HOOFDSTUK 4
4.1.
DE ZORG VOOR KINDEREN
De Zorgstructuur van de school
De coördinatie van de leerlingenzorg en het leerlingvolgsysteem is in handen van de intern begeleiders en zij geven vorm en inhoud aan de interne zorgstructuur. Gelukkig gaat het met heel veel kinderen goed; zij gedijen goed in het pedagogische klimaat van de school en zij leren in voldoende mate bij. Toch sluit bij sommige kinderen het gewone onderwijsleerproces, om uiteenlopende redenen, niet aan bij hun behoeften. In overleg met de ouders proberen wij de oorzaak hiervan te achterhalen en waar mogelijk het probleem aan te pakken. Niet altijd kunnen wij zelf een probleem oplossen en zullen wij advies of onderzoek van externe deskundigen nodig hebben om een goede begeleiding te kunnen bieden.
4.1.1.
De Interne Zorgstructuur
Extra begeleiding en systematische aanpak De school krijgt per leerling formatie toegewezen. Een deel van die formatie wordt besteed aan de zorg voor kinderen. Niet altijd verloopt het leren zonder problemen. Extra zorg is dan nodig. Een school heeft vervolgens keuzemogelijkheden om vorm en inhoud te geven aan de zorg voor de kinderen. Wij doen dit door de aard van de problemen goed te onderzoeken en deze te bespreken met de ouders. Vervolgens stelt de intern begeleider samen met de leerkracht, een handelingsplan op. In dit handelingsplan wordt aangegeven welke hulp wordt geboden, welk doel er wordt nagestreefd, welke materialen er nodig zijn, hoe vaak er hulp wordt gegeven en het moment van evaluatie. Dit handelingsplan wordt doorgaans uitgevoerd binnen de eigen groep en door de eigen leerkracht van het kind. Door werkvormen te hanteren, die de leerkracht ruimte geven om kinderen extra te begeleiden, realiseren wij de extra hulp die kinderen nodig hebben. De hierboven beschreven ondersteuning maakt deel uit van de zgn. basisondersteuning van de school. Alle scholen binnen het samenwerkingsverband waartoe de Waterwilg behoort, dienen een overeengekomen niveau van basisondersteuning te (gaan) realiseren. Voor ouders wordt de komende jaren hiermee helder wat zij kunnen verwachten van scholen. De basisondersteuning van de school staat beschreven in ons schoolondersteuningsprofiel. Het schoolondersteuningsprofiel kunt u vinden op de site en in het PO Venster van de school (Op PO Venster.nl wordt op een eenduidige manier informatie gegeven over alle basisscholen van Nederland)
Wet Passend Onderwijs Op 1 augustus 2014 is de nieuwe wetgeving met betrekking tot passend onderwijs van kracht geworden. Elk kind heeft recht op goed onderwijs. Ook kinderen die extra ondersteuning nodig hebben. Het kabinet wil dat zoveel mogelijk kinderen naar een gewone school in de buurt kunnen gaan. Want zo hebben zij de beste kansen op een vervolgopleiding en meedoen in de samenleving. Kinderen die het echt nodig hebben kunnen, net als nu, naar het speciaal onderwijs. Dat blijft. Wat er verandert is dat scholen (schoolbesturen) een zorgplicht krijgen. Dat betekent dat scholen elk kind een passende onderwijsplek moeten bieden, of op de school waar u uw kind aanmeldt, mogelijk met extra ondersteuning of op een andere school in het regulier of speciaal onderwijs. Ouders hoeven geen ingewikkelde indicatieprocedure te doorlopen en er zijn na 1 augustus 2014 geen rugzakjes meer. De extra ondersteuning wordt door de scholen binnen het samenwerkingsverband zelf georganiseerd. Waar dit niet mogelijk is, heeft het samenwerkingsverband afspraken met andere scholen en/of samenwerkingsverbanden (zie meer uitgebreid paragraaf 4.2.1.4). Het geld voor deze extra ondersteuning verdwijnt niet.
Extra formatie voor de Zorgstructuur Formatie is het aantal leerkrachten dat aangesteld kan worden t.o.v. het aantal leerlingen in een schooljaar. Iedere school heeft, naast de formatie die gebruikt wordt voor de bezetting van de jaargroepen, formatie over. Met deze formatie kan de school extra accenten leggen ten behoeve van het onderwijs zoals wij dat willen vormgeven.
Het schoolondersteuningsteam Op school werken wij met een schoolondersteuningsteam. Het team vergadert regelmatig en heeft als doel het optimaliseren van de zorg aan onze leerlingen. In het schoolondersteuningsteam hebben zitting vanuit de school: de directeur, de intern begeleiders en de leerkracht(en) van de leerling. Op verzoek nemen de maatschappelijk werker en de orthopedagoge, verbonden aan de school, ook deel aan de vergaderingen van het ondersteuningsteam. Afhankelijk van de te bespreken casuïstiek maken de preventieve ondersteuner dan wel de lokale ondersteuningsadviseur van het samenwerkingsverband ook deel uit van het schoolondersteuningsteam. Wanneer het team vergadert over een leerling worden de ouders uitgenodigd om daarbij aanwezig te zijn. Om leerlingen optimale ontwikkelingskansen te bieden, is samenwerking tussen school en ouders van groot belang. Een positief en regelmatig contact tussen school en ouders bevordert de ontwikkeling en het leren van kinderen en is extra belangrijk wanneer er zorgen zijn en extra hulp nodig is rond een leerling. De kennis en ervaring van de ouders en de school vullen elkaar aan en dat komt de pedagogische aanpak en de zorg voor een kind ten goede. Tijdens de vergadering van het ondersteuningsteam zal de hulpvraag vanuit de diverse disciplines besproken worden en zal een advies voor een hulptraject gegeven worden. Op deze wijze hopen wij zo transparant mogelijk samen met de ouder het kind die zorg te bieden waar zowel de school als de ouder zich in kunnen vinden. In zo’n bespreking kunnen gevoelige zaken besproken worden en daarom vragen wij ouders samen aanwezig te zijn.
Dossiervorming Het papieren dossier: Van elke leerling hebben wij een papieren dossier. In dit dossier worden bewaard het aanmeldingsformulier, de persoonsgegevens van de leerling, het intredeformulier en de KIJK! Lijsten ingevuld door leerkracht en ouders, onderzoeksverslagen, externe en interne verslagen en informatie, die relevant is voor een goede begeleiding van de leerlingen. De papieren dossiers bevinden zich in een afgesloten kast op school en deze kunt u alleen van uw eigen zoon en/of dochter inzien. Scholen zijn verplicht het dossier 5 jaar te bewaren nadat een leerling de school verlaten heeft. Digitaal systeem: Op De Waterwilg gebruiken wij al jaren de Zorgmanager. Dit is een systeem om de leerlingenzorg te digitaliseren. Het is een leerlingendossier waarin alle notities, handelingsplannen, gespreksverslagen en documenten per leerling kunnen worden opgeslagen. Ouders kunnen kennis, nemen van het dossier van hun kind. In de loop van dit schooljaar zullen wij echter overstappen naar een ander, uitgebreider, systeem van digitale leerlingen zorg.
Zorg voor de jonge leerling Om kleuters in hun ontwikkeling te volgen, maken wij sinds vorig jaar gebruik van het KIJK!-observatiemodel. Het is een systeem waarmee de
leerkracht, op basis van haar professionele observatie, per ontwikkelingsaspect kan aangeven in welke ontwikkelingsfase het individuele kind zich bevindt. In samenhang met de basiskenmerken van het kind, de betrokkenheid en eventuele risicofactoren ontstaat dan een compleet beeld van de ontwikkeling. Aan de hand hiervan maakt de leerkracht keuzes op pedagogisch, didactisch en organisatorisch gebied. Overigens heeft dit tot gevolg dat wij met de kleutergroepen afwijken van de gesprekscyclus in de groepen 3-7. Met het leerling- en onderwijsvolgsysteem (LOVS) van Cito kunnen wij de leerontwikkeling van de kinderen door de verschillende leerjaren heen goed volgen. Vanaf midden groep 2 worden de kleuters getoetst met behulp van de Cito-toetsen ‘Rekenen voor Kleuters’ en ‘Taal voor Kleuters’ om na te gaan of een bepaald niveau is bereikt. Om achterstanden in de ontwikkeling van beginnende geletterdheid vroegtijdig te kunnen signaleren, maken wij gebruik van het protocol leesproblemen en dyslexie voor groep 1 en 2. De geregistreerde observatiegegevens en toets resultaten vullen elkaar aan en geven samen een goed beeld van de leerling. Zo wordt in kaart gebracht hoe ver de kleuter in zijn ontwikkeling is en waar hij bijgestuurd en/of extra gestimuleerd moet worden.
Schoolmaatschappelijk werk Opvoeden en opgroeien gaat niet vanzelf. Soms lopen ouders en kinderen tegen problemen aan waar zij de oplossing niet voor weten. De schoolmaatschappelijk werker kan hierbij helpen. De heer Cor van der Plas, schoolmaatschappelijk werker, verzorgt een inloopspreekuur op De Waterwilg. Iedere woensdagochtend vanaf 08.30 uur is hij aanwezig op school, in spreekkamer 1 van het hoofdgebouw. Ook kunt u een afspraak bij u thuis maken. U kunt bij hem terecht met vragen over bijvoorbeeld de opvoeding, gezinssituatie en leefomgeving. Als tijdens de gesprekken blijkt dat andere hulpverlening nodig is, kan hij u verwijzen. U hoeft voor het spreekuur vooraf geen afspraak te maken. Cor heeft voordat hij bij De Waterwilg kwam werken, ruim 8 jaar gewerkt bij de Raad voor de Kinderbescherming als raadsonderzoeker. Daarvoor ruim 8 jaar als leerplichtambtenaar in de gemeente Zoetermeer en daarvoor ruim 12 jaar als bijstandsmaatschappelijk werker, ook in Zoetermeer. Cor werkt op verschillende scholen. Hij is te bereiken op tel. nr.: 06-23297327.
Logopedie Problemen op het gebied van spreken en luisteren, het stemgebruik en de taalontwikkeling belemmeren de mondelinge communicatie. Dit heeft zijn weerslag op het onderwijsleerproces. Carin Bongaerts, intern begeleidster van de groepen 1-2 was vroeger werkzaam als logopediste. Leerkrachten kunnen gebruik maken van haar deskundigheid op logopedisch gebied. Wanneer een leerkracht een communicatieprobleem bij een kind signaleert, kan de leerkracht haar vragen het kind in de klas te komen observeren. Als het nodig is, wordt het kind binnen of buiten de groep door haar verder onderzocht. Daarna adviseert zij de leerkracht. Indien nodig heeft zij met de ouders een gesprek over haar bevindingen. Zij adviseert de ouders wat zij thuis kunnen doen. Indien nodig wordt het kind voor behandeling doorverwezen naar een logopedist(e). Deze behandeling vindt plaats buiten de school op verwijzing van een arts.
Fysiotherapie Leerlingen van de school, die een verwijzing voor fysiotherapie hebben gehad, kunnen fysiotherapie krijgen op school. Met de Kinderfysiotherapiepraktijk van Mw. S.M. Hofstede-Buitenhuis uit Voorburg heeft de school een samenwerking om kinderen tijdens de schooluren fysiotherapie aan te kunnen bieden. Marianne Weil is verbonden aan deze praktijk en geeft de fysiotherapie op school. Ouders zijn vrij in de keuze ten aanzien van fysiotherapie en zij kunnen, indien gewenst, een andere behandelaar voor hun kind zoeken buiten de school.
Centrum Jeugd en Gezin Pijnacker Nootdorp (Bron: JG) Opvoeden en opgroeien is leuk, uitdagend en spannend, maar niet altijd even eenvoudig. Het CJG is de plek waar u terecht kunt met grote en kleine vragen over opvoeden en opgroeien. Het CJG heeft voor verschillende doelgroepen een cursusaanbod, voor ouders van kinderen van 4 tot 12 jaar zijn er bijvoorbeeld: De cursus OPVOEDEN EN ZO. Dit is een praktische oudercursus waarin ouders leren hoezij het gedrag van hun kinderen effectief kunnen beïnvloeden en de sfeer in huis kunnen veranderen. De cursus WEERBAARHEID. Al jong merk je verschillen tussen kinderen hoe zij voor zichzelf kunnen opkomen. Dit heeft te maken met de weerbaarheid van het kind. In de omgang met elkaar zie je dat het ene kind al snel de ‘leider’ is in een groepje, een ander afwachtend is en een volgende zich een beetje stilletjes terugtrekt. Deze verschillen zijn heel normaal en natuurlijk. Toch heb je als ouders weleens vragen en situaties zoals; ‘mijn dochter wordt gepest’, ‘mijn zoon is zo verlegen’ of ‘hoe bescherm ik mijn kind tegen kinderlokkers’. Bij de WEERBAARHEIDSTRAINING leren kinderen van groep 7 en 8 voor zichzelf opkomen, nee zeggen, grenzen aan te geven en steviger in hun schoenen te staan. De KIES SPEL- EN PRAATGROEP voor Kinderen die zich In een Echtscheidingssituatie bevinden. Kinderen hebben vaak veel verdriet van de scheiding van hun ouders en voelen zich vaak schuldig. In deze spel- en praatgroep wordt ingegaan op de gevoelens van kinderen rond een scheiding. Dit is slechts een klein deel van het cursusaanbod. Op de website www.cjgpijnackernootdorp.nl kunt u het totale aanbod vinden. Daar vindt u ook algemene opvoedingsinformatie vanaf de geboorte van een kind tot aan jong volwassenheid. Heeft u een vraag waarop u geen antwoord vindt op deze website, aarzel dan niet contact op te nemen met één van de medewerkers van het CJG. CJG locatie Nootdorp, Dorpsstraat 77, telefoon: 088-0549900.
Informatie naar externe instanties De school heeft de taak de privacy van de leerlingen zorgvuldig te bewaken. Wij kunnen alleen informatie geven en versturen wanneer ouders daar toestemming voor geven. Het onderwijskundig rapport bij de overgang naar een andere school of naar het Voortgezet Onderwijs is het enige document dat onder verantwoordelijkheid van de school valt als document voor informatieoverdracht.
Het onderwijskundig rapport Wanneer een leerling tussentijds de school verlaat wordt er een Onderwijskundig Rapport gemaakt. In het Onderwijskundig Rapport geven wij een overzicht van de ontwikkelingen en prestaties van een kind in de jaren dat het bij ons op school heeft gezeten. Het rapport wordt gemaakt door de leerkracht. Het rapport wordt doorgezonden naar de nieuwe school. U ontvangt zelf een kopie van dit rapport. Indien u niet akkoord gaat met de inhoud, raden wij u aan te tekenen voor gezien en schriftelijk uw bevindingen weer te geven. Wij geven dit dan door aan de nieuwe school van uw kind.
4.2.
De Externe Zorgstructuur
Niet altijd is de school in staat om zelf voldoende onderzoeksmiddelen in te zetten en een goede diagnose ten aanzien van de problemen te formuleren. In overleg met de ouders komen wij tot de conclusie dat wij advies nodig hebben van externe deskundigen. Dan gaan wij een beroep doen op de eigen externe zorgstructuur van de school, zoals bijvoorbeeld maar het kan ook zijn dat wij ouders verwijzen naar de externe zorgstructuur buiten de school zoals bijvoorbeeld het Centrum voor Autisme of een GGZ-instelling.
4.2.1
De aan de school gelieerde externe zorgstructuur
4.2.1.1. Onderwijs Advies West Zuid–Holland, (OA) De scholen in Pijnacker-Nootdorp maken gebruik van de diensten van Onderwijs Advies (OA) West Zuid-Holland. Deze worden door de school ingekocht. De dienstverlening kent 2 aspecten: de scholen kunnen worden geholpen met systeemgerichte begeleiding en met leerlinggerichte begeleiding. De systeemgerichte begeleiding omvat adviezen en hulp bij het kiezen van onderwijsinhoudelijke zaken. De school werkt met een vaste begeleider vanuit de OA. Dit is drs. Anja van Iperenburg. De leerling gerichte hulp omvat het diagnosticeren en het geven van handelingsadviezen ten aanzien van leer- en/of gedragsproblemen bij kinderen. Deze hulp kan er toe leiden dat de school een meer op maat gemaakte begeleiding aan een leerling kan geven. De school kan/vraagt een onderzoek met toestemming van de ouders bij de OA aan.
4.2.1.2. Onderzoeken op initiatief van de ouders Wij merken echter, dat ouders ook zelf initiatieven nemen om hun kind te onderzoeken. Uit zo’n onderzoek kan een advies komen waarvan u graag wilt dat de school hieraan mee werkt. De school kan/zal alleen ingaan op deze individuele onderzoeken en adviezen als het schriftelijk onderzoeksverslag wordt aangeboden aan de school en als dit past binnen de onderwijsstructuur of binnen de visie van ons onderwijs. In de onderzoeken, die in samenwerking tussen school en ouders worden ondernomen wordt altijd rekening gehouden met de mogelijkheden binnen de dagelijkse organisatie van De Waterwilg.
4.2.1.3. Onderzoek door Orthopedagoge verbonden aan De Waterwilg Sinds schooljaar 2013-2014 is er een orthopedagoge aan de school verbonden, Babette Havenaar. De taak van de orthopedagoog is een behandeling te bieden aan leerlingen met een ontwikkelingsproblematiek. Een orthopedagoog heeft een bachelor in pedagogiek afgerond en een master in orthopedagogiek. Orthopedagogiek is dus een specialisatie in het wetenschappelijk onderwijs. De orthopedagoog is bevoegd om onderzoeken te doen en betreffende problematiek of ontwikkelingsafwijking vast te stellen. De orthopedagoog maakt voor mensen met leer- en gedragsproblemen een behandel- en begeleidingsplan dat hun situatie kan verbeteren. Zodoende probeert de orthopedagoog ervoor te zorgen dat zij de hulp krijgen die het beste bij hun karakter en problemen aansluit. Om dat te bereiken verricht de orthopedagoog, psychologisch onderzoek bij de leerlingen om te achterhalen met welke problemen zij kampen en wat daarvan de oorzaak is. Bij de daaropvolgende behandeling kan de orthopedagoog ook de begeleiders betrekken. De orthopedagoog geeft hen adviezen met betrekking tot de begeleiding en met betrekking tot therapeutische handelingen die zij zelf kunnen verrichten. Zij kan onderzoeken verrichten uiteraard met toestemming van de ouders. Daarnaast richt zij zich op de zorgarrangementen. Zorgarrangementen zijn afspraken aangaande het bieden van zorg tussen school en ouders over een leerling.
4.2.1.4. Samenwerkingsverband 2802 Met ingang van 1 augustus 2014 gaat De Waterwilg deel uitmaken van een nieuw Samenwerkingsverband (SWV). Dit is het SWV-2802. De naam van dit Samenwerkingsverband is ‘Samenwerkingsverband passend primair onderwijs Delftlanden’. In dit samenwerkingsverband werken de 80 scholen uit het primair onderwijs uit de gemeenten Delft, Midden Delfland (Den Hoorn, Schipluiden), Lansingerland, en Pijnacker-Nootdorp samen. In totaal bestaat het nieuwe samenwerkingsverband uit meer dan 20.000 leerlingen. Naast de reguliere basisscholen bestaat het samenwerkingsverband uit drie scholen voor speciaal basisonderwijs en vier scholen voor speciaal onderwijs. De missie van het samenwerkingsverband is om voor ieder kind een passende onderwijsplek aan te kunnen bieden. In de praktijk zal dit voor de meeste kinderen het reguliere onderwijs zijn maar waar nodig kan dit ook een speciale lesplaats zijn. De wijze waarop wij gezamenlijk aan de slag gaan is in de volgende uitgangspunten beschreven: Het denken in mogelijkheden voor een kind. Niet alleen de vraag wat is er aan de hand met een kind (beperkingen), maar meer wat heeft het kind nodig om te komen tot een optimale ontwikkeling. Goede, constructieve samenwerking met ouders, scholen en samenwerkingsverband. Om voor een kind tot de juiste invulling te kunnen komen, hebben wij elkaar nodig. - Handelingsgericht werken. In passend onderwijs komen een aantal onderwijswerkniveaus: Basisondersteuning. De scholen hebben met elkaar afspraken gemaakt over wat iedere basisschool moet kunnen bieden. In het schoolondersteuningsprofiel van de school zijn deze afspraken terug te vinden. Soms zal een kind meer nodig hebben dan de basisondersteuning die de school biedt. Het samenwerkingsverband zal bij die kinderen worden betrokken om na te gaan wat deze kinderen nodig hebben. We spreken hier dan van een ‘arrangement’. Bij een aantal kinderen zal blijken dat basisondersteuning niet toereikend is. Vanuit het arrangement is vastgesteld dat dit niet op de basisschool aangeboden kan worden en dat een ‘speciale lesplaats’ dan van toepassing is. In die situaties gaan wij samen met ouders en scholen in gesprek om te komen tot de juiste onderwijsplek. Om voor een arrangement of een speciale lesplaats in aanmerking te komen zijn er routes beschreven, die gevolgd kunnen worden vanuit het samenwerkingsverband. Een route is de weg, die beschrijft wat een school moet doen om een leerling in een arrangement of speciale lesplaats geplaatst te krijgen. Centrale plaats wordt het schoolondersteuningsteam.In het ondersteuningsteam van onze school zitten de directeur, intern begeleiders en de betrokken leerkracht(en). De verschillende niveaus van zorg zoals die op De Waterwilg en binnen het Samenwerkingsverband 2802 worden aangeboden. Niveau 0: Er is de reguliere basisondersteuning in de groep. Niveau 1: Er is preventieve ondersteuning in de groep eventueel met ondersteuning van de helpdesk van het samenwerkingsverband. Niveau 2: De ondersteuningsadviseur van het samenwerkingsverband is betrokken bij de begeleiding van het kind. Er wordt gestart met een
zogenaamd ‘groeidocument’ waarin de zorg concreet geformuleerd staat in 4 vragen: Wat heeft kind nodig? Wat heeft leerkracht nodig? Wat heeft school nodig? Wat hebben ouders nodig? Er is sprake van een zorgarrangement, de afspraken zijn gedocumenteerd. Op basis van dit groeidocument wordt de zorg op maat gemaakt. Niveau 3: De leerling wordt aangemeld bij de toelaatbaarheidcommissie van het samenwerkingsverband om te beoordelen of de leerling in aanmerking komt voor een plaatsing in speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs. Niveau 4: De leerling wordt aangemeld en wordt geplaatst op een speciale lesplaats binnen het samenwerkingsverband. Het kan hierbij gaan om een school voor speciaal basisonderwijs of om een school voor speciaal onderwijs.
4.2.1.5. Schoolondersteuningsprofiel Vanaf 1 augustus 2014 maakt onze school deel uit van het samenwerkingsverband passend primair onderwijs Delflanden (www.swv2802.nl). Doel van deze samenwerking is om kinderen in de leeftijd van 4 – 12 jaar een passende onderwijsplek aan te bieden. In een Samenwerkingsverband maken scholen met elkaar afspraken over de basisondersteuning, een bepaald onderwijsniveau die elke basisschool minimaal aanbiedt. Indien kinderen meer dan deze basisondersteuning nodig hebben, dan zijn er aanvullende arrangementen of er zijn speciale lesplaatsen voor deze kinderen. De wetgeving met betrekking tot Passend Onderwijs geeft aan dat iedere school over een eigen ondersteuningsprofiel moet beschikken, zodat ouders een goed zicht krijgen op het profiel van de school en of er een dekkend netwerk aan voorzieningen aanwezig is binnen het samenwerkingsverband. Alle scholen hebben binnen het samenwerkingsverband een schoolondersteuningsprofiel gemaakt op basis van eenzelfde instrument. Het is de eerste keer dat scholen hiermee werken en het is ook de eerste keer dat scholen op die manier met elkaar vergeleken kunnen worden. De komende jaren zullen deze schoolondersteuningsprofielen verder ontwikkeld gaan worden, zodat zij een duidelijker functie kunnen gaan krijgen met betrekking tot het informeren van ouders en andere betrokkenen. Op dit moment ziet het Samenwerkingsverband de schoolondersteuningsprofielen als een groeidocument. Door ervaring hiermee op te doen, wordt het model verder uitgewerkt. De Waterwilg heeft haar Ondersteuningsprofiel geplaatst op de website en in PO Vensters gepubliceerd op het internet.
4.2.1.6. De lokale ondersteuningsadviseur (LOA) Het samenwerkingsverband faciliteert de scholen met een lokale ondersteuningsadviseur, de zgn. LOA. Zij ondersteunt de school in het realiseren van de basisondersteuning, stimuleert verbinding tussen scholen (onderling) en het samenwerkingsverband en faciliteert de school bij het schakelen naar intensievere vormen van ondersteuning. De lokale ondersteuningsadviseur neemt periodiek en op afroep deel aan het schoolondersteuningsteam,zij treedt op als trajectbegeleider richting ouders en leerkrachten.
4.2.1.7. Extra Ondersteuning en speciale lesplaatsen Op het moment dat de basisondersteuning niet voldoende ondersteuning biedt voor een leerling, bespreekt de school dit met de ouders en de lokale ondersteuningsadviseur van het samenwerkingsverband in het schoolondersteuningsteam. In overleg met de lokale ondersteuningsadviseur wordt vastgesteld of er meer nodig is dan basisondersteuning. Als ouders, school en lokale ondersteuningsadviseur gezamenlijk constateren dat er meer nodig is dan basisondersteuning, wordt er een start gemaakt met het opstellen van een arrangement. Bij deze extra ondersteuning, vergelijkbaar met de ‘rugzak’, kan het zowel om een onderwijsarrangement gaan, als om een zorgarrangement (vanuit gemeentelijke instellingen). Indien nodig betrekt de lokale ondersteuningsadviseur experts bij dit proces. Eventueel kan hierbij aanvullend handelingsgericht diagnostisch onderzoek worden opgestart. De onderwijsarrangementen worden toegekend door de lokale ondersteuningsadviseur, op voorstel van de school/ouders geformuleerd in een formeel verzoek van de directeur van de school. Allerlei typen arrangementen kunnen voorkomen, bijvoorbeeld het beschikbaar stellen van expertise (bijvoorbeeld ambulante begeleiding), het beschikbaar stellen van extra handen, het beschikbaar stellen van materialen en hulpmiddelen of een arrangement beschikbaar in geld, zodat het schoolbestuur zelf de inzet kan organiseren. Bij een route naar een speciale lesplaats wordt ook een vertegenwoordiger van de school voor speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs uitgenodigd bij de bespreking in het schoolondersteuningsteam. Het arrangement wordt geformuleerd in een ontwikkelingsperspectief van de leerling, dit is een wettelijke verplichting. Het ontwikkelingsperspectief heeft altijd een beperkte geldigheid en wordt daarom regelmatig geactualiseerd Na het opstellen van het ontwikkelingsperspectief dienen alle betrokkenen een akkoord te geven (Ouders, school en samenwerkingsverband). Bij een speciale lesplaats gaat het ontwikkelingsperspectief naar de toelaatbaarheidscommissie van het samenwerkingsverband. Een toelaatbaarheidsverklaring zal, uitgezonderd bepaalde doelgroepen, altijd tijdelijk zijn. Met ouders en scholen wordt hierover altijd gesproken. Zij brengen hierover een advies uit. Voor leerlingen die bij de schoolstart 2014-2015 beschikken over een ‘rugzak’ (LGF) wordt de geldstroom als gevolg van de stelselwijzing passend onderwijs omgebogen. Het schooldeel gaat vanaf 1 augustus 2014 naar het samenwerkingsverband, het deel voor ambulante begeleiding m.i.v. 1 augustus 2016. Om scholen (in werkwijze en formatie) goed te kunnen laten anticiperen op de verandering is een overgangsmaatregel van toepassing. Deze houdt in dat scholen in het schooljaar 2014-2015 nog over het schooldeel van de rugzakgelden kunnen beschikken, indien de leerling met een ‘rugzak’ zowel op 1 oktober 2013 als op 1 augustus 2014 op de school aanwezig is. In die situaties zal het samenwerkingsverband het schooldeel van de rugzak aan de school beschikbaar stellen. Afgelopen schooljaar heeft de Waterwilg deelgenomen aan een pilot om na te gaan welke arrangementen nodig zijn om kinderen, die behoefte hebben aan extra ondersteuning en beschikken aan een “rugzak” te kunnen helpen. Vanaf het schooljaar 2015 – 2016 gaat dit nieuwe arrangementenbeleid van start. Eind 2014 of begin 2015 worden de individuele ouders die het betreft hierover nader geïnformeerd.
4.2.1.8. Ontwikkelingsperspectief Met de komst van Passend Onderwijs heeft de onderwijsinspectie bepaald dat basisscholen per 1 augustus 2014 voor leerlingen die extra ondersteuning naast de basisondersteuning nodig hebben, ook een ontwikkelingsperspectief moeten formuleren. Extra ondersteuning is daarbij gedefinieerd als alle ondersteuning die via het samenwerkingsverband loopt en waarvoor het samenwerkingsverband middelen toewijst. Kinderen die bijvoorbeeld begeleiding krijgen bij dyslexie of kortdurende remedial teaching volgen, vallen binnen de basisondersteuning en hiervoor hoeft geen ontwikkelingsperspectief opgesteld te worden. Het primaire doel van het Ontwikkelingsperspectief (OPP) is de ontwikkelingskansen van leerlingen te optimaliseren op basis van hun mogelijkheden en talenten: het belang van de leerling staat voorop. Werken met een ontwikkelingsperspectief draagt bij aan het maken van een omslag van ‘volgen’ naar ’plannen’. In plaats van de (leer)ontwikkeling te volgen en af te wachten waar de leerling uiteindelijk uitkomt, plant de school met het OPP doelgericht het onderwijs. In het OPP beschrijft de school de doelen die een leerling kan halen met de belemmerende en bevorderende factoren die hierop van invloed zijn. Het biedt de leraar handvatten om het onderwijs af te stemmen op de onderwijsbehoeften van de individuele leerling. Hierdoor krijgen zowel school, ouders als leerling scherper in beeld waar de leerling naar toewerkt om succesvol te zijn in o.a. de uitstroombestemming. Hierbij komen de basisvaardigheden taal/lezen en rekenen en/of de sociaal-emotionele ontwikkeling, het gedrag en de werkhouding of taakaanpak van de leerling aan bod. De school evalueert het ontwikkelingsperspectief 2x per jaar met de ouders en stelt het zo nodig bij.
4.2.1.9. Zorgondersteuning / Remedial Teaching (RT) Schooljaar 2013 – 2014 is er gestart met een pilot om specifieke aandacht aan leerlingen te besteden, die extra uitleg nodig hebben op een bepaald onderdeel. Deze pilot is van grote meerwaarde gebleken. Deze specifieke zorgondersteuning vindt ook dit schooljaar plaats en zal verzorgd worden door Paulien van Kempen. Zij heeft een eigen RT praktijk in Leidschenveen. Eén dag per week begeleidt zij de leerlingen onder schooltijd op de Waterwilg. Babette Havenaar, orthopedagoge, is voor één dag per week verbonden aan de Waterwilg. Zij neemt leerling onderzoeken af, maakt op afroep deel uit van het schoolondersteuningsteam en richt zich op onderwijsarrangementen in het kader van Passend Onderwijs.
4.2.2. De niet aan de school gelieerde zorgstructuur Hieronder verstaan wij gespecialiseerde onderzoek- en/of behandelinstituten. Voorbeelden hiervan zijn: GGZ, Pietje Bell (ADHD-centrum), Centrum voor Autisme, Regionaal Instituut voor Dyslexie (RID), ONL (het dyslexie behandelinstituut van Onderwijsadvies). Ten behoeve van een onderzoekstraject wordt aan ouders en school vaak gevraagd om (gedrag)vragenlijsten in te vullen. De leerkrachten vullen deze vragenlijsten in, omdat zij de leerling dagelijks in de klas meemaken. Zij vullen deze lijsten in afgezet met als norm van een gemiddelde leerling van de jaargroep waarvan het kind zit. Bij onzekerheden koppelen zij dit terug met de intern begeleider. De leerkracht probeert altijd een zo realistisch mogelijk beeld te schetsen van het functioneren van een leerling in een klas, in het belang van een goed onderzoekstraject. Toch is gebleken dat het voor ouders soms confronterend is bij het kennisnemen van deze antwoorden. De leerkracht zal de wijze van de beantwoording altijd uitleggen maar kan niet altijd de een teleurstelling van ouders wegnemen.
4.3.
Het leerling- en onderwijsvolgsysteem
Om de leerontwikkeling van alle kinderen door de verschillende leerjaren heen goed te kunnen volgen maakt de school onder andere gebruik van het leerling- en onderwijsvolgsysteem (LOVS) van Cito. Het LOVS biedt de school een totaal toetsenpakket voor de leerstofonderdelen: rekenen en wiskunde, begrijpend lezen, technisch lezen en spelling. De toetsen worden afgenomen bij een zeer grote groep van leerlingen in het land. Daardoor is het mogelijk om de prestaties van individuele kinderen te vergelijken met andere kinderen in Nederland. In de hieronder weergegeven toetsplanner kunt u aflezen welke toetsen op welk moment afgenomen worden in de verschillende leerjaren.
Toetsen
sept.
nov.
jan.-feb.
april
juni
Rekenen voor kleuters
M2
E1-E2
Taal voor kleuters
M2
E2
DMT ** AVI
B4*
M3-M4
E3-E4
M3-M8
E3-E7
Begrijpend lezen
B8
M4-M7
E3-E4
Rekenen en wiskunde
B8
M3-M7
E3-E6
Spelling
B8
M3-M7
E3-E6
Entreetoets-7
E7
Centrale Eindtoets***
E8
Toetskalender: * Leerlingen met beneden gemiddelde prestaties bij de afname van eind groep 3 voor technische leesvaardigheid worden hier getoetst met de AVI. ** De DMT is een toets om de technische leesvaardigheid voor het lezen van losse woorden te toetsen. Drie kaarten, met een verschillend moeilijkheidsniveau, worden telkens 1 minuut gelezen, waarbij het aantal goed gelezen woorden de score bepalen. *** De afnamedata voor de Centrale Eindtoets staan gepland voor 21, 22 en 23 april 2015. De toetsen: Op De Waterwilg gebruiken wij de niveauduiding van Cito zoals hieronder aangegeven. In de hieronder weergegeven tabel kunt u deze aflezen.
Interpretatie van de prestaties op Cito-LOVS
Niveau
%
Waardering
I+
10%
Hoogst scorende
I
10%
Ver boven het gemiddelde
II
20%
Boven het gemiddelde
III
20%
Gemiddelde prestaties
IV
20%
Beneden het gemiddelde
V
10%
Ver beneden het gemiddelde
V-
10%
Zwakst scorende
Op school werken wij met de nieuwste versie van het Computerprogramma van Cito. In het schooljaar 2013-2014 heeft de school de nieuwe normeringen, die Cito heeft opgesteld, in het LOVS doorgevoerd. Tijdens de tafeltjesavond van februari 2014 heeft u hierover een schrijven ontvangen en bent u door de leerkracht hiervan op de hoogte gebracht. De aangepaste normeringen zijn in de grafische leerling rapporten doorgevoerd. Op de LOVS- uitdraai staat de niveauduiding van Cito. Het programma heeft een grenslijn in zowel het I als V gebied opgenomen. Er was behoefte om de 10% hoogst scorende leerlingen en de 10% zwakst scorende leerlingen in beeld te brengen. Hiervoor heeft de 10% hoogst scorende leerlingen een score boven de grenslijn van het I-niveau en dit wordt aangegeven met I+. Tevens is er dan een grenslijn opgenomen in het V-gebied, V-, die de 10% zwakste leerlingen onderscheidt.
Voor de leerling die op niveau-III presteert geldt dat de leerling presteert overeenkomstig een gemiddelde leerling op jaargroepniveau. Voor leerlingen welke beneden het gemiddelde presteren betekent dit dat er bij hen sprake is van een leerachterstand en bij leerlingen welke boven het gemiddelde presteren spreken wij van een leervoorsprong. Deze verdeling is een landelijk genormeerde verdeling en ouders kunnen de prestaties van hun kind hieraan relateren. Het informeren van ouders over de prestaties op de Citotoetsen van hun kind: Tijdens de tafeltjesavond zullen de leerkrachten u, aan de hand van de grafieken van het LOVS, de ontwikkeling van uw kind(eren) laten zien door de jaren heen. De ouders ontvangen bij het rapport de uitdraai van de Citoresultaten in de vorm van een leerlingenrapport per getoetst leerstofonderdeel. De leerlingen van de groepen 7 en 8 krijgen de Citoresultaten mee in het schoolrapport. Voor alle andere groepen geldt, dat ouders deze gegevens ontvangen via de leerkracht. Wij adviseren ouders van de leerlingen t/m groep 6 om de Citoresultaten niet te bespreken met hun kind. Jonge kinderen kunnen hier niet veel mee; zij werken in de klas, worden getoetst met de methode gebonden toetsen en kunnen dit overzien. Dat geldt niet voor de Citotoetsen en de resultaten.
4.3.1.
Interpretatie van de Citotoetsen
Interpretatie van het leerlingrapport: Allereerst kunnen wij uit het leerlingenrapport de vorderingen van het kind aflezen, maar tevens kunnen wij de prestaties van de leerling vergelijken met andere, vergelijkbare leerlingen. Mede op basis van het leerlingenrapport bepalen wij of wij de vorderingen van een leerling nader moeten analyseren of extra actie moeten ondernemen. Alle leerlingen volgen een lijn. De neergaande lijnen, geven doorgaans het startsein voor nader onderzoek.
Interpretatie op groepsniveau: Tijdens de groepsevaluaties door leerkracht en intern begeleider, aan het begin, het midden en het eind van een schooljaar worden de resultaten van de groep geanalyseerd om te onderzoeken of de onderwijssituatie op groepsniveau bijstelling behoeft. De analyses verwerken wij in het groepsplan. Dit is een werkdocument voor de leerkrachten. Dit document is niet ter inzage voor ouders, omdat het informatie bevat van alle leerlingen. Het groepsplan helpt ons om de begeleiding en hulpvragen van individuele en groepjes leerlingen overzichtelijk en beheersbaar in het klassenrooster in te kunnen plannen. Tevens is het een zeer effectief middel bij het overdragen van de ene jaargroep naar de andere en bij situaties waar de klas gerund wordt door een invallende leerkracht.
Interpretatie op schoolniveau: Met behulp van het LOVS is het mogelijk om op schoolniveau na te gaan of wij beantwoorden aan de doelstellingen die wij nastreven. Deze evaluatie kan de aanzet vormen tot kwaliteitsverbetering. Kwaliteitsverbetering kan gerealiseerd worden door wijzigingen en/of aanpassingen in het didactisch handelen van leerkrachten maar kan ook leiden tot het vervangen van een methode.
De afname van de Entreetoets in groep 7 De Entreetoets bevat de basisvaardigheden voor Taal, Rekenen-Wiskunde en Studievaardigheden. De toets bestaat uit 16 taken die, verspreid over een aantal weken, afgenomen gaan worden. De resultaten van de toets worden verwerkt door het Cito en elke leerling krijgt een leerling profiel, zo kunnen ouders en de school in een oogopslag zien hoe de leerling er, wat betreft de basisvoorwaarden, voor staat. Een analyse van het profiel geeft antwoord op de vragen zoals: is het niveau zoals verwacht? De afname van de Entreetoets groep 7 maakt onderdeel uit van het traject voor advisering ten aanzien van het Voortgezet Onderwijs. In de maand juni in groep 7 maken alle leerlingen de Entreetoets-7. De gegevens worden opgestuurd naar Cito waar deze verwerkt worden. De uitslag ontvangen wij daardoor pas na de zomervakantie. Bij de startgesprekken in groep 8 worden de ouders geïnformeerd over de resultaten en ontvangen de ouders een document met daarop het voorlopige advies voor het Voortgezet Onderwijs.
4.4.
Het volgen van de vorderingen van de technische leesvaardigheid
Goed leren lezen is misschien wel de belangrijkste taak van het basisonderwijs. Om de leesvaardigheid van de leerlingen goed te kunnen volgen gebruiken wij verschillende toetsen. De leesvaardigheid van de leerlingen van de groepen 3 en 4 wordt gescreend op groepsniveau met behulp van de AVI en DMT toets. De uitslagen van deze toetsen zijn bepalend voor een eventueel vervolgtraject. Bij een beneden gemiddeld niveau (prestaties op niveau IV, V en V-) zal er door de intern begeleider een aanvullend leesonderzoek worden gedaan. De leesvaardigheid van de leerlingen van de groepen 5 t/m 7 wordt gescreend op groepsniveau met behulp van de AVI toets. Bij de leerlingen die in het voorafgaande jaar een benedengemiddelde score behaalden ten aanzien van de technische leesvaardigheid wordt tevens de DMT-toets afgenomen. De uitslag van deze toets is bepalend voor een eventueel vervolgtraject. Bij prestaties op niveau IV, V en V- zal er door de intern begeleider een aanvullend leesonderzoek worden gedaan. De afnames in de verschillende jaargroepen vindt u terug in de toetskalender in hoofdstuk 4.3. Dyslectische leerlingen die begeleid worden door een extern instituut zullen niet door de school getoetst worden met AVI omdat er een leereffect zit in het meermaals afnemen van deze toetsen. De school heeft hierover een afspraak gemaakt met de behandelaars. De school neemt de AVI-resultaten over van de behandelaar en legt deze vast in het LOVS van Cito.
AVI-niveau op het schoolrapport De Leestoetsen worden twee keer per jaar afgenomen. De afnamemomenten vindt u in de toetskalender. Evenals alle andere CITO toetsen, wordt ook de AVI 2 keer per jaar afgenomen. Alleen op het tweede en derde rapport vindt u de CITO resultaten. Voor de leerlingen van de jaargroepen 4 maken wij hierop een uitzondering. Deze leerlingen zitten in een leerproces waarbij de prestaties op lezen snel voor- of achteruit kunnen gaan. Daarom worden alle leerlingen van de groepen 4, welke een leerachterstand hadden voor de zomer, aan het begin van het schooljaar getoetst met AVI, de toets voor het lezen van teksten.
Wat is dyslexie? Dyslexie is een stoornis, die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen
en/of spellen op woordniveau. Bijvoorbeeld: de kinderen in groep 3 leren gedurende de eerste 3 maanden alle letters en lettercombinaties. Kinderen met dyslexie gaan op dit moment eigenlijk al opvallen, omdat zij heel erg veel moeite hebben met het herkennen en benoemen van de verschillende letters. Wij gaan dan, samen met de ouders, intensief oefenen. Voor veel kinderen met dyslexie blijft de letterkennis, ook na intensief oefenen, meestal een probleem. Kinderen met dyslexie blijken vaak wel in staat om de eerste woorden zoals maan, roos, vis, etc. te herkennen en te lezen Op het moment dat zij met de letters nieuwe woorden moeten gaan maken lukt dit niet of met zeer veel moeite. Op de site van de school vindt u het Protocol Dyslexie. In dit protocol staat beschreven hoe de school handelt bij een vermoeden van dyslexie.
Wat doen wij als school? Een belangrijke taak van de school is het signaleren van leesproblemen. Per 1 januari 2009 is er een belangrijke wijziging gekomen in de behandeling van kinderen met dyslexie. Kinderen, geboren voor 1 januari 2000, kunnen in aanmerking komen voor behandeling en vergoeding van de onderzoek- en/of behandelkosten door de Zorgverzekeraars. Startpunt voor verwijzing ligt bij de school. Nadat er een uitval op de methode gebonden toetsen geconstateerd is, zal de school een leesonderzoek doen en meestal een handelingsplan opstellen. Dit plan wordt gedurende een half jaar uitgevoerd. Er worden drie metingen gedurende dit traject verricht. Na elke meting wordt het handelingsplan bijgesteld. Als na een half jaar blijkt dat de leesproblematiek hardnekkig is en het kind tot de 10% zwakst presterende leerlingen behoord zal de school met de ouders in gesprek gaan over onderzoek en behandeling voor dyslexie. Ten aanzien van de signalering werken wij aan de hand van het Protocol Dyslexie. Kinderen die uitvallen bij de signaleringen krijgen extra begeleiding van hun leerkrachten en/ of hun ouders. Voor een uitval bij de technische leesvaardigheid betekent dit dat de leerling 2 keer per week 20 minuten gaat deelnemen aan de leesgroep Speciale Leesbegeleiding. In deze groep lezen de leerlingen individueel met een tutor leerling uit groep 8. De tutoren zijn geïnstrueerd door de intern begeleider en zij lezen onder verantwoordelijkheid van de intern begeleider, die bij deze leessituaties aanwezig is. Bij spellingproblematiek volgt de leerling doorgaans een aangepast spellingprogramma, waarbij de extra begeleiding door de leerkracht gegeven wordt en er vooral extra geoefend wordt m.b.v. het computerprogramma dat behoord bij Spelling in Beeld. Na verwijzing voor onderzoek en behandeling is daarmee het probleem voor kind en ouder zeker niet verholpen. Er volgt dan een intensief onderzoeken behandeltraject. De speciale leesbegeleiding op school wordt stop gezet.
Auditieve ondersteuning voor leerlingen met dyslexie Indien u van een externe deskundige het advies krijgt om een Daisyspeler aan te vragen voor uw kind bij de ziektekostenverzekeraar, is het raadzaam om vooraf informatie hierover in te winnen bij een van de intern begeleiders van de school. Steeds meer leerlingen met dyslexie hebben een eigen laptop en hierop kan een programma geïnstalleerd worden dat het mogelijk maakt om op deze wijze auditieve ondersteuning te realiseren.
Makkelijk Lezen Plein (MLP) De bibliotheek in Pijnacker beschikt over een ‘Makkelijk Lezen Plein’. Het Makkelijk Lezen Plein (MLP) is een plek waar kinderen van 8 t/m 13 jaar met dyslexie en andere leesproblemen op een toegankelijke manier boeken en materialen kunnen vinden. Materialen die speciaal voor hen geselecteerd zijn. Het belangrijkste doel van het MLP is het bevorderen van leesplezier bij kinderen voor wie lezen niet vanzelfsprekend gaat.
Leeszwakke kinderen: Voor deze groep kinderen geldt: lezen, lezen en nog eens lezen. We noemen dit ook wel het maken van ‘leeskilometers’. Een goede leesvaardigheid is ontzettend belangrijk; wij bieden mooie, leuke en spannende boeken aan. Regelmatig vernieuwen wij ons boekenbestand en vullen dit aan. Daarnaast vinden wij voorlezen erg belangrijk en hebben wij lezen dagelijks vast in het lesrooster opgenomen. Ouders kunnen hun kinderen helpen door voor te lezen. Ook kinderen uit groep 4 worden nog graag voorgelezen. Een zeer belangrijk advies: zorgt u er vooral voor dat het kind niet te moeilijke boeken leest! Een kind dat moeite heeft met lezen en zich door een tekst heen moet worstelen, zal alleen maar bevestigd worden in de eigen beleving, namelijk dat lezen niet leuk en verschrikkelijk moeilijk is. Door samen met uw kind te lezen, uw kind boeken te laten lezen die goed op niveau zijn en vooral trots te zijn op het leesresultaat van het kind, stimuleert u het leren lezen van uw kind.
4.5.
Het onderwijs aan (hoog)begaafde kinderen
Op de school: De school streeft naar onderwijs op maat, ook voor de leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong. Door het compacten van leerstof en het aanbieden van verrijkingsmaterialen, realiseren wij een uitdagende leeromgeving voor deze groep kinderen. In een meer vakoverstijgende en projectmatige aanpak van het onderwijs, zoals bij Topondernemers, wordt er rekening gehouden met specifieke en meervoudige capaciteiten van leerlingen. Waardoor ieder kind vooral naar eigen vermogen kan presteren en het samen leren en van elkaar leren centraal staat.
Beleidsontwikkeling t.a.v. het onderwijs aan meer- en hoogbegaafde leerlingen Op De Waterwilg willen wij ook zorg bieden aan kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong. In eerste instantie krijgen deze kinderen binnen hun eigen jaargroep verbredings- en/of verrijkingsactiviteiten aangeboden in combinatie met het compacten van één of meer vakgebieden. Sinds het schooljaar 2010-2011 is er op De Waterwilg een interne Plusklas: de Kangoeroegroep. Doel van deze groep is om leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong onderwijs op maat te bieden, deze leerlingen meer differentiatie en verrijking aan te bieden, deze leerlingen te laten samenwerken met ontwikkelingsgelijken, de eigen leerkracht te ontlasten en de groep te integreren binnen De Waterwilg. In deze groep zitten leerlingen die extra uitdaging aan kunnen, buiten het normale werk van de eigen groep. Er wordt door de eigen leerkracht, in overleg met de intern begeleider en de leerkracht van de Kangoeroegroep, goed gekeken welke leerlingen hiervoor in aanmerking komen. De school bepaalt in deze. Daarbij moeten aan bepaalde criteria worden voldaan. Er wordt gekeken naar de prestaties op het LOVS van Cito, naar de didactische voorsprong, naar de werkhouding, naar de prestaties van de methodetoetsen en er worden observaties gedaan. De leerlingen komen één dagdeel (1½ uur) in de 2 weken naar de Kangoeroegroep, samen met andere leerlingen van hun eigen leerjaar. De lessen zijn op de dinsdag o.l.v. Mandy Binkhorst of Jolijn van Zanten. In de Kangoeroegroep wordt gewerkt aan aparte opdrachten en daarnaast krijgen de leerlingen pluswerk mee naar de klas. Het is de bedoeling, dat de leerlingen deze opdrachten zelfstandig verwerken binnen het lesrooster. De reguliere leerstof wordt door de eigen leerkracht aan de leerlingen in compacte vorm aangeboden. Dit betekent, dat de leerlingen nieuwe leerstof minder hoeven in te oefenen en te herhalen dan in het reguliere lesprogramma. In de overgebleven lestijd werken de leerlingen zelfstandig aan de opdrachten van de Kangoeroegroep. De leerlingen die in aanmerking komen voor de Kangoeroegroep gaan een aanloopperiode meedraaien. Daarna wordt deze periode geëvalueerd en wordt er gekeken of voortgang kan plaatsvinden. Daarbij wordt gelet op de inzet en werkhouding, de resultaten van de methodetoetsen en het
verwerken van de plusopdrachten naast de leerstof van de klas. In de Kangoeroegroep wordt o.a. gewerkt met de Pittige Plus Torens. In deze torens bevinden zich activiteiten in de vorm van ‘Peper Projecten’. Deze bevatten verbredings- en verrijkingsstof voor pluskinderen op de basisschool. Het doel is het stimuleren van de individuele creativiteit, de motivatie en het doorzettingsvermogen, ieder op zijn eigen niveau. De kinderen leren hoe zij gestructureerd hun eigen ideeën kunnen omzetten in een tastbaar en presenteerbaar eindresultaat. Met de Peper Projecten leren de kinderen ook grondig onderzoeken, het structureren en plannen van eigen activiteiten en het goed vormgeven van eigen ideeën en creaties. Het is denken en doen! Eén keer in het schooljaar is er een inloopmoment. De ouders van de leerlingen van groep 1 t/m 4 ontvangen via de mail een nieuwsbrief, nadat de leerlingen in de Kangoeroegroep zijn geweest. Aan het einde van het schooljaar komt er een inlegvel met de bevindingen van de Kangoeroeleerkracht in het eindrapport.
4.6.
Van Basisonderwijs naar Voortgezet Onderwijs
In de groepen 7 en 8 wijkt het rooster ten aanzien van de rapporten, toetsen en de gesprekscyclus met ouders enigszins af van de cyclus in de andere jaargroepen. In het schema hieronder staat een schematisch overzicht van de cyclus voor de groepen 7 en 8. De Waterwilg maakt bij de verwijzing naar het voortgezet onderwijs gebruik van het digitale overdrachtssysteem ‘Onderwijs Transparant’. Hier zijn alle scholen binnen de regio Haaglanden en Delft bij aangesloten. De overstap van leerlingen van het basisonderwijs naar het Voortgezet Onderwijs is een belangrijke stap in de schoolcarrière van leerlingen. Veel informatie die op de basisschool in de loop der jaren is verzameld rondom de leerling, moet overgedragen worden aan de ontvangende school. Toetsgegevens, gegevens over de schoolloopbaan en gegevens over begeleiding worden gecommuniceerd naar de school die de leerling kiest. Veel van deze gegevens spelen ook een rol bij de bepaling van het vervolgonderwijs. De leerkrachten van groep 8 maken in samenspraak met de intern begeleider en de directie voor iedere leerling in groep 8 een onderwijskundig rapport (afgekort OKR). Dit rapport wordt gemaakt in het programma van Onderwijs Transparant. Als een leerling zich aanmeldt op een school van Voortgezet Onderwijs, kan de middelbare school middels een unieke code op het adviesformulier van de leerling het OKR eenvoudig in het eigen administratiesysteem invoeren. Zo vindt er een goede overdracht van gegevens plaats. Daarnaast kan de basisschool zien of en waar een leerling zich aanmeldt. Hierdoor is het proces van aanmelding voor zowel de basisschool als het voorgezet onderwijs inzichtelijk. Rapporten en gesprekscyclus voor groepen 7 en 8
Maand
Groep 7
Data
Groep 8
Data
September
Startgesprekken (15 min.)
25-09-14 30-09-14
Startgesprekken + Voorlopig Advies (15 min.) Afname Drempel
25-09-14 30-09-14 Week: 3
November
1e rapport mee Facultatief
21-11-14 25-11-14
Afname Wisc-III n.a.v. Drempel Week 1 Afname Cito-LOVS voor BL, Week 2 en 3 R&W en SP
December Januari
Afname LOVStoetsen
Februari
Afname LOVStoetsen
Maart
2e rapport mee
13-03-15
10-minutengesprekken
18-03-15 23-03-15
April
Mei
1e rapport mee + LOVS
08-12-14
OKR maken door LK OKR mee naar huis 10-minutengesprek, rapport en OKR
05-01-15 09-01-15 15-01-15 20-01-15
Afname Centrale Eindtoets Afronden van de leerlingenrapporten
21, 22 en 23 april
Uitslag Centrale Eindtoets
Juni
Entree-7 Facultatief
Week 1, 2 en 3 24-06-15
Juli
3e rapport mee
08-07-15
2e rapport mee
08-07-15
Traject van advisering voor het voorgezet onderwijs: Het voorlopig advies: Elke school is bij wet verplicht een schooladvies uit te brengen. In de loop der jaren hebben wij een indruk gekregen van de leerprestaties en de leerlingenkenmerken van de leerlingen. In juni van groep 7 maken de leerlingen de Entreetoets van CITO voor groep 7. Met de Entreetoets worden de basisvaardigheden van leerlingen op de onderdelen taal, rekenen-wiskunde en studievaardigheden gemeten. De resultaten worden weergegeven middels een leerlingprofiel op papier. Op dit leerlingprofiel is in één oogopslag te zien hoe de leerling ervoor staat. Op basis van de meerjarige gegevens van het leerlingvolgsysteem van CITO, de resultaten van de methodetoetsen, de gegevens van de Entreetoets in groep 7 en op basis van de leerlingenkenmerken, krijgen de leerlingen een voorlopig schooladvies. Dit advies zal tijdens een gesprek tussen de leerkracht en de ouder(s)/verzorger(s) in september groep 8 gecommuniceerd worden. Een bijstelling van het voorlopig schooladvies kan in de loop van groep 8 door de school gedaan worden indien de prestaties van een leerling een sterk stijgende of dalende tendens laten zien. Meestal zal dit gebeuren nadat in november de leerlingen van groep 8 de CITO-LOVS toetsen voor rekenen en wiskunde, begrijpend lezen en spelling (CITO B8) gemaakt hebben. Het formuleren van een schooladvies voor het Voortgezet Onderwijs is een verantwoordelijkheid van de basisschool. Om de taken en
verantwoordelijkheden van school en ouders helder te formuleren is de overgang ‘Van Basisonderwijs naar Voortgezet Onderwijs’ beschreven.
Leerwegondersteunend onderwijs Leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) is voor vmbo-leerlingen die genoeg capaciteiten hebben om een diploma te halen, maar daar wel extra hulp bij nodig hebben. VMBO-scholen kunnen zelf bepalen hoe zij lwoo aanbieden, bijvoorbeeld door bijlessen, huiswerkbegeleiding of trainingen om een leerling beter te laten studeren. Vaak bestaan de klassen voor leerwegondersteunend onderwijs uit gemiddeld 15 leerlingen. Lwoo hoeft niet vier jaar te duren. Eén of twee jaar is ook mogelijk. De Regionale Verwijzingscommissie beslist of de vmbo-school geld krijgt om een leerling extra begeleiding te geven. De commissie kijkt hiervoor naar de leerachterstand, de capaciteiten (IQ) en het gedrag van het kind. In de maand oktober maken de leerlingen die een VMBO-advies hebben de Drempeltoets. De Drempeltoets is een toets die beoogt leerachterstanden te achterhalen. Indien een leerling op twee of meer leerstofgebieden een achterstand heeft die groter dan of gelijk is aan 25% (waarvan één leerstofgebied begrijpend lezen of rekenen is), zal er een speciaal onderzoekstraject doorlopen worden om vast te stellen of deze leerling in aanmerking komt voor lwoo.
Het definitieve advies en de Eindtoets: Vanaf schooljaar 2014-2015 is het voor alle leerlingen van groep 8 in het reguliere basisonderwijs verplicht om een eindtoets te maken. De overheid stelt hiervoor de Centrale Eindtoets beschikbaar. Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) is verantwoordelijk voor de Centrale Eindtoets, die in samenwerking met Cito wordt gemaakt. Deze toets is vergelijkbaar met de Eindtoets Basisonderwijs van Cito. De centrale eindtoets wordt in april 2015 voor het eerst afgenomen. De toets wordt op papier afgenomen. De afnamedata in 2015 zijn: 21, 22 en 23 april 2015. Een deel van de leerlingen zal de toets digitaal maken. Dit betreft bijvoorbeeld leerlingen die vanwege dyslexie de toets met auditieve ondersteuning mogen maken. De digitale afnames zullen in de periode rondom de afnamedata van de papieren versie zijn. De exacte data hiervoor zijn nog niet bekend. De centrale eindtoets wordt in twee versies aangeboden: basis en niveau. Een toets die aansluit bij de vaardigheden van de leerling is voor de leerlingen prettiger om te maken en komt het resultaat ten goede. De centrale eindtoets basis is geschikt voor leerlingen waarvan het schooladvies vmbo-t, havo of vwo is. De centrale eindtoets niveau is geschikt voor leerlingen die naar verwachting doorstromen naar de basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg van het vmbo. De leerkrachten bespreken in een persoonlijk gesprek met de leerling het resultaat op de eindtoets en het daaraan gekoppelde definitieve advies. Indien er een sterke afwijking in het resultaat is bij een leerling, zal de leerkracht, voor de bespreking met de leerlingen, contact opnemen met de ouders. De leerlingen krijgen de uitslag van de eindtoets en het definitieve advies zo spoedig mogelijk na ontvangst door de school mee naar huis.
Het onderwijskundig rapport (OKR) Zoals u hierboven hebt kunnen lezen, maken de leerkrachten van groep 8, in samenspraak met de intern begeleider en de directie, voor iedere leerling in groep 8 een onderwijskundig rapport in het programma van Onderwijs Transparant. Alle ouder(s)/verzorger(s) krijgen het onderwijskundig rapport ter inzage. Er wordt aan alle ouder(s)/verzorger(s) gevraagd het onderwijskundig rapport te controleren op de personaliagegevens. Wij adviseren ouders dringend om de inhoud van het OKR niet in zijn geheel met uw kind te bespreken. Informatie staat er in ‘volwassen’ taal en dit kan op een leerling toch anders overkomen.
Tijdpad In de vorige jaren moesten de basisscholen binnen ons samenwerkingsverband eind januari alle onderwijskundige rapporten af hebben en vrijgeven voor het voortgezet onderwijs. De aanmeldperiodes voor voortgezet onderwijs starten in januari en eindigen in maart. Op dit moment weten wij nog niet exact hoe het tijdpad van het vrijgeven van de onderwijskundige rapporten en aanmelden bij het voortgezet onderwijs zal verlopen. Wellicht zullen er in dit schooljaar veranderingen zijn, omdat er een Centrale Eindtoets is in april. Tijdens de informatieavond van groep 8 hopen wij u hierover wel de duidelijkheid te kunnen verschaffen.