HOOFDSTUK 4
4.1.
DE ZORG VOOR KINDEREN
De Zorgstructuur van de school
De coördinatie van de leerlingenzorg en het leerlingvolgsysteem is in handen van de intern begeleiders en zij geven vorm en inhoud aan de interne zorgstructuur. Gelukkig gaat het met heel veel kinderen goed; zij gedijen goed in het pedagogische klimaat van de school en zij leren in voldoende mate bij. Toch sluit bij sommige kinderen het gewone onderwijsleerproces, om uiteenlopende redenen, niet aan bij hun behoeften. In overleg met de ouders proberen wij de oorzaak hiervan te achterhalen en waar mogelijk het probleem aan te pakken. Niet altijd kunnen wij zelf een probleem oplossen en zullen wij advies of onderzoek van externe deskundigen nodig hebben om een goede begeleiding te kunnen bieden.
4.1.1.
De Interne Zorgstructuur
Extra begeleiding en systematische aanpak De school krijgt per leerling formatie toegewezen. Een deel van die formatie wordt besteed aan de zorg voor kinderen. Niet altijd verloopt het leren zonder problemen. Extra zorg is dan nodig. Een school heeft vervolgens keuzemogelijkheden om vorm en inhoud te geven aan de zorg voor de kinderen. Wij doen dit door de aard van de problemen goed te onderzoeken en deze te bespreken met de ouders. Vervolgens stelt de intern begeleider samen met de leerkracht een handelingsplan op. In dit handelingsplan wordt aangegeven welke hulp wordt geboden, welk doel er wordt nagestreefd, welke materialen er nodig zijn, hoe vaak er hulp wordt gegeven en het moment van evaluatie. Dit handelingsplan wordt doorgaans uitgevoerd binnen de eigen groep en door de eigen leerkracht van het kind. Door werkvormen te hanteren, die de leerkracht ruimte geven om kinderen extra te begeleiden, realiseren wij de extra hulp die kinderen nodig hebben. De hierboven beschreven ondersteuning maakt deel uit van de zgn. basisondersteuning van de school. Alle scholen binnen het samenwerkingsverband waartoe De Waterwilg behoort, dienen een overeengekomen niveau van basisondersteuning te (gaan) realiseren. Voor ouders wordt de komende jaren hiermee helder wat zij kunnen verwachten van scholen. De basisondersteuning van de school staat beschreven in ons schoolondersteunings profiel. Het schoolondersteunings profiel kunt u vinden op de site en in het PO Venster van de school. Op PO Venster.nl wordt op een eenduidige manier informatie gegeven over alle basisscholen van Nederland).
Wet Passend Onderwijs Op 1 augustus 2014 is de nieuwe wetgeving met betrekking tot passend onderwijs van kracht geworden. Elk kind heeft recht op goed onderwijs. Ook kinderen die extra ondersteuning nodig hebben. Het kabinet wil dat zoveel mogelijk kinderen naar een gewone school in de buurt kunnen gaan. Wat er veranderd is dat scholen (schoolbesturen) zorgplicht hebben. Dat betekent dat de school een kind een passende onderwijsplek moet bieden, of op de school waar het kind is aangemeld, mogelijk met extra ondersteuning, of op een andere school in het regulier of speciaal (basis)onderwijs. De extra ondersteuning wordt door de scholen binnen het samenwerkingsverband zelf georganiseerd. Waar dit niet mogelijk is, heeft het samenwerkingsverband afspraken met andere scholen en/of samenwerkingsverbanden (zie meer uitgebreid paragraaf 4.2.1.4.
Extra formatie voor de Zorgstructuur Formatie is het aantal leerkrachten dat aangesteld kan worden t.o.v. het aantal leerlingen in een schooljaar. Iedere school heeft, naast de formatie die gebruikt wordt voor de bezetting van de jaargroepen, formatie over. Met deze formatie kan de school extra accenten leggen ten behoeve van het onderwijs zoals wij dat willen vormgeven.
Het schoolondersteuningsteam Op school werken wij met een schoolondersteuningsteam. Het team vergadert regelmatig en heeft als doel het optimaliseren van de zorg aan onze leerlingen. In het schoolondersteuningsteam hebben zitting vanuit de school: de directeur, de intern begeleiders en de leerkracht(en) van de leerling. Op verzoek nemen de maatschappelijk werker en de orthopedagoge, verbonden aan de school, ook deel aan de vergaderingen van het ondersteuningsteam. Wanneer het team vergadert over een leerling worden de ouders uitgenodigd om daarbij aanwezig te zijn. Om leerlingen optimale ontwikkelingskansen te bieden, is samenwerking tussen school en ouders van groot belang. Een positief en regelmatig contact tussen school en ouders bevordert de ontwikkeling en het leren van kinderen en is extra belangrijk wanneer er zorgen zijn en extra hulp nodig is rond een leerling. De kennis en ervaring van de ouders en de school vullen elkaar aan en dat komt de pedagogische aanpak en de zorg voor een kind ten goede. Tijdens de vergadering van het ondersteuningsteam zal de hulpvraag vanuit de diverse disciplines besproken worden en zal een advies voor een hulptraject gegeven worden. Op deze wijze hopen wij zo transparant mogelijk samen met de ouders het kind die zorg te bieden waar zowel de school als de ouder zich in kunnen vinden. In een dergelijke vergadering kunnen gevoelige zaken besproken worden en daarom vragen wij ouders samen aanwezig te zijn.
Dossiervorming Het papieren dossier: Van elke leerling hebben wij een papieren dossier. Dit dossier omvat het aanmeldingsformulier, de persoonsgegevens van de leerling, het intredeformulier en de KIJK! Lijsten ingevuld door leerkracht en ouders, onderzoeksverslagen, externe en interne verslagen en informatie, die relevant is voor een goede begeleiding van de leerlingen. De papieren dossiers bevinden zich in een afgesloten kast op school en deze kunt u alleen van uw eigen zoon en/of dochter inzien. Scholen zijn verplicht het dossier 5 jaar te bewaren nadat een leerling de school verlaten heeft. Digitaal systeem: Op De Waterwilg maken wij gebruik van het digitaal administratiesysteem Esis B. In dit systeem kunnen wij de leerlingenzorg digitaliseren. Het is een leerlingendossier waarin alle notities, handelingsplannen, gespreksverslagen en documenten per leerling kunnen worden opgeslagen. Ouders kunnen kennis nemen van het dossier van hun kind.
Zorg voor de jonge leerling Om kleuters in hun ontwikkeling te volgen, maken wij sinds vorig jaar gebruik van het KIJK!-observatiemodel. Het is een systeem waarmee de leerkracht, op basis van haar professionele observatie, per ontwikkelingsaspect kan aangeven in welke ontwikkelingsfase het individuele kind zich bevindt. In samenhang met de basiskenmerken van het kind, de betrokkenheid en eventuele risicofactoren ontstaat dan een compleet beeld van de ontwikkeling. Aan de hand hiervan maakt de leerkracht keuzes op pedagogisch, didactisch en organisatorisch gebied. Overigens heeft dit tot gevolg dat wij met de kleutergroepen afwijken van de gesprekscyclus in de groepen 3-7. Met het leerling- en onderwijsvolgsysteem (LOVS) van Cito kunnen wij de leerontwikkeling van de kinderen door de verschillende leerjaren heen goed volgen. Vanaf midden groep 2 worden de kleuters getoetst met behulp van de Cito-toetsen ‘Rekenen voor Kleuters’ en ‘Taal voor Kleuters’ om na te gaan of een bepaald niveau is bereikt.
Om achterstanden in de ontwikkeling van beginnende geletterdheid vroegtijdig te kunnen signaleren, maken wij gebruik van het protocol leesproblemen en dyslexie voor groep 1 en 2. Soms merken wij dat een oudste kleuter toch nog moeite kan hebben met sommige voorwaarden die nodig zijn om naar groep 3 te gaan; Voor deze leerlingen bieden wij aan het einde van het jaar een RT ondersteuning aan, om de kinderen net even een zetje te geven. Via een schrijven wordt de ouder daarover geïnformeerd en bij vragen kunt u altijd contact met ons opnemen. De geregistreerde observatiegegevens en toets resultaten vullen elkaar aan en geven samen een goed beeld van de leerling. Zo wordt in kaart gebracht hoe ver de kleuter in zijn ontwikkeling is en waar hij bijgestuurd en/of extra gestimuleerd moet worden.
Schoolmaatschappelijk werk Opvoeden en opgroeien gaat niet vanzelf. Soms lopen ouders en kinderen tegen problemen aan waar zij soms niet direct een oplossing voor hebben. De schoolmaatschappelijk werker kan hierbij helpen. De heer Cor van der Plas, schoolmaatschappelijk werker, verzorgt een inloopspreekuur op De Waterwilg. 3 keer per week op de maandag-, woensdag en vrijdagochtend vanaf 08.30 uur is hij aanwezig op school, in spreekkamer 1 van het hoofdgebouw. Dit is een uitbreiding van het schoolmaatschappelijk werk ten opzichte van vorig schooljaar. De schoolmaatschappelijk werker voorziet daarbij in een behoefte, die nodig is om extra begeleiding te bieden aan ouders en kinderen. U kunt bij hem terecht met vragen over bijvoorbeeld de opvoeding, gezinssituatie en leefomgeving. Als tijdens de gesprekken blijkt dat andere hulpverlening nodig is, kan hij u verwijzen. U hoeft voor het spreekuur vooraf geen afspraak te maken. Ook kunt u een afspraak met Cor bij u thuis maken Cor heeft voordat hij bij De Waterwilg kwam werken, ruim 8 jaar gewerkt bij de Raad voor de Kinderbescherming als raadsonderzoeker. Daarvoor ruim 8 jaar als leerplichtambtenaar in de gemeente Zoetermeer en daarvoor ruim 12 jaar als bijstandsmaatschappelijk werker, ook in Zoetermeer. Cor werkt op verschillende scholen. Hij is te bereiken op tel. nr.: 06-2240 1128 en via:
[email protected].
Logopedie De leerlingen worden gescreend in de kleuterperiode en indien nodig behandeld.
Fysiotherapie Leerlingen van de school, die een verwijzing voor fysiotherapie hebben gehad, kunnen fysiotherapie krijgen op school. Met de Kinderfysiotherapiepraktijk van Mw. S.M. Hofstede-Buitenhuis uit Voorburg heeft de school een samenwerking om kinderen tijdens de schooluren fysiotherapie aan te kunnen bieden. Marianne Weil is verbonden aan deze praktijk en geeft de fysiotherapie op school. Ouders zijn vrij in de keuze ten aanzien van fysiotherapie en zij kunnen, indien gewenst, een andere behandelaar voor hun kind zoeken buiten de school.
Zorg naar de Gemeenten; de Kernteams Vanaf 1 januari 2015 heeft de gemeente Pijnacker-Nootdorp nieuwe verantwoordelijkheden en taken in de toegang tot hulp en ondersteuning. De drie nieuwe kernteams spelen hierbij een belangrijke rol. Pijnacker, Nootdorp en Delfgauw hebben ieder een kernteam. Elk kernteam bestaat uit ervaren professionals met uiteenlopende ervaring en expertise. Heeft u een hulpvraag? Voor uw vragen over zorg, sociale zekerheid en jeugdhulp kunt u bij het kernteam terecht. Samen met de ouder wordt bekeken welk kernteamlid uw vraag het beste kan beantwoorden. Als ondersteuning nodig is, kan het teamlid ouders verwijzen naar andere vormen van (vrijwillige en professionele) hulp. De teams worden aangestuurd door een teamleider van de gemeente, mevrouw Maaike van der Scheer. Informatie over de kernteams kunt u vinden op:www.pijnacker-nootdorp.nl.
Informatie naar externe instanties De school heeft de taak de privacy van de leerlingen zorgvuldig te bewaken. Wij kunnen alleen informatie geven en versturen wanneer ouders daar toestemming voor geven. Het onderwijskundig rapport bij de overgang naar een andere school of naar het Voortgezet Onderwijs is het enige document dat onder verantwoordelijkheid van de school valt als document voor informatieoverdracht.
Het onderwijskundig rapport Wanneer een leerling tussentijds de school verlaat wordt er een Onderwijskundig Rapport gemaakt. In het Onderwijskundig Rapport geven wij een overzicht van de ontwikkelingen en prestaties van een kind in de jaren dat het bij ons op school heeft gezeten. Het rapport wordt gemaakt door de leerkracht. Het rapport wordt doorgezonden naar de nieuwe school. U ontvangt zelf een kopie van dit rapport. Indien u niet akkoord gaat met de inhoud, raden wij u aan te tekenen voor gezien en schriftelijk uw bevindingen weer te geven. Wij geven dit dan door aan de nieuwe school van uw kind.
4.2.
De Externe Zorgstructuur
Niet altijd is de school in staat om zelf voldoende onderzoeksmiddelen in te zetten en een goede diagnose ten aanzien van de problemen te formuleren. In overleg met de ouders kunnen wij tot de conclusie komen dat wij advies van externe deskundigen noodzakelijk achten. Dan gaat de school een beroep doen op de eigen externe zorgstructuur van de school, zoals bijvoorbeeld Onderwijs Advies maar het kan ook zijn dat wij ouders verwijzen naar de externe zorgstructuur buiten de school zoals bijvoorbeeld het Centrum voor Autisme of een GGZ-instelling.
4.2.1
De aan de school gelieerde externe zorgstructuur
4.2.1.1. Onderwijs Advies West Zuid–Holland, (OA) De scholen in Pijnacker-Nootdorp maken gebruik van de diensten van Onderwijs Advies (OA). Deze diensten worden door de school ingekocht. De dienstverlening kent 2 aspecten: hulp bij systeemgerichte begeleiding en/of met leerlinggerichte begeleiding. De systeemgerichte begeleiding omvat adviezen en hulp bij het kiezen van onderwijsinhoudelijke zaken. De leerling gerichte hulp omvat het diagnosticeren en het geven van handelingsadviezen ten aanzien van leer- en/of gedragsproblemen bij kinderen. Deze hulp kan er toe leiden dat de school een meer op maat gemaakte begeleiding aan de leerling kan geven. De school vraagt een onderzoek bij de OA aan met toestemming van de ouders De school werkt met een vaste begeleider vanuit de OA. Dit is drs. Anja van Iperenburg.
4.2.1.2. Onderzoeken op initiatief van de ouders Wij constateren echter, dat ouders ook zelf initiatieven nemen om hun kind te laten onderzoeken. Uit zo’n onderzoek kan een advies komen waarvan ouders graag willen dat de school hieraan mee werkt. De school kan/zal alleen ingaan op deze individuele onderzoeken en adviezen als de school het
schriftelijk onderzoeksverslag ontvangt en het advies past binnen de onderwijsstructuur en binnen de visie van ons onderwijs. In de onderzoeken, die in samenwerking tussen school en ouders worden ondernomen wordt altijd rekening gehouden met de mogelijkheden binnen de dagelijkse organisatie van De Waterwilg.
4.2.1.3. Onderzoek door Orthopedagoge verbonden aan De Waterwilg Sinds schooljaar 2013-2014 is Babette Havenaar als orthopedagoge aan De Waterwilg verbonden. De taak van de orthopedagoog is een behandeling vast te stellen die aansluit bij de ontwikkelingsproblematiek van het kind. Orthopedagogiek is een specialisatie in het wetenschappelijk onderwijs. Babette Havenaar heeft een bachelor in pedagogiek afgerond en heeft een master in orthopedagogiek. Met deze certificering heeft een zij de bevoegdheid om gericht onderzoeken te doen en problematieke of ontwikkelingsafwijkingen vast te stellen. De orthopedagoog verricht, altijd met toestemming van de ouders psychologisch onderzoek bij het kind om te achterhalen welke leer- en gedragsproblemen zich voordoen en wat hier van de oorzaak is. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek wordt een individueel behandel- en begeleidingsplan opgesteld. Zodoende probeert de orthopedagoog ervoor te zorgen dat kinderen die hulp krijgen die het beste aansluit bij de behoefte van het kind. Bij de daaropvolgende behandeling kan de orthopedagoog ook de begeleiders, docenten en ouders betrekken, door hen gerichte adviezen te geven met betrekking tot de begeleiding en therapeutische handelingen die zij zelf kunnen verrichten.
4.2.1.4. Samenwerkingsverband 2802 PPO Delflanden Met ingang van 1 augustus 2014 maakt De Waterwilg deel uit van een nieuw Samenwerkingsverband (SWV). Dit is het SWV-2802, ‘Samenwerkingsverband passend primair onderwijs Delflanden’. In dit samenwerkingsverband werken de 80 scholen uit het primair onderwijs uit de gemeenten Delft, Midden Delfland (Den Hoorn, Schipluiden), Lansingerland, en Pijnacker-Nootdorp samen. Naast de reguliere basisscholen bestaat het samenwerkingsverband ook uit drie scholen voor speciaal basisonderwijs en vier scholen voor speciaal onderwijs. De missie van het samenwerkingsverband is om voor ieder kind een passende onderwijsplek aan te bieden. In de praktijk zal dit voor de meeste kinderen het reguliere onderwijs zijn maar waar nodig kan dit ook een speciale lesplaats zijn. De wijze waarop de scholen in het samenwerkingsverband werken, is beschreven in de volgende uitgangspunten: - Het denken in mogelijkheden voor een kind. Niet alleen de vraag wat is er aan de hand met een kind (beperkingen), maar meer wat heeft het kind nodig om te komen tot een optimale ontwikkeling. - Goede, constructieve samenwerking met ouders, scholen en samenwerkingsverband. Om voor een kind tot de juiste invulling te kunnen komen, hebben wij elkaar nodig. - Handelingsgericht werken, dit is een systematische manier van werken, waarbij het aanbod afgestemd is op de onderwijsbehoeften en de basisbehoeften van de leerlingen. Aan de hand van de kind kenmerken wordt gekeken welke onderwijsbehoeften het betreffende kind heeft. Het onderwijs wordt daarop aangepast. De scholen hebben met elkaar afspraken gemaakt over wat iedere basisschool moet kunnen bieden, de zogenaamde basisondersteuning. In het ondersteuningsprofiel van de school zijn deze afspraken terug te vinden. U kunt deze vinden op de site van de school onder het kopje Passend Onderwijs. Bij een aantal kinderen zal blijken dat basisondersteuning niet toereikend is. Voor hen wordt een arrangement geformuleerd. Voor die kinderen voor wie de hulp die geboden kan worden vanuit het arrangement niet toereikend is, kan een ‘speciale lesplaats’ van toepassing zijn. In die situaties gaan wij samen met ouders en scholen in gesprek om te komen tot de juiste onderwijsplek. Om voor een arrangement of een speciale lesplaats in aanmerking te komen zijn er zogenaamde routes beschreven, die gevolgd kunnen worden vanuit het samenwerkingsverband. Een route is de weg, die beschrijft wat een school moet doen om een leerling in een arrangement of speciale lesplaats geplaatst te krijgen. Centrale plaats neemt het schoolondersteuningsteam in waarin de directeur en de intern begeleiders zitten. De verschillende niveaus van zorg zoals die op De Waterwilg en binnen het Samenwerkingsverband 2802 worden aangeboden, zijn: Niveau 0: Reguliere basisondersteuning die in de groep verzorgd kan worden. Niveau 1: Er is preventieve ondersteuning in de groep eventueel met ondersteuning van de helpdesk van het samenwerkingsverband. Niveau 2: De LOA (Lokale Onderwijsadviseur) van het samenwerkingsverband is betrokken bij de begeleiding van het kind. Er wordt gestart met een zogenaamd ‘groeidocument’ waarin de zorg concreet wordt geformuleerd. De vier vragen die hierin leidend zijn: 1. Wat heeft het kind nodig? 2. Wat heeft de leerkracht nodig? 3. Wat heeft de school nodig? 4. Wat hebben de ouders nodig? Er is sprake van een zorgarrangement, de afspraken zijn gedocumenteerd. Niveau 3: De leerling wordt aangemeld bij de toelaatbaarheidscommissie van het samenwerkingsverband om te beoordelen of de leerling in aanmerking komt voor plaatsing in speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs. Niveau 4: De leerling wordt aangemeld en wordt geplaatst op een speciale lesplaats binnen het samenwerkingsverband. Het kan hierbij gaan om een school voor speciaal basisonderwijs of om een school speciaal onderwijs binnen het samenwerkingsverband.
4.2.1.5. Schoolondersteunings profiel Doel van deze samenwerking is om kinderen in de leeftijd van 4 - 12 jaar een passende onderwijsplek aan te bieden. In een Samenwerkingsverband maken scholen met elkaar afspraken over de basisondersteuning, een bepaald onderwijsniveau die elke basisschool minimaal aanbiedt. Indien kinderen meer dan deze basisondersteuning nodig hebben, dan zijn er aanvullende arrangementen of er zijn speciale lesplaatsen voor deze kinderen. De wetgeving met betrekking tot Passend Onderwijs geeft aan dat iedere school over een eigen ondersteuningsprofiel moet beschikken, zodat ouders een goed zicht krijgen op het profiel van de school en of er een dekkend netwerk aan voorzieningen aanwezig is binnen het samenwerkingsverband. Alle scholen hebben binnen het samenwerkingsverband een schoolondersteuningsprofiel gemaakt op basis van eenzelfde instrument. Het is de eerste keer dat scholen hiermee werken en het is ook de eerste keer dat scholen op die manier met elkaar vergeleken kunnen worden. De komende jaren zullen deze schoolondersteuningsprofielen verder ontwikkeld gaan worden, zodat zij een duidelijker functie kunnen gaan krijgen met betrekking tot het informeren van ouders en andere betrokkenen. Op dit moment ziet het Samenwerkingsverband de schoolondersteuningsprofielen als een groeidocument. Door ervaring hiermee op te doen, wordt het model verder uitgewerkt. De Waterwilg heeft haar Ondersteuningsprofiel geplaatst op de website en in PO Vensters gepubliceerd op het internet.
4.2.1.6. De lokale ondersteuningsadviseur (LOA) Het samenwerkingsverband faciliteert de scholen met een lokale ondersteuningsadviseur (LOA), voor De Waterwilg is dit Mirjam Heemskerk. Zij ondersteunt de school in het realiseren van de basisondersteuning, stimuleert de verbinding tussen scholen (onderling) en het samenwerkingsverband en faciliteert de school bij het schakelen naar intensievere vormen van ondersteuning.
4.2.1.7. Extra Ondersteuning en speciale lesplaatsen Op het moment dat de basisondersteuning niet voldoende ondersteuning biedt voor een leerling, bespreekt de school dit met de ouders. In overleg met de LOA wordt vastgesteld of er meer nodig is dan de basisondersteuning kan bieden. Als ouders, school en LOA gezamenlijk constateren dat er meer nodig is dan wordt er een start gemaakt met het opstellen van een arrangement. In een arrangement worden de ondersteuningsbehoeften van het kind, de ouders, de leerkracht en de school in beeld gebracht. De onderwijsarrangementen worden toegekend door de LOA. Allerlei typen arrangementen kunnen voorkomen, bijvoorbeeld het beschikbaar stellen van expertise (bijvoorbeeld ambulante begeleiding), het beschikbaar stellen van extra handen, het beschikbaar stellen van materialen en hulpmiddelen of een arrangement beschikbaar in geld, zodat het schoolbestuur deze inzet zelf kan organiseren. Bij een route naar een speciale lesplaats wordt ook een vertegenwoordiger van de school voor speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs uitgenodigd bij de bespreking van de zorgvraag in het schoolondersteuningsteam Het onderwijsarrangement wordt geformuleerd in een ontwikkelingsperspectief van de leerling, dit is een wettelijke verplichting. Het ontwikkelingsperspectief heeft altijd een beperkte geldigheid en wordt daarom regelmatig geactualiseerd Na het opstellen van het onderwijsarrangement dienen alle betrokkenen, ouders, school en het samenwerkingsverband een akkoord te geven Bij een speciale lesplaats gaat de aanvraag naar de toelaatbaarheidscommissie van het samenwerkingsverband. Een toelaatbaarheidsverklaring zal, uitgezonderd bepaalde doelgroepen, altijd tijdelijk zijn. Met ouders en scholen wordt hierover altijd gesproken. Zij brengen hierover een advies uit.
4.2.1.8. Ontwikkelingsperspectief Met de komst van Passend Onderwijs heeft de onderwijsinspectie bepaald dat basisscholen voor leerlingen die extra ondersteuning naast de basisondersteuning nodig hebben, ook een ontwikkelingsperspectief voor hen moet worden geformuleerd. Extra ondersteuning is daarbij gedefinieerd als alle ondersteuning die via het samenwerkingsverband loopt en waarvoor het samenwerkingsverband middelen toewijst. Kinderen die bijvoorbeeld begeleiding krijgen bij dyslexie of kortdurende remedial teaching volgen, vallen binnen de basisondersteuning en hiervoor hoeft geen ontwikkelingsperspectief opgesteld te worden. Het primaire doel van het ontwikkelingsperspectief (OPP) is de ontwikkelingskansen van leerlingen te optimaliseren op basis van hun mogelijkheden en talenten waarbij het belang van de leerling voorop staat. Werken met een ontwikkelingsperspectief draagt bij aan het maken van een omslag van ‘volgen’ naar ’plannen’. In plaats van de (leer)ontwikkeling te volgen en af te wachten waar de leerling uiteindelijk uitkomt, plant de school met het OPP doelgericht het onderwijs. In het OPP beschrijft de school de doelen die een leerling kan halen met de belemmerende en bevorderende factoren die hierop van invloed zijn. Het biedt de leraar handvatten om het onderwijs af te stemmen op de onderwijsbehoeften van de individuele leerling. Hierdoor krijgen zowel school, ouders als leerling scherper in beeld waar de leerling naar toewerkt om succesvol te zijn in o.a. de uitstroombestemming. Hierbij komen de basisvaardigheden taal/lezen en rekenen en/of de sociaal-emotionele ontwikkeling, het gedrag en de werkhouding of taakaanpak van de leerling aan bod. De school evalueert het ontwikkelingsperspectief 2x per jaar met de ouders en stelt het zo nodig bij.
4.2.1.9. Zorgondersteuning / Remedial Teaching (RT) De Waterwilg biedt kinderen die specifieke aandacht nodig hebben voor een bepaald leerstofonderdeel remedial teaching (RT) aan onder schooltijd. Dit wordt verzorgd door Paulien van Kempen en Annette Snelders. Het gaat hierbij om specifieke zorgondersteuning. Wanneer RT wordt geadviseerd worden de ouders hierover geïnformeerd.
4.2.2.
De niet aan de school gelieerde zorgstructuur
Hieronder verstaan wij gespecialiseerde onderzoek- en/of behandelinstituten. Voorbeelden hiervan zijn: GGZ, Pietje Bell (ADHD-centrum), Centrum voor Autisme, Regionaal Instituut voor Dyslexie (RID), ONL (het dyslexie behandelinstituut van Onderwijsadvies). Ten behoeve van een onderzoekstraject wordt aan ouders en school vaak gevraagd om (gedrag)vragenlijsten in te vullen. De leerkrachten vullen deze vragenlijsten in, omdat zij de leerling dagelijks in de klas meemaken. De leerkracht probeert altijd een zo realistisch mogelijk beeld te schetsen van het functioneren van een leerling in een klas, in het belang van een goed onderzoekstraject. Hierbij dient door ouders rekening gehouden te worden dat de antwoorden soms confronterend kunnen zijn. De leerkracht zal altijd een onderbouwing geven maar kan niet altijd de teleurstelling van ouders wegnemen.
4.3.
Het leerling- en onderwijsvolgsysteem
Om de leerontwikkeling van alle kinderen door de verschillende leerjaren heen goed te kunnen volgen maakt de school onder andere gebruik van het leerling- en onderwijsvolgsysteem (LOVS) van Cito. Het LOVS biedt de school een totaal toetsenpakket voor de leerstofonderdelen: rekenen en wiskunde, begrijpend lezen, technisch lezen en spelling. De toetsen worden afgenomen bij een zeer grote groep van leerlingen in het land. Daardoor is het mogelijk om de prestaties van individuele kinderen te vergelijken met andere kinderen in Nederland. In de hieronder weergegeven toets planner kunt u aflezen welke toetsen op welk moment afgenomen worden in de verschillende leerjaren.
Toetsen
sept.
nov.
jan.-feb.
april
juni
Rekenen voor kleuters
M2
E1-E2
Taal voor kleuters
M2
E2
M3-M4
E3-E4
B8
M3-M7
E3-E8
Begrijpend lezen
B8
M4-M7
E3-E4
Rekenen en wiskunde
B8
M3-M7
E3-E6
Spelling
B8
M3-M7
E3-E6
DMT ** AVI
B4*
Entreetoets-7
E7
Centrale Eindtoets***
E8
Nieuw is de toets voor woordenschat. Deze toets moet nog worden ingepland.
Toetskalender: * Leerlingen met beneden gemiddelde prestaties bij de afname van eind groep 3 voor technische leesvaardigheid worden hier getoetst met de AVI. ** De DMT is een toets om de technische leesvaardigheid voor het lezen van losse woorden te toetsen. Drie kaarten, met een verschillend moeilijkheidsniveau, worden telkens 1 minuut gelezen, waarbij het aantal goed gelezen woorden de score bepalen. De toetsen: Op De Waterwilg gebruiken wij de niveauduiding van Cito zoals hieronder aangegeven. In de hieronder weergegeven tabel kunt u deze aflezen. Interpretatie van de prestaties op Cito-LOVS
Niveau
%
Waardering
I+
10%
Hoogst scorende
I
10%
Ver boven het gemiddelde
II
20%
Boven het gemiddelde
III
20%
Gemiddelde prestaties
IV
20%
Beneden het gemiddelde
V
10%
Ver beneden het gemiddelde
V-
10%
Zwakst scorende
Voor de leerling die op niveau-III presteert geldt dat de leerling presteert overeenkomstig een gemiddelde leerling op jaargroep niveau. Voor leerlingen welke beneden het gemiddelde presteren betekent dit dat er bij hen sprake is van een leerachterstand en bij leerlingen welke boven het gemiddelde presteren spreken wij van een leervoorsprong. Deze verdeling is een landelijk genormeerde verdeling en ouders kunnen de prestaties van hun kind hieraan relateren. Het informeren van ouders over de prestaties op de Citotoetsen van hun kind: Tijdens de tafeltjesavond zullen de leerkrachten u, aan de hand van de grafieken van het LOVS, de ontwikkeling van uw kind(eren) laten zien door de jaren heen. Dit schooljaar zijn bij de grafische grafieken over de resultaten van Begrijpend Lezen en Rekenen & Wiskunde van uw zoon/dochter ook referentieniveaus weergegeven. In de grafieken kunt u zien hoe uw zoon/dochter scoort ten opzichte van de referentieniveaus. Het referentieniveau geeft aan wat een leerling moet kunnen en kennen op bepaalde momenten in hun schoolcarrière. Referentieniveaus zorgen voor efficiëntere en effectievere onderwijsprogramma’s. Hierdoor kunnen betere doelen worden gesteld en kunnen leerprestaties van leerlingen worden gemeten en eventueel bijgestuurd. Bij de overstap van basisschool naar voortgezet onderwijs helpen de referentieniveaus om het niveau van de leerling vast te stellen. De niveaus worden, voor de basisschool, in opklimmende moeilijkheidsgraad aangeduid: <1F: beneden fundamenteel niveau 1F: fundamenteel niveau 1S: streefniveau 2F: dit niveau sluit aan bij 1F De verwachting is dat de meeste leerlingen aan het einde van groep 8 het referentieniveau 1F hebben bereikt. Sommige leerlingen zullen meer kunnen halen dan het referentieniveau 1F, bijvoorbeeld 1S of 2F. Er zullen ook leerlingen zijn voor wie 1F (nog) niet haalbaar is. Zij zullen de doelen van 1F waarschijnlijk in het begin van de middelbare school bereiken. Om als volwassene goed te kunnen functioneren in de maatschappij is het nodig dat in ieder geval niveau 2F wordt gehaald. Vanaf 2016 zal de inspectie de gegevens van de behaalde referentieniveaus gaan gebruiken bij het beoordelen van de opbrengsten van de Centrale Eindtoets. De referentieniveaus zijn in de wet afgesproken en basisscholen zullen voor de overdracht naar het voortgezet onderwijs moeten aangeven waar leerlingen staan ten opzichte van de referentieniveaus. De ouders ontvangen bij het rapport de uitdraai van de Citoresultaten in de vorm van een leerlingenrapport per getoetst leerstofonderdeel. De leerlingen van de groepen 5 t/m 8 krijgen de Citoresultaten mee in het schoolrapport. Voor alle andere groepen geldt dat ouders deze gegevens ontvangen via de leerkracht. Wij adviseren ouders van de leerlingen t/m groep 6 om de Citoresultaten niet te bespreken met hun kind. Jonge kinderen kunnen hier niet veel mee; zij werken in de klas, worden getoetst met de methode gebonden toetsen en kunnen dit overzien. Dat geldt niet voor de Citotoetsen en de resultaten.
4.3.1.
Interpretatie van de Citotoetsen
Interpretatie van het leerlingrapport: Allereerst kunnen wij uit het leerlingenrapport de vorderingen van het kind aflezen, maar tevens kunnen wij de prestaties van de leerling vergelijken met andere, vergelijkbare leerlingen. Mede op basis van het leerlingenrapport bepalen wij of wij de vorderingen van een leerling nader moeten analyseren of extra actie moeten ondernemen. Alle leerlingen volgen een lijn. De neergaande lijnen, geven doorgaans het startsein voor nader onderzoek.
Interpretatie op groepsniveau Tijdens de groepsevaluaties door leerkracht en intern begeleider, aan het begin, het midden en het eind van een schooljaar worden de resultaten van de groep geanalyseerd om te onderzoeken of de onderwijssituatie op groepsniveau bijstelling behoeft. De analyses verwerken wij in het groepsplan. Dit is een werkdocument voor de leerkrachten. Dit document is niet ter inzage voor ouders, omdat het informatie bevat van alle leerlingen. Het groepsplan helpt ons om de begeleiding en hulpvragen van individuele en groepjes leerlingen overzichtelijk en beheersbaar in het klassenrooster in te kunnen plannen. Tevens is het een zeer effectief middel bij het overdragen van de ene jaargroep naar de andere en bij situaties waar de klas gerund wordt door een invallende leerkracht.
Interpretatie op schoolniveau Met behulp van het LOVS is het mogelijk om op schoolniveau na te gaan of wij beantwoorden aan de doelstellingen die wij nastreven. Deze evaluatie kan de aanzet vormen tot kwaliteitsverbetering. Kwaliteitsverbetering kan gerealiseerd worden door wijzigingen en/of aanpassingen in het didactisch handelen van leerkrachten maar kan ook leiden tot het vervangen van een methode.
De afname van de Entreetoets in groep 7 De Entreetoets bevat de basisvaardigheden voor Taal, Rekenen-Wiskunde en Studievaardigheden. De toets bestaat uit 16 taken die, verspreid over een aantal weken, afgenomen gaan worden. De resultaten van de toets worden verwerkt door het Cito en elke leerling krijgt een leerling profiel, zo kunnen ouders en de school in een oogopslag zien hoe de leerling er, wat betreft de basisvoorwaarden, voor staat. Een analyse van het profiel geeft antwoord op de vragen zoals: is het niveau zoals verwacht? De afname van de Entreetoets groep 7 maakt onderdeel uit van het traject voor advisering ten aanzien van het Voortgezet Onderwijs. In de maand april maken de leerlingen de Entreetoets-7. De gegevens worden opgestuurd naar Cito waar deze verwerkt worden. De uitslag ontvangen wij daardoor een aantal weken later. Eind groep 7 worden de ouders geïnformeerd over de resultaten en ontvangen de ouders een document met daarop het voorlopige advies voor het Voortgezet Onderwijs.
4.4.
Het volgen van de vorderingen van de technische leesvaardigheid
Goed leren lezen is misschien wel de belangrijkste taak van het basisonderwijs. Om de leesvaardigheid van de leerlingen goed te kunnen volgen gebruiken wij verschillende toetsen. De leesvaardigheid van de leerlingen van de groepen 3 en 4 wordt gescreend op groepsniveau met behulp van de AVI en DMT toets. De uitslagen van deze toetsen zijn bepalend voor een eventueel vervolgtraject. Bij een beneden gemiddeld niveau (prestaties op niveau IV, V en V-) zal er door de intern begeleider een aanvullend leesonderzoek worden gedaan. De leesvaardigheid van de leerlingen van de groepen 5 t/m 7 wordt gescreend op groepsniveau met behulp van de AVI toets. Bij de leerlingen die in het voorafgaande jaar een beneden gemiddelde score behaalden ten aanzien van de technische leesvaardigheid wordt tevens de DMT-toets afgenomen. De uitslag van deze toets is bepalend voor een eventueel vervolgtraject. Bij prestaties op niveau IV, V en V- zal er door de intern begeleider een aanvullend leesonderzoek worden gedaan. De afnames in de verschillende jaargroepen vindt u terug in de toetskalender in hoofdstuk 4.3. Dyslectische leerlingen die begeleid worden door een extern instituut zullen niet door de school getoetst worden met AVI omdat er een leereffect zit in het meermaals afnemen van deze toetsen. De school heeft hierover een afspraak gemaakt met de behandelaars. De school neemt de AVIresultaten over van de behandelaar en legt deze vast in het LOVS van Cito.
AVI-niveau op het schoolrapport De Leestoetsen worden twee keer per jaar afgenomen. De afnamemomenten vindt u in de toetskalender. Evenals alle andere CITO toetsen, wordt ook de AVI 2 keer per jaar afgenomen. Alleen op het tweede en derde rapport vindt u de CITO resultaten. Voor de leerlingen van de jaargroepen 4 maken wij hierop een uitzondering. Deze leerlingen zitten in een leerproces waarbij de prestaties op lezen snel voor- of achteruit kunnen gaan. Daarom worden alle leerlingen van de groepen 4, welke een leerachterstand hadden voor de zomer, aan het begin van het schooljaar getoetst met AVI, de toets voor het lezen van teksten.
Wat is dyslexie? Dyslexie is een stoornis, die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau. Bijvoorbeeld: de kinderen in groep 3 leren gedurende de eerste 3 maanden alle letters en lettercombinaties. Kinderen met dyslexie gaan op dit moment eigenlijk al opvallen, omdat zij heel erg veel moeite hebben met het herkennen en benoemen van de verschillende letters. Wij gaan dan, samen met de ouders, intensief oefenen. Voor veel kinderen met dyslexie blijft de letterkennis, ook na intensief oefenen, meestal een probleem. Kinderen met dyslexie blijken vaak wel in staat om de eerste woorden zoals maan, roos, vis, etc. te herkennen en te lezen Op het moment dat zij met de letters nieuwe woorden moeten gaan maken lukt dit niet of met zeer veel moeite.
Wat doen wij als school? Een belangrijke taak van de school is het signaleren van leesproblemen. Per 1 januari 2009 is er een belangrijke wijziging gekomen in de behandeling van kinderen met dyslexie. Kinderen, geboren voor 1 januari 2000, kunnen in aanmerking komen voor behandeling en vergoeding van de onderzoek- en/of behandelkosten door de Zorgverzekeraars. Startpunt voor verwijzing ligt bij de school. Nadat er een uitval op de methode gebonden toetsen geconstateerd is, zal de school een leesonderzoek doen en meestal een handelingsplan opstellen. Dit plan wordt gedurende een half jaar uitgevoerd. Er worden drie metingen gedurende dit traject verricht. Na elke meting wordt het handelingsplan bijgesteld. Als na een half jaar blijkt dat de lees-problematiek hardnekkig is en het kind tot de 10% zwakst presterende leerlingen behoord zal de school met de ouders in gesprek gaan over onderzoek en behandeling voor dyslexie. Ten aanzien van de signalering werken wij aan de hand van het Protocol Dyslexie. Kinderen die uitvallen bij de signaleringen krijgen extra begeleiding van hun leerkrachten en/ of hun ouders. Voor een uitval bij de technische leesvaardigheid betekent dit dat de leerling 2 keer per week 20 minuten gaat deelnemen aan de leesgroep Speciale Leesbegeleiding. In deze groep lezen de leerlingen individueel met een tutor leerling uit groep 8. De tutoren zijn geïnstrueerd door de intern begeleider en zij lezen onder verantwoordelijkheid van de intern begeleider, die bij deze leessituaties aanwezig is. Bij spellingproblematiek volgt de leerling doorgaans een aangepast spellingprogramma, waarbij de extra begeleiding door de leerkracht gegeven wordt en er vooral extra geoefend wordt m.b.v. het computerprogramma dat behoord bij Spelling in Beeld. Na verwijzing voor onderzoek en behandeling is daarmee het probleem voor kind en ouder zeker niet verholpen. Er volgt dan een intensief onderzoeken behandeltraject. De speciale leesbegeleiding op school wordt stop gezet wanneer het behandeltraject start. Op de site van de school vindt u het Protocol Dyslexie. In dit protocol staat beschreven hoe de school handelt bij een vermoeden van dyslexie.
Auditieve ondersteuning voor leerlingen met dyslexie Indien u van een externe deskundige het advies krijgt om een Daisyspeler aan te vragen voor uw kind bij de ziektekostenverzekeraar, is het raadzaam om vooraf informatie hierover in te winnen bij een van de intern begeleiders van de school. Steeds meer leerlingen met dyslexie hebben een eigen laptop en hierop kan een programma geïnstalleerd worden dat het mogelijk maakt om op deze wijze auditieve ondersteuning te realiseren. Wanneer uw kind op school werkt met Snappet kan auditieve ondersteuning direct geactiveerd worden.
Makkelijk Lezen Plein (MLP) De bibliotheek in Pijnacker beschikt over een ‘Makkelijk Lezen Plein’. Het Makkelijk Lezen Plein (MLP) is een plek waar kinderen van 8 t/m 13 jaar met dyslexie en andere leesproblemen op een toegankelijke manier boeken en materialen kunnen vinden. Materialen die speciaal voor hen geselecteerd zijn. Het belangrijkste doel van het MLP is het bevorderen van leesplezier bij kinderen voor wie lezen niet vanzelfsprekend gaat.
Leeszwakke kinderen Voor deze groep kinderen geldt: lezen, lezen en nog eens lezen. We noemen dit ook wel het maken van ‘leeskilometers’. Een goede leesvaardigheid is ontzettend belangrijk; wij bieden mooie, leuke en spannende boeken aan. Regelmatig vernieuwen wij ons boekenbestand en vullen dit aan. Daarnaast vinden wij voorlezen erg belangrijk en hebben wij lezen dagelijks vast in het lesrooster opgenomen. Ouders kunnen hun kinderen helpen door voor te lezen. Ook kinderen uit groep 4 worden nog graag voorgelezen. Een zeer belangrijk advies: zorgt u er vooral voor dat het kind niet te moeilijke boeken leest! Een kind dat moeite heeft met lezen en zich door een tekst heen moet worstelen, zal alleen maar bevestigd worden in de eigen beleving, namelijk dat lezen niet leuk en verschrikkelijk moeilijk is. Door samen met uw kind te lezen, uw kind boeken te laten lezen die goed op niveau zijn en vooral trots te zijn op het leesresultaat van het kind, stimuleert u het leren lezen van uw kind.
4.5.
Het onderwijs aan (hoog)begaafde kinderen
Op de school De school streeft naar onderwijs op maat, ook voor de leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong. Door het werken op de tablet en het aanbieden van verrijkingsmaterialen, realiseren wij een uitdagende leeromgeving voor deze groep kinderen. In een meer vakoverstijgende en projectmatige aanpak van het onderwijs, zoals bij Topondernemers, wordt er rekening gehouden met specifieke en meervoudige capaciteiten van leerlingen. Waardoor ieder kind vooral naar eigen vermogen kan presteren en het samen leren en van elkaar leren centraal staat.
Beleidsontwikkeling t.a.v. het onderwijs aan meer- en hoogbegaafde leerlingen Op De Waterwilg willen wij ook zorg bieden aan kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong. Sinds het schooljaar 2010-2011 is er op De Waterwilg een interne Plusklas: de Kangoeroegroep. Doel van deze groep is om leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong onderwijs op maat te bieden, deze leerlingen meer differentiatie en verrijking aan te bieden, deze leerlingen te laten samenwerken met ontwikkelingsgelijken en de eigen leerkracht te ontlasten. In deze groep zitten leerlingen die extra uitdaging aan kunnen, buiten het normale werk van de eigen groep. Er wordt door de eigen leerkracht, in overleg met de intern begeleider en de leerkracht van de Kangoeroegroep, goed gekeken welke leerlingen hiervoor in aanmerking komen. De school bepaalt in deze. Daarbij moeten aan bepaalde criteria worden voldaan. Er wordt gekeken naar de prestaties op het LOVS van Cito, naar de didactische voorsprong, naar de werkhouding, naar de prestaties van de methodetoetsen en er worden observaties gedaan. De leerlingen komen één dag in de week naar de Kangoeroegroep, samen met andere leerlingen van hun eigen leerjaar. De lessen zijn op de maandag o.l.v. Annemarie Sluis (groep 6 t/m 8 ) en op de dinsdagochtend o.l.v Hilde Cromjongh en Anthonet Kempen. In de Kangoeroegroep wordt gewerkt aan aparte opdrachten en daarnaast krijgen de leerlingen pluswerk mee naar de klas. Het is de bedoeling, dat de leerlingen deze opdrachten zelfstandig verwerken binnen het lesrooster. De leerlingen werken in hun eigen groep ook aan de reguliere leerstof. Het programma Snappet op de tablet die iedere leerling gebruikt, past voor deze leerlingen de leerstof aan. De reguliere leerstof wordt door de eigen leerkracht aan de leerlingen in compacte vorm aangeboden. Dit betekent, dat de leerlingen nieuwe leerstof minder hoeven in te oefenen en te herhalen dan in het reguliere lesprogramma. In de lestijd die hierdoor overblijft, werken de leerlingen aan de door Snappet aangeboden verdiepende en meer uitdagende opdrachten. Daarnaast werken zij in de overgebleven lestijd zelfstandig aan de opdrachten van de Kangoeroegroep. De leerlingen die in aanmerking komen voor de Kangoeroegroep gaan een aanloopperiode meedraaien. Daarna wordt deze periode geëvalueerd en wordt er gekeken of voortgang kan plaatsvinden. Daarbij wordt gelet op de inzet en werkhouding, de resultaten van de methodetoetsen en het verwerken van de plusopdrachten naast de leerstof van de klas. In de Kangoeroegroep wordt o.a. gewerkt met de Pittige Plus Torens. In deze torens bevinden zich activiteiten in de vorm van ‘Peper Projecten’. Deze bevatten verbredings- en verrijkingsstof voor pluskinderen op de basisschool. Het doel is het stimuleren van de individuele creativiteit, de motivatie en het doorzettingsvermogen, ieder op zijn eigen niveau. De kinderen leren hoe zij gestructureerd hun eigen ideeën kunnen omzetten in een tastbaar en presenteerbaar eindresultaat. Met de Peper Projecten leren de kinderen ook grondig onderzoeken, het structureren en plannen van eigen activiteiten en het goed vormgeven van eigen ideeën en creaties. Het is denken en doen! Tevens komt er dit jaar vanaf 1 december extra ondersteuning t.a.v. Wetenschap en Techniek Eén keer in het schooljaar is er een inloopmoment. De ouders van de leerlingen van groep 1 t/m 4 ontvangen via de mail een nieuwsbrief, nadat de leerlingen in de Kangoeroegroep zijn geweest. Aan het einde van het schooljaar komt er een inlegvel met de bevindingen van de Kangoeroeleerkracht in het eindrapport.
4.6.
Van Basisonderwijs naar Voortgezet Onderwijs
In de groepen 7 en 8 wijkt het rooster ten aanzien van de rapporten, toetsen en de gesprekscyclus met ouders enigszins af van de cyclus in de andere jaargroepen. In het schema hieronder staat een schematisch overzicht van de cyclus voor de groepen 7 en 8. De Waterwilg maakt bij de verwijzing naar het voortgezet onderwijs gebruik van het digitale overdrachtssysteem ‘Onderwijs Transparant’. Hier zijn alle scholen binnen de regio Haaglanden en Delft bij aangesloten. De overstap van leerlingen van het basisonderwijs naar het Voortgezet Onderwijs is een belangrijke stap in de schoolcarrière van leerlingen. Veel informatie die op de basisschool in de loop der jaren is verzameld rondom de leerling, moet overgedragen worden aan de ontvangende school. Toetsgegevens, gegevens over de schoolloopbaan en gegevens over begeleiding worden gecommuniceerd naar de school die de leerling kiest. Veel van deze gegevens spelen ook een rol bij de bepaling van het vervolgonderwijs. De leerkrachten van groep 8 maken in samenspraak met de intern begeleider en de directie voor iedere leerling in groep 8 een onderwijskundig rapport (afgekort OKR). Dit rapport wordt gemaakt in het programma van Onderwijs Transparant. Als een leerling zich aanmeldt op een school van Voortgezet Onderwijs, kan de middelbare school middels een unieke code op het adviesformulier van de leerling het OKR eenvoudig in het eigen administratiesysteem invoeren. Zo vindt er een goede overdracht van gegevens plaats. Daarnaast kan de basisschool zien of en waar een leerling zich aanmeldt. Hierdoor is het proces van aanmelding voor zowel de basisschool als het voorgezet onderwijs inzichtelijk.
Rapporten en gesprekscyclus voor groepen 7 en 8 Maand
Groep 7
Data
Augustus September
Startgesprekken
24-09-15 29-09-15
Oktober
November
Entreetoets bespreking door LK groep 7
26-08-15
Entreetoets bespreking door LK groep 7
03-09-14
Startgesprekken
24-09-15 29-09-15
Afname Drempel
Week 3
Afname WISC-III n.a.v. drempel
Nog plannen 1 lln.per dagdeel Nog plannen 1 lln. per dagdeel
20-11-15
Afname Wisc-III n.a.v. drempel
Facultatief gespreksmoment
24-11-15
Afname Cito-LOVS voor BL, R&W en SP 1e rapport mee + LOVS OKR maken door LK
Afname LOVStoetsen
OKR maken door LK OKR mee naar huis Gespreksmoment, rapport en OKR
Februari
Afname LOVStoetsen
Maart
2e rapport mee
11-03-16
Rapport
17-03-16 22-03-16
Afname entreetoets
Hele maand
April
Data
1e rapport mee
December Januari
Groep 8
Mei Juni
Entree-bespreking 02-06-16 en voorlopig 07-06-16 advies
Juli
3e rapport mee
06-07-16
Week 2 en 3 07-12-15
08-01-16 14-01-16 19-01-16
Afname Centrale Eindtoets
19, 20 en 21 april 2016
Uitslag Centrale Eindtoets
Na de vakantie
3e rapport mee
06-07-16
Traject van advisering voor het voorgezet onderwijs: Het voorlopig advies: Elke school is bij wet verplicht een schooladvies uit te brengen. In de loop der jaren hebben wij een indruk gekregen van de leerprestaties en de leerlingenkenmerken van de leerlingen. In april van groep 7 maken de leerlingen de Entreetoets van CITO voor groep 7. Met de Entreetoets worden de basisvaardigheden van leerlingen op de onderdelen taal, rekenen-wiskunde en studievaardigheden gemeten. De resultaten worden weergegeven door middel van een leerling profiel op papier. Op dit leerling profiel is in één oogopslag te zien hoe de leerling ervoor staat. Op basis van de meerjarige gegevens van het leerlingvolgsysteem van CITO, de resultaten van de methodetoetsen, de gegevens van de Entreetoets in groep 7 en op basis van de leerlingenkenmerken, krijgen de leerlingen een voorlopig schooladvies. Dit advies zal tijdens een gesprek tussen de leerkracht en de ouder(s)/verzorger(s) in juni gecommuniceerd worden. Een bijstelling van het voorlopig schooladvies kan in de loop van groep 8 door de school gedaan worden indien de prestaties van een leerling een sterk stijgende of dalende tendens laten zien. Meestal zal dit gebeuren nadat in november de leerlingen van groep 8 de CITO-LOVS toetsen voor rekenen en wiskunde, begrijpend lezen en spelling (CITO B8) gemaakt hebben. Het formuleren van een schooladvies voor het Voortgezet Onderwijs is een verantwoordelijkheid van de basisschool. Om de taken en verantwoordelijkheden van school en ouders helder te formuleren is de overgang ‘Van Basisonderwijs naar Voortgezet Onderwijs’ beschreven.
Leerwegondersteunend onderwijs Leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) is voor vmbo-leerlingen die genoeg capaciteiten hebben om een diploma te halen, maar daar wel extra hulp bij nodig hebben. VMBO-scholen kunnen zelf bepalen hoe zij lwoo aanbieden, bijvoorbeeld door bijlessen, huiswerkbegeleiding of trainingen om een leerling beter te laten studeren. Vaak bestaan de klassen voor leerwegondersteunend onderwijs uit gemiddeld 15 leerlingen. Lwoo hoeft niet vier jaar te duren. Eén of twee jaar is ook mogelijk. De Regionale Verwijzingscommissie beslist of de vmbo-school geld krijgt om een leerling extra begeleiding te geven. De commissie kijkt hiervoor naar de leerachterstand, de capaciteiten (IQ) en het gedrag van het kind. In de maand oktober maken de leerlingen die een VMBO-advies hebben de Drempeltoets. De Drempeltoets is een toets die beoogt leerachterstanden te achterhalen. Indien een leerling op twee of meer leerstofgebieden een achterstand heeft die groter dan of gelijk is aan 25% (waarvan één leerstofgebied begrijpend lezen of rekenen is), zal er een speciaal onderzoekstraject doorlopen worden om vast te stellen of deze leerling in aanmerking komt voor lwoo.
Het definitieve advies en de Eindtoets: Vanaf schooljaar 2014-2015 is het voor alle leerlingen van groep 8 in het reguliere basisonderwijs verplicht om een eindtoets te maken. De overheid stelt hiervoor de Centrale Eindtoets beschikbaar. Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) is verantwoordelijk voor de Centrale Eindtoets, die in samenwerking met Cito wordt gemaakt. Deze toets is vergelijkbaar met de Eindtoets Basisonderwijs van Cito. De Centrale Eindtoets wordt in april 2016 afgenomen. De toets wordt op papier afgenomen. De afnamedata in 2016 zijn: 19, 20 en 21 april 2016. Een deel van de leerlingen zal de toets digitaal maken. Dit betreft bijvoorbeeld leerlingen die vanwege dyslexie de toets met auditieve ondersteuning mogen maken of vanwege een specifieke onderwijsbehoefte. De digitale afnames zullen in de periode rondom de afnamedata van de papieren versie zijn. De exacte data hiervoor zijn nog niet bekend. De centrale eindtoets wordt in twee versies aangeboden: Basis en Niveau. Een toets die aansluit bij de vaardigheden van de leerling is voor de leerlingen prettiger om te maken en komt het resultaat ten goede. De Centrale Eindtoets Basis is geschikt voor leerlingen waarvan het schooladvies VMBO-T, HAVO of VWO is. De Centrale Eindtoets Niveau is geschikt voor leerlingen die naar verwachting doorstromen naar de basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg van het VMBO. Met de invoering van de verplichte eindtoets in het primair onderwijs is het schooladvies leidend geworden. Het definitieve schooladvies brengt De Waterwilg in januari uit, zodat u uw kind kunt aanmelden voor het voortgezet onderwijs. Het schooladvies wordt opgebouwd door de gegevens van het CITO leerling volgsysteem ( leerjaar 3 t/m 8 ), de methoden gebonden toetsen en de menskenmerken van een leering. Als een leerling de eindtoets beter maakt dan het advies van de school, dan kan de basisschool, het schooladvies heroverwegen. De heroverweging kan leiden tot een wijziging in het schooladvies, maar er kan ook beslist worden dat het schooladvies niet wordt aangepast. Immers de CITO Eindtoets is een moment opname t.o.v. het leerlingvolgsysteem, die een gedegen weergave is van de resultaten van een leerling door de schooljaren heen.
Het onderwijskundig rapport (OKR) Zoals u hierboven hebt kunnen lezen, maken de leerkrachten van groep 8, in samenspraak met de intern begeleider en de directie, voor iedere leerling in groep 8 een onderwijskundig rapport in het programma van Onderwijs Transparant. Alle ouder(s)/verzorger(s) krijgen het onderwijskundig rapport ter inzage. Er wordt aan alle ouder(s)/verzorger(s) gevraagd het onderwijskundig rapport te controleren op de personaliagegevens. Wij adviseren ouders dringend om de inhoud van het OKR niet in zijn geheel met uw kind te bespreken. Informatie staat er in ‘volwassen’ taal en dit kan op een leerling toch anders overkomen.