CO2 labeling van voeding
CO2labeling van voeding (Hoe) kan de consument
rekening houden met klimaatgevolgen van de aankoop van voedingsmiddelen?
van voedingsmiddelen? (Hoe) kan de consument rekening houden met klimaatgevolgen van de aankoop
Inhoudsopgave
3 6 8 14 19 22
1. Inleiding 2. Labelinitiatieven 3. Berekening en vermelding milieu-informatie op productniveau 4. Voorlichtingsvormen 5. Conclusies en aanbevelingen Colofon
1. Inleiding
Zo kondigde Sir Terry Leahy, chairman van Tesco, in januari 2007 aan dat hij een begin zou maken met het ontwikkelen van een universeel aanvaarde en algemeen begrijpelijke maat voor de carbon footprint van alle huismerkproducten die Tesco verkoopt. Tesco zou producten vervolgens labelen, zodat consumenten deze informatie bij hun koopbeslissing kunnen betrekken.1 In mei 2007 werd de Carbon Trust opgericht, financieel mede mogelijk gemaakt door de Engelse overheid. Dat instituut wil standaardmethoden ontwikkelen om de footprint van producten (uitgedrukt in CO2-eq) uit te rekenen. Bedrijven als Tesco zullen die gegevens vervolgens gaan vermelden. Plan was dat Tesco in 2007 30 eigen-merkproducten zou labelen, gevolgd door de overige producten in de jaren daarna.2 Die aanpak is tot nu toe nogal ambitieus gebleken. Medio 2008 heeft Tesco een pilot opgezet voor vier producten: aardappels, sinaasappelsap, wasmiddel en gloeilampen. Veel aandacht gaat inmiddels uit naar andersoortige initiatieven, gericht op vermindering van de CO2-emissie in de winkel en bij distributie.3 In Frankrijk zien we eenzelfde beeld. Daar nam de regering medio 2007 het initiatief, samen met bedrijven als Casino, voor oprichting van Le Grenelle Environment, een instituut dat een impuls wil geven aan het milieubewustzijn in Frankrijk.4 Casino kondigde bij de oprich[1] http://www.tesco.com/climatechange/speech.asp [2] http://ec.europa.eu/environment/etap/pdfs/jan08_carbon_label.pdf [3] http://www.tescoreports.com/crreview08/climate-env/climate-promise.html [4] http://www.legrenelle-environnement.fr/grenelle-environnement/
CO2 labeling van voeding
Er is maatschappelijke onrust over klimaatverandering, zoals onder andere verwoord in de film An inconvenient truth van Al Gore. Met de hoop aan een oplossing bij te dragen, wordt inmiddels op een aantal plaatsen onderzocht hoe consumenten kunnen worden geïnformeerd over de CO2-emissies of transportafstanden die onlosmakelijk verbonden zijn met het eten dat zij kopen (voedselkilometers).
van voedingsmiddelen?
ting aan al in 2007 op enkele honderden huismerkproducten zowel voedselkilometers als een carbon footprint te gaan vermelden. In de jaren erna zouden nog 3000 producten volgen. In oktober 2008 blijkt voor 1% van de producten een label ontwikkeld te zijn.5 In het duurzaamheidverslag van 2008 wordt bij de plannen tot 2010 vooral aandacht besteed aan besparing van energieverbruik in de eigen organisatie.6
(Hoe) kan de consument rekening houden met klimaatgevolgen van de aankoop
Modeladvertentie Carbontrust voor gelabeld wasmiddel
In november 2007 heeft het EU-parlement een initiatief genomen ter bevordering van “het publieke bewustzijn ten aanzien van de energie die gebruikt wordt bij productie en transport van producten die in de EU te koop zijn.” CO2-labeling vormt daarbij een duidelijk onderdeel.2 Blijkbaar bestaat bij retailers als Tesco en Casino een duidelijke wens om via labeling op de verpakking consumenten te informeren over CO2-emissies van producten en kennelijk is de uitvoering daarvan lastiger dan bij aanvang gedacht. Om meer helderheid te verkrijgen in deze materie is in opdracht van het ministerie van LNV een inventariserend onderzoek gestart door de Stichting Duurzame Voedingsmiddelenketen (DuVo)7. Daarin werken een aantal grote bedrijven uit de voedselketen samen, met financiële steun van SenterNovem. Doel van het onderzoek is om in beeld te brengen of, en zo ja hoe, consumenten in staat gesteld kunnen worden om bij aankoop van voedingsmiddelen rekening te houden met de gevolgen van hun aankoop voor de klimaatverandering. [5] http://www.produits-casino.fr/spip.php?page=developpement_durable_infos_produits#pagination_articles [6] http://www.groupe-casino.fr/francais/fichiers/2008RDD.pdf (pag 39) [2] http://ec.europa.eu/environment/etap/pdfs/jan08_carbon_label.pdf [7] voor informatie over DuVo zie www.duvo.nl
Bij de productie van voedsel ontstaat vooral belasting van het milieu in de vorm van: • energieverbruik; • verbruik van grondstoffen, inclusief water; • uitstoot van verontreinigende stoffen zoals mest, bestrijdingsmiddelen en broeikasgassen; • gebruik van landoppervlak. In deze studie is de aandacht gericht op energieverbruik en (daarmee samenhangend) de emissie van broeikasgassen.
CO2 labeling van voeding
Bij energielabeling kunnen verschillende soorten producten worden onderscheiden. Enerzijds zijn dat producten waarbij de grootste milieubelasting in de gebruiksfase zit. Dat betreft zowel gebruiksartikelen (auto’s en elektrische apparaten) als verbruiksartikelen (wasmiddelen). Anderzijds hebben we verbruiksartikelen (zoals voedingsmiddelen) waarvoor de gebruiksfase een betrekkelijk ondergeschikte rol speelt bij de milieubelasting. Dertig procent van het broeikaseffect, zoals Nederlandse consumenten dat in hun dagelijks leven veroorzaken, is toe te schrijven aan hun eten. Een beperkt deel van die dertig procent (10 tot 15%) treedt op na aankoop. Het gaat dan om het autoritje naar huis, het energieverbruik van de ijskast en het gas- of electriciteitsverbruik bij het koken. De rest (85 tot 90%) hangt samen met de verschillende aspecten van de productie. Factoren die daar een rol spelen zijn de techniek voor het verwerven van de grondstoffen, verwerkingsmethoden, verpakkingen en transport. Via labeling wil men bereiken dat consumenten, door wel, niet of minder van bepaalde voedingsmiddelen te kopen, invloed gaan uitoefenen op het voortbestaan van bepaalde producten en de bijbehorende milieueffecten.
van voedingsmiddelen? (Hoe) kan de consument rekening houden met klimaatgevolgen van de aankoop
2. Labelinitiatieven
Zoals gezegd zijn in een aantal Noordwest-Europese landen, zoals Engeland en Frankrijk, labelinitiatieven genomen. Doel is het energiebeslag en/of de klimaatbelasting van voedingsmiddelen op productniveau inzichtelijk te maken voor consumenten. Eind 2008 heeft nog geen van die initiatieven geleid tot een brede toepassing. Op onderdelen wordt wel met etikettering geëxperimenteerd. Zo wordt op enkele voorbeeldproducten een CO2-uitstoot vermeld, terwijl in andere gevallen wordt vermeld of een product via de lucht is getransporteerd. Opvallend is dat met name retailketens (Migros (CH), Casino (Fr), Tesco (UK), ICA (S)) het initiatief nemen voor deze projecten. Enkele merkartikelfabrikanten experimenteren met een of meer van hun producten, zoals PepsiCo (Walkers chips (UK)), Danone (Evian en Volvic mineraal water (Fr)), en Raisio (Elovena havermout (Fin)). Het is interessant om te zien dat de initiatieven aanvankelijk vooral worden genomen in landen waar consumenten een voorkeur hebben voor producten uit eigen land, zoals Engeland, Frankrijk, Zweden en Finland. De manier waarop in een label op die voorkeur wordt ingespeeld, is vaak door nadruk te leggen op de herkomst van het product en de transportkilometers. Inmiddels wordt in meer landen oriënterend onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheid om energieverbruik in de voedselketen inzichtelijk te maken. De Europese Commissie wil vooral de milieuprestaties van producten verbeteren en de vraag naar duurzaam geproduceerde producten stimuleren. Eén van de voorgestelde acties is om het Europees Ecolabel te verbreden naar o.a. voeding en dranken.
boven, van links naar rechts: Raisio (Fin) voor havermout, Casino (Fr) voor cakemix en Marks & Spencer (UK) voor verse groente, onder: Marks & Spencer peultjes met en zonder label.
CO2 labeling van voeding
De vorm van de labelinitiatieven varieert. Er zijn labels met cijfers (hoeveelheid grammen CO2), symbolen (‘vervoerd per vliegtuig’) of logo’s. Ook wordt gewerkt met relatieve scores, analoog aan het Energielabel voor auto’s en apparaten. Ook het deel van de levenscyclus dat is meegenomen in de berekening varieert tussen de verschillende initiatieven. De een verrekent alleen de verpakking, de ander berekent de hele levenscyclus inclusief de afvalfase. In het algemeen worden labels uitgeprobeerd op enkelvoudige (vers)producten. Van gelabelde samengestelde producten (zoals soep en maaltijden) zijn nog vrijwel geen voorbeelden bekend. Naast het in hoofdstuk 3 en 4 genoemde label van Carbon Trust, vindt u hier nog enkele voorbeelden van tot nu toe ontwikkelde labels.
van voedingsmiddelen?
3. Berekening en vermelding van
Methodiek
(Hoe) kan de consument rekening houden met klimaatgevolgen van de aankoop
Eén standaard methodiek is nodig als we milieubelastingwaarden direct met elkaar willen kunnen vergelijken. CarbonTrust, DEFRA en BSI hebben het initiatief genomen om een internationale standaard te ontwikkelen. Dit is de Carbon Footprint, die milieubelasting uitdrukt in CO2-equivalenten.
milieu-informatie op productniveau
Er zijn diverse methodes waarmee de milieu-impact van voedsel kan worden berekend. Ze gaan veelal uit van een vorm van analyse van de levenscyclus van een product. Over de milieu-impact van voedselproductie is wereldwijd veel informatie beschikbaar. Maar de data zijn vaak lastig met elkaar te vergelijken of te combineren, omdat met name de methodologie en de eenheden waarin milieu-impact wordt uitgedrukt van elkaar verschillen. Ook binnen één methodologie is de interpretatie niet altijd gelijk. Als het bijvoorbeeld gaat om de milieubelasting van de melkveehouderij, moet worden afgesproken welk deel van de belasting zal worden toegekend aan de productie van melk, en welk deel aan de productie van vlees.
In deze brochure concentreren we ons op het energieverbruik en de emissie van broeikasgassen door productie en consumptie van voedsel – en op het daarmee gemoeide effect op de klimaatverandering. Dertig procent van de uitstoot van broeikasgassen die direct kan worden toegeschreven aan consumentenbestedingen, vindt zijn oorzaak in voeding. Het grootste deel (ca. 80%) van de broeikasgassen bestaat uit CO2. Energiegebruik is een belangrijke veroorzaker van CO2-uitstoot. Echter, CO2 komt ook vrij door landgebruik (oxidatie) en wordt weer vastgelegd in biomassa (fotosynthese). Andere belangrijke broeikas-
Vanwege de maatschappelijke aandacht voor energieverbruik en emissie van broeikasgassen zijn andere milieuparameters niet in beschouwing genomen, ondanks het feit dat de voedingsketen ongeveer de helft voor zijn rekening neemt van landgebruik, watergebruik en verzuring.8
Milieu-impact op productniveau
Het berekenen van de milieubelasting van individuele producten is theoretisch mogelijk. Het is vaak een kostbare exercitie dergelijke analyses uit te voeren – en ze frequent aan te passen aan veranderingen in de productieketen of de ingrediënten. Het is bovendien extra complex voor samengestelde producten (zoals pizza of maaltijden), waarvan de basisgrondstoffen op een dynamische internationale markt worden ingekocht. Zelfs voor enkelvoudige onbewerkte producten (zoals sla of tomaat) is het niet per se eenvoudig om actuele en objectieve gegevens te krijgen. Immers, de milieubelasting van eenzelfde product kan een grote variatie hebben: er zijn verschillende variëteiten van het gewas, het wordt op uiteenlopende werelddelen geteeld met zeer uiteenlopende productietechnieken, de seizoenen wisselen, het weer is veranderlijk, de transportwijze, de verandering in samenstelling, de bewaring en de verwerkings- en verpakkingswijze loopt uiteen.
[8] http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/771404004.pdf
CO2 labeling van voeding
gassen die nauw samenhangen met de productie en consumptie van voeding zijn methaan (CH4) en lachgas (N2O), die vrijkomen in de landbouwfase en bij vliegtuigverkeer. Bij gekoelde opslag kunnen koelvloeistoffen vrijkomen, zoals freon, die ook zorgen voor een kleine bijdrage. Het totaal van broeikasgassen wordt veelal omgerekend in CO2-emissie-eenheden (equivalenten).
van voedingsmiddelen? (Hoe) kan de consument rekening houden met klimaatgevolgen van de aankoop
10
Het grote aantal variabelen, het ontbreken van een eenduidige systematiek en het gebrek aan voldoende gevalideerde datasets maakt het op dit moment praktisch onmogelijk betrouwbare gegevens te verzamelen. Wij constateren dan ook dat het vooralsnog niet haalbaar is om op grote schaal de milieubelasting van individuele producten te bepalen. Daarom heeft het ook geen zin om deze informatie als uitgangspunt te nemen in consumentenvoorlichting. Soms zijn er op productniveau wel algemene aspecten te noemen die de consument kunnen helpen als die een milieubewuste keuze wil maken. Is de voeding van het seizoen? Is er gebruik gemaakt van transport door de lucht?
Aggregeren van informatie
Om de informatie over milieubelasting van producten zo zinvol mogelijk te gebruiken, wordt de informatie geaggregeerd alvorens hierover te communiceren. Aggregatieniveaus van laag (gedetailleerd) naar hoog zijn bijvoorbeeld: • één productiebatch ijsbergsla, • de productie ijsbergsla van één producent, • ijsbergsla als seizoensgroente, • ijsbergsla buiten het seizoen (uit de kas en/of via import), • alle bladgroente, en • de categorie groente en fruit. Voor hogere aggregatieniveaus wordt bij de berekeningen uitgegaan van gemiddeldes in milieubelasting. Op hogere aggregatieniveaus kan aan consumenten een zinvoller handelingsperspectief worden geboden, bijvoorbeeld voor wat betreft de keuze voor invulling van de behoefte aan eiwitten, koolhydraten, groenten en fruit.
Maaltijdtypen en bijdrage aan broeikaseffect kg CO2-equivalent per maaltijd 7 6 5 4 3 2 1 0
Maaltijd met veel dierlijke producten: Spinazie met room, pommes gratinées (aardappelen, crème fraiche, oude kaas, spekblokjes), gebakken biefstuk (roomboter) nagerecht: kaasplankje
Maaltijd met veel ingevlogen producten: Pasta met peultjes en sperziebonen, gebakken tilapia (plantaardige olie) nagerecht: papaja, limoen, 2 bolletjes roomijs Klimaatvriendelijke maaltijd: Bloemkool met kaassaus, aardappelen, gebakken kipfilet (braadboter) nagerecht: peer, appel, yoghurt
Gemiddelde maaltijd Berekend met gegevens van het RIVM (Milieudruk consumptie in beeld) en het Voedingscentrum (Voedselconsumptiepeiling 1998)
In bovenstaand schema is voor een drietal voorbeeldmaaltijden het effect te zien van de samenstelling op de bijdrage aan het broeikaseffect. 9 [9] Milieu Centraal, brondocument Verspilling en Indirecte Energie van Voeding, 2007
CO2 labeling van voeding
11
van voedingsmiddelen? (Hoe) kan de consument rekening houden met klimaatgevolgen van de aankoop
12
Keuzeaspecten die invloed hebben op milieubelasting
Veelal worden de volgende keuzeaspecten genoemd:10, 11, 12 • keuze van de soort voeding: de energiebelasting van voedingsmiddelen is het laagst voor groente en fruit, terwijl dierlijke producten verreweg de hoogste energiebelasting vergen. • wijze van productie: telen van groente in verwarmde kassen vergt aanzienlijk meer energie dan in onverwarmde kassen of in de open lucht. • transport: vooral transport door de lucht draagt sterk bij aan het energieverbruik van voeding. • seizoensinvloed: groente en fruit uit het seizoen hebben een lagere energiebelasting, vanwege het ontbreken van aanvullend energieverbruik tijdens productie, opslag en transport. • kopen op maat: Ongeveer 10% van de verkochte voedingsmiddelen worden weggegooid. Kopen op maat heeft dus een besparingspotentieel.13 Mede vanwege de hoge energiekosten wordt op veel plaatsen hard gewerkt aan reductie van de energiebelasting. Een voorbeeld daarvan is het Convenant Schoon en Zuinig, waarin bedrijfsleven en overheid afspraken maakten over energiebesparing.14
[10] http://ec.europa.eu/environment/ipp/pdf/eipro_report.pdf [11] http://www.clm.nl/publicaties/data/gezonderetenenklimaat.pdf [12] http://www.milieucentraal.nl/pagina?onderwerp=Energiegebruik%20voor%20voedsel [13] http://www.milieucentraal.nl/pagina?onderwerp=Kopen%20op%20maat [14] http://www.vrom.nl/pagina.html?id=32950&ref=
In de aankoop- en consumptiefase van voeding hebben ook andere factoren invloed op de milieubelasting: • apparatuur die wordt gebruikt voor bewaring en bereiding van voedsel door de consument; • aankoop en consumentengedrag: kopen en koken op maat, het transportmiddel van en naar de supermarkt, de frequentie van het inkopen en het treffen van maatregelen voor het beperken van het weggooien van voedsel. Deze bijdrage bedraagt ongeveer 10-15% van het totale effect van 20.000 MegaJoules per persoon per jaar.12 De ontwerpen van communicatiemethoden over energiegebruik en uitstoot van broeikasgassen door voeding moeten rekening houden met de mogelijkheid dat zij onbedoeld andere nadelige (milieu)effecten stimuleren, zoals waterverbruik, landgebruik, gezondheid, dierenwelzijn of eerlijke handel. Keuzes kunnen haaks op elkaar staan. Zo kan vermindering van dierenleed leiden tot een verhoogd energieverbruik.
13 CO2 labeling van voeding
Andere relevante aspecten
van voedingsmiddelen? (Hoe) kan de consument rekening houden met klimaatgevolgen van de aankoop
14
4. Voorlichtingsvormen Gedragsverandering
Om consumenten aan te sporen tot gedragsverandering zijn verschillende elementen nodig. In de eerste plaats moet de consument zich ervan bewust worden dat er keuzemogelijkheden zijn. Als bepaald gedrag is vastgeroest tot een gewoonte, dan zal die eerst doorbroken moeten worden wil verandering plaatsvinden. Om een gewoonte te veranderen, c.q. gedrag aan te passen, moeten bepaalde motivatiefactoren aanwezig zijn. De ervaring leert dat een gedragsverandering vaak tot stand komt door een mix van invloeden. Als het gaat om hun eten, zijn consumenten vooral bereid om hun gedrag te veranderen wanneer ze denken direct voordeel te halen – voor hun gezondheid, hun veiligheid, de smaak of de prijs. In 2005 is tijdens een symposium van stichting DuVo gesproken over de rol van informatie bij het beïnvloeden van consumentengedrag. Conclusie was toen dat maatschappelijk gedrag niet direct verandert door informatie, maar dat bij verandering van gedrag wel direct informatiebehoefte kan ontstaan. Wel wordt aangenomen dat informatie een voedingsbodem creëert voor verandering van gedrag. Op grond van daarvan lijkt het op dit moment een brug te ver om te denken dat de consument grootschalig zal reageren op aangeboden informatie over de milieueffecten van voedingsmiddelen. Maar dergelijke informatie heeft wel degelijk een functie, namelijk het bewerkstelligen van bewustwording in de keten. Die kan leiden tot aanpassing van grondstofinkoop door een producent of een wijziging van het aanbod in horeca en retail.
Keurmerken of beeldmerken helpen de consument producten te beoordelen op onzichtbare eigenschappen als veiligheid of milieuvriendelijkheid. Uit onderzoek blijkt dat consumenten het meest geholpen zijn met eenvoudige labels en/of etiketten. Zo kan de consument in één oogopslag een bewuste keus maken in het grote gevarieerde aanbod. Wel is van belang dat een label betrouwbare informatie geeft die de consument werkelijk helpt bij de aankoopbeslissing. Daarnaast wordt steeds meer informatie op andere manieren verstrekt, bijvoorbeeld via displays in een winkel, via internetsites of via losse brochures. Hieronder volgen enkele voorbeelden van dergelijke communicatiemiddelen. Het gaat naast milieu-informatie ook om andere vormen van informatie die op/bij levensmiddelen kan worden overgebracht. Goede Viswijzer De Viswijzer is gebaseerd op een uitgebreide methode die relevante natuur- en milieuaspecten voor duurzame vis verdisconteert. De beoordeling van een vissoort is gebaseerd op een vragenlijst waarbij per vraag een aantal punten te verdienen is. Hieruit volgt een score van 0 tot 100%. Vis met een laag percentage komt in het rood (liever niet), de middenmoot komt in oranje (tweede keuze) en de vis met de hoogste score komt in de groene lijst (prima keuze). De informatie is afkomstig van onafhankelijke bronnen en wordt naar aanleiding van nieuwe (wetenschappelijke) inzichten en gegevens jaarlijks geactualiseerd.
15 CO2 labeling van voeding
Etiketten
van voedingsmiddelen? (Hoe) kan de consument rekening houden met klimaatgevolgen van de aankoop
16
Milieukeur Het Milieukeur-keurmerk geeft aan dat een product minder belastend is voor het milieu dan soortgelijke producten. De criteria voor voedingsmiddelen zijn een beperkt gebruik en emissiearme toepassing van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen, en een verantwoorde omgang met energie, water, afvalstoffen en verpakking. Daarnaast is er aandacht voor dierenwelzijn, natuurbeheer en voedselveiligheid. Oorspronkelijk was Milieukeur gericht op het etiketteren van individuele producten, maar dat is ondertussen uitgebreid tot processen en diensten. De aanleiding daarvoor is verwoord in het SER-advies Keurmerken en duurzame ontwikkeling uit 2004: De bijdrage van de bestaande duurzaamheidkeurmerken aan meer transparantie in de markt en aan meer duurzame consumptie is beperkt. Duurzaamheidkeurmerken zijn in de huidige situatie weinig effectief in het veranderen van het koopgedrag van consumenten. Productinformatie (al dan niet in de vorm van keurmerken) is slechts een van de vele invloeden op consumentengedrag. Wel hebben keurmerkcriteria een belangrijk normerend effect op de productie.15 Carbon Trust (UK, 2007) Dit label laat de hoeveelheid CO2 en andere broeikasgassen zien die zijn uitgestoten bij de productie, de distributie, het gebruik en de afvalfase van een product; de carbon footprint. De bedrijven die hun producten en diensten van dit logo voorzien, verplichten zich om de carbon footprint van hun product, uitgedrukt in grammen CO2 per portie, binnen 2 jaar te reduceren.
[15] http://www.ser.nl/~/media/DB_Adviezen/2000_2009/2004/b22676%20pdf.ashx, p 66
Symbool / vliegtuig Labels met een symbool kunnen een snel, eenvoudig signaal geven. Wel dient er rekening mee gehouden te worden dat consumenten dergelijke symbolen anders kunnen interpreteren dan de bedoeling was. Het vliegtuig zal voor sommigen niet betekenen: ingevlogen, dus milieubelastend, maar: ingevlogen, dus vers. Het Centrum voor Landbouw en Milieu onderzoekt, samen met het Voedingscentrum, mogelijkheden voor de ontwikkeling van een overzicht (voor consumenten) dat op het niveau van productcategorieën inzicht geeft in energiebelasting van voedingsmiddelen.
17 CO2 labeling van voeding
Energielabel Het energielabel is een middel om consumenten in één oogopslag te informeren over het energieverbruik van apparaten, auto’s en woningen. Aan de hand van label A (zuinig) tot en met G (meest onzuinig) zijn consumenten in staat om zuinige aankopen te onderscheiden van onzuinige. Een voorbeeld van een toepassing van een energielabel voor voedingsmiddelen is de Groente- en fruitkalender van Milieu Centraal. Deze kalender is gebaseerd op vijf energieklassen: A (weinig) tot en met E (veel). De energieklassen zijn berekend op basis van het gemiddelde energieverbruik van een product in het land van herkomst. Hiervoor is per product en per maand gekeken naar teeltwijze (kas of volle grond) en transportwijze (vrachtwagen, boot, vliegtuig). In 2009 komt Milieu Centraal met een nieuwe versie van de Groente- en fruitkalender, waarbij beoordeeld is op broeikasgasemissie in plaats van op energie. Het energielabel voor huishoudelijke apparaten heeft betrekking op het energieverbruik in een huishouden, en geeft dus een indicatie van de gebruikskosten voor de consument. Het energielabel voor voedingsmiddelen daarentegen heeft betrekking op het energieverbruik in de productieketen.
van voedingsmiddelen? (Hoe) kan de consument rekening houden met klimaatgevolgen van de aankoop
18
Vormen van consumenteninformatie In Duitsland concludeerde Foodwatch, op basis van een studie die werd uitgevoerd door het IÖW16, dat CO2-labeling op productniveau niet praktisch uitvoerbaar zou zijn. Foodwatch ziet wel een belangrijke rol weggelegd voor de overheid bij het informeren van gebruikers over de gevolgen van hun voedselconsumptie op de klimaatverandering. Hieronder staat weergegeven hoe Foodwatch zich die informatieoverdracht voorstelt.16
[16] http://www.foodwatch.de/kampagnen__themen/klima/klimastudie_2008/index_ger.html
5. Conclusies en aanbevelingen
In een aantal Noordwest-Europese landen zijn initiatieven genomen om het energiebeslag (en/of de klimaatbelasting) van individuele voedingsmiddelen inzichtelijk te maken voor consumenten. Eind 2008 heeft echter nog geen van die initiatieven geleid tot een brede toepassing, hoewel op onderdelen wel met etikettering wordt geëxperimenteerd. Over de milieu-impact van voedselproductie is wereldwijd veel informatie beschikbaar. Die informatie is echter lastig vergelijkbaar, omdat de methodologie en de eenheden waarin milieu-impact wordt uitgedrukt, van elkaar verschillen. Opvallend is ook dat er veel verwarring bestaat over definities en terminologie. Hoewel het berekenen van de milieubelasting op individueel productniveau praktisch mogelijk is, blijkt het vaak een onzekere, tijdrovende en kostbare exercitie om dergelijke analyses uit te voeren. Voor samengestelde producten is het nog complexer. Het grote aantal variabelen, het ontbreken van een eenduidige systematiek en het gebrek aan voldoende gevalideerde datasets maakt het praktisch onmogelijk eenduidige kentallen te genereren. Wat helpt is om voor de consument de informatie over milieubelasting van producten te versimpelen door aggregatie van gegevens. Maar naarmate een product meer verschillende ingrediënten bevat, wordt het steeds lastiger om zinvolle informatie te verschaffen. Bij het aggregeren van informatie blijkt het handelingsperspectief voor consumenten bepaald te worden door zaken als: de soort voe-
19 CO2 labeling van voeding
Conclusies
van voedingsmiddelen? (Hoe) kan de consument rekening houden met klimaatgevolgen van de aankoop
20
ding (plantaardig of dierlijk), de wijze van productie (volle grond of verwarmde kas), het transport (vooral transport via de lucht speelt een grote rol), de seizoensinvloed en kopen op maat (koop niet te veel). Informatie wordt wel gezien als voedingsbodem voor gedragsverandering. Toch blijkt uit diverse onderzoeken dat gedrag niet verandert door informatie, maar dat bij verandering van gedrag wel informatiebehoefte kan ontstaan. Het lijkt dan ook op dit moment een brug te ver om te denken dat de consument grootschalig zal reageren op informatie over milieu-impact van individuele voedingsmiddelen. Maar het genereren van dergelijke informatie heeft wel degelijk een functie, namelijk het bevorderen van bewustwording in de keten. Dat blijkt op diverse manieren gevolgen te kunnen hebben, zoals aangepaste grondstofinkoop en wijziging van het aanbod in supermarkt en horeca. Een dergelijke ontwikkeling is al te zien bij de diverse bedrijven die het voortouw genomen hebben bij onderzoek naar mogelijkheden voor energielabeling van producten.
Op grond van bovengenoemde overwegingen lijkt het verstandig om nu eerst de aandacht te concentreren op informatievoorziening die bewustwording in de keten kan stimuleren. Daarnaast is het goed ook aandacht te hebben voor veranderingen in de interesse van consumenten. Het verdient bijvoorbeeld aanbeveling om de effectiviteit van de Viswijzer nader te onderzoeken. Daaruit zou kunnen worden afgeleid of het zinvol is om de consument op eenzelfde manier te informeren over energiegebruik in de voedselproductie. Het verdient aanbeveling om aan de informatiebehoefte van betrokken partijen te voldoen, bijvoorbeeld door het opzetten en bijhouden van een overzicht van activiteiten op een algemeen toegankelijke website. Om deze inzichten met een grote groep belanghebbenden te delen en om vervolgacties zo goed mogelijk te coördineren, is afstemming van groot belang. Daarbij kunnen partijen als Milieu Centraal, Wageningen Universiteit en Researchcentrum, Voedingscentrum en de Stichting DuVo een constructieve rol spelen. De Ministeries van LNV en VROM hebben een belangrijke rol bij het faciliteren van die activiteiten. Informatie voor consumenten over dit onderwerp is beschikbaar via websites van bijvoorbeeld Milieu Centraal en Voedingscentrum. Bedrijven kunnen van elkaar leren als het gaat om de identificatie van de meest belovende verbetertrajecten. In dat domein bestaat geen competitie, en is het inspirerend om elkaar te helpen. De overheid kan daarbij een stimulerende rol spelen.
21 CO2 labeling van voeding
Aanbevelingen
van voedingsmiddelen? (Hoe) kan de consument rekening houden met klimaatgevolgen van de aankoop
22
Colofon
Deze brochure is het resultaat van een onderzoek dat werd opgestart door de Stichting Duurzame Voedingsmiddelenketen (DuVo). Het onderzoek werd uitgevoerd door Milieu Centraal, Wageningen Universiteit en Researchcentrum en het Voedingscentrum, met financiële steun van SenterNovem in opdracht van het ministerie van LNV. Het betreft een inventariserend onderzoek om in beeld te brengen of, en zo ja hoe, consumenten in staat gesteld kunnen worden om bij aankoop van voedingsmiddelen rekening te houden met de gevolgen van hun aankoop voor klimaatverandering. Een breed samengestelde klankbordgroep heeft het onderzoek begeleid. Mede op grond van de daar gevoerde discussies zijn conclusies getrokken over relevante manieren om consumenten te informeren en om betrokken partijen te stimuleren het voortouw te nemen. De leden van het projectteam zijn verantwoordelijk voor de inhoud van deze brochure. Voor vragen of opmerkingen over dit onderzoek kunt u terecht bij
[email protected] of
[email protected] Uitgave Stichting DuVo Tekstredactie en grafisch ontwerp D.I.T./Floris Tilanus, Amsterdam november 2008
Klankbordgroep: Hans Blonk, Blonk Milieu Advies Aldo Breed, DekaMarkt Hanneke op den Brouw, SenterNovem Myrtille Danse, Landbouw Economisch Instituut, WUR Herman Docters van Leeuwen, Stichting Milieukeur Hans van Es, Dutch Produce Association Simone Hertzberger, Albert Heijn Marc Jansen, Centraal Bureau Levensmiddelen Ronald Kalwij, Royal Cosun Ad Klaassen, Dutch Produce Association Marten Koen, Ministerie van VROM Marco Kreuger, FNLI Hein Kroft, H.J.Heinz Gijs Kuneman, Centrum voor Landbouw en Milieu Arie van der Linden, The Greenery Jacomijn Pluimers, Stichting Natuur en Milieu Susanne van der Pijll, Schuttelaar en Partners Lucie Wassink, Ministerie van LNV
23 CO2 labeling van voeding
Projectteam: Linda Nijenhuis en Sytske de Waart, Milieu Centraal Toine Timmermans en Mieke Eppink, Wageningen Universiteit en Researchcentrum Wouter Rosekrans, Voedingscentrum Chris Dutilh, Stichting Duurzame Voedingsmiddelenketen
(Hoe) kan de consument rekening houden met klimaatgevolgen van de aankoop
24
uitgave Stichting DuVo 2008
van voedingsmiddelen?