Stoute kinderen voor zoete kinderen J. Norweb
bron J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen. H. Nijgh, Rotterdam z.j. [1860]
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/norw001stou01_01/colofon.htm
© 2004 dbnl
2
Geschiedenis van Jantje Pulkneus.
JANTJE telde zeven jaren, Hij was vlug en welgebouwd, Frisch van kleur en bruin van haren, Zoo als gij hem hier aanschouwt, Maar, als hem zijn neusje jeukte, Stak hij altijd naar zijn' zin Daar zijn kleinen vinger in. Dikwijls zei hem dan zijn moeder, Of de meid, of wie het zag: ‘JANTJE, houd toch op met pulken! Foei! je weet dat dit niet mag! Je neusje wordt zoo rood en dik, Dat ik gedurig er van schrik; Geloof me, eens valt tot je straf Je heele neus er nog eens af.’
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
Dat hoorde hij wel honderd keer; Maar JANTJE pulkte telkens weêr. En 't neusje zwol, Zoo dik en bol,
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
3 En werd zoo rood,..... Net als een kroot! Toch pulkte JANTJE meer en meer En heel zijn neus werd ééne zweer
Maar ééns, verbeeld u nu zijn schrik, Eens, op een droevig oogenblik Dat hij alweêr te pulken stond,... Viel ... ‘bons!’ zijn neusjen op den grond! Toen hielp geen kermen en geen huilen; Daar stond hij zonder neus te pruilen; En 'k zeg het u met grooten spijt: JAN is en blijft zijn neusje kwijt! -
Geen zakdoek kan hij ooit gebruiken,
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
Geen enkle bloem kan hij meer ruiken! En, ieder die den jongen ziet, Zegt: ‘Waarom liet ge 't pulken niet?’
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
6
Piet de huilebalk.
Ziet nu dien stouten PIET eens aan! Die grompot is pas opgestaan, Of hij staat reeds te huilen, Te kniezen en te pruilen! Zoo gaat het voort den heelen dag! Nooit trekt zijn mond zich tot een' lach. Zijn oogen zien als vuur zoo rood! Foei! huilebalk! nooit wordt je groot. Waar hij ook staat, Of waar hij gaat, 't Is of die PIET Den vloer begiet; Een kniesoor is hij, anders niet Die stoute kruidje-roer-me-niet! Maar ziet, eens komt zijn vader t'huis, Hij draagt een pakje onder 't buis, En zegt: ‘kom PIET, kom jij eens hier; Je hebt in 't huilen zoo'n pleizier, Ik heb u dus eens goed bedacht, En een prezentje meê gebragt. Zie hier een breedgeranden hoed, Zoo zwart als roet,
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
7
Net als de huilebalken dragen; En hier een mantel ruim en wijd, Om elken keer wanneer gîj schreit Of knorrig zijt te dragen.’ -
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
10 PIET wil terstond aan 't huilen gaan; Maar vader trekt hem 't pakjen aan; En zet den kleinen serviteur, Zóó aangekleed voor d' open deur! Door al de jongens uit de buurt Wordt 't huilebalkje aangegluurd!
Zij schreeuwen tot zijn groot verdriet: ‘O! huilebalk! O! zwarte PIET!’ PIET kreeg berouw en werd confuus; Hij vroeg zijn' vader gaauw excuus. En sedert is hij braaf en zoet Uit vrees voor mantel, bef en hoed!
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
11
Mietje en het mes.
O! MIETJE, MIETJE! pas toch op, Wat doet ge met een mes?... Speel liever met uw mooije pop, Of brei, of leer uw les!.... Kom, wacht nog maar een oogenblik, Dan komt uw moeder weêr, En snijdt voor u dien peperkoek; Toe, leg dat mes gaauw neêr. Maar neen, zij gaat met snijden voort, Daar helpt geen bidden voor... Het mes schiet uit, Door niets gestuit! En snijdt haar midden door! Daar rolt het lijfjen op den grond, De beenen blijven staan! Nu is 't te laat, Geen schreeuwen baat, Met MIETJE is 't gedaan! -
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
Dus kindertjes onthoudt de les: ‘Blijft met je handjes van het mes.’
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
14
Hein de luistervink.
‘Zoo even is een heer gekomen, En vroeg aan MIETJE naar “Mevrouw”, Zij zeî: “Kom als 't u blieft maar binnen”... ....Wat of dat toch wel wezen zou?... Ik sta al een kwartier te luistren, Wat hij toch aan Mama vertelt; Maar 't gaat zoo zacht, als of zij fluistren.
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
15 'k Geloof dat Ma hem iets bestelt! Och, stond de deur maar op een reetje,... Ik stilde mijn nieuwsgierigheid, Al was het dan maar nog zoo'n beetje; Maar ze is gesloten tot mijn spijt.’ Zóó sprak die stoute luistervink Geleund aan 't sleutelgat,.... Maar eensklaps kruipt hem iets in 't oor! Hij gilt: ‘O wee! wat 's dat?’... Hij schreeuwt het uit van angst en schrik, En op het eigen oogenblik, Rukt Ma de deur weêr open... ‘Wat is het HEIN? Zeg, heb je pijn Of, stondt ge weêr te luistren?’..
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
18
Hij gilt: ‘Och ja! maar lieve Ma, Een beest is in mijn oor gekropen!... Het rommelt en het bommelt Zoo vreeslijk in mijn oor, Het ruizelt en het suizelt En kietelt altijd door! Het kriebelt en het krabbelt... O! 't is zoo'n naar geluid! Het knibbelt en het knabbelt!... Och! haal het er toch uit!’
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
19
‘Ik kan je heusch niet helpen, Al hebt ge nog zoo'n pijn; Maar,... MIETJE, loop gaauw henen En haal den chirurgijn!’ Gaauw komt hij aangereden En, met een groote spuit, Gevuld met melk en water, Spoelt hij een spin er uit!...
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
22
‘Ik zal u niet meer straffen’ Sprak Maatje toen; ‘Ge hebt genoeg geleden, Maar,... zult ge 't nooit weêr doen?’... ‘Och neen!’ zoo snikte HEINTJE, ‘Vergeef mij dezen keer, 'k Beloof u, heel mijn leven Ben 'k nooit nieuwsgierig meer.’ -
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
23
[Gerrit de leugenaar].
‘GERRIT, als ge zóó blijft jokken Krijgt ge stellig nog de pokken! En dat 's uw verdiende loon:’ Sprak vrouw DIKLIJF tot haar zoon. ‘Kom, kom’ denkt GERRIT ‘'t heeft geen nood Mijn koontjes zijn nog glad en rood; Dat meent mijn moeder vast verkeerd En ook... ik ben gevaccineerd!’
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
26
‘En vader zelf, is zwaar gepokt!... Dus die heeft zeker óók gejokt?... Neen, gekheid, moeder maakt me bang, Ik houd van jokken, 'k ga mijn gang.’
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
27
‘Hij gaat naar school, daar jokt hij weêr,... En,... op zijn voorhoofd komt een zweer. De meester schrikt en ziet hem aan: Zeg, GERRIT, hebt ge ook kwaad gedaan?’ ‘Neen meester,’ zegt hij, en alweêr Komt op zijn neus een groote zweer, ‘Ik zie het al ge krijgt de pokken, Want stellig waart ge weêr aan 't jokken.’ ‘Neen waarlijk niet,’ zegt GERRIT weêr... ‘Ai! Ai! wat doet mijn neus mij zeer’... Zijn koontjes, anders mooi en glad Zijn nu met zweertjes als bespat! ‘Toe!’ zegt de meester, ‘neem je pet, Loop gaauw naar huis en ga naar bed.’
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
30
Hij komt te huis en huilt van pijn; Maar moeder zegt: ‘zóó moet het zijn. Nu ziet ge eens duidelijk en klaar De straffe voor een leugenaar!’
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
32
Koppige Klaas. ‘Kom, KLAAS, dat is nu alle dagen Dat ge uwe peentjes liggen laat; Ik zal het u nu niet meer vragen, En maak me ook niet meer kwaad; Maar,... komt de kleêrejood voorbij, Dan gaat de voordeur open.... Ik roep hem in, geloof me vrij, En zal hem u verkoopen.’ ‘Ik wil niet!’ zegt de stoute KLAAS.
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
33
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
36
Juist komt de jood weêr aan! De vader roept: ‘kom binnen baas, Die knaap moet hier van daan!’... ‘Best’ zegt de jood en pakt hem beet,
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
37
Pa houdt den zak vast open, KLAAS zit er in, eer hij het weet, En 't mousje gaat aan 't loopen. En of hij schreeuwt en of hij pruilt, De jood stapt haastig voort, En of hij woelt en of hij huilt, Hij doet of hij 't niet hoort. Maar eindlijk is het joodje moê; ('t Was ook zoo'n zware knaap.)
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
40
Hij zet den zak dus naast zich neêr, En valt welhaast in slaap. En KLAASJE zat op zijn gemak, En tuurde door een gaatje, En zuchtte: ‘kon 'k maar uit den zak 'k Liep gaauw terug naar Paatje.’ Hij pulkt en plukt, Hij wringt en drukt Door 't gat zijn vingers heen, En nog een ruk En nog een pluk, En 't linnen scheurt van één!... Hij trekt en rekt En sleurt en scheurt Het gat nu verder open, Hij sluipt er uit, die kleine guit,
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
41
En zet het op een loopen!...
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
44
Hij vindt zijn vader nog te huis, (De man zat taart te eten) En smeekt: ‘och Pa-lief, wil nog ééns Vergeven en vergeten!’ ‘Welnu’, zegt Pa, ‘ik wil 't vergeven Voor dezen keer; Maar 'k bid u, doe het van uw leven Ook nimmer meer!’ KLAAS at zijn peentjes gaauw en goed, En werd als suiker wel zoo zoet!
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
45
Baldadig Jansje.
‘Kom, ga toch zitten, tante NET’, Sprak JANS, ‘uw stoel is klaar gezet’, En trok, 't is zonde dat ik 't zeg, Den stoel van tante haastig weg! Zoo dat die goede en oude ziel Geweldig op haar stuitje viel!... Maar vader, die juist binnen trad, En zag, wie 't kwaad bedreven had, Hielp spoedig tante NETJE op, En werd zoo rood ... als bessensop! Daar stapt hij haastig op haar toe... O wee! hij krijgt een groote roê!
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen
48
Hij pakt haar beet, Zij wordt ontkleed, En wat zij kreeg, ik zeg het niet, Daar gij het op dit prentje ziet! ‘Dat komt van die baldadigheid Jou kleine, stoute, wilde meid. Vraag nu excuus aan tante NET, En zonder eten, marsch! naar bed!’
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen