een balans, een resultatenrekening of winst- en verliesrekening over het afgelopen jaar. Het is noodzakelijk om dit elk jaar te sturen omdat de bank wilt weten hoe het gaat met hun gefinancierde geld. De jaarrekening wordt gemaakt door de penningmeester. In het jaarverslag wordt verantwoording afgelegd over het beleid dat in dat jaar is uitgevoerd. Het bevat een profiel van de organisatie, een visie van het bestuurd en cijfers die betrekking hebben op de organisatie. Het financiële deel is de jaarrekening zoals hierboven al is beschreven. Een jaarverslag van bijvoorbeeld een vereniging of stichting is bestemd voor leden, donateurs, gemeente(i.v.m. subsidie), adverteerders, sponsors, subsidiegevers, financierders en andere belangstellenden. Natuurlijke- en rechtspersonen. Natuurlijke personen: Een natuurlijk persoon kan zelfstandig( dus zonder tussenkomst van een derde) rechtshandelingen verrichten. Als natuurlijk persoon ben je wel, als je bijvoorbeeld een eenmanszaak hebt, met je privé-vermogen aansprakelijk voor eventuele schulden van het bedrijf.
Rechtspersonen: Een rechtspersoon kan alleen via een vertegenwoordiger rechtshandelingen verrichten. Rechtspersonen( bij bijvoorbeeld een BV of NV) zijn alleen in uitzonderlijke gevallen privé aansprakelijk voor de schulden van hun bedrijf. Rechtspersonen zijn nooit links, altijd rechts. {-_}’’ Wat zijn de voordelen en de nadelen van het oprichten van een stichting? Stichting: Een stichting is een organisatie die erop gericht is, een bepaald doel te verwezenlijken. Het is een organisatie met een stichtingsbestuur. Een stichting heeft geen winstoogmerk, maar mag wel winst maken. De uitkering hiervan moet een ideële of sociale strekking hebben. Niet elke stichting betaalt vennootschapsbelasting, want deze belasting wordt alleen betaald wanneer er winst wordt gemaakt en wanneer je in concurrentie treedt met andere partijen/bedrijven. Voordelen: -Een stichting kan je alleen oprichten -Een stichting kent geen minimale kapitaaleis, de kosten blijven daardoor relatief laag -Een stichting kent geen leden of aandeelhouders, de invloed van buitenaf blijft daardoor beperkt -Een stichting is een aparte rechtsvorm, het vermogen van de stichting vormt een afgescheiden vermogen. Het privé vermogen van de bestuurders/beleidsbepalers van de stichting blijft buiten schot (behoudens wanbeleid) Nadelen: -Als stichting mag je geen btw aftrekken. -Winst mag niet uitgekeerd worden. Wel mogen onkosten van de bestuurders vergoed worden en een bepaald bedrag voor de beschikking gestelde tijd mag vergoed worden. -Wanneer je werkt als ZZP’er is het niet handig om een stichting te hebben. -Wanneer er winst wordt gemaakt of concurrentie optreedt, volgt er vennootschapsbelasting. -Er moet ieder jaar een jaarrekening worden opgesteld. Wat is BTW? en hoe bereken je dit? BTW (Belasting Toegevoegde Waarde) is een omzetbelasting die wordt geheven bij de levering van een product of dienst. Over alles wat een ondernemers aan derden verkoopt moet btw betaald worden. Het BTW tarief voor de meeste artikelen is 21%. Deze BTW moet bij leveringen van btwplichtige ondernemers op elke factuur vermeld staan. Uitzondering is alleen voor contante verkoop. Een btw-bon is minimaal voorzien van; naam leverancier, het geleverde, het totaalbedrag, het percentage en het bedrag van de BTW. BTW is geen kostenpost. berekenen BTW over inkoopprijs(inclusief BTW). U koopt goederen in voor € 50 per stuk, exclusief btw. U wilt de artikelen verkopen voor € 99,95, inclusief 21% btw. U berekent de btw als volgt: € 99,95 x 21/121 = € 17,35. Uw winstmarge is dan: € 99,95 - € 17,35 - € 50 = € 32,60. Bij elke btw-plichtige ondernemer zijn de posten op de balans en in de winst-en-verliesrekening exclusief BTW. Inkomstenbelasting Box 1. Inkomen werk & woning belasting tussen 32,35-52%. Uw belastbaar inkomen in box 1 is uw inkomen verminderd met te verrekenen verliezen in box 1. Inkomsten in box 1 zijn bijvoorbeeld: Winst uit onderneming, pensioen, kapitaalverzekering eigen woning, periodieke uitwerkingen. Aftrekposten in box 1 zijn bijvoorbeeld: Aftrekkosten eigen woning, reisaftrek openbaar vervoer, persoonsgebonden aftrek zoals alimentatie over onderhoud kinderen onder 21 jaar. Box 2. Inkomen uit aanmerkelijk belang Belasting van 25%. Hier is sprake van als iemand samen met de partner een aandelenbelang in een bv heeft van 5% of meer. Bij minder als 5% moet de persoon een bloed- of aanverwant zijn.
Box 3. Inkomen uit sparen en beleggen belasting van 30%. Saldo van het begin van het jaar plus het salde van het eind van het jaar gedeeld door 2. Dit heet de gemiddelde rendementsgrondslag. Heffingsvrij vermogen ligt op een bedrag van 20.315 euro. V0or partners dit bedrag x 2 en per minderjarig kind 2715 euro.(20.315 x 2 volwassenen + 2.715 per minderjarig kind) Aangifte voor 1 april. Vennootschapsbelasting. De winst van een rechtspersoon is belast met vennootschapsbelasting en deze bedraagt 20% over de winsten t/m 200.000 euro & 25,5% over alles wat boven de 200.000 euro komt. Aftrekposten voor de winstberekening zijn; waardering onderhanden werk, afschrijvingen, investeringsaftrek, desinvesteringsbijstelling, deelnemingsvrijstelling. Aangifte voor 1 augustus. Break even-point. Het break even point is de afzet waarbij quitte gespeeld wordt. Er is hier dan nog geen winst gemaakt. De formule hierbij is: B=...C... (P - V) B= break-even-aantal C=vaste(constante) kosten P= verkoopprijs per eenheid V-variabele kosten per eenheid Voorbeeld: Een bepaalde type ski’s wordt verkocht voor 500 euro per paar. Voor de productie is speciale apparatuur nodig. De totale vaste kosten hiervan zijn 500.000 per jaar. De variabele kosten per paar bedragen 100 euro. De gegevens voor deze investering zijn dus: C = 500.000 per jaar P = 500 per paar V = 100 per paar 500.000 : (500-100) = 1250 Er moeten dus jaarlijks ten minste 1250 paar worden verkocht om de aanschaf verantwoord te maken. Wat is het verschil tussen inkomsten & uitgaven? Overeenkomst: Beide zijn feitelijke geldstromen. Verschil: geld wordt per kas ontvangen(inkomsten) & een lening wordt per bank afgelost(uitgaven) of de huur(uitgave). Wat is het verschil tussen opbrengsten en kosten? Een opbrengst ontstaat bijvoorbeeld als een factuur verstuurd wordt door bedrijf A voor advieswerkzaamheden. Het bedrijf ontvangt een opbrengst, namelijk ‘omzet advieswerkzaamheden. Het bedrijf B, dat deze factuur ontvangt, krijgt kosten, namelijk ‘extern advies’. Op dit moment is er nog geen sprake voor inkomsten voor bedrijf A omdat factuur pas na enkele weken betaald wordt. Alleen als er sprake is van contante betaling vallen de opbrengsten en inkomen samen omdat het gelijk betaald wordt. dus als het per kas betaald wordt vallen kosten en uitgaven samen. Onderscheid tussen vaste & variabele kosten. Vaste kosten reageren niet op veranderingen in de omvang van de productie of afzet. hierbie is te denken aan het constant betalen van huur. Ongeacht wat er gebeurt binnen het productieproces, het betalen van de huur blijft hetzelfde. Daarnaast is te denken aan afschrijvingskoten van duurzame productiemiddelen, interestkosten over het in productiemiddelen geïnvesteerde vermogen en premies van verzekeringen Variabele kosten zijn kosten die reageren op een schommelend productie- of afzetvolume zoals bijvoorbeeld grondstoffen en salarissen van uitzendkrachten tijdens seizoenspieken. Variabele kosten zijn volledig afhankelijk van de bedrijfsdrukte. Zonder productie, geen variabele kosten.
Klein voorbeeld: De kosten van bijvoorbeeld een vrachtwagen zijn deels constant (afschrijving en rente) en deels variabel. De vrachtwagen leidt tot variabele kosten op het moment dat er mee gereden wordt omdat er dan brandstof verbruikt wordt Degressieve variabele kosten. Bij stijging van productie nemen de kosten steeds minder toe. bijvoorbeeld van 1000 posters voor 2000 euro naar 2000 posters voor 3800 euro. Hoe groter het totaal aantal, hoe goedkoper de prijs per poster is. Progressief variabele kosten. Dit is het tegenovergestelde van degressieve variabele kosten. bijvoorbeeld: De kosten voor posters zijn 2000 euro voor 1000 posters. Als vervolgens de organisatie 2000 posters wilt, kost het hun 4400 euro, de kosten per eenheid nemen toe. Het kan zijn dat het bedrijf dat de posters maakt hun werknemers overuren laat draaien om het quotum te halen. Om deze manier lopen de kosten hoger op. Proportioneel variabele kosten. Bij proportioneel variabele kosten veranderd alles evenredig mee. Bijvoorbeeld: Iemand koopt in januari 1000 posters voor 2000 euro. In februari heeft de persoon 2000 posters nodig. De kosten voor deze kosten bedragen dan 4000 euro. De prijs blijft hetzelfde en veranderd niet.