Tien jaar Catharinadagen… Inleiding In 2001 begonnen de Catharinadagen. Op initiatief van Prof. dr. Anne-Marie de Korte om een zinvol vervolg te geven aan een reeks projecten Vrouw-en-Kerk die in de ruim vijftien jaar daarvoor waren ondergebracht bij de toenmalige Katholieke Raad voor Kerk en Samenleving (KRKS). Dat was een adviescollege voor de Nederlandse Bisschoppen Konferentie over maatschappelijke kwesties – waaronder de veranderende rollen van vrouwen en mannen in samenleving en kerk. De projecten Vrouw en Kerk en de werkgroepen en activiteiten binnen de KRKS werden financieel gedragen door de Stichting Nederlandse Vrouwelijke Religieuzen. De dagen zijn vernoemd naar de heilige Catharina van Alexandrie, die het als gelovige vrouw opnam tegen de filosofen van haar dagen en wier feestdag gevierd wordt op 25 november, een datum die ook leidend is voor de Catharinadagen in de afgelopen tien jaar. Hieronder zullen we zien dat de programmering van de Catharinadagen heel nauw op de tijdgeest betrokken is geweest. In de eerste jaren stond een meer emancipatoir thema centraal rond leiderschap van vrouwen; vervolgens en vandaar uit een verkenning van het eigene van de spiritualiteit van vrouwen – op diverse maatschappelijke terreinen; waarna een meer wetenschappelijke benadering volgde met oog voor de positie van vrouwen in veranderende religieuze en culturele conteksten. De afgelopen jaren stond de geschiedenis van vrouwen centraal in de zin dat er aandacht werd besteed aan het historische geweld tegen vrouwen en later in meer algemene zin aan de geschiedenis van vrouwelijke religieuzen. De Catharinadagen werden in de praktijk voorbereid door een kleine gideonsbende, tegen relatief lage kosten, voor een groep personen die zich nauw verwant voelde met de zaak van vrouwenemancipatie in brede zin binnen de RK kerkgemeenschap en daarbuiten. Het betrof hier bestuursleden en beleidskader van bisdommen en katholieke maatschappelijke organisaties, vertegenwoordigers van katholieke theologische opleidingen en supervisoren en mentoren van priesters en pastores, leden van de UNKV, personeelsfunctionarissen van katholieke maatschappelijke organisaties en van de katholieke kerk in het bijzonder ook vrouwelijke religieuzen, wetenschappers vanuit onder andere Vrouwenstudies. Kortom de deelnemers zijn in de eerste jaren voornamelijk afkomstig geweest uit het hoger kader van de katholieke organisaties en kerk. De organisatie viel eerst nog binnen het kader van de KRKS (de werkgroep Vrouw en Kerk – in die periode onder leiding van Anne Offermans, met Jacques Janssen, Paul Begheijn, Hildegard Warnink, Hedwig Meyer-Wilmes, Louis ter Steeg) en na het opheffen van de KRKS in 2003 aangestuurd op afstand door enkele ‘bewindvoerders’ (Toos Starmans, Tarcies Wijngaard en voorzitter Wil Bus en als adviseur Anne-Marie Korte tot 2010). Het secretariaat van de KRKS-werkgroep en later het Stichtingsbestuur werd gevoerd door Henri Geerts. Voor de organisatie werd telkens geput uit een breed netwerk dat (ooit) bijeenkwam in de KRKS en later meer uit wetenschappelijke hoek en uit de wereld van de vrouwelijke religieuzen. Door de benoeming van Will van de Ven (nieuwe voorzitter) en van Esther Geertsma in 2010 naast Tarcies Wijngaard is de Stichting Chistine de Pisan weer terug onder de vleugels van de KNR (rechtsopvolger SNVR). Het eerste begin: “leiderschapsstijlen ….” Op 15 juni 2001 werd het idee van een jaarlijkse Catharinadag officieel naar voren gebracht aan het einde van de succesvolle bijeenkomst: “Diverse vrouwen en mannnen. Paradoxen voor katholieke professionals”op 15 juni 2001 te Utrecht. Die bijeenkomst was gewijd aan de uitkomsten van een onderzoek van dr. Jose Sanders van het KASKI “Vrouw en beleid: belemmeringen en simulansen voor de doorstroom van vrouwen naar beleidsbepalende functies in de katholieke kerkelijke organisatie en een studie van drs. Henri Geerts ‘Op zoek naar goede M/V-praktijken in katholiek Nederland’. Meer dan honderd deelnemers waaronder Kardinaal Simonis namens de BisschoppenKonferentie waren op
deze middag aanwezig. Het aartsbisdom was een van de opdrachtgevers van de studie van José Sanders. De Catharinadag kreeg vanuit deze middag als doelstelling mee om actuele thema’s aan de orde te stellen op het terrein van veranderende man-vrouw verhoudingen in kerk en samenleving. De Nederlandse BisschoppenKonferentie ging ermee akkoord dat de organisatie van de dag bij de KRKS gelegd werd. Mgr. Muskens was als referent voor Vrouw en Kerk een groot pleitbezorger voor deze dag. Hij heeft op 28 november 2001 de Catharinadag geïnstalleerd in de Waalse kerk in Breda. Die eerste, relatief korte, bijeenkomst ging over Personeelsbeleid en doorstroom van vrouwen naar leiderschap. In feite ging het hier om een vervolg in kleine kring van de voorafgaande bijeenkomst op 15 juni. 2002 De Catharinadag 2002 had als thema: inspirerend leiderschap. Dit toen relatief nieuwe maar snel populaire concept in management-theorieën ging uit van de veronderstelling dat puur rationeel en planmatig management zonder oog voor de mensen die het werk doen, zijn langste tijd wel had gehad. Vandaar een nieuwe belangstelling voor een type leiderschap dat mensen inspireert, bezielt, coacht, en op die manier het beste uit hen haalt. De nieuwe leider is de inspirator van zijn/haar collega’s en versterkt de organisatie door in te spelen op hetgeen er onder de werknemers leeft. Van managers en leiders in bedrijven en instellingen werden in dit kader dan ook andere kwaliteiten verwacht dan daarvoor gebruikelijk. De traditionele leider leek vooral ‘mannelijke’ eigenschappen te hebben, zoals autoriteit, besluitvaardigheid en doortastendheid. De nieuwe leider heeft veel ‘vrouwelijke’ kenmerken: inlevingsvermogen, dienstbaarheid, vertrouwen, communicatief vermogen. Wat te denken van deze verschuiving in het denken over leiderschap en wat betekent die voor de positie van vrouwen – die een minderheid vormen in de leidinggevende posities? Worden de nieuwe ‘gewenste eigenschappen’ in vrouwen evenzeer gewaardeerd als in mannen? Of heeft een vrouwelijke ‘inspirerende leider’ andere eigenschappen dan een mannelijke? Is het dan voor vrouwen gemakkelijker geworden om de top te bereiken? Of komen er speciaal voor vrouwen nieuwe eisen bij de lijst van gewenste kwaliteiten? Ook de katholieke kerk en katholieke maatschappelijke organisaties hebben grote behoefte aan nieuwe inspiratie, aan leiders die bezielen en enthousiasmeren en die werknemers de vrijheid geven om zicht te ontplooien. Want veel kerkelijke instanties en identiteitsgebonden maatschappelijke organisaties zijn ten prooi gevallen aan een vergadercultuur, waarin de inspiratie op de achtergrond is geraakt. En dat terwijl de katholieke kerk uit 2000 jaren van managementervaringen kan putten… Hoe zou inspirerend leiderschap er in de katholieke kerk uit kunnen zien? Heeft het een gunstige invloed op verhoudingen tussen vrouwen en mannen in de kerk en katholieke instellingen? Bieden de nieuwe visies op inspirerend leiderschap kansen voor een gelijkwaardiger omgang tussen vrouwen en mannen in deze kringen? 2003 Het thema van de Catharinadag 2003 lag in het verlengde van die in het jaar ervoor en betrof de cultuur van een organisatie. Wil een organisatie tot goede, eenduidige, herkenbare en enthousiasmerende resultaten komen, en wil zij voor haar werknemers een inspirerende en uitdagende omgeving bieden, dan zal zij niet alleen moeten beschikken over ‘inspirerende leiders’. Zij zal ook de blik moeten richten op de cultuur in alle geledingen van een organisatie – generaliserend: de bedrijfscultuur, en met name op de rol die werknemers daarin spelen. Een leider krijgt immers niet op zijn of haar eentje een organisatie geïnspireerd en andere afzonderlijke werknemers lukt dat evenmin. Bedrijven en instellingen zijn meer dan de som van het individuele gedrag van hun werknemers. De cultuur van een organisatie heeft een zeer sterke invloed op de wijze waarop gewerkt wordt en op haar uitstraling. Zij is zeer bepalend voor het werkplezier en de inspiratie van de afzonderlijke werknemers. Tijdens de deze Catharinadag was er dan ook veel aandacht voor spiritualiteit bij het onderhouden en verbeteren van bedrijfsculturen wat op een aantal concrete velden werd verkend: bij lokale
organisaties en lokale overheden; binnen de kerk en in een grote maatschappelijke organisatie – het CNV. In het tweede dagdeel werd ingegaan op de mogelijkheden om bedrijfsculturen te veranderen – en de visie en inspiratie die daarvoor vereist zijn. Tenslotte werd tijdens deze bijeenkomst aan mgr. Martinus Muskens het eerste exemplaar aangeboden van de bundel Als man en vrouw. Spiritualiteit van de veranderende man-vrouwverhouding (Valkhof Pers 2003) onder redactie van Henri Geerts en Hedwig Meyer Wilmes. Na de eerste jaren “…in een contekst die spiritueel kan zijn” In het volgende jaar verschuift de aandacht weg van het leiderschapsthema. Spiritualiteit en veranderende man-vrouwverhoudingen staan nog steeds centraal, maar nu in een meer specifieke contekst, die van de media. De bijeenkomst van 2004 vindt plaats in het oosten van het land, en trekt een deels nieuw publiek, en voor een deel ook een andere groep dragende instellingen. Organisaties die ditmaal aan de Catharinadag meewerken zijn onder meer de UNKV, de Zwanenhof, Katholiek Instituut voor de Massamedia, de KRO, katholieke theologische faculteiten. De nieuwe beleidslijn werd ook aangekondigd: “De afgelopen drie jaar zijn op de Catharinadag veranderende man-vrouw-verhoudingen onder de loep genomen zoals deze nu spelen binnen de kerkelijke organisatie en binnen katholieke maatschappelijke organisaties. Daarbij is vooral aandacht besteed aan zaken van werk(ver)houdingen en organisatiecultuur, zoals professionaliteit, leiderschap, inspiratie en bezieling. De bedoeling is om de komende drie jaren een aantal maatschappelijke sectoren bij de kop te nemen, zoals media, gezondheidszorg, onderwijs en wetenschap e.d., en te inventariseren hoe veranderende man-vrouw-verhoudingen binnen deze sectoren inwerken op zaken van geloof, levensbeschouwing en spiritualiteit, en vice versa.” Op de bijeenkomst van 25 november 2004 werd de blik dus gericht op de (massa)media, met de vraag hoe op dit moment in deze culturele sector zaken van levensbeschouwing en veranderende manvrouw-verhoudingen spelen en vorm krijgen. Het optreden en de beeldvorming van vrouwen en mannen in de media is inmiddels al vaak onderzocht in het licht van emancipatieprocessen, en de afgelopen twintig jaar is in dit opzicht ook het nodige veranderd. Hoe dit veranderend optreden en deze beeldvorming samenhangen met levensbeschouwelijke kwesties heeft nog maar weinig aandacht gekregen. Op deze Catharinadag ging het in het bijzonder om de vraag hoe spiritualiteit in de media vorm krijgt, gerelateerd aan veranderende man-vrouw-verhoudingen. Men ging uit van de veronderstelling dat het aantal programma´s en rubrieken op de televisie en op het internet dat ´spiritualiteit´ in een of andere vorm aan de orde stelt, de voorafgaande jaren sterk was toegenomen. Op allerlei manieren wordt daarbij geprobeerd dagelijks leven en het zoeken naar zin en diepte met elkaar te verbinden. Praat- en interviewprogramma’s besteden er veel aandacht aan en lijken traditionele godsdienstige programma’s te vervangen. Welke rollen spelen mannen en vrouwen feitelijk hierbij, als bedenkers, presentatoren, ´onderwerp´ of doelgroep van deze programma´s? Bestaat er zoiets als een ´mannelijke´ en ´vrouwelijke´ omgang met, of voorkeur voor spiritualiteit, en waar blijkt dat uit? Welke ´boodschap´ over mannen en vrouwen in verschillende religieuze en culturele achtergronden wordt juist via programma´s en rubrieken over spiritualiteit verspreid? 2005 In 2005 staat het werkveld van de zorg centraal. Uitgangspunt is de betrokkenheid in de zorg, of toewijding. Toewijding als een vorm van betrokkenheid betekent een kwaliteit van handelen. Als die kwaliteit er is spreekt men in 2005 (en nu…) van ‘goede zorg’ – en bij het ontbreken ervan van ‘slechte zorg’. Toewijding is behalve een kwaliteit ook een soort drijfveer van hen die werken in de zorg. Toewijding legt de relatie tussen de persoon van degene die zorgt en zijn of haar werk. Is (het willen) zorgen een ‘persoonlijkheidskenmerk’, als het ware een karaktereigenschap die van jongs af aan aan personen gekoppeld is – of niet? Hebben al die mensen die zich op hun plaats voelen binnen de zorg, die fluitend naar hun werk gaan of er fluitend van terugkeren een gen of een syndroom dat hen geschikt maat voor dit werk? En dat datzelfde gen er ook voor zorgt dat ze situaties onder ogen
kunnen zien waarin patiënten vreselijk lijden? Of dat ze het volhouden om onder bureaucratische omstandigheden toch door te werken en zich telkens weer hun taak voor ogen te houden? Toewijding in de zin van ‘persoonlijke combinatie van inzet, aandacht, en betrokkenheid’ heeft op een bepaalde manier ook te maken met een verlies aan ‘zelf’: in het zorgen voor een ander zet je jezelf – minstens tijdelijk – op het tweede plan. Egocentrische motieven leggen het af tegen het motief het lijden van de ander dragelijk te maken. Tegen deze achtergrond komt de vraag op: “Waarom zijn in de directe patiëntenzorg zoveel vrouwen werkzaam? Wat zegt dat over hun geraakt zijn? Zijn er verschillen tussen vrouwen op dit punt en de mannen die in de zorg werken? Of zijn er verschillende deelpopulaties vrouwen en mannen geschikt om te zorgen? En andere dan niet?” Als deze vragen voeren tot het thema “Spiritualiteit en goede zorg; Stijlen van toewijding en de veranderende man-vrouw verhoudingen”. Met als toelichting: “Zorgen is het aangaan van een persoonlijke relatie; en het is daarom een handelen waarin ‘vertrouwen’ en ‘geraakt worden’ een belangrijke plaats hebben. Daarmee is zorgen ook een handelen waarin spiritualiteit en verschillende vormen van spiritualiteit van belang zijn. Bestaat er een ‘mannelijke’ omgang met spiritualiteit in de zorg? Of een ‘vrouwelijke’? Kortom, zijn er verschillende stijlen van toewijding in de zorg?” De bijeenkomst vond plaats in het museum het Catharina Gasthuis in Gouda – op een dag dat Nederland geplaagd werd door enorme sneeuwstormen en oneindig lange files die traag door het witte landschap ploegden. Belangrijke partner voor het programma was toendertijd de samenwerking met de zorgvereniging Reliëf. Halverwege concluderend In 2006 werd het thema ‘spiritueel leiderschap van vrouwen’ als het ware samenvattend op de agenda geplaatst met een terugblik op de bijeenkomsten van de jaren daarvoor. Bovendien werd een prijsvraag uitgeschreven waardoor de deelnemers aan de bijeenkomst een voorbeeld van een ‘spirituele leidsvrouwe’ konden kiezen. Dat jaar werd de organisatie gedragen door een stuurgroep bestaande uit M. Draaijer, A-M Korte, M. Theunissen, F. Dekkers, A. Berlis en M. Heinrichs. De nadruk zou dat jaar komen te liggen op ervaringsberichten en concrete voorbeelden. Daar werden drie terreinen onderscheiden: - een vrouw die zelf een voorbeeld is van spirituele ontwikkeling en anderen daarin voorgaat, begeleidt, of opleidt (predikant, pastor, geestelijke verzorger, raadsvrouw, docent, supervisor, trainster) - een vrouw die vanuit een bepaalde spirituele traditie of opvatting leiding en richting geeft in het openbare en maatschappelijk leven (politica, actievoerster, bestuurster, onderneemster). - een vrouw die een bepaalde spirituele stroming of een bepaald spiritueel gedachtegoed ontwikkelt en uitdraagt (schrijfster, dichteres, kunstenares, wetenschapster, publiciste). Inhoudelijk kreeg deze bijeenkomst richting door het artikel van Anne-Marie Korte; Erkenning van religieus leiderschap van vrouwen: een ‘moderne’ kwestie? in TvT 43(2003) 113-123. Als spiritueel leidsvrouwe werd gekozen: mw. Irmgard Busch. Zij ontving tijdens de Catharinadag een geldprijs en een beeldje. Naast de gebruikelijke inleidingen vonden er diverse workshops plaats. Catharinaseminars – religie, gender en moderne tijden In 2007 werd voor de eerste keer in het kader van de Catharinadag een zogenaamd ‘Catharinaseminar’ georganiseerd in relatief besloten kring. Het betrof een initiatief om in het bijzonder junior onderzoekers uit/in Nederland (en Vlaanderen) bij elkaar te brengen voor een uitwisseling over “Religie en vrouwenemancipatie in interdisciplinair en interreligieus perspectief”. De opzet bestond er uit internationale gastsprekers gedurende een dag op basis van voorafgaande tekstbestudering in twee
expertseminars de ruimte te geven en vervolgens een discussie te laten plaatsvinden. Bovendien kregen alle deelnemers de gelegenheid hun eigen onderzoek te presenteren. De bijeenkomst werd ondersteund door het Centrum voor Wetenschap en Levensbeschouwing van de Universiteit van Tilburg. 2008 Ook in 2008 vond zo’n Catharinaseminar plaats, nu rond het thema “religie en gender in de dynamiek van integratie in de moderne cultuur. Dit keer als een samenwerkingsverband tussen de twee bijzondere leerstoelen Religie en Gender van de universiteiten van Utrecht en Nijmegen (de laatste wordt overigens al jaren meegefinancierd door de stichting Christine de Pisan) – met een jaarlijks bedrag van 2000 euro). De bijeenkomst kende een inleiding van Prof.dr. Judith Frishman (Universiteit Leiden en Universiteit Tilburg) en van dr. Marjo Buitelaar van de Universiteit Groningen. Ook dit jaar ging het erom dat onderzoekers (ongeveer 40 beoogd) materiaal konden uitwisselen over Religie en vrouwenemancipatie in interdisciplinair en interreligieus perspectief. Aandacht voor de geschiedenis Strikt genomen vond er in 2009 geen Catharinadag plaats – omdat de in november geplande parallel bijeenkomsten werden verplaatst naar januari 2010. Het betrof twee bijeenkomsten (in Tilburg en in Nijmegen) met een deels wetenschappelijk en een deels cultureel programma. De bijeenkomsten droegen de titel: “Gezongen monument. Geweld tegen vrouwen herdacht”. In een veelzijdig avondprogramma werd op 26 en op 27 januari een monument gezet voor vrouwelijke slachtoffers van geweld. De gregoriaanse Schola Karolus Magnus uit Nijmegen, o.l.v. emeritus hoogleraar Psychologie Jacques Janssen, liet zich inspireren door het boek ‘Geometrie van de liefde’ van de Canadese antropologe Margaret Visser. Zij beschrijft de Romeinse kerk Santa Agnese Fuori Le Mura, de Heilige Agnes Buiten De Muren, die in haar architectuur het leven van de heilige symboliseert. De christelijke Agnes werd in de 4e eeuw als 12-jarig meisje verkracht en vermoord nadat zij had geweigerd in te gaan op de avances van een Romein. In het ritueel dat het koor uitvoert, worden gregoriaanse gezangen uit het officie afgewisseld met verhalen over jonge vrouwen die slachtoffer werden van seksueel geweld, zoals Tamar uit het Oude Testament en een hedendaagse Ruandese vrouw uit het getuigenissendocument ‘The men who killed me’ (red: Anne-Marie de Brouwer e.a.). Aansluitend vond een forumdiscussie plaats waaraan in Tilburg Margaret Visser, Thomas Quartier (universitair docent Rituele studies), Jacques Janssen en in Nijmegen bovendien Toine Lagro-Janssen (hoogleraar Vrouwenstudies binnen de faculteit der Medische wetenschappen en opleider van huisartsen) deelnamen. In het forum werd ingegaan op de betekenis van het uitgevoerde ritueel. Jacques Janssen vertelt hoe het koor tot dit concept is gekomen en wat het ermee wil uitdrukken. Thomas Quartier geeft een statement over de vraag of het mogelijk is om in een nieuw ritueel gregoriaanse zang uit het officie te combineren met hedendaagse getuigenissen – doet zo’n ritueel recht aan het gregoriaans én aan de ervaring van hedendaagse vrouwen die met seksueel geweld in aanraking kwamen? Margaret Visser verwoordt de geschiedkundige invalshoek en licht toe wat de heilige Agnes voor haar betekent. Toine Lagro-Janssen geeft antwoord op de vraag of het mogelijk is om slachtoffers van seksueel geweld door middel van een dergelijk ritueel recht te doen, hen te steunen in de verwerking van hun ervaring. 2010 In november 2010 werd in het kader van de Catharinadag een boekpresentatie gehouden van Ex Caritate. Kloosterleven, apostolaat en nieuwe spirit van actieve vrouwelijke religieuzen in Nederland in de 19e en 20e eeuw. Dit boek is geschreven door Annelies van Heyst en Marjet Derks in samenwerking met Marit Monteiro. Daarmee staat de Catharinadag eind 2010 in het teken van het heden en vooral verleden van Nederlandse zusters. De presentatie vond plaats in het Provincialaat
SCMM, te Tilburg. Wat die dag meermaals naar voren kwam is het verschil tussen bestaande beelden over het verleden van vrouwelijke religieuzen en het beeld dat opkomt in gedegen archiefonderzoek: ” We merkten hoe onze kijk is gekleurd door hoe de huidige generatie zusters over het verleden spreekt. Speur je in de archieven, dan zie je geleidelijk een ander beeld ontstaan. Zo was het in de negentiende eeuw vaak al veel minder provisorisch en juist veel zakelijker geregeld dan religieuzen nu weten. Er zat toen al een hele organisatie achter en voor een deel zijn de liefdewerken gefinancierd met overheidsgeld van gemeentes, de provincie of de rijksoverheid. Die gaven bijvoorbeeld bijdragen voor de opvang van arme zieken en ouderen en van krankzinnigen. Zo kregen de liefdewerken een financiële bodem, van waaruit ze konden gaan ondernemen.” En ook werd opgemerkt: “Een ander voorbeeld is het aandeel van de religieuzen in de Nederlandse bejaardenzorg. Eerst zagen we dat simpelweg niet, omdat we het niet verwachtten.De cijfers lieten het zien. Eind jaren vijftig van de vorige eeuw zaten zo’n 3000 zusters in het onderwijs, een ongeveer even grote groep zat in de ziekenverpleging (met inbegrip van de psychiatrie en de zwakzinnigenzorg), ook zo’n groep zat in de missie, maar er zaten ook een kleine drieduizend zusters in de bejaardenzorg. Dat waren de verzorgings- en verpleeghuizen van toen. Zij deden dat bejaardenwerk met veel toewijding, maar kregen voor de voeten gegooid dat ze onvoldoende geschoold waren. Kijk je naar de huidige situatie, dan zijn er in de verpleegtehuizen nauwelijks verpleegsters te vinden en is een groot deel van het personeel amper geschoold. Bovendien is daar veel verloop, zeker in de Randstad. De situatie is nu slechter dan in de jaren vijftig en toch kregen die zusters toen het stempel van onvoldoende opgeleid, terwijl niemand dat zegt over de huidige situatie.” En tenslotte passeerde de revue: “Een derde voorbeeld is dat congregaties altijd erg hun eigen (spirituele) identiteit hebben onderstreept, terwijl als je vergelijkend kijkt, de overeenkomsten veel groter zijn dan de verschillen. Per tijdvak zie je alle congregaties min of meer dezelfde ontwikkeling doormaken (op het gebied van ledenontwikkeling, werkzaamheden, spirituele kernwoorden). Een Ursuline ten tijde van Vaticanum II heeft meer gemeen met een Franciscanes uit diezelfde periode, dan met een Ursuline van rond 1850.”
Deze terugblik werd opgesteld door Henri Geerts 8 oktober 2011