Componistenlink – gemengde stemmen Voor een beter begrip : een hint, een aanbeveling en een verklaring
Telkens wanneer de dag de nacht ingaat “Salve Regina” t. Jos Stroobants - m. Kurt Bikkembergs erratum: p.5 m.19 “…kaars licht beeft…” bij S. mib – mib – re ipv. sol-sol-fa
Niet alleen door de ondertitel verwijst dit lied naar het gregoriaans, maar het vertoont er ook alle kenmerken van: de toonaard is de eerste modus (1 toon lager getransponeerd), beperkte tessituur (c –c(d)) geen modulaties, quasi monosyllabisch, kleine toonafstanden (seconde, terts en één enkele keer een kwart en een kwint, afwisselend binaire en ternaire ritmiek. In m. 16-17 en18 (echter zonder maatsoort) horen we zelfs bijna letterlijk de aanhef van het gregoriaanse “Salve Regina”. En niet toevallig heeft de componist hier op het woord “…gezongen…” de gregoriaanse jubilus (reeks van noten op dezelfde lettergreep) geschreven. Dit komt een tweede maal voor op “…maagd…” in m. 52-53 voor S & A. Het ostinate gebruik van kwarten en kwinten in de begeleiding van de melodie verwijst naar de sfeer van een litanie. Het lied is grotendeels een door S (& A) gezongen melodie, begeleidt door T & B, en is daarmee eens te meer schatplichtig aan het gregoriaans: de melodie meerstemmig bewerken zou te kort doen aan de algemene sfeer. Een uitgebreide introductie door de begeleidende stemmen op een deeltekst, leidt ons naar de eerst cf-zin bij de S. (m. 13 tot 15) met contrasterende, rustige vierde noten. Dan komen we aan de eerste van de twee plaatste die de componist speciaal wil benadrukken: “…moet het gezongen worden…” , unisono (een krachtige versterking) de gregoriaanse melodie. Vervolgens krijgen we een deeltje (met verwijzing naar de introductie) dat met een stijgende melodielijn het lied laat opkringen langs het volledige bereik van de modus (cc). Om dan met de reeds vertrouwde ostinato-begeleiding bij de mannenstemmen, uit te monden op het tweede culminatiepunt (ditmaal tweestemmig) “…de milde moederborst die op hem wacht…” Zoals in het eerste deel is ook hier de melodie dominant (alleen reeds door de uitbereiding van het modus-bereik naar d). Het afwachtende karakter van het eindakkoord van dit gedeelte, krijgt zijn antwoord in het slotdeel (devotamente) : statige en rustige begeleiding (O Clemens, O Pia, O Dulcis virgo) ondersteund de mooie melodie die nog even een hoge vlucht neemt (tot es) om dan te eindigen op een suggestieve (Gregoriaanse) jubilus “…maagd.” En met dit woord de cirkel a.h.w. rond maakt. Een niet al te moeilijk werkje dat echter een schat van interpretatieve mogelijkheden bergt. Veel plezier met deze ontdekking!
Componistenlink – gemengde stemmen Voor een beter begrip : een hint, een aanbeveling en een verklaring
Berceuse presque sérieuse t. Simon Knepper
m. Kristina Van Loo
erratum : in de titel het woord sérieuse
In tegenstelling tot zijn afschrikwekkend notenbeeld geeft dit lied ons een perfecte instap in het hedendaagse klank- en ritmebeeld van de koorzang. Er zijn geen echt grote technische moeilijkheden, de mannenstemmen zingen allen dezelfde partij en de humoristische tekst wordt door de muziek scherp in beeld gebracht. Een aanrader voor wie mocht aarzelen om hedendaagse muziek te zingen. Hiermee krijg je gegarandeerd de smaak te pakken. Zoals in WO II bij de bouw van de zgn. “Liberty-schepen” de bouwtijd drastisch werd teruggedrongen, door het opsplitsen van één groot probleem in 2500 kleine en makkelijk op te lossen probleempjes, zo zal het opsplitsen van dit ene grote probleem in 5 kleine, het instuderen en assimileren, moeiteloos laten verlopen. Welke 5 deeltjes? 1. 11 maten met sfeerscheppende klanken bij de M. en één enkel woord “Daar” bij S., vrij van ritme en toon (rubato). 2. 2. m 12 t.e.m. 23: driestemmig metrische zetting van de tekst (S) “…Midden in het veenmoeras, daar stond een schaapje klein…” , (M) “…het was gewond en blaatte zacht, zijn pootjes deden pijn…” 3. (S)”De stormwind gierde langs het riet, en rukte aan de bomen…”, (A) “Het bange schaapje zocht vergeefs een veilig onderkomen” . Alles in een metrische en impressionistische zetting van de tekst (più mosso en movendo) en eindigend in rust en kalmte op “…veilig onderkomen.” 4. m 35 -42: soort van tussenspel op het woord “waar” , vrij van ritme en toon (rubato), speels en improvisatorisch. Eindigend met de tekst : (A) “ arm schepseltje, waar moet je heen, zo aanstonds valt de nacht.” En die val wordt letterlijk gesuggereerd door S in m 40. 5. Slotdeeltje op de tekst : (S) “Raap liever al je moed bijeen en bel de wegenwacht” . Driestemmige zetting met maatwissel (6/8 – 4/4 – 6/8) en soepele expressieve dynamiek (rit. – a tempo – rall. molto) Met deze structuur voor ogen kan je nu deel per deel grondig uitpluizen, op een speelse manier, ongedwongen en onbevooroordeeld. Nog even aan elkaar plakken en plots heb je een aangenaam klinkend lied dat met veel afwisseling en innovatie, beurtelings geïmproviseerd en gereglementeerd, de tekst in beeld brengt. Maak volop gebruik van de geboden vrijheid, maak er wat van en maak er plezier mee. Kortom: maak muziek!
Componistenlink – gemengde stemmen Voor een beter begrip : een hint, een aanbeveling en een verklaring
Als een bries
t. Claudia Cornelissen; m. Frits Celis op. 75
Als een bries waai je voorbij Telkens als jouw ogen de mijne ontmoeten, even maar, Maar genoeg om mij te laten zweven. Weer mijmer ik weg en hoop, Dat de wind kan zoenen. Erratum: p. 12, in maat 2, bij S. re hersteld ipv. re #. p. 14, In maat 26 bij S. laatste noot van de maat (do) moet een achtste zijn. p. 14, de cursieve tekst bij de * (boven m. 30-31) heeft betrekking op de inzet van de alt in m. 35 en moet dus daarboven gelezen worden.
Dit lied behoort tot de moeilijkste uit het bundel en vraagt een grondige voorbereiding. Wat het nog extra moeilijk maakt is de monosyllabische schrijfwijze. Zo is de tekst bepalend voor de zang en vocaliseren bij het instuderen heeft dan ook slechts een beperkt nut. Eenmaal men echter de erg compacte schrijfwijze onder de knie heeft, wordt het verdere ontdekken van de muziek een boeiende en aantrekkelijke taak. Studeer dit lied alleen in wanner je over voldoende goede “lezers” beschikt in ieder van de vier stemmen. Zoniet gaat het moeizaam instuderen nadelig werken op de “leerhonger”. De drie delen (zie tekst hierboven) hebben ieder een eigen karakter en aandachtspunt, maar tevens een grote eenheid in sfeer en samenhang; Het eerste deel, met veelvuldige tekstherhalingen, legt de nadruk op “bries…” en “waai…” . Van uit een p. dynamiek zwelt de muziek gedurende 10 maten tot een f. (m. 10) om dan, op amper 4 maten helemaal dicht te plooien en tot rust te komen (met ook een expressieve vertraging). De speelse afwisseling van achtste en vierde noten, het één enkele accent voor S&A in m. 7 (opgelet nog geen mf!) en enkele lange breeknoten, suggereren op levendige wijze de wispelturigheid van de bries. Het tweede deel “Telkens…” begint met een dialoog tussen bas en tenor terwijl S&A met een stuwende melodie, weer gestoffeerd door enkele breeknoten, de lichte (want slechts tot mf gaande) bries vertolken. Vanaf m. 22 springen S&A dan mee in de melodiedans. Deze wordt ritmisch gekenmerkt door de triool op de tekst “…de mijne ont-moeten…”. De boeiende polyfone verwerking komt ot een hoogtepunt in m. 26 op nogmaals dezelfde woorden maar nu homofoon in de vier stemmen en met kleurrijke harmonieën.
Componistenlink – gemengde stemmen Voor een beter begrip : een hint, een aanbeveling en een verklaring Zoals in het eerste deel is ook hier de thesis (neerleggen) van de zin zeer kort. Op amper 3 maten komt alles volledig tot rust (pp) op het woord “…zweven…” . Let hier vooral op de mooie, kleurende akkoorden die niet oplossen maar een vervolg vragen. En dat vervolg komt er prompt in het derde deeltje dat ingezet wordt door S., met een andere kwintsprong dan in het begin! Vergelijk met de inzet van de A. in m. 35 waar de kwintsprong identiek is aan die in het begin bij S. In dit deel wordt vooral het woord “…mijmer…” door syncopen en herhalingen benadrukt. Alles in pp. en toegaand naar het woord “…zoenen.” Buiten de reeds genoemde moeilijkheden in de melodievoering, in de soms ongewone toonafstanden en in de monosyllabische zang, is ook de juiste intonatie van de akkoorden vaak heel moeilijk. Een kleine opsomming: m. 10 “Als een bries…” m. 15 “…voorbij…” m. 21 opgelet voor de verschillende ritmiek bij T & B. m. 23 idel tussen S&A en T. m. 26 “…mijne ont-moe-ten…” m. 28 “ la-ten” m. 29 “…zweven…” m. 37 “…en hoop…” m. 43 “ …wind…”
Componistenlink – Voor een beter begrip : een hint, een aanbeveling en een verklaring
Hannelore
t. Jan Stroobants m. Raymond Schroyens
Een fris klinkend lied dat systematisch monosyllabisch geschreven is: dwz. 1 noot per lettergreep. Voor de interpretatie is de tekst dus bepalend. De structuur van het lied is driedelig waarbij het derde deel een herhaling vormt van het eerste deel. Het middendeel dat begint in maat 24, brengt nogal wat harmonische verassingen. Het is dan ook aan te bevelen de stemmen afzonderlijk in te studeren en pas nadat iedereen vast in zijn schoenen staat, het geheel samen te brengen tot akkoorden. De uitgebreide dynamische aanduidingen vormen een perfecte geleide voor de interpretatie. Laat in een zwierige opgaande beweging de wereld op hol slaan (in de maten 17 tot 20 & 59 tot 62). Laat het lichtvoetige karakter van het lied steeds de boventoon voeren en gebruik daartoe een krachtige articulatie, een doorgedreven woordritmiek en een gebalanceerde dynamiek. Geef ook aandacht aan de soms verassende ritmiek en/of woordplaatsing zoals bv. In m. 24, 32, 33, 37. Tenslotte nog dit, laat je niet in de war brengen door de extra maatstreep in de samengestelde maatsoorten (7/8 - 8/8 – 5/8) van m. 24 (7/8: verdeling 5 + 2), m. 32 (8/8: verdeling 6 + 2), m. 36 en 38 (5/8: verdeling 3+ 2) en m. 39 (5/8: verdeling 2 + 3!). Ze zijn bedoeld om u het leven gemakkelijker te maken.
Componistenlink – Voor een beter begrip : een hint, een aanbeveling en een verklaring
Pie Jesu
m. Sebastiaan Van Steenberge
Een praktisch bruikbaar koorwerkje dat zonder al te grote technische moeilijkheden toegang geeft tot een modern en hedendaags klankbeeld. De melodische lijn is hoofdzakelijk gevormd door seconden en tertsen. Dit suggereert meteen de rustige, gedragen klank. Op enkele plaatsen komen er verassende sprongen die het eerder monotone beeld opfrissen. Zo bv. in m. 8 en 11 voor de S. en in m. 18 en 19 voor de T. Speciale aandacht voor de dalende sprong bij de 4 stemmen in m. 27, 28 en 29. In de tekst komen veelvuldig woordherhalingen voor en waar het al niet gebeurt door een rust, moeten de leestekens zorgvuldig gemaakt worden. Een grote onderbreking kan gemaakt worden tussen m. 19 en 20 (begin van het homofone middendeel). Eenzelfde onderbreking tussen m. 31 en 32 (begin van het slotdeeltje met de herneming van de ganse tekst).
Componistenlink – Voor een beter begrip : een hint, een aanbeveling en een verklaring
Status questionis
t. Bart Janssen m. Martin Slootmaekers SATB ac.
Wat zal er van deze landschappen worden? De seizoenen zijn hier als oude vergrijpen die verjaren, Telkens weer, zonder iets te kwijten. Zelfs in het groeien van bomen blijven ze als ringen. Er gaat niets weg, er komt niets binnen. Wat vertrekt hoeft niet te beginnen. Wat blijft heeft de tijd.
Het gevaar bestaat dat ook deze compositie, na een oppervlakkige beluistering van de opname en een even oppervlakkige blik op de partituur, wordt terzijde gelegd als “te moeilijk”. Dat zou jammer zijn want een nadere analyse maakt al vlug duidelijk dat ons hier de mogelijkheid geboden wordt om de deur naar de hedendaagse (koor)muziek weer een eindje verder te openen. Bedenk wel dat de grootste weerstand voor deze muziek niet komt van de moeilijkheid maar veeleer van de vrees voor het onbekende. Stimuleer dus de “nieuws”-gierigheid. Het ontdekken zal des te meer verassen. Drie delen zijn er te onderscheiden, (zie de tekst hierboven) en meteen valt op dat in delen 1 & 3 S&A in tertsen zingen en T&B in sexten (de omkering). Dit geeft al een eerste aanduiding voor het instuderen. De muziek dus in eerste instantie lineair inoefenen per 2 stemmen. Daarna de overgangen en de samenklank. Verder is het ganse lied monosyllabisch en dat geeft een volgende aanduiding: het belang van de tekst. Woordritmiek, tekstexpressie en frasering zullen dus grotendeels de interpretatie bepalen. Blijft dan nog het middendeel dat in m. 19 & 20 een vierstemmige canon van één enkele zin brengt met een opgaande en dalende toonladder. Het spreekkoor bij S&A “Wat zal er van deze landschappen worden?” in de vier eerste maten en in m. 33 tot 38, beoogt een “ruisend” klankeffect. Pas de dynamiek hier naar eigen smaak aan en experimenteer gerust i.f.v. de akoestiek. Het bekomen effect in het begin (met de f-passage van T&B) zal ook anders zijn dan in de slotmaten waar het vierstemmige koor van mf naar “niente” gaat. Maak een goed gebruik van de geboden vrijheid door dit verruimende stijlelement mooi in te passen in het geheel. En geef toe dat de muziek al heel wat minder afschrikwekkend is!
Componistenlink – Voor een beter begrip : een hint, een aanbeveling en een verklaring
Zingen…
t. Karel Van de Woestijne m. Vic Nees
Erratum: in m. 12 staat het woord “alle” met twee lettergrepen op 1 enkele noot geschreven. Te zingen als twee achsten.
Wat meteen opvalt bij het bekijken van de partituur is de bonte opeenvolging van maatsoorten 3/2, _, 4/4, 5/4, 3/2, 5/4 enz. Geen paniek! Want zoals we dat gewoon zijn van Vic Nees, past alles precies en naadloos in elkaar. Kijk daarom eerst naar de tekst en meteen wordt alles duidelijk. Spreek denk, oefen dus eerst de tekst tot die je in mond en oren bestorven ligt. Plak er dan de muziek op en voel hoe natuurlijk e.e.a. op mekaar past. Het is als een opmaat gesneden pak van een perfecte pasvorm. Natuurlijk is de realiteit veel moeilijker en is de weg naar een goede uitvoering geplaveid met wolfijzers en schietgeweren. Zo kunnen op de meest onverwachte plaatsen reine en andere kwartsprongen het leven van de koorzanger zuur maken, maar tegelijkertijd geven ze de melodie die typische Nees-sound die zijn muziek zo herkenbaar maakt. • •
•
• •
•
Kijk maar eens in m. 16, 17 en 18 naar de melodielijn van S en B. Kijk maar eens naar het tweede akkoord op het woord “Zin-gen…” , driemaal herhaald en tot volledige ontplooiing komend de vierde en vijfde maal in m. 1920-21. En naar de akkoordenrijkdom in m. 12-13. verwekt door, op een verspringende basmelodie, de drie andere stemmen in een dalende seconden-gang te laten glijden: “…blind’lijk voor alle eeuwen…” . En naar het slotakkoord van de eerste blz. (m. 15) op “…onnozel licht…” . En kijk, om het plaatje volledig te maken, nog even naar m. 27-28 waar we een combinatie vinden van alle knelpunten samen: kwartsprongen, kwartafstanden, compacte akkoorden, springende melodielijn (voor die arme bassen…) op “…van den hongerenden tijd…” Als je tenslotte nog eens kijkt naar de enkele verraderlijke chromatische melodie-delen zoals die in m. 25-26 voor T & B en die in m. 22 voor S, A & T, en je voegt dit bij de voorgaande bemerkingen, dan heb je een volledig lijstje van de hoger vermelde wolfijzers en schietgeweren.
Harmonisch doen de septiemen en nonen met hun omkeringen, de tertsen en sexten, de kwarten en kwinten je de haren ten berge rijzen als je ze ziet, maar gezongen, brengen ze kleur en licht in het klankbeeld, zoals de miniaturen in een middeleeuws handschrift. En hoe wonderbaarlijk is het te ontdekken dat de muziek de tekst verklaart! En wat een heerlijke lof aan het zingen!
Componistenlink – Voor een beter begrip : een hint, een aanbeveling en een verklaring
Suid-Afrikaans Drinklied t. W.J. du Plessis Erlank (1901-1984) m. Maarten Van Ingelgem erratum : du Plessis
refr. Nog ’n skuinse grappie kerels, nog ’n glasie wijn, En die gore werklikhede zal in mis verdwijn. (m. 15) Fonkelwijne en schaterlagge sprinkel oor ons leed, Tot ons al die muf miserie om ons heen vergeet. refr. Nog ’n skuinse grappie kerels, nog ’n glasie wijn, En die gore werklikhede zal in mis verdwijn. (m. 48) Stijf gearm huistoe slinger onder zinglawaai. Wij die dronk ou wereld om ons, rondom om ons talie draai. refr. Nog ’n skuinse grappie kerels, nog ’n glasie wijn, En die gore werklikhede zal in mis verdwijn.
Interessant om weten is dat de tekst werd geschreven door een Zuid-Afrikaanse dichter en literator, die een belangrijke rol speelde in de strijd voor het behoud van het Afrikaans als taal. De componist heeft op een originele wijze de tekst uit elkaar gerafeld en teruggebracht tot lettergrepen en zelfs letters. Zo wordt het dronken gemompel van dit drinklied gesuggereerd. Bovendien gaat dit crescendo: de eerste maal is het refrein nog tamelijk stabiel, maar de tweede maal (m. 34) wordt het al enigszins labiel met de veelvuldige glissando’s en plotse dynamiekwijzigingen; de derde maal (m. 59) wordt het alsmaar moeilijker om de woorden te vormen en om de noten klank te geven. Onvermijdelijk valt iedereen uiteindelijk in slaap. Maak volop gebruik van de geboden vrijheid tot interpretatie. Laat je fantasie werken en gebruik de zang als een penseel om de verschillende beelden te schetsen. “…schaterlagge…”, “…zinglawaai…”, “…rondom ons talie draai…”, “…huistoe slinger…” het zijn even zovele mogelijkheden tot inventieve en inspirerende interpretaties. Dit lied brengt ongetwijfeld plezier… en inspiratie… (maar niet als je nog moet rijden!).