Colloquium Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen – ’Tien jaar GOK-decreet’ - Inleidende toespraak
Dames en heren,
(inleiding) Eerst en vooral hartelijk dank aan het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen, in het bijzonder aan professor Ides Nicaise, om mij als vertegenwoordiger van minister Pascal Smet de eer te gunnen om dit toch wel bijzonder colloquium over 10 jaar GOK-decreet te openen. Minister Pascal Smet was hier zelf ontzettend graag aanwezig geweest, maar hij kon vandaag niet ontbreken op belangrijke onderhandelingen met de vakbonden.
(terugblik op 10 jaar GOK-beleid onder opeenvolgende ministers) 10 jaar GOK-decreet, 10 jaar beleid rond gelijke onderwijskansen, 10 jaar onderwijsbeleid waarin drie opeenvolgende ministers geprobeerd hebben om ons onderwijs op een zeer doordachte manier vorm te geven. Een onderwijs waarin alle kinderen in Vlaanderen, waar ook hun wieg gestaan heeft, maximale kansen krijgen. Wanneer ik op deze 10 jaar onderwijsbeleid terugblik, dan denk ik dat we kunnen zeggen dat er, over de ministers Vanderpoorten, Vandenbroucke en Smet heen, continuïteit opgemerkt kan worden. 1
Er is de voorbije tien jaar lang het besef geweest dat we gelijke onderwijskansen realiseren door een goed inschrijvingsrecht en door rechtsbescherming van wie een plaats zoekt in het onderwijs. Dat inschrijvingsrecht is vorig jaar nog geoptimaliseerd met het oog op verduidelijking, het verhogen van de transparantie en het bevorderen van de sociale mix. Maar er is de voorbije tien jaar ook bij alle ministers het besef geweest dat de middelen die we in onderwijs investeren gericht ingezet moeten worden om gelijke kansen voor iedereen te bevorderen. In 2002 heeft dit een weerslag gevonden in het geïntegreerd ondersteuningsaanbod van het GOK-decreet, in 2008 zijn we tot de nieuwe financiering van het leerplichtonderwijs gekomen, en sinds dit schooljaar is ook de basisomkadering voor het basisonderwijs mee gebaseerd op de leerlingenkenmerken.
De middelen die de Vlaamse overheid rechtstreeks voor GOK/SES voorziet zijn zeer aanzienlijk. 14,375 % van de werkingsmiddelen in het basisonderwijs wordt ingezet op GOK, dat komt overeen met ongeveer 63 miljoen euro ; in het SO is dat 10,25% van de werkingsmiddelen, goed voor 42,6 mio euro. In het basisonderwijs bedraagt het aandeel van GOK in de omkadering ongeveer 9%.Dit komt overeen met ongeveer 85.000 lestijden (omgezet in loonkost is dit ongeveer 160 miljoen euro).Voor het SO gaat het over ongeveer 16.000 GOK-lestijden (iets meer dan 1,5% van de omkadering), uitgedrukt in loonkost gaat dit over ongeveer 37,5 mio euro.
2
Daarnaast zijn er ook nog de middelen voor zorg, kleuterparticipatie (via SNPB) en uiteraard staat het de scholen vrij om uit de lestijden volgens de schalen aan te wenden om een gelijke onderwijskansen beleid mee te voeren.
(naast GOK-decreet ook ander beleid ifv gelijke kansen) 10 jaar GOK-beleid is ook het verhaal van veel andere maatregelen die naast het GOK-decreet genomen zijn, in een poging om ongelijke startkansen te neutraliseren en te compenseren: het is een verhaal van het verhogen van de kleuterparticipatie, het is een verhaal van het inzetten op taal, het is ook een verhaal van leerzorg voor kinderen die om andere dan socio-economische redenen extra zorg behoeven. Deze enorme variëteit in thema’s weerspiegelt zich ook in de onderwerpen van het groot aantal sessies waaraan u vandaag kan deelnemen.
(effect?) De grote vraag is natuurlijk of de investering van al deze middelen en het nemen van al deze maatregelen effect gehad hebben, en bijdragen aan een vermindering van de sociale achterstelling. Het is ook rond deze vraag dat beleid en wetenschappers, en ik mag wel zeggen dat we hier vandaag onze beste wetenschappers rond dit thema verenigd hebben, elkaar vandaag vinden.
Het is geen eenvoudige vraag en ik kan u ook geen eenduidig antwoord geven… Bij elk onderzoek naar de effectiviteit van de inspanningen inzake GOK merkt men ook op dat er geen nulmeting is waarbij men
3
soortgelijke leerlingen die geen en daarna wel GOK-omkadering kregen kan vergelijken. We kennen het onderzoek van Erwin Ooghe, die hier straks ook een sessie verzorgt, die stelt dat de GOK-financiering wellicht de sociale ongelijkheid in het Vlaams onderwijs verminderd heeft (omdat de GOKleerlingen er voordeel uit gehaald hebben), maar ook de kennisongelijkheid heeft doen toenemen (omdat vooral de sterkere leerlingen er voordeel uitgehaald hebben). We kennen ook het onderzoek van Jean-Pierre Verhaeghe over leerwinst in concentratiescholen, die wijst op de immense verschillen tussen scholen onderling, … (sturing en controle van de middelen) In heel het debat rond het gelijke onderwijskansenbeleid duikt ook steeds de vraag op in welke mate de overheid de aanwending van de extra middelen kan sturen en controleren.
Ook in 2002 is het gelijke onderwijskansendecreet er op dit punt niet zonder slag of staat gekomen. Het feit dat de overheid doelstellingen opsomde die scholen binnen bepaalde themata voorop moesten stellen, werd niet overal aanvaard. Ook het feit dat scholen dienden aan te geven, naast hun planning, hoe ze zichzelf zouden evalueren was voor bepaalde geledingen in het onderwijsveld een brug te ver.
En ook bij de nieuwe omkadering die sinds dit schooljaar in het basisonderwijs in voege gegaan is, rijst de vraag: in welke mate kan en mag de overheid extra controle uitoefenen op een doelmatige aanwending van de SES-lestijden in combinatie met de basislestijden.
4
Het is ongetwijfeld een onderwerp waarover ook in de toekomst nog gedebatteerd zal (blijven) worden.
(het werk is niet af) Dames en heren, ondanks 10 jaar GOK-beleid en ondanks al het goede dat daaruit voortgevloeid is, denk ik niet dat we kunnen zeggen dat we zijn waar we zouden moeten zijn of in elk geval willen zijn.
Op het gevaar af over te komen als een doemdenker wil ik toch enkele, voor mij zorgwekkende, cijfers en feiten meegeven:
- 1 op 10 van de jongens zit in het buitengewoon onderwijs; - meer dan 5,5 % van de kleuters in de derde kleuterklas blijft zitten, - de schoolse achterstand waarmee kinderen vertrekken wordt gedurende het lager onderwijs niet meer goed gemaakt; - we hebben in veel opzichten nog eerder een ‘uitsluitend’ dan een comprehensief onderwijsmodel; - de recente armoedecijfers tonen een % van 15 in Belgie en de Vlaamse armoedemonitor van 2012 spreekt van10,4 % in het Vlaams Gewest; - … Allemaal gegevens die niet van die aard zijn om op onze lauweren te rusten. Er is nog veel werk aan de winkel.
(nood aan creatief en innovatief beleid) Dit, gecombineerd met het feit dat we in een tijd van weinig budgettaire ruimte zitten, dwingt er ons toe om meer nog dan voorheen een creatief en innovatief beleid te gaan voeren. Het is ook om die reden dat minister 5
Smet het proefproject Innoveren en Excelleren in Onderwijs opgezet heeft, waarbij de komende vijf jaar 13 basisscholen met een hoog % aan GOK-leerlingen gecoacht worden om, binnen hun reguliere financiering en omkadering, te zoeken naar andere manieren van onderwijs geven, om te zoeken naar wat echt werkt. Ook de review van prof. De Fraine en van Kim Bellens die hier straks toegelicht wordt, spitst zich toe op die kenmerken van effectief (basis)onderwijs.
(belang van de leerkracht) En uit die review blijkt nog eens het grote belang van de leerkrachten. Zij maken het verschil voor kinderen. Wij hebben de meest competente mensen in ons onderwijs nodig. We moeten inzetten op een sterke instroom in de lerarenopleiding, een sterke lerarenopleiding, een betere in service training van onze leerkrachten.
Competentieontwikkeling van leerkrachten, competenties om om te gaan met diversiteit, leermoeilijkheden, … het zijn uitdagingen waarvoor we al langer staan, maar het zijn ook uitdagingen die zich steeds scherper stellen omdat de problematieken ook steeds complexer worden.
We kunnen sleutelen aan structuren, zoals we in de hervorming van het secundair onderwijs proberen te doen, en dat is soms ook broodnodig. Maar het zijn de mensen in deze structuren die als puntje bij paaltje komt het verschil gemaakt hebben en zullen blijven maken.
(hervorming bao) We moeten ons ook de vraag durven stellen of er, naast de hervorming van het secundair onderwijs, waarover al heel wat inkt gevloeid is, ook niet nagedacht moet worden over ons basisonderwijs. Wanneer we er 6
niet in slagen om zoveel mogelijk kinderen met de best mogelijke positie in het secundair onderwijs te laten starten, dan zijn we het pleit daar al verloren. Ik werp hier maar enkele thema’s op die ons basisonderwijs ongetwijfeld nog zouden kunnen versterken: -
Het curriculum: uit de peilingsproeven weten we dat lang niet alle kinderen de eindtermen bereiken, ook al zijn dat de minimumdoelstellingen… Hoe zorgen we er voor dat onze leerkrachten zich in de eerste plaats concentreren op deze kerndoelen, dat ze het onderscheid kunnen maken tussen deze en bijkomende doelen? Vaak blijken onze leerkrachten niet zo’n goed zicht te hebben op de eindtermen, maar volgen ze het handboek van begin tot einde waarin kern- en bijdoelen door elkaar lopen. - Assessment : moeten we fijnmaziger naar leerlingen kijken, breed evalueren? Wat is de waarde van het getuigschrift basisonderwijs dat toch zou moeten aangeven dat een kind klaar is voor het secundair onderwijs? We kennen allemaal de klachten van secundaire scholen in dit verband; - De school- en klasorganisatie : onze regelgeving laat veel toe, maar er wordt weinig gebruik van de mogelijkheden gemaakt: alternatieve groeperingsvormen in plaats van het klassieke jaarklassensysteem, combinaties van binnen- en buitenklasdifferentiaties, een onderwijzer gespecialiseerd in een leergebied taal, wiskunde, wereldoriëntatie,.. in plaats van een klasonderwijzer die verondersteld wordt “alles” aan te kunnen, … 7
- … (slot)
Dames en heren, u ziet, ik leg u heel veel vragen voor, en dat kan frustrerend zijn. Maar het goede nieuws is dat we hier vandaag met het kruim van onze onderwijskundige wetenschappers samen zijn en dat we van hen veel antwoorden hopen te krijgen.
Ik zou zeggen: maak maximaal gebruik van de kennis die u hier vandaag kan opdoen en neem die na vandaag mee naar uw eigen werkomgeving, om vandaaruit met nieuwe inspiratie verder mee te werken aan waar het allemaal om gaat, niet alleen de afgelopen tien jaar, maar ongetwijfeld ook de komende tien jaar: gelijke onderwijskansen voor elk kind in Vlaanderen.
8