www.pwc.nl
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties Maart 2013
Bij PwC in Nederland werken ruim 4.700 mensen met elkaar samen vanuit 12 vestigingen. PwC Nederland helpt organisaties en personen de waarde te creëren waarnaar zij op zoek zijn. Wij zijn lid van het PwC-netwerk van firma’s in 158 landen met meer dan 180.000 mensen. Wij zien het als onze taak om kwaliteit te leveren op het gebied van assurance-, belasting- en adviesdiensten. Vertel ons wat voor u belangrijk is. Meer informatie over ons vindt u op www.pwc.nl.
Navigeerbare inhoudsopgave Pagina terug Pagina vooruit
2
PwC
Voorwoord
Kom in beweging Kom in beweging is het thema van de Capita Selecta voor de goededoelensector, waarin we een overzicht geven van de belangrijkste ontwikkelingen van het afgelopen jaar en vooruitblikken naar de thema’s die de komende jaren naar onze mening relevant zijn. De wereld van de goededoelensector is flink in beweging. De vanzelfsprekendheid waarmee de burger of de overheid geld gaf aan goede doelen is voorbij. Goede doelen zullen nieuwe wegen moeten vinden om hun toegevoegde waarde te laten zien. De geefcijfers tonen dat de sector een krimp mag verwachten, waarbij de kosten om het geld op te halen zullen toenemen en het steeds lastiger wordt om hetzelfde geefrendement te halen via de traditionele wervingsmethoden. Onze oproep is om opnieuw na te denken over de impact die goede doelen willen realiseren en duidelijk te maken welke relevante bijdrage of plaats in de keten het goede doel heeft. In onze complexe wereld kan geen enkel goed doel alleen en zonder samen te werken impact realiseren. Met welke belanghebbenden werkt u samen om de doelstellingen te realiseren? De goededoelensector is een sector van hoop. Donateurs willen meegenomen worden in de droom, de ambitie die een goed doel oproept om kanker de wereld uit te helpen of een andere grote nood te lenigen. Goede doelen willen, en moeten ook impact hebben. Donateurs willen weten of hun bijdrage effectief en efficiënt besteed wordt. Het transparant inzicht geven in de gerealiseerde impact is en blijft relevant en het is belangrijk dat goede doelen stappen blijven zetten om meer inzicht te bieden. Tegelijk is ook belangrijk te beseffen dat impact in belangrijke mate te maken heeft met de verwachting, de droom die goede doelen communiceren bij de werving. Gevers willen gezien worden als partner, ze willen serieus genomen worden en weten of de realisatie van de droom dichterbij is gekomen op een eerlijke en kwetsbare manier. De goededoelensector is een sector waar risico’s genomen worden doordat projecten opgepakt worden waarbij gelet op de complexiteit van de problematiek op voorhand niet zeker is dat kans op succes bestaat.
Maar niets doen is geen optie. Relevant is duidelijk te zijn in de visie en de houding die goede doelen aannemen als het gaat om risico’s, om ook op dit vlak duidelijkheid te creëren voor het publiek. “Transparantie, ik blijf het herhalen, is zó ontzettend belangrijk” aldus staatssecretaris Teeven in zijn nieuwjaarstoespraak bij de SBF van januari 2013. “De burger die aan goede doelen geeft en het bedrijf dat een stevige bijdrage levert, hebben het volste recht om te weten hoe u met de u toegekende middelen omgaat. Hoe verwerft u uw geld, hoe beheert u het, wat doet u ermee en wat is het effect van dit alles? Wat hebt u – anders geformuleerd - met dat geld van die burger concreet bereikt?” PwC stimuleert transparantie in de sector door middel van De Transparant Prijs vanuit de visie dat donateursvertrouwen gebaat is bij een transparante goededoelensector. De Transparant Prijs heeft de toekomst van de verantwoording als thema voor De Transparant Prijs van dit jaar gekozen. PwC wil met De Transparant Prijs bijdragen aan betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van goede doelen. De visie op het jaarverslag 3.0 is dat een verschuiving plaatsvindt van compliance-verantwoording naar verantwoording over waarde. Dit is ook de kern van Integrated Reporting. Ik wens u veel inspiratie bij het lezen van het rapport. Kom in beweging!
Nita Wink Voorzitter Sectorgroep Maatschappelijke Organisaties
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
3
4
PwC
Inhoud 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Ontwikkelingen in de goededoelensector: dynamiek en beweging Sector in het nieuws SEPA: Acceptgiro voorlopig gered Publieke managementletter Goed doel, goed verhaal De sector nader onderzocht…
6 6 8 9 10
2.
Ontwikkelingssamenwerking onder druk
12
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
Trends in de cijfers: inkomsten staan onder druk VFI-benchmark 2012 laat dalende opbrengsten zien CBF cijfers: baten van goede doelen zijn gedaald in 2011 PwC-onderzoek: ‘Toekomst donaties aan goede doelen onzeker’ Donateurspanel: Het donateursvertrouwen is licht gestegen in het najaar van 2012
15 15 17 18
4. 4.1. 4.2. 4.3.
Hogere eisen aan kwaliteit governance: meer aandacht voor cultuur en gedrag Toezicht en verantwoording cruciaal voor vertrouwen donateurs Wet Bestuur en Toezicht in werking op 1 januari 2013 Wet Normering Topinkomsten (WNT) is van kracht in 2013
5. 5.1. 5.2. 5.3.
Verslaglegging: van compliance naar impact en communicatie Toekomst van het jaarverslag van goede doelen: ‘van eenmaal per jaar achteraf naar 24/7’ Trends en ontwikkelingen in de verslaggeving: transparantie en tijdigheid verbeterd Trend in verslaggeving: Integrated Reporting als middel om impact beter zichtbaar te maken
19
20 20 22 23 25 25 26 27
6. Groot aantal wijzigingen in fiscaliteit 6.1. Trend naar horizontaal toezicht zichtbaar 6.2. Voorstel afschaffing giftenaftrek slaat volgens SBF plank volledig mis 6.3. Giftenaftrek afschaffen is onverstandig, ook volgens PwC 6.4. Nieuwe Geefwet voordelig voor culturele instellingen 6.5. Btw-actualiteiten 6.6. Actualiteiten loonheffingen 6.7. Actualiteiten vennootschapsbelasting 6.8. Actualiteiten schenk- en erfbelasting 6.9. Actualiteiten overige fiscale onderwerpen
29 29 29 30 30 31 32 33 33 34
Bijlage Publicaties
36
Colofon
38
Contact
39
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
5
1. O ntwikkelingen in de goededoelen sector: dynamiek en beweging
Om u een indruk te geven van de dynamiek in de goededoelensector, vindt u hier een selectie van korte berichten en actualiteiten uit het jaar 2012.
1.1. Sector in het nieuws Wakker Dier trekt Unilever over de streep De plofkip-campagne van Wakker Dier werpt zijn vruchten af. In de campagne richt Wakker Dier zich met radiospots rechtstreeks tot drie bedrijven die plofkip gebruiken: Olvarit, Struik en McDonald’s. Unilever heeft inmiddels laten weten van de plofkip af te stappen. Vanaf 2013 worden de kipknaks van Unox gemaakt van kip met één Beter Leven ster en alle andere producten waar Unilever kip in verwerkt is, zullen zo snel mogelijk volgen.
Kennisbank Filantropie van start Met als basis de huidige databank van het Centraal Informatiepunt Goede Doelen (CIGD, de erfenis van de vroegere Donateursvereniging) is een nieuwe databank opgericht: de Kennisbank Filantropie. Het is een samenwerking tussen het CIGD en de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF). Met deze databank willen de twee partijen inspelen op de toenemende vraag naar transparantie en bijdragen aan efficiëntie voor filantropische instellingen.
Goed Geld Gala’s breken opnieuw records In februari 2013 was de week van de Goed Geld Gala’s. De BankGiro Loterij, de Vriendenloterij en de Postcode Loterij keren recordbedragen uit. Van de laatstgenoemde loterij krijgen bijna honderd goededoelenorganisaties 284 miljoen euro uitgekeerd. Het aantal aanvragen neemt toe en steeds meer organisaties worden afhankelijk van de bijdrage. Vroeger konden organisaties met de financiering van de loterijen iets extra’s doen. Nu maakt de loterijbijdrage onderdeel uit van hun basisinkomen. Met de revisie van de Wet op de Kansspelen een factor om rekening mee te houden in de risicoanalyse van goede doelen.
6
PwC
BlockBusterFonds gaat cultuursector ondersteunen De BankGiro Loterij, het Prins Bernhard Cultuurfonds, het VSBfonds en de VandenEnde Foundation hebben een nieuw particulier fonds opgericht dat financiële ondersteuning gaat bieden aan grootschalige culturele evenementen. Dit BlockBusterFonds is tot stand gekomen in overleg met de overheid, waarbij de overheid overigens niet meebetaalt. Een van de initiatiefnemers Joop van den Ende deed in de Mandeville Lezing een oproep aan de samenleving om meer te investeren in cultuur en cultureel ondernemerschap. Hij rekende voor dat een investering van 100 miljoen euro in blockbusters – tentoonstellingen van internationale kwaliteit in Nederlandse topmusea – het Nederlandse bedrijfsleven 1,3 miljard euro aan extra inkomsten zou opleveren. Daarvan zou 650 miljoen euro naar de schatkist vloeien. “Kunst is geen linkse hobby, maar eigenlijk zeer rechts”, aldus Van den Ende.
Commotie en Kamervragen over Wereld Kanker Onderzoek Fonds Zelfverrijking, belangenverstrengeling en misleiding: deze zware beschuldigingen worden in het radioprogramma Argos geuit tegen het Wereld Kanker Onderzoek Fonds. PvdA-Kamerlid Bouwmeester stelt naar aanleiding van de uitzending vragen aan minister van Veiligheid en Justitie Opstelten. Nadia Ameyah, operationeel manager van het WKOF, ontkent in de uitzending categorisch alle beschuldigingen. Op de website van het Wereld Kanker Onderzoek Fonds wordt met geen woord gerept over de affaire. Toezichthouder CBF besluit in mei 2012 niet geheel onverwacht om het keurmerk van Wereld Kanker Onderzoek Fonds niet te verlengen. WKOF voldoet volgens het CBF niet aan de vernieuwde en verzwaarde eisen van haar Reglement. De ernstige beschuldigingen van misleiding en zelfverrijking, die eerder door het VPRO-radioprogramma Argos werden aangevoerd, zijn volgens CBF-directeur Adri Kemps
voor de Nederlandse tak van het Amerikaanse World Cancer Research Fund (WCRF) niet aangetoond of vielen buiten de jurisdictie van de toezichthouder. Overigens heeft het College van Beroep het beroep schrift van de WKOF in december 2012 gegrond verklaard en is de WKOF erkend gebleven als keurmerkhouder.
Postcode Loterij stopt met fietsen uitdelen De Nationale Postcode Loterij stopt met het uitdelen van duizenden fietsen per keer in één wijk, meldt RTL Nieuws. De organisatie krijgt meerdere klachten van fietsenhandelaars die hun nering zagen verdampen. De neveneffecten van goed doen blijken ook in deze casus.
Giftenaftrek vrijwilligersvergoeding gehandhaafd Naar aanleiding van de aangescherpte voorwaarden voor giftenaftrek in het Belastingplan 2012 beantwoordt staatssecretaris Weekers van Financiën Kamervragen over de vrijwilligersvergoeding. Hij geeft aan dat hij blijft vasthouden aan het gevoerde beleid en verwijst hiervoor naar een uitspraak van de rechtbank Arnhem.
Overheid zou fusies fondsen moeten belonen Dit stelt Theo van Loon van het Fonds Verstandelijk Gehandicapten dat fuseerde met het Revalidatiefonds. In Trouw is een artikel opgenomen met het statement dat meer fondsen moeten fuseren, want er zijn te veel goede doelen in Nederland die in elkaars vaarwater zitten.
Nederland op derde plaats in Aid Transparancy Index Nederlandse ontwikkelingshulp behoort tot meest transparante in de wereld. Ons land is de top drie binnengekomen van de Aid Transparancy Index 2012, de lijst die beoordeelt hoe open landen zijn over de besteding van hulpgelden, schrijft de Volkskrant. Nederland dankt zijn positie mede aan de introductie van openaid.nl, waar informatie over ontwikkelings samenwerking gepubliceerd wordt.
Normbedragen directielonen in 2013 bevroren Goededoelenorganisaties die lid zijn van koepelorganisatie VFI gaan de normbedragen voor directielonen in 2013 bevriezen conform voorgaande jaren. In 2005 is een beloningsregeling voor directieleden vastgesteld, waar de normsalarissen deel van uitmaken. Sinds 2008 wordt de cao rijksambtenaren gevolgd.
Argos: ‘Namaakfondsen schaden goede doelen’ Goede doelen hebben in toenemende mate last van namaakfondsen. Deze fondsen lijken in naam, tekst en huisstijl op gerenommeerde fondsen en houden er niet zelden een dubieuze financiële huishouding op na. Dit is de conclusie van het radio-onderzoeksprogramma Argos. Vooral grote gezondheidsfondsen zeggen last te hebben van zogenoemde ‘lookalikes’. Door de verwarring die door deze fondsen ontstaat, komen donaties en soms zelfs nalatenschappen volgens hen verkeerd terecht.
KWF start proef met pinapparaat tijdens collecte Dat we in Nederland steeds minder kleingeld in onze portemonnee hebben, wordt gevoeld door goede doelen. Organisaties die vroeger veel geld ophaalden met huis-aan-huis of op straat collecteren, moeten daarom op zoek naar alternatieven. KWF Kankerbestrijding begint met een proef waarbij collectanten op pad gaan met een mobiel pinapparaat.
Afdracht goededoelenloterijen komt onder grote druk Het regeerakkoord tussen VVD en PvdA maakt duidelijk dat het huidige restrictieve kansspelbeleid van de laatste decennia op zijn laatste benen loopt. Toelating van online gokbedrijven tot de Nederlandse kansspelmarkt betekent ook dat de automatismen van een gegarandeerde afdracht van de loterijen aan de samenleving (in 2011 nog 750 miljoen euro) verdwijnen. Niet alleen voor de vergunninghouders, maar ook voor de beneficiënten, waaronder een groot aantal charitatieve fondsen die zwaar leunen op inkomsten uit de loterijen, breken andere en ook onzekere tijden aan.
Verduurzaming van beleggingen nog niet hoog op de agenda Behalve voor een klein kopgroepje goededoelenen vermogensfondsen staat verduurzaming van de financiën in de sector niet hoog op de bestuurs agenda. Dit blijkt uit onderzoek naar duurzaam beleggen bij goededoelen- en vermogensfondsen door de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO). Oorzaken? Angst voor reputatieschade (het Zembla-effect), geen kennis in huis, geen of onvoldoende kennis bij de vermogensbeheerder, geen bedding in overall MVO-beleid, nog steeds denken dat groen beleggen minder rendeert, en vooral: het Calimero-effect.
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
7
Of, zoals VBDO-voorman Guiseppe van der Helm het formuleerde: “Duurzaam beleggen is niet voor watjes.”
Urk meest vrijgevige collecte gemeente. Het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) publiceert de collectegegevens van goededoelenorganisaties in de periode van 2008 tot en met 2011. De gegevens zijn door 414 gemeenten gerapporteerd aan het CBF. De totale opbrengsten zijn licht gedaald. In Urk waren de inwoners het gulst voor het goede doel. Gemiddeld gaven de Urkers in 2011 € 47,36 per huishouden. In Den Haag werd gemiddeld het minst opgehaald. Op provinciaal niveau werd in Friesland het meest gegeven: € 11,10 per huishouden. De Brabanders gaven gemiddeld per huishouden het minst, namelijk € 5,48.
Stichting Kinderpostzegels, beste goede doel van 2012 volgens Trouw Stichting Kinderpostzegels is dit jaar als nummer één geëindigd van de Trouw Goede Doelen Top-50. In de top 10 staan naast Cordaid en Light for the World met name kleinere stichtingen als Burung Manyar, Barcode for Life, Kinderhulp Bodhgaya en Kies voor Leven. In 2012 hebben zo’n 800 goede doelen de vragenlijst ingevuld. Het Erasmus Centrum voor Strategische Filantropie (ECSP) stelde de vragenlijst waarop de Top 50 is gebaseerd op rondom criteria als de transparantie van de organisatie, de interne organisatie en de wijze waarop de activiteiten worden uitgevoerd. Volgens critici is het op basis van de samenstelling van de vragen en het feit dat de organisaties zelf de vragenlijst invullen onverantwoord om op basis van het onderzoek conclusies te presenteren voor een ranglijst van beste goede doelen. Belangrijk is wel dat de wetenschap de handen ineen slaat om de kennis over effectieve goede doelen steeds weer een stapje verder te brengen.
Vroeger konden organisaties met de financiering van de loterijen iets extra’s doen. Nu maakt de loterijbijdrage onderdeel uit van hun basisinkomen. Met de revisie van de Wet op de Kansspelen een factor om rekening mee te houden in de risicoanalyse van goede doelen.
8
PwC
1.2. SEPA: Acceptgiro voorlopig gered De VFI (Vereniging Fondsenwervende Instellingen) stelt zich op het standpunt dat de overgang naar SEPA (Single Euro Payments Area) geen nadelige consequenties voor goede doelen mag hebben, dat althans betrokken partijen zich moeten inspannen deze tot een minimum te beperken. Een aantal onderwerpen binnen SEPA heeft de specifieke aandacht van de VFI: • acceptgiro; • NAW-gegevens; • telefonische machtiging; • verkorte rekeningnummers. Acceptgiro De afspraak om de acceptgiro te handhaven maakten de Nederlandse banken, vertegenwoordigd door de Nederlandse Vereniging van Banken en de Stuurgroep SEPA, en acceptgiro-eigenaar Currence met belang hebbende partijen. Het oorspronkelijke plan om in de migratie naar SEPA de acceptgiro per 1 februari 2014 af te schaffen was daarmee van de baan.
De nu afgesproken handhaving van de acceptgiro betekent een aanpassing per 1 februari 2014 van de bestaande acceptgiro naar een SEPA-variant die geschikt zal zijn voor het gebruik van IBAN (International Bank Account Number). In een intensieve periode van consultatie en overleg kwamen alle belanghebbenden verder overeen in 2013 een plan op te stellen voor de afbouw van de IBAN-acceptgiro per 1 januari 2019. Tot deze streefdatum zal tussentijds het gebruik van de acceptgiro gemeten worden.
Terugkoppeling NAW-gegevens Banken stellen zich vooralsnog op het standpunt dat zij in het SEPA-tijdperk geen NAW-gegevens (naam-adres-woonplaats) meer zullen terugkoppelen. Naar het oordeel van VFI zijn de door de banken daarvoor aangedragen argumenten onvoldoende steekhoudend. VFI heeft al eerder, onder andere bij de stuurgroep SEPA die zich over dit onderwerp buigt, aangegeven wat het belang is van NAW-gegevens voor goede doelen en zet zich in voor handhaving van de huidige praktijk. De Task Force SEPA Nederland heeft zich nog niet uitgesproken over de mogelijkheden vanaf 1 februari 2014.
Telefonische machtiging Met ingang van 1 februari 2014 wordt de Nederlandse Incasso vervangen door de Europese Incasso. Vanaf dat moment is het in beginsel niet meer mogelijk om een telefonische machtiging af te geven. Voor de Europese Incasso is de enige geldige machtiging een machtiging op papier met een fysieke handtekening van de debiteur of een elektronische machtiging (e-mandate). Naar verwachting zal de e-mandate in 2015 geïntroduceerd worden.
De telefonische machtiging wordt vaak gebruikt bij (koude) werving via telemarketing. Door het verdwijnen van de telefonische machtiging dient de donateur zijn machtiging in de toekomst te bevestigen met een fysieke handtekening (of in de toekomst door een e-mandate). Ervaringscijfers laten zien dat een dergelijke bevestiging (tweede beslismoment) voor uitval zal zorgen. VFI gaat ervan uit dat dit zal leiden tot aanzienlijke inkomstenderving.
Het is nog onduidelijk hoe de regels vanaf 1 februari 2014 zullen worden toegepast. Wel is duidelijk dat organisaties die in het SEPA-tijdperk blijven werken met een telefonische machtiging zonder een machtiging op papier / elektronische machtiging te vragen een storno-risico lopen van 13 maanden. Verkorte rekeningnummers Een ander belangrijk gevolg van SEPA is de overgang naar het ‘International Bank Account Number’ (IBAN). Een IBAN is, wat betreft Nederland, opgebouwd uit een combinatie van 18 cijfers en letters. Communicatieve actienummers, zoals 555 zullen mogelijk niet meer kunnen worden gebruikt. Dit zal nadelige consequenties hebben voor de inkomsten van goede doelen. VFI zet zich derhalve in voor het behoud van dergelijke rekeningnummers dan wel het vinden van een goed alternatief. Overleg hierover vindt plaats in een daartoe opgerichte werkgroep waarin naast VFI onder meer de Nederlandsche Bank, de Nederlandse Betaalvereniging en diverse banken zijn vertegenwoordigd. VFI onderzoekt diverse mogelijkheden.
Nederlandse ontwikkelingshulp behoort tot meest transparante in de wereld.
1.3. Publieke managementletter Goed doel, goed verhaal In december 2012 heeft de NBA (Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants) een publieke managementletter voor de goede doelen gepubliceerd: ‘Goed doel, goed verhaal’. De NBA brengt periodiek signalen uit van de gezamenlijke accountants in een bepaalde sector van Nederland om daarmee het publiek kenbaar te maken welke observaties en risico’s zij mee willen geven aan belanghebbenden in de goededoelensector. De relevante signalen betreffen: 1. goed doel, verantwoord effect - plaats het te bereiken effect centraal. Goededoelenorganisaties moeten meer inzicht geven in hun prestaties en de bereikte maatschappelijke effecten van hun handelen. Donateurs willen weten of hun geld goed wordt besteed en effect heeft gehad. Omdat prestaties en effecten vaak moeilijk meetbaar zijn, is openheid extra belangrijk; 2. wie niet waagt, wie niet wint - wees duidelijk over de geaccepteerde risico’s. Goede doelen kunnen meer open communiceren over risico’s en een discussie aangaan over de ‘risk appetite’ (houding ten aanzien van risico’s). Door inzichtelijk te maken welke risico’s er zijn, weten gevers wat ze mogen verwachten; 3. nu ontvangen, later besteed – signaal over vermogensvorming: wees duidelijk over de reden waarom vermogen nodig is; 4. goed schakelen in de samenwerkingsketen investeer in goede samenwerkingsafspraken. Goede doelen moeten samenwerken om de wereld te verbeteren. De plaats in de keten en ‘control’ op de samenwerking met derden is complex en moet je goed geregeld zijn; 5. meer vertrouwen door professionaliteit professionaliseer het interne toezicht; 6. een gapende verwachtingskloof – accountants in de sector hebben te maken met een verwachtingskloof omdat de maatschappij verwacht dat goedkeuring van de accountant ook betekent dat het geld goed besteed is (effectief en efficiënt), terwijl de accountant alleen de getrouwheid van de jaarrekening controleert. Een discussie is nodig over de rol en de verwachting die goede doelen (en de maatschappij) heeft van de accountant.
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
9
1.4. De sector nader onderzocht… Effecten van het bel-me-niet- register op de werving van structurele donateurs lijken beperkt Het bel-me-niet-register heeft veel stof doen opwaaien in fondsenwervend Nederland. Begin 2012 kwam het Ministerie van Economische Zaken met een evaluatie van het register. Minister Verhagen liet weten dat de instelling van dit register niet heeft geleid tot een daling van inkomsten van goede doelen. Tegelijkertijd heeft de VFI onderzoek laten uitvoeren naar de werving van structurele donateurs en gaf de Stichting Collecteplan opdracht voor onderzoek naar de effecten van het bel-me-niet-register op de werving van collectanten. Uit het onderzoek naar de werving van donateurs blijkt dat al voor de introductie van het register (voorjaar 2009) fondsenwervende organisaties op zoek zijn gegaan naar alternatieve methoden om donateurs te werven. Grote goededoelenorganisaties zijn dan ook in de periode 2008-2010 succesvol geweest in het werven van nieuwe donateurs. De invoering van het bel-me-niet- register heeft de toename van het aantal nieuwe donateurs niet sterk beïnvloed. Het resultaat van het onderzoek naar de werving van donateurs staat in contrast met de effecten van het ‘bel-me-niet’ register op de werving van collectanten. De invoering van het register heeft het bereik van telemarketing om collectanten te werven verkleind, de kosten van de organisatie van collectes verhoogd, en de opbrengsten van collectes verlaagd. Economische Zaken heeft in een brief de Tweede Kamer geïnformeerd over de effecten van het bel-me-niet-register.
Onderzoek maatschappelijk rendement: “Veel woorden en mooie plaatjes in vuistdikke jaarverslagen, maar bedroevend weinig impactvol.” Uit een onderzoek naar ‘verantwoorden over maatschappelijk rendement’ van Ans Verstraeten blijkt dat jaarverslagen vaak omvangrijke boekwerken zijn waarin zoveel mogelijk activiteiten beschreven worden en maar weinig ruimte gebruikt wordt om het bereikte maatschappelijk rendement aan te tonen. De kwantiteit van het jaarverslag maakt het voor de lezer niet eenvoudiger om het effect van de fondsenwervende instelling op de doelgroep en samenleving te achterhalen.
10
PwC
Het beschrijven van activiteiten en output geeft geen beeld van het behaalde maatschappelijk rendement. Om daadwerkelijk zicht te krijgen op het bereikte effect, dienen de activiteiten en output in samenhang met de missie en doelstellingen weergegeven te worden. Verantwoorden over maatschappelijk rendement is geen doel op zich. Op de eerste plaats wil je als organisatie maatschappelijk rendement bereiken omdat dat een deel van je missie is. Een bedrijfsmatige aanpak kan daarin ondersteunen. Daarnaast moet je als organisatie willen laten zien waarom je doet wat je doet en wat je voor je doelgroep bereikt. Om de verantwoording extern vorm te geven moet je weten aan wie je verantwoording aflegt en welke behoeften de belanghebbenden hebben. Als deze basis duidelijk is, dan kun je – indien nodig – een meetmethode en een passend middel kiezen om te verantwoorden. Het onderzoek start overigens met een mooi citaat van Einstein: “not everything that can be counted counts, and not everything that counts can be counted”. Misschien is de kernvraag bij impactmeting of meting van maatschappelijk rendement eerst te weten waarom je wilt weten en voor wie je wilt meten.
Een jaar na het samenwerkingsconvenant overheid en filantropiesector ‘Ruimte voor geven’ Het convenant Ruimte voor Geven dat in juni 2011 gesloten is, is een overeenkomst voor versterking van de afstemming en samenwerking tussen de filantropiesector, vertegenwoordigd door de SBF, en de overheid, vertegenwoordigd door de minister-president. Benadrukt werd dat de filantropiesector volstrekt autonoom en onafhankelijk blijft. Het convenant is een afspraak om waar mogelijk samen te werken, elkaar te informeren en kennis te delen. Het convenant wordt gezien als een grote kans om in samenwerking meer voor de samenleving te kunnen betekenen. Na de eerste verjaardag dringt zich de vraag op of en in welke mate de in dit convenant afgesproken doelstellingen zijn gehaald. In 2012 is de SBF geconsulteerd over met name fiscale zaken: ANBI-register, Belastingplan 2013 en overige fiscale maatregelen, Regeling intrekking btw-vrijstelling fondsenwervende instellingen, Horizontaal toezicht (Commissie Stevens), Giftenaftrek (Commissie Van Dijkhuizen) en zaken als de Geefcampagne, kans-spelen en de Wet normering bezoldiging topfunctio narissen publieke en semipublieke sector (WNT).
Nieuwe verdienmodellen voor maatschappelijke initiatieven In 2012 heeft de SBF een rapport over ‘Nieuwe verdienmodellen voor maatschappelijke initiatieven’ gepubliceerd waarin met name geïnventariseerd is welke nieuwe verdienmodellen en praktijkexperimenten gebruikt worden (onder andere: crowdfunding, nieuwe coöperaties, revolverende fondsen en fondsen voor sociaal ondernemers).
SBF verdiept zich in de aanpak van de projectencarrousel Daarnaast heeft de SBF een project over de projectencarrousel opgezet. Jaarlijks starten honderden projecten met een tijdelijke subsidie. Deze projecten verdwijnen weer zodra de financiering stopt. Ook effectieve projecten. Via het experiment Aanpak van de projectencarrousel zijn criteria ontwikkeld om effectieve projecten te verduurzamen. Uit het experiment is gebleken dat er vier criteria zijn om een effectief project te herkennen: • de resultaten en effectiviteit van het project worden gemeten; • het project hanteert een integrale aanpak waarbij de gebruiker/cliënt centraal staat; • het project is onderdeel van een vitale coalitie van partners; • het project wordt geleid door een ondernemend persoon. Voor het verduurzamen is vervolgens nodig dat de partijen die door het project geld ontvangen ook investeren in het project. Bijvoorbeeld door geld of personele inbreng. Alleen zo kan een duurzaam ondernemingsmodel tot stand komen.
Gemeenschapsfondsen in opkomst Mensen en bedrijven zijn op zoek naar een doel waar ze echte betrokkenheid bij voelen. Er is een groei te constateren van lokale initiatieven met een maat schappelijk doel. De overheid bezuinigt en versterkt de noodzaak van verandering. Die verandering stimuleert de overheid met ruimte voor geven, de ruimte voor eigen lokaal initiatief.
politiek. Gemeenschapsfondsen zijn een instrument voor burgers en bedrijven naar meer onderlinge betrokkenheid en maatschappelijke aansluiting voor een brede groep burgers. In de basis gaat een Gemeenschapsfonds uit van de gelijke kansen voor mensen, waardigheid van ieders bestaan, de kracht van de groep en samenwerking en de dynamiek van verandering en verbetering.
Publicatieplicht voor ANBI’s in de toekomst De Minister van Veiligheid en Justitie is van mening dat ter versterking van de preventieve en repressieve mogelijkheden met betrekking tot het misbruik van stichtingen, alsmede verenigingen met een ANBI-status, het nodig is dat de informatiepositie omtrent gegevens over deze organisaties structureel verder wordt verbeterd. Daarbij is onder meer te kennen gegeven dat stichtingen, die op grond van artikel 10 lid 2 van boek 2 BW verplicht zijn de balans en staat van baten en lasten op te maken, evenals stichtingen en verenigingen die ANBI zijn, worden verplicht die stukken bij de Kamer van Koophandel te deponeren. Overeengekomen is dat stichtingen en verenigingen met een ANBI-status per 1 januari 2014 op de website van desbetreffende ANBI of op het internetportaal van een van de bij de SBF aangesloten brancheorganisaties ten minste publiceren: • de namen van bestuursleden; • de bestedingen op een geaggregeerd niveau, eventueel met een indeling in rubrieken; • de verkorte staat van baten en lasten. Wat betreft de kerkgenootschappen is overeen gekomen dat zij geleidelijk toewerken naar een lager aggregatieniveau voor wat betreft de op het webportaal van het CIO te publiceren (financiële) gegevens van kerkelijke ANBI’s.
Bestaande maatschappelijke organisaties en fondsen zien een nieuw fenomeen; hun beleidsgebieden worden ruimer en dieper, nadrukkelijk aanvullend en initiërend. Gemeenschapsfondsen geven invulling aan de behoefte aan lokaal initiatief, de middelen en de afstemming met maatschappelijke organisaties en
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
11
2. Ontwikkelingssamenwerking onder druk
In dit hoofdstuk is een selectie van nieuwsberichten over de ontwikkelingssamenwerking opgenomen.
Regeerakkoord zorgt voor forse bezuiniging van 1,25 miljard euro In totaal zal er op het terrein van internationale samenwerking uiteindelijk 1,25 miljard euro worden bezuinigd, 1 miljard op ontwikkelingssamenwerking en 250 miljoen op defensie.
De regering heeft hier stappen in gezet bij monde van premier Rutte toe te zeggen “dat de regering ernaar zal streven dat minimaal de helft van de Nederlandse bijdrage (aan het klimaatfonds) wordt gefinancierd uit private middelen”.
Minister Ploumen: Geen sprake van MFSIII Met een gedeelte van die bezuiniging wordt een structureel budget van 250 miljoen euro per jaar ingericht, bestemd voor internationale vrede en veiligheid. Dit budget lijkt in eerste instantie echter kosten te dekken die nu nog vallen onder de begroting van defensie. Een verschuiving van een post die dus een feitelijke bezuiniging op ontwikkelingsgelden betekent. Met een ander gedeelte van de bezuiniging wordt vanaf 2014 t/m 2016 250 miljoen euro per jaar besteed aan een revolving fund voor internationale samenwerking, waarmee investeringen van het midden- en kleinbedrijf in ontwikkelingslanden gefaciliteerd kunnen worden. Ook hier wordt ingezet op ontwikkelingsrelevantie en het ten goede komen van dit fonds aan het lokale mkb en dus aan lokale, duurzame, en inclusieve economische ontwikkeling. Ook de Kamer maakt zich hier hard voor; een motie hierover werd woensdag 14 november 2012 aangenomen.
Naast de bezuiniging speelt nog de kwestie van de klimaatgelden. Die moeten volgens het regeerakkoord worden gefinancierd uit het ontwikkelingsbudget. De Nederlandse totale bijdrage aan de klimaatgelden kan naar schatting oplopen tot maximaal 1 miljard euro in 2020. Daarmee wordt het risico genomen dat de feitelijke bezuinigingen op de huidige ontwikkelingsgelden veel hoger zullen zijn dan de genoemde 1 miljard euro. Het streven is onder andere om te stimuleren dat deze gelden zoveel mogelijk worden opgebracht door alternatieve financieringsbronnen.
12
PwC
Tijdens het wetgevingsoverleg in de Tweede Kamer over de portefeuille Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bleek er verdeeldheid bij de coalitiepartijen over deze portefeuille. In het wetgevingsoverleg geeft minister Ploumen het belang aan van de maatschappelijke organisaties. Wel verkondigt zij met stelligheid dat er geen MFSIII komt (NB: met MFSIII wordt bedoeld de mogelijk opvolger van het Medefinancieringsstelsel II, een subsidie voor ontwikkelingssamenwerking die loopt van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015). Deze regeldruk komt niet ten goede aan de kracht van niet-gouvernementele organisaties.
Notitie van Partos over ontwikkelings organisaties in ontwikkeling De notitie ‘Ontwikkelingsorganisaties in ontwikkeling’ beschrijft de positie van ontwikkelingsorganisaties in het maatschappelijk middenveld, de ontwikkelingen hieromtrent en de meerwaarde van ontwikkelingsorganisaties. De notitie is voor het laatst door Partos geactualiseerd in oktober 2012. Ontwikkelingssamenwerking is in ontwikkeling. De mondiale verhoudingen veranderen snel. De rol van Nederlandse particuliere ontwikkelingsorganisaties is hierbinnen aan het verschuiven van ‘service delivery’ naar het opbouwen van een lokaal maatschappelijk middenveld en het streven naar veranderingen op mondiaal niveau.
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
13
Nederlandse ontwikkelingsorganisaties zoeken hierbinnen de samenwerking; met andere niet-gouvernementele organisaties, met overheden, met internationale instellingen en zeker ook met het bedrijfsleven.
Ontwikkelingssamenwerking staat niet op zich, mensen moeten het zelf doen. Lokaal ondernemerschap, productiviteit en werklust zijn daarbij onmisbaar. Maar al te vaak zijn er omstandigheden die de ontwikkeling, de productiviteit en het ondernemerschap van mensen belemmeren. Vaak liggen die belemmeringen in het land zelf. Omdat de elite veranderingen tegenhoudt, omdat de noodzakelijke infrastructuur ontbreekt, omdat er geen rechtsstaat is, omdat er geen goed ondernemersklimaat is, et cetera.
Soms ook liggen de belemmeringen buiten het land zelf. Omdat de toegang tot internationale markten ontbreekt, omdat belastinggelden weglekken naar belastingparadijzen, omdat het klimaat is veranderd, omdat grondstoffen worden geroofd, of vanwege oorlogen. Ontwikkelingssamenwerking vormt een katalysator waar mensen zich inzetten deze interne en externe belemmeringen aan te pakken.
Alle organisaties die lid zijn van Partos houden zich aan de vastgestelde beloningsnorm. Dat neemt niet weg dat de discussie over ‘directeurssalarissen’ van tijd tot tijd oplaait. Voor sommigen is het taboe dat een ontwikkelingsorganisatie ook een ‘gewone’ organisatie is die goede mensen wil aantrekken om haar werk goed te doen. Fatsoenlijke salarissen horen daarbij.
Verantwoording SHO-actie Haïti is sterk verbeterd De Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) hebben belangrijke resultaten geboekt in de wederopbouw van Haïti. Met Nederlands geld hebben kwetsbare groepen duurzame hulp ontvangen. Wel spelen factoren als de slecht functionerende overheid en de cholera-epidemie in Haïti, alsmede organisatorische problemen bij de hulporganisaties parten. Verder is de verantwoording over de besteding van de hulpgelden verbeterd. Dit blijkt uit het vervolgonderzoek Verantwoording van de hulpgelden 2011 voor Haïti van de Algemene Rekenkamer.
Ontwikkelingsorganisaties houden zich aan de salarisnorm Exorbitante salarissen? Die komen in de Nederlandse ontwikkelingsbranche zelden voor. Medewerkers van ontwikkelingsorganisaties worden in de regel uitbetaald via de cao Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening of de cao Openbare Markt. Hun salarissen zijn vergelijkbaar met die van maat schappelijk werkers, bibliotheekmedewerkers en medewerkers van arbodiensten. De VFI heeft in het kader van het Goede Doelen Rapport 2012 onderzoek gedaan naar de directie beloning over 2011 van 36 ontwikkelingsorganisaties. De gemiddelde directiebeloning bedroeg 93.000 euro hetgeen onder de DG-norm is die eind 2009 door het ministerie van Buitenlandse Zaken is geïntroduceerd. Deze norm eist van ontwikkelingsorganisaties dat de directeur niet meer verdient dan een basissalaris (124.000 euro bij een 36-urige werkweek inclusief eindejaarsuitkering en vakantiegeld) van een directeur-generaal op een ministerie. Deze DG-norm is ook vastgelegd in de gedragscode van Partos, branchevereniging voor Internationale Samenwerking. Volgens die gedragscode mag een directeur van een ontwikkelingsorganisatie niet meer verdienen dan een rijks ambtenaar met een vergelijkbare functie.
14
PwC
‘Exorbitante salarissen? Die komen in de Nederlandse ontwikkelingsbranche zelden voor. Medewerkers van ontwikkelingsorganisaties worden in de regel uitbetaald via de cao Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening of de cao Openbare Markt.’
3. T rends in de cijfers: inkomsten staan onder druk
In hoofdstuk 3 gaan wij in op ontwikkelingen in de inkomsten en uitgaven van de sector.
3.1. VFI-benchmark 2012 laat dalende opbrengsten zien Uit de VFI-benchmark die PwC heeft uitgevoerd blijken de volgende trends (cijfers over 2011): • de benchmark van 90 VFI-organisaties met € 2,3 miljard inkomsten is representatief voor het sectorbeeld; • de sector kent een grote diversiteit in omvang; • er is sprake van een inkomstendaling met 4,2% door minder SHO-baten en een lager beleggingsrendement;
• er is sprake van een groei van eigen fondsenwerving met 3,4% door stijging van donaties, giften en nalatenschappen; • de bestedingen aan de doelstelling dalen met 0,6% ondanks sterkere daling van de inkomsten met 4,2%; • de kosten van eigen fondsenwerving zijn licht toegenomen tot gemiddeld 16,4%; • de kosten van beheer en administratie kennen een grote spreiding maar blijven stabiel op 5,5%.
Figuur 1 – totaal inkomsten 2010-2011
-4,2% € 2,600,000
Totaal
€ 2,400,000
Inkomsten (x € 1.000)
2010
2011
Eigen fondsenwerving
€ 913.731
€ 945.074
3,4%
Gezamenlijke acties
€ 145.233
€ 115.738
-20,3%
Acties derden
€ 383.835
€ 339.149
-11,6%
Subsidies
€ 834.328
€ 828.803
-0,7%
Beleggingen
€ 79.790
€ 40.880
-48,8%
€ 1,200,000
Overig
€ 63.325
€ 47.854
-24,4%
€ 1,000,000
Totaal
€ 2.420.242
€ 2.317.498
-4,2%
€ 2,200,000 € 2,000,000 € 1,800,000 € 1,600,000 € 1,400,000
Verschil
€ 800,000
Eigen fondsenwerving
€600,000
Gezamenlijke acties Acties derden
€400,000
Subsidies
€ 200,000
Beleggingen Overig
€0
2010
2011 Totaal
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
15
Inkomstendaling met 4,2% door minder SHO-baten en lager beleggingsrendement De inkomsten zijn gedaald van € 2,4 miljard in 2010 naar € 2,3 miljard in 2011. Dit is een daling van 4,2%. De daling in inkomsten wordt met name veroorzaakt door een daling van de acties van derden (SHO-baten) en een lager beleggingsrendement: gemiddeld +2% in 2011 tegen +5,5% in 2010. Door de grote SHO-acties in 2010 voor Haïti en Pakistan nemen de SHO-baten in 2011 af. De SHO-opbrengst voor de Hoorn van Afrika is in 2011 lager dan de opbrengsten voor Haïti en Pakistan in 2010 en leidt per saldo tot een daling van de baten. In totaal hebben 11 organisaties (2010: één organisatie) een negatief beleggingsrendement. 26 organisaties hebben geen beleggingen. Vergeleken met een referentierendement (AEX -11,9% of obligaties Euro Overheid+2,9%) is het gemiddelde rendement van 2% te danken aan gemiddeld een defensief beleggingsbeleid. Door bezuinigingen bij de overheid staan de inkomsten uit subsidies onder druk. De opbrengsten uit subsidies tonen een lichte daling van € 6 miljoen (-0,7%). Uit de analyse komt naar voren dat niet alle organisaties geraakt worden door de bezuinigingen. De subsidies dalen bij 28 deelnemers met een totaalbedrag van € 114 miljoen. 34 Organisaties wisten een stijging in
subsidiebaten te realiseren voor een bedrag van € 108 miljoen. De sterkste dalers zijn Cordaid (€ 53 miljoen) en Oxfam (€ 34 miljoen). Eén van de sterke stijgers is het Leger des Heils (zorg- en welzijnssubsidies). Groei eigen fondsenwerving met 3,4% door stijging van donaties en giften en nalatenschappen. De inkomsten uit eigen fondsenwerving stijgen in 2011 met 3,4% van € 914 miljoen in 2010 naar € 945 miljoen in 2011. Dit is een stijging van € 31 miljoen. Opvallend is dat grote organisaties harder groeien (+ 4,1%) ten opzichte van middelgrote (+2,7%) en kleine organisaties die krimp vertonen (-2,1%). De groei in eigen fondsenwerving wordt met name veroorzaakt door een stijging van donaties en giften (2,5%). Ondanks de stijging in giften in 2010 door de acties voor Haïti weten goede doelen opnieuw een stijging te realiseren. Een sterke stijging in de nalatenschappen (9%) is met name zichtbaar bij de grote fondsenwervende instellingen (stijging van 14%) terwijl kleine instellingen een daling laten zien van 23%. Naast de stijgers laten 18 instellingen een daling zien tussen de € 0,25 miljoen en € 5 miljoen. Een verklaring is dat in 2010 eenmalige giften voor Haïti zijn ontvangen. Daarnaast staat de werving bij bedrijven onder druk. In de cijfers is ook zichtbaar dat de collecte- en de contributieopbrengst onder druk staat met een daling van respectievelijk 2,7% en 2,4%.
Figuur 2 – opbrengsten eigen fondsenwerving 2010-2011 Totaal Eigen fondsenwerving (x € 1.000) Collecten
Middel
Klein
Verschil
Verschil
Verschil
Verschil
€ 44.054
€ 42.885
-2,7%
-3,8%
-1,5%
-2,0%
€ 542.783
2,5%
2,4%
3,1%
1,1%
Contributies
€ 93.380
€ 91.102
-2,4%
-2,4%
-3,4%
1,6%
Sponsoring
€ 23.088
€ 23.597
2,2%
10,2%
-2,0%
4,8% -22,8%
Nalatenschappen
€ 182.140
€ 198.448
9,0%
13,9%
2,0%
Eigen loterijen
€ 11.409
€ 12.669
11,0%
13,9%
1,8%
-6,8%
Verkoop goederen
€ 17.101
€ 17.351
1,5%
-8,7%
9,2%
28,8%
Overige baten eigen fw
€ 12.964
€ 16.239
25,3%
21,9%
18,1%
98,3%
€ 913.731
€ 945.074
3,4%
4,1%
2,7%
-2,1%
Totaal
PwC
Groot
2011
€ 529.595
Donaties en giften
16
2010
Opmerkelijk is dat de deelnemers ondanks een inkomstendaling van 4,2% de bestedingen aan de doelstelling op niveau hebben gehouden met een lichte daling van 0,6%.
3.2. CBF Cijfers: baten van goede doelen zijn gedaald in 2011 De CBF-cijfers over 2011 representeren in absolute bedragen over 2011 € 3,6 miljard aan baten van 844 geregistreerde instellingen. Zij gaven daarvan € 3,1 miljard uit aan de doelstellingen.
Bestedingen aan de doelstelling dalen slechts 0,6% ondanks sterkere daling inkomsten met 4,2%. Opmerkelijk is dat de deelnemers ondanks een inkomstendaling van 4,2% de bestedingen aan de doelstelling op niveau hebben gehouden met een lichte daling van 0,6%. In de doelbestedingen is bij een aantal organisaties een sterke daling waarneembaar door lagere baten uit subsidies en acties derden. Het omgekeerde effect is ook zichtbaar bij deelnemers die juist een stijging laten zien van bestedingen door hogere opbrengsten uit subsidies. De bestedingen verdeeld over doelbesteding, wervingskosten en kosten beheer en administratie laten in 2011 een consistent beeld zien ten opzichte van 2010.
De ontwikkelingen geven dezelfde trend aan als de VFI-benchmark met een toename van de baten uit eigen fondsenwerving in 2011 van 3,1%, waarbij de subsidies met 10% zijn gedaald. Het totaal aan baten is met 4,6% gedaald met als gevolg dat er in 2011 ten opzichte van 2010 1,5% minder aan de verwezenlijking van de doelstellingen is besteed.
Het CBF heeft geconstateerd dat de meeste middelen besteed worden aan internationale hulp, alhoewel er een lichte verschuiving optreedt richting gezondheidszorg. Op basis van de gegevens van de afgelopen jaren kenschetst het CBF 2011 als een stabiel jaar waarbij de eigen fondsenwerving nog licht stijgt maar waarin de overige baten zijn gedaald en waarbij er iets minder geld is besteed aan de doelstellingen van de goede doelen.
Figuur 3 – verhouding bestedingen naar categorieën doelbesteding, kosten B&A en wervingskosten Totaal Bestedingen (x € 1.000) Doelbesteding Kosten B&A Wervingskosten Totaal
2010
%
2011
%
Verschil
€ 2.041.796
88,9%
€ 2.055.287
89,2%
-0,6%
€ 82.172
3,6%
€ 83.069
3,6%
-1,1%
€ 172.615
7,5%
€ 166.335
7,2%
3,8%
€ 2.296.583
€ 2.304.691
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
17
3.3. PwC-onderzoek: ‘Toekomst donaties aan goede doelen onzeker’ De toekomst van donaties aan goede doelen lijkt onzeker. Hoewel op dit moment bijna negentig procent van de Nederlanders wel eens geld doneert, verwachten vier op de tien landgenoten in de nabije toekomst zelf minder te doneren. Bovendien denkt bijna tweederde dat particuliere giften in hun totaliteit terug zullen lopen.
voor fondsenwerving waar het CBF toezicht op houdt. Daarnaast plaatst brancheorganisatie VFI sinds twee jaar een overzicht van de directiesalarissen van de aangesloten goede doelen op internet. Ook de uitreiking van de jaarlijkse Transparant Prijs draagt bij aan de bevordering van transparantie in de branche. Donateurs hebben het vertrouwen dat hun geld in goede handen is, dat er zorgvuldig mee wordt omgesprongen. Wel leert dit onderzoek dat donaties in de toekomst onder druk kunnen komen te staan en dat geefgedrag aan verandering onderhevig is.
Transparantie is noodzaak Het onderzoek laat een link zien tussen transparantie en geefgedrag. Zestig procent zegt meer geld te geven aan goede doelen die transparant zijn. Transparantie is geen luxe, maar noodzaak. Alleen goede doelen die duidelijk zijn over behaalde en niet behaalde resultaten dingen mee naar de gunst van gevers die zich minder laten binden en meer aan concrete projecten willen geven.
PwC beveelt goede doelen aan transparant te zijn over het niet- en welslagen van projecten, vaker geoormerkte donaties mogelijk te maken en gevers als het even kan persoonlijk in te lichten over vorderingen. Transparantie, geeft donateurs meer vertrouwen om te doneren, zoals het onderzoek laat zien. Noem het een opwaartse vertrouwensspiraal, waar je als goed doel met je donateurs in wilt komen.
Hoewel donateurs waarde hechten aan transparantie, wil slechts een derde van de ondervraagde Nederlanders betrokken worden bij beleidskeuzes van goede doelen. Ruim de helft van de Nederlanders vertrouwt erop dat goede doelen hun gift op profes sionele wijze besteden.
Conclusies PwC ronde tafel over de donateur van de toekomst
Donateurs willen vooral dat goede doelen duidelijk zijn over resultaten die ze bereiken. Ze willen ook dat het geld zoveel mogelijk aan het goede doel besteed wordt en niet aan fondsenwerving en administratiekosten. Steeds meer mensen doneren liever voor een specifiek project dan dat men vaste donateur wordt. Ook letten donateurs op het aantal jaar ervaring, de manier waarop er met hen wordt gecommuniceerd en of het goede doel over een keurmerk beschikt. Redenen om te stoppen met doneren zijn er ook. Met stip op één staat het moment dat men niet langer meer achter de manier kan staan waarop donaties worden besteed. Een tweede aanleiding is dat donateurs het zich financieel niet meer kunnen veroorloven. Tot slot kan ook een te hoge besteding aan kosten en negatieve publiciteit een reden zijn om te stoppen met doneren.
Opwaartse vertrouwensspiraal Goede doelen hebben de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan transparantie en verantwoording aan donateurs. Bovendien zijn er regels voor de kosten
18
PwC
Op 2 oktober 2012 heeft een ronde tafel plaatsgevonden waarbij een aantal prominenten uit de sector de onderzoeksresultaten van het PwC onderzoek in het kader van de donateur van de toekomst (zie hierboven) hebben besproken. De belangrijkste conclusies: • fondsenwerving moet kleinschaliger worden en de persoonlijke relatie van de fondsen met de achterban levert uiteindelijk meer krediet op; • samenwerking is steeds belangrijker, partnerships zijn risicovol, maar kunnen echter wel veel opleveren voor de organisaties die deze aangaan; • na een actie moet worden gevraagd hoeveel relaties zijn opgebouwd in plaats van hoeveel geld is opgehaald. Meten en bouwen aan relaties is belangrijker, hiervoor moet een nieuwe meetwaarde worden ontwikkeld, anders dan alleen het financiële effect van de actie; • herdefiniëren geefrelatie. De relatie tussen de fondsen en achterban moet opnieuw worden gedefinieerd. Geef vanuit de fondsen een positief geluid over de organisatie en treedt meer naar buiten; • de opzet van De Transparant Prijs moet worden aangepast, de leesbare jaarrekening is nog nodig, de rest van de informatie vindbaar maken op internet;
• weinig systematiek /systematisering in het onderzoek en in fondsenwerving als geheel. Wat geeft mensen vertrouwen? Veel aspecten: passie, gebondenheid, kleinschalig, persoonlijk, relatiegebonden, vol overtuiging. Welk aspect is het belangrijkste? Hier onderzoek naar doen en daarop verder borduren; • wat kunnende fondsen gemeenschappelijk doen? Resultaten gezamenlijk communiceren. Vergaren, vormgeven en verspreiden op een goede manier? • samenwerking van de fondsen is belangrijk; Incubator zijn, hierdoor openheid creëren. Een incubator is een broedplaats voor ondernemers en ondernemingen, die tot doel heeft om veelal jonge startende organisaties te ondersteunen om een gezonde, goed draaiende organisatie te worden; • op zoek gaan naar vernieuwende manieren om transparantie en zekerheid te verschaffen. Hoe waterdicht moet de sector zijn, welke checks zijn mogelijk. Meer dan alleen een jaarverslag, ook andere informatie nodig om due diligence te verkrijgen.
3.4. Donateurspanel: Het donateursvertrouwen is licht gestegen in het najaar van 2012 Uit de meting van september 2012 blijkt dat het donateursvertrouwen wederom licht is gestegen. Bij de leeftijd 18-24 jaar is het donateursvertrouwen het hoogst, terwijl dat bij de leeftijdsgroep 55+, juist de groep die het meeste doneert, het laagst is. Ten opzichte van de vorige meting heeft het consumentenvertrouwen het donateursvertrouwen weer ingehaald. De recente verkiezingsuitslag zorgt voor een positiever oordeel over het geefklimaat. Over het algemeen is men niet heel positief over het geefklimaat van Nederland voor de komende 12 maanden. Als de vraag echter wordt gesteld binnen de context van de verkiezingsuitslag dan antwoordt men een stuk positiever. Het lijkt er dus op dat de verkiezingsuitslag tot wat meer positivisme in Nederland leidt.
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
19
4. H ogere eisen aan kwaliteit governance: meer aandacht voor cultuur en gedrag
Hier besteden we aandacht aan de belangrijkste ontwikkelingen rond bestuur en toezicht.
4.1. Toezicht en verantwoording cruciaal voor vertrouwen donateurs In het kader van het convenant Ruimte voor Geven heeft de goededoelensector in 2012 een visiedocument gepubliceerd over toezicht en verantwoording in de sector. Het doel van de visie en de maatregelen is om de donaties aan en het vertrouwen in de filantropische organisaties verder te stimuleren.
bestuur, de beloningsstructuur van de organisatie en maatschappelijke prestaties. De afspraken worden in de komende periode verder uitgewerkt. Hiervoor wordt een projectgroep en een werkgroep ingesteld. In de werkgroep nemen naast vertegenwoordigers van de ministeries en de brancheorganisaties ook vertegenwoordigers deel van organisaties die het publieksbelang vertegenwoordigen, waaronder in het bijzonder het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF).
Onvoldoende sturing op cultuur en gedrag Het streven van de overheid en de goededoelensector is het vertrouwen van het publiek in de sector te bevorderen. Donateurs moeten ervan uit kunnen gaan dat hun geld goed wordt besteed en dit moet ook kunnen worden gecontroleerd.
Om tot meer transparantie te komen zal er een wijziging in het Burgerlijk Wetboek komen, waardoor alle stichtingen en verenigingen met een ANBI-status verplicht worden financiële gegevens in het Handelsregister op te nemen. Daarnaast zal voor het verkrijgen van de ANBI-status in de fiscale regelgeving de voorwaarde worden gesteld via een website het publiek nader te bepalen informatie te verschaffen. Hierbij kan worden gedacht aan contactgegevens van de ANBI’s, de namen van de bestuurders van de ANBI’s, financiële gegevens, verantwoording van de resultaten en een actueel beleidsplan. Daarbij zal de SBF een portal ontwikkelen waarin de bij hen aangesloten filantropische instellingen deze gegevens kunnen opnemen.
Ook komt er voor fondsenwervende instellingen (groot en klein) één keurmerksysteem waarbij sprake is van onafhankelijke toetsing en normering door een geaccrediteerde, certificerende instelling. Ook komt er één gedragscode voor alle leden van de brancheorganisaties. De gedragscode ziet toe op de kwaliteit van het
20
PwC
Toezichthouders bij maatschappelijk organisaties/ zorginstellingen/onderwijsinstellingen sturen (nog) onvoldoende op cultuur en gedrag, terwijl ze daarin wel een duidelijke taak hebben. Dat begint met het stellen van gerichte en stevige vragen aan het bestuur. Dat is een van de belangrijkste aanbevelingen uit de PwC-publicatie ‘Sturen op cultuur en gedrag’ die in de zomer van 2011 werd gepresenteerd. Een tweede aanbeveling is dat toezichthouders voor hun informatievoorziening zelf de organisatie in zouden moeten gaan. En een derde aanbeveling: onderschat niet het belang van de voorbeeldrol die toezichthouders hebben. Geef u serieus rekenschap van deze rol, bijvoorbeeld door een gedegen zelfevaluatie. Goede toezichthouders fungeren als een scharnier tussen de instelling en de maatschappelijke achterban. Dat doen zij door steeds opnieuw de vraag te stellen of missie, kernwaarden en governance van de organisatie in overeenstemming zijn met de maatschappelijke verwachtingen en door te bewaken in hoeverre deze verwachtingen worden waargemaakt. Hoe sterker de missie en kernwaarden in de cultuur zijn verankerd, hoe beter de organisatie in staat is tegemoet te komen aan de behoeften van de stakeholders.
Cultuur en gedrag zijn van strategisch belang als onderdeel van de integere en beheerste bedrijfsvoering: de effectiviteit van aansturing (governance en risk management) en beheersing wordt immers gedragen door de juiste mix van ‘harde’ en ‘zachte’ controlemaatregelen. ‘Harde’ controlemaatregelen (beleid, functiebeschrijvingen, procedures en technische maatregelen) zijn met voldoende kennis en een gemiddelde inspanning vaak goed in te richten. Maar wanneer de getroffen maatregelen niet aansluiten bij de personele en culturele aspecten, zullen de beperkingen van de ‘harde’ controlemaat regelen aan het licht komen. Een open aanspreekcultuur bijvoorbeeld is een ‘zachte’ controlemaatregel, maar niet minder effectief.
Zeggen is één, doen is twee Vertrouwen is niet (alleen) gebaseerd op wat iemand zegt, maar vooral door wat hij doet. Het gaat er dus om of het bestuur/de directie zegt wat ze doet, en doet wat ze zegt. Dat is nog niet zo gemakkelijk. Het is immers eenvoudiger om uit te spreken hoe we ons willen gedragen dan om de gewenste cultuur te verankeren in het dagelijks handelen. Overeenstemming tussen zeggen en doen, is essentieel voor het creëren en behouden van vertrouwen van klanten, medewerkers, financiers, de directe omgeving en andere belanghebbenden. Sturen op cultuur en gedrag richt zich dan ook op de mate waarin de werkelijke organisatiecultuur in lijn is met de gewenste cultuur bezien vanuit (a) het waarmaken van de strategie en merkbelofte, (b) het voldoen aan verwachtingen van belanghebbenden en/of (c) vanuit het voldoen aan de vereisten rond goed bestuur, risico management en compliance.
Figuur 4 – Meten, analyseren en sturen van de overeenkomst tussen werkelijke en gewenste cultuur
Identiteit, merkbelofte, strategie
Gewenste cultuur Stakeholders en omgeving
Governance, risk en control
(Voorbeeld) gedrag
Alignment?
Walk the talk? Valt het samen? Wat gaat goed en wat kan beter?
Werkelijke cultuur Symbolen en beslissingen
Systemen & structuren
‘Overeenstemming tussen zeggen en doen, is essentieel voor het creëren en behouden van vertrouwen van klanten, medewerkers, financiers, de directe omgeving en andere belanghebbenden.’
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
21
4.2. Wet Bestuur en Toezicht in werking op 1 januari 2013 De Wet Bestuur en Toezicht trad in werking op 1 januari 2013. Nederlandse ondernemingen krijgen formeel de mogelijkheid een bestuur in te stellen waarin zowel bestuurders als commissarissen zitting hebben (‘one-tier’). Nu geldt in Nederland het ‘two-tier’-model dat uitgaat van een raad van bestuur en een aparte raad van commissarissen. Hieronder staat een overzicht van de belangrijkste wijzigingen, de achtergrond daarvan en de gevolgen.
One-tierboard In een one-tierboard bestaat er geen separate raad van commissarissen naast de raad van bestuur, maar nemen bestuurders samen met toezichthoudende bestuurders (commissarissen) zitting in één bestuur (het Angelsaksische model). In een two-tierboard (het huidige bestuursmodel in Nederland) bestaat er een bestuur dat bestuurt en een raad van commissarissen die toezicht houdt op het bestuur. De commissarissen vormen een separaat orgaan (het Rijnlands model). De wet Bestuur en Toezicht is voortgekomen uit de behoefte om naast het dualistische of two-tierbestuursmodel het monistische of one-tierbestuursmodel mogelijk te maken. Dit om de concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van rechtsvormen in het buitenland, waar - met name in Angelsaksische landen - het one-tiermodel gebruikelijk is, te vergroten.
Maximum aantal functies Er wordt een maximum gesteld aan het aantal functies dat bestuurders en commissarissen van een grote NV, BV of stichting kunnen bekleden. De regeling raakt de NV/BV/stichting die kwalificeert als ‘groot’ in de zin van het jaarrekeningenrecht. Groot is de rechtspersoon die op twee opeenvolgende balansdata voldoet aan twee van de volgende drie grenzen (art. 2:397 lid 1 BW): • waarde activa: meer dan € 17,5 miljoen; • netto-omzet: meer dan € 35 miljoen; • gemiddeld aantal werknemers: 250 of meer. De hoofdregel is dat toezichthouders maximaal vijf toezichthoudende functies kunnen vervullen, waarbij het voorzitterschap van een raad van commissarissen voor twee telt. Bestuurders mogen maximaal twee toezichthoudende functies vervullen. Daarnaast kan de functie van bestuurder en voorzitter van een raad
22
PwC
van commissarissen (c.q. het zijn van niet-uitvoerend bestuurder in een one-tier board) niet gecombineerd worden.
Vrijstelling voor commissariaten bij charitatieve instellingen In de reparatiewet is opgenomen dat stichtingen die gericht zijn op een charitatieve, culturele, wetenschappelijke of kerkelijke doelstelling zonder onderneming buiten de regeling voor de beperking van het aantal commissariaten vallen, tenzij zij onder een jaarrekeningplicht vallen op grond van bijzondere regelgeving. De bedoelde bijzondere regels ten aanzien van de financiële verantwoording gelden voor ziekenhuizen, woningcorporaties en onderwijsinstellingen. Zij zijn verplicht om een jaarrekening op te stellen, waarbij is aangehaakt bij de jaarrekening in de zin van titel 9 van boek 2 BW.
Meer duidelijkheid omtrent de gevolgen van taakverdeling tussen bestuurders Uit het huidige artikel van de Wet Bestuur en Toezicht is niet voldoende helder op te maken hoever een taakverdeling mag reiken, of deze zover mag gaan dat bestuurstaken aan één bestuurder worden toebedeeld, en wat de precieze gevolgen zijn van een taakverdeling voor besluitvorming, verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van bestuurders. De onzekerheid over de gevolgen van een taakverdeling voor het beginsel van collegiale bestuurderverantwoordelijkheid, gekoppeld aan de steeds vaker gesignaleerde tendens in binnen- en buitenland om bestuurders aansprakelijk te stellen bij problemen, hebben geleid tot verzoeken om wettelijke inkadering. Met de vastlegging van de verantwoordelijkheden en daarmee verbonden aansprakelijkheden van bestuurders wordt beoogd de rechtszekerheid te vergroten. Een taakverdeling brengt in de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het bestuur geen wijziging: alle bestuurders zijn hoofdelijk aansprakelijk voor onbehoorlijk bestuur, ook als een onderwerp tot de taak van een bepaalde bestuurder behoorde. Er bestaat wel de mogelijkheid tot individuele disculpatie (bewijs van afwezigheid van schuld). Disculpatie is mogelijk wanneer een bestuurder – mede gelet op de taakverdeling – (1) geen ernstig verwijt kan worden gemaakt én (2) hij daarnaast niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur af te wenden.
Inspanningsverplichting man/ vrouwverhouding in toezicht (voor grote NV’s en BV’s)
4.3. Wet Normering Topinkomsten (WNT) is van kracht in 2013
Grote naamloze en besloten vennootschappen dienen ernaar te streven dat de zetels van zowel het bestuur als de raad van commissarissen voor ten minste 30% bezet worden door vrouwen en ten minste voor 30% door mannen, voor zover deze zetels worden verdeeld over natuurlijke personen.
Maximering voor directiebeloning, bijzondere positie voor ANBI’s Inmiddels is de Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen (WNT) publieke en semipublieke sector van kracht geworden. Hoofdregel is dat hierbij veelal voor de hoogte van de bezoldiging 130% van het gemiddelde ministersalaris als uitgangspunt is genomen. In het regeerakkoord is bovendien opgenomen dat wordt toegewerkt naar een verdere verlaging. De Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) is ingetrokken en voor het laatst over 2012 van toepassing.
Volgens de opstellers van het amendement kent Nederland in vergelijking tot andere landen een erg laag aantal vrouwen in bestuurlijke functies en is de verwachting dat dit aantal op natuurlijke wijze nauwelijks zal groeien. Uit internationaal onderzoek zou blijken dat een eenzijdige samenstelling van raden van bestuur en raden van commissarissen leidt tot slechtere financiële resultaten en uit overwegingen van arbeidsmarktbeleid problematisch is. Een diversiteitquotum is daarom volgens de opstellers van het amendement niet alleen vanuit emancipatoir oogpunt wenselijk, maar ook vanwege sociaaleconomische redenen.
Bij het opstellen van een profielschets voor de omvang en samenstelling van de raad van commissarissen moet rekening worden gehouden met een evenwichtige verdeling, alsmede bij het aanwijzen, benoemen, aanbevelen en voordragen van commissarissen. Hetzelfde geldt voor niet-uitvoerende bestuurders als er sprake is van een one-tier board.
Naamloze en besloten vennootschappen die aan de streefcijferbepalingen dienen te voldoen, maar deze niet hebben bereikt, moeten in hun jaarverslag uiteenzetten waarom de zetels niet evenwichtig zijn verdeeld, op welke wijze de vennootschap heeft getracht tot een evenwichtige verdeling van de zetels te komen en op welke wijze zij beoogt in de toekomst een evenwichtige verdeling van de zetels te realiseren.
Uit internationaal onderzoek zou blijken dat een eenzijdige samenstelling van raden van bestuur en raden van commissarissen leidt tot slechtere financiële resultaten en uit overwegingen van arbeidsmarktbeleid problematisch is.
De WNT kent drie beloningsregimes. In het eerste regime mag de bezoldiging van topfunctionarissen niet uitstijgen boven een beloningsmaximum van € 187.340 (gebaseerd op 130 procent van het bruto salaris van een minister). Dit beloningsregime geldt voor de publieke sector en voor semipublieke instellingen als het onderwijs, de publieke omroep, drinkwaterbedrijven, woningbouwcorporaties en de zorg. In het tweede regime mag de beloning niet uitstijgen boven de voor die sector door de minister vast te stellen ‘sectorale norm’. Deze norm zal worden vastgesteld voor zorgverzekeraars. Het derde regime houdt in dat het kabinet de beloning niet normeert. Dit geldt voor bepaalde scheepvaartorganisaties. De toewijzing van instellingen aan de regimes kan door de minister worden gewijzigd. Daarbij is in ogenschouw genomen dat er al diverse maatregelen en initiatieven bestaan om hoge beloningen bij ANBI’s tegen te gaan. Zo moeten instellingen om door de belastingdienst als privaatrechtelijke ANBI aangemerkt te kunnen worden of om die status te kunnen behouden, al aan een aantal voorwaarden voldoen. Een van die voorwaarden betreft de hoogte van de beloning van bestuurders. Een instelling kan op grond van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 alleen als een ANBI worden aangemerkt indien en zolang de leden van het orgaan van de instelling dat het beleid bepaalt, ter zake van de door hen in die hoedanigheid voor de instelling verrichte werkzaamheden geen andere beloning ontvangen dan een vergoeding voor gemaakte onkosten en een niet-bovenmatig vacatiegeld.
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
23
Let op voor organisaties met publieke financiering Met de WNT worden de inkomens van topfunctio narissen in de publieke en semipublieke sector gemaximeerd. De minister heeft toegezegd te werken aan reparatiewetgeving voor ANBI’s aangezien verreweg de meeste ANBI’s op grond van de criteria van de commissie-Dijkstal niet tot de semipublieke sector kunnen worden gerekend. De minister heeft in de Eerste Kamer toegezegd dat voor bestuurders van ANBI’s via de reparatiewet een uitzondering wordt gemaakt. De wettelijke regeling voor ANBI’s ten aanzien van de beloning van leden van het beleidsbepalend orgaan (geen andere beloning ontvangen dan een vergoeding voor gemaakte onkosten en een niet-bovenmatig vacatiegeld), het gevolgde beloningsbeleid binnen de sector en de ontwikkelingen op het gebied van toezicht en transparantie (convenant dat gesloten is en visiedocument over toezicht en transparantie) acht de minister toereikend en proportioneel als instrument voor de beoordeling van de hoogte van de bezoldigingen voor bestuurders van ANBI’s in de private sector. Gelet op het voorgaande acht de minister het gewenst dat de beloningen bij ANBI’s die niet op andere grond zijn opgenomen in de WNT, buiten de reikwijdte van het wetsvoorstel blijven.
verplichting geldt ook voor andere werknemers als hun beloning uitstijgt boven het geldende beloningsmaximum.
Daarnaast zal het reparatiewetsvoorstel een drempelbedrag bevatten waarboven voor meer dan 50% gesubsidieerde instellingen onder de werking van het wetsvoorstel vallen. Bovendien zal ten aanzien van deze instellingen als voorwaarde worden opgenomen dat de subsidie gedurende een – nog nader te bepalen – aantal jaren wordt verstrekt, zodat wordt voorkomen dat een instelling het ene jaar wel en het andere jaar niet aan de eisen van dit wetsvoorstel moet voldoen.
Het wetsvoorstel geeft de minister ingrijpende handhavingsbevoegdheden. De minister kan de topfunctionaris en zijn werkgever, zo nodig met een last onder dwangsom, dwingen om betalingen in strijd met de wet ongedaan te maken. Een betaling in strijd met de wet kan de minister als onverschuldigde betaling opeisen. Op accountants rust een meldingsplicht. Pensioenfondsen, verzekeraars en de belastingdienst moeten desgevraagd inlichtingen verschaffen over ontslagvergoedingen. Het toezicht op de naleving van de WNT zal dus strikt zijn.
Norm voor beloning toezichthouders De WNT is van toepassing op de ‘topfunctionarissen’ van een organisatie. Dit zijn meestal de bestuurders, toezichthouders, de hoogste ondergeschikten binnen een organisatie en degenen die belast zijn met de dagelijkse leiding. Voor toezichthouders geldt een norm van 5-7,5 % van de maximale bezoldiging die voor de instelling geldt. De WNT geldt ook voor interim-contracten van meer dan 6 maanden, bijvoorbeeld bij inhuur via een management-BV of adviesbureau. Publicatieplicht Voor alle organisaties geldt dat de beloning van bestuurders openbaar wordt gemaakt. Deze
24
PwC
Ontslagvergoeding gemaximeerd In de eerste twee regimes wordt de gemaximeerde ontslagvergoeding ingevoerd. De vertrekvergoeding mag niet meer dan een jaarsalaris bedragen, en maximaal € 75.000. Uitzonderingen worden niet toegestaan, alleen lijken bepaalde wachtgelduitkeringen buiten schot te blijven. De WNT verbiedt alternatieve oplossingen om onder het maximum uit te komen, zoals het langer in dienst blijven terwijl geen arbeid meer wordt verricht. Van de wet afwijkende afspraken zijn nietig. Dit leidt ertoe dat een betaling die de norm overschrijdt onverschuldigd is betaald. Strikte handhaving en mogelijke verlaging van de WNT normen De rechter kan ook na inwerkingtreding van de WNT van de gestelde maxima afwijken. Indien de kabinetsplannen tot wetgeving leiden, zal deze mogelijkheid ook zijn afgesloten. Ook heeft het kabinet blijkens het regeerakkoord het voornemen om de norm van 130 % van een ministerssalaris te verlagen naar 100 %.
Overgangsbepaling De WNT kent een overgangsregeling. Daarbij is de datum van 6 december 2011, toen de Tweede Kamer het wetsvoorstel aannam, bepalend. De tot 6 december 2011 overeengekomen beloningsafspraken worden gehonoreerd gedurende 4 jaar. Daarna vindt een afbouw plaats in 3 jaar tot het voor de organisatie geldende maximum. Indien een contract voor bepaalde tijd wordt verlengd, geldt echter direct het nieuwe regime. Wijzigingen in de beloning of de duur van de arbeidsovereenkomst die tussen 6 december 2011 en inwerkingtreding van de wet zijn overeengekomen genieten geen bescherming van het overgangsrecht.
5. V erslaglegging: van compliance naar impact en communicatie
De nieuwste ontwikkelingen in de jaarverslaggeving zijn voor de goededoelensector uiterst relevant. In dit hoofdstuk een overzicht.
5.1. Toekomst van het jaarverslag van goede doelen: ‘van eenmaal per jaar achteraf naar 24/7’ De Transparant Prijs heeft dit jaar als thema de ‘Toekomst van de (jaar)verantwoording van goede doelen: 24/7’. Transparantie 3.0 moet vooral gaan over de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van een goed doel. Het ‘doen wat je belooft’ én eerlijk en kwetsbaar opstellen als iets niet gelukt is, spelen hierin een belangrijke rol. De Transparant Prijs is op weg een keurmerk voor betrouwbaarheid en geloofwaardigheid te worden. De visie op het jaarverslag 3.0 is dat een verschuiving nodig is van een complianceverantwoording naar een verantwoording over waarde. De kern van verantwoording is het maken van impact door middel van storytelling en realisme. Verantwoording is steeds meer brede communicatie die 24 uur per dag, 7 dagen per week plaatsvindt. Het jaarverslag van de toekomst gaat over drie kernonderdelen: • De basis van een jaarverslag is compliance aan de geldende wet- en regelgeving. Een belanghebbende verwacht dat een goed doel compliant is met de weten regelgeving, en wil dit ergens kunnen terugvinden. • De kern van de verantwoording moet gaan over impact. Wat is bereikt met het geld van de donateur? De impact informatie moet helder, relevant en betrouwbaar zijn. • Communicatie. Een impactverantwoording die niet leesbaar is en geen beleving overbreng, zal geen impact maken op de lezer. Communicatie is de kern van verantwoording en dit doe je als goed doel 24/7 online en interactief. Een moderne verantwoording is niet meer achteraf één keer per jaar.
Uitdaging om compact te verantwoorden Bestudering van de jaarverslagen van de afgelopen jaren leert dat de verslaggeving geprofessionaliseerd is en tegelijk ook omvangrijker is geworden, wat niet altijd heeft geleid tot een betere leesbaarheid. Een compacte wijze van rapporteren blijft een grote uitdaging. Een donateur die geïnteresseerd is in een jaarverslag wil in 2 à 3 minuten de kern te pakken hebben. Bij meer interesse zal een donateur vervolgens specifieke informatie zoeken en lezen. Om goede doelen uit te dagen op een compacte wijze te rapporteren, heeft De Transparant Prijs dit jaar als themaprijs voor de meest innovatieve jaarverslaggeving benoemd: ‘Jaarverslag op één A-4 / in 2 à 3 minuten’. De bedoeling is dat goede doelen op één A-4 of in 2 à 3 minuten laten zien op welke eigen wijze zij donateurs op een compacte wijze informeren over de impact die bereikt is. Dit kan plaatsvinden op verschillende manieren: via een verkort jaarslag, online, via filmpjes et cetera. Wij zoeken naar creatieve en innovatieve best practices. De vorm waarin deze verantwoording plaatsvindt is vrij. Het kan derhalve online, met een filmpje of een nieuwsbrief of een A-4. De Transparant Prijs is benieuwd naar compacte verantwoordingsvormen: less is more.
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
25
5.2. Trends en ontwikkelingen in de verslaggeving: transparantie en tijdigheid verbeterd Wakker Dier is de winnaar van de negende Transparant Prijs. De prijs werd op 10 oktober 2012 in Den Haag uitgereikt door juryvoorzitter Alexander Rinnooy Kan. Stichting Projecten Zuid Afrika (SPZA) kreeg de prijs in de categorie kleine fondsenwervende instellingen en de innovatieprijs ging naar Oxfam Novib.
6. T ransparantiescore is toegenomen, deelnemers die meerdere jaren deelnamen scoren substantieel hoger. Ondanks het relatief grote aantal nieuwe deelnemers is de gemiddelde transparantiescore licht toegenomen naar een 6,1 (vorig jaar: 5,8). Meerjaren meedoen loont: de 36 deelnemers die reeds voor het 9e jaar deelnemen scoren gemiddeld een 7,1. De top-100 van grootste fondsenwervende instellingen scoorde dit jaar gemiddeld een 6,7 (vorig jaar: 6,5).
Uit de evaluatie van de inzendingen blijkt het volgende: 1. Deelnemersaantal afgenomen tot 189: Deelname aan De Transparant Prijs is vrijwillig. In 2012 hebben 189 deelnemers een jaar verslag ingezonden (vorig jaar: 201). Zowel in de categorie groot (met name de ‘kleinere’ grote instellingen) als bij de vermogensfondsen is een daling van het aantal deelnemers zichtbaar. Het aantal deelnemende vermogensfondsen heeft niet de minimumgrens van 20 behaald waardoor dit jaar geen prijs in deze categorie is uitgereikt.
7. O mvang jaarverslag is toegenomen tot gemiddeld 72 pagina’s, voor voldoende score is minimaal 25 pagina’s nodig. Het dikste jaarslag is 246 pagina’s (vorig jaar: 220 pagina’s), het dunste jaarverslag is 4 pagina’s (vorig jaar 3 pagina’s). Wij merken dat veel instellingen worstelen met het dilemma om het jaarverslag compact te houden en toch voldoende informatie willen geven. Kernpunt voor compactheid is dat meer vanuit de impact en resultaten verslag wordt gedaan en de meer beschrijvende informatie via het internet wordt verspreid.
2. De deelnemers representeren € 2,6 miljard inkomsten (circa 67% van de sectorinkomsten).
8. Een transparant jaarverslag kan én compact zijn én tegen lage kosten worden geproduceerd. De deelnemers hebben gegevens aangeleverd over de kosten van het jaarverslag. Uit analyse blijkt dat jaarverslagen die met lage kosten worden geproduceerd net als duurdere jaarverslagen hoog kunnen scoren. Daarnaast is het aantal pagina’s niet bepalend voor de score die een jaarverslag behaalt. Ook compacte jaarverslagen scoren hoog.
3. De tijdigheid van publicatie en inzending is sterk verbeterd. Op 1 juli was 80% (152) van de verslagen ontvangen (vorig jaar: 53%). Ook het aantal instellingen dat erin slaagt binnen 3 maanden het jaarverslag te publiceren is toegenomen tot 18% (vorig jaar: 13%). 4. 20 van de grootste 100 fondsenwervende instellingen heeft niet deelgenomen aan De Transparant Prijs. Van de top-100 van grootste fondsenwervende instellingen (op basis van inkomsten uit eigen fondsenwerving) hebben 20 organisaties dit jaar niet deelgenomen (vorig jaar 13). 5. Slechts 47% (vorig jaar: 48%) van de CBF-keurmerkhouders neemt deel aan De Transparant Prijs hetgeen bijzonder laag blijft gelet op het karakter van het CBF-Keurmerk: noblesse oblige. Van de deelnemers heeft 74% een CBF-keurmerk, een CBF-certificaat voor kleine goede doelen of een verklaring van geen bezwaar. Het aantal participerende instellingen zonder keurmerk is daarmee afgenomen van 28% tot 26%.
26
PwC
9. De inkomsten van de deelnemende goede doelen namen met 4% af, voornamelijk veroorzaakt doordat vorig jaar door het Nederlands publiek massaal is gegeven voor de aardbeving in Haïti. De inkomsten uit eigen fondsenwerving zijn toegenomen. Het effect van de crisis is nog niet zichtbaar in de cijfers over 2011. Kennelijk hebben Nederlanders vertrouwen gehouden in goede doelen en zijn blijven geven. De verwachting is dat 2012 een moeilijk jaar wordt voor de sector waarin de gevolgen van de crisis zichtbaar worden. Indien u meer informatie over de kernbevindingen of inzage in de scores van de deelnemers wilt kunt u de Transparant Krant, waarin de kernbevindingen zijn opgenomen, downloaden via www.transparantprijs.nl
5.3. Trend in verslaggeving: Integrated Reporting als middel om impact beter zichtbaar te maken
Publieke organisaties moeten meer laten zien wat hun waarde is voor de samenleving, welke risico’s ze lopen en hoe ze die beheersen. Kortom: welke impact ze maken. Op deze punten loopt verslaggeving achter bij beursgenoteerde bedrijven.
Wat is Integrated Reporting? De maatschappij stelt nieuwe eisen aan de wijze waarop bedrijven en instellingen zich verantwoorden. In plaats van een inzicht in de cijfers wil de maatschappij inzicht in wat het bedrijf heeft gepresteerd. De maatschappij wil niet alleen een droge opsomming van feiten maar steeds meer een samenhangende analyse. Met niet alleen een terugblik, maar juist ook inzage in trends voor de toekomst. En in plaats van een verslag dat gericht is op compliance wil de maatschappij een verhaal waarin de organisatie de lezer meeneemt op haar weg naar realisatie van de strategie. Geen saaie lectuur dus, maar een aansprekend document. Kortom: de maatschappij wil informatie die relevant is.
Integrated Reporting staat voor een nieuwe benadering van publieke verslaggeving. Het gaat daarbij niet alleen om verantwoording over (niet-)financiële informatie, maar ook om de samenhang tussen strategie, risico’s voor de uitvoering van die strategie en de wijze waarop het bedrijf die risico’s beheerst. Hoe de organisatie waarde creëert (het businessmodel), hoe de omgeving eruit ziet, hoe dat leidt tot een strategie, hoe die geborgd is in de organisatie (governance en beloning), tot welke prestaties en impact dat heeft geleid en wat de organisatie verwacht van de toekomst.
Onderzoek PwC wijst uit dat Integrated Reporting in de publieke sector nog in de kinderschoenen staat Publieke organisaties rapporteren steeds uitgebreider in hun jaarverslag, in een poging maatschappelijk draagvlak te behouden, zo blijkt uit een onderzoek van PwC. In dit onderzoek zijn de jaarverslagen van 78 grote woningcorporaties, maatschappelijke organisaties en zorg- en onderwijsinstellingen beoordeeld op integrale verantwoording. Het effect van uitdijende jaarverslagen is dat juist essentiële elementen ondergesneeuwd raken of ontbreken.
Impact
=
Output
-
Input
-
‘wat sowieso gebeurd zou zijn’
Door de impact te meten wordt duidelijk welke activiteiten echt een verschil maken en hoe intern betere prioriteiten gesteld kunnen worden als dat nodig is. Dat geldt voor instellingen die het financieel moeilijk hebben, maar ook goede doelen die minder last hebben van krimpende financiële middelen willen meer inzicht krijgen in de activiteiten die het grootste verschil maken. Het meten van impact stelt organisaties in staat de expliciete link te leggen tussen de missie en de strategie.
Hoe kan maatschappelijke impact worden gemeten? Het proces om impact te meten bestaat uit twee stappen. Ten eerste het in kaart brengen van het waardecreatieproces van de organisatie. Met andere woorden: wat gebruikt de organisatie (input) en wat doet de organisatie (activiteiten) om iets te bewerkstelligen wat leidt tot output? Wat betekent dit voor de maatschappij (outcomes, waarbij outcomes zowel positief als negatief kunnen zijn)? Organisaties komen vaak niet verder dan de verantwoording van output. Een voorbeeld hierin is hoeveel waterputten er zijn geslagen (output) in plaats van verhoging van gezondheid door schoon drinkwater (outcome). Ten tweede het identificeren van indicatoren om de outcomes te meten, en het berekenen van het deel van de outcome dat aan de organisatie is toe te rekenen: de impact. Hoe die wordt gemeten hangt af van de beschikbare gegevens en de gekozen breedte en diepte van de impactmeting. De impact van de organisatie is de output/outcome verminderd met de input en verminderd met wat sowieso gebeurd zou zijn zonder inzet van de organisatie.
Hoe doeltreffend is uw verantwoording op dit moment? Hoe doeltreffend in uw verantwoording wilt u zijn? Waar wilt u staan op de maturityschaal en hoe kunt u daar komen? Kijk voor meer informatie en onze publicatie ‘Integrated Reporting: de toekomst voor verantwoording in de publieke sector’ op www.pwc.nl/integratedreporting
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
27
28
PwC
6. G root aantal wijzigingen in fiscaliteit
In dit hoofdstuk gaan wij in op een aantal belangrijke ontwikkelingen op het gebied van fiscaliteit.
Fiscaliteit binnen de sector is de laatste jaren sterk in beweging. De sector heeft veel aandacht in de politiek gekregen, waardoor diverse wijzigingen in de fiscale regelgeving voor deze sector zijn doorgevoerd. Dit vergroot de noodzaak om tijdig stil te staan bij de daarbij behorende kansen en bedreigingen, alsmede de omvang van de extra lasten die hiermee gepaard zullen gaan.
6.1. Trend naar horizontaal toezicht zichtbaar Steeds vaker worden belastingplichtigen benaderd door de Belastingdienst met een voorstel voor horizontaal toezicht. Met horizontaal toezicht wil de Belastingdienst in het toezicht samenwerking veel meer centraal zetten. Dat betekent afstemming vooraf waar nodig, in plaats van controles achteraf. Dat betekent ook gebruikmaken van de kwaliteit die er in de keten is, afspraken maken over die kwaliteit en dubbel werk voorkomen. Samenwerken staat dus centraal: ieder vanuit zijn eigen rol, maar wel gericht op een goede uitvoering van de belastingwetten op een efficiënte manier én op een manier waarbij de belastingplichtige weet waar hij aan toe is. Horizontaal toezicht is meer dan enkel het naleven van wet- en regelgeving. Het maakt de instelling meer bewust van haar eigen verantwoordelijkheid voor interne risico- en controleprocessen. Steeds meer ervaren wij dan ook dat bij de eigen toezichthoudende organen van een instelling de roep klinkt om met horizontaal toezicht te starten. In onze ogen een goede zaak.
6.2. Voorstel afschaffing giftenaftrek slaat volgens SBF plank volledig mis De Commissie Inkomstenbelasting stelt voor de giftenaftrek voor goede doelen af te schaffen omwille van de eenvoud van een vooringevulde belastingaangifte. Met dit belastingtechnische voorstel wordt volgens de SBF volledig voorbijgegaan aan het belang van een vitaal maatschappelijk middenveld, waarin vrijwilligers, goededoelenorganisaties, kerkelijke instellingen en vermogensfondsen een activerende en verbindende rol spelen in de samenleving.
Giftenaftrek werkt wél! Volgens de commissie bevordert de aftrek het geven van giften niet. Zonder enig bewijs en gedegen onderzoek wordt, zo stelt de SBF, een stelling geponeerd die geen hout snijdt. Uit nationaal en internationaal onderzoek blijkt dat geefgedrag sterk afhankelijk is van de mogelijkheid van belastingaftrek. De commissie heeft economisch gezien dus geen gelijk. De giftenaftrek heeft overigens niet alleen een materiële waarde waarvan de efficiëntie berekend kan worden. Hij heeft ook een symbolische waarde. De overheid laat ermee zien dat zij het particulier initiatief waardeert als belangrijke sector in het publieke domein.
De inzet van particulier initiatief is keihard nodig Wanneer de politiek vraagt om meer verantwoordelijkheid van burgers in reactie op een kleinere overheid is het afschaffen van de giftenaftrek het verkeerde signaal.
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
29
De samenleving wil graag een helpende hand bieden in een tijd van crisis waarin de overheid moet terugtreden en tal van taken afstoot en subsidies afschaft. De goededoelensector omvat 65.000 kleine en grote algemeen nut beogende instellingen met een inzet van circa 5 miljoen vrijwilligers, onder wie 1,5 miljoen mantelzorgers, en € 4,7 miljard aan giften.
uit delen van het maatschappelijk middenveld. Bij een actieve rol van het particuliere initiatief past ook een (fiscale) regeling die het nut van goededoelenorganisaties erkent, betrokkenheid stimuleert en knelpunten wegneemt. Fiscale faciliteiten legitimeren bovendien dat de overheid eisen stelt aan de transparantie en verantwoording van goede doelen.
Afschaffing van de giftenaftrek betekent de doodsteek voor de prille relatie tussen de overheid en de goededoelensector
Wij bepleiten een visie op het belang van de goede doelensector, te ontwikkelen door het nieuwe kabinet samen met de sector. Waak ervoor dat de kraan niet aan twee kanten dicht wordt gedraaid doordat de overheid zelf een stap terug doet en tegelijk particulier initiatief niet langer fiscaal stimuleert.
Het voorstel staat volledig haaks op de ingezette lijn van het op 21 juni 2011 getekende convenant ‘Ruimte voor geven’, waarin de regering en de goededoelensector de handen ineen hebben geslagen en waarin grote stappen zijn gezet op onder meer de volgende terreinen: • s timuleren van geven door een ruimhartig fiscaal beleid; • innovatieve financieringswijzen van projecten; • verduurzaming van projecten; • introductie van lokale gemeenschapsfondsen; • t oezicht en verantwoording van de goededoelensector.
6.3. Giftenaftrek afschaffen is onverstandig, ook volgens PwC Argument voor beëindiging van de giftenaftrek is dat de regeling niet bewezen effectief is. Los van het feit dat dit in de wetenschappelijke literatuur wordt bestreden, gaat men vooral voorbij aan het belangrijkste argument vóór de giftenaftrek.
Giften zijn alleen aftrekbaar als zij worden gedaan in het kader van het algemeen belang. De activiteiten van goededoelenorganisaties vallen vaak samen met de activiteiten van de overheid. Daarmee ontstaat een prachtige vorm van directe democratie. Via de giftenaftrek kunnen burgers zelf bepalen aan welke goede doelen zij bijdragen. En door de fiscale aftrekbaarheid worden belastingen deels vervangen door vrijwillige giften. En aangezien de burgers zelf de doelen kiezen, ontstaat er ook meer betrokkenheid bij de doelen die worden gesteund.
De Commissie gaat voorbij aan het belang van de bijdrage die Nederlanders geven aan goededoelenorganisaties. Draagvlak voor de zogenaamde ‘civil society’ is van groot belang, omdat de overheid zich terugtrekt
30
PwC
Bovendien pleiten wij ervoor Nederland op de kaart te zetten als aantrekkelijk vestigingsland voor internationaal opererende niet-gouvernementele organisaties (ngo’s). Geen onlogische stap gezien onze goede reputatie met betrekking tot het ondersteunen van de internationale rechtsorde. Daarvoor is een attractief fiscaal stelsel essentieel, met transparante en eenvoudig toepasbare regels, die ondernemende activiteiten van ngo’s en wetenschappelijk onderzoek mogelijk maken en een gunstig geefklimaat creëren.
6.4. Nieuwe Geefwet voordelig voor culturele instellingen Sinds 1 januari 2012 is de Geefwet in Nederland van kracht. Hiermee veranderen de regels voor giftenaftrek. Wat zijn die veranderingen precies en hoe zullen ze het geefgedrag in Nederland veranderen? In het kort: giften aan culturele instellingen zijn verhoogd aftrekbaar door een zogenaamde ‘multiplier’ (1,25 voor particulieren en 1,50 voor bedrijven). Voor bedrijven vervalt de drempel, maar wordt wel een maximum van € 100.000 ingesteld. Een verschuiving van giften aan overige sectoren naar culturele instellingen is te verwachten, maar hoe sterk die zal zijn hangt mede af van de publiciteit die aan de nieuwe regels wordt gegeven. Culturele instellingen zijn terughoudend met publiciteit omdat het Europese Commissie nog geen toestemming heeft gegeven voor de multiplier. Vooralsnog lijken veel donateurs daarom niet op de hoogte van de veranderingen in de Geefwet en zullen de effecten in 2012 nog beperkt zijn.
6.5. Btw-actualiteiten Aftrek voor btw op algemene kosten – voeren van een btw-administratie vanaf 1 januari 2013 verplicht Vanaf 2013 kan in beginsel geen btw op algemene kosten (pro rata-btw) meer worden teruggevraagd indien geen btw-administratie wordt gevoerd. Een dergelijke administratie houdt in dat van de geboekte kosten duidelijk is of hierin btw is begrepen, zo ja, welk tarief en in hoeverre deze btw aftrekbaar is.
Btw verschuldigd bij commerciële activiteiten Vanuit de noodzaak aanvullende geldbronnen aan te boren worden door veel instellingen nieuwe activiteiten ontplooid. Onze ervaring is dat veel van die activiteiten als een btw belaste activiteit kwalificeren en dat daar niet voldoende rekening mee wordt gehouden bij het opstellen van de businesscase voor deze activiteiten. In een enkel geval wordt de verschuldigde btw niet afgedragen. Bij de ontwikkeling van nieuwe activiteiten is het van groot belang dit goed en tijdig te onderzoeken. NB: dit geldt ook voor ruilprestaties, en met name ruilprestaties met ‘gesloten beurzen’.
Btw verschuldigd over inkopen uit het buitenland Over inkopen van zowel goederen als diensten uit het buitenland is in veel gevallen btw verschuldigd door de Nederlandse afnemer.
Discussie over btw over MFS II-gelden, PwC: geen sprake van ondernemerschap Instellingen nemen verschillende standpunten in ten aanzien van de btw-behandeling van MFS II-gelden. In dit kader loopt een discussie over ondernemerschap met het ministerie van Financiën. Bij ondernemerschap geldt de toepassing van 0%-tarief buitenlandse projecten en daarmee aftrek van btw. Voor binnenlandse MFSII-projecten is dan 21% btw verschuldigd. Het standpunt van PwC is dat geen sprake is van ondernemerschap.
Btw-ondernemerschap commissarissen met ingang van 1 januari 2013 Veel commissarissen maken gebruik van een besluit waarin is goedgekeurd dat onder voorwaarden heffing van btw achterwege blijft bij de uitoefening van maximaal vier commissariaten. Deze goedkeuring is ingetrokken. Met ingang van 1 januari 2013 is de
commissaris in principe ook bij één commissariaat ondernemer voor de btw. Commissarissen dienen facturen met btw uit te reiken, voor zover dat zij dat op dit moment niet al doen op basis van hun huidige situatie. De organisatie dient op grond van de huidige overeenkomst(en) vast te stellen of de vergoeding aan de commissarissen inclusief of exclusief btw wordt verstrekt.
Vrijstelling btw voor fondsenwervende activiteiten Activiteiten om extra inkomsten voor uw organisatie te krijgen, zijn vrijgesteld als u deze maximumbedragen niet overschrijdt: • vrijstelling voor leveringen € 68.067 per jaar; • vrijstelling voor diensten € 22.689 per jaar. Vrijstelling voor fondsenwerving is niet meer mogelijk als de instelling voor haar hoofdactiviteiten geen btw-ondernemer is.
Versoepeling regels voor de btw-heffing bij bijzondere evenementen/acties voor een ‘goed doel’ Met ingang van 1 januari jl. heeft de staatssecretaris van Financiën zijn beleid ten aanzien van de heffing van omzetbelasting bij bijzondere evenementen/ acties (veilingen, galadiners, etc.) voor een ‘goed doel’ versoepeld. De versoepeling houdt in dat geen btw is verschuldigd uit het giftelement uit de totale ontvangen inkomsten, waardoor er per saldo meer geld beschikbaar is voor het goede doel. Tot en met 31 december 2012 gold het beleid alleen voor bijzondere evenementen tot het verwerven van steun voor derden en niet op evenementen die werden georganiseerd voor de eigen organisatie. Deze voorwaarde is komen te vervallen, waardoor het beleid nu ook geldt voor bijzondere evenementen georganiseerd door en voor de eigen organisatie. Bij bijzondere evenementen is het gebruikelijk dat de afnemers voor de aangeboden prestaties een substantieel hogere prijs betalen dan normaal gesproken voor een vergelijkbaar goed of dienst wordt betaald, ter ondersteuning van het goede doel. De staatssecretaris heeft nu bepaald dat het giftenelement in de prijs niet is onderworpen aan de heffing van btw mits (a) aan de afnemer is kenbaar gemaakt dat de opbrengst van het evenement bestemd is voor een specifiek goed doel, (b) de afnemer er nadrukkelijk op gewezen is dat hij bij wijze van gift voor de aangeboden prestatie boven
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
31
de normale prijs een extra bepaalbaar bedrag betaalt, (c) de opbrengst van het bijzondere evenement volledig ten goede komt aan het goede (charitatieve) doel en (d) de voor de organisator van het evenement bevoegde inspecteur zich voor de aanvang van het evenement schriftelijk akkoord heeft verklaard met toepassing van de goedkeuring. Aan voorwaarde a is in ieder geval voldaan als de gift bestemd is voor een Algemeen nut beogende instelling (ANBI).
6.6.
Actualiteiten loonheffingen
2013 is het laatste jaar van de voorbereiding op de werkkostenregeling Vanaf 1 januari 2014 is de werkkostenregeling verplicht en dus is 2013 het laatste jaar dat de organisatie zich kan voorbereiden op deze nieuwe regeling op het gebied van vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers. Bij de voorbereiding op de werkkostenregeling zijn verschillende afdelingen binnen de organisatie betrokken: van de salaris administratie en P&O tot de financiële administratie en mogelijk de ondernemingsraad. Wij adviseren daarom vroeg in 2013 werk te maken van de werkkostenregeling. In 2013 wordt het forfait van de werkkostenregeling verhoogd van 1,4% (2012) naar 1,6% (2013). Daarnaast wordt de fiscale loonsom verlaagd als gevolg van de afschaffing van de verplichte werkgeversvergoeding van de inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage. Indien de forfaitaire ruimte onder de werkkostenregeling wordt overschreden, is de werkgever 80% eindheffing verschuldigd.
De levensloopregeling is inmiddels afgeschaft Werknemers met een tegoed voor de levensloop regeling kunnen dit in 2013 fiscaal gunstig opnemen. Slechts 80% van het tegoed wordt in de heffing betrokken als zij het tegoed in één keer laten uitkeren. Deze faciliteit geldt uitsluitend voor het bedrag dat op 31 december 2011 was gespaard. Het meerdere wordt op reguliere wijze belast. Het tegoed hoeft bij een uitkering in 2013 niet te worden gebruikt voor onbetaald verlof. Het uitkeren van het levenslooptegoed is niet verplicht voor werknemers die op 31 december 2011 minimaal € 3.000 aan levenslooptegoed hadden gespaard. Zij kunnen blijven sparen voor de levensloopregeling. Voor de overige werknemers moet het tegoed in 2013 volledig in de
32
PwC
heffing worden betrokken, waarmee deelname aan de levensloopregeling eindigt. Let op: door de invoering van de Wet uniformering loonbegrip (zie hieronder) zijn er vanaf 1 januari 2013 premies werknemersverzekeringen verschuldigd over levensloopuitkeringen. Deze uitkeringen kunnen als gevolg daarvan leiden tot extra werkgeverslasten.
Wet uniformering loonbegrip (WUL) treedt in werking per 1 januari 2013 Per 1 januari 2013 treedt de Wet uniformering loonbegrip (WUL) in werking. De WUL beoogt een vereenvoudiging aan te brengen door de meeste verschillen tussen de huidige loonbegrippen (loonbelasting, premie volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw) op te heffen. Belangrijkste wijzigingen zijn dat de afschaffing van de verplichte werkgeversvergoeding van de inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage, de afschaffing van de franchisepremie WW-awf en de bijtelling voor de auto van de zaak tot de grondslag voor de premies werknemersverzekeringen gaan behoren. Deze ‘vereenvoudiging’ brengt voor werkgevers een lastenverzwaring met zich mee. Wij adviseren om de effecten hiervan inzichtelijk te maken.
Loonheffingen en btw: vrijwaring van inlenersaansprakelijkheid mogelijk Per 1 juli 2012 kunnen inleners van uitzendkrachten volledig gevrijwaard worden van aansprakelijkheid voor de loonheffingen- en btw-schulden van de uitlener. Eén van de voorwaarden is dat de inlener 25% van de factuur (inclusief btw) op de G-rekening van de uitzendonderneming stort; deze dient dan in het bezit te zijn van het SNA-keurmerk. Wij adviseren om de huidige procedures te beoordelen en indien nodig aan te passen, zodat de inlenersaansprakelijkheidsrisico’s volledig uitgesloten kunnen zijn.
16%-crisisheffing per 1 januari 2013 van toepassing Bij wijze van ‘crisisheffing’ is per 1 januari 2013 een 16% werkgeversheffing ingevoerd over hoge lonen. De heffing is verschuldigd voor zover een werkgever in 2012 lonen heeft betaald van meer dan € 150.000. De heffing wordt alleen berekend over in Nederland belaste lonen uit tegenwoordige dienstbetrekking. Aangezien de heffing is vormgegeven als zogenoemde eindheffing, is de werkgever deze verschuldigd
náást de reguliere loonheffing die de werknemer is verschuldigd. De heffing moet bij de loonaangifte over maart 2013 worden opgegeven.
Bij vergoedingen aan vrijwilligers bestaat het risico van een dienstbetrekking Bij het uitbetalen van bepaalde vergoedingen kunnen organisaties het risico lopen dat volgens de Belastingdienst sprake is van een dienstbetrekking tussen de vrijwilliger en de organisatie, hetgeen naheffingen en boetes tot gevolg kan hebben. Toepassing van de vrijwilligersregeling op vergoedingen aan vrijwilligers leidt ertoe dat de instelling geen loonheffing hoeft in te houden. Hieraan zijn echter wel voorwaarden verbonden.
6.7. Actualiteiten vennootschapsbelasting Maatschappelijke organisaties oriënteren zich steeds meer op een bepaalde vorm van ondernemings activiteiten waarbij zij in staat zijn om resultaten te genereren. Te denken valt aan productverkoop ten bate van het goede doel. Dit heeft in beginsel de heffing van vennootschapsbelasting over de winst tot gevolg, aangezien stichtingen en verenigingen aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen indien en voor zover een onderneming wordt gedreven. Veelal is hierbij doorslaggevend of een oogmerk aanwezig is om winst te behalen dan wel of in concurrentie wordt getreden met andere belastingplichtige organisaties. Er zijn echter ook diverse vrijstellingen, waarop onder voorwaarden een beroep kan worden gedaan. Denk hierbij aan de vrijstelling voor stichtingen en verenigingen met een beperkte winst (met ingang van 1 januari 2012 een jaarlijkse winst van maximaal € 15.000 dan wel in 5 jaar niet meer dan € 75.000). Voorts zijn fiscale faciliteiten in de wetgeving opgenomen, die onder voorwaarden kunnen worden toegepast ter voorkoming / vermindering van de belastingafdracht in het geval sprake is van vennootschapbelastingplicht (bijvoorbeeld de faciliteit voor fondswervende instellingen en de bestedingsreserve). Aangezien de voorwaarden voor de toepassing van deze faciliteiten met ingang van 1 januari 2012 zijn aangepast, adviseren wij hierover afspraken te maken met de Belastingdienst.
Een bijkomend voordeel voor de afwezigheid van vennootschapsbelastingplicht is dat de instelling (onder voorwaarden) voor diverse fiscale faciliteiten in aanmerking komt, bijvoorbeeld de teruggaaf van 50% van de energiebelasting.
6.8. Actualiteiten schenk- en erfbelasting Gewijzigde ANBI-voorwaarden vanaf 1 januari 2012 De aanmerking van een instelling als algemeen nut beogende instelling (ANBI) heeft voordelen voor zowel de schenk- en erfbelasting als de overdrachtsbelasting en de vennootschapsbelasting. Om een ANBI-status te krijgen dan wel te behouden, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Met ingang van 1 januari 2012 hebben zich met betrekking tot de ANBI-voorwaarden enkele wijzigingen voorgedaan. Eén van de belangrijkste wijziging betreft de zogenaamde liquidatiesaldobepaling. Per 1 januari 2012 vereist de wetgever dat uit de regelgeving (zoals de statuten, maar ook andere interne regels) moet blijken dat een eventueel batig liquidatiesaldo ten goede dient te komen aan een andere ANBI met een gelijksoortige doelstelling. Wel dient hierbij te worden opgemerkt dat een instelling die reeds vóór 1 januari 2012 als ANBI is aangemerkt niet direct haar statuten hoeven te wijzigen. Pas bij de eerstvolgende wijziging van de regeling van de ANBI zal de bepaling aangepast moeten worden. Voorts is één van de voorwaarden voor het verkrijgen en behouden van de ANBI-status dat de instelling niet meer vermogen mag aanhouden dan redelijkerwijs noodzakelijk is voor de continuïteit van de voorziene werkzaamheden ten behoeve van de doelstelling van de instelling. Uit de praktijk blijkt dat dit verbod om vermogen ‘op te potten’ een zeer belangrijk aandachtspunt is bij ANBI’s. Om de ANBI-status niet te verliezen dient gecontroleerd te worden dat ook aan deze voorwaarde wordt voldaan. Stichtingen en verenigingen met een ANBI-status zijn met ingang van 1 januari 2014 verplicht om nog nader te bepalen gegevens op elektronische wijze via internet openbaar te maken.
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
33
Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het publiceren op een website van de bestuurssamenstelling, een kort jaarverslag inclusief een overzicht van de bestedingen, bezoldiging van de bestuurders en medewerkers, de doelstelling en het beleidsplan. Welke gegevens precies openbaar moeten worden gemaakt en op welke wijze dat moet gebeuren, zal in een ministeriële regeling nog nader worden vastgesteld. De bekendmaking van deze ministeriële regeling zal uiterlijk in het derde kwartaal van 2013 plaatsvinden. De verwachting is dat voor alle soorten ANBI’s (waaronder ook kerken en vermogensfondsen) deze verplichting gaat gelden. Met ingang van 1 januari 2013 is de voorwaarde aangepast dat uit de statuten van een ANBI moet blijken dat bij opheffing van de instelling een eventueel batig liquidatiesaldo wordt besteed ten behoeve van een andere (Nederlandse) ANBI met een gelijksoortige doelstelling. Voortaan mag een eventueel batig liquidatiesaldo ook ten goede komen aan een buitenlandse instelling die (nagenoeg) uitsluitend het algemeen nut beoogt en die een soortgelijke doelstelling heeft. ANBI’s die in het buitenland actief zijn of hun gelden wensen te laten toe komen aan een buitenlandse instelling dienen met deze wijziging rekening te houden bij toekomstige statutenwijzigingen.
Voorts is één van de voorwaarden voor het verkrijgen en behouden van de ANBI-status dat de instelling niet meer vermogen mag aanhouden dan redelijker wijs noodzakelijk is voor de continuïteit van de voorziene werkzaamheden ten behoeve van de doelstelling van de instelling.
34
PwC
6.9. Actualiteiten overige fiscale onderwerpen Verruiming giftenaftrek culturele instellingen Een ANBI-beschikking kan de fondsenwerving van uw instelling stimuleren, omdat giften aan een ANBI in beginsel aftrekbaar zijn. Heeft u een ANBI-beschikking, dan kan worden overwogen dit in de marketingcommunicatie te vermelden. Donateurs aan geregistreerde culturele instellingen kunnen (afhankelijk van de hoedanigheid van de donateur) rekenen op een verhoging van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting van 25% met een maximum van € 1.250 of een verhoging van de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting van 50% met een maximum van € 2.500.
Flexwetgeving is van toepassing sinds 1 oktober 2012 Binnen de sector zien wij steeds vaker nieuwe samenwerkingsvormen, nieuwe vormen van giften en doelbesteding (social business, impact investing) ontstaan. Sinds 1 oktober 2012 is de zogeheten flexwetgeving van toepassing, waardoor de vereisten voor oprichting en inrichting van B.V.’s aanzienlijk zijn versoepeld en het mogelijk is geworden om bijvoorbeeld aandelen zonder winst of stemrecht uit te geven. Aan dergelijke ontwikkelingen zijn ook diverse fiscale gevolgen verbonden (bijvoorbeeld op het gebied van de ANBI-regelgeving, vennootschapsbelasting en btw), die verstrekkende gevolgen kunnen hebben. Deze gevolgen zullen in een vroeg stadium in kaart moeten worden gebracht om hierop tijdig te kunnen anticiperen.
Overige belastingen Naast de hiervoor genoemde belastingen zijn er nog tal van heffingen waar maatschappelijke organisaties mee te maken hebben en die in bepaalde gevallen voorzien in specifieke vrijstellingen dan wel verminderingen. Genoemd kunnen worden de overdrachtsbelasting, de energiebelasting en de onroerendezaakbelasting. Soms kunnen maatschappelijke organisaties (buitenlandse) dividendbelasting terugvorderen.
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
35
Een overzicht van PwC-publicaties binnen de publieke sector. Deze zijn te downloaden via onze website www.pwc.nl/ publicaties.
Bijlage publicaties
www.pwc.nl/integratedreporting
Integrated Reporting The Future of Corporate Reporting A guide on integrated reporting highlighting the key content elements and principles of good reporting practices for your company
www.pwc.nl/corporategovernance
Sturen op cultuur en gedrag Praktijkervaringen, dilemma’s en best practices van toezichthouders in de publieke sector
Corporate Governance
Impact meten en rapporteren: ontdek je eigen route Drie goede doelen delen hun ervaringen
36
PwC
Integrated Reporting Handboek Integrated Reporting Een goed geïntegreerd jaarverslag levert relevante informatie over de strategie, governancesystemen, prestaties en toekomstperspectieven van een organisatie. Die informatie wordt ook op zo’n manier gepresenteerd dat het de economische en maatschappelijke omgeving weerspiegelt waarin de organisatie opereert. Een duidelijk verhaal, maar niet gemakkelijk om in de praktijk te brengen. Daarom richten we ons in dit handboek op de cruciale punten van Integrated Reporting.
Sturen op cultuur en gedrag Praktijkervaringen, dilemma’s en best practices van toezichthouders in de publieke sector Binnen de publieke sector moet men voldoen aan steeds hogere maatschappelijke verwachtingen van een brede groep stakeholders. Publieke organisaties moeten voort durend bewijzen dat ze het maatschappelijke vertrouwen waard zijn. Het succes van organisaties wordt groter naarmate zij beter in staat zijn hun maatschappelijke doel stellingen en kernwaarden te verankeren in hun cultuur. Om het sturen en gedrag handen en voeten te geven, heeft PwC 36 leden van raden van toezicht over de volle breedte van de publieke sector gevraagd naar hun visie op cultuur en gedrag, hun ervaringen in de praktijk en de dilemma’s waar ze daarbij tegenkomen.
Impact meten en rapporteren: ontdek je eigen route In deze publicatie delen drie organisaties (Amnesty International, Leger des Heils en KWF Kankerbestrijding) hun ervaringen. Donateurs en het bedrijfsleven willen weten wat de impact is van goede doelen organisaties. Het meten van die impact brengt wel een aantal dilemma’s met zich mee, maar dat is zeker geen reden om niet met impactmeting aan de slag te gaan.
www.pwc.nl
De ‘agile’ overheid Visiedocument over de transformatie naar de overheid van de toekomst Den Haag, oktober 2012
De ‘agile’ overheid Visiedocument over de transformatie naar de overheid van de toekomst Zou het komen omdat wij af en toe eens met de bezem door bestaande structuren heen willen? Of hebben wij in deze tijd van crisis en bezuinigingen behoefte aan iets positiefs, iets wat motiveert en perspectief schept? Met deze publicatie willen wij graag iets met u delen: het gedachtegoed van een ‘agile’ overheid. Dat is een wendbare, compacte en veerkrachtige overheid, die haar werk op een nieuwe en slimme manier aanpakt. Een anders ingerichte overheid, passend bij de complexe, snel veranderende wereld van vandaag. Een overheid die in staat is meer service van een hogere kwaliteit te bieden aan haar burgers en bedrijven en daarbij minder middelen nodig heeft.
De Transparant Krant In De Transparant Krant staan de belangrijkste uitkomsten en scorelijsten van de deelnemers aan De Transparant Prijs 2012. Bij het beoordelen van de jaarverslagen zijn niet zozeer de cijfers de belangrijkste criteria, maar meer de inzichtelijkheid van de verslaggeving en de wijze van communiceren. De Transparant Prijs wordt jaarlijks uitgereikt voor de beste charitatieve verslaggeving. De Transparant Krant is te downloaden via www.transparantprijs.nl/jurering/kernbevindingen
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
37
Colofon
Aan de totstandkoming van deze Capital Selecta Maatschappelijke Organisaties werkten diverse PwC-ers mee: Anita Hagen, Anne Kemeling, Anneke van Mourik, Brenda Verberne, Jaap van Egmond, Mayke Kersten, Nita Wink, Richard Volbeda, Suzan Olde Bijvank en Wim van Ginkel.
38
PwC
Contact
Maatschappelijke Organisaties Nita Wink 088 792 3344
[email protected]
Sportbonden Martin Bauman 088 792 45 08
[email protected]
Wim van Ginkel 088 792 4537
[email protected]
Bianca Lisierse-Van der Laan 088 792 55 45
[email protected]
Culturele instellingen Anita Nijboer 088 792 52 64
[email protected]
Governance, cultuur en gedrag & Integrated Reporting Anne Kemeling 088 792 259 19
[email protected]
Jaap van Egmond 088 792 32 42
[email protected]
Leden en belangenorganisaties Roelof Kok 088 792 31 22
[email protected] Roy de Ridder 088 792 46 51
[email protected]
‘PwC’ is het merk waaronder member firms van PricewaterhouseCoopers International Limited (PwCIL) handelen en diensten verlenen. Samen vormen deze firms het wereldwijde PwC-netwerk. Elke firm in het netwerk is een afzonderlijke juridische entiteit en handelt voor eigen rekening en verantwoording en niet als vertegenwoordiger van PwCIL of enige andere member firm. PwCIL verricht zelf geen diensten voor klanten. PwCIL is niet verantwoordelijk of aansprakelijk voor het handelen of nalaten van welke van haar member firms dan ook, kan geen zeggenschap uitoefenen over hun professioneel oordeel en kan hen op geen enkele manier binden.
Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties
39
© 2013 PricewaterhouseCoopers B.V. (KvK 34180289). Alle rechten voorbehouden. 2013.03.01.01.387. PwC verwijst naar de Nederlandse firma en kan soms naar het PwC-netwerk verwijzen. Elke aangesloten firma is een afzonderlijke juridische entiteit. Kijk op www.pwc.com/structure voor meer informatie.