visiedossier
CAW’s, ook voor kinderen?
CAW’s, ook voor kinderen?
Inhoudstafel
1. Algemeen Welzijnswerk, ook voor kinderen? 6 1.1 Waar vinden we kinderen in een CAW?............................................................................................... 10 2. De opdracht van een CAW 14 2.1 CAW: missie en visie........................................................................................................................... 14 2.2 Doelgroep van een CAW..................................................................................................................... 14 2.3 Werken aan verbinding....................................................................................................................... 15 2.4 Algemeen welzijnswerk voor mensen in kwetsbare levensomstandigheden............................................ 15 3. De rechtspositie van kinderen 18 3.1 Het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind................................................................... 18 3.2 Het recht op hulpverlening................................................................................................................. 19 4. Kinderen betrekken in het hulpaanbod van een CAW 20 4.1 Theoretisch kader............................................................................................................................... 20 4.2 Positie en rol van kinderen in de hulpverlening................................................................................... 21 4.3 Basishouding van de hulpverlener....................................................................................................... 22 4.4 Lagere schoolkinderen van dichtbij bekeken........................................................................................ 23 4.5 Kinderen en hun ouders...................................................................................................................... 24 5. Kwaliteitsvol eerstelijnsaanbod voor kinderen 30 5.1 Het wenselijke aanbod van een Centrum Algemeen Welzijnswerk....................................................... 30 5.2 Preventie en signalering...................................................................................................................... 31 5.3 Onthaal.............................................................................................................................................. 32 5.4 Begeleiding......................................................................................................................................... 34 6. Organisatorisch kader 38 6.1 Toegankelijkheid................................................................................................................................. 38 6.2 Infrastructuur..................................................................................................................................... 38 6.3 Samenwerking.................................................................................................................................... 38 6.4 Randvoorwaarden voor CAW-medewerkers om kinderen een plek te geven in de hulpverlening . ........ 39
4
7. Besluit
42
8. Bibliografie
44
00
COLOFON Dit dossier kwam tot stand in samenwerking met een werkgroep: Kristien Schollen (CAW Vilvoorde), Kris Breesch (CAW Regio Leuven), Kathy Renaudin (CAW & JZ Middenkust), Catherine Strijpens (CAW Middenkust), Gie Kiesekoms (CAW Hageland), Alexia Desmytere (CAW Stimulans), Sylvie Van De Voorde (CAW Regio Dendermonde) Tamara Sper (CAW Zenne & Zoniën), medewerkers van CAW Het Welzijnshuis en CAW Waasland. Auteur: Itte Van Hecke Foto’s: Brandpunt 23 Druk: Eerste druk Ontwerp: CRM Factory, Leuven Opmaak: Secretariaat Steunpunt Algemeen Welzijnswerk Volgnummer: VD/2010/1 Depot nummer: D/2010/11.374/5
© 2010 Steunpunt Algemeen Welzijnswerk Gehele of gedeeltelijke overneming of reproductie van de inhoud van de uitgave, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteursrechthebbende is verboden. De foto’s zijn auteursrechtelijk beschermd. De namen van kinderen/cliënten zijn uiteraard fictief. 5
1. Algemeen Welzijnswerk,
Z
oals in het Plan “Perspectief!” geschetst, voorziet de Vlaamse overheid in verschillende taken en doelgroepen voor de sectoren die in Vlaanderen instaan voor het welzijn van kinderen en jongeren. Voor 0 tot 6- jarigen wordt binnen de CKG’s ambulante en mobiele begeleiding uitgebouwd. Voor de 6 tot 12- jarigen wordt gekozen voor een methodische versterking en een uitbreiding van het aanbod van het CLB naast een gestructureerde samenwerking tussen onderwijs en de CLB’s en de Bijzondere Jeugdzorg anderzijds. Naar de CAW’s wordt vooral gekeken voor het uitbouwen van een jongerenwerking. Een aanbod voor kinderen is in dit plan geen kerntaak voor het algemeen welzijnswerk. Vanuit het algemeen welzijnswerk is er steeds meer oog voor de kinderen, betrokken bij de volwassen cliënten. Kinderen in de hulpverlening in een CAW in beeld brengen, betrekken en indien aangewezen en mogelijk individueel begeleiden wordt gesitueerd in dit dossier. Tot op heden vinden we kinderen slechts in beperkte mate terug in de hulpverlening van een CAW en dan vooral als indirecte cliënt. Kinderen kunnen op 2 manieren terechtkomen in een CAW: samen met (één van) hun ouders of alleen. Dit laatste betekent dat ze zelfstandig een hulpvraag stellen. We gaan ervan uit dat kinderen steeds onlosmakelijk deel uitmaken van een gezinssysteem maar wel individueel kunnen begeleid worden. Hulpverlening aan kinderen van lagere schoolleeftijd als indirecte cliënt kunnen we situeren op een continuüm. Het minimale is dan om in de hulpverlening aan de volwassenen de daarbij betrokken kinderen in beeld
6
te brengen in de gesprekken. Aan het andere uiteinde situeren we de mogelijkheid om actief in dialoog te gaan met de kinderen die betrokken zijn bij de hulpverlening aan volwassenen. Volwassenen kunnen een hulpvraag stellen in de hoedanigheid van ouder met opvoedingsproblemen. In de opvoedingsbegeleiding komen kinderen noodzakelijk aan bod. Daarnaast kan er een individueel aanbod gedaan worden als antwoord op de vraag van een kind als directe cliënt. Volgens het decreet “Rechtspositie van de minderjarige in de Integrale Jeugdhulp” vormt het belang van de minderjarige de belangrijkste overweging bij het verlenen van jeugdhulp. In het schema hierna wordt het kader en de positionering van de verschillende sectoren betrokken in de Integrale Jeugdhulp benadrukt. Het CAW is een partner in het “netwerk rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp” en voorziet een aanbod in het kader van de “brede instap” waarbij onthaal, vraagverheldering, informatie en advies centraal staan. Daarnaast biedt een CAW ook kortdurende hulp aan. Na deze instap is een verder hulpaanbod in een CAW rechtstreeks toegankelijk voor minderjarigen en hun ouders.
01 ook voor kinderen?
7
8
38
Toeleiders
Minderjarigen
Ouders
SENSIBILISERING EN COMMUNICATIE
Informatieverstrekking
Kortdurende hulp
Initiatieven opvoedingsondersteuning, JIP’s, …
ANDERE
• Typemodules met de functie onthaal (preventieve zorg) • Aanbod m.b.t. informatie en advies of korte hulp in preventieve zorg, in inloopteams e.d.m.
K&G
• Typemodules met de functies onthaal, vraagverheldering, informatie en advies • Typemodules met kortdurend hulpaanbod
AWW
• Typemodules met de functies onthaal, vraagverheldering, informatie en advies • Typemodules met kortdurend hulpaanbod
CLB
Instapprocedure
BREDE INSTAP
Alle modules
CBJ
Alle modules
CIG
Alle modules
CGG
Andere modules
CLB
K-diensten, OCMW’s, drughulp, revalidatiecentra…
ANDERE
• VK • CKG • Pleegzorg
K&G
Andere modules
AWW
ANDERE PARTNERS/HULPVERLENING IN HET NETWERK
Algemeen Welzijnswerk, ook voor kinderen?
01
9
TOEGANGSPOORT
AFSTEMMING EN COMMUNICATIE
1.1 Waar vinden we kinderen in een CAW? In 2009 waren er in de CAW’s 2045 kinderen onder 12 jaar onthaalcliënt. Opvallend is dat in de helft van de instapprocedures ook een gesprek met het kind geregistreerd wordt. Uit dit cijfer is niet op te maken of er apart met het kind gesproken wordt of het kind aanwezig/betrokken is bij het gesprek met de ouder(s). Merendeel van de kinderen wordt aangemeld met een gezin of een deel ervan, maar wat opvalt is dat toch 11,8% alleen wordt aangemeld. Justitie blijkt de belangrijkste verwijzer te zijn voor kinderen. Vermoedelijk speelt het aanbod van de bezoekruimte daarin een rol.
Type aanmeldingsvraag Begeleiding Opname Advies
4,9
4,4
4,7
5,2 7,3
51,9
Ander type vraag
Naar typemodules
Informatie Ondersteuning Andere
Bezoekruimte gerechtelijke context 135 kinderen. Het belangrijkste probleem is hier gezinsrelaties. En de belangrijkste partner in de samenwerking is justitie.
21,5
In de onthaalfase zijn de bij kinderen vaakst genoemde aanmeldingsproblemen: verwerkingsproblemen en gezinsrelaties. 10
52% van de vragen zijn vragen naar begeleiding, naast 21,5% opnamevragen. Daarop krijgt 47,9% informatie aangeboden, naast een oriënterend advies voor ongeveer 16,6%. Voor 12,4% van de kinderen die zich aanmelden met hun ouders voorziet een CAW in een residentieel verblijf. Van de cliënten in begeleiding is 2% tussen 6 en 12 jaar. Hier zien we het aandeel van de bezoekruimte duidelijk afgetekend. Het grootste aantal kinderen wordt geregistreerd in het aanbod van de bezoekruimte in gerechtelijke context. In afnemende grootte orde volgen dan onderstaande typemodules: begeleiding slachtofferschap, individuele begeleiding kinderen en ouders in een opvangsituatie, begeleiding psychische persoonlijke problemen en integrale residentiële begeleiding thuisloosheid. Een beeld van de levensomstandigheden: 50% van de kinderen leeft met zijn ouders, 30% in een éénoudergezin. Van de kinderen verblijft 1% onwettig in het land, voor 6% is het verblijfsstatuut tijdelijk.
Begeleiding slachtofferschap 101 kinderen. Justitie is ook hier de belangrijkste verwijzer gevolgd door niet-professionele verwijzers. Verwerkingsproblemen worden hier als belangrijkste probleem geregistreerd.
Algemeen Welzijnswerk, ook voor kinderen?
Individuele begeleiding ouders en kinderen in een opvangsituatie 87 kinderen, opvallend toch dat 42% van deze kinderen van niet Belgische origine is. Opnieuw zien we hier dat gezinsrelaties de meest geregistreerde problematiek is. Kinderen in vluchthuizen en vrouwenopvangcentra zijn dus een belangrijk segment van het CAW cliënteel. De voornaamste samenwerkingspartners zijn hier onderwijs en welzijnsorganisaties.
01
Integrale residentiële begeleiding thuisloosheid 53 kinderen waarvan 70% van niet Belgische origine. Problemen met gezinsrelaties en huisvesting zijn de belangrijkste hulpvragen. Opnieuw zijn onderwijs en welzijnsorganisaties de grootste partners.
Tabel 1 – Leeftijd ter info / hoofdcategorieën Leeftijd
%
N
0-11 jaar
2,3
2.045
12-17 jaar
9,4
8.236
18-25 jaar
19,9
17.398
26-59 jaar
63,8
55.908
+60 jaar
4,6
4.058
Totaal
100%
87.645
Missings Onbekend
3.774 13.080
Begeleiding psychische persoonlijke problemen 61 kinderen. Gezinsrelaties zijn in 71% het voornaamste probleem, gevolgd door verwerkingsproblemen, stress en draagkracht, zelfbeleving en identiteit. Onderwijs en welzijnsorganisaties zijn de belangrijkste partners, ook niet professionelen. 11
Gemiddeld worden er tussen 6 en 10 contacten geregistreerd, slechts zelden meer dan 20. Hierbij dient opgemerkt dat er in de realiteit méér kinderen betrokken zijn in de cliëntsystemen die beroep doen op een CAW o.a. cliënten met een precair verblijfstatuut, relatiebegeleiding, schuldbemiddeling, … maar die worden niet apart geregistreerd.
Som geboden hulp Informatie
Oriënterend advies
Verblijf
Verwijzing
Toeleiding
Andere
8,6% 6,5% 7,9% 47,9% 12,4%
16,6%
Opmerking: Een aantal principes en uitgangspunten die verder in de tekst voorkomen zijn ontegensprekelijk ook toepasbaar op jongere en oudere kinderen. (op basis van de Tellus registratiegegevens van 2009)
12
Algemeen Welzijnswerk, ook voor kinderen?
01
Tabel 2 – Typemodules Leeftijd
Frequentie
%
Bezoekruimte gerechtelijke context
135
18,4
Begeleiding slachtofferschap
101
13,8
Individuele begeleiding kinderen ouder(s) in een opvangsituatie
87
11,9
Begeleiding psychische persoonlijke problemen
61
8,3
Integrale residentiële begeleiding thuisloosheid
53
7,2
Gezinsbegeleiding
49
6,7
Begeleid wonen
34
4,6
Crisisbegeleiding
33
4,5
Begeleiding opvoedingsonzekerheid
31
4,2
Begeleiding intrafamiliaal geweld
29
4,0
Integrale gezinsbegeleiding
22
3,0
Integrale residentiële begeleiding slachtoffers partnergeweld
20
2,7
Bezoekruimte vrijwillige context
18
2,5
Integrale individuele begeleiding
11
1,5
Begeleiding scheidingsproces
10
1,4
Begeleiding basisrechten
9
1,2
Preventieve woonbegeleiding
8
1,1
Integrale begeleiding studio-opvang
7
1,0
Bemiddeling conflicten tussen jongeren en ouders
4
0,5
Gezinstherapie
3
0,4
Ouderschapsbemiddeling
3
0,4
Groepsbegeleiding
3
0,4
Budgetbeheer
1
0,1
Integrale residentiële begeleiding slachtoffers mensenhandel
1
0,1
733
100
Totaal
13
2. De opdracht van een CAW
2.1 CAW: missie en visie
Kinderen verzinnen hun eigen verhaal en hun eigen antwoorden als er door betrokken volwassenen geen begrijpelijke uitleg gegeven wordt.
Het decreet van 8 mei 2009 definieert het algemeen welzijnswerk als “de psychosociale hulp- en dienstverlening die ter beschikking staat van alle personen van wie de welzijnskansen bedreigd of verminderd worden ten gevolge van gebeurtenissen in de persoonlijke levenssfeer, problemen ten gevolge van gebeurtenissen in een context van criminaliteit of problemen van meervoudige kwetsbaarheid ten gevolge van een proces van sociale uitsluiting”. De missie van het algemeen welzijnswerk is volgens het decreet: ”gebruikers helpen zich persoonlijk en sociaal te ontplooien, hun individuele en sociale rechten uit te oefenen zodat ze een menswaardig leven kunnen leiden”. 2.2 Doelgroep van een CAW Het CAW ondersteunt mensen en in het bijzonder kwetsbare groepen zoals kinderen in hun eigen competenties om problemen op te lossen of, indien nodig, beroep te doen op andere voorzieningen. Allerhande gebeurtenissen beïnvloeden soms radicaal het leven van een gezin en de betrokken kinderen. Als een kind bv. samen met de ouders op straat komt te staan, als vader werkloos wordt en daardoor in een depressie verzeilt, … roept dat voor een kind veel vragen op. Kinderen verzinnen hun eigen verhaal en hun eigen antwoorden als er door betrokken volwassenen geen begrijpelijke uitleg gegeven wordt. Hun fantasie levert vaak dramatische scenario’s op die hen emotioneel in de war brengen.
14
Kinderen hebben dus ook nood aan aandacht en deskundige steun van een hulpverlener die hun gezin of 1 van beide ouders begeleidt. Hulpverlening in een CAW kan een belangrijke functie vervullen in het verwerken van gebeurtenissen, in het herstellen en verbreden van sociale verbindingen, oog hebben voor ongelijke kansen door armoede, enz. Ook preventief heeft het CAW een belangrijke rol te vervullen. Signaalgedrag dat mits de nodige aandacht vroeg genoeg kan opgespoord en begeleid worden, maakt een meer ingrijpende hulpverlening op lange termijn minder noodzakelijk. Naast de bekende JAC-werking voor jongeren zijn er in het algemeen welzijnswerk methodieken en programma’s uitgewerkt om met kinderen aan de slag te gaan in specifieke contexten of rond bepaalde thema’s. We denken daarbij o.a. aan de kinderwerking van Slachtofferhulp, het methodisch kader “Kinderen en partnergeweld: wat nu?”, “Raar, zo uit elkaar!”een groepsaanbod rond scheiding. De onthaalfunctie van een CAW is te vergelijken met die van een huisarts: vanuit een brede generalistische kijk op een systeem opnemen wat binnen de eigen verantwoordelijkheid ligt en doorverwijzen wanneer gespecialiseerde hulp noodzakelijk is. Voor een CAW betekent dit dat, vanuit een systeemgerichte en integrale benadering, het totale gezinssysteem in kaart gebracht wordt onafhankelijk van welke persoon zich aanmeldt. Deze benadering impliceert dat de meest kwetsbare leden van het gezin, de kinderen, duidelijk in het vizier komen.
02 2.3 Werken aan verbinding Autonomie in verbondenheid
De mens is een autonoom en een sociaal wezen. We hechten veel waarde aan de zelfontplooiing en individuele ontwikkeling van volwassenen en kinderen, die als autonome wezens keuzes kunnen maken op allerhande terreinen. Als sociaal wezen kan de mens echter niet zonder interacties met anderen. Autonomie staat dus voor een individualiteit in verbondenheid met anderen. (Serrien, 2006). Het is daarom belangrijk om een kind te zien als deel van zijn gezinssysteem. Een kind is verbonden met ouders, familie, vrienden, andere belangrijke derden. Via de verbinding met deze personen kan een CAW rechtstreeks of onrechtstreeks hulp aanbieden aan het kind, dat omwille van zijn autonomie individuele keuzes moet kunnen maken, ook met en in de hulpverlening. Relationele zorg is ook voor kinderen een onmisbare bron van persoonlijke groei en ontwikkeling. Psychosociale competenties
Volwassenen en kinderen zijn niet alleen sociale maar ook dynamische wezens: ze passen zich aan naargelang de omstandigheden in hun leven. Dit geldt zowel voor het omgaan met plezierige gebeurtenissen als voor het omgaan met moeilijkheden, crisissen. Doorgaans kunnen mensen heel wat krachten mobiliseren om moeilijkheden het hoofd te bieden. Het CAW probeert ook op maat van het kind de nodige krachten
te mobiliseren om op een gepaste manier te ondersteunen bij moeilijkheden en het probleemoplossend vermogen te versterken. 2.4 Algemeen welzijnswerk voor mensen in kwetsbare levensomstandigheden Het algemeen welzijnswerk is er voor iedereen wiens welzijnskansen bedreigd of verminderd worden ten gevolge van persoonlijke, relationele, gezinsof maatschappelijke factoren. Sommige ouders melden zich aan met een dwingende vraag: “ help mijn kind, mijn kind heeft een probleem, wil er iemand mijn kind zien”. Deze ouders voelen zich zo machteloos en weten niet meer wat te doen, gelukkig hebben ze wel de kracht om hulp te vragen. Anderen zoeken hulp voor hun kind omdat ze slachtoffer of getuige zijn van een schokkende gebeurtenis zoals een verkeersongeval of een misdrijf. Nog anderen zullen eerder met een informatieve vraag, als openingszin, komen naar een CAW. Er zijn ook ouders die zich weinig of geen vragen stellen over het welzijn van hun kinderen, of zo met zichzelf bezig zijn waardoor zij signaalgedragingen van hun kinderen niet meer opmerken. Het CAW brengt kinderen in dat geval opnieuw in beeld. Het CAW hulpaanbod speelt in op de kwetsbaarheid van mensen, die door meerdere factoren kan bepaald worden, verschillende vormen kan aannemen en in verschillende gradaties kan voorkomen.
15
Grosso modo onderscheiden we 3 types van kwetsbaarheid Types kwetsbaarheid
Kwetsbaarheid ten gevolge van gebeurtenissen in de persoonlijke levenssfeer. Kinderen groeien op in hun gezin, lopen school, leven in een eisende en steeds sneller evoluerende maatschappij. Kinderen hebben te maken met gezinsproblemen zoals echtscheiding, nieuw samengestelde gezinnen, familiaal geweld. Ze kunnen te kampen hebben met schoolgerelateerde problemen zoals contacten met hun leeftijdsgenoten of leerproblemen. Gebeurtenissen zoals bijv. verlieservaringen, conflicten, relatiebreuken, scheiding, gezinsgeweld, opvoedingsproblemen kunnen de toekomstperspectieven ernstig hypothekeren en verhogen het risico op verlies van welzijn. Het CAW ontwikkelt werkvormen waarop mensen beroep kunnen doen in een zo preventief mogelijk stadium. Op die manier kunnen processen van uitsluiting en meervoudige kwetsingen van kinderen tegengegaan worden.
Kind en Gezin definieert kansarmoede aan de hand van 6 typecriteria: het maandinkomen per gezin, de opleiding van de ouders, de ontwikkeling van de kinderen, de arbeidssituatie van de ouders, de huisvesting en de gezondheid.
16
Kwetsbaarheid ten gevolge van gebeurtenissen in een context van criminaliteit, dader- en slachtofferschap Kinderen kunnen slachtoffer zijn van gewelddaden t.a.v. gezinsleden of van zichzelf. Kinderen kunnen te maken hebben met daderschap in hun gezin, met criminaliteit, pesterijen … Wanneer kinderen hiermee in aanraking komen veroorzaakt dit
vaak een verhoogde kwetsbaarheid omwille van de negatieve effecten ervan zoals slachtofferschap, vervreemding, leedtoevoeging, vrijheidsberoving, uitsluiting, ontreddering, stigmatisering, geschonden vertrouwen, onmacht en onveiligheid. Een strafrechtelijk optreden hypothekeert vaak ook de welzijnskansen van de direct betrokken omgevingsfiguren van de dader zoals partner, ouders en kinderen. De confrontatie met het strafrecht creëert vaak onwelzijn, zowel voor dader als slachtoffer. Het CAW ontwikkelt werkvormen die een welzijns- of herstelgerichte dimensie inbrengen in de verhouding tussen daders, slachtoffers en samenleving. Kwetsbaarheid ten gevolge van een proces van sociale uitsluiting We zien ook een rechtstreeks verband tussen de hulpvragen die in het CAW gesteld worden en maatschappelijke ontwikkelingen zoals: flexibiliteit op de arbeidsmarkt, de invulling van vrije tijd en gezinstijd, de grotere verantwoordelijkheid voor een eigen levensinvulling, gezinsverdunning, een minder centrale rol voor het kerngezin, een stijging van het aantal éénoudergezinnen, wonen als single, het toenemend aantal echtscheidingen en nieuw samengestelde gezinnen, effecten van migratie, … Ruim 17 % van de Belgische kinderen tot 17 jaar leeft in armoede. In absolute termen spreken we hier over meer dan 363.000 kinderen. Grote gezinnen (met 3 of meer kinderen) hebben 20,1 % kans om in armoede terecht te komen. De situatie is het schrijnendst bij eenoudergezinnen
De opdracht van een CAW
waar het armoederisico oploopt tot 35,1 %. Anno 2010 worden er nog steeds kinderen uit huis geplaatst omwille van armoede. Het is niet verkeerd om voor deze kinderen een vangnet te voorzien, maar nog beter zou zijn om de thuissituatie te verbeteren, als plaatsing daardoor vermeden kan worden. Informele netwerken versterken, investeren in opvoedingsondersteuning en in thuisbegeleiding kunnen kwetsbare gezinnen de nodige versterking (empowerment) bieden. (De Gezinsbond, studiedienst, 2010)
de kwetsbaarste leeftijdsgroep: kinderen. Daarnaast is de financiële draagkracht en draaglast een doorslaggevende factor in de (meervoudige) kwetsbaarheid van mensen. De financiële mogelijkheden van mensen zijn meestal bepalend om hulp te kunnen mobiliseren. De ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen die opgroeien in armoede zijn beperkt.
Foto affiche Raar zo uit elkaar: Caroline Van Poucke
In totaal werden in het Vlaams Gewest, anno 2007, 4 839 kinderen in een kansarm gezin geboren, op een totaal van 65 689 geboortes. In bijna een derde van deze gezinnen kampen kinderen met zwaktes in de ontwikkeling en in een vijfde van de gezinnen met een zwakke gezondheidstoestand. (Vranken, J. et al., 2009) Dagelijks worden we geconfronteerd met kinderen die op meerdere levensgebieden achtergesteld zijn en meervoudige kwetsingen hebben opgelopen. De verbinding met zichzelf, met anderen en met de samenleving is verbroken. Het CAW ontwikkelt werkvormen die rekening houden met de verbroken verbindingen en de meervoudige kwetsingen. Het werken aan herankering, integratie en het herwinnen van het vertrouwen in de samenleving vraagt een eigen procesmatige benadering in een hulpverleningsrelatie die herstel en hechting opnieuw mogelijk maken. Kenmerken als leeftijd, etnische afkomst, geslacht, seksuele voorkeur… zijn bijkomende factoren van kwetsbaarheid. Dit vraagt om specifieke aandacht voor
02
17
3. De rechtspositie
3.1 Het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind Als we spreken over hulpverlening aan kinderen kunnen we niet anders dan vertrekken van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (1989). Een kind is als mens drager van fundamentele mensenrechten. Die kunnen worden ingedeeld volgens “Provision”: rechten die aan kinderen voorzieningen garanderen (voeding, gezondheid, onderwijs, …), “Protection”: rechten die kinderen beschermen tegen mishandeling, …en “Participation”: o.a. het recht op vrije meningsuiting, het recht op vereniging, … Een andere indeling kan volgens de doelstellingen: zelfbeschikkingsrechten, beschermingsrechten en specifieke rechten. N.B. Het IVRK is comprehensief, d.w.z. ondeelbaar en niet hiërarchisch.
Aan rechtsbescherming zijn een aantal kwaliteitseisen verbonden. • Je moet rechten hebben: het kind moet erkend worden als drager van rechten. • Je moet je rechten ook kunnen uitoefenen. Met betrekking tot kinderen bevinden we ons met deze vereiste midden in het competentiedebat. • Indien nodig moet je ook je rechten kunnen afdwingen. Onlosmakelijk is dit verbonden met de 2 voorgaande vereisten. Er stellen zich hier echter bijzondere vereisten: de noodzaak aan voldoende en volwaardige rechtsbijstand, voldoende en volwaardige vorming voor magistraten, advocatuur, politie en allen die met rechtbank en gerecht te maken hebben. In het juridischtechnische debat komen hier discussies naar boven over de procesbekwaamheid van minderjarigen, hun partijbekwaamheid en meer specifiek het recht om gehoord te worden. • Je moet over je rechten geïnformeerd zijn. Ken je rechten dus. Mensenrechten-, kinderrechteneducatie in de zin van het versterken van het wederzijds respect wordt wel eens aangeduid als één van de meest elementaire voorwaarden voor een daadwerkelijke rechtsbescherming. Je moet voor je belangen kunnen (laten) opkomen. Belangenbehartiging is gezien de zwakke positie die kinderen ook in de besluitvormingsprocessen bekleden, uiterst belangrijk.
18
03 van kinderen Het recht als middel om respecteren en gerespecteerd worden heeft haar plaats in hulpverleningsproces, c.q. hulpverleningsrelatie.
te te het de
3.2 Het recht op hulpverlening Het recht op hulpverlening
Het recht op hulpverlening wordt beschreven in artikel 27 “het recht van ieder kind op een levensstandaard die toereikend is voor de lichamelijke, geestelijke, intellectuele, zedelijke en maatschappelijke ontwikkeling van het kind”. Het recht in de hulpverlening
In de eerste plaats wordt het thuismilieu en de verhouding kinderen - ouders sterk gevaloriseerd o.a. in de rol die ouders krijgen bij het helpen uitoefenen van de rechten van hun kinderen. De rol van de ouders is (noodzakelijk) complementair aan de rol van de kinderen zelf. De rol van kinderen in een hulpverleningsproces dient vertaald te worden in een effectieve participatie. Zo heeft het kind ook recht om gehoord te worden in alle gerechtelijke en administratieve procedures (artikel 12). En daarnaast heeft het kind recht op vrije meningsuiting (artikel 13) en op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst (artikel 14). Artikel 16 wenst het kind te beschermen tegen inmenging in het privé-leven: “geen enkel kind mag worden onderworpen aan willekeurige of onrechtmatige inmenging in zijn privé-leven, in zijn gezinsleven, zijn huis of zijn briefwisseling, noch
aan enige onrechtmatige aantasting van zijn eer en goede naam”. Dit laatste is uiteraard een wezenlijk punt in een hulpverleningscontext. (Verhellen, 2000) Het kind dient als een verantwoordelijk persoon benaderd te worden, uitgaande van een deskundigheid over zichzelf. Een gepaste attitude in het omgaan met kinderen vloeit hieruit voort: bijbrengen van vertrouwen in zichzelf en in de wereld en respect voor zichzelf en omgeving. Het recht op informatie, vrije meningsuiting en het recht op participatie zijn de belangrijkste aspecten om mee te nemen in de hulpverlening aan kinderen. De mondigheid van kinderen wordt vergroot. Zo krijgen kinderen zeggingschap over aspecten van hun leven en leren ze vertrouwen op hun eigen beoordelingsvermogen.
Het recht op informatie, vrije meningsuiting en het recht op participatie zijn de belangrijkste aspecten om mee te nemen in de hulpverlening aan kinderen.
19
4. Kinderen betrekken in het
Kinderen zijn de barometers van het gezin waarin ze leven. Problematisch gedrag is te begrijpen als een signaal dat er problemen zijn in de context van het kind en het gedrag heeft een betekenisvolle functie in de bestaande gezinspatronen.
20
H
ulpverlening is voor een kind minder vanzelfsprekend toegankelijk. Kinderen rekenen in eerste instantie op de volwassenen die zorg dragen voor hen om met hen te zoeken naar een antwoord op hun vragen. Of om met hen de stap te zetten naar de hulpverlening. 4.1 Theoretisch kader Eerder in de tekst werden kinderen beschreven als een kwetsbare groep. De kwetsbaarheid van kinderen zit o.a. in hun afhankelijkheidspositie en hangt samen met de kwetsbaarheid van de context waarin ze leven. Kinderen zijn verbonden met hun ouders, een systeemgerichte benadering biedt dus een meerwaarde. Daar kan ook een individuele begeleiding van kinderen een plaats in krijgen. De afgelopen 20 jaar heeft het systeemtheoretisch denkkader meer en meer zijn weg gevonden in de wereld van de hulpverlening. De vragen en problemen van individuen worden sindsdien gesitueerd in een systeem of context, die in meer of mindere mate een rol speelt in het ontstaan van het probleem en er ook een uitweg voor biedt. Het is onze overtuiging dat kinderen die met vragen in de hulpverlening terecht komen onlosmakelijk verbonden zijn met hun context. Zelfs wanneer het bewuste kind alleen tegenover de hulpverlener zit, is dit kind een deel van een gezin. Het kind zal de figuren die voor hem belangrijk zijn mee aanwezig stellen tijdens het gesprek. De begeleider respecteert deze dynamiek en kan het kind zo aanmoedigen om loyaal te zijn aan zijn ouders.
De verwantschapsband tussen kinderen en ouders heeft een cruciale betekenis voor de identiteitsvorming van kinderen. We noemen dit loyaliteit. Identiteit verwerf je in dit kader door je persoonlijk verdienstelijk te maken. Kinderen spelen daarom een niet te onderschatten rol in hun gezin. Loyaliteit wordt vaak intenser geuit door het kind dan door de ouder. Nogal wat ouders staan niet of weinig stil bij de loyaliteit van hun kind en het belang daarvan voor het kind. Als het kind komt klem te zitten tussen het feit tekort gedaan te worden en loyaal te moeten zijn naar de beide ouders ontstaat verborgen loyaliteit. Gespleten loyaliteit betekent dat het kind gedwongen wordt te kiezen voor één ouder tegen de andere ouder. Het is de taak van de hulpverlener om aan de ouder duidelijk te maken dat loyaliteit benoemd en erkend moet worden. Gebeurt dit niet dan dreigt het kind in de problemen te komen. Kinderen zijn de barometers van het gezin waarin ze leven. Problematisch gedrag is te begrijpen als een signaal dat er problemen zijn in de context van het kind en het gedrag heeft een betekenisvolle functie in de bestaande gezinspatronen. Een oplossing voor het probleem van het kind kan zich daarom enkel situeren in deze context. Er kan slechts verandering komen als het kind er van overtuigd is dat dit een meerwaarde is voor zichzelf en voor de mensen die belangrijk zijn in zijn leven. Tussen ouders en kinderen bestaat een wisselwerking van geven en nemen, een balans die in evenwicht dient te zijn om een gezonde ontwikkeling mogelijk
04 hulpaanbod van een CAW te maken. In deze balans heeft het kind recht gepaste zorg te krijgen. In de betrokkenheid van familieleden op elkaar schuilt zowel een belangrijke kracht als een mogelijkheid tot verandering. Hulpverlening kan een grote rol spelen in het mobiliseren van de kracht van kinderen om tot verandering te komen. De begeleiding ontmoet het kind in het gesprek als een volwaardige en competente partner die zijn bijdrage levert aan het oplossen van het probleem dat zich aandient. Het kind is ook een vormgever van de hulpverlening en wordt daarin erkend. Het is een uitdaging om op een voor het kind begrijpbare manier vragen te stellen en informatie in te brengen. Begrijpen wat het kind juist wil vertellen en zoeken naar de competenties van het kind vraagt een respectvolle houding. Individuele hulp is voor een kind pas mogelijk als dit kan zonder deloyaal te zijn aan zijn ouders. Het is noodzakelijk dat het kind weet dat zijn ouders het goed vinden dat hij werkt aan gevoelige thema’s en zich openstelt voor verandering. Meerzijdige partijdigheid is het principe waarbij men afwisselend de verschillende partijen erkent, van partij wisselt en zich inleeft in ieders positie en inspanningen om zo de dialoog tussen partijen op gang te brengen. Het is belangrijk om hierbij de ander en de belangen van de ander niet uit het oog te verliezen. Meerzijdige partijdigheid betekent dat de hulpverlener moet denken én over het kind én zijn vader én zijn moeder en over hun loyaliteiten heen en weer.
4.2 Positie en rol van kinderen in de hulpverlening Kinderen zijn actieve participanten in hun gezin en directe omgeving. Ze hebben een eigen kijk en zijn gevoelig voor situaties die onevenwicht brengen in het leven. Kinderen zijn sensitief voor de noden en behoeften van hun ouders op een subtiele manier. Om te voorkomen dat kinderen in de hulpverlening over het hoofd gezien worden is een basishouding van veelzijdige partijdigheid een noodzakelijke voorwaarde. Zo wordt evenveel tijd en aandacht besteed aan alle betrokkenen en krijgen ze eenzelfde recht van spreken. Kinderen hebben daarom recht op duiding/informatie in alle openheid over wat er in hun gezin aan de hand kan zijn. Omwille van de actieve rol die ze spelen is het belangrijk om hun visie te bevragen. Alleen op die manier kan een hulpverlener een zinvol oordeel vormen over de aard en de ernst van het probleem of wat het probleem voor het kind betekent. Dit kan bijvoorbeeld in een gezinsgesprek of in een individueel contact met het kind. Zo komen nieuwe alternatieven en mogelijkheden om de gezinsproblemen op te lossen aan de oppervlakte. Daarnaast nemen kinderen deel aan de interacties. Als kinderen deelnemen aan een gezinsgesprek kunnen deze interactiepatronen geobserveerd en bevraagd worden. Ook hoe de kinderen dit ervaren komt dan aan bod. Door kinderen onmiddellijke hulp te verlenen voorkom je ergere problemen. Door kinderen tijdig gepaste zorg te verlenen 21
investeren we in de toekomst, hulpverlening aan een kind heeft een effect op diens latere leven. Als andere gepaste begeleiding aangewezen is, worden kinderen daar met zorg op voorbereid. Dit voorkomt dat moeilijkheden verder geproblematiseerd worden en dat het kind de geïdentificeerde patiënt wordt die enkel nog terecht kan in de geestelijke gezondheidszorg. Ouders spelen een belangrijke rol in de ondersteuning van de ontwikkeling van hun kinderen. Door kinderen bij gesprekken te betrekken kunnen ouders rechtstreeks opvoedkundige vaardigheden aanleren. Onze overbeschermende maatschappij geeft ouders heel wat boodschappen over hoe kinderen dienen opgevoed te worden. Het wordt moeilijk om hierin keuzes te maken en een duidelijk opvoedingskader te bieden aan een kind. Het motiveert ouders als hun kind in beeld wordt gebracht in de hulpverlening. Ouders kunnen zo ook anders leren kijken naar hun kinderen. Kinderen betrekken in de hulpverlening houdt ouders en kinderen betrokken op elkaar en werkt ondersteunend aan de onderlinge gezinsrelaties. Kinderen hebben immers nood aan betrouwbare volwassenen en hulpverlening kan helpen bij herstel van geschonden vertrouwen. Er is een duidelijke maatschappelijke evolutie naar verarming van sociale netwerken. Als de doorsnee hulpbronnen voor een kind zoals de ouders, naaste familieleden, buren of belangrijke derden geen gepast antwoord kunnen bieden aan het kind, kan een CAW daar misschien bij helpen.
22
Kinderen die in moeilijke situaties leven moeten ook de kans krijgen om kind te zijn. Het feit dat kinderen kunnen spelen – problemen oplossen door middel van tekeningen, speelgoed, verhalen en spelletjes – biedt extra mogelijkheden om met alle betrokkenen nieuwe manieren te onderzoeken om het voorliggende probleem op te lossen. Kinderen kunnen met deskundige hulp leren ander gedrag te stellen en hun weerbaarheid te vergroten. In gesprek gaan met kinderen kan hen helpen voorbereiden op verandering. Wie kinderen erkent als actieve betekenisverlener en hen daar op aanspreekt maakt hen weerbaar. 4.3 Basishouding van de hulpverlener Hulpverlening in de context van een CAW vertrekt vanuit een integrale kijk op mensen en hun problemen. Een goede basishouding is er één van respect en bescheidenheid. Je moet ervan overtuigd zijn dat kinderen iets te vertellen hebben en dat ze het willen vertellen. Respect betekent dat je het verhaal van het kind aanhoort zonder vooroordelen. Bescheidenheid houdt in dat je ervan uitgaat dat kinderen zelf het meest deskundig zijn over zichzelf. (Delfos, M; www.ouders.nl) Volwassenen dienen over voldoende empathisch vermogen te beschikken om contact te krijgen met de belevingswereld van het kind zelf. Er moet sprake zijn van bezorgde aandacht, medeleven en respect. De hulpverlener moet geloven in de relatie tussen hem en het kind. Het kind moet zich door de hulpverlener gesteund weten om zijn verhaal te brengen en het verdient respect voor
Kinderen betrekken in het hulpaanbod van een CAW
de moed die het daarbij betoont. (Adriaenssens, 1991). Hulpverlening aan kinderen vraagt een generalistische kijk. Kinderen kunnen tegelijkertijd vragen stellen en problemen aangeven op verschillende domeinen in hun leven. Het is een kunst om kinderen zich veilig te laten voelen bij het praten over een pijnlijk onderwerp. Bewegen doet sowieso de spanning dalen, net zoals het gesprek voeren bij het afhandelen van een routinematig klusje, bijv. afwassen. Een minimale openheid van de hulpverlener over zichzelf (leefwereld, gevoelens) is een vereiste om met kinderen te kunnen werken en communiceren. Kinderen voelen zeer goed aan wanneer de communicatie niet oprecht is. Ook betrouwbaarheid is een noodzakelijk gegeven. Met kinderen wordt besproken wat vertrouwelijk kan zijn en blijven en welke informatie eventueel moet doorgegeven worden aan anderen (collega’s, ouder,…) Een kind begeleiden tijdens een moeilijke periode is een zware opgave en vraagt veel energie. Het is aangewezen dat de hulpverlener een evenwicht bewaart tussen zorg voor het kind en zorg voor zichzelf. Volgende zaken helpen daarbij: • eigen gevoelens ook benoemen t.a.v. het kind • als volwassene zelf met een derde kunnen praten • zichzelf behoeden voor het ideaalbeeld om de pijn van het kind te kunnen wegnemen, een hulpverlener kan het kind enkel helpen om ermee om te gaan.
04
4.4 Lagere schoolkinderen van dichtbij bekeken Kinderen van lagere schoolleeftijd zijn nog sterk afhankelijk van hun ouders en hun directe omgeving hoewel ze meer een eigen leven beginnen te leiden in contacten met leeftijdsgenootjes op school, in de wijk, … Ze hebben hun eigen vragen en problemen waarmee ze veelal te rade gaan bij nabij betrokken volwassenen. Die luisteren dan meestal begripvol naar hen en proberen gepaste uitleg te verschaffen. Hoewel volwassenen ervan uitgaan dat kinderen hen wel zullen begrijpen blijkt dit niet altijd zo te zijn. Kinderen trekken aandacht op een negatieve manier als ze geen begrijpbaar antwoord krijgen of te weinig keuzemogelijkheden aangeboden krijgen. Voor de hulpverlening is het belangrijk te weten dat kinderen op een heel eigen manier naar de problemen kijken, heel anders dan hun ouders. Bovendien hebben ze een levendige fantasie (magisch denken), die vaak erger is dan de werkelijkheid. De hulpvraag van of met betrekking tot het kind is te bekijken in het licht
Hulpverleningsgesprek: iedereen leert bij
Kinderen hebben recht op informatie en het recht hun eigen mening te geven. Als ze deelnemen aan het hulpverleningsgesprek krijgen ouders de kans om hun kinderen op een nieuwe manier te zien functioneren. Iedereen leert er van bij. Het CAW investeert hierin en ondersteunt deze ontwikkeling. Ouders zijn mensen wiens sociaal netwerk soms ontoereikend is. Daar kan het CAW antwoorden bieden. 23
De bedoeling van hulpverlening in een CAW is om kinderen te verbinden met betrouwbare volwassenen in hun directe omgeving.
van de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt en de betekenis van deze ontwikkelingsopdracht voor het gezin. Ouders kunnen bv. erg emotioneel reageren op groeiende zelfstandigheid van hun kind, het gevoel dat het kind hen minder nodig heeft. Het is van het grootste belang om elk kind als afzonderlijk individu te ontmoeten en te verkennen waar het in zijn ontwikkeling zit. Tijdens de lagere school gaat de cognitieve en emotionele ontwikkeling van het kind met rasse schreden vooruit zodat ze beter kunnen begrijpen wat er rond hen en met hen aan de hand is. Ze kunnen zelf goed aangeven wat ze nodig hebben als er concreet naar gevraagd wordt. Omdat ze nog minder vaardig zijn om met moeilijke situaties om te gaan maakt dat hen extra kwetsbaar. Het kind maakt eerder gebruik van toneelstukjes en concrete beelden, spel, verhaal en tekeningen dan van abstracties en begrippen om een probleem op te lossen. Het is de bedoeling om hen met behulp van concrete beelden te betrekken bij activiteiten en gesprekken die te maken hebben met gevoelige en complexe onderwerpen. Geef hen daarvoor de ruimte en let op verbale en non-verbale signalen. 4.5 Kinderen en hun ouders Ouders zijn - samen met hun kind(eren) - dragers van problemen maar ook oplossers. We kunnen ouders en hun kinderen enkel helpen als we alle standpunten van het gezin betrekken in de hulpverlening. Het is geenszins de bedoeling de zorg en verantwoordelijkheid
24
van de ouders over te nemen. De bedoeling van hulpverlening in een CAW is om kinderen te verbinden met betrouwbare volwassenen in hun directe omgeving. Ouders willen doorgaans hun kinderen beschermen, afschermen van pijn en problemen en gaan ervan uit dat hoe minder kinderen betrokken worden bij de pijnlijke realiteit, hoe minder last ze zullen hebben of hoe sneller ze problemen zullen vergeten. Dit gaat voorbij aan de eigen kijk van kinderen op hun situatie en hun kracht om actief te participeren. Anderzijds willen kinderen hun ouders beschermen. Als ouders het moeilijk hebben, zullen kinderen vaak niet hun eigen zorgen en angsten tonen en proberen zich sterk te houden. Als ouders hun kind aanmelden met de duidelijke vraag om het kind individueel te begeleiden dient eerst onderzocht te worden welke betekenis en functie deze individuele hulpvraag heeft voor het gezin waarin het kind leeft. De ouders worden beschouwd als expert over hun kind. De hulpverlener neemt geen expertpositie in, hij gaat de dialoog aan met de ouders. Hij zorgt voor een situatie waarin alle betrokkenen hun verhaal kunnen doen zonder afgewezen of verworpen te worden. Het bieden van veiligheid, vertrouwen is hier cruciaal. Op geen enkel moment kan de verantwoordelijkheid voor de probleemsituatie of de oplossing ervan bij het kind gelegd worden.
Kinderen betrekken in het hulpaanbod van een CAW
04
25
Sarah & de leeuw
De mama van Sarah (9jaar) contacteert het CAW en wil graag met haar dochter eens komen praten. Mama vertelt dat zij en de vader van Sarah 4 jaar geleden gescheiden zijn. Sarah heeft het hier nog steeds moeilijk mee en heeft ook andere zorgen die haar bezighouden denkt mama. Sarah vertelt hierover soms iets tegen haar mama, ze is erg zorgend naar mama toe. De thema’s waar Sarah mee worstelt zijn vooral pesterijen op school en problemen die gerelateerd zijn aan de scheiding. Sarah en haar mama komen dan op gesprek. Over de pesterijen op school vertelt Sarah dat ze weinig vriendjes heeft en dit heel jammer vindt. Ze voelt zich te dik en wordt daarom gepest. Omdat ze dan vaak steun zoekt bij leerkrachten, volgen er nog meer pesterijen. Sarah lijkt in het algemeen erg gevoelig te zijn. Mama heeft een nieuwe vriend. Daar klikt het niet zo goed mee. Ze zijn nu ook van plan om samen te gaan wonen. Papa heeft ook een nieuwe vriendin. Zij verwacht een kindje. Ook daar loopt het niet altijd vlot. Sarah heeft een zeer sterke wens dat mama en papa weer samen komen. In 2 huizen wonen is niet zo simpel. Bij mama voelt ze zich veilig en geborgen en vertelt ze wel over zorgen en angsten waar ze mee zit. Bij papa voelt ze zich niet zo op haar gemak. Durft tegen hem niet altijd zeggen wat haar bezighoudt. Hij is nogal streng. Er volgt een begeleiding op het CAW waar ook de beide ouders bij betrokken worden. Rond de thema’s die met school te maken hebben wordt de mama vooral ondersteund in het contact opnemen met de school en hoe ze haar zorgen kan bespreken met de leerkrachten. Mama deed dit ook en de school zou extra aandacht besteden aan de situatie van Sarah. Naarmate de gesprekken vorderen wordt het duidelijk dat beide ouders erg betrokken en zorgend zijn naar Sarah toe en dat zij zelf heel wat kunnen opnemen. In de individuele gesprekken met Sarah wordt het duidelijk waar ze het moeilijk mee heeft. Samen met de begeleidster durft ze dit ook te vertellen aan haar ouders. Hierdoor kunnen met alle betrokkenen concrete oplossingen gezocht worden die Sarah kunnen ondersteunen. Bijvoorbeeld een knuffel die over en weer van mama naar papa mee kan zodat ze een houvast heeft op beide plekken. In het algemeen is het een zoektocht om via dagdagelijkse dingen Sarah een beetje zelfzekerder te maken in het leven zodat ze meer op eigen benen kan staan. Wat zeker ook aan bod komt in de gesprekken met de ouders is dat ze tot een gezamenlijke aanpak dienen te komen, ook al zijn ze gescheiden. Mama die durft wat kordater te zijn en papa die er meer op let om wat meer zorgend aanwezig te zijn. Voor Sarah is het feit dat ze dingen heeft durven benoemen datgene wat haar het meeste bijblijft. Als afsluiter van de begeleiding maakt de begeleidster voor haar een verhaaltje en krijgt Sarah een leeuwenfiguurtje mee, als concrete houvast en steun ter herinnering aan de begeleiding op het CAW.
26
Kinderen betrekken in het hulpaanbod van een CAW
04
In het oerwoud… ver, ver van hier, woont een klein, schattig leeuwtje. Het leeuwtje is heel gelukkig en speelt de hele dag. Rennen, springen, dansen, … noem maar op. Maar het liefste blijft het leeuwtje dicht bij mama en papa, want het oerwoud is zo groot en zo eng. Soms hoort het leeuwtje bvb rare geluiden of wordt het ineens bang van het donkere woud en dan haast hij zich terug naar mama en papa. Daar is het veel veiliger… Op een mooie, zonnige dag is het leeuwtje weer aan het ravotten… Spelen en rennen, tussen de bomen, langs het water, vlinders achterna, … Helemaal uitgelaten en opgaand in het spel vergeet het leeuwtje dat het eigenlijk al ver weg is van thuis. Tot het leeuwtje plots pardoes tegen een boom aanloopt. Dan kijkt het een beetje verdwaasd om zich heen en merkt het dat het op een plek is waar het nog nooit geweest is. Eigenlijk is het ook al laat op de dag en straks gaat het donker worden. Het leeuwtje wordt onmiddellijk heel erg bang en wou dat het bij mama en papa thuis was… Het leeuwtje probeert dapper te zijn. Een stemmetje in zijn hoofd zegt: “Ik moet helemaal niet bang zijn. Ik vind de weg wel terug naar huis. En ik moet ook van niets bang te zijn, want uiteindelijk is een leeuw ook een sterk en dapper dier!” Met deze overtuiging en vol goede moed gaat het leeuwtje op pad op zoek naar de juiste weg naar huis. Maar al snel komt er ook een ander stemmetje… Dat stemmetje zegt: “Je zal het nooit vinden. Je zal nooit meer thuis geraken. Je bent nu helemaal alleen en je zal altijd een klein, bang leeuwtje blijven.” Snikkend zet het leeuwtje zich tegen een boom en denkt met veel heimwee aan thuis en aan mama en aan papa. Na een tijdje heeft het leeuwtje het gevoel dat er iemand in zijn nabijheid is… Als het opkijkt ziet het leeuwtje de slimme uil. Hij vraagt waarom het leeuwtje zo verdrietig is. Die vertelt wat er gebeurd is. “Ik ben verdwaald en ik mis mama en papa en nu ga ik nooit meer terug geraken. Want ik weet de weg niet naar huis.” De uil weet waar de familie leeuw woont en zegt: “Flauwekul! Je bent helemaal niet verdwaald! Je bent zelfs vlakbij huis. Waarschijnlijk heb je al een heel eind in de goede richting gelopen en heb je net te vroeg opgegeven. Je moet wat meer geloven in jezelf! Tenslotte ben je een leeuw! Een sterk en dapper dier!”. Het leeuwtje loopt een eindje verderop en herkent inderdaad de weg naar huis, die vlakbij is! “Ja, het is waar”, denkt het leeuwtje. Ik moet helemaal niet zo snel bang zijn. Ik had wél de weg naar huis kunnen vinden! Snel snelt hij naar mama en papa, die blij zijn dat het leeuwtje terug thuis is! Maar die, eerlijk gezegd, niet zo heel heel erg ongerust waren. Omdat zij ook weten dat het leeuwtje groter wordt en eigenlijk sterk genoeg is om de hele wereld aan te kunnen!!
27
Charlotte is 11 jaar en wordt door haar ouders aangemeld op het CAW omdat zij zich zorgen maken over haar. De ouders zijn in ouderschapsbemiddeling. Charlotte komt enkele keren op gesprek. De begeleider doet een belevingsonderzoek via tekeningen en een klein testje. Met behulp van de psychodrama-puppets krijgt de begeleider een zicht op Charlotte’s situatie bij mama en bij papa. Charlotte wil tijdens de sessies vooral praten. Charlotte zelf heeft geen echte vraag naar begeleiding. Zij komt omdat haar ouders dit belangrijk vinden. Samen met haar hulpverlener bekijken ze de frequentie van de gesprekken. Dit is een ondersteunende, niet-intensieve begeleiding.
28
Kinderen betrekken in het hulpaanbod van een CAW
04
Jef is een jongen van 6 jaar die op het CAW wordt aangemeld door zijn moeder omwille van gedragsproblemen op school. Het CLB had mama dit aangeraden omdat zij vermoeden dat Jef het moeilijk heeft met de scheiding van zijn ouders. 2 onthaalmedewerkers starten een gezamenlijk gesprek met mama en Jef. Na een tijdje wordt het gesprek opgesplitst om daarna met mama en Jef het gesprek verder te voeren. De conclusie van dit gesprek is een begeleidingsvoorstel voor zowel mama als Jef. Mama gaat akkoord met de begeleiding van Jef (hij heeft immers een probleem) maar weigert begeleidingsgesprekken voor zichzelf. De begeleiding van Jef wordt gestart. Tijdens de hele eerste sessie is Jef bezig met het uitzetten van 2 legers van soldaatjes. Ook de volgende sessies komt het leger (al dan niet aangevuld met dino’s) aan bod. 29
5. Kwaliteitsvol eerstelijns-
D
e praktijk leert ons dat wij volwassenen moeilijk kunnen omgaan met de machteloosheid die we voelen als kinderen pijn hebben of in nood zijn. We zijn geneigd om hen te beschermen voor de boze wereld, of om snel oplossingen te zoeken of soms té snel kinderen individuele begeleiding aan te bieden, zonder het gezin erbij te betrekken. Enerzijds zijn we overtuigd dat kinderen de bouwstenen vormen voor de toekomst en zij in hun ontwikkelingsfase niet achtergelaten mogen worden. Daarnaast vinden we dat ze een kwetsbare groep vormen omdat ze in een afhankelijkheidspositie zitten waarbij ze verbonden zijn met hun ouders. Vandaar vinden we het belangrijk om eerst te exploreren met welke hulpvraag kinderen en hun ouders naar een CAW komen. We verwijzen hierbij naar de registratiecijfers die eerder in de tekst vermeld worden die een beeld geven van de hulpvragen waarbij kinderen momenteel in een CAW als rechtstreekse of onrechtstreekse cliënt geregistreerd worden. 5.1 Het wenselijke aanbod van een Centrum Algemeen Welzijnswerk Een Centrum Algemeen Welzijnswerk levert een bijdrage aan een menswaardig bestaan voor alle mensen, inclusief kinderen zodat kinderen enerzijds kunnen groeien en ontwikkelen op hun niveau en tempo en anderzijds hun rechten en plichten kunnen uitoefenen.
30
We weten ook dat kinderen steun nodig hebben van volwassenen om door het leven heen te geraken, om te kunnen groeien. Steunfiguren en sociale verbindingen zijn belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. De belangrijkste steunfiguren zijn ouders en andere mensen uit de onmiddellijke omgeving van kinderen. Maar soms kunnen ouders deze rol even niet uitoefenen of hebben ze steun en advies van anderen nodig om hun kinderen te ondersteunen of is het sociaal netwerk van het kind/gezin zeer beperkt. Hulpverleners in een CAW kunnen de pijn en het lijden niet wegnemen, noch onmiddellijke oplossingen vinden voor deze gezinnen. Ze kunnen wel present zijn. Hulpverlening kan een belangrijke functie vervullen in hun ontwikkelings - en verwerkingsprocessen en in het herstellen en verbreden van sociale verbindingen. Daartoe is het uitermate belangrijk om tijd te nemen om informatie te verzamelen, om de aangemelde situatie zo breed mogelijk te verkennen. Zoals hoger vermeld is het aangewezen om, indien mogelijk, de directe context van de kinderen te betrekken. Hiervan uitgaande kunnen we de plaats van kinderen in de CAWhulpverlening beschouwen als een continuüm waarbij enerzijds het minimale is om in elk gesprek met volwassen cliënten aandacht te hebben voor de eventueel betrokken kinderen. Het andere uiterste van het continuüm is het kind beschouwen als autonome hulpvrager. Zowel fysiek, psychisch als emotioneel dient een CAW ruimte voor “gesprek” te bieden aan kinderen. Net zoals bij volwassenen
05 aanbod voor kinderen kunnen we dit aanbod niet in een pakketje weergeven maar we kunnen wel de algemene doelstellingen van een CAW vertalen naar deze doelgroep. Het centrale uitgangspunt is dat ieder kind recht heeft op begrijpbare informatie. Dit betekent recht op alle zaken die hem/haar aanbelangen betreffende de aanvang, het verloop en stopzetting van de hulpverlening, rechten en plichten, de rechten en plichten van de hulpverlener, over het waarom en de doelstellingen van de hulpverlening en welke contacten hulpverleners onderhouden met familie en andere hulpverleners. Het kind kan op basis van deze informatie de hulp aanvaarden of weigeren. Wettelijk hebben beide ouders recht op informatie en inspraak omtrent beslissingen die aangaande het kind genomen worden. Als dus 1 ouder het kind aanmeldt, dient besproken te worden of de andere ouder op de hoogte is en kan instemmen met het betrekken van het kind bij de hulpverlening. Bij weigering van 1 van de betrokken partijen (ook het kind) wordt in een gesprek de betekenis van deze weigering onderzocht. Eventueel zoekt men samen met alle betrokkenen naar een andere gepaste interventie. In conflictueuze gezinssituaties en/of echtscheidingssituaties kan een rechter een bepaalde omgangsregeling opgelegd hebben of specifieke voorwaarden ten aanzien van de beide ouders bepaald hebben. Met deze rechterlijke uitspraken dient consequent rekening gehouden te worden. Volgens het decreet “Rechtspositie van de minderjarige in de Integrale Jeugdhulp” hebben kinderen het recht om zelf hulp te vragen en
hebben ze hierbij, net als volwassenen, recht op beroepsgeheim. Op deze basis zou een eerste gesprek met de minderjarige kunnen doorgaan zonder medeweten van de ouders. Indien er verdere hulpverlening volgt dient het inlichten van de ouders en hun toestemming een thema te zijn. Voor meer gedetailleerde informatie omtrent de deontologische aspecten verwijzen we naar de tekst “Sectorafspraken over het omgaan met cliëntinformatie”. De 3 kerntaken van een CAW worden hierna verder uitgewerkt in een kader voor hulpverlening aan kinderen. 5.2 Preventie en signalering Het belang van preventie en signalering kan bij het werken met jonge kinderen niet worden onderschat, dit om te voorkomen dat kinderen achtergelaten worden in hun ontwikkeling of schokkende gebeurtenissen meedragen tot in hun volwassen leven. Vanuit een CAW is algemene preventie het doelbewust anticiperen op risicofactoren die aan de basis liggen van de probleemsituaties waarmee hulpverleners geconfronteerd worden, door beleidssignalering en projecten die gericht zijn op grotere groepen en structuren en die in de samenleving, maar ook in het eigen aanbod van het CAW, veranderingsprocessen teweegbrengen. Elk CAW zal zijn eigen projecten kiezen en ondersteunen. Zo kan er met bestaande preventieprojecten van de Stad of van de Provincie samengewerkt worden bv. 31
Het eerste contact met de hulpverlening is van cruciaal belang voor een verder verloop. Dit is zeker het geval bij kinderen want zij hebben meestal nog geen ervaring gehad met hulpverlening.
assertiviteitstrainingen, workshops voor onzekere kinderen, het in beeld brengen van kinderen die getuige zijn van familiaal geweld. Dit brengt een veranderingsproces teweeg bij grotere groepen en structuren binnen onze maatschappij. Met ouders het gesprek aangaan over de ontwikkeling van hun kinderen werkt sowieso sensibiliserend. Bij een kwalitatieve preventie en beleidssignalering hoort ook een goed werkinstrument en registratiesysteem. Hier zou het huidig systeem meer aangepast moeten worden in functie van de kinderen waarbij intern, binnen elk CAW, maar ook extern sectoraal goede afspraken moeten gemaakt worden over hoe en wanneer we registreren. Indien we uit de registratie merken dat de toestroom en de complexiteit te groot wordt kan er best met andere partners gezocht worden hoe we dit op een efficiënte manier kunnen signaleren naar de beleidsinstanties. 5.3 Onthaal In het algemeen welzijnswerk omschrijven we onthaal als “een proces van vraagverheldering waarbij er inzicht wordt verworven in de problematiek en de mogelijkheden worden afgewogen voor het oplossen van een bepaald probleem. De vraagverheldering kan een finaliteit op zich zijn maar kan ook leiden tot directe hulp en/of een instap naar verdere begeleiding.” In het proces van vraagverheldering zal de hulpverlener samen met de hulpvrager de problemen inventariseren, systematisch in kaart brengen, ontrafelen, mogelijke oorzaken en oplossingsperspectieven verkennen
32
en zo nodig toetsen aan een mogelijk aanbod. Het eerste contact met de hulpverlening is van cruciaal belang voor een verder verloop. Dit is zeker het geval bij kinderen want zij hebben meestal nog geen ervaring gehad met hulpverlening. We zijn ook van mening dat door een goed onthaal uit te werken en aan te bieden aan deze kinderen en hun gezin gespecialiseerde hulp vaak niet noodzakelijk is, of “probleemgedrag” kan voorkomen worden. Voor een CAW is onthaal meer dan aanmelding of ontvangst. Onthaal voor kinderen en hun ouders is er enerzijds op gericht deze doelgroep meer in beeld te krijgen bij ouders en derden en anderzijds een hulpvraag te verduidelijken en te exploreren. Om deze doelgroep meer in beeld te brengen kan er vanaf het eerste contact met de ouder(s) of andere derden gevraagd worden naar de kinderen. Waar waren de kinderen? Hoe merk je aan de kinderen dat …? Vanaf het eerste telefonische contact met ouders kan er gepeild worden of en hoe kinderen betrokken zijn in het verhaal. Kinderen worden hier beschouwd als onrechtstreekse cliënten. Om kinderen rechtsreeks te betrekken bij de hulpverlening kunnen bij het maken van een afspraak voor een eerste gesprek de kinderen mee uitgenodigd worden. Op deze manier kunnen kinderen kennis maken met het CAW in de veilige aanwezigheid van hun ouders en broers of zussen. Kinderen die spelen of TV kijken of zich op een andere manier bezighouden binnen oorbereik volgen het gesprek en worden best als gesprekspartner betrokken. Bij gesprekken binnen
Kwaliteitsvol eerstelijnsaanbod voor kinderen
het onthaal kan een aparte kindvriendelijke ruimte en opvang voorzien worden. Sommige ouders hebben zelf een hulpvraag maar na verdere verduidelijking blijkt dat de hulpvraag van de ouders verschilt van de hulpvraag van het kind of dat er achter een hulpvraag van kinderen een complex verhaal schuilt. De rollen en posities van alle betrokkenen worden bevraagd. Eventueel wordt het kind de rechtstreekse cliënt. Het is goed de aanmeldingsvraag breed te verkennen binnen de gezinscontext en dit aan de hand van een ouder- en een kinderinstapgesprek. Dit kan enige tijd in beslag nemen, omdat het nodig is de gesprekken met kinderen op maat en in de taal van het kind te voeren en om rekening te houden met de draagkracht van het kind en zijn gezin. Eventueel kan, steeds in overleg met de ouders, bijkomende informatie ingewonnen worden bij relevante derden zoals de school, het CLB, … Om lagere schoolkinderen te bereiken raden we aan om bestaande onthaalconcepten zoals het winkelmodel van een volwassenenonthaal of outreachend werken verder uit te werken in functie van het hulpaanbod voor kinderen. Dit onthaal kan dan best ook bereikbaar zijn op dagen en uren waarop ouders en kinderen kunnen komen zoals woensdagnamiddag of na school- en- kantooruren. Naast formele gesprekken kan ook online hulpverlening belangrijk zijn in het onthaal voor kinderen en jongeren. Ook voor lagere schoolkinderen is de computer een vertrouwd instrument. De aangeboden informatie op websites,
05
e-mail, msn en sociale netwerksites (bv. Netlog) kan ook toegankelijk gemaakt worden voor kinderen. Hulpverlening via chat geeft de cliënt controle over de situatie. Met een druk op de knop zit je in een chatgesprek maar met eenzelfde druk op de knop trek je je ook uit het gesprek terug. Hulpverlening wordt minder dwingend en is vrijblijvender. Voor kinderen kan dit een drempelverlagende factor zijn. Vanaf 10 jaar kan chatten een belangrijk communicatiemiddel zijn. Online oproepers tonen minder schaamte. Ze hebben minder of geen last van weerstand en zijn eerlijker en directer in het beschrijven van hun problemen. Ook de afstand tussen oproeper en beantwoorder kan bijdragen tot een verhoogd gevoel van veiligheid. De Kindertelefoon in Nederland verneemt van de jonge oproepers dat de veiligheid vooral bestaat uit het feit dat de volwassene (hulpverlener) meer op afstand blijft dan bij de telefoon (tevredenheidsonderzoek). Er kan gekozen worden om de website van het lokale CAW specifiek naar deze doelgroep uit te breiden of aan te passen. Op de bestaande sites van bijv. het kinderrechtencommissariaat, de kinder- en jongerentelefoon, tweehuizen,…kan een link naar een CAW aanbod voor kinderen gemaakt worden. We sommen hier een aantal taken en doelstellingen op van een CAW hulpverlener tijdens de onthaalfase.
33
Taken van de hulpverlener
• Breng kinderen in beeld bij ouders en andere instanties. • Verken de hulpvraag van ouders en kinderen. • Informeer kinderen en ouders over hun rechten binnen de jeugdhulp, over de doelstelling, inhoud en werkwijze van de gesprekken binnen een CAW. • Informeer kinderen en geef uitleg over moeilijke woorden (juridische of medische woorden bv.). • Zorg dat je de toestemming en samenwerking van ouders bekomt. • Maak een veiligheidsplan en een hulpverleningsplan op. • Merk de signalen bij kinderen op en onderzoek ze. • Zoek steunfiguren/andere hulpbronnen voor het kind. Doelstellingen van het onthaal
• I nzicht krijgen in tekens van stress / welzijn van het kind. • Inzicht krijgen in de relationele gezinscontext. • Inzicht krijgen in welke instanties er betrokken zijn, wie wat doet en vanuit welke positie. • Zicht krijgen op de beschikbaarheid en capaciteiten van ouders. • Bespreekbaar maken van gebeurtenissen en de betekenis ervan voor kinderen. • Herkennen en erkennen van emotionele en lichamelijke pijn en gebeurtenissen. • Ouders positief aanspreken over hun ouderschap en verantwoordelijkheden. • Consultfunctie voor derden. 34
• G renzen aftasten. • Duidelijkheid krijgen of de integriteit van het kind bedreigd wordt. • Duidelijkheid krijgen over het gepaste hulpaanbod. De keuze voor begeleiding binnen het CAW dient met zorg en bewust gemaakt worden aan de hand van een instapgesprek. Zo’n instapgesprek is nodig om een doordachte beslissing te nemen, om na te denken over de meest gepaste hulp voor het kind en zijn gezin. Een beslissing kan best in team genomen worden aan de hand van een goed uitgewerkt instrument. Als de integriteit van het kind in het gedrang komt dient er geschakeld te worden naar een meer aanklampende aanpak of zelfs een gedwongen kader. 5.4 Begeleiding Begeleiding is een vraaggerichte systematische en methodische ondersteuning van de psychosociale competenties van mensen om het eigen leven in te richten, relaties aan te gaan, sociale netwerken te ontwikkelen en deel te nemen aan het maatschappelijke leven. CAW medewerkers kunnen een coördinerende rol opnemen in het hulpverleningsnetwerk rond het kind en het gezin. Kinderen als indirecte cliënten
Kinderen kunnen in een CAW, samen met hun ouders begeleid worden. Ouders kunnen begeleid worden in hun ouderrol of in hun individuele hulpvraag waarbij het effect op het kind deel uitmaakt van de begeleiding.
Kwaliteitsvol eerstelijnsaanbod voor kinderen
Het kan ook zijn dat via advies, informatie en coaching de ouder geholpen wordt zijn/haar kind te ondersteunen bij het verwerken van bepaalde zaken. Om het kind zelf te kunnen betrekken dienen ouders gemotiveerd te worden hiervoor toestemming te geven. Volgende factoren kunnen dit vergemakkelijken : • een laagdrempelig aanbod: zelfde locatie, geen extra verplaatsing, … • duidelijke doelstellingen • ouders aanspreken op hun goede bedoelingen, erkenning als goede ouder Kinderen als directe cliënt
Sommige kinderen hebben verdere ondersteuning nodig bv. in hun verwerking of in het herstellen van relaties en sociale netwerken. Na een instapgesprek kan een begeleidingsvoorstel volgen. Er zal een begeleidingsplan opgemaakt worden op basis van een wederzijds akkoord tussen de hulpverlener en het kind/de ouders. In een begeleiding pleiten we ervoor om enerzijds rekening te houden met de draagkracht en de draaglast van het kind en zijn gezin. Anderzijds is het aangewezen dat de begeleiding wordt opgenomen door dezelfde hulpverlener als die met het kind de onthaalfase doorlopen heeft. Een vertrouwensrelatie is in de begeleiding van kinderen absoluut noodzakelijk. Als daar argumenten voor zijn kan de begeleiding van het kind beter gebeuren door een andere hulpverlener dan diegene die met de ouders praat. Ook binnen een begeleiding aan kinderen zal er gewerkt worden met
het maatzorg-principe. Zo zal het kind het tempo van de begeleiding aangeven en wordt er in de taal van het kind gewerkt. Om individueel met een kind in gesprek te gaan dient vooraf de eigen hulpvraag van het kind geëxploreerd te worden. Noodzakelijkerwijs moet de hulpverlener het ontwikkelingsniveau van het kind inschatten. De aangeboden hulpverlening dient op het niveau van het kind uitgelegd te worden. Individuele begeleiding of in groep?
05
CAW-medewerkers kunnen een coördinerende rol opnemen in het hulpverleningsnetwerk rond het kind en het gezin.
• V oor kinderen zijn er duidelijke voordelen verbonden aan een groepsaanbod. Dit sluit aan bij hun ervaringen op school en kan zo minder bedreigend zijn. • De sfeer van gezamenlijk spel, creativiteit en beweging draagt positief bij tot het opbouwen van vertrouwensrelaties. • De uitwisseling binnen de groep helpt het kind zijn eigen gevoelens, gedachten en gedrag te exploreren en te uiten. • Het is helpend om te ervaren dat andere kinderen gelijkaardige ervaringen hebben. • De wederzijdse steun helpt bij het verwerken en brengt ook veranderingen tot stand.
35
We sommen hier een aantal taken en doelstellingen op van een CAW-hulpverlener tijdens een begeleidingsfase. Taken van de hulpverlener
• B ekom toestemming en samenwerking van kind en ouders. • Maak een hulpverleningsplan op en formuleer duidelijke doelstellingen. • Bespreek de visie op positie en rol van kinderen met ouders. • Informeer kinderen en geef uitleg over de werking en doelstelling van de begeleiding, leg moeilijke woorden uit (juridische - medische woorden). Doelstellingen van de begeleiding
• B espreekbaar maken van de gebeurtenissen / geweldsituaties. • Erkenning geven voor de emotionele en lichamelijke pijn die kinderen voelen. • Werken rond verschillende welzijnsthema’s zoals de veiligheid / geheim / gevoelens / zorggedrag van kinderen / weerbaarheid / afscheid nemen. • Sociale verbindingen en relaties versterken en herstellen. • Weerbaarheid / zelfbeeld versterken.
36
Kwaliteitsvol eerstelijnsaanbod voor kinderen
05
37
6. Organisatorisch kader
6.1 Toegankelijkheid Hulpverlening in een CAW vertrekt van een integrale kijk op mensen en hun problemen, er is oog voor het psychisch welzijn maar evenzeer voor de familiale en sociale context waarin kinderen leven. Hulpverlening aan kinderen vraagt een expliciete en consequente keuze van de organisatie. Het CAW dient te investeren in toegankelijkheid: bereikbaarheid, beschikbaarheid, betaalbaarheid, bruikbaarheid, begrijpbaarheid, betrouwbaarheid en bekendheid. Om kinderen toegeleid te krijgen naar een CAW is in eerste instantie bekendheid bij de beoogde doelgroep belangrijk. Hoe niet bereikte kinderen laten weten dat ze een beroep kunnen doen op een CAW? Bekendmaking bij de doelgroep vereist permanente inspanningen. Uit onderzoek van het Kinderrechtencommissariaat (juni 2007) blijkt dat het bestaande hulpaanbod onvoldoende gekend en toegankelijk is voor kinderen en jongeren. Het inzetten van online media, zoals eerder in de tekst aangehaald, is alvast een mogelijkheid. De belangrijkste verwijzers dienen ingelicht te worden over de mogelijkheden van het aanbod voor kinderen als rechtstreekse cliënten. We denken in de eerste plaats aan de scholen en de CLB’s. 6.2 Infrastructuur Het CAW dient te beschikken over een kindvriendelijke ruimte en kindvriendelijk materiaal zoals speelgoed, knutselmateriaal, kinderboeken over specifieke
38
thema’s zoals rouw, echtscheiding, pesten,… Communicatiekanalen moeten aangepast zijn aan de leefwereld van kinderen en vragen een flexibel mee evolueren met sociale netwerksites en andere middelen. Openingsuren moeten aangepast worden aan de schooluren. 6.3 Samenwerking CAW en Integrale Jeugdhulp
De missie van Integrale Jeugdhulp is het realiseren van vraaggerichte hulp door middel van intersectorale samenwerking en afstemming. Binnen de Integrale Jeugdhulp worden CAW’s partners in de rechtstreeks toegankelijke hulpverlening. Ook de CLB’s en de CGG’s zijn hierin betrokken. Ook de hieronder beschreven sectoren, de Bijzondere Jeugdbijstand en de Kinder- en Gezinszorg, zijn partners in de Integrale Jeugdhulp. Sectoren en partnerorganisaties dienen zich in de samenwerking ten aanzien van kwetsbare kinderen duidelijk te profileren naar doelstelling en doelgroep en hun visie te verduidelijken om optimale afstemming mogelijk te maken. Het decreet “Rechtspositie van de minderjarige in de Integrale Jeugdhulp” bepaalt hoe er in het algemeen welzijnswerk met minderjarigen kan gewerkt worden met respect voor hun basisrechten. CAW en Bijzondere Jeugdbijstand
Het “bijzondere” van de bijzondere jeugdbijstand ligt op het vlak van de ingrijpendheid van de hulpverlening. Als CAW willen we in de eerste
06 plaats de minder ingrijpende hulpverlening aan minderjarigen en gezinnen aanbieden, met de nadruk op directe en preventieve hulpverlening aan minderjarigen en een gezinsondersteunend hulpaanbod. CAW en Kinder- en Gezinszorg
De Vlaamse overheid ondersteunt via het agentschap “Kind en Gezin” enkele specifieke centra die in hun opdracht en werking zeer verwant zijn aan de opdrachten van het algemeen welzijnswerk: de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning (CKG), de vertrouwenscentra kindermishandeling, de private gezinsplaatsing en de centra voor integrale gezinszorg. Deze diensten zijn enerzijds complementair met het CAW-hulpaanbod, o.m. qua leeftijdscategorie (jonge kinderen). Anderzijds zijn er zowel inzake aard van de hulp (laagdrempelige ondersteunende hulp) als doelgroepen en problematieken (gezinsgeweld, opvoedingsproblemen, …) zodanige gelijkenissen met ons CAW-aanbod dat een nauwere samenwerking zich opdringt. CAW en onderwijs/CLB
De school speelt een belangrijke rol in het leven van kinderen. Leerkrachten en schoolbegeleiders zijn vaak de eersten om signalen op te vangen. In hun zorg voor het welzijn van kinderen kunnen zij met vragen en nood aan ondersteuning zitten. Samenwerking met een CAW kan betekenen dat een CAW
informatievragen beantwoordt, mogelijke betekenissen van signaalgedrag mee bekijkt en ter plaatse aan de slag gaat met vragen van leerkrachten, CLB-medewerkers en kinderen. Dit gebeurt uiteraard steeds met respect voor de privacy van de betrokkenen. 6.4 Randvoorwaaden voor CAW-medewerkers om kinderen een plek te geven in de hulpverlening VTO-beleid
Medewerkers die met kinderen werken krijgen best een bijkomende opleiding in kinden gezinsgerelateerde thema’s, om medewerkers extra handvatten aan te reiken zonder te komen tot gespecialiseerde kinderhulpverleners. Hierbij verwijzen we naar het eerder beschreven continuüm waar bij aanmelding van een volwassene er minimaal ook aandacht is voor de betrokken kinderen. Dus ook VTO in functie van het zichtbaar maken en betrekken van kinderen in de hulpverlening aan volwassenen is aangewezen. Vorming en een aanbod van specifieke methodieken rond creatieve, speelse technieken om met kinderen in het algemeen welzijnswerk aan de slag te gaan. Probleemsituaties waarin kinderen betrokken zijn kunnen leiden tot emotionele reacties. Een goede opleiding, permanente vorming en intervisie zijn noodzakelijk om een kwaliteitsvolle hulpverlening te kunnen bieden. Eventueel kan een CAW externe deskundigen 39
aantrekken om vorming op maat te organiseren, ook supervisie voor hulpverleners is aangewezen. Het CAW stelt de nodige vakliteratuur voor de medewerkers beschikbaar. Teamwerking
Om een open kijk te behouden op het werken met kinderen is dit noodzakelijk ingebed in een ruimer multidisciplinair team. Een solo functie is geen goede zaak. Dit is geen specialistenwerk maar vraagt voortdurend overleg en de mogelijkheid om hypothesen en benaderingswijzen te toetsen. Werken met kinderen is een gedeelde verantwoordelijkheid van een team/ centrum waarbij mogelijkheden tot reflectie voorzien worden, eventueel structurele intervisie rond het thema en de doelgroep. Basiscompetenties
• basiskennis over de ontwikkelingspsychologie van kinderen • basiskennis over gespreksvoering met kinderen • voldoende vaardigheden in gespreksvoering met kinderen • meervoudig partijdig kunnen werken met zicht op de loyaliteiten van het kind • betrouwbaarheid • ruime kennis van de sociale kaart, ook voor specifieke voorzieningen voor kinderen • voeling hebben met de leefwereld van kinderen en de snelle evoluties daarin
40
Gesprekstechnieken
Algemeen wordt aangeraden om spelen en praten te combineren, naar het kind te kijken op dezelfde ooghoogte en alternerend oogcontact te houden. Kinderen hebben net als volwassenen nood aan pauzes tijdens het vertellen van hun verhaal. Geef een kind na een gesprek tijd om op adem te komen. Het gesprek dient aangepast te worden aan het ontwikkelingsniveau van het kind. We bedoelen hier het taalgebruik maar ook de onderwerpen die bevraagd worden en waarover uitspraken gedaan worden. Het begripsvermogen en de emotionele draagkracht van het kind zijn bepalend. Luister naar wat het kind zegt, voor kinderen zijn vaak andere dingen belangrijk dan volwassenen denken. Vertel het kind dat het je moet zeggen wat het vindt of wil omdat je het anders niet weet. Kinderen gaan ervan uit dat volwassenen alwetend zijn. Er dient steeds aandacht te zijn voor de loyaliteit van het kind naar beide ouders. Patronen van parentificatie, waarin het kind door de ouders verantwoordelijk wordt gemaakt voor het welbevinden van de ouders en coalitievorming mogen niet door de hulpverlening bevestigd worden. Door concrete afspraken te maken over de bedoeling, het verloop en de duur van het “gesprek” kan het kind op zijn gemak gesteld worden. Ook tijdens het gesprek is het belangrijk om na te gaan of de situatie nog oké voelt voor het kind. Spreken over het gesprek (metacommunicatie).
Organisatorisch kader
06
Voornamelijk open vragen stellen en doorvragen. Vermijd suggestieve vragen en meervoudige vragen. Vragen herhalen of verduidelijken, antwoorden herhalen of samenvatten. Samenvattend vragen: kern weergeven, kort houden, eigen woorden van het kind gebruiken. Als volwassene kan je laten zien dat wat het kind zegt of aanbrengt effect heeft op jezelf, benoem je eigen gevoelens.
Aanbevelingen voor het werken met kinderen • Zorg voor een veilig laagdrempelig kindvriendelijk aanbod. • Creëer vaste structuren, routine en rituelen. • Afscheidsrituelen helpen kinderen om de werkelijkheid te aanvaarden. • Aanvaard hevige reacties van kinderen. • Nodig kinderen uit om te praten. • Geef eerlijke info aan kinderen. • Pas de wijze waarop je kinderen aanspreekt of informeert aan aan hun leeftijd en begrippenkader. • Erken kinderen in hun cliënt zijn. • Observeer kinderen zowel op niveau van taal, gedrag, fysiek als symbolen. • Spel is de taal van kinderen. • Kinderen leren door herhaling. • Laat kinderen gewoon kinderen zijn. • Heb oog voor de specifieke reacties en belevingsaspecten van kinderen. • Respecteer de rechten van het kind. • Respecteer de visie van kinderen op leven, dood en afscheid nemen. • Begeleid ouders ook naast de kinderen, durf ouders aanspreken op hun ouderschap/verantwoordelijkheid. 41
7. Besluit
A
ls we de missie van het algemeen welzijnswerk naast de maatschappelijke evoluties leggen, kunnen we niet over de hoofden van kinderen heen kijken. In alle deelwerkingen van een CAW komen ze aan bod. We kunnen hulpverlening aan kinderen van lagere schoolleeftijd in het algemeen welzijnswerk situeren op een continuüm dat gaat van aandacht voor de kinderen in gesprekken met hun ouders (zonder ze rechtstreeks te betrekken) tot kinderen als autonome hulpvragers. Daartussenin ligt een heel spectrum aan benaderingen en mogelijke interventies. We zijn ervan overtuigd dat er op dit vlak in de CAW’s veel beweegt. Aan de slag gaan met kinderen vereist een expliciete keuze van de organisatie en de medewerkers. Het functieprofiel van een hulpverlener die met kinderen werkt beschrijft specifieke competenties, waarvan inzicht in hun ontwikkelingsniveau en werken met de context de voornaamste zijn. De levensnoodzakelijke verbondenheid (loyaliteit) tussen kinderen en hun ouders is een gegeven om te respecteren in elke interventie ten aanzien van een kind en zijn systeem. In deze tekst maakten we concreet wat de plaats van kinderen kan zijn in de verschillende kerntaken van een CAW. Een correcte registratie van de kinderen die betrokken zijn bij de situaties die zich in een CAW aanbieden geeft een goed instrument om aan signalering te doen en om preventieve acties op te starten
42
met de partners uit de integrale jeugdhulp. We beschreven hoe kinderen kunnen opgevangen worden in onthaal. In eerste instantie pleiten we ervoor om bij elke volwassene te bevragen of en hoe er kinderen betrokken zijn. Daarnaast dient een onthaal van kinderen met zorg te gebeuren. Wat in deze fase misloopt hypothekeert het vertrouwen van kinderen in mogelijke verdere hulpverlening. Kinderen in begeleiding nemen actief deel aan het hulpverleningsproces. Ze nemen sowieso een eigen rol op in hun gezin. Door dit vanuit meerzijdige partijdigheid in beeld te brengen respecteer en mobiliseer je de krachten die in het systeem aanwezig zijn. In het kader van integrale jeugdhulp dringt intensieve samenwerking in de netwerken rechtstreeks toegankelijke hulp zich op.
07
43
8. Bibliografie
Gezinsbond – Studiedienst; 2010. Dossier “De Gezinsbond en het bestrijden van kinderarmoede”. Gezinsbond: Brussel Vranken, J. Campaert, G. Dierckx, D. en Van Haarlem, A. (red.), 2009. Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2009. Leuven: Acco Verhellen, E., 2000. Verdrag inzake de rechten van het kind. Antwerpen/Apeldoorn: Garant Serrien, L., 2006. Werken aan verbinding. Onze visie op de kerntaken en de profilering van het CAW (werkdocument). Berchem: Steunpunt Algemeen Welzijnwerk Genetello, H., 2009. Methodisch kader “Kinderen en partnergeweld. Wat nu?”, Berchem: Steunpunt Algemeen Welzijnswerk Delfos, M., Maar was dat wat je wilde weten?. www.ouders.nl Adriaenssens, P., 1991. Kindermishandeling – Perspectief in interacties. Leuven/Apeldoorn: Garant Stas, K, 2008. Sectorafspraken over omgaan met cliëntinformatie, Berchem: Steunpunt Algemeen Welzijnswerk Werkmap Integrale Jeugdhulp; versie 18 december 2010 Tellus, cliëntregistratie algemeen welzijnswerk, 2009
44
08
45
Steunpunt Algemeen Welzijnswerk vzw Diksmuidelaan 36a • 2600 Berchem tel. 03 366 15 40 • fax 03 385 57 05 email:
[email protected] • www.caw.be • www.steunpunt.be