Voeding >
professionelen
CO2 – labeling voeding
Eindrapport CO2-berekeningen voor CO2labeling van producten verkocht door hoeveproducenten
Versie oktober 2009
RAPPORT GEREALISEERD DOOR DE NATIONALE VERENIGING VAN HOEVEPRODUCENTEN VZW (NVHP) VOOR LEEFMILIEU BRUSSEL
EINDRAPPORT CO2 – BEREKENINGEN VOOR CO2 – LABELING VAN PRODUCTEN VERKOCHT DOOR HOEVEPRODUCENTEN
INHOUD INLEIDING ........................................................................................................................................... 3 METHODIEK........................................................................................................................................ 3 RESULTATEN EN CONCLUSIES .................................................................................................... 13 INHOUDSTAFEL ............................................................................................................................... 17
PAGINA 2 VAN 17 – EINDRAPPORT CO2 – BEREKENINGEN VOOR CO2 – LABELLING VAN PRODUCTEN VERKOCHT DOOR HOEVEPRODUCENTEN – 15/10/2009
1. INLEIDING De milieu-impact van voedingsproducten is de laatste jaren meer en meer onder de aandacht gekomen. In relatie tot de broeikasgasuitstoot lag de focus vooral op de overmatige vleesconsumptie en de transportkilometers. De redenen hiervoor waren studies die de algemene impact van onze vleesconsumptie en transportmethoden onderzochten. Hierdoor werd de boodschap voor de consument vaak vereenvoudigd tot eet minder vlees en koop enkel lokale producten. Zijn deze beweringen correct of moet er meer verfijnd advies worden gegeven aan consumenten? Wat is de impact van de productie in een serre die verwarmd wordt met fossiele energie? Zijn er verschillen tussen bepaalde soorten groenten en fruit? Eet je beter lokaal geteeld rundvlees dan ingevoerde kip uit Brazilië? Tot op heden werden weinig studies uitgevoerd die trachten een antwoord te bieden op deze vragen, die niet enkel rekening houden met transport maar ook met de productiemethode. Deze studie, opgezet vanuit lokale land- en tuinbouwproducenten, wil een aanzet geven om het debat te verbreden. Hierbij is het niet de bedoeling een LCA-studie op te zetten waarbij binnen een bepaalde categorie verschillende producenten worden vergeleken. Het doel is de verschillende stappen in de keten die verantwoordelijk zijn voor de grootste uitstoot van broeikasgassen te identificeren en kwantificeren. Dit zal gebeuren aan de hand van gemiddelde cijfers per teelt of per veehouderijsector. Door gebruik te maken van gemiddelde cijfers zullen vergelijkingen kunnen gemaakt worden tussen verschillende teelten binnen de groente- en fruitteelt en tussen de verschillende sectoren. Voor vergelijkingen binnen een bepaalde sector moeten gemiddelde cijfers de plaats ruimen voor exacte gegevens per teelt of tak. Met behulp van de cijfers afkomstig van de gemiddelden zal het mogelijk worden consumenten algemene raadgevingen te geven om de impact van hun voedingsconsumptie op het milieu te verkleinen. Met de exacte cijfers en een rekenblad zal de producent voor zijn eigen product de berekening kunnen maken.
2. METHODIEK Bij het opstarten van deze studie werd een stuurgroep samengesteld die bestaat uit verschillende experten: - prof Erik Matthijs, KULeuven - Pierre Ozer, ULG - Didier Stilmant,CRA Gembloux - Tommaso Raddice, Mandala Organic Growers - Brigitte Gloire, Oxfamsol - Jan Vrijens, Ecolife vzw - Xavier Delwarte, Fugea asbl De methodologie bij de startfase werd goedgekeurd door de heren Pierre Ozer, Didier Stilmant, Tommaso Radicce, Jan Vrijens en Xavier Delwarte. Het eindrapport werd beoordeeld door en aangepast aan de opmerkingen van Erik Mathijs, Brigitte Gloire en Xavier Delwarte. In dit project zal de berekening gebeuren aan de hand van de inschatting van de grootste impacten uit de levenscyclus van een aantal producten (24 groenten en fruit, 4 zuivel en 4 vleesproducten). De waarden zullen steeds worden uitgedrukt in CO2 equivalenten per kg product. Voor groenten en fruit lijkt de impact te komen van de volgende factoren: transport, productie in verwarmde serres, bewaring, gebruik van pesticiden en kunstmest, gebruik van landbouwvoertuigen voor de teelt en verpakking. Al deze factoren werden onderzocht met behulp van cijfers teruggevonden in de literatuur. Bij deze berekeningen wordt geen rekening gehouden met verdere verwerking (wassen snijden van de groenten). Verschillen in de landbouwfase te wijten aan verschillen bodemsamenstelling en -bewerking enz. worden niet in rekening gebracht. Dit valt buiten scope van het onderzoek. Hierbij wordt het principe gehanteerd dat voor deze stappen processen gelijklopend zijn en de impacten weinig verschillen.
PAGINA 3 VAN 17 - EINDRAPPORT CO2 – BEREKENINGEN VOOR CO2 – LABELLING VAN PRODUCTEN VERKOCHT DOOR HOEVEPRODUCENTEN – 15/10/2009
en in de de
Uit verschillende studies blijkt dat bij de berekening van de CO2-belasting van dierlijke producten vooral de hoeveelheid fossiele energie gebruikt in de productiefase en de gebruikte voeders (soort voeder, herkomst en productiewijze) bepalend zijn voor deze belasting alsook de methaanuitstoot. Voor het voeder worden de berekeningen uitgevoerd analoog met deze van groenten en fruit en gebruik makend van dezelfde bronnen . De berekeningen voor vlees– en zuivelproducten zijn beperkt tot de productie van vlees en zuivelproducten op de hoeve. Er wordt geen rekening gehouden met transport naar uitsnijderij en slagerij of grootdistributie. De berekeningen worden immers uitgevoerd voor hoeveproducten die door de producenten zelf aan de man of vrouw worden gebracht. Omdat nogal wat groente- en fruitproducenten uitheemse producten verkopen naast de eigen producten wordt voor groenten en fruit wel een uitbreiding gemaakt naar ingevoerde producten. Voor de berekening is een werkblad opgemaakt dat onmiddellijk de berekening kan uitvoeren wanneer de gegevens door individuele producenten worden ingevoerd. Hiermee zijn de verschillen in broeikasgasuitstoot makkelijk te detecteren. (zie bijlage 4)
2.1. TRANSPORT 1
Voor het transport worden de volgende transportmethoden in rekening gebracht : 1. 2. 3. 4.
vliegtuig (1395 tot 2359g CO2 / km ton); boot (17-41g CO2 / km ton); trein (29-70g CO2 / km ton); vrachtwagen (74-959 g CO2 /km ton).
Er worden de volgende voorstellen gedaan voor het berekenen van de cijfers : 1. 2. 3. 4. 5.
vliegtuig (500 km afgelegd) 2.602g CO2 /km ton; vliegtuig (1.500 km afgelegd) 1.972g CO2 /km ton; vliegtuig (6.000 km of meer afgelegd) 1.736g CO2 /km ton; boot 31g CO2 / km ton; trein: 48g CO2 / km ton.
Gebruikte cijfers voor vrachtwagens Vrachtauto < 3.5 tonnes: 659g CO2 / km ton Vrachtauto 3.5 - 10 tonnes: 231g CO2 / km ton Vrachtauto 10 - 20 tonnes: 123g CO2 / km ton Vrachtauto > 20 tonnes: 69g CO2 / km ton Trekker-oplegger: 71g CO2 / km ton Deze cijfers houden rekening met het feit dat vrachtwagen in bepaalde gevallen leeg moeten terugrijden. Aangezien verse groeten en fruit steeds gekoeld moeten worden getransporteerd wordt geen onderscheid gemaakt tussen de gekoelde en niet-gekoelde vrachtwagens. Standaardafstanden Aangezien het onmogelijk is om de exacte afstanden te kennen die de verschillende producten afleggen, werd ervoor gekozen aan een aantal trajecten een vaste afstand toe te kennen. Deze cijfers zijn gebaseerd op een inschatting van de Belgische situatie. Boerderij - veiling : 50 km Veiling - distributiecentrum : 70 km Haven – distributiecentrum : 70 km Distributiecentrum – winkel : 80 km
1
R.T.M Smokers, L.C. den Boer, J.F.Faber. 2007. State-of-the-Art CO2 en Mobiliteit. PAGINA 4 VAN 17 – EINDRAPPORT CO2 – BEREKENINGEN VOOR CO2 – LABELLING VAN PRODUCTEN VERKOCHT DOOR HOEVEPRODUCENTEN – 15/10/2009
Voor de transporten in en vanuit het buitenland werd gezocht naar het grootste productiegebied voor elke afzonderlijke teelt. In de berekeningen werd vervolgens de afstand gemeten tussen dit gebied en Brussel. Voor het transport in België werden dezelfde standaardafstanden gebruikt als hierboven vermeld. Correctiefactor Daarnaast zal worden rekening gehouden met het gewicht van de producten. Voor het vervoer van 1.000 kg sla zullen meer vrachtwagens moeten rijden dan voor 1.000 kg pompoenen. Hiervoor werd de volgende correctiefactor uitgedacht:
Correctiefactor =
max. gewicht volledig beladen vrachtwagen ----------------------------------------------------werkelijk gewicht beladen vrachtwagen
In de onderstaande tabel vindt u de correctiefactor voor een aantal groenten en fruit:
Product
Kg/pallet Kg per < 2 pallet ton
3,5
Correctiefactor 3,5-10 ton 10 – 20 ton
vrachtwagen trekker
20 ton <
sla
350
1,38
1,45
1,40
1,71
1,84
warmoes
455
1,30
1,35
1,32
1,53
1,62
Broccoli
500
1,27
1,31
1,28
1,47
1,54
bloemkool
500
1,27
1,31
1,28
1,47
1,54
kool
1,27
1,31
1,28
1,47
1,54
paprika
500 500
1,27
1,31
1,28
1,47
1,54
perzik
650
1,18
1,20
1,18
1,29
1,33
abrikoos
700
1,15
1,17
1,15
1,24
1,27
venkel
1,15
1,17
1,15
1,24
1,27
pruim
700 700
1,15
1,17
1,15
1,24
1,27
selder
720
1,14
1,15
1,14
1,22
1,25
meloen
750
1,12
1,13
1,12
1,19
1,21
pompoen
770
1,11
1,12
1,11
1,17
1,19
Courgette
780
1,10
1,12
1,11
1,16
1,18
appel
780
1,10
1,12
1,11
1,16
1,18
tomaat
800
1,09
1,10
1,10
1,15
1,16
druif
840
1,07
1,08
1,08
1,11
1,13
limoen
880
1,05
1,06
1,06
1,08
1,09
appelsien
880 900
1,05
1,06
1,06
1,08
1,09
peer
1,04
1,05
1,05
1,07
1,08
rode biet
1000
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
wortel
1000
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
kiwi
1000
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
aardappel
1000
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
Deze correctiefactor wordt vermenigvuldigd met het werkelijke verbruik.
2
Gegevens verkregen van een import-export bedrijf van groenten en fruit. PAGINA 5 VAN 17 - EINDRAPPORT CO2 – BEREKENINGEN VOOR CO2 – LABELLING VAN PRODUCTEN VERKOCHT DOOR HOEVEPRODUCENTEN – 15/10/2009
met
2.2. VERWARMDE SERRES Voor de groei van groenten in serres zullen de stookkosten voor verwarming en het elektriciteitsverbruik in rekening worden gebracht. Hierbij zal het verbruik over het hele jaar bekeken worden. Er zal geen onderscheid worden gemaakt tussen de seizoenen en er wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de serres het hele jaar door worden gebruikt. Het gaat hier om serres van België. Voor de stookkosten zal een onderscheid gemaakt worden tussen serres op gas/gasolie, 3 elektriciteit en stookolie. Hiervoor werden de volgende waarden gebruikt (NEN 2916) . Tenzij anders vermeld werd ervan uitgegaan dat de serres verwarmd werden met gas. 0,056 kg CO2/MJ 0,069 kg CO2/MJ 0,073 kg CO2/MJ
1. Gas/gasolie: 2. Elektriciteit: 3. Stookolie:
De resultaten worden gecorreleerd met de opbrengst van de serre zodat een uitstoot van broeikasgassen kan worden berekend per kg product. Voor de energieconsumptie (verwarming en elektriciteit) en de opbrengst in serres werden de 45 volgende standaardwaarden gebruikt :
Teelt
Energieconsumptie
Opbrengt
Tomaat
1546 MJ/m2
397301 kg/ha
Aardbei
750 MJ/m2
80000 kg/ha
Sla
250 MJ/m2
43667 kg/ha
Bloemkool
220 MJ/m2
24000 kg/ha
Komkommer
1560 MJ/m2
337542 kg/ha
Courgette
1400 MJ/m2
93000 kg/ha
Selder
220 MJ/m2
81000 kg/ha
2.3. PESTICIDEN EN KUNSTMEST Het gebruik van pesticiden en kunststof zal per hectare per teelt worden bekeken. De kunstmestgiften zijn gemiddelden van de adviezen van de Bodemkundige Dienst en zijn opgenomen in bijlage 1. Het gebruik van sproeistoffen onder de vorm van actieve stoffen werd ons meegedeeld door het AMS van de Administratie Land en Tuinbouw van de Vlaamse Gemeenschap en zijn afkomstig van de door producenten bijgehouden milieuboekhoudingen. De cijfers zijn terug te vinden in bijlage 2. Voor de berekeningen werden de meest recente cijfers nl deze van 2007 gebruikt. Als referentie werden de volgende waarden voor de productie van kunstmest teruggevonden in de literatuur. Studies 1 en 3 zijn individuele studies. De tweede studie geeft twee cijfers weer. Het cijfer tussen haakjes neemt zowel de cijfers voor productie als voor transport, verpakking en toepassing in rekening. Deze grote afwijking van deze cijfers ten opzichte van de andere is mogelijk te wijten aan de ouderdom van de referentie (1992). De laatste studie is een gemiddelde waarde van 4 afzonderlijke studies. Gezien deze waarde zich baseert op een gemiddelde, werd gekozen met deze waarde te werken.
3
http://www.senternovem.nl/epn/epc_in_2006/co2-emissie.asp A. Derden, L. Goovaerts, P. Vercaemst en K. Vrancken, 2005. Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de glastuinbouw. 5 Herman Marien, 5 december 2006. Studiedag: warmtevalorisatie bij vergisting? 4
PAGINA 6 VAN 17 – EINDRAPPORT CO2 – BEREKENINGEN VOOR CO2 – LABELLING VAN PRODUCTEN VERKOCHT DOOR HOEVEPRODUCENTEN – 15/10/2009
6
Studie1 kg CO2/kg meststof 3,25 0,96 0,6 0,3
N P K S
7
8
Studie 2 kg CO2/kg meststof 4,16 (4,68) 0,46 (1,05) 0.384 (0,828)
Studie 3 kg CO2/kg meststof 1.97 0,516796 0,580098
9
Studie 4 kg CO2/kg meststof 2,03 0,948 0,558
In de berekeningen wordt enkel rekening gehouden met stikstof (N) en niet met fosfor (P) en kalium (K). Fosfor is immers in alle bodems in België in overmaat aanwezig. Kalium wordt slechts in een zeer beperkt aantal gevallen gebruikt. De N-adviezen in bijlage 1 zijn gebruikt als basis. Voor de productie van pesticiden werden 2 referenties teruggevonden. Beide referenties geven cijfers van dezelfde grootte-orde. De eerste referentie is een gemiddelde waarde afkomstig uit 4 verschillende studies. De 2de referentie is afkomstig uit één studie. Daarom zal worden gekozen voor de 1ste referentie. 10
herbiciden fungiciden insecticiden groeiregulator olie
Studie 1 kg CO2 / actieve stof 15,84 10,08 12,84
11
Studie 2 kg CO2 / actieve stof 18,6 12,6 18,9 10,5 7,2
De statistische gegevens in bijlage 2 werden gebruikt als basis voor de berekening van de gebruikte actieve stof.
2.4. OPBRENGTSCIJFERS EN GEBRUIK PESTICIDEN EN KUNSTMEST BIJ GROENTEN EN FRUIT Deze cijfers zijn afkomstig van diverse bronnen waaronder het rendabiliteitsrapport land- en tuinbouw 2006 van het departement Landbouw en Visserij - afdeling Monitoring en Studie (juni 2008). De cijfers bevinden zich in de bijlage 5.
2.5. OPSLAG De opslag van fruit en groenten vereist eveneens energie. Een studie uitgevoerd in Duitsland komt tot een schatting van 62g CO2 (6g CO2 voor initiële koeling, 56g CO2 voor permanente 12 koeling) per kg voor de opslag gedurende 5 maanden. Dit komt neer op 12g CO2 per maand . 13
Een andere studie komt tot een gelijkaardig cijfer van 0.375g CO2 per dag . Dit komt neer op 11.25g CO2 per maand. In de berekening zal de opslag worden berekend met behulp van de waarde van 0,375g CO2 per dag.
6
Caroline Saunders, Andrew Barber and Greg Taylor. 2006. Food Miles – Comparative Energy/Emissions Performance of New Zealand’s Agriculture Industry Research Report No. 285. 7 Energy and alternatives for fertilizer and pesticide use. Energy in Farm Production, Volume 6 (ed. R.C. Fluck), pp. 177–201. New York: Elsevier. 8 G. Kongshaug. 1998. Energy consumption and greenhouse gas emissions in fertilizer production. 9 University of Vienna (BOKU-IFA). 2007. Renewable energy from corps and agrowaste. 10 University of Vienna (BOKU-IFA). 2007. Renewable energy from corps and agrowaste. 11 Caroline Saunders, Andrew Barber and Greg Taylor. 2006. Food Miles – Comparative Energy/Emissions Performance of New Zealand’s Agriculture Industry Research Report No. 285. 12 Michael M. Blanke and Bernhard Burdick. 2005.Energy Balance for Locally-grown versus Imported Apple Fruit 13 Llorenç Milà i Canals, Sarah J. Cowell1, Sarah Sim1 and Lauren Basson. 2007. Comparing Domestic versus Imported Apples: A Focus on Energy Use. PAGINA 7 VAN 17 - EINDRAPPORT CO2 – BEREKENINGEN VOOR CO2 – LABELLING VAN PRODUCTEN VERKOCHT DOOR HOEVEPRODUCENTEN – 15/10/2009
2.6. GEBRUIK VAN FOSSIELE ENERGIE IN DE PRIMAIRE PRODUCTIE EXCLUSIEF KUNSTMEST EN SPROEISTOFFEN Volgens de Stedula publicatie 14 is er aan primaire fossiele energie zowel voor grondbewerking als oogst en loonwerk voor akkerbouw een belasting van 7899 Mjoule per ha. Voor 14 voederteelten melkvee bedraagt het 8043 Mjoule per ha . Er werd voor de berekeningen uitgegaan van een gemiddelde van 8000 Mjoule/ha oftewel 584 kg CO2/ha voor de landbouwteelten met tractorwerk, op basis van 73 kg CO2/Gj diesel. Afgeleid hiervan (schatting uit de praktijk) worden voor de tuinbouwteelten vollegrond en de verwarmde kasteelten volgende waarden aangenomen: tuinbouwteelten tractorwerk: 5000 Mj/ha of 365 kg CO2/ha kasteelten: 2000 Mj/ha of 146 kg CO2/ha
2.7. VERPAKKINGEN 15
Voor de verpakkingen zullen de volgende referentiewaarden worden gebruikt : Verpakkingen Papier Glas Glas herbruik Drankkartons HDPE HDPE gerecycleerd PET PET recyclage PET herbruik LDPE PP PS
Gewicht (g CO2 /kg verpakkingsmateriaal 464-560 600-650 Glas gedeeld x 1280g 3,5kg 2,3kg 3,6-4,3kg PET -30% PET gedeeld door 30 3,7kg 2,8kg 2,7kg
Hierbij kan worden opgemerkt dat voor de onderzochte productcategorieën slechts enkele verpakkingsmaterialen van toepassing zijn (papier, PS, PP). De overige waarden kunnen nuttig zijn indien de studie wordt uitgebreid naar andere productcategorieën.
2.8. ENERGIEVERBRUIK DIERLIJKE PRODUCTIE In de vleesproductie wordt energie gebruikt voor de koeling, verwarming en verluchting van de stallen. Het jaarlijks verbruik voor een gemiddelde stalgrootte kan worden teruggevonden in de 16 onderstaande tabel :
Melkvee Mestvarkens Vleeskippen Legkippen
Elektriciteit (GJ) 680 480 340 3300
Gas (GJ) 70 510 1200 750
Diesel (GJ) 90 60
Voor vleesrunderen gelden andere productieomstandigheden waardoor geen koeling, verwarming of verluchting noodzakelijk is. Hierdoor zal bij vleesrunderen deze impact verwaarloosd worden.
14 15 16
Stedula publicatie 14 OIVO. 2007. Milieu-impact van verpakkingen Cijfers Wageningen UR 2006 PAGINA 8 VAN 17 – EINDRAPPORT CO2 – BEREKENINGEN VOOR CO2 – LABELLING VAN PRODUCTEN VERKOCHT DOOR HOEVEPRODUCENTEN – 15/10/2009
De CO2-waarden werden berekend op basis van de gemiddelde stalgrootte en de CO2-uitstoot door per GJ de volgende cijfers aan te rekenen : • • •
Elektriciteit 69 kg CO2 Gas/gasolie: 56 kg CO2 Diesel: 73 kg CO2
De opbrengsten zijn gebaseerd op de volgende cijfers : • Melkvee: 120 dieren nl 60 melkkoeien met bijbehorend jong- en fokvee - totale melkproductie 400.000l melk per jaar • Mestvarkens: 1.600 mestvarkenplaatsen, 2,5 rondes, karkasgewicht van 70 kg per varken of 280.000 kg vlees per jaar • Vleeskippen: 38.400 kippenplaatsen, 6 rondes, 1,3 kg vlees per kip of 299.520 kg vlees per jaar • Legkippen: 187.000 legkippen met per kip 270 eieren per jaar of 50.490.000 eieren per jaar Dit geeft de volgende waarden:
2.9. VOEDER Met behulp van de cijfers uit 2.3 gecombineerd met de gemiddelde kunstmestadviezen en actieve stof-verbruik kunnen we de CO2 belasting voor het gebruik van kunstmeststoffen en pesticiden bij ruwvoederteelten berekenen. Wanneer deze gecombineerd worden met de cijfers voor grondbewerking, loonwerk en oogst (584 CO2/ha) krijgen we de totale CO2 belasting voor de ruwvoeders. Eigenlijk doen we hier hetzelfde als wat we voor de eenvoudige niet verwerkte groente- en fruitproducten hebben gedaan. teelt 17
snijmais korrelmais tarwe 17 Grasland Grasklaver17 18 Soja koolzaad Erwt
Kunstmest (N) Kg CO2/ha 284.2 263.9 377.6 507.5 101.5 20.3 404 73.08
Pesticiden Kg CO2/ha 22.22 22.64 31.77 8.47 2.29 Geen gegevens 5.38 46.03
Totaal Kg CO2/ha 890.42 870.54 993.90 1099.97 687.79 19 604.3 993.38 703.11
Met behulp van de opbrengstcijfers per hectare kunnen we de totale CO2-uitstoot per kg droge stof berekenen voor de verschillende teelten. De opbrengst in droge stof ipv van verse stof is belangrijk omdat rantsoenen van ruwvoeders (voor herkauwers) in droge en niet in verse stof (zoals bij groente, fruit ,aardappelen,…) worden uitgedrukt.
17
kunstmestgiften zijn mededelingen van hoeveproducenten: mais 140 kg N, grasland 250 kg N, grasklaver 50 kg N. N-gift en kg –opbrengsten uit: Milieueffecten van Nederlandse consumptie van eiwitrijke producten Blonk Milieu Advies BVoktober 2008 19 Hierbij moet worden opgemerkt dat het cijfer voor soja waarschijnlijk onderschat wordt aangezien er geen cijfers werden teruggevonden over het pesticidengebruik en het sproeien van sojavelden vaak met vliegtuigen gebeurd. 18
PAGINA 9 VAN 17 - EINDRAPPORT CO2 – BEREKENINGEN VOOR CO2 – LABELLING VAN PRODUCTEN VERKOCHT DOOR HOEVEPRODUCENTEN – 15/10/2009
Teelt Snijmaïs korrelmaïs
Totale CO2 belasting 890.42 kg CO2/ha 870.54 kg CO2/ha
Opbrengst droge 20 stof (DS) 15000 kg/ha 8000 kg/ha
CO2 uitstoot per kg DS 0.059 kg CO2/kg DS 0.108 kg CO2/kg DS
Graan (tarwe)
993.30 kg CO2/ha
6925 kg/ha
0.143 kg CO2/kg DS
grasland
1099.97 kg CO2/ha
12000 kg/ha
0.092 kg CO2/kg DS
grasklaver
687.79 kg CO2/ha
12000 kg/ha
0.057 kg CO2/kg DS
Soja
604.3 kg CO2/ha
2800 kg/ha
0.706 kg CO2/kg DS
koolzaad
993.38 kg CO2/ha
5500 kg/ha
0.18 kg CO2/kg DS
Erwt
703.11 kg CO2/ha
3500 kg/ha
0.2 kg CO2/kg DS
21
Voor krachtvoer (samenstelling van verschillende teelten) wordt rekening gehouden met de volgende cijfers: • •
22
voor melkvee 6.3 MJ/kg standaardbrok oftewel 0.46 kg CO2/kg krachtvoeder -voor vleesvee werd hetzelfde cijfer genomen 2324 mestvarkens 3.7 MJ/kg oftewel 0.27 kg CO2/kg krachtvoeder -voor kippevlees werd hetzelfde cijfer genomen
Voor de voederconversie van leg- en vleeskippen werden de volgende cijfers teruggevonden: Eieren: 152g voeder/ei Vleeskippen: de voederconversie bij vleeskippen is gemiddeld 1.7 kg voeder per kg levend gewicht. Een kip van 2.2 kg geeft met een slachtrendement van 65 % een karkas van 1.43 kg. 25 Dus per kg kippenvlees is 2.76 kg voeder nodig. Voor varkens werd het benodigde voeder als volgt berekend: Iets meer dan 3 kg voeder is nodig voor de productie van 1 kg vlees in de mestfase met daarnaast nog het nodige voeder voor zeug en big. Van big tot mestvarken van 100 kg is 250 kg voeder nodig; Voor de zeugen is: 1.100 kg voeder per jaar nodig. Met een jaarproductie van 16 biggen per zeug is per big 1.100/16 = 68.75 kg voeder nodig. Voor het big zelf voor het naar de mestfase verhuist is nog eens 30 kg voeder nodig. Er is dus bijkomend 98.75 kg voeder per varken nodig. Totaal voeder per mestvarken van 100 kg levend gewicht: 98.75 + 250 kg = 348.75 kg voeder per afgeleverd mestvarken van 100 kg met een karkasgewicht van 70 kg. Dit geeft per kg varkensvlees: 348.75/70 = 4.98 kg voeder per kg varkensvlees. Bij melk en vleesvee is de output zeer afhankelijk van de rantsoenen en zijn geen éénduidige cijfers te geven. Afhankelijk van de voeders zullen we de belasting per kg melk en per kg vlees kunnen berekenen afkomstig van het voederverbruik. Om de totale belasting te kunnen berekenen moet er voor melkvee ook het voeder voor het bijbehorende jongvee worden berekend. We rekenen hiervoor een toeslag van 25 % op het voeder per melkkoe.
20
Mededeling ir Wim Govaerts, Bio-consult Bij soja wordt een transportbijdrage bijgeteld van 0,49 kg CO2/kg DS gebaseerd op een transport van 500km in Brazilië door vrachtwagen 10-20t (296 grCO2/ton), 10000km per boot(31 gr CO2 per ton en 100 km in België(10-20 ton 296 gr CO2 per ton) 22 De Haan en Felkema, 2001. 23 Vanderwerf 2005. 24 Voor de omzetting werd het cijfer van 0,07kg CO2/MJ gebruikt. 25 2.61kg voeder per kg kippenvlees en 152g voeder voor één ei voor productie van één vleeskip 21
PAGINA 10 VAN 17 – EINDRAPPORT CO2 – BEREKENINGEN VOOR CO2 – LABELLING VAN PRODUCTEN VERKOCHT DOOR HOEVEPRODUCENTEN – 15/10/2009
Bij vleesvee worden meestal jonge stieren en vaarzen afgemest. De moeders van deze dieren moeten ook gevoederd worden en worden pas zelf in het zesde jaar geslacht. We gaan ervan uit dat de voeding in het eerste jaar evenveel bedraagt als voor de meststieren en vaarzen, van het tweede tot en met het vijfde jaar een volledig voederjaar omvat en dat het laatste jaar verrekend moet worden in het afgeleverde koeienvlees. Per kg rundvlees zal daarom de CO2 belasting worden vermenigvuldigd met 2.2 (voeder afgemest dier (1) +voeder moeder jaar 1/5jaar productie +4 jaar voeder moeder/4 =1 +0.2 + 1) Er zal bovendien rekening moeten worden gehouden met het slachtrendement. Wij houden het op een 60 % verhouding karkasgewicht/levend gewicht.
2.10. GRASLAND IS EEN KOOLSTOFPUT Volgens een studie van het INRA 2006 gebaseerd op het Europese Greengrass project is grasland een koolstofput die de methaanuitstoot bij herkauwers neutraliseert. Volgens deze studie geeft de koolstofbalans op grasland in berggebieden afhankelijk van de intensiteit van begrazing een stockage van 0.7 tot 1 ton CO2 /ha en per jaar. Hiertegenover staat een uitstoot van 0.4 à 0.8 ton CO2-equivalenten (te wijten aan de uitstoot van methaan en 26 N2O). Dit leidt tot een netto rendement van 0.1 tot 0.3 ton CO2 per ha . Dit betekent dat de methaan en N2O uitstoot door de koolstoffixatie wordt geneutraliseerd in een veebezetting van 0.5 tot 1 GVE (grootvee –eenheid) per ha. Volgens dezelfde studie wordt in de gematigde streken van Europa relatief meer CO2 in de bodem gestockeerd (tot 2.7 ton/ha). Verminderd met de CO2-equivalenten van methaan en stikstofoxide blijft grasland nog een put, die jaarlijks ongeveer 1 ton stockeert per ha en per jaar. Deze cijfers gelden voor een veebezetting van 1.5 GVE (grootvee-eenheden) per ha grasland. De voeders voor runderen worden deels geproduceerd op akkerland, deels op permanent of niet-permanent grasland. In België zijn graslanden goed voor de helft van de landbouwoppervlakte en rundveebedrijven (melk- en vleesvee) hebben gemiddeld voor meer dan helft grasland in hun oppervlakte. Tot een veebezetting van maximaal 1.5 GVE/ha grasland op een bedrijf zal het grasland netto CO2 stockeren en wordt methaan als broeikasgas geneutraliseerd.
2.11. METHAANPRODUCTIE Volgens de richtlijnen van het IPCC moeten in de rapportering van de nationale staten die het Kyoto-protocol hebben ondertekend rekening worden gehouden met volgende methaan-uitstoot in de landen van West-Europa: Diersoort
Mestvarkens Zeugen Melkkoeien Andere runderen
CH4 bij excretie in kg/dierplaats/jaar 1.5 1.5 117 57
CH4 in opslag mest in kg /dierplaats/jaar 9 13 34 10
Totaal
10.5 14.5 151 67
Per mestvarken moet in rekening gebracht worden: 10.5 kg CH4 (per mestvarkenplaats)/ 2.5 rondes + 14.5 per zeug/16 biggen = 5.1 kg methaan per varken. Dit geeft uitgedrukt in CO2-equivalenten: 5.1 kg x 25 = 127.5 kg CO2 per mestvarken. Omgerekend in kg CO2 per kg varkens vlees geeft dit 127.5/70= 1.82 kg CO2/kg varkensvlees. In 2.9 zagen we dat grasland een koolstofput is die netto 1.000 kg CO2 stockeert bij een veebezetting tot 1.5 GVE/ha grasland. Om een juiste CO2-berekening te kunnen maken voor producten afkomstig van herkauwers is het noodzakelijk om te berekenen vanaf welke veebezetting per ha de koolstofput gevuld is en hoeveel CO2-equivalenten we per overtollige GVE moeten aanrekenen op de respectievelijke vlees en zuivelproducten.
26
INRA 2006. PAGINA 11 VAN 17 - EINDRAPPORT CO2 – BEREKENINGEN VOOR CO2 – LABELLING VAN PRODUCTEN VERKOCHT DOOR HOEVEPRODUCENTEN – 15/10/2009
Op melkveebedrijven is de verhouding 50% koe/ 50 % jongvee. Dit geeft voor 1 GVE in methaan uitgedrukt een jaarlijkse productie van 151 kg methaan/2 + 67 kg methaan/2 of in totaal 109 kg methaan. Omgezet in CO2-equivalenten is dat 2.725 kg CO2; Dit betekent dat de veebezetting mag groeien met 1.000/2.725 =0.36 GVE/ha grasland zonder dat de methaan uitstoot een netto-uitstoot wordt. Eénmaal hierboven (1.86 GVE/ha grasland) moet rekening gehouden worden met een broeikasgasproductie van 272.5 kg CO2equivalenten per 0.1 GVE en per jaar. Bij vleesvee is het relatief eenvoudiger : 1 GVE staat voor 67 kg CH4 of 1675 kg CO2equivalenten. De veebezetting mag groeien met 1.000/1.675 = 0.60 GVE/ha grasland vooraleer er een nettouitstoot ontstaat. Eénmaal hierboven (boven de 2.1 GVE/ha grasland) zal een netto broeikasgasproductie van 167.5 kg CO2-equivalenten per 0.1 GVE in rekening moeten worden gebracht. We gaan ervan uit dat de uitstoot van methaan en stikstofoxide in onze berekeningen voor hoeveproducenten geneutraliseerd wordt door koolstofopslag van graslanden bij een grasgebonden veeteelt omdat de veebezettingen meestal lager of in de buurt liggen van de veebezetting van 1.86 GVE/ha grasland voor melkveebedrijven en van 2.10 GVE/ha grasland voor vleesveebedrijven. Voor een veeteelt die niet of beperkt is gebaseerd op grasproductie zullen toeslagen voor methaanproductie in rekening moeten gebracht worden. Voorbeelden Bij een veebezetting van bvb 4 GVE/ha grasland op een melkveebedrijf met 100 GVE is er 25 ha grasland. Het aantal dieren dat voor methaanuitstoot in evenwicht is met de koolstofopslag is 25 ha grasland x 1,86 GVE/ha grasland of 46,5 GVE. De netto broeikasgasuitstoot is dan (100-46,5) x 2.725 = 145.787,5 kg CO2 -equivalenten per jaar. Per dag geeft dit 399,4 kg CO2. Per koe (50 koeien op 100 GVE) is dat 7,99 kg CO2/koe of per l melk 7,99/26 =0,31 kg CO2/l melk. Bij een veebezetting van 4 GVE/ha grasland op een vleesveebedrijf met 100 GVE (45 dieren in groei of afmestfase) is er 25 ha grasland. Het aantal dieren in balans bedraagt 25 x 2,10 = 52,5 GVE. De netto broeikasgasuitstoot is dan (100 – 52,5) x 1.675 = 79.562,5 kg CO2-equivalenten per jaar of per dag 217,98 kg CO2.Verrekend over de dieren in afmestfase geeft dit 217.98/45 = 4.84 kg CO2 per dier of met een groei van 1,25 kg: 3,8 kg CO2 per kg levend gewicht. Per kg vlees (60 %) geeft dit een toeslag van 6,3 kg CO2/kg vlees.
2.12. VLEESVERVANGERS Er zijn twee grote groepen vleesvervangers te onderscheiden. Op basis van soja zijn er tempeh en tofu. Seitan wordt gemaakt uit tarwe. Daarnaast is er quorn, maar dit werd niet bestudeerd in deze studie. Tempeh wordt gemaakt van volledige sojabonen die gefermenteerd worden door een schimmel. Voor 1 kg tempeh zijn 0.5 kg sojabonen nodig. De fermentatie gebeurt gedurende 24 à 36 uren op 30° C. Tofu wordt bereid door de coagulatie van de eiwitten in de sojamelk en is vergelijkbaar met de coagulatie van dierlijke eiwitten in de koe-, geiten- of schapemelk. Hiervoor moet eerst sojamelk worden gemaakt. Voor 1 kg tofu zijn er 0.5 kg sojabonen nodig. Het mixen en koken verbruikt nogal wat fossiele energie. Seitan wordt gemaakt van tarwebloem, waaruit de zemelen worden weggewassen. Nadien wordt het overblijvende deeg gekruid en gekookt gedurende 45 minuten. Voor 1 kg seitan is 1.6 kg tarwe nodig. Het is duidelijk dat relatief weinig basisgrondstof nodig is voor deze vleesvervangers. De herkomst van de basisgrondstoffen verschilt ook met de grondstoffen voor veevoederproductie. Soja voor menselijke consumptie wordt deels ook in Europa geproduceerd.
PAGINA 12 VAN 17 – EINDRAPPORT CO2 – BEREKENINGEN VOOR CO2 – LABELLING VAN PRODUCTEN VERKOCHT DOOR HOEVEPRODUCENTEN – 15/10/2009
3. RESULTATEN EN CONCLUSIES 3.1. GROENTEN EN FRUIT De resultaten (zie bijlage3) laten zien dat een aantal aspecten bij de consumptie van groenten en fruit een verwaarloosbare impact (minder dan 100g CO2 per kg product) hebben op de productie van broeikasgassen. Hierbij gaat het om: 1. Het gebruik van meststoffen en pesticiden: Door de grote opbrengsten per ha is de uitstoot van CO2 per kg eindproduct verwaarloosbaar. 2. Opslag: Het opslaan van groenten en fruit gedurende de wintermaanden in grote gekoelde opslagruimten zorgt voor een CO2 uitstoot die lager ligt dan 100g per kg voor de opslag van 8 maanden. 3. Gebruik van fossiele energie (exclusief pesticiden en kunstmest): De impact hiervan is marginaal en komt zelden boven de 10g CO2 per kg product uit. 4. Verpakkingen: De meeste verpakkingen van groenten en fruit bestaan uit papier en plastic. Deze 27 zijn erg licht en hun CO2 uitstoot komt niet hoger dan 50g per kg product . De impact van groenten en fruit is voornamelijk te wijten aan het transport en de productie in serre. Hierin kunnen 5 categorieën worden afgelijnd: 1. zeer grote impact (meer dan 10kg CO2 per kg product): Transport per vliegtuig van niet-Europese producten 2. grote impact (tussen 1 en 10kg CO2 per kg product): productie in verwarmde serre 3. gemiddelde impact (tussen 0,5 en 1kg CO2 per kg product): transport per boot van niet-Europese producten 4. lage impact: (tussen 0,2 en 0,5kg CO2 per kg product): Europese producten 5. Zeer lage impact (minder dan 0,2kg CO2 per kg product): Belgische producten
3.2. ZUIVELPRODUCTIE Voor de zuivelproductie werden twee verschillende dagvoederrantsoenen met elkaar vergeleken (Naar emissie-arme en diervriendelijjke productie van kwaliteitszuivel-VAC 2006). Met behulp van het rekenblad kunnen meerdere rantsoenen met elkaar worden vergeleken indien gewenst. Rantsoen 1 per dag en per dier
Gewicht ds
Rantsoen 2 per Gewicht ds dag en per dier
Grasklaver
12kg
Gras
13.5kg
Snijmaïs
3.5kg
Snijmaïs
13.5kg
Graan
3.4 kg
Krachtvoer
3.4 kg
Krachtvoer Voederbiet
0.3 kg 28
1.5 kg
Wanneer wordt uitgegaan van een melkproductie van 26 liter per dag levert dit de volgende resultaten op (omrekening naar kg CO2 en x 1.25 (zie 2.9)) Rantsoen 1: 2,00 kg CO2 / 26 l melk + 0.13 kg CO2 energieverbruik /l melk= 0.21kg CO2/l melk Rantsoen 2: 4,50kg CO2 /26 l melk + 0,13 kg CO2 /l melk = 0.30 kg CO2/l melk
27
Indien andere verpakkingsmaterialen worden gebruikt zoals wegwerpglas kan de impact van het verpakkingsmateriaal wel een significante factor worden. 28 Uitstoot voederbiet werd gelijkgesteld met snijmais PAGINA 13 VAN 17 - EINDRAPPORT CO2 – BEREKENINGEN VOOR CO2 – LABELLING VAN PRODUCTEN VERKOCHT DOOR HOEVEPRODUCENTEN – 15/10/2009
Voor de productie van verschillende zuivelproducten geeft dit de volgende hoeveelheid kg CO2 per liter of kg product (alle CO2 -uitstoot werd toegewezen aan de zuivelproductie omdat aan de vleesproductie op melkveebedrijven doorgaans maar 15 % van de uitstoot wordt toegewezen.) Product Melk Boter (25l melk per kg) Kaas (10l melk per kg) Yoghurt (3l melk per kg)
Rantsoen 1 0.21 5.25 2.10 0.63
Rantsoen 2 0.30 7.50 3.00 0.90
Zoals reeds geweten ligt de uitstoot van broeikasgassen hoger per kg product voor boter en kaas dan voor yoghurt en melk. Hierbij valt op dat het rantsoen erg bepalend is voor de uitstoot van de broeikasgassen en dat een veehouderij gebaseerd op veel maïs en krachtvoeder meer CO2 produceert dan de veeteelt gebaseerd op grasklaver, granen en voederbiet en dit zonder rekening te houden met het belang van grasland als koolstofput. Verwijzend naar de veebezetting /ha grasland zal bovendien bij overstijging van de normen (nl bij weinig grasland in het voederareaal) vermeld in 2.10 de CO2-belasting van de zuivelproducten stijgen. Bij 4 GVE/ha grasland is dat 0.3 kg CO2/l melk.
3.3. EIEREN Voor legkippen werd het volgende rantsoen gebruikt (hoeveelheid nodig voor 1 ei, weergegeven in gram droge stof): 53,2 gram maïs/ei 45,6 gram graan/ei 20,5 gram sojaschroot/ei 15,2 gram koolzaadschroot/ei 4,56 gram erwt/ei 29 12,94 gram kalk/ei Dit levert een totale uitstoot van 0,037 kg CO2 /ei op. Dit rantsoen werd meegedeeld door een biologische ei-producent. Als een ei 70 g weegt, geeft dit een CO2 belasting van 0,52 kg CO2/kg ei.
3.4. VLEESPRODUCTIE Voor de vleesproductie werden extensieve veeteelt, vergeleken met zowel intensieve als extensieve varkens- en intensieve kippenteelt. 4 rantsoenen werden bekeken: 1. 2. 3. 4.
vleesveeteelt varkensteelt gangbaar krachtvoeder niet-grondgebonden varkensteelt op basis van eigen gewonnen graan ( mededeling hoeveproducent) intensieve kippenteelt
De rantsoenen zijn weergegeven in functie van de behoefte voor de productie van 1kg vlees, en worden weergegeven in hoeveelheid droge stof.
29
Voor de kalk werd geen CO2 uitstoot berekend. PAGINA 14 VAN 17 – EINDRAPPORT CO2 – BEREKENINGEN VOOR CO2 – LABELLING VAN PRODUCTEN VERKOCHT DOOR HOEVEPRODUCENTEN – 15/10/2009
Rantsoen 1 Rantsoen 2 Vleesvee groei 1.25 kg /dag Varkens omgerekend naar 1kg Incl big en zeug Snijmaïs
Rantsoen 3 Grondgebonden graanvarkens Incl big en zeug
Rantsoen 4 Incl voeder moederdier
0.75 kg
2.76 kg
11.16 kg
Krachtvoer 2.8 kg Gras, kuilvoer
4.98 kg
2.16 kg
Graan
3.23 kg
soja
0.75 kg Aan de hand van deze rantsoenen werden de volgende resultaten bekomen voor de CO2 productie van de verschillende vleessoorten:
Rundsvlees Varkensvlees (gangbaar) Varkensvlees (grondgebonden teelt) Kippenteelt (intensieve teelt)
7.87. kg CO2/kg vlees 1.34 kg CO2/kg vlees 1.14 kg CO2/kg vlees 0.75 kg CO2/kg vlees
Voegen we hierbij de fossiele energie productie en de methaanuitstoot toe (enkel voor varkens – we gaan ervan uit dat de veebezetting per ha grasland van het vleesvee niet hoger is dan 2.10 GVE/ha grasland), dan krijgen we volgende resultaten:
Rundsvlees Varkensvlees (gangbaar) Varkensvlees (grondgebonden teelt) Kippenteelt (intensieve teelt)
7.87 kg CO2/kg vlees 3.40 kg CO2/kg vlees 3.20 kg CO2/kg vlees 1.07 kg CO2/kg vlees
Dit doet besluiten dat rundvlees slechter scoort dan varkensvlees en dat kip het minste CO2 produceert per kg vlees. De methaanuitstoot in de varkensteelt is niet onbelangrijk. Bij een veebezetting van meer dan 2.10 GVE/ha grasland zal de methaanuitstoot zwaar doorwegen in de CO2- belasting van rundvlees. Bij een veebezetting van 4 GVE/ha grasland moet een toeslag gerekend worden van 6.3 kg CO2 per kg rundvlees.
3.5. VLEESVERVANGERS Op basis van de cijfers uit voorgaande krijgen we volgende CO2-belasting voor het basisproduct
tempeh tofu
CO2-belasting bij herkomst Amerika/kg product 0.40 0.40
seitan
CO2-belasting bij herkomst Europa/kg 30 product 0.06 0.06 0.20
De grootste broeikaseffecten worden echter gerealiseerd in de verwerking. Hierbij zal de productie van tempeh het minst en deze van tofu het meest energie vergen. In een 31 Nederlandse studie wordt aangegeven dat tofu als grootse energieslokop vergelijkbaar is met varkensvlees wat CO2-uitstoot betreft en dat de andere eenvoudigere producten zoals tempeh en seitan zeer goed scoren tov van de vleesproducten. 30 31
Veronderstelling: 1000km transport per vrachtwagen. milieueffecten van Nederlandse consumptie van eiwitrijke producten-oktober 2008. PAGINA 15 VAN 17 - EINDRAPPORT CO2 – BEREKENINGEN VOOR CO2 – LABELLING VAN PRODUCTEN VERKOCHT DOOR HOEVEPRODUCENTEN – 15/10/2009
In dezelfde studie scoort quorn relatief slecht omdat dit product wordt gemaakt van synthetisch ammonium dat vergelijkbaar is met de stikstof uit kunstmest. De vegetarische burgers worden samengesteld uit verschillende basisgrondstoffen in zeer verschillende verhoudingen: kippeneieiwit, soja-eiwit, tarwe-eiwit, melk-eiwit, plantaardige olie en tarwe-zetmeel. Zonder juiste cijfers te kunnen produceren lijken we te kunnen stellen dat behalve tofu en zeker quorn alle vleesvervangers goed scoren voor broeikaseffect en dat deze met lokaal geproduceerde basisgrondstoffen zeer goed scoren.
BESLUIT Globaal zou de impact van de verschillende hoeveproducten als kunnen worden voorgesteld:
Kleur
Klasse in kg CO2/kg product
Rood Donkeroranje Oranje Donkergeel Geel Lichtgroen
Kleur
Donkerrood Rood Donkeroranje Oranje Donkergeel Geel Lichtgroen Donkergroen
4-10 3-4 2-3 1-2 0,5-1 0.25-0.5
Klasse in kg CO2/kg product meer dan 10 4-10 3-4 2-3 1-2 0.5-1 0.25-0.5 0-0.25
Vlees en zuivel hoeveproducten Boter/ rundvlees varkensvlees Kaas Kippenvlees Yoghurt/ eieren Melk
Groenten en fruit
Alle producten aangevoerd per vliegtuig Verwarmde serregroenten op basis fossiele energie Verwarmde serregroenten op basis fossiele energie Verwarmde serregroenten op basis fossiele energie Verwarmde serregroenten op basis fossiele energie Groenten en fruit aangevoerd per boot Europese groenten en fruit Belgische groenten en fruit niet van verwarmde serre
Indien we beide productgroepen in één tabel onderbrengen krijgen we volgende tabel:
Kleur Donkerrood Rood
Klasse in kg CO2/kg product meer dan 10 4-10
Donkeroranje
3-4
Oranje
2-3
Donkergeel
1-2
Geel
0.5-1
Lichtgroen Donkergroen
0.25-0.5 0-0.25
Producten Alle producten aangevoerd per vliegtuig Verwarmde serregroenten op basis fossiele energie/ rundvlees /boter Verwarmde serregroenten op basis fossiele energie/ varkensvlees Verwarmde serregroenten op basis fossiele energie/ kaas Verwarmde serregroenten op basis fossiele energie/ Kippenvlees Groenten en fruit aangevoerd per boot/ yoghurt/ eieren Europese groenten en fruit/ melk Belgische groenten en fruit niet van verwarmde serre
PAGINA 16 VAN 17 – EINDRAPPORT CO2 – BEREKENINGEN VOOR CO2 – LABELLING VAN PRODUCTEN VERKOCHT DOOR HOEVEPRODUCENTEN – 15/10/2009
INHOUDSTAFEL 1. INLEIDING ....................................................................................................................................... 3 2. METHODIEK.................................................................................................................................... 3 2.1. Transport 2.2. Verwarmde serres 2.3. Pesticiden en kunstmest 2.4. Opbrengstcijfers en gebruik pesticiden en kunstmest bij groenten en fruit 2.5. Opslag 2.6. Gebruik van fossiele energie in de primaire productie exclusief kunstmest en sproeistoffen 2.7. Verpakkingen 2.8. Energieverbruik dierlijke productie 2.9. Voeder 2.10. Grasland is een koolstofput 2.11. Methaanproductie 2.12. Vleesvervangers
4 6 6 7 7 8 8 8 9 11 11 12
3. RESULTATEN EN CONCLUSIES ................................................................................................ 13 3.1. Groenten en fruit 3.2. Zuivelproductie 3.3. Eieren 3.4. Vleesproductie 3.5. Vleesvervangers
13 13 14 14 15
BESLUIT ............................................................................................................................................ 16 INHOUDSTAFEL ............................................................................................................................... 17
PAGINA 17 VAN 17 - EINDRAPPORT CO2 – BEREKENINGEN VOOR CO2 – LABELLING VAN PRODUCTEN VERKOCHT DOOR HOEVEPRODUCENTEN – 15/10/2009