Buitenkozijnen
Thema 3
Historie
Gevelopeningen schijnen ontstaan te zijn toen een groepje ijverige bouwvakkers zichzelf ingemetseld had. Tot de dertiende eeuw was in ons land het aparte raamkozijn onbekend. Daglicht viel binnen door openingen in stenen muren of houten wanden. In stenen huizen woonde doorgaans de bevoorrechte klasse en de houten huizen boden onderdak aan het gewone volk. Soms waren de openingen in de gevels afsluitbaar door luiken (zie figuur 1). Vanaf de dertiende eeuw plaatste men in het bovenste gedeelte van de raamopeningen panelen van glas-in-lood, de onderkant van het raam sloot men nog steeds af door een luik. Het geheel van boven- en onderraam kreeg de naam ‘kloosterraam’. Het glas-in-lood werd bevestigd aan ijzeren staven die, net als de scharnieren van de luiken, direct in de stenen of houten dagkant (binnenkant) van de raamopening waren aangebracht. Pas aan het einde van de vijftiende eeuw werden voor het eerst aparte houten kozijnen gebruikt. Veelgebruikte raamvormen waren het al genoemde kloosterraam en vooral het kruiskozijn. Het laatstgenoemde kozijn bestond in wezen uit twee naast elkaar geplaatste kloosterramen met een verticale stijl in het midden (zie figuur 2).
1 Stenen Fruithuis van Elburg, gebouwd omstreeks 1400 doorsnede van een kruiskozijn
fig.2 Aanzicht en
Als gevolg van de slechte grondgesteldheid in vele delen van Nederland en de nog zeer gebrekkige funderingsconstructies waren de bouwmuren vrij dun (circa 200 mm = eensteens-dik). Hierdoor moesten de vaak vrij grote raamkozijnen als dragend onderdeel van de gevel worden uitgevoerd. Dit betekende zware houtafmetingen voor het kozijnhout (zie figuur 2). Het kozijn werd gesteld en pas daarna metselde men de muur eromheen. Een traditie, die zich tot op de dag van vandaag heeft gehandhaafd, ook al is het kozijn al lang geen dragend gevelelement meer.
1 T3-W02
Omstreeks 1920 deed de spouwmuur zijn intrede en dankzij de vele voordelen die deze constructie bood, werd hij al snel algemeen toegepast. De toepassing van betonlateien boven de kozijnen (sinds 1950) maakte de dragende functie van de kozijnen overbodig. Toch worden nog heel vaak de kozijnen geplaatst voordat de muren worden gemetseld. De kozijnafmetingen zijn vanuit de historie nog steeds relatief zwaar (67 mm × 114 mm)). De kozijndetails waren meestal eenvoudig en veranderden tussen 1930 en het begin van de jaren zeventig amper. Isolerende (dubbele) beglazing bleef een uitzondering. Energie was in de jaren zestig goedkoop. De oliecrisis van 1973 en de ontwikkelingen op de wereld-energiemarkt daarna veroorzaken steeds stijgende gasprijzen. De isolatiegedachte wint veld in Nederland. De gevels van nieuwbouwhuizen krijgen in eerste instantie een isolatie van 25…30 mm dik (in de spouw tegen het binnenblad aangebracht). Maar de prijs van energie blijft stijgen, waardoor deze eerste maatregel al snel wordt achterhaald. Muurisolaties worden spoedig 40…50 mm dik en woonkamers moeten van dubbele beglazing worden voorzien en in draaiende kozijndelen verschijnen tochtprofielen. Dit alles heeft echter consequenties voor zowel de spouwmuur als de kozijnaansluiting. Bij dikkere isolatie dient ook de spouw breder te zijn, wat weer gevolgen heeft voor de aansluiting van het raamkozijn en de opvang van het buitenspouwblad. Om de grote spouw ter plaatse van het kozijn te verkleinen valt de ‘Deense oplossing’ te overwegen. Deze houdt in, dat in plaats van een spouwlat een dikke strook stevig isolatiemateriaal tussen binnen- en buitenspouwblad wordt bevestigd (zie figuur 3). Bij halfsteens-omzetting van het buitenspouwblad krijgt het buitenblad bovendien een grotere stijfheid. Wel zal vochtwerend materiaal tussen het omgezette buitenspouwblad en de strook isolatiemateriaal moeten worden gezet om vochtdoorslag te voorkomen. In de ons omringende landen spaart men, in veelal massieve muren van steenachtig materiaal, een ‘glad gat’ of een opening met een aanslag uit.
2 T3-W02
Fig. 3 Door het naar binnen omzetten van het buitenspouwblad wordt de spouw ter plaatse van het kozijn versmald Wanneer met een stelkozijn wordt gewerkt, zijn er voor het aansluiten van het in de afbouw te plaatsen montagekozijn de volgende principe-mogelijkheden:
1. een glad gat (vlakke buitensponning) (zie figuur 4);
4 Kozijnaansluiting tegen ‘glad gat’
2. een binnensponning (zie figuur 5);
5a Kozijnaansluiting tegen een binnensponning
3 T3-W02
5b In Zwitserland maakt men de binnensponning zo breed dat het kozijn erachter wegvalt
4. een buitensponning (zie figuur 6).
6 Kozijnaansluiting tegen buitensponning
De dichting tussen het montagekozijn en de muur gebeurt door middel van een dampdichte kitvoeg aan de binnenzijde, isolatie in de voeg tussen kozijn en muur en een regenafdichting aan de buitenkant. De ruimte tussen kozijn en muur noemt men de stelruimte; deze is nodig om het kozijn te kunnen monteren. 4 T3-W02
5 T3-W02