BOOM-Nieuws Themanummer
Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie
.boom@o ro
)70 - 424 1 (0
.nl T: +31 m
2 E: irc.a 68
nummer 66 | november 2012
Internationaal afpakken van crimineel vermogen
Van de redactie Wilt u het vakblad voortaan alleen digitaal ontvangen, meld u dan aan via
[email protected]. Het BOOM-Nieuws is eveneens te raadplegen via de volgende digitale kanalen: ZoOM: het intranet voor het OM Actueel > Publicaties > BOOM-Nieuws
Intro: het intranet voor de Rechtspraak Landelijk>Sectoren>Strafrecht (zoek op BOOM) Politie Kennis Net Home>Leestafel Ook vindt u de themanummers van het BOOM-Nieuws op www.om.nl.
JKS: het juridische kennissysteem van het OM JKS > Landelijke expertise > Ontneming (BOOM) > BOOM-Nieuws
Wij wensen u veel leesplezier!
Inhoudsopgave It’s a small world
3
Europese Juridische Zaken (CJIB)
40
Het CARIN
4
Qua patet orbis…
43
Het IRC/ARO stelt zich voor
8
Mogelijkheden samenwerking Liechtenstein
46
Samenwerking België – Nederland
49
Waardebeslag in Spanje
50
Binnen het koninkrijk
52
mr. D. ten Boer, hoofdofficier en directeur BOOM
Het Franse BOOM
56 57
Het is alweer jaren geleden dat ik in een bootje door de attractie ‘It’s a small world’ van Disney voer, waarin tijdens een kort boottochtje je het zicht had op vele landen, met bekende attracties als de Eiffeltoren en de Chinese Muur naast elkaar. Onder het welbekende melodietje kon je wegdromen over bezoeken aan al die landen. Ik had toen nooit kunnen bevroeden dat in de virtuele wereld die landen echt zo dicht naast elkaar blijken te liggen. Nu, in mijn huidige functie, zie ik in strafzaken de crimineel verworven winsten sneller de wereld over gaan dan ik toen in mijn bootje had gekund. Hoe snel dat ook gaat, hoe langzaam wij daarop reageren. Onlangs had FIU-Oostenrijk1 in een weekend een geldbedrag bevroren, waarbij kennelijk sprake was van oplichting. Via het netwerk werd contact opgenomen met Nederland, en wat wij hiermee wilden. Dat leidde in Nederland tot veel gebel, mailwisseling en overleg. Een paar dagen later kreeg ik een boze mail van een officier van justitie, hoe wij wel niet op het idee kwamen om met zo’n zaak aan te komen; wij hadden toch wel kunnen vermoeden dat er geen prioriteit zou zijn om deze zaak op te pakken. Die mail heeft me toch wel een paar dagen bezig gehouden. Het bleek om een eenvoudige zaak te gaan, waarbij we op eenvoudige manier een behoorlijk bedrag konden teruggeven aan een slachtoffer, nog los van de vraag of we de verdachte
Het Zweeds Kaderbesluit
16
Rechercheren in het buitenland via de sociale media en internet
18
Beslag in internationale zaken
21
Registratie internationaal en buitenlands beslag
25
Bilateraal rechtshulpverdrag
Beslagbeheer goes international: AMO
27
Vervreemding 59
Overdracht van het waardebeslag
30
Toekomstige ontwikkelingen binnen de EU
60
Internationale confiscatiebeslissingen
34
Afpakteams en ontnemingsspecialisten OM
62
Colofon BOOM-Nieuws is het juridische vakblad van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) waarin het thema afnemen en ontnemen centraal staat. Het verschijnt minimaal drie maal per jaar. Redactie I.R. Beerdsen RA, mr. H. Dijkstra, mr. E.E.G. Duijts, mr. R.P. van der Ende, mr. M. Hiemstra, M.A.H. Hienkens, ing. D.T. Lautenbach, mr. D. Muller, K. Oenema, mr. H.G. Punt, mr. J.B.H.M. Simmelink, mr. C.J. Zweers Gastredacteuren mr. J.L. de Boer, mr. J.J.W. Blanken, mr. D. ten Boer, drs. M.R van Diggelen RA, mr. W.F. van Elk, K.N. Grootfaam, mr. J.G.A. Hennekam, J. Knobbe, mr. P.W. Kouwenberg, mr. E.H. van der Steeg
2 | BOOM-Nieuws augustus november2012 2012nummer nummer 6566
Eindredactie ing. D.T. Lautenbach, K. Oenema Opmaak Kris Kras Design, Utrecht Fotografie Judith Dekker, Mirjam van der Hoek/HH, I-stock, Shutterstock, Wim van der Spiegel, Koen Verheijden/HH Druk Tuijtel, Hardinxveld - Giessendam BOOM Postbus 837, 8901 BP Leeuwarden Zaailand 102, 8911 BN Leeuwarden T: (058) 234 11 74; F: (058) 234 11 70 E-mail:
[email protected]
It’s a small world
3 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
wilden vervolgen of niet. Wat maakte dan dat dit zo moeilijk werd opgepakt. Zou het de internationale context zijn in combinatie met cybercrime? Ik denk het. Vandaar dat ik het van groot belang acht dat we niet alleen de internationale samenwerking versterken, maar dat we ook binnen Nederland vertellen wat er allemaal mogelijk is. We hebben verschillende netwerken als het ARO-netwerk en het CARIN-netwerk, waarover in dit nummer te lezen is. Ook is in dit nummer informatie te vinden over beslagleggen in het buitenland, dat uiteindelijk helemaal niet moeilijk meer is. Op Europees niveau wordt samenwerking ondersteund door allerlei kaderbesluiten, zoals ook het te bespreken Zweeds Kaderbesluit, dat over informatie-uitwisseling gaat. Langzamerhand gaan we binnen Europa over van rechtshulp naar wederzijdse erkenning van elkaars beslissingen. Tenslotte nog veel informatie over verschillende landen. Ik zou zeggen, neem er niet alleen kennis van, maar gebruik het ook. Gebruik de bestaande netwerken, IRC’s in Nederland, het ARO, en de verschillende wereldwijde netwerken. Wees er niet bang voor, maar doe het. Als we echt crimineel vermogen willen afpakken, dan kan het niet anders dan dat we het ook internationaal doen. Veel leesplezier. 1 Financial Intelligence Unit
Het Camden Assets Recovery Inter-Agency Network mr. E.H. van der Steeg , internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
Het bijhouden van de ontwikkelingen van alleen al de - eigen - Nederlandse (ontnemings) wetgeving en jurisprudentie is niet altijd eenvoudig. Maar hoe nu op een efficiënte en effectieve wijze kennis nemen van de in het buitenland geldende regels en procedures? Immers, zoals de oud minister van buitenlandse zaken Luns al lang geleden terecht opmerkte, Nederland heeft heel veel buitenland. En in al die andere landen zijn regelgeving en procedures verschillend. Men dient zich goed te realiseren dat het Nederlandse wettelijk kader uniek is. In geen enkel ander land is het zo geregeld als in Nederland. De verschillen met andere landen kunnen aanzienlijk zijn. Zo hebben nog veel landen alleen de mogelijkheid van de zogenaamde objectconfiscatie. Of men kent een ontnemingssysteem dat geschoeid is op civiele leest. Andere verschillen zijn bijvoorbeeld te vinden in de mogelijkheden van het leggen van beslag. Denk hierbij vooral aan het “anderbeslag”, een vorm van beslag die in vrijwel geen enkel ander land bekend is. Ook zijn er landen die door verschil in wetgeving ‘onze’ ontnemingsmaatregel zelfs niet kunnen overnemen en executeren. Het is dan ook verstandig om zich al voorafgaande aan het schrijven van een rechtshulpverzoek te oriënteren op de verschillen met het andere land en daarmee de mogelijkheden en de onmogelijkheden te kennen van de gewenste rechtshulprelatie.
In dit themanummer van het BOOM-Nieuws vindt u veel informatie over actuele en toekomstige (internationale) wet- en regelgeving op basis waarvan de grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van de ontneming kan plaatsvinden. Wat bij u bij het lezen van dit themanummer wellicht zal opvallen is dat het internationale juridisch kader volop in ontwikkeling is. Met name “Brussel” produceert volop nieuwe regelgeving op het gebied van de ontneming.
4 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
Men kan natuurlijk databanken, zoals die door verschillende instanties zijn aangelegd, raadplegen. Maar, gelet op het gegeven dat de ontnemingswetgeving wereldwijd volop in ontwikkeling is, is het niet ondenkbaar dat de beschikbare informatie gedateerd en daarmee onbruikbaar is. Persoonlijk ben ik een groot voorstander om in een zo vroeg mogelijk stadium ter zake deskundige (buitenlandse) collega te raadplegen. Die kan u naast het voorlichten over de wettelijke (on) mogelijkheden ook van raad en advies voorzien over de praktische gang van zaken in zijn land. Zo nodig kan hij de uitvoering van uw rechtshulpverzoek begeleiden en/of bespoedigen. Het is echter niet altijd eenvoudig om een dergelijke collega in het buitenland te traceren. Dat was zeker niet het geval toen ik circa twaalf jaar geleden bij BOOM kwam te werken. Gespecialiseerde bureaus zoals het BOOM waren er toentertijd nauwelijks. Nederland was één van de weinige landen die een (zelfstandige) gespecialiseerde nationale unit voor ontneming had. Een concept dat tot op de dag van vandaag voor veel landen als voorbeeld dient. Bestaande netwerken als Europol, Eurojust en Interpol boden destijds ook geen uitkomst. Zij waren niet of
5 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
nauwelijks actief op het terrein van de internationale ontneming. Mede om vorengenoemde redenen heb ik samen met collega’s uit België, het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Oostenrijk in 2002 het initiatief genomen tot de oprichting van CARIN, een netwerk voor praktijkmensen op het gebied van de internationale ontneming. Later sloten Duitsland en Frankrijk zich hierbij aan. Ook Europol is vanaf het begin betrokken en wel als secretariaat. Deze groep heeft onder voorzitterschap van Nederland en België in september 2004 te Den Haag het CARIN netwerk opgericht. Een netwerk dat er op is gericht om – kort gezegd- de internationale samenwerking op het gebied van ontneming te vergemakkelijken en te versnellen. Een soort van Haarlemmer olie voor de rechtshulp dus. Hierna zal ik meer in detail ingaan op het hoe en waarom van CARIN.
Wat is CARIN? CARIN is een informeel netwerk van (Engels sprekende) magistraten en opsporingsambtenaren die in de praktijk werkzaam zijn als expert op het gebied van de opsporing, beslaglegging en confiscatie van criminele winsten. Met de aanduiding informeel wordt o.a. bedoeld dat CARIN niet opgericht is bij wet of verdrag en op geen enkele wijze politiek wordt aangestuurd maar een netwerk is van- en voor praktijkmensen. Het informele karakter van het netwerk betekend overigens niet dat CARIN niet serieus wordt genomen door beleidsmakers en de politiek. Integendeel, CARIN fungeert al sinds zijn oprichting als adviserend orgaan voor o.a. de Europese Commissie en de Verenigde Naties. Verder is CARIN erkend door (en werkt samen met) o.a. de Wereldbank, het IMF, de G8 en G20.
Wat is het doel van CARIN? Het doel van CARIN is kort gezegd te komen tot een effectievere samenwerking van de CARIN leden in hun streven om, op basis van een Multi-agency benadering, criminelen hun wederrechtelijk verkregen winsten te ontnemen. CARIN heeft daartoe negen doelstellingen geformuleerd, te weten: 1. Het realiseren van een internationaal (wereldwijd) netwerk. 2. De focus is gericht op het wederrechtelijk verkregen voordeel van ieder misdrijf, zoals is vastgelegd in internationale verplichtingen.
3. Het zijn van een expertisecentrum in alle aspecten op het gebied van de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. 4. Het promoten en bevorderen van de uitwisseling van informatie en ‘best practice’. 5. Het doen van aanbevelingen in relatie tot alle aspecten van het ontnemen van criminele winsten aan organisaties zoals de Europese Commissie en de Raad van de Europa. 6. Het functioneren als adviserend orgaan voor andere relevante autoriteiten en instellingen. 7. Het faciliteren van trainingen en opleidingen op het gehele gebied van de ontneming van criminele winsten. 8. Het benadrukken van het belang van de samenwerking met de private sector voor het bereiken van de doelstellingen. 9. Het stimuleren en ondersteunen van leden tot en bij de oprichting van nationale asset recovery offices (ARO’s) CARIN heeft dus een operationele doelstelling, het bevorderen en faciliteren van de samenwerking in concrete onderzoeken. De leden wisselen onderling algemene of operationele informatie uit. Het lidmaatschap van CARIN creëert echter geen zelfstandige legale basis voor een dergelijke samenwerking. Dit zal steeds moeten gebeuren met inachtneming van nationale, Europese- en Internationale regelgeving. De leden van CARIN adviseren elkaar over de wijze waarop rechtshulp het beste kan plaatsvinden en faciliteren verzoeken tot rechtshulp. Dit echter met respect voor de voorgeschreven formele routes voor het indienen van rechtshulp. Daarnaast heeft CARIN ook een voorwaardenscheppende rol. Het adviseren en beïnvloeden van beleidspalende en wetgevende autoriteiten om daarmee zo goed mogelijke condities voor de uitvoeringspraktijk te realiseren. Dit volgens het Bottom-Up principe. De leden van CARIN geven aan wat zij missen in de praktijk en wat volgens hen wenselijk zou zijn om te komen tot een nog betere bestrijding van de financiële criminaliteit en ontneming van criminele winsten. Deze wensen worden getransformeerd in aanbeve lingen en hebben in meerdere gevallen al geleid tot aanpassing van wet- en regelgeving. Later in dit artikel meer hierover.
Wat is de structuur van CARIN? Hoe werk het? Hoe legt u contact met een buitenlands CARIN lid? Per jurisdictie of organisatie worden twee contact personen benoemd. Voor Nederland zijn dit Ed
6 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
Weustenraad en ondergetekende. De contactpersonen moeten de Engelse taal in voldoende mate beheersen. Hiermee is één van de knelpunten in de internationale samenwerking, de taalbarrière, niet meer aan de orde. De communicatie met de buitenlandse contactpersonen verloopt in eerste instantie via de ‘eigen’ nationale contactpersonen. Wilt u contant met één van de buitenlandse CARIN leden dan kunt u dus Ed Weustenraad of mij benaderen, maar ook één van de andere adviseurs Internationaal van het BOOM. Het dagelijks bestuur van CARIN wordt uitgeoefend door een stuurgroep, die bestaat uit de vertegenwoordigers van negen landen, een voorzitter en acht leden. De stuurgroep wordt ondersteund door Europol die de rol van secretariaat heeft. Eurojust staat de stuurgroep bij als permanent adviseur. Nederland is al sinds de oprichting actief lid van de stuurgroep. Het voorzitterschap rouleert jaarlijks. De voorzitter heeft ook de verplichting om de jaarlijkse bijeenkomst te organiseren. Tijdens deze jaarlijkse bijeenkomsten worden tal van onderwerpen bediscussieerd. Daarnaast zijn deze bijeenkomsten van belang voor de instandhouding van het netwerk, de gelegenheid om elkaar in persoon te kunnen ontmoeten en te leren kennen. De menselijke factor is immers van essentieel belang voor een goed functionerend netwerk. Afgelopen jaar was Bulgarije de voorzitter die het thema “Unexplained wealth” aan de orde stelde. In 2012 heeft Hongarije het voorzitterschap. De jaarlijkse bijeenkomst zal dit jaar in november a.s. in Budapest worden gehouden waar door de deelnemers in workshops o.a. zal worden gediscussieerd over Asset-Tracing (zowel in de opsporing- als in de executiefase), Asset Management Offices en de Non Conviction Based Confiscation. De uitkomsten van deze workshops zullen als aanbevelingen aan o.a. de Europese Commissie, waar een nauw samenwerkingsverband mee bestaat, worden aangeboden. Een voorbeeld van een dergelijke aanbeveling van CARIN die tot nieuwe regelgeving heeft geleid is o.a. de verplichting voor de EU-lidstaten om een nationale asset recovery office (ARO) op te richten. Een komende verplichting voortvloeiende uit een CARIN aanbeveling is de oprichting van het nationale Asset Management Office (AMO). Daarnaast vormen CARIN aanbevelingen de basis van het voorstel voor een richtlijn van het Europese Parlement en de Raad betreffende de bevriezing en confiscatie van opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie. In het vorige nummer van het BOOM-Nieuws (nummer 65) is al over deze richtlijn geschreven. Zoals
u in dat artikel kunt lezen behelst de richtlijn – kort gezegd - de verplichting om voor bepaalde vormen van misdrijven de volgende regelingen in te voeren: - De verplichting voor lidstaten om ruimere moge lijkheden tot confiscatie in te voeren, zodat ook voor soortgelijke feiten kan worden ontnomen, de zogenaamde extended confication; - De verplichting tot het invoeren van een beperkte vorm van Non-Conviction based confiscatie. Namelijk in die gevallen waarin de verdachte is gevlucht, ernstig ziek is of is overleden is; - Tevens is in het voorstel een regeling opgenomen voor confiscatie bij derden, zonder dat die derden zelf strafrechtelijk vervolgd worden; - De mogelijkheid tot bevriezing zonder rechterlijke machtiging wordt mogelijk gemaakt om in spoedsituaties ervoor te zorgen dat vermogensbestanddelen niet weggesluisd kunnen worden, om de bevriezing/inbeslagneming te laten voortduren is wel een rechterlijke machtiging vereist; - Daarnaast wordt voorgesteld om een financieel onderzoek mogelijk te maken in het kader van de tenuitvoerlegging van een confiscatiemaatregel (executie); - Ten slotte wordt een voorstel gedaan ten aanzien van het beheer van in beslag genomen voorwerpen. Het voorstel voor deze richtlijn is momenteel nog volop onderwerp van discussie tussen de lidstaten. Het Europese Parlement heeft zich inmiddels ook over het voorstel gebogen. De discussie over het voorstel tot een richtlijn is nog steeds vrij primair. Zodra er daadwerkelijk iets nieuws is te melden zult u hierover in een later nummer van het BOOM-Nieuws worden geïnformeerd.
Welke landen en organisaties zijn lid van CARIN? Per 1 oktober 2012 zijn 54 landen en 9 organisaties lid van CARIN. In beginsel is CARIN Europa georiënteerd. Maar ieder land kan zich als lid aanmelden. CARIN streeft echter naar een wereldwijde dekking. Om CARIN goed bestuurbaar te kunnen laten zijn heeft de stuurgroep er voor gekozen om ook regionale zusterorganisaties op te richten. De UNODC (United Nations Office on Drugs and Crime) heeft dit initiatief gesteund en inmiddels zijn zusterorganisaties opgericht in Zuid-Afrika (Arinsa, 2008) en Zuid-Amerika (RRAG-Gafisud, 2009). Een CARIN organisatie voor West-Afrika is momenteel in ontwikkeling met steun van de Verenigde Staten. Zelf heb ik recentelijk het initiatief genomen tot de oprichting van een zusterorganisatie in Azië/ Oceanië en werk nu samen met Australië, Indonesië, Zuid-Korea en de UNODC om een en ander daadwerkelijk gestalte te geven. Zodra dit een
7 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
feit is dan zal CARIN een wereldwijde dekking hebben. Overigens verloopt ook het contact met de leden van de zusterorganisaties via de nationale CARIN vertegenwoordigers.
CARIN Albania, Australia, Austria, Belgium, Bulgaria, Canada, Croatia, Cyprus, Czech Republic, Denmark, Egypt, Estonia, Finland, France, Georgia, Germany, Gibraltar, Greece, Guernsey, Hungary, Iceland, Indonesia, Ireland, Isle of Man, Israel, Italy, Jersey, Kosovo, Latvia, Liechtenstein, Lithuania, Luxembourg, Macedonia, Malta, Moldova, Monaco, Montenegro, The Netherlands, Norway, Poland, Portugal, Romania, Russia, Serbia, Slovak Republic, Slovenia, South Africa, Spain, Sweden, Switzerland, Turkey, Ukraine, United Kingdom, United States of America. Europol, Egmont Group, Eurojust, International Criminal Court (ICC), International Monetary Fund (IMF), Interpol, OLAF, United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC), World Bank. ARINSA (Asset Recovery Inter-Agency Network Southern Africa) Botswana, Mauritius, Namibia, South Africa, Tanzania, Zambia en Zimbabwe. RRAG -Gafisud (Financial Action Task Force of South America) Argentina, Bolivia, Brazil, Chile, Colombia, Costa Rica, Ecuador, México, Panamá, Paraguay, Peru en Uruguay.
FCIC Website CARIN heeft ook een website die is ondergebracht bij het Financial Crime Information Centre (FCIC) van Europol. Daarop is naast informatie over CARIN en landeninformatie van de CARIN leden ook allerhande non-operationele informatie over Financial crime en daaraan gerelateerde onderwerpen beschikbaar. Toegang tot deze website is voorbehouden aan opsporingsambtenaren of magistraten die werkzaam zijn op het gebied van Financial crime. Een aanvraag voor autorisatie voor deze website kunt u indienen door een email te sturen aan
[email protected] Uw aanvraag zal ook gevalideerd moeten worden door de Dutch Desk bij Europol.
Het IRC/ARO stelt zich voor D.J. Gardenier, communicatieadviseur S.M. Tromp, communicatiemedewerker
Het IRC/ARO (hierna ARO) is een gespecialiseerde afdeling van het BOOM die ondersteuning en advies biedt voor internationale ontnemings- en confiscatiezaken. Voor veel van dergelijke zaken geldt dat bij opsporen, veiligstellen en afnemen van crimineel vermogen regelmatig een beroep op het buitenland wordt gedaan. Ook afpakverzoeken vanuit het buitenland worden door het ARO afgehandeld. Alle OM-collega’s evenals nationale en internationale ketenpartners kunnen bij het ARO terecht voor alle internationale aspecten in afpakzaken.
ARO en internationaal adviseurs IRC is de afkorting van Internationaal Rechtshulp Centrum en ARO staat voor Asset Recovery Office. Bij het BOOM zijn deze twee samengevoegd tot IRC/ARO BOOM. Het ARO, gevestigd in het hoofdbureau van Politie te Den Haag en bestaande uit internationaal strafrechtelijk juridisch adviseurs, een parketsecretaris, vermogenstraceerders, een teamleider/officier van justitie en een administratieve/secretariële staf, fungeert als front-office. Zij worden ondersteund door vermogenstraceerders van de BOOM-vestigin-
8 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
gen, beslagbeheer en overige specialisten. De vijf internationaal strafrechtelijk juridisch adviseurs die gekoppeld zijn aan de FP-BOOM-vestigingen zijn ook onderdeel van het ARO.
ARO-verzoeken
Bevriezingsbevelen
• Dit zijn politiële rechtshulpverzoeken waarbij kan worden nagegaan of de verdachte in een bepaald land vermogensbestanddelen bezit. Deze mogelijkheid kan worden ingezet in eigenlijk alles wat met vermogenstracering en financieel rechercheren te maken heeft. De informatie die verstrekt kan worden is afkomstig uit openbare registers en informatie uit de politiesystemen. Voordeel van een dergelijk verzoek is dat het aangezochte land binnen twee weken antwoord moet geven. Heeft één en ander spoed, dan kan zelfs gevraagd worden om binnen 8 uur antwoord te verstrekken! Het formulier dat voor een ARO-verzoek gebruikt wordt, is via het IRC/ARO/BOOM te verkrijgen. De ARO-verzoeken worden tussen de ARO’s onderling verzonden dus ARO-verzoeken verlopen altijd via het ARO.
• V oor zowel inkomende als uitgaande bevriezings bevelen kan het ARO advies geven of de behandeling overnemen.
ARO biedt advies en ondersteuning Je kunt bij het ARO terecht met al je ontnemingsen beslag vragen met een internationaal aspect. Deze kunnen betrekking hebben op:
• V oor zowel inkomende als uitgaande rechtshulpverzoeken kan het ARO advies geven of de behandeling overnemen.
Buitenlands en Internationaal beslag • V oor vragen over (oude) verzoeken waarbij beslag in het buitenland is gelegd of over verzoeken waarbij op verzoek van het buitenland beslag is gelegd. Ook kunnen wij zorgen voor de monitoring en bewaking van het buitenlands en internationaal beslag.
Naam
Functie
Vestiging FP-BOOM
Paul Notenboom
Teamleider / Officier van justitie
ARO
Diana Muller
Internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
Rotterdam + Zwolle
Jenneke Blanken
Internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
ARO
Evert van der Steeg
Internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur werkt tevens voor AIRS; Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken van het Ministerie van VenJ.
Rotterdam
Jeroen Hennekam
Internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
Amsterdam + ARO
Willemijn van Elk
Internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
Den Bosch + Zwolle
Vacature
Internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
Zwolle
Wouter Raijmakers
Senior Parketsecretaris
ARO
Andre Kooy
Vermogenstraceerder
ARO
Dennis van Pelt
Vermogens traceerder
ARO
Zuzana Tvarožková
Senior administratief medewerker
ARO
Hava Bekir
Senior administratief medewerker
ARO
Siham Otmani
Secretaresse
Rotterdam
Europese voortrekkersrol Het IRC/ARO/BOOM is sinds januari 2010 actief. Deze internationale afdeling is opgericht, omdat de EU de lidstaten verplicht heeft een ARO op te richten. De minister van Justitie heeft destijds het BOOM aangewezen als ARO. Het BOOM heeft in de loop der jaren internationale naam en faam verworven. Door gedegen kennis en expertise op het terrein van ontneming, een sterk nationaal en internationaal netwerk en een betrouwbaar partnership, heeft Nederland in Europa een voortrekkersrol.
Rechtshulpverzoeken
9 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
Andre Kooy, vermogenstraceerder ARO
Jenneke Blanken, internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
Wat is je taak / rol voor het ARO? “Als vermogenstraceerder zorg je onder andere voor politionele informatieuitwisseling, gericht op het opsporen van crimineel vermogen. Daarbij geldt een tweerichtingsverkeer: verzoeken gericht aan het buitenland, evenals verzoeken van het buitenland aan Nederland. Daarnaast behandel ik inkomende justitiële rechtshulpverzoeken. Daarin kan bijvoorbeeld sprake zijn van een verzoek tot het opsporen van crimineel vermogen en beslaglegging daarop. Het merendeel van de 27 EU-landen hebben inmiddels een ARO die allemaal deel uitmaken van ons netwerk.”
Wat is je taak / rol voor het ARO? “Ik ben internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur. Ik onderhoud het netwerk met de andere ARO’s, ik beoordeel inkomende rechtshulpverzoeken en behandel ze samen met de vermogentraceerder. Ook geef ik ad hoc adviezen op het gebied van internationale samenwerking in ontnemingszaken en op het gebied van internationaal en strafrechtelijk beslag. Ook ben ik werkzaam op beleidsmatig gebied voor het ARO.”
Sinds wanneer ben je verbonden aan het ARO? “Ik ben sinds augustus 2010 aan het ARO verbonden.”
Paul Notenboom
Paul Notenboom, teamleider ARO Wat is je taak / rol voor het ARO? “Ik ben teamleider van het ARO en tevens officier van justitie ten behoeve van zaken van het ARO.” Sinds wanneer ben je verbonden aan het ARO? “Sinds de oprichting.”
Sinds wanneer ben je verbonden aan het ARO? “Ik ben vanaf april 2010 verbonden aan het ARO, eigenlijk dus bijna vanaf het begin.” Wat is je belangrijkste drijfveer voor je internationale taak? “Dat er internationaal grote kansen zijn om crimineel vermogen op te sporen. Daarom zijn de ARO’s zo belangrijk. Daarnaast lever ik graag een bijdrage aan de verdere opbouw en het versterken van ons ARO-netwerk, zowel nationaal als internationaal. Een netwerk dat op orde is, werkt!”
Wat is het meest bijzondere je dat onlangs mee hebt gemaakt (m.b.t. een dossier/zaak)? “Onlangs had ik een inkomend rechtshulpverzoek vanuit België in behandeling. Het lukte om in Nederland binnen een dag beslag te leggen op een vliegtuig, evenals een aantal bankrekeningen. Een beslaglegging op een vliegtuig is niet alledaags. Daarom is het goed dat we gebruik kunnen maken van specialistische kennis die bij het BOOM aanwezig is. Met een machtiging van de rechter-commissaris en door ondersteuning en specialistisch advies van een civiel juridisch adviseur, Wat is het meest bijzondere je dat onlangs mee hebt een internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur gemaakt (m.b.t. een dossier/zaak)? “De overboeking van een bedrag van enkele tientallen miljoenen vanuit en een vermogenstraceerder van de BOOM-vestiging het buitenland naar een bankrekening van het BOOM. Rotterdam, konden we slagvaardig en met succes ingaan op dit verzoek vanuit het buitenland. Dat Daarbij hadden we hele specifieke voorwaarden gezoiets dan toch in een dag lukt, daar ben ik best wel steld aan de wijze van overboeken en aan de daarbij betrokken personen en instanties. Het controleren van trots op!” die voorwaarden, en daardoor het enkele malen opWat wens je het ARO toe voor de toekomst? “De amnieuw laten verrichten van de transactie tot het naar bities van het ARO zijn groot en daar lever ik graag onze zin was, leverde onder meer een telefoontje op mijn bijdrage aan. Ik vertrouw erop dat ons netwerk vanuit het hoofkantoor van onze bank of alles wel in met de opsporingsdiensten en onze overige ketenorde was.” partners, zowel in Nederland als in het buitenland Wat wens je het ARO toe voor de toekomst? “Dat orga- nog verder uitgebreid en verdiept wordt.” nisaties, zowel in het buitenland als in Nederland, het ARO zien als een zeer gewaardeerde partner om zaken, zoals internationale beslaglegging en vermogenstracering, snel en adequaat gerealiseerd te krijgen.”
Wat is je belangrijkste drijfveer voor je internationale taak? “Het is erg interessant om met mensen uit verschillende culturen samen te werken. Het geeft een kick om gezamenlijk achter het vermogen van criminelen aan te gaan en samen daadwerkelijk vermogen te beslaan.”
Jenneke Blanken
Wat is je belangrijkste drijfveer voor je internationale taak? “We leven niet op een eiland, we zijn juist internationaal. Ook op het gebied van misdaadbestrijding. Het is van belang om op alle vlakken een goede invulling te geven aan ‘misdaad mag niet lonen’. Voor de bestrijding van criminaliteit in zijn algemeenheid, maar vooral bij financiële criminaliteit en het onderbrengen van buitenlands vermogen is internationale samenwerking essentieel.”
10 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
Wat is het meest bijzondere je dat onlangs mee hebt gemaakt (m.b.t. een dossier/zaak)? “Op vrijdagmiddag werd duidelijk dat er geld afkomstig van een strafbaar feit in Hongarije op een rekening stond. In het weekend heb ik samen met de politie en een piketofficier een bevriezingsbevel in orde gemaakt en maandagochtend lag het bevriezingsbevel in Hongarije. Het geld kon worden tegengehouden.” Wat wens je het ARO toe voor de toekomst? “Internationale samenwerking op ontnemingsgebied zal steeds belangrijker worden. Om criminelen daadwerkelijk van hun vermogen te af te helpen, zullen we meer en meer de samenwerking moeten zoeken. Het ARO kan hierin een hele goede rol spelen. Dit wordt ook duidelijk in de uitbreiding die het ARO de afgelopen maanden heeft doorgemaakt. Ik hoop dat er binnen de nieuwe FP BOOM organisatie voldoende ruimte blijft voor het ARO, om te blijven groeien.”
Hulp of advies nodig voor internationaal ontnemen? Bel dan de Helpdesk ARO! Het ARO is op werkdagen bereikbaar van 08.30 uur – 16.00 uur via: Gezien het functieprofiel vermogenstraceerder is Andre niet herkenbaar in beeld.
11 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
telefoon: 070 – 424 1682 fax: 070 – 424 1671 e-mail:
[email protected]
Jeroen Hennekam, internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
Wat wens je het ARO toe voor de toekomst? “Dat we de opgedane ervaring en contacten niet zullen verliezen, maar zullen versterken en uitbreiden. Vertrouwen is moeilijk op te bouwen. We moeten ervoor waken dat we dat niet kwijtraken. We zijn een netwerk van de Europese unie; dankzij de periodieke ontmoetingen en het delen van ervaringen met organisaties uit andere landen kunnen wij steeds betere resultaten boeken. Houd dit alsjeblieft vast.”
Wat is je taak / rol voor het ARO? “Ik ben internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur en werk voor de vestiging BOOM Amsterdam en gedeeltelijk voor het ARO.” Sinds wanneer ben je verbonden aan het ARO? “Vanaf dag één.”
Siham Otmani, secretaresse
Zuzana Tvarožková, senior administratief medewerker Wat is je taak / rol voor het ARO? “Ik houd me in de eerste instantie bezig met de ARO aanvragen en daarnaast met de verwerking van inkomende en uitgaande rechtshulpverzoeken. Ik verwerk alle persoons- en zaakgegevens van een internationale ontnemingszaak in het Luris-systeem van de Justitiële informatiedienst.” Sinds wanneer ben je verbonden aan het ARO? “Sinds de start van de pilot op 4 januari 2010. Binnen het ARO vervul ik de functie van senior-administratief medewerker.” Wat is jouw belangrijkste drijfveer voor je internationale taak? “De dynamiek en de slagvaardigheid van het ARO zijn bijzonder, met in het vizier “sneller te zijn dan de boef”, wat de ene keer beter lukt dan de andere keer. Dat kan uiteenlopende redenen hebben. Het kan liggen aan de verschillen tussen de rechtssystemen van landen, maar ook aan het verschil in persoonlijk contact met collega’s in andere landen. Dus: ken je elkaar persoonlijk of niet, de frequentie van de contacten en de taalbarrière. De gevarieerde internationale contacten maken het werk erg interessant.” Wat is het meest bijzondere je dat onlangs mee hebt gemaakt (m.b.t. een dossier/zaak)? “De contacten die we hebben opgebouwd in de afgelopen drie jaar beginnen zichtbaar vruchten af te werpen. Er is vertrouwen gecreëerd en er is vertrouwen tussen organisaties en landen onderling. We hebben een gezamenlijk doel. Het is bijzonder dat je bronnen bij andere organisaties kunt raadplegen en zij je binnen een half uur informatie geven waar je in het verleden een jaar op zat te wachten.”
12 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
Wat is je taak/rol voor het ARO? “Ik ben secretaresse van het ARO en vanuit deze rol ondersteun ik de AROmedewerkers waar het kan. Zo plan ik vergaderingen, beheer ik agenda’s, zorg ik voor kantoorartikelen en verzorg ik voorbereidingen voor internationale dienstreizen.”
Jeroen Hennekam
Sinds wanneer ben je verbonden aan het ARO? “Vanaf januari 2011.”
Wat is het meest bijzondere je dat onlangs mee hebt gemaakt (m.b.t. een dossier/zaak)? “Recent is het in één dag gelukt om in een lopende zaak samen met Zuzana Tvarožková vier ARO’s te benaderen en snel beslag te laten leggen op zo’n 15 miljoen dollar verspreid over verschillende bankrekeningen. Dat vind ik echt een aanwinst van het ARO netwerk; we hoefden niet te zoeken naar specifieke bevoegde personen in de verschillende landen. We hebben de ARO’s, die vaak ook zijn aangesloten bij de FIU’s, benaderd en zij konden ons helpen om het geld snel tijdelijk te bevriezen. Daarmee kregen wij voldoende tijd voor de nodige formaliteiten om het geld strafrechtelijk in beslag te laten nemen. Het is interessant als een ARO verzoek leidt tot het vinden van vermogen in buitenland en er aan de hand van vervolgstappen op dat vermogen beslag kan worden gelegd.”
Wat is je belangrijkste drijfveer voor je internationale taak? “Ik heb geen specifieke drijfveer gehad, het was mijn taak om ook het ARO te ondersteunen als secretaresse, maar ik vind het erg leuk om te doen. De omgang met mensen uit verschillende landen en het internationale aspect trekken mij. Inhoudelijk heb ik niet met zaken te maken, maar wat ik ervan meekrijg vind ik erg interessant.” Wat is het meest bijzondere je dat onlangs mee hebt gemaakt (m.b.t. een dossier/zaak)? “Op inhoud kan ik daar niet echt een uitspraak over doen. Wel mag ik graag inkomende en uitgaande werkbezoeken voor internationale delegaties voorbereiden en mensen te woord te staan. Zo moest ik laatst een werkbezoek voor de Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken (van het ministerie van Veiligheids en Justitie red.) (AIRS) organiseren. Een leuke klus.” Wat wens je het ARO toe voor de toekomst? “Meer bekendheid. Dat mensen sneller weten waar ze moeten zijn als ze informatie willen over rechtshulpverzoeken. Ik zou graag willen dat het ARO meer in de picture komt te staan. Dat we groeien en nog meer zaken kunnen behandelen.”
Wat is je belangrijkste drijfveer voor je internationale taak? “Ik vind het een uitdaging om goed te kunnen samenwerken met het buitenland. In veel onderzoeken zijn we aangewezen op de hulp van het buitenland. Het is een uitdaging om een weg te vinden in die samenwerking, waarbij vaak haast geboden is. Je moet vaak enig zicht hebben op het systeem in het buitenland om een goede manier te vinden om verschillende (rechts)systemen op elkaar te laten aansluiten. Het is vaak out of the box denken.”
Siham Otmani
Wat wens je het ARO toe voor de toekomst? “Het zou mooi zijn als het ARO steeds makkelijker wordt gevonden en de ARO’s onderling een stevigere band krijgen en intenser samenwerken. Voor een goede uitwisseling van politie informatie, maar ook voor wat betreft beslagleggingen en dergelijke.”
Nationale en internationale samenwerking Het ARO is dagelijks bezig met adviezen voor inkomende en uitgaande rechtshulpverzoeken. Ook worden nationale en internationale netwerken versterkt of uitgebreid door partijen uit diverse landen aan elkaar te koppelen en best practices met elkaar te delen. Daarnaast is het ARO actief op het terrein van internationale werkbezoeken. Inkomende of uitgaande werkbezoeken rond het thema ontnemen, worden door het IRC/ARO geïnitieerd en gecoördineerd. De medewerkers van het ARO kunnen langskomen voor informatie, presentaties of overleg in concrete zaken.
13 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
Wouter Raijmakers
Wouter Raijmakers, senior parketsecretaris Wat is je taak / rol voor het ARO? “Ik ondersteun het ARO vanuit mijn rol als secretaris. Daarnaast heb ik taken voor het BID* Internationaal van het BOOM-CJIB. Op deze manier werk ik aan de doelstellingen van dit BID. Een van de belangrijkste activiteiten daarin is om het ARO-netwerk te versterken met onze ketenpartners, zoals bijvoorbeeld de parketten, de politieregio’s, de Bijzondere Opsporingdiensten of de IRC’s.” Sinds wanneer ben je verbonden aan het ARO? “Ik sinds 1 augustus van dit jaar in dienst bij het ARO.” Wat is je belangrijkste drijfveer voor je internationale taak? “Ik ben afgelopen zomer overgestapt vanuit het Rotterdamse parket. Daar had ik ook al ontnemingsdossiers in portefeuille. Toen ik hoorde van de vacature bij het ARO, was dat voor mij een mooie kans om de criminelen ook internationaal in hun portemonnee te kunnen raken. Dus ik ben erop afgestapt. En met succes... ” Wat is het meest bijzondere je dat onlangs mee hebt gemaakt (m.b.t. een dossier/zaak)? “Op 11 oktober vond de Najaarsmeeting Implementatie Afpakken OM plaats. Daar heb ik namens het ARO een presentie gegeven aan projectleiders en leden van Afpakteams. Dat leidde direct al tot nieuwe netwerkcontacten voor het ARO. Zo kon ik een aantal OM-collega’s snel voorzien van informatie die ze nodig hadden, bijvoorbeeld over werkwijzen van ontnemen/afpakken in Marokko, of informatie bieden over beslagmethoden in bepaalde landen.” Wat wens je het ARO toe voor de toekomst? “Veel werk! En natuurlijk een prima samenwerking met nationale en internationale partners om nog meer crimineel vermogen af te kunnen pakken.” *bieding i.h.k.v. het landelijke ketenprogramma Afpakken
14 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
Hava Bekir, senior administratief medewerker
Dennis van Pelt, vermogenstraceerder ARO
Sinds wanneer ben je verbonden aan het ARO? “Na een aantal omwegen startte ik in 2008 met mijn loopbaan bij het Openbaar Ministerie. Sinds maart 2012 ben ik nu werkzaam bij het BOOM voor het Asset Recovery Office op het hoofdbureau van politie Haaglanden. In een nieuwe werkomgeving komt er veel op je af. Hoewel ik hier niet zo lang zit hebben mijn collega’s, zowel van het OM als de collega’s van de politie bijgedragen dat ik me al snel thuis voel op mijn nieuwe werkplek.”
Wat is je taak / rol voor het ARO? “Mijn taak is vermogenstraceerder, met als taakaccent internationale samenwerking.” Sinds wanneer ben je verbonden aan het ARO? “Sinds 1 november 2012 ben ik werkzaam voor het BOOM, ik ben dus nog maar net begonnen.”
Wat is je taak / rol voor het ARO? “Ik verricht administratieve werkzaamheden voor het ARO. Mijn taakaccent ligt bij het bijhouden van de bevriezingsbevelen en de beslaglijst van internationale ontnemingszaken. De prioriteit van het ARO ligt natuurlijk in het zo snel mogelijk in beslag nemen van de criminele opbrengsten van de ‘boef’. Het is bijzonder om de onderzoeken terug te zien op het nieuws en dat ik, namens het ARO, ook hierin een kleine bijdrage aan heb geleverd. Waar we in het verleden jaren op resultaat moesten wachten gebeurt het hedendaags door middel van een mail naar je contactpersoon in het buitenland te sturen.”
Hava Bekir
Wat wens je het ARO toe voor de toekomst? “Gezien de internationalisering denk ik dat de toekomst volop mogelijkheden biedt voor het ARO. Het ARO is een onmisbare partner in de internationale samenwerking op het gebied van ontneming!”
Wat wens je het ARO toe voor de toekomst? “Het onmiddellijk bevriezen van het geld van de crimineel, gaat nu heel snel In Europese landen. In de toekomst zou het mooie instrument van bevel bevriezing in de toekomst ook voor de niet Europese landen moeten gebeuren. De grenzen van het ARO zouden breder verlegd moeten worden. Want in dit kleine kantoortje willen wij van de hele wereld afpakken.”
Het is bijzonder om de onderzoeken terug te zien op het nieuws en dat ik, namens het ARO, ook hierin een kleine bijdrage aan heb geleverd
Wat is je belangrijkste drijfveer voor je internationale taak? “In mijn vorige functies binnen de handhaving en de (financiële) opsporing op Schiphol en Den Haag heb ik een aantal jaren in een internationale omgeving gewerkt waarin grensoverschrijdende samenwerking geregeld noodzakelijk was. Deze samenwerking was vaak gericht op migratie gerelateerde onderzoeken. Door deze ervaring is mijn interesse in andere culturen alleen maar gegroeid en is reizen mijn grootste hobby geworden. Juist iets heel simpels als wederzijds respect en interesse opent vaak al vele deuren in de internationale samenwerking. Met name in de opsporing van vermogen, wat vaak een grensoverschrijdend karakter heeft, is internationale samenwerking mijn inziens onontbeerlijk. Juist deze combinatie is voor mij de drijfveer voor mijn nieuwe internationale functie.”
IRC/ARO FP-BOOM
Gezien het functieprofiel vermogenstraceerder is Dennis niet herkenbaar in beeld.
15 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
Postbus 264 2501 CG Den Haag Bezoekadres: Politiebureau Haaglanden, Burgemeester Patijnlaan 35 Tel: 070 – 424 1682 Fax: 070 – 424 1671 e-mail:
[email protected]
Het zweeds kaderbesluit
Europa heeft een aantal mooie instrumenten aangeleverd om het criminele vermogen af te pakken
mr. J.J.W. Blanken, internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
Met de komst van het zweeds kaderbesluit is er een zeer effectief middel gecreëerd om in een vroeg stadium zicht krijgen op vermogen in het buitenland. Wat is het zweeds kaderbesluit nu precies en hoe werkt het? Dit artikel geeft inzicht in de achtergrond en werking van dit eU-product.
Wat? Een kaderbesluit is, kort gezegd, een besluit van de Europese Unie (EU) die geen rechtstreekse werking heeft. De EU-lidstaten moeten een kaderbesluit zelf nog omzetten in nationale wetgeving. Het kaderbesluit 2006/960/JBZ, ook wel Zweeds Kaderbesluit1 genoemd, heeft als doel het vereenvoudigen en versnellen van informatie-uitwisseling tussen de EU-lidstaten.2 Om hiertoe te komen, gaat het Zweeds Kaderbesluit uit van het beschikbaarheidsheidsbeginsel: de informatie die bij een politiedienst van een EU-lidstaat beschikbaar is, moet in principe aan een andere lidstaat ter beschikking worden gesteld, indien dit van belang kan zijn voor de bestrijding van strafbare gedragingen of het handhaven van de openbare orde in die andere lidstaat. Zoals in artikel 3 van het Kaderbesluit is te lezen, moeten de EU-lidstaten er op toezien dat voor het verstrekken van informatie en inlichtingen aan de bevoegde rechtshandhavingautoriteiten van een andere lidstaat, geen striktere voorwaarden worden toegepast, dan de op nationaal niveau toepasselijke voorwaarden voor het verstrekken van diezelfde informatie.
Welke informatie? Het gaat om informatie en inlichtingen waarover ‘rechtshandhavingautoriteiten reeds beschikken en over informatie of gegevens die berusten bij openbare autoriteiten of particuliere lichamen die zonder toepassing van dwangmaatregelen beschikbaar zijn voor rechtshand-
16 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
havingautoriteiten (dus openbare bronnen informatie)’. De verkregen informatie mag vervolgens slechts gebruikt worden voor ‘police use’ (artikel 8). Het is wel mogelijk om bij het antwoord al aan te geven dat de informatie voor bewijs gebruikt mag worden. Indien dit niet gebeurd is, moet je via een rechtshulpverzoek hiervoor alsnog toestemming krijgen.
Welke Nederlandse wetgeving? Het kaderbesluit is in Nederland uitgewerkt in artikel 17 Wet Politie Gegevens en in artikel 5:2 Besluit Politiegegevens.
Hoe? Uitwisseling op basis van het Zweeds Kaderbesluit is niet vormvrij. Er wordt gebruik gemaakt van een standaard formulier.3 Dit formulier heeft een vast aantal in te vullen gegevens, waardoor het bevraagde land direct kan checken of aan de voorwaarden voor gegevensverstrekking is voldaan. Dit vereenvoudigt en versnelt het hele proces aanzienlijk. Zo moet er altijd worden ingevuld wat de link met het aangezochte land is, waarom je denkt dat in dat land informatie te vinden is. Ook de beantwoording van een verzoek is gestructureerd. Betreft het een spoedverzoek, dan geldt er in beginsel een termijn van 8 uur! Daarnaast bestaat er een onderscheid tussen de zogenaamde lijstfeiten en overige strafbare feiten. Lijstfeiten zijn strafbare feiten die in het formulier van het Zweeds Kaderbesluit specifiek genoemd worden. Dit zijn bijvoorbeeld witwassen, drugshandel en terrorisme. Ligt aan het verzoek een of meer van deze lijstfeiten ten grondslag dan, moet het verzoek in principe binnen een week beantwoord worden. In alle andere gevallen geldt een termijn van twee weken. Deze ter-
mijnen worden over het algemeen gehaald. Het komt wel eens voor dat een antwoord langer duurt, maar dat heeft vaak te maken met de tijd die het bevraagde land nodig heeft om een volledig antwoord te krijgen.
Wie? Niet iedere politie eenheid kan op basis van het Zweeds Kaderbesluit contact zoeken met het buitenland. De verzoeken worden verzonden door tussenkomst van de centrale autoriteiten die met internationale politiesamenwerking zijn belast. Voor Nederland is dit het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) te Zoetermeer, meer specifiek de dienst Internationale Politiesamenwerking (IPOL). Wil je gebruik maken van de mogelijkheden van het Zweeds Kaderbesluit, dan kan je contact opnemen met het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) waar je onder valt. Ook het ARO netwerk maakt gebruik van verzoeken op basis van het Zweeds Kaderbesluit. Alleen dan specifiek op het gebied van ontneming en vermogensbestanddelen.4 Deze verzoeken noemen we ARO-verzoeken. Voor meer informatie hierover, kan je contact opnemen met het ARO.
Europol/Eurojust Het artikel 6 lid 2 van het Kaderbesluit verplicht tot het uitwisselen van gegevens aan Europol en Eurojust. Deze verplichting is voor wat betreft Europol neergelegd in artikel 17 lid 3 Wpolg en uitgewerkt in artikel 5:5 Bpolg. Voor wat betreft Eurojust is hier geen regeling voor getroffen. Overigens heeft Europol nog een andere rol in deze. Europol heeft het datasysteem SIENA ontwikkeld. Dit is een systeem om (operationele) informatieuitwisseling tussen opsporingsdiensten in Europa op een veilige en eenvoudige wijze te laten plaatsvinden.
17 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
Dit systeem is nog in ontwikkeling, maar wordt al wel volop gebruikt. Dit systeem wordt niet alleen gebruikt voor informatie-uitwisseling op grond van het Zweeds kaderbesluit, maar kan voor alle internationale politiële informatie-uitwisseling ingezet worden (bijvoorbeeld ook op basis van Prüm). Het Zweeds Kaderbesluit heeft zich in de praktijk bewezen een nuttig middel te zijn. Met name voor het in een vroeg stadium zicht krijgen op vermogen in het buitenland. En dit kaderbesluit staat niet op zich. Op basis van het kaderbesluit inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing (inbeslagneming) van voorwerpen of bewijsstukken (2003/577/JBZ) kan vervolgens aan dat buitenland gevraagd worden het aangetroffen vermogensbestanddeel te bevriezen. En in een nog later stadium kan er onder voorwaarden op basis van het Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie 2006/783/JBZ (een deel) van een eventueel opgelegde ontnemingsmaatregel worden overgedragen. Aan beiden onderwerpen wordt in dit themanummer ook aandacht besteed. Kortom, Europa heeft ons een aantal mooie instrumenten aangeleverd om het criminele vermogen af te pakken. 1 Omdat Zweden de initiatiefnemer voor dit kaderbesluit was. 2 Ook Zwitserland heeft aangegeven dat het Zweeds Kaderbesluit gebruikt kan worden. 3 Voor hulp bij het invullen of het verstrekken van dit formulier kunt u contact opnemen met het IRC/ARO 4 Op basis van Kaderbesluit 2007/845/JBZ zijn alle EU lidstaten verplicht tot het oprichten van een ARO. De ARO’s wisselen onder andere informatie uit. In het kaderbesluit is besloten dat deze informatie uitwisseling plaats vindt door middel van het gestandaardiseerde formulier van het Zweeds Kaderbesluit.
rechercheren in het buitenland via de sociale media en internet J.R. Jansen, vermogenstraceerder J.H. Schipper, vermogenstraceerders
Misdaadgeld neemt steeds meer een vlucht naar het buitenland. De verdachte zoekt een veilige haven door zijn geld weg te sluizen naar het buitenland. Er zijn voldoende methodes om dat ondergronds of met slimme constructies te realiseren. Toch zal het misdaadgeld in het buitenland ook weer een bestemming krijgen en het liefst met een legaal tintje en zodanig dat dit niet direct te herleiden valt naar de verdachte. Ook onze 'doelgroep' wordt daar steeds inventiever in. Toch laat hij sporen achter waardoor het criminele vermogen alsnog achterhaald kan worden, waardoor alsnog conservatoir beslag gelegd kan worden.
Sociale media en internet in het algemeen zijn bij uitstek bronnen op grond waarvan vermogen opgespoord kan worden. Bij het Openbaar Ministerie werken vermogenstraceerders en internationaal strafrechtelijk juridisch adviseurs die de opsporingsdiensten en de parketten met raad en daad bijstaan in het traceren en het in beslagnemen van vermogen in het buitenland. Over de resultaten zijn veel verhalen te vertellen. Wij willen hierna ter illustratie twee praktijkverhalen met de lezer delen waarbij sociale media en het speuren op internet geleid hebben tot het traceren en het inbeslagnemen in het buitenland. Dat het beslagresultaat uiteindelijk alleen valt te realiseren door samenwerking met verschillende opsporingsdiensten in zowel Nederland als in het buitenland staat buiten kijf.
Het zal je kind maar zijn Het volgende verhaal gaat over een nog lopende zaak die nog onder de rechter is, reden waarom dit verhaal is geanonimiseerd.
18 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
Via sociale media werd ontdekt dat een kind van deze hoofd verdachte mogelijk in het Zuid-Europese land verbleef
Jan Jansen. “Ik verbleef in een Zuid-Europees land voor de uitvoering van een rechtshulpverzoek toen ik van een financieel rechercheur uit Nederland een verzoek om ondersteuning kreeg. De financieel rechercheur had die dag informatie ontvangen dat een verdachte waartegen hij een ontnemingsrapportage had opgemaakt, vermoedelijk vermogen had onder gebracht in het land waar ik op dat moment was. In het reeds afgesloten financiële opsporings- en ontnemingsonderzoek was het niet gelukt al het criminele vermogen te traceren. De financieel rechercheur vertelde mij dat de oude ontnemingszaak ook een lijntje had naar België waar de hoofdverdachte woonachtig was. De Belgische autoriteiten hadden ook een justitieel belang bij deze verdachte en hadden naspeuring gedaan zo vertelde hij. Via sociale media ontdekte men in België dat een kind van deze hoofdverdachte mogelijk in het Zuid-Europese land verbleef. Het kind schreef op één van de sociale media dat het heerlijk vertoeven was in het huis van zijn/haar vader in dit warme mediterrane land. Geen zorgen om de regen en in het weekend lekker stappen. Aan dat bericht op dat sociale medium had het kind er een paar leuke foto’s van een appartement toegevoegd en de naam van het gebied erbij vermeld. Na het telefoontje van de financieel rechercheur raadpleegde ik samen met de buitenlandse collega waar ik op dat moment mee samenwerkte, een aantal open bronnen, zoals het kadaster in dat land. Wij troffen -geholpen door de informatie op het sociale mediumop internet kadastrale gegevens aan over onroerend goed dat weliswaar niet op naam van onze crimineel stond, maar op naam van het kind. Het zoeken werd bemoeilijkt, omdat dezelfde achternaam verschillende keren in het kadastrale gegevensbestand voorkwam. Maar omdat de naam van de ouders ook in het kadaster worden geregistreerd, leverde dit toch een hit op met de naam van onze verdachte. De foto van het appartement op het sociale medium kwam ook nog eens overeen met de foto’s op Google Maps. Het vergde overigens nogal wat speurwerk om het juiste gebied te lokaliseren omdat de naam van het gebied op het sociale medium niet overeenkwam met de benaming in officiële bronnen.
20 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
Na verder onderzoek kwam aan het licht dat zelfs nog meerdere appartementen op naam stonden van het kind die gezien de leeftijd en zijn/haar bekend zijnde legale inkomen, niet over zoveel vermogen kon beschikken om al deze appartementen te kunnen kopen. Tien minuten na het telefoontje van de financieel rechercheur kon ik hem terugbellen met het goede nieuws. Via een rechtshulpverzoek kon vervolgens eenvoudig beslag gelegd worden op de appartementen.”
Beslag in internationale zaken mr. D. Muller, internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
Even googlen Ook dit verhaal gaat over een nog lopende zaak en is ook om die reden geanonimiseerd. Jan Schipper. “In een onderzoek assisteerde ik het Landelijk Parket en de nationale recherche met het traceren en het inbeslagnemen van goederen van een persoon die verdacht werd van verdovende middelen handel en witwassen. In dit onderzoek was bij het onderzoeksteam informatie van de criminele inlichtingen eenheid binnengekomen dat de verdachte in een (niet nader genoemde) badplaats aan de Middellandse zee een woning zou bezitten. Op de actiedag werd bij een doorzoeking in de woning van de verdachte in Nederland een foto aangetroffen die gezien het plaatje genomen was onder een veranda van een woning in het buitenland. Opvallend was dat op de foto ook twee horizontale, evenwijdige lijnen te zien waren, waarvan we geen idee hadden wat dat kon zijn. Uit het uitgebreide onderzoek van de nationale recherche was wel informatie beschikbaar in welke badplaats die woning zou kunnen staan. Aan de hand van de gegevens op de foto zocht de recherche op internet/Google Maps naar de badplaats. Na enig speurwerk leverde dat een hit op. Aan de hand van de details op de inbeslaggenomen foto zoals plaatsing van bomen, vorm van het zwembad en de terrasmeubels werd een woning met dezelfde kenmerken gevonden. Vervolgens bleek ook nog wat de twee horizontale lijnen op de foto moesten zijn. Er bleek namelijk een bovenleiding van de spoorrails langs de woning te lopen. Toen de exacte locatie was gevonden was het verder niet moeilijk meer. Onderzoek in het plaatselijke kadaster wees uit dat de woning op naam van de broer van de verdachte stond. Bij een doorzoeking in de bewuste woning troffen wij het bewijs aan dat de woning in feite van onze verdachte was. Op grond hiervan is de woning op ons verzoek inbeslaggenomen. “
Het doel van dit artikel is een schets te geven van de instrumenten die gebruikt kunnen worden om in het buitenland waardebeslag1 te laten leggen op vermogensbestanddelen van een verdachte in een Nederlands onderzoek. Ook de omgekeerde situatie zal worden beschreven. Ik zal in gaan op de mogelijkheid om binnen de Europese Unie gebruik te maken van het zogenaamde kaderbesluit bevriezingsbevel. Daarnaast zal ook de klassieke rechtshulp beschreven worden.
Uitgaande verzoeken Kaderbesluit bevriezingsbevel Het kaderbesluit inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken (2003/577/JBZ) betreft een instrument dat alleen gebruikt kan worden in de samenwerking met de lidstaten van de Europese Unie. De wettelijke regeling voor uitgaande bevriezings bevelen is te vinden in de artikelen 552jj tot en met 552qq Sv. Het bevriezingsbevel is specifiek bedoeld voor het leggen van beslag ter waarheidsvinding (art. 94 lid 1 Sv), verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer (art. 94 lid 2 Sv) en het leggen van conservatoir beslag
21 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
(art. 94a lid 2 Sv). De officier van justitie is bevoegd een bevriezingsbevel te doen laten uitgaan naar een andere lidstaat van de Europese Unie. Daarbij dient de officier van justitie gebruik te maken van een gestandaardiseerd formulier, het zogenoemde certificaat.2 Daarnaast dient er een bevel meegezonden te worden, die ook in een format is neergelegd.3 Het certificaat betreft een formulier waarin bepaalde gegevens ingevuld dienen te worden. Met name is van belang om de exacte locatie waar het voorwerp zich bevindt te vermelden in het formulier. Voordeel van het formulier is dat het aangezochte land snel kan vaststellen of aan de voorwaarden is voldaan en of het bevel van de Nederlands officier van justitie voor erkenning en tenuitvoerlegging in aanmerking komt. De beslissing tot erkenning en tenuitvoerlegging dient zo spoedig mogelijk na de ontvangst van het bevriezings bevel plaats te vinden, indien mogelijk binnen 24 uur. Indien voor de inbeslagneming de inzet van steun bevoegdheden noodzakelijk is, bijvoorbeeld een doorzoeking dan dient de officier van justitie tevens een rechtshulpverzoek mee te sturen waarin om die steunbevoegdheden wordt verzocht. Het rechtshulpverzoek is dan niet gebaseerd op het kaderbesluit, maar op de “gewone” klassieke rechtshulpverdragen. Nadat er uitvoering is gegeven aan het bevriezingsbevel blijven voorwerpen die in beslag zijn genomen, daar waar het waardebeslag (verbeurdverklaring en conservatoir beslag) betreft, in principe in de lidstaat dat het bevel heeft uitgevoerd. Nadat er een onherroepelijke verbeurdverklaring of ontnemingsmaatregel is uitgesproken of opgelegd, kan onder voorwaarden op grond van het kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie (2006/783/JBZ), deze geheel of gedeeltelijk worden overgedragen aan het desbetreffende land om tot het uitwinnen van het beslag over te gaani. In onze praktijk hebben we geconstateerd dat het instrument bevriezingsbevel nog niet algemeen bekend is en om die reden nog niet veelvuldig wordt gebruikt voor het leggen van waardebeslag. De ervaringen met het bevriezingsbevel tot op heden hebben aange-
toond dat dit instrument in bepaalde gevallen zeker een meerwaarde heeft ten opzichte van een klassiek rechtshulpverzoek. Dit is met name het geval indien de exacte locatie van het voorwerp bekend is en er geen nadere opsporingshandelingen meer hoeven te worden verricht. Hierbij valt te denken aan een bankrekening die in het buitenland wordt aangehouden of een boot waarvan bekend is in welke haven deze ligt. Dan kan vrij snel tot erkenning en tenuitvoerlegging worden overgegaan. Indien het noodzakelijk is dat er eerst nog een uitgebreid onderzoek dient plaats te vinden naar de eigendom van het voorwerp of de locatie waar het voorwerp zich bevindt, of in zijn geheel nog niet bekend is welke voorwerpen voor beslag in aanmerking komen, zoals bij een doorzoeking, kan wellicht beter gekozen worden voor een klassiek rechtshulpverzoek dan voor een bevriezingsbevel.
Klassiek rechtshulpverzoek Op het gebied van uitgaande rechtshulpverzoeken is in het Wetboek van Strafvordering geen regeling te vinden. Toch is het mogelijk om waardevolle voorwerpen die zich in het buitenland bevinden in beslag te laten nemen. In dat geval dient er gebruik te worden gemaakt van een rechtshulpverzoek. Het verzoek tot het leggen van waardebeslag dient in de meeste landen te worden gebaseerd op een verdrag. Er is een aantal verdragen dat specifieke regelingen bevat voor het leggen van waardebeslag. Dit zijn onder andere de volgende verdragen: - Verdrag inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven (Straatsburg, 8 november 1990); - Verdrag inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme (Warschau, 16 mei 2005); - Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluik handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Wenen, 20 december 1988); - Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende misdaad (New York, 15 november 2000). Indien in een onderzoek bekend wordt dat de verdachte in het buitenland vermogensbestanddelen bezit of in eigendom heeft, kan bezien worden of er met dat specifieke land een verdragsbasis is en of dat verdrag het
22 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
mogelijk maakt te verzoeken vermogensbestanddelen in beslag te laten nemen. Zo ja, dan kan er in principe5 een rechtshulpverzoek worden opgemaakt voor het desbetreffende land middels het KRIS-systeem6. Van belang is naast uiteraard een duidelijke omschrijving van de feiten, in ontnemingszaken, een korte uitleg te geven over de ontnemingsprocedure. En wanneer er een SFO is geopend welke bevoegdheden de officier van justitie op grond hiervan heeft7. Als het rechtshulpverzoek is afgerond kan deze volgens de formele route (door tussenkomst van bijvoorbeeld het IRC/ARO/BOOM, IRC’s en AIRS) aan het buitenland worden verzonden. Nadat het buitenland uitvoering heeft gegeven aan het rechtshulpverzoek blijft het waardebeslag in principe in het land dat het beslag heeft gelegd. Pas nadat er een onherroepelijke ontnemingsmaatregel of verbeurdverklaring is uitgesproken, kan eveneens middels een rechtshulpverzoek de verbeurdverklaring of ontnemingsmaatregel geheel of gedeeltelijk aan het buitenland worden over gedragen, zodat het beslag kan worden uitgewonnen8. Voor beide instrumenten geldt dat niet meer verzocht kan worden dan naar Nederlands recht mogelijk is. Dit brengt met zich mee dat voordat een bevriezingsbevel of rechtshulpverzoek verzonden kan worden aan het buitenland, met name ten aanzien van conservatoir beslag, er een machtiging ex artikel 103 Sv afgegeven dient te zijn door de rechter-commissaris dan wel dat er een SFO is geopend.
Inkomende verzoeken Kaderbesluit bevriezingsbevelen De andere lidstaten van de Europese Unie die het kaderbesluit hebben geïmplementeerd kunnen ook aan Nederland een bevriezingsbevel sturen om vermogensbestanddelen die in Nederland aanwezig zijn in beslag te nemen. De wettelijke regeling voor inkomende bevriezingsbevelen is neergelegd in de artikelen 552rr e.v. Sv. Wanneer zo’n verzoek in Nederland door een IRC wordt ontvangen zal allereerst bekeken dienen te worden of het bevel voor erkenning en tenuitvoerlegging in aanmerking komt. Het is van belang om eerst na te gaan of alle stukken zijn ontvangen, namelijk het certificaat en het bevel. Indien er ook verzocht wordt om steunbevoegdheden, zoals een doorzoeking, zal er tevens een rechtshulpverzoek meegestuurd moeten zijn. Voorts
zal de officier van justitie moeten nagaan of één van de weigeringsgronden aanwezig is. Deze weigeringsgronden zijn overigens beperkter dan bij klassieke rechtshulp. Tevens dient de officier van justitie na te gaan of er opschortingsgronden zijn, zoals bijvoorbeeld het belang van een nog in Nederland lopend opsporingsonderzoek. Ten slotte is het van belang dat in het certificaat nauwkeurig is beschreven waar het voorwerp zich bevindt. In het geval de officier van justitie constateert dat niet alle benodigde stukken aanwezig zijn dan wel er weigeringsof opschortingsgronden aanwezig zijn, informeert de officier van justitie zo spoedig mogelijk de uitvaardigende autoriteiten. De uitvaardigende autoriteiten kunnen een eventueel gebrek dan alsnog repareren. De officier van justitie beslist in principe binnen 24 uur na ontvangst van het bevel op de erkenning en tenuitvoerlegging daarvan. Wanneer aan alle voorwaarden is voldaan kan de tenuitvoerlegging plaatsvinden. Voor het leggen van beslag ter verbeurdverklaring is de officier van justitie zelfstandig bevoegd. In het geval er conservatoir beslag gelegd dient te worden vraagt de officier van justitie een machtiging conservatoir beslag aan bij de rechter-commissaris. Is het noodzakelijk dat er steunbevoegdheden worden ingezet, dan is de gewone regeling inzake de kleine rechtshulp van toepassing, zie artikel 552o e.v. Sv. Nadat het bevel is uitgevaardigd stelt de officier van justitie de uitvaar digende lidstaat daar schriftelijk van in kennis.
Klassieke rechtshulp Het buitenland kan ook op grond van klassieke rechtshulpverdragen aan Nederland verzoeken om waardebeslag te leggen. De klassieke rechtshulp omtrent het leggen van waardebeslag is geregeld in de artikelen 13 en 13a WOTS9. Bij binnenkomst van een klassiek rechtshulpverzoek zal allereerst gekeken worden of er weigeringsgronden zijn en of het verzoek op een verdrag gegrond is. Zonder verdragsbasis is het leggen van beslag niet mogelijk. Op grond van artikel 13 WOTS is het mogelijk naar aanleiding van een rechtshulpverzoek uit het buitenland in Nederland een SFO te openen. Het openen van een SFO zal in de praktijk echter alleen gebeuren als er om meer onderzoekshandelingen wordt gevraagd dan alleen het leggen van beslag. Echter indien er een SFO is geopend kan de machtiging net als in een Nederlands onderzoek wel als basis dienen voor het leggen van conservatoir beslag. Artikel 13a WOTS regelt de mogelijkheid
23 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
om beslag ter verbeurdverklaring en conservatoir beslag buiten een SFO te leggen. Beslaglegging is echter alleen mogelijk indien het buitenland een bevel tot inbeslagneming heeft afgegeven of afgegeven zou hebben indien de vermogensbestanddelen zich binnen zijn grondgebied zouden hebben bevonden. Daarnaast is het leggen van beslag voor het buitenland alleen mogelijk indien de strafbare feiten wanneer zij in Nederland zouden zijn gepleegd ook tot inbeslagneming hadden kunnen leiden. Ten slotte bepaalt artikel 13a WOTS dat beslaglegging “alleen kan plaatsvinden indien er gegronde redenen bestaan voor de verwachting te dier aanzien vanwege de verzoekende Staat een verzoek tot tenuitvoerlegging van een verbeurdverklaring of van een tot ontneming strekkende sanctie zal worden gedaan”. Bij de uitvoering van een rechtshulpverzoek dient aan de Nederlandse voorwaarden voor het leggen van het beslag te zijn voldaan. Voor het leggen van beslag ter verbeurdverklaring is de officier van justitie zelfstandig bevoegd. Indien het verzoek strekt tot het leggen van conservatoir beslag dient er een machtiging 103 Sv bij de rechter-commissaris te worden gevorderd. 1 Waardebeslag: beslag op voorwerpen die een vermogenswaarde vertegenwoordigen, die in beslag genomen kunnen worden voor verbeurdverklaring of ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. 2 Het certificaat kan in digitale vorm worden opgevraagd bij het IRC/ ARO/BOOM in de talen: Nederlands, Engels, Duits, Frans en Spaans. 3 Het bevel kan tevens in digitale vorm worden opgevraagd bij het IRC/ARO/BOOM. 4 Zie voor de procedure het artikel “executie van internationale confiscatiebeslissingen” van mijn collega W.F. van Elk elders in dit themanummer. 5 Het zal afhangen van het land of er wellicht andere factoren aan wezig zijn die een rechtshulpverzoek aan het desbetreffende land toch niet mogelijk maakt, zoals politieke of diplomatieke situatie. Dit kan nagevraagd worden bij de Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. 6 KRIS: Kennissysteem rechtshulp in strafzaken. 7 Voorbeelden van tekstblokken zijn bij het IRC/ARO/BOOM voorhanden en kunnen opgevraagd worden via de mail:
[email protected] 8 Zie voor de procedure het artikel “executie van internationale con fiscatiebeslissingen” van mijn collega W.F. van Elk elders in dit themanummer. 9 Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen
Registratie internationaal en buitenlands beslag mr. D. Muller, internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
Dit artikel heeft tot doel aandacht te vragen voor de registratie van internationaal en buitenlands beslag. Op dit moment wordt door de parketten op verschillende manieren om gegaan met de registratie van het internationaal en buitenlands beslag en is er in Nederland geen volledig overzicht van het internationaal en buitenlands beslag. Met internationaal beslag wordt bedoeld het waardebeslag1 dat in Nederland is gelegd op verzoek van het buitenland. Met buitenlands beslag wordt bedoeld het waardebeslag dat in het buitenland is gelegd op verzoek van Nederland.
Waarom is registratie van belang? Registratie van internationaal en buitenlands beslag is om verschillende redenen van belang. De belangrijkste is dat verschillende landen een zogenoemde vervaltermijn kennen. Zo’n vervaltermijn houdt in dat het beslag wordt opgeheven indien niet voor het einde van die termijn door de verzoekende autoriteit is verzocht om het laten voortduren van het beslag. Voorbeelden uit de praktijk hebben geleerd dat het land dat een vervaltermijn hanteert dit niet altijd onder de aandacht brengt van het verzoekende land. In de executiefase blijkt dan pas dat het beslag inmiddels is teruggegeven. Dit maakt de executie van verbeurdverklaringen en ontnemingsmaatregelen logischerwijs een stuk moeilijker, omdat er opnieuw op zoek moet worden gegaan naar vermogensbestanddelen om uit te winnen. Door het buitenlands beslag op een goede manier te registreren is het mogelijk om landelijk de vervaltermijnen van de verschillende beslagen te monitoren. Aangezien niet al het buitenlands beslag geregistreerd wordt dan wel verschillend geregistreerd wordt is het op dit moment niet mogelijk deze landelijke monitoring op een goede wijze uit te voeren. Al het buitenlands beslag dient in Compas te worden geregistreerd! Door een interface tussen Compas en GPS, worden deze beslagen zichtbaar voor de afdeling beslagbeheer van het BOOM. Deze
24 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
afdeling is verantwoordelijk voor het beheer van waardebeslag in Nederland en is verantwoordelijk voor het monitoren van het buitenlands beslag. De afdeling is bekend met de vervaltermijnen van verschillende landen en is er verantwoordelijk voor om tijdig te signaleren dat beslag dient te worden gehandhaafd. In samenwerking met de afdeling beslagbeheer kan het IRC/ARO/BOOM2 ervoor zorg dragen dat het beslag gedurende de gehele procedure van opsporing, vervolging tot aan de executie gehandhaafd blijft, door tijdig aan het buitenland te verzoeken om het beslag te laten voortduren. Daarnaast leiden het niet registreren van beslag en het verschillend registreren van beslag er toe dat het beslag niet altijd bekend is op het moment dat het CJIB de executie van de verbeurdverklaringen en ontnemingsmaatregelen ter hand neemt. Vaak blijkt, wanneer er geen registratie van beslag in Compas heeft plaatsgevonden, dat de stukken met betrekking tot het beslag alleen in het dossier zijn opgenomen. Dit dossier gaat echter van eerste aanleg naar hoger beroep en mogelijk wordt de zaak ook nog voorgelegd aan de Hoge Raad, oftewel het dossier gaat van hand op hand. Zo kan het voor komen dat het CJIB geen volledig dossier ontvangt en dus niet op de hoogte is van het in de opsporingsfase in het buitenland gelegde beslag. Op het moment dat zij dan tot executie willen overgaan wordt door de veroordeelde nog wel eens naar voren gebracht dat er beslag is gelegd in het buitenland en gevraagd waarom die vermogensbestanddelen niet worden uitgewonnen. Het is dan voor het CJIB bijna een onmogelijke opdracht om na te gaan of er daadwerkelijk in het buitenland beslag is gelegd. Niet alleen omdat er personele wijzigingen hebben plaatsgevonden in Nederland, maar ook omdat veel landen na uitvoering van een rechtshulpverzoek de originele stukken aan Nederland sturen en geen centrale registratie hebben van de rechtshulpverzoeken en het beslag. Een goede
registratie van in het buitenland gelegd beslag voorkomt dit soort problemen in de executiefase. Ten slotte levert een goede registratie nog een belangrijk voordeel op. Door het verkrijgen van een volledig overzicht van internationaal en buitenlands beslag is het mogelijk om actief met het buitenland de mogelijkheden tot bijvoorbeeld vervreemding te onderzoeken. Om er op die manier voor zorg te dragen dat de bewaarkosten laag blijven en de opbrengsten worden geoptimaliseerd. De internationaal adviseurs van het BOOM hebben de afgelopen jaren hier de nodige ervaring mee opgedaan. Sommige landen kennen tot op heden geen enkele vorm van beslagbeheer. Dit houdt in dat indien zij bijvoorbeeld een auto in beslag nemen, deze auto op een parkeerplaats van de politie blijft staan totdat er een onherroepelijke verbeurdverklaring of ontnemingsmaatregel aan hen wordt overgedragen. Gelet op het feit dat het in Nederland in sommige gevallen wel 8 jaar kan duren voordat er een onherroepelijke ontnemingsmaatregel wordt opgelegd is zo’n auto tegen de tijd dat de maatregel aan het buitenland wordt overgedragen, niets meer waard. Waarom is dit van belang? Dit is met name van belang binnen de Europese Unie sinds de inwerkingtreding van het kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie (2006/783/JBZ). Daarin is geregeld dat indien de opbrengsten van het beslag meer dan € 10.000,- bedragen, de opbrengsten verdeeld worden op 50-50 basis tussen de uitvaardigende lidstaat en uitvoerende lidstaat.3 Indien de in het eerdere voorbeeld genoemde auto geen waarde meer vertegenwoordigt, is er ook geen opbrengst meer om te delen. Ook in geval er op verzoek van het buitenland beslag is gelegd in Nederland is het van belang dat die beslagen geregistreerd worden. Vaak zullen inkomende rechtshulpverzoeken geen parketnummer toegewezen krijgen en zal het dus niet mogelijk zijn om het
25 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
beslag te registreren in Compas. Luris, het systeem waarin onder andere alle inkomende rechtshulp verzoeken worden geregistreerd, kent momenteel nog niet de mogelijkheid om het op verzoek van het buitenland gelegde beslag te registeren. GPS biedt echter wel de mogelijkheid om op basis van een lurisnummer beslag te registreren. Indien er beslag is gelegd op basis van een inkomend rechtshulpverzoek dient dit beslag gemeld te worden bij de afdeling beslagbeheer van het BOOM. Die kan het beslag dan registeren in GPS. Hierdoor ontstaat een landelijke registratie van het internationaal beslag. Op basis hiervan kunnen de afdeling beslagbeheer en het IRC/ARO/BOOM proactief de verzoekende autoriteiten benaderen om de mogelijkheden voor een eventuele vervreemding te bespreken, om op die manier de bewaarkosten van het internationaal beslag te beperken en de opbrengsten te optimaliseren. Voor vragen over de registratie van het beslag kan er contact opgenomen worden met de afdeling beslagbeheer van het BOOM via:
[email protected] of 058-2341174. 1 Waardebeslag: beslag op voorwerpen die een vermogenswaarde vertegenwoordigen, die in beslag genomen kunnen worden voor verbeurdverklaring of ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. 2 Zie voor de uitleg van de taken van het IRC/ARO/BOOM het artikel over deze afdeling elders in dit themanummer. 3 Zie voor verdere uitleg over het kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confisc0atie (2206/783/JBZ) het artikel over internationale executie elders in dit themanummer.
Nu ook de contouren van diverse ARO’s in de rest van Europa meer en meer zichtbaar worden raakt ook het AMO (Asset Management Office)meer en meer in schwung.
Asset Management Office (AMO)
Beslagbeheer in Nederland richt zich nu nog op het beheren van conservatoir beslag, het vervreemden4, zekerheidstellen, begeleiden van verkoop van huizen etc. In de rol van het AMO is dat niet anders. De spelers zijn dan wel iets anders, maar het proces kan op dezelfde wijze verlopen. Ook de /beslagbeheer komst van de LBA (Landelijke Beslag Autoriteit) zal bijdragen dat er, wanneer het nieuwe beslagproces eenmaal loopt, meer tijd vrij komt voor internationaal en buitenlands beslag. Naast goedlopende processen is het hebben van goede contacten zeer belangrijk voor een goed functionerend AMO. Daarbij geldt: hoe beter de contacten en afspraken zijn, des te beter beslagbeheer geregeld is. Een bijkomend voordeel is dat het buitenland bij de ontwikkeling van het ARO en AMO/ beslagbeheer veelal naar Nederland kijkt. Dit blijkt mede uit de vele verzoeken die beslagbeheer vanuit het buitenland ontvangt, ten aanzien van advies, informatie en uitwisseling van gedachten.
AMO/beslagbeheer heeft contacten met Belgie, Frankrijk, Spanje, Portugal, Duitsland en Luxemburg
Zoals elders in dit blad al is aangegeven is het beheer van internationaal en buitenlands beslag sterk afhankelijk van de juiste en tijdige registratie van dat beslag. Een tijdige registratie levert een snellere en tijdigere afhandeling op door beslagbeheer. In het geval van internationaal beslag. Op die manier wordt indien de voorwerpen zich daarvoor lenen, aangestuurd op een vervreemding ex art 117 Sv. Vervolgens worden de gelden in afwachting van het buitenlandse vonnis op rekening van het BOOM beheerd. In het geval van buitenlands beslag wordt naar de wetgeving van het betreffende land gekeken om te bepalen of voortijdige verkoop een optie is. Deze voortijdige verkoop strekte ook al in tot de aanbevelingen van CARIN8 2005 – 2008, maar is in veel landen nog niet
J. Knobbe, beslagbeheerder
Asset Management Office: integrale samenwerking Naast betrokkenheid speelt samenwerking tussen betrokken partijen een sleutelrol bij Asset Management. Wie doet wat, wanneer en hoe.
Al in 2005 is gesproken over de eerste internationale stappen van de afdeling beslagbeheer. Mede door de huidige ontwikkelingen bij het IRC/ARO van het BOOM, heeft beslagbeheer meer en meer een internationale focus. Om de afdeling in het buitenland te profileren en de vindbaarheid te vergroten, zijn de beslagbeheerders en medewerkers ook te bereiken onder de naam 'Asset Management Office (AMO)'.
26 | BOOM-Nieuws augustus 2012 nummer 65
Inmiddels (via het ARO) nauwe contacten met België (COIV5), Frankrijk (o.a. AGRASC6), maar ook met Spanje en Portugal. Begin volgend jaar zijn er wederom, samen met het ARO, gesprekken met deze landen. Daarbij sluiten ook Duitsland en Luxemburg sluiten aan. Door het AMO/beslagbeheer zijn inmiddels meerdere lezingen gegeven aan diverse buitenlandse afgevaardigden (o.a. Indonesië, België, Frankrijk Spanje) over het Nederlandse proces van beslagbeheer. Daarnaast hebben er werkbezoeken aan Spanje (gastcollege bij een project voor de ontwikkeling van een Europese opleiding over Asset Tracing), Frankrijk en recentelijk ook Servië plaatsgevonden. Daar is gesproken met afgevaardigden van het gehele voormalig Joegoslavië, omdat ook daar, mede door financiering en aansturing vanuit de Europese Unie druk nagedacht wordt over de aanpak van criminaliteit7.
27 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
Flyer van Criminal Assets Recovery in Servië
van toepassing. Wel hebben een aantal landen het beslag op eigen initiatief (veelal voertuigen) aan beslagbeheer overgedragen. Hierdoor kon (na het regelen van het transport) het beslag naar Nederland worden gebracht. Dit is mogelijk met personenauto’s, vaak de exclusievere,maar ook bijvoorbeeld een riante speedboot of zelfs kunstobjecten. In samenspraak met buitenlandse partners en verdachten, zijn beslagen huizen gekocht waarna de overwaarde op een rekening van het BOOM of buitenlandse partner is gestort. Het mag duidelijk zijn dat er nog veel te winnen en ontwikkelen valt in de “wereld” van het internationale en buitenlandse beslag, maar ook dat er al veel meer mogelijk is dan menigeen denkt. Nieuwsgierig geworden? Neem dan contact op met het AMO/Beslagbeheer van het BOOM via 03158-2341174 of
[email protected].
1 Beslag gelegd in Nederland op basis van een inkomend rechtshulpverzoek. 2 Beslag gelegd in het buitenland in een Nederlands onderzoek op basis van een uitgaand rechtshulp verzoek. 3 Zie artikel ‘Het IRC/ARO stelt zich voor’ voor meer informatie over het ARO. 4 Zie artikel ‘Vervreemding’ voor meer informatie over vervreemding.
Vervreemding mr. D. Muller, internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
5 Zie artikel ‘Samenwerking Belgie - Nederland’ voor meer informatie over het COIV. 6 Zie artikel ‘Het Franse BOOM' voor meer informatie over het AGRASC. 7 Onder andere verwoord in The EU Internal Security Strategy in Action: Five steps towards a more secure Europe, EUROPEAN COMMISSION 22.11.2010 COM(2010) 673 final. 8 Camden Asset Recovery Interagency Network: zie voor meer informatie over dit netwerk het artikel van mr. E.H. van der Steeg elders in dit themanummer.
Eerder in dit themanummer is besproken wat de mogelijkheden zijn voor het leggen van beslag in internationale zaken en het belang van de registratie van dit beslag. Er ligt beslag en wat dan? Uitgangspunt in het internationale rechtsverkeer inzake het leggen van beslag, is dat de in beslag genomen voorwerpen in het land blijven die het beslag heeft gelegd. In het artikel “registratie van internationaal en buitenlands beslag” eerder in dit themanummer is al naar voren gekomen dat het van belang kan zijn bij specifieke voorwerpen om de waarde om met het buitenland in overleg te treden om te bezien wat de mogelijkheden zijn om de waarde van die voorwerpen te behouden. Naar Nederlands recht is het op grond van artikel 117 Sv mogelijk om bepaalde in beslag genomen voorwerpen te vervreemden. Artikel 117 Sv luidt: “ 1. De inbeslaggenomen voorwerpen worden niet vervreemd, vernietigd, prijsgegeven of tot een ander doel dan het onderzoek bestemd, tenzij na verkregen machtiging. 2. De in het eerste lid bedoelde machtiging kan door het openbaar ministerie worden verleend ten aanzien van voorwerpen a. die niet geschikt zijn voor opslag; b. waarvan de kosten van de bewaring niet in een redelijke verhouding staan tot hun waarde; c. die vervangbaar zijn en waarvan de tegenwaarde op eenvoudige wijze kan worden bepaald. (….) 4. Indien inbeslaggenomen voorwerpen op grond van de machtiging van het openbaar ministerie tegen baat worden vervreemd, blijft het beslag onverminderd het bepaalde in artikel 116, rusten op de verkregen opbrengst.” De voorwerpen die voor vervreemding in aanmerking komen zijn met name voertuigen en vaartuigen. Juist dit soort voorwerpen worden regelmatig op verzoek
28 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
29 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
van Nederland in het buitenland inbeslaggenomen. In zo’n geval zou in overleg getreden kunnen worden met het buitenland om te bespreken wat de mogelijkheden tot vervreemding in dat land zijn. Indien vervreemding mogelijk is in het desbetreffende land dient er een rechtshulpverzoek opgemaakt te worden waarin verzocht wordt om de inbeslaggenomen voorwerpen te vervreemden. Wel dient dan duidelijk met het buitenland afgesproken te worden dat het beslag blijft rusten op de opbrengsten van de verkoop. De internationaal adviseurs van het BOOM hebben in verschillende zaken hier inmiddels ervaring mee opgedaan en zijn graag bereid om advies te geven of dat onderdeel van de zaak over te nemen. Er zijn al ervaringen met onder andere Frankrijk, Spanje en de Dominicaanse Republiek. In de praktijk zien wij ook gevallen waarin Nederland verzoekt om inbeslaggenomen voorwerpen aan Nederland over te dragen, zodat de voorwerpen in Nederland verkocht kunnen worden. Dit is echter niet in lijn met het uitgangspunt binnen het inter nationale rechtshulpverkeer op dit onderwerp. Indien vervreemding in een bepaald land niet mogelijk is wordt verzocht contact op te nemen met het IRC/ARO/BOOM om te bezien welke andere mogelijkheden er in die specifieke zaak en met het specifieke land zijn.
spelen. Soms zal voor het opheffen van het beslag in het buitenland een buitenlandse rechterlijke procedure moeten worden gevolgd, hetgeen de nodige tijd kan vergen. Ook is het nuttig om te weten welke voorwaarden precies aan de verdachte moeten worden gesteld, zodat uiteindelijk (zo snel mogelijk) aan de schikkingsvoorwaarden kan worden voldaan. Zo is er soms een betalingsopdracht nodig om bijvoorbeeld in beslag genomen banktegoeden naar Nederland te kunnen transfereren7. Van belang is daarbij dat niet altijd de verdachte, ook al is deze de ultimate beneficial owner, bevoegd is om die betalingsopdracht te geven. Indien het vermogen in het buitenland in beslag is genomen op de rekening van een rechtspersoon, kan het zijn dat volgens de statuten niet de verdachte, maar bijvoorbeeld de boekhouder of een tussenpersoon bevoegd is om de opdracht te geven.
Overdracht van het waardebeslag mr. J.G.A. Hennekam, internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
Uitgangspunt van het internationale waardebeslag is dat het in beslag genomen goed blijft in het land waar de beslaglegging heeft plaatsgevonden. In beginsel wordt het goed uiteindelijk in dat land geconfisqueerd1 nadat een onherroepelijke confiscatiebeslissing door het verzoekende land is overgedragen. Over het algemeen worden met de confiscatie van het goed de beslagkosten die het buitenland heeft gemaakt gecompenseerd, aangezien de opbrengst doorgaans volledig of, in geval van asset- sharing2, vaak voor 50% aan het buitenland toekomt. Toch eindigen niet alle zaken met een confiscatiebeslissing3. Zo komt het geregeld voor dat in de loop van de procedure tot een schikking wordt gekomen tussen het openbaar ministerie en de verdachte of dat er een transactie wordt geboden. Daarnaast kunnen er toch omstandigheden zijn die aanleiding geven om goederen waarop in het buitenland waardebeslag is gelegd naar Nederland te transfereren. Daarbij kan gedacht worden aan de situ-
30 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
atie, waarin de verdachte bijvoorbeeld afstand doet van de in beslag genomen goederen ten behoeve van benadeelde partijen (zoals bijvoorbeeld bij beleggingsfraude) of gevallen waarin een curator of een advocaat ten behoeve van benadeelde partijen aanspraak kan maken op de goederen in het buitenland. Ook kan het voorkomen dat het buitenland simpelweg aan Nederland verzoekt om de in beslag genomen goederen op te komen halen, omdat het buitenland geen mogelijkheden ziet om het goed (langer) in beheer te houden. Het is van belang om in deze situaties de internationale context niet uit het oog te verliezen. Immers het is de bedoeling dat het buitenland enthousiast blijft om ten behoeve van een volgend Nederlands strafrechtelijk (financieel) onderzoek de nodige beslagen te leggen.
Het treffen van een schikking Indien in een zaak tot een schikking wordt gekomen, is er niet zelden sprake van een situatie waarin (een
deel van) de schikking dient te worden voldaan uit het buitenlands beslag. Het vermogen dat in het buitenland onder beslag ligt wordt geacht in het kader van de schikking naar Nederland getransfereerd te worden om na voldoening aan de schikkingsvoorwaarden doorgaans uiteindelijk in de Nederlandse schatkist terecht te komen. Omdat met de beleidskeuze van het schikken van de zaak het buitenland een executie moment wordt ontnomen, ligt het in zo’n geval voor de hand om, in overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie4, aan het buitenland asset-sharing aan te bieden. Met het opheffen van het buitenlandse beslag en het transfereren daarvan naar Nederland5 is aan de betalingsverplichting van de verdachte voldaan, ook al houdt het buitenland na asset-sharing feitelijk de helft (of een ander deel) van de waarde6. Het verdient aanbeveling om tijdig stil te staan bij de internationale aspecten die bij het treffen van een schikking of het aanbieden van een transactie kunnen
31 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
Als in het kader van de schikking de betaling door de verdachte van een bedrag moet worden gehaald uit onroerende en/of roerende goederen die op Nederlands verzoek in het buitenland in beslag zijn genomen, zullen deze goederen doorgaans eerst in het buitenland (openbaar) verkocht moeten worden. Het is van belang om van te voren te weten of het buitenland hieraan mee kan en wil werken. Uiteindelijk zal het een en ander door middel van een rechtshulpverzoek moeten worden verzocht. Vaak is het (openbaar) verkopen van (on)roerende zaken in het buitenland zonder onherroepelijk rechterlijke confiscatiebeslissing onmogelijk. Het is van belang dat er in zo’n geval ten behoeve van het buitenland een duidelijke schriftelijke instemming8 van de verdachte is voor de verkoop van deze goederen. In geval van een onderhandse verkoop moet bovendien goed geregeld worden dat de opbrengst van de verkoop via de buitenlandse autoriteiten uiteindelijk aan de Nederlandse staat toekomt.
Overheveling van het buitenlands beslag naar een weerbare derde In (vaak vooral grote) fraude onderzoeken kunnen zich omstandigheden voordoen die er toe kunnen leiden dat wederom uitzondering wordt gemaakt op de hoofdregel dat het waarde beslag in het buitenland blijft. Zo kan het zijn dat de verdachte afstand doet van de buitenlandse tegoeden ten behoeve van benadeelde partij(en). Ook kan zich de omstandigheid voordoen dat een curator of een advocaat9 een geldige titel heeft om het buitenlandse beslag over te nemen. Omdat doorgaans grote waarde wordt toegekend aan de belangen van de benadeelde partijen, kan het Openbaar Ministerie besluiten om de gelegde beslagen (gedeeltelijk) op te heffen zodat de gelden/
opbrengsten door tussenkomst van de advocaat of de curator kunnen worden aangewend ter compensatie van de door de benadeelde partijen geleden schade. Deze situatie is minder gecompliceerd, aangezien in het buitenland vaak voldoende begrip is voor deze wijze van afhandeling van het beslag. In veel buitenlandse rechtssystemen wordt voorzien in de mogelijkheid om aan benadeelde partijen tegemoet te komen10. Ook is in dit geval geen sprake van asset sharing, aangezien de tegoeden niet in de Nederlandse staatskas terecht zullen komen. Van belang is wel dat in een rechtshulpverzoek de nodige uitleg aan het buitenland wordt verstrekt en dat wederom de noodzakelijke documenten, zoals bijvoorbeeld een tussen de verdachte en de curator gesloten vaststellingsovereenkomst en eventueel een betalingsopdracht, bij het rechtshulpverzoek worden gevoegd. In tegenstelling tot de situatie waarin een schikking wordt getroffen, is het bij het laten opheffen en overdragen van het beslag van belang om rekening te houden met door het buitenland gemaakte beslagkosten. Ook in dit geval volgt er voor het buitenland geen executiemoment, waarop deze kosten worden gecompenseerd. In sommige situaties kan het daarom redelijk zijn om aan het buitenland compensatie te bieden voor de gemaakte beslag kosten. Daarbij zal tevens kunnen worden bezien of een deel van deze kosten kunnen worden gedragen door de curator, bijvoorbeeld als er voldoende geld in de boedel is, of de benadeelde partij, als dit bijvoorbeeld een weerbare derde betreft die zelf over voldoende middelen beschikt (zoals een rechtspersoon).
Overdracht van roerende goederen op verzoek van het buitenland In de praktijk komt het geregeld voor dat buitenlandse autoriteiten aan Nederland verzoeken om goederen op te komen halen, waarop op Nederlands verzoek waarde beslag is gelegd. Het buitenland beschikt vaak niet over faciliteiten of voldoende budget om deze goederen op te slaan. Zo kan het zijn dat exclusieve auto’s bij een politiebureau zijn ondergebracht en deze daar op den duur in de weg staan of de plaatselijke autoriteiten een vaartuig zo snel mogelijk uit een kleine exclusieve jachthaven verwijderd willen hebben.
niet wenselijk dat in een Nederlands rechtshulpverzoek om de overdracht van goederen waarop in het buitenland waarde beslag is gelegd wordt verzocht. In dit geval brengt het wederkerigheidsbeginsel met zich dat het buitenland in het omgekeerde geval van Nederland mag verwachten dat goederen waarop op buitenlands verzoek waarde beslag is gelegd aan het buitenland kunnen worden overgedragen. Hoewel het buitenland zelden een dergelijk verzoek zal doen ten aanzien van goederen waarvan de waarde niet opweegt tegen de kosten van het transport, is het zaak dat deze procedures snel in gang worden gezet teneinde waarde vermindering van het goed en het oplopen van beslagkosten te voorkomen. Vaak dienen eerst bewaarkosten (en soms overige kosten) te worden betaald voordat de goederen kunnen worden meegegeven aan de Nederlandse transporteur. Omdat ten aanzien van deze goederen er geen executiemoment in het buitenland meer zal volgen, is het redelijk dat Nederland die kosten voor haar rekening neemt. Het ligt in de verwachting dat deze verzoeken in de toekomst steeds minder zullen voorkomen, aangezien er internationaal steeds meer aandacht is voor het beheer van in beslag genomen goederen en de mogelijkheid van het tussentijds vervreemden van deze goederen in steeds meer landen in de wetgeving wordt mogelijk gemaakt.
De rol van het BOOM Het verdient aanbeveling om het BOOM in te schakelen indien een van de geschetste situaties zich voordoet. De internationaal adviseur van het BOOM kan samen met de beslagbeheerder van het BOOM het nodige advies verlenen of bepaalde procedures in gang zetten. niet sprake is van uitzonderlijke kosten, geschiedt de internationale 1 Gemakshalve wordt in dit artikel de term confiscatie gebruikt.
32 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
rechtshulp immers met gesloten beurzen.
Onder dit begrip, dat in de meeste internationale verdragen wordt
4 Afdeling Internationale rechtshulp in strafzaken (AIRS)
gebruikt kan zowel verbeurdverklaring als ontneming worden
5 Al dan niet nadat er eerst op verzoek executoriaal verkoop in het
geschaard. Bovendien hanteert het buitenland dit onderscheid vaak niet.
buitenland heeft plaatsgehad. 6 In theorie zou eerst nadat de buitenlandse tegoeden aan de Neder-
efficiënte middelen om in het buitenland snel beslag te kunnen leggen. De procedures zijn vaak tijdrovend. 10 In Duitsland kent men bijvoorbeeld een vorm van strafrechtelijk waardebeslag , waarbij de benadeelde partij gedurende een periode van drie maanden de gelegenheid krijgt om zelf een civiele actie te verrichten. Indien de benadeelde partij zelf civiele stappen
landse staat zijn betaald en (aldus door de verdachte volledig aan
onderneemt, wordt het strafrechtelijk beslag beëindigd (zie
beslissingen i.g.v. een confiscatiebeslissing van meer dan € 10.000
de betalingsvoorwaarden van de schikking is voldaan) het tussen
Strafprozeßordnung (StPO) § 111i).
in beginsel een verdeling van 50/50 tussen de verzoekende en de
Nederland en het buitenland overeengekomen gedeelte van deze
aangezochte lidstaat plaats. Van deze verdeling kan worden afgewe-
tegoeden in het kader van de asset sharing worden terug gegeven
ken. Buiten de EU hangt eea af van eventueel tussen lidstaten geslo-
aan het buitenland. In de praktijk wordt dit gedeelte doorgaans
ten asset-share verdragen of gemaakte ad hoc afspraken.
door het buitenland al van het naar Nederland te transfereren be-
2 Binnen de EU vindt op grond van het Kaderbesluit confiscatie
Asset sharring behoort tot de bevoegdheid van de Miniser van Veiligheid en Justitie.
In dergelijke gevallen zijn er vaak voldoende mogelijkheden om vanuit Nederland een transport van de betreffende goederen te regelen. Zodra het initiatief van de overdracht van de goederen bij de buitenlandse autoriteiten ligt is dit geen bezwaar. Het is echter
Een internationaal adviseur kan samen met de beslagbeheerder het nodige advies verlenen of bepaalde procedures in gang zetten
3 Daarmee wordt niet gedoeld op de gevallen waarin sprake is van een vrijspraak of het afwijzen van een vordering tot het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dat valt immers onder ‘het risico van het vak,’ welk risico impliciet over en weer wordt aanvaard bij het verlenen van internationale rechtshulp. Indien
drag ingehouden. 7 Zo’n opdracht is vaak niet nodig als de in beslag genomen banktegoeden na inbeslagname zijn getransfereerd naar de rekening van de buitenlandse staat. 8 Het verdient daarom aanbeveling om de schikkingsovereenkomst bij het rechtshulpverzoek te voegen. 9 De advocaat of de curator beschikt doorgaans over minder
33 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
Executie van internationale
confiscatie beslissingen mr. W.F. van Elk, internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
Na het opsporen van opbrengsten van misdrijven en de beslaglegging daarop volgt de belangrijke (en misschien wel de belangrijkste) fase om waardevolle voorwerpen daadwerkelijk af te nemen. Als deze voorwerpen zich in een ander land bevinden dan het land waar een confiscatiebeslissing1 is opgelegd kan met behulp van internationale samenwerking uitwinning plaatsvinden. Een confiscatiebeslissing betreft in Nederland een ontnemingsmaatregel of een uitspraak ter verbeurdverklaring (artikel 6 lid 1 onder B van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (WWETGC)2). Executie van een dergelijke beslissing in een ander land is mogelijk op basis van (confiscatie)verdragen3 of het kaderbesluit confiscatiebeslissingen4. Hoe verloopt de internationale executie in de praktijk en welke organisaties zijn daarbij betrokken?
34 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
Dit artikel beschrijft de inkomende en uitgaande procedure in het geval een verdrag van toepassing is én de procedures bij samenwerking op grond van het kaderbesluit confiscatiebeslissingen (in het vervolg kaderbesluit). Dit onderscheid is van belang omdat we naast een andere juridische grondslag met verschillende ketenpartners te maken hebben. De traditionele wijze van rechtshulpverlening op grond van verdragen verschilt van het binnen de Europese Unie (EU) geldende beginsel van wederzijdse erkenning op grond van het kaderbesluit. De volgende ketenpartners verrichten daarbinnen taken. Bij overdracht van executie van ontnemingsmaatregelen op grond van verdragen zijn met name het Team ZwaCri van het Centraal Justitieel Incassobureau (in het vervolg ZwaCri) en de Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken van het Ministerie van Veiligheid & Justitie (in het vervolg AIRS) onze ketenpartners. Is een verdrag van toepassing en niet het kaderbesluit dan dragen in het geval van een beslissing strekkende tot verbeurdverklaring het (ressorts)parket en AIRS zorg voor overdracht van de Nederlandse beslissing. En in het geval het kaderbesluit van toepassing is, vindt overdracht en overname van confiscatiebeslissingen (dus ontneming én verbeurdverklaring) door de afdeling Europese Juridische Zaken (in het vervolg EJZ) van het Centraal Justitieel Incassobureau plaats. Bij samenwerking op grond van het kaderbesluit is EJZ centrale autoriteit en in het geval samenwerking
plaatsvindt op grond van een verdrag is AIRS centrale autoriteit. Overigens is er nog een verschil als het gaat om de verdeling van de opbrengsten. Daarover meer aan het einde van dit artikel.
De praktijk Uitwinning van beslag in een ander land dan het land waarin bij rechterlijke uitspraak het blijvend ontnemen van voorwerpen is opgelegd kon tot 1 juni 2009 alleen door bij rechtshulpverzoek te vragen de rechterlijke uitspraak over te nemen en ten uitvoer te leggen. In Nederland voorziet de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) in artikel 31a in de overname van een buitenlandse beslissing en artikel 51 in de overdracht van een Nederlandse beslissing aan het buitenland. Overname van een buitenlandse rechterlijke beslissing is alleen mogelijk op grond van een verdrag (artikel 2 WOTS). In de omgekeerde situatie geldt dat een verdrag voor Nederland niet een vereiste is, maar uiteraard wel als het aangezochte land eveneens in de eigen wetgeving heeft neergelegd dat een dergelijk verzoek een verdragsbasis vereist. In de zogenaamde confiscatieverdragen heeft Nederland aangegeven dat verzending via AIRS dient plaats te vinden. AIRS is derhalve de centrale autoriteit die zorgdraagt voor de verzending en ontvangst van verzoeken
Het CJIB is aangewezen als centrale autoriteit voor de verzending en ontvangst van confiscatiebeslissingen
waarin wordt verzocht een confiscatiebeslissing over te nemen en ten uitvoer te leggen. Vervolgens volgt een procedure bij de rechtbank waarbij de rechterlijke beslissing wordt omgezet in een nationale beslissing (exequaturprocedure). Bij een inkomend rechtshulpverzoek kunnen medewerkers van het BOOM behulpzaam zijn bij de te voeren WOTS-procedure. Dat kan in de vorm van een adviserende rol of door een officier van justitie van het BOOM de procedure bij de rechtbank te laten voeren. Een uitgaand rechtshulpverzoek wordt opgesteld door ZwaCri en ondertekend door Aart Lodder, de Landelijk Executie Officier van justitie (LEO) bij het BOOM. Dit geldt als het gaat om een ontnemingsmaatregel. Is er sprake van een verbeurdverklaring dan verzorgt het behandelende parket of ressortsparket het rechtshulpverzoek waarbij wordt gevraagd een onherroepelijke veroordeling tot verbeurdverklaring over te nemen en ten uitvoer te leggen. Omdat (ressorts)parketten niet dagelijks dit soort zaken behandelen geldt ook hier dat een beroep op het BOOM kan worden gedaan door de internationaal adviseurs te benaderen voor advies. AIRS zendt uitgaande verzoeken aan het buitenland. Sinds 1 juni 2009 is het in de samenwerking tussen Nederland en een EU-lidstaat dat het kaderbesluit heeft geïmplementeerd mogelijk een confiscatiebeslissing op een makkelijkere en snellere wijze te executeren. Op die datum is de Nederlandse wet ter implementatie van het kaderbesluit in werking getreden. Deze wet heet sinds 1 november 2012 de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (WWETGC). Samenwerking met een EU-lidstaat die eveneens tot implementatie van het kaderbesluit is overgegaan vindt niet meer plaats via traditionele rechtshulp maar door wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van elkaars rechterlijke beslissingen. In de praktijk betekent dit dat een Nederlandse ontnemingsmaatregel of uitspraak ter verbeurdverklaring zonder uitgebreide toetsing wordt erkend en tenuitvoergelegd. Een exequatur- of omzettingsprocedure hoeft niet plaats te vinden en weigering is slechts mogelijk op enkele limitatieve gronden. Overdracht vindt plaats tussen de voor de executie bevoegde autoriteiten. Op grond van bovengenoemde wet is de officier van
36 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
justitie bij het parket te Leeuwarden bevoegd tot erkenning en tenuitvoerlegging van een buitenlandse confis catiebeslissing over te gaan. Het CJIB is aangewezen als centrale autoriteit voor de verzending en ontvangst van confiscatiebeslissingen. In de praktijk zorgt EJZ voor het invullen van het certificaat dat samen met de confiscatiebeslissing aan het buitenland dient te worden gezonden. Het certificaat betreft een formulier dat is vastgesteld bij het kaderbesluit, zodat ieder land met hetzelfde formulier werkt. Omdat samenwerking op grond van het kaderbesluit relatief nieuw is geeft mr. J.L. de Boer in het artikel “De afdeling Europese Juridische Zaken van het CJIB” uitleg over de taken van EJZ en eventuele aandachtspunten.
Verdeling van de vermogens opbrengsten (asset-sharing) Executie op basis van verdragen of het kaderbesluit brengt ook een verschil mee in de uiteindelijke verdeling van de vermogensopbrengsten. Het uitgangspunt bij samenwerking op grond van de verdragen is dat de opbrengsten/voorwerpen in het land blijven waar het beslag is gelegd. Indien een verdrag de mogelijkheid biedt afspraken te maken kan AIRS (dit is een verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid & Justitie) met het betreffende land onderhandelen over een andere verdeling. In het geval van samenwerking op grond van het kaderbesluit geldt een standaardverdeling van 50-50 indien de opbrengsten meer dan 10.000 Euro bedragen. De opbrengsten tot een bedrag van 10.000 Euro blijven in het land dat beslag heeft gelegd. Dit is bedoeld als compensatie voor eventueel gemaakte kosten bij de beslaglegging. Van deze standaardverdeling kan worden afgeweken, bijvoorbeeld omdat de kosten van een land erg hoog zijn. Beide landen dienen in te stemmen met een andere verdeling, waarbij voor Nederland geldt dat de Minister van Veiligheid & Justitie akkoord dient te zijn. 1 Een beslissing tot confiscatie is volgens artikel 2 onder c van het kaderbesluit 2006/783/JBZ: “een onherroepelijke straf of maatregel, opgelegd door een rechter na een procedure in verband met één of meer strafbare feiten, die leidt tot het blijvend ontnemen van voorwerpen;”. 2 De naam van deze Wet was tot 1 november 2012: Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 (WWETSS 2008). 3 Onder andere de witwasverdragen van de Raad van Europa van Straatsburg (8 november 1990) en Warschau (16 mei 1005) en de verdragen van de Verenigde Naties van Wenen (drugs; 20 december 1988) en New York (grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit; 15 november 2000).
Stapsgewijs zien de procedures er als volgt uit Samenwerking op grond van verdragen
Samenwerking op grond van EU-kaderbesluit
Deze procedure geldt voor landen buiten de EU en EU-landen die het kaderbesluit nog niet hebben ge ïmplementeerd. Op dit moment heeft er nog geen implementatie plaatsgevonden door Estland, Griekenland, Ierland, Italië, Litouwen, Luxemburg, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk (zie landkaart).
Deze procedure geldt voor EU-lidstaten die het kaderbesluit hebben geïmplementeerd (zie landkaart).
Inkomend (WOTS is van toepassing, onder andere artikel 31a) 1. Land buiten EU zendt rechtshulpverzoek met confiscatiebeslissing aan AIRS. 2. AIRS zendt verzoek aan OvJ in arrondissement waar veroordeelde woonplaats heeft of waarin waardevolle voorwerpen aanwezig zijn. Indien gewenst kan het BOOM advies geven of zaak overnemen. 3. OvJ vordert dat de rechtbank verlof verleent tot tenuitvoerlegging confiscatiebeslissing. 4. Behandeling ter terechtzitting. 5. Rechtbank beslist of tenuitvoerlegging toelaatbaar is en zo ja verleent verlof tot tenuitvoerlegging van buitenlandse confiscatiebeslissing. 6. CJIB zorgt voor tenuitvoerlegging op grond van Nederlandse rechtsregels. Uitgaand (artikel 51 WOTS is van toepassing) 1 a. In het geval van een ontnemingsmaatregel stelt ZwaCri het rechtshulpverzoek op en ondertekent de Landelijk Executie Officier van justitie (LEO) bij het BOOM. b. In het geval van een verbeurdverklaring stelt het (ressorts)parket het rechtshulpverzoek op en tekent de behandelend officier van justitie of advocaat-generaal. Advies kan worden gevraagd aan het BOOM door contact op te nemen met het ARO. 2. Rechtshulpverzoek wordt aan AIRS gezonden waarbij een met redenen omkleed advies wordt gegeven tot overdracht van de tenuitvoerlegging aan het buitenland. 3. AIRS toetst verzoek en beslist over het daaraan te geven gevolg. In het geval een verdrag van toepassing is vindt toetsing plaats met inachtneming van de bepalingen van het verdrag. 4. In het geval van een positieve beslissing zendt AIRS het verzoek aan het buitenland.
4 Kaderbesluit 2006/783/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie.
37 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
Inkomend (Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (WWETGC) is van toepassing, onder andere artikel 6 en Hoofdstuk III, afdeling 1). 1. EU-lidstaat zendt een onherroepelijke confiscatiebeslissing en certificaat aan EJZ. 2. EJZ toetst het ingekomen verzoek op volledigheid van de stukken en de limitatief in de wet opgenomen weigeringsgronden. 3. Erkenning EJZ onder verantwoordelijkheid OvJ Leeuwarden (tegen de erkenningsbeslissing staat beroep open.) 4. Tenuitvoerlegging CJIB (Team Ontnemingsmaat regelen/ZwaCri) op grond van Nederlandse rechtsregels. Uitgaand (artikel 10 en Hoofdstuk III, afdeling 2 WWETGC) 1. (Ressorts)parket zendt onherroepelijke ontnemingsmaatregel of uitspraak ter verbeurdverklaring aan het CJIB (ontnemingsmaatregelen worden aan Team Ontnemingsmaatregelen/ZwaCri gestuurd en vervolgens voor Europese component doorgeleid aan EJZ. Verbeurdverklaringen worden rechtstreeks aan EJZ aangeleverd door het (ressorts)parket). 2. Toets EJZ (eventueel inschakeling ARO voor ver mogensonderzoek in buitenland) en opstellen certificaat. 3. Verzending EJZ aan EU-lidstaat van confiscatie beslissing en certificaat. 4. Bevoegde autoriteit van de andere EU-lidstaat neemt de erkenningsbeslissing en legt bij erkenning de confiscatiebeslissing ten uitvoer volgens het eigen nationale recht.
De afdeling Europese van het CJIB
Juridische Zaken
mr. J.L. de Boer, senior medewerker (CJIB)
De samenwerking op grond van het kaderbesluit tussen de lidstaten van de Europese Unie is gebaseerd op gelijkwaardigheid en (een vergaand) vertrouwen in elkaars rechtssysteem. Dit vertrouwen brengt met zich mee dat de ontvangende/uitvoerende lidstaat niet toetst of de beslissende lidstaat op juiste gronden tot haar beslissing is gekomen. De beslissingsstaat zendt de - volgens haar recht - onherroepelijke beslissing toe aan de lidstaat waar, in het geval de veroordeelde een natuurlijke persoon is. Of waar deze inkomsten/ vermogen of een vaste woon- of verblijfplaats heeft. Dit geldt ook in het geval als de veroordeelde een rechtspersoon is, deze inkomsten of vermogen of zijn statutaire zetel heeft, dan wel het specifieke voorwerp waarop de beslissing tot confiscatie betrekking heeft zich bevindt. De opzet van het kaderbesluit inzake confiscatiebeslissingen komt in grote mate overeen met de kaderbesluiten van bijvoorbeeld het bevriezingsbevel en het Europees aanhoudingsbevel. Overdracht van een confiscatiebeslissing vindt plaats door middel van een bij het kaderbesluit vastgesteld certificaat. Het verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging van een confiscatiebeslissing kan door de uitvoerende lidstaat enkel worden geweigerd op basis van in het kaderbesluit limitatief vastgestelde weigeringsgronden. In het kaderbesluit is een lijst met 32 feiten vastgesteld (met een vrijheidsstraf met een maximum van tenminste drie jaar) waar, bij de erkenning, niet wordt getoetst op dubbele strafbaarheid van de feiten. Na erkenning van de confiscatiebeslissing draagt de uitvoerende lidstaat, zonder verdere formaliteiten, zorg voor executie conform haar nationale recht. De afdeling Europese Juridische Zaken van het CJIB (EJZ) bestaat uit 8 juridisch medewerkers. Het CJIB is als centrale autoriteit aangewezen voor de verzending en ontvangst van verzoeken onder het kaderbesluit.
38 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
Het CJIB ondersteunt de officier van justitie bij zijn taken met betrekking tot de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (WWETGC).
Inkomende confiscatiebeslissingen Verzoeken onder het kaderbesluit worden door EU-lidstaten rechtstreeks aan EJZ gestuurd. Bij inkomende verzoeken wordt door EJZ aan de hand van de WWETGC getoetst of zij voor erkenning in aanmerking komen. Allereerst wordt de volledigheid van de stukken getoetst. Een verzoek op basis van het kaderbesluit dient tenminste (een gewaarmerkt kopie van) de beslissing en een ingevuld certificaat te bevatten. Het certificaat is zo opgemaakt dat hierin alle informatie is opgenomen die nodig is om het verzoek te toetsen. Behalve de informatie die op het certificaat vermeld wordt hoeven de stukken (waaronder de beslissing) niet meer te worden vertaald. Als de informatie op het certificaat niet volledig is, verzoekt EJZ de beslissingsstaat om aanvullende informatie.
de confiscatiebeslissing (artikel 27 WWETGC). De raadkamer van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden behandelt deze beroepen. De rechtbank dient op grond van het vertrouwensbeginsel uit te gaan van de juistheid van de informatie uit het certificaat. Het is vervolgens aan de veroordeelde om door middel van feiten en/of stukken aan te tonen dat ten onrechte geen weigeringsgrond is toegepast. Bij een beroep tegen de erkenning hebben de medewerkers van EJZ een adviserende rol. Ook kunnen zij de officier van justitie die de procedure bij de rechtbank voert ondersteunen door als materiedeskundige tijdens de procedure bij de rechtbank aanwezig te zijn.
De WWETGC bevat een limitatieve lijst met weigerings gronden waar het verzoek tot erkenning aan wordt getoetst. Deze weigeringsgronden zijn, evenals het certificaat, bij het kaderbesluit vastgesteld. Een deel van de weigeringsgronden is in de WWETGC opgenomen als verplichte weigeringsgrond (artikelen 24 en 24a), het overige deel als facultatieve weigeringsgrond (artikel 25). Indien geen van de weigeringsgronden zich voordoet, of besloten wordt een facultatieve weigeringsgrond niet toe te passen, wordt de buitenlandse beslissing erkend. Vervolgens wordt de beslissing door het CJIB ten uitvoer gelegd als ware het een Nederlandse beslissing. De veroordeelde kan in Nederland in beroep tegen de beslissing tot erkenning en tenuitvoerlegging van
39 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
Uitgaande confiscatiebeslissingen Onder het kaderbesluit over te dragen confiscatiebeslissingen worden door het (resorts)parket aangeleverd aan het CJIB/EJZ1. Dit geldt voor zowel de ontnemingsmaatregelen (artikel 36e Sr) als de beslissingen tot verbeurdverklaring (artikel 33a Sr). Het parket dient, naast gewaarmerkte kopieën van de beslissing(en)2, die stukken aan te leveren die nodig zijn voor EJZ om het certificaat te kunnen op te stellen. Hierbij moet worden gedacht aan informatie over de identiteit van de veroordeelde, de verblijfplaats van de veroordeelde, informatie over andere personen waar vermogen onder
QUA PATET ORBIS.....
1
mr. P.W. Kouwenberg2
gebracht kan zijn, informatie over de door veroordeelde gepleegde feiten, de pleegdatum en pleegplaats, als ook informatie over inkomen en eigendommen van de veroordeelde in EU-lidstaten, stukken inzake rechtshulpverzoeken en/of bevriezingsbevelen die betrekking hebben op vermogensbestanddelen van de veroordeelde in EU-lidstaten. Indien de veroordeelde niet aanwezig is geweest bij de behandeling ter terechtzitting dient eveneens informatie verstrekt te worden over hoe de dagvaarding/oproeping van veroordeelde heeft plaatsgevonden, of veroordeelde zich heeft laten vertegenwoordigen door een uitdrukkelijk gemachtigde advocaat, en/of de beslissing aan veroordeelde is betekend en hij uitdrukkelijk heeft gesteld de beslissing niet te betwisten dan wel niet tijdig verzet of hoger beroep heeft ingesteld.
de beslissing(en) en eventuele andere bijlagen aan de bevoegde autoriteit van de uitvoerende lidstaat. Het verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging van een confiscatiebeslissing kan aan meer dan één lidstaat tegelijkertijd worden toegezonden, bijvoorbeeld in het geval dat alleen door meervoudige toezending de volledige tenuitvoerlegging van de beslissing kan worden bereikt. Daarnaast behoudt ook Nederland het recht van tenuitvoerlegging van onder het kaderbesluit overgedragen confiscatiebeslissingen. Uiteraard geldt daarbij wel dat de totale opbrengst van de tenuitvoerlegging niet meer mag bedragen dan het in de confiscatiebeslissing bepaalde maximumbedrag. Voor vragen over dit artikel of de inschakeling van EJZ bij een concrete zaak kunt u mij bereiken op het telefoonnummer 058 234 24 71 of mailadres
[email protected].
EJZ beoordeelt of overdracht op basis van het kaderbesluit opportuun is op grond van, onder meer, bekende verplichte weigeringsgronden in de aan te schrijven lidstaat. Het kaderbesluit kent uitsluitend ‘optional’ weigeringsgronden. Evenals Nederland hebben andere EU-lidstaten de weigeringsgronden die in het kaderbesluit zijn vastgelegd als verplichte, dan wel facultatieve weigeringsgrond in hun implementatiewetgeving opgenomen. Het kan evenwel per lidstaat verschillen of een specifieke weigeringsgrond als verplichte weigeringsgrond in de implementatiewetgeving is opgenomen of niet. Ook is overdracht niet opportuun, wanneer geen sprake is van een ‘lijstfeit’ en reeds bekend is dat het feit in de aan te schrijven lidstaat niet strafbaar is. In voorkomende gevallen kan EJZ met behulp van het ARO eventueel actuele informatie opvragen met betrekking tot vermogen van de veroordeelde.
1 Ontnemingsmaatregelen worden aangeleverd bij het team Ontnemingen/Zwacri, verbeurdverklaringen worden rechtstreeks aangeleverd aan EJZ. 2 Van zowel het uitgebreide strafvonnis en/of arrest, als - in geval van ontnemingszaken - ook het uitgebreide ontnemingsvonnis en/of arrest.
In een tijd waarin geld en personen niet meer per sé gebonden zijn aan landsgrenzen heeft de ontvanger van de Belastingdienst zijn pijlen allang niet meer op binnenlands verhaal gericht. In de afgelopen decennia zijn personen en kapitaal wereldwijd steeds mobieler geworden, waardoor er een toe nemende behoefte is aan wederzijdse invorderingsbijstand. Staten kunnen immers alleen invorderen op hun eigen grondgebied, waardoor invorderingsbijstand van een andere staat nodig is als de belastingschuldige of diens vermogen zich in een andere staat bevindt of gaat bevinden.
Zo hebben alleen al in 2011 ruim 125.000 Nederlandse ingezetenen gekozen voor een woonplaats buiten Nederland3. Niet iedereen die Nederland voor langere tijd dan wel voorgoed verlaat handelt zijn zaakjes netjes af met de Nederlandse fiscus voordat de nieuwe, buitenlandse woonplaats wordt betrokken.
Als voldoende informatie beschikbaar is om tot overdracht van de confiscatiebeslissing over te gaan, stelt EJZ een certificaat op en verstuurt zij deze - na vertaling - vergezeld van de (gewaarmerkte kopie(ën)) van
Indien sprake is van een openstaande belastingschuld kan de ontvanger in beginsel mondiaal invorderen, zolang er maar een belastingverdrag met invorderingsparagraaf ligt onder het assistentieverzoek aan de buitenlandse mogendheid. Vaak is het verstandig
40 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
41 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
om, alvorens het aangezochte land te verzoeken om bijvoorbeeld (conservatoire) beslagmaatregelen te treffen, éérst een informatieverzoek aan het betreffende land te sturen met de vraag welk vermogen of inkomsten van de belastingschuldige bekend is. Als men de informatie- of inlichtingenmogelijkheid nader beschouwt valt op dat in (nagenoeg) alle Nederlandse verdragen ter voorkoming van dubbele belasting4 een bepaling opgenomen is die de mogelijkheid van het uitwisselen van inlichtingen tussen landen regelt. De Nederlandse overheid onderhandelt voortdurend met andere landen over nieuwe belastingverdragen. Vanaf de tweede helft van 2010 is Nederland gesprekken aangegaan met o.a. Australië, België, Costa Rica, Duitsland, Indonesië, Kenia, Nieuw-Zeeland en Panama. Ook heeft Nederland sinds 2010 (hernieuwd) contact gelegd met Angola, Brazilië, Chili, China, Colombia, India, Polen en Singapore, wat op afzienbare termijn zou kunnen leiden tot het starten of voortzetten van onderhandelingen over een belastingverdrag of een wijzigingsprotocol. Zo vlot als landen doorgaans overgaan tot het bilateraal dan wel groepsgewijs aangaan van verdragen ter bestrijding van de sluikhandel in verdovende middelen, zo gevoelig kan dit liggen bij het sluiten van belastingverdragen. Toch zijn met name onder de toenmalige Staatssecretaris Jan-Kees de Jager belangrijke resultaten geboekt. Zo is met de regering van Zwitserland op 26 februari 2010 een belangrijk verdrag gesloten, namelijk het “Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen”.5 Dit betekent concreet dat het voor de Belastingdienst vanaf 9 november 2011 mogelijk is informatieverzoeken (met terugwerkende kracht tot 1 maart 2010) te doen, als er bijvoorbeeld ver moedens zijn van Nederlandse zwartspaarders in Zwitserland. Dit verdrag vervangt het oude verdrag met Zwitserland uit 1951. In tegenstelling tot het oude verdrag voorziet het nieuwe verdrag (art. 26) in de uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied.
territoriale grenzen waaraan de Belastingdienst(en) zijn gebonden en zorgen ervoor dat zij geen zichtbaar vermogen hebben in de landen waar ze belastingschulden hebben. Als het “eigen” Europa dan al redelijk veilig is voor de lange arm van de Belastingdienst scheelt dit een hoop gedoe met veel verderweg gelegen off-shore landen waar het nog altijd de vraag is hoe veilig je vermogen daar geparkeerd staat.
De wetenschap dat de Zwitsers thans informatie mogen verstrekken aan de Nederlandse fiscus over aangehouden tegoeden bij een Geneefse bank zal toch velen weerhouden deze te verzwijgen
Het gaat daarbij om inlichtingen over alle mogelijke belastingsoorten die voor de nationale heffing én invordering van belang kunnen zijn. In onze ogen is dit nieuwe verdrag met Zwitserland een doorbraak te noemen dat bovendien een belangrijk preventief element in zich heeft. De wetenschap dat de Zwitsers thans informatie mogen verstrekken aan de Neder landse fiscus over aangehouden tegoeden bij een Geneefse bank zal toch velen weerhouden deze te verzwijgen. Véél eerder dan het nieuwe verdrag met Zwitserland waren er bilaterale verdragen en andere afspraken tussen Nederland en andere lidstaten van de Europese Unie. Van recente datum is de invorderingsrichtlijn6 uit 2008. Deze invorderingsrichtlijn was tot voor kort het voornaamste instrument om belastingen in aangesloten EU-lidstaten in te vorderen door de mogelijkheid van wederzijdse inlichtingenverstrekking en daadwerkelijke invorderings(beslag)maatregelen. De invorderingsrichtlijn bleek onvoldoende effectief.
42 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
Gelukkig was het teleurstellende fiscale invorderingsresultaat ook voor de Europese Commissie onaanvaardbaar en aanleiding om een krachtiger instrument te bedenken dat het oude moest vervangen. Dit nieuwe instrument, de invorderingsrichtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010, is in middels omgezet in Nederlandse wetgeving7 die op 1 januari 2012 hier te lande inwerking is getreden.
Na meting bleek slechts een zeer beperkt deel (ongeveer 5 %) van het totale bedrag waarvoor tussen 2005 en 2008 in de Europese Unie om invorderingsbijstand is gevraagd ook daadwerkelijk te worden ingevorderd. Een dergelijk percentage is natuurlijk ook in het licht van confiscatie van crimineel vermogen bezien nauwelijks te verteren en gaf bovendien een buitengewoon slecht signaal af aan belastingfraudeurs, waaronder opbrengstgerichte criminelen. Zij weten immers als geen ander hoe het werkt met de
Informatie uit EU-landen met betrekking tot iemands vermogen en inkomsten kan thans ongeclausuleerd worden gebruikt voor strafzaken
Enkele in het oog springende verbeteringen ten opzichte van de vorige richtlijn zijn: - lidstaten zijn nu verplicht informatie over de teruggaaf van belastingen boven de € 10.000 aan een belastingplichtige gevestigd in een andere lidstaat ongevraagd uit te wisselen en niet alleen meer na het verzoek van een andere lidstaat. Hiermee wordt een interessant systeem van spontane gegevensuitwisseling opgezet. In het geval dat iemand in Spanje een forse teruggaaf inkomstenbelasting ontvangt zou het land waar de persoon belastingschuld heeft maatregelen kunnen treffen ter confiscatie van de teruggaaf; - er komen gemeenschappelijke regels en titels, zoals uniforme executoriale en conservatoire titels en standaardformulieren om de uitvoering te vergemakkelijken en te versnellen. Ook worden hierdoor problemen met de vertaling en erkenning van documenten uit andere lidstaten voorkomen. Concreet houdt dit onder meer in dat een dwangbevel uit Nederland aan bijvoorbeeld een Bulgaarse ingezetene wordt omgezet in een Europees dwangbevel en in de Bulgaarse taal wordt betekend; - de ontvangen inlichtingen uit een andere lidstaat kunnen ongeclausuleerd gebruikt worden voor andere doeleinden. Let wel: op grond van de oude invorderingsrichtlijn was die mogelijkheid nog uitdrukkelijk uitgesloten. Die ontvangen inlichtingen vallen uiteraard wél onder de fiscale geheimhoudingsplicht en genieten dezelfde bescherming als vergelijkbare zelfverzamelde inlichtingen in de lidstaat die de inlichtingen heeft ontvangen. In de eerste plaats mogen deze inlichtingen worden gebruikt voor fiscale invorderingsmaatregelen die betrekking hebben op onder de richtlijn vallende schuldvorderingen. Daarnáást is het toegestaan,
43 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
indien de nationale wetgevingen van zowel de inlichtingenverstrekkende als de inlichtingenontvangende lidstaat zulks niet verhindert, de inlichtingen ook te gebruiken voor andere doeleinden. Één van die doeleinden zijn strafzaken8. Indien de Belastingdienst met die informatie een Nederlandse straf- of ontnemingszaak zou kunnen voeden is dit dus met de nieuwe richtlijn mogelijk geworden. Men bedenke uiteraard dat het verzoeken om inlichtingen aan het buitenland een fiscaal doel dient te hebben maar dat het gebruik c.q. het doorgeleiden van de info naar de officier van justitie dus in beginsel wél geoorloofd is. Ook hiermee tekent zich een nieuw argument af om als Belastingdienst en Openbaar Ministerie vooral samen op te trekken en de opbrengstgerichte crimineel met buitenlands vermogen in Europa – Zwitserland incluis – gezamenlijk aan te pakken.
1 Lijfspreuk van het Nederlandse Korps Mariniers. Vertaling: “Zo wijd de wereld strekt.” 2 mr. P.W. (Peter) Kouwenberg werkt als ontvanger bij de Belastingdienst/ Amsterdam. Hij schrijft dit artikel op eigen titel. Zijn e-mail adres is bij de redactie bekend. 3 Bron: website CBS “Immi- en emigratie in 2011 naar nieuwe recordhoogte.” 4 In een belastingverdrag leggen landen onderling vast welk land over welke inkomensbestanddelen mag heffen. Zo heft het ene land belasting en verleent het andere land vermindering op de belasting of geeft een vrijstelling. 5 Trb. 2010, 98 6 De invorderingsrichtlijn 2008/55/EG van de Raad van 26 mei 2008 voorziet in de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen en andere maatregelen. 7 Wet wederzijdse bijstand in de Europese Unie bij invordering van belastingschulden en enkele andere schuldvorderingen 2012. De wet hanteert een drempel van het in te vorderen belastingbedrag van € 1.500. 8 Kamerstukken II 2011/12, 33 022, nr. 3 p. 8.
Mogelijkheden samenwerking Liechtenstein mr. D. Muller, internationaal strafrechtelijk juridisch adviseu
Liechtenstein is een land dat we in onderzoeken nog wel eens tegen komen, omdat criminelen gebruik maken van een Liechtensteinse trust om het vermogen te versluieren. Is het mogelijk de ultimate beneficial owner van zo’n trust te achterhalen en om beslag te laten leggen? In dit artikel probeer ik daar antwoord op te geven aan de hand van informatie die onder andere ontvangen is van het Carin-contact1 in Liechtenstein. Tussen Nederland en Liechtenstein gelden op dit moment de volgende rechtshulpverdragen: - Europees verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken (Straatsburg, 20 april 1959); - Verdrag inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven (Straatsburg, 8 november 1990); - Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Wenen, 20 december 1988). Witwassen is in Liechtenstein strafbaar gesteld, echter niet als zelfstandig delict. Er is een gronddelict nodig.
44 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
In Liechtenstein dienen het dan strafbare feiten te betreffen met een gevangenisstraf van meer dan drie jaar en het dient te gaan om strafbare feiten die opzettelijk zijn gepleegd. Daarnaast hanteert Liechtenstein een limitatieve lijst met feiten die dienen als gronddelict voor witwassen.2 Er kunnen verschillende soorten van gegevens opgevraagd worden in Liechtenstein met betrekking tot vermogen. Sommige gegevens kunnen opgevraagd worden op politiebasis, voor andere gegevens is een rechtshulpverzoek nodig. Gegevens die opgevraagd kunnen worden zijn gegevens met betrekking tot: - Onroerend goed (politie); - Bedrijven (politie); - Voertuigen (politie); - Overnachtingen in hotels (politie); - Gegevens of iemand werk heeft, wie de werkgever is, enzovoort (politie); - Vliegtuigen (rechtshulpverzoek); - Bankgegevens (rechtshulpverzoek).
Vaak wordt nog gedacht dat Liechtenstein een bankgeheim kent. Dit geldt echter niet ten aanzien van een strafrechtelijk onderzoek en het is dan ook mogelijk om bankgegevens op te vragen. Die bankgegevens kunnen van groot belang zijn bij de vaststelling van de ultimate beneficial owner (verder ubo) van een trust. Wanneer er in Liechtenstein een bankrekening wordt geopend ten behoeve van bijvoorbeeld een onderneming, dan dient de ubo ook bekend te worden gemaakt aan de bank, dit is altijd een natuurlijk persoon. Indien dus een onderzoek hebt loopt naar een trust die een bankrekening aanhoudt in Liechtenstein is het van belang om in het rechtshulpverzoek specifiek te verzoeken om de gegevens van de ubo. In Liechtenstein is het gebruikelijk dat indien gegevens worden opgevraagd over een bankrekening dat de rekeninghouder wordt geïnformeerd. De rechtbank kan echter indien daar specifiek om verzocht is bepalen dat de rekeninghouder niet geïnformeerd mag worden. Indien een rechtshulpverzoek wordt verzonden aan Liechtenstein om bankgegevens op te vragen, vergeet dan niet te verzoeken om vertrouwelijkheid! Zo wordt
45 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
voorkomen dat de rekeninghouder geïnformeerd wordt en het eventuele saldo dat nog op de rekening staat verdwijnt. Liechtenstein heeft ook de mogelijkheid om (conservatoir) beslag te leggen zowel in de periode voor als na een veroordeling. Is het ook mogelijk om derde- of anderbeslag te leggen? Uiteraard kunnen de directe opbrengsten uit strafbare feiten in beslag genomen worden, zoals bijvoorbeeld de opbrengsten van een drugsdeal. Ook is het mogelijk om beslag te leggen op de indirecte inkomsten, bijvoorbeeld indien een crimineel met de opbrengsten van het strafbare feit een auto koopt, dan kan de auto in beslag genomen worden. Dit geldt ook voor opbrengsten die een derde onder zich heeft voor de crimineel. Tevens is het mogelijk om indien er een link kan worden aangetoond tussen het voorwerp en de strafbare feiten het voorwerp in beslag te nemen bij een ander. Voorbeeld: de vrouw van een crimineel koopt met de opbrengsten van de strafbare feiten een huis. Tevens kunnen voorwerpen in beslag worden genomen onder de verdachte die zijn
Samenwerking België – Nederland mr. J.J.W. Blanken, internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
Counterpart
aangekocht met legale middelen, zoals een huis dat is gekocht met een erfenis. Het is echter niet mogelijk om een woning die met legale middelen is aangekocht en daarna is overgedragen aan een ander in beslag te nemen ten behoeve van een ontnemingsprocedure. Voorbeelden uit de praktijk hebben geleerd dat het conservatoire beslag voor bepaalde tijd wordt verleend. Dit brengt mee dat het beslag telkens dient te worden verlengd. Voor een verlenging is het noodzakelijk om aanvullende informatie te verstrekken. Ten slotte wordt nog opgemerkt dat in de praktijk is ervaren dat het soms lang kan duren voordat de opgevraagde informatie door Liechtenstein kan worden verstrekt. Dit komt omdat naar het recht van Liechtenstein een rechthebbende bezwaar kan maken tegen de verstrekking van stukken en gegevens, dit geldt bijvoorbeeld ten aanzien van bankgegevens, maar ook ten aanzien van processen-verbaal van getuigenverhoren. Voor advies en vragen over de samenwerking met Liechtenstein kan er contact worden opgenomen met het IRC/ARO/BOOM.
46 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
1 Zie voor een uitleg over het Carin-netwerk het artikel van mijn collega mr. E.H. van der Steeg elders in dit themanummer. 2 Misdrijven die op de lijst staan zijn bijvoorbeeld: terrorisme, deelname aan een criminele organisatie, mensenhandel en mensensmokkel, handel in verdovende middelen, corruptie en omkoping, fraude, valsmunterij, milieudelicten, afpersing en BTW-fraude die de belangen van de EU schade toebrengt.
Zoals in België de politie ook wel ‘flikken’ wordt genoemd, heet het Belgische BOOM het COIV. Voluit is dit het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring (COIV). Net als het BOOM, is het een orgaan van het openbaar ministerie. Dit is niet toevallig, want het BOOM heeft bij de oprichting van het COIV, als voorbeeld gediend. De website van het COIV beschrijft de organisatie als ‘een kenniscentrum voor de gerechtelijke autoriteiten in strafzaken, in het kader van de inbeslagneming van vermogensbestanddelen. Het verleent bijstand bij de uitoefening van de strafvordering met het oog op verbeurdverklaring en het speelt een faciliterende rol bij de uitvoering van vonnissen en arresten houdende verbeurdverklaring.’ Eén van de belangrijkste taken van het COIV is het beheer van gegevens inzake inbeslagneming en verbeurdverklaring. Alle vonnissen en arresten waarin een verbeurdverklaring is uitgesproken moeten bij het COIV worden gemeld, net als elke inbeslagneming van ‘een zeker belang’. Het COIV heeft ook een rol bij de in België zogenaamde ‘beheersmaatregelen’, die door parketmagistraten en onderzoeksrechters kunnen worden genomen, indien er beslag is gelegd. Zoals bijvoorbeeld bij de tussentijdse vervreemding. En, net zoals in Nederland, komt het beslag dan op de opbrengst van de vervreemding te liggen.
Samenwerking Op het gebied van ontneming en beslag werken de internationaal adviseurs van het BOOM en het ARO zeer nauw met België samen. België is, naast Spanje en Duitsland, het meest aangezochte land om door middel van ARO-verzoeken vermogen te traceren.1 Ook het gebruik van het bevriezingsbevel, voor het in beslag nemen van vermogensbestanddelen, werkt in de samenwerking met België zeer effectief.2 Maar niet alleen in specifieke zaken is er sprake van een goede samenwerking. Sinds vorig jaar is er twee keer per jaar een algemeen overleg tussen de directeuren van het COIV en het BOOM en een aantal medewerkers van de beide organisaties. Er worden ten
47 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
eerste algemene presentaties over elkaars systemen gegeven, immers, naast de hier bovengenoemde overeenkomsten, zijn er uiteraard ook verschillen. Zo kent België bijvoorbeeld geen anderbeslag. Ten tweede is er altijd ruimte om concrete onderwerpen (zoals het Strafrechtelijk Executie Onderzoek) te bespreken. Zo kunnen we doorlopend van elkaar blijven leren. Ten slotte praten we ook over concrete zaken die extra aandacht behoeven. Door elkaar structureel en regelmatig te ontmoeten, weten we elkaar in noodzakelijke gevallen zeer snel te vinden. In april van dit jaar heeft ook de Belgische Minister van Justitie, mevrouw Turtelboom, een bezoek aan Nederland gebracht. Meer specifiek bezocht zij de Domeinen in Bleiswijk, om te horen hoe het CJIB, het BOOM en de Domeinen samen met elkaar het proces rond afpakken organiseren.
Belang van samenwerking Voor Dirk ten Boer, directeur van het BOOM, is internationale samenwerking, met name met de buurlanden, van groot belang. “Als buren moet je elkaar blindelings kunnen vinden, om tot een optimale en effectieve samenwerking te komen. De verstandhouding tussen het Belgische COIV en het Nederlandse BOOM is zowel op operationeel niveau als op strategisch niveau meer dan uitstekend, en ik zal er alles aan doen om dat zo in de toekomst te houden. Het bezoek van de Belgische Minister aan Nederland om van elkaar te leren heeft mij ook goed gedaan. Samen kunnen we dat bereiken.” Door de opgedane ervaring kunnen de internationaal adviseurs van het BOOM te allen tijde adviseren over internationale samenwerking met België. Voor meer informatie of voor assistentie in een concrete zaak kunt u contact opnemen met het IRC/ARO. 1 Zoals het Nederlandse ARO onderdeel is van het BOOM, is het Belgische ARO onderdeel van het COIV; België heeft het COIV als contact point voor het ARO netwerk aangewezen. 2 Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken.
Waardebeslag in Spanje
Beslag op onroerend goed vervalt in Spanje na verloop van vier jaren
mr. W.F van Elk, internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
Nederlandse criminelen verblijven graag aan de Spaanse Costa’s. In strafrechtelijke onderzoeken komt dan ook geregeld naar voren dat zich waardevolle voorwerpen, zoals huizen of auto’s, in Spanje bevinden. Voorwerpen die politie en justitie veilig willen stellen om deze op een later tijdstip als verhaalsobject te kunnen gebruiken voor een ontnemingsmaatregel of verbeurdver klaring. Een (rechtshulp)verzoek of bevel tot beslaglegging dient afkomstig te zijn van de Nederlandse officier van justitie. Wat heeft de Spaanse onderzoeksrechter nodig om beslag te kunnen leggen?
Spanje heeft bij wet van 5 juni 2006 (Ley 18/2006) het EU-kaderbesluit bevriezingsbevel geïmplementeerd. Dit betekent dat de Spaanse onderzoeksrechter het Nederlandse bevel tot inbeslagneming (binnen de EU wordt gesproken over bevriezingsbevel) zonder uitgebreide toetsing dient te erkennen en ten uitvoer te leggen. De Spaanse implementatiewet geeft de voorwaarden op grond waarvan erkenning en ten-
48 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
uitvoerlegging kan plaatsvinden. De Spaanse rechter gaat in beginsel onmiddellijk na ontvangst van het Nederlandse beslagbevel tot erkenning en tenuitvoerlegging over. Voorafgaand daaraan kan de Spaanse rechter het noodzakelijk vinden aanvullende informatie op te vragen. Vanwege de beperktere weigeringsgronden en de snelheid heeft het bevriezingsbevel belangrijke voordelen ten opzichte van het bij klassiek rechtshulpverzoek vragen waardebeslag te leggen. In de praktijk vragen de Spaanse autoriteiten, ook in het geval alleen een rechtshulpverzoek is verzonden, om een certificaat en bevriezingsbevel. Het certificaat is een formulier dat bij genoemd kaderbesluit is vastgesteld. In het bevriezingsbevel beveelt de officier van justitie de inbeslagneming van specifieke voorwerpen. Het certificaat is in het Nederlands, Engels, Duits, Frans en Spaans beschikbaar bij het ARO. Een model bevriezingsbevel is daar eveneens op te vragen. Het is van belang duidelijk aan te geven wat het doel is van de inbeslagneming. Zo kent Spanje een “lichte” vorm van beslag waarbij het na inbeslagneming mogelijk is tot vervreemding over te gaan. Om die reden is het van belang te vragen om de inbeslagneming van voorwerpen ter voorkoming van de overdracht of vervreemding van deze voorwerpen. Dit met het oog op de latere confiscatie. In het geval nog niet bekend is of verdachte vermogen heeft en welke specifieke voorwerpen dat zijn, is het uitvaardigen van een bevriezingsbevel niet mogelijk. In dat geval is het aan te raden via het ARO navraag te doen bij het Spaanse ARO. Daarvoor kan het formulier worden gebruikt behorende bij het zogenaamde Zweeds kaderbesluit. Op basis van dit kaderbesluit kunnen rechtshandhavingsautoriteiten (financiële en tactische) informatie uitwisselen. Het gaat om infor-
gevraagd kan de Spaanse rechter de advocaat van verdachte informeren over het beslag. Als de woning niet op naam staat van de verdachte (rechts)persoon kan de registerhouder beslissen het beslag niet in te schrijven. In dat geval is het van belang aanvullend bewijs te verstrekken waaruit blijkt dat de verdachte de echte eigenaar is van de woning. Is de verdachte getrouwd, dan is het aan te raden informatie te verstrekken over de huwelijksvoorwaarden.
matie die beschikbaar is in open bronnen en politiesystemen. Voordeel van een dergelijke ARO-bevraging is dat informatie op snelle wijze kan worden verkregen. In het geval van spoed dient een land binnen 8 uur te reageren. De maximale tijd voor een land is 14 dagen. Indien uit de ARO-bevraging bijvoorbeeld blijkt dat verdachte een woning heeft in Spanje kan vervolgens een bevriezingsbevel worden uitgevaardigd voor de inbeslagname daarvan. Verzending van het bevriezingsbevel en certificaat vindt plaats via het ARO of een van de IRC’s (Internationale Rechtshulp Centra). Vervolgens beslist de Spaanse rechter of hij het Nederlandse bevel van de officier van justitie kan erkennen. Na erkenning vindt tenuitvoerlegging plaats. In het geval van onroerend goed is het van belang te weten dat de Spaanse rechter eerst middels brief aan de houder van het onroerend goed-register vraagt tijdelijk beslag te leggen. Binnen 10 dagen dient de rechter het beslag formeel te bevestigen aan de registerhouder. Om er zeker van te zijn dat er daadwerkelijk beslag is gelegd is het van belang de Spaanse rechter te vragen het beslag te bevestigen. Op pagina 1 van het certificaat kan bovendien worden verzocht om vertrouwelijkheid. Indien dit niet wordt
49 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
In het geval naast het leggen van beslag een door zoeking dient plaats te vinden is een rechtshulpverzoek noodzakelijk. Voor beslag op een specifiek voorwerp volstaat een bevriezingsbevel. Dient eerst onderzoek plaats te vinden waarbij steunbevoegdheden nodig zijn dan dient een rechtshulpverzoek te worden opgesteld. Op grond van de Spaanse wet vindt een doorzoeking plaats na zonsopgang en voor zonsonder gang. Om te voorkomen dat een doorzoeking dient te worden gestaakt kan in het verzoek toestemming worden gevraagd de zoeking indien nodig na zons ondergang voort te zetten in het geval deze nog niet is afgerond. Ook kan worden gevraagd de doorzoeking vanaf een bepaald tijdstip te laten plaatsvinden. Tenslotte, beslag op onroerend goed vervalt in Spanje na verloop van vier jaren. Om te voorkomen dat beslag op een woning vervalt is het van groot belang de afdeling Beslagbeheer van het BOOM (
[email protected]) te informeren wanneer u verneemt dat de Spaanse rechter beslag heeft gelegd. In samenwerking met het ARO zorgt Beslagbeheer vervolgens voor monitoring van het beslag en de tijdige verlenging daarvan.
Het ontnemen van illegaal verkregen vermogen
binnen het Koninkrijk K.N. Grootfaam, student rechten aan de UvA mr. J.G.A. Hennekam, internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur 1
Hoewel de interregionale samenwerking mede dankzij de verbindingsofficier en het politiële regionale samenwerkingsteam (RST) over het algemeen goed verloopt, waren er in de praktijk betreffende de ontneming van het criminele vermogen ook knelpunten. Zo was het bijv. niet mogelijk om in de overzeese gebiedsdelen beslag te leggen op crimineel vermogen dat feitelijk aan de verdachte toebehoort, maar op papier op naam van een ander (zoals bijvoorbeeld een rechtspersoon) is gesteld. De onmogelijkheid om dit zogenaamde ‘ander beslag’ te leggen leide in de praktijk vaak tot de nodige complicaties. Sinds 10 oktober 2010 is echter een nieuwe situatie ontstaan, waarbij de Nederlandse Antillen als land is opgeheven. Deze verandering leidt in de praktijk tot op de dag van vandaag nog tot een hoop onduidelijkheid. In welke vorm moet de interregionale rechtshulp na deze verandering gegoten worden? Spreken we überhaupt nog over interregionale rechtshulp? Waarop moet de rechtshulp gebaseerd worden? Geldt nog steeds het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden als basis? Welke routing moet gevolgd worden? Is er nieuwe wetgeving? Wat betekent dit voor de samenwerking op het gebied van het ontnemen van het criminele vermogen?
Korte geschiedenis
Tussen de Nederlandse Antillen en Nederland is er op strafrechtelijk gebied altijd een intensieve samenwerking geweest. In veel strafrechtelijke onderzoeken in Nederland is er aanleiding om interregionale verzoeken tot rechtshulp aan de overzeese gebieden binnen het Koninkrijk te richten. Vooral in strafrechtelijke onderzoeken met een financieel karakter wordt een groot beroep gedaan op onze overzeese Koninkrijksdelen. Niet zelden wordt crimineel vermogen naar of via de Cariben weggesluisd. Eind 2011 gaf de op Curaçao gestationeerde verbindingsambtenaar van de KLPD aan dat hij zo’n 40% van zijn tijd bezig is met de bemiddeling in de samenwerking in strafrechtelijke financiële onderzoeken verzoeken.
50 | BOOM-Nieuws augustus 2012 nummer 65
De eilanden Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba vormden samen tot 1986 het land Nederlandse Antillen. Het Koninkrijk der Nederlanden bestond toen uit de landen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen. In 1975 werd Suriname onafhankelijk en in 1986 verkreeg Aruba een status aparte, waardoor het Koninkrijk der Nederlanden tot 10 oktober 2010 bestond uit de landen Nederland, Aruba en de Nederlandse Antillen. Elk land had zijn eigen rechtsorde, Minister van Justitie en procureur(s)generaal. De vijf eilanden binnen de Nederlandse Antillen hadden dezelfde jurisdictie met het Antilliaanse recht als toepasselijk recht.
Veranderingen sinds 10-10-10 De opheffing van de Nederlandse Antillen als land heeft tot herstructurering van het Koninkrijk der Nederlanden geleid. Hierbij zijn de eilanden Sint Maarten en Curaçao autonome landen geworden binnen het Koninkrijk der Nederlanden en bestaat Nederland uit een Europees deel en een Caribische deel, omvattende de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: BES-eilanden). Kort samengevat bestaat het Koninkrijk der Nederlanden nu uit de landen
Nederland (incl. BES-eilanden), Aruba, Sint Maarten en Curaçao. De herstructurering heeft geleid tot aanpassing van de wetgeving zoals die bestond vóór 10-10-10. Op koninkrijksniveau heeft dit geleid tot aanpassing van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: Statuut) en op het niveau van de landen blijft in beginsel de Antilliaanse wetgeving gelden. Aruba had al een ‘status aparte’ dus verandert er na 10-10-10 ten aanzien van Aruba niets. Sint Maarten en Curaçao mogen zelf beslissen welke wettelijke regels blijven gelden, maar zijn wel gebonden aan het Statuut, de rijkswetten en algemene maatregelen van rijksbestuur. De BES-eilanden zijn openbare lichamen (ook wel ‘bijzondere gemeenten’) geworden van Nederland zoals neergelegd in art. 134 van de Nederlandse Grondwet. De BES-eilanden maken weliswaar deel uit van het Nederlandse grondgebied, maar elk eiland behoud zijn eigen rechtsorde en heeft dus een geheel eigen wetgeving. In beginsel blijft de Antilliaanse wetgeving van toepassing, tenzij deze worden vervangen door een BES-wet. De Nederlandse wet is van toepassing zover het expliciet in de betreffende wet staat. De EUkaderbesluiten en -regelgeving zijn niet van toepassing op de BES-eilanden.
Gevolgen voor de ontnemingpraktijk • Samenwerking nog steeds op grond van interregionaal rechtshulpverzoek op basis van het Statuut In de preambule van het Statuut is vastgelegd dat de landen hun eigen belangen zelfstandig behartigen en op voet van gelijkwaardigheid de gemeenschappelijke belangen verzorgen en elkaar wederkerig bijstand verlenen.2 Dit vormt dan ook (nog steeds) de basis voor het versturen van een uitgaande rechtshulp verzoek. Er wordt dus nog steeds gesproken van een interregionale rechtshulpverzoek en niet een internationaal rechtshulpverzoek, aangezien de basis van een dergelijk verzoek niet is veranderd. De formaliteiten voor wat betreft het verzoeken om rechtshulp voor de BESeilanden zijn niet vereenvoudigd ondanks het feit dat zij nu openbare lichamen zijn van Nederland. • Niet langer één hoofdofficier van Justitie van de Nederlandse Antillen Op grond van artikel 38 lid 2 van het Statuut is er een rijkswet3 opgesteld welke de onderlinge samenwerking tussen de openbare ministeries regelt.
52 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
Ieder land (Nederland voorzover het gaat om de BESeilanden) hebben een eigen openbaar ministerie met aan het hoofd één gezamenlijke procureur-generaal. Het openbaar ministerie in elk land bestaat o.a. uit het parket in eerste aanleg. Aan het hoofd staat telkens één hoofdofficier van justitie.
Er wordt nog steeds gesproken van een interregionale rechtshulpverzoek en niet een internationaal rechtshulpverzoek
Routing Waar de rechtshulpverzoeken voorheen werden gezonden naar de hoofdofficier van Justitie van de Nederlandse Antillen, geldt nu dat deze worden gestuurd naar de hoofdofficier van Justitie van Curaçao, de hoofdofficier van Justitie van Sint Maarten dan wel de hoofdofficier van Justitie voor de BES-eilanden. Aruba had al een ‘status aparte’ voor wat betreft de routing is daar is niets in veranderd. Geadresseerde in dat geval is de hoofdofficier van Justitie van Aruba. Voor interregionale justitiële kleine rechtshulp aan Curaçao, Sint Maarten, Aruba en de BES-eilanden kan gebruikt worden gemaakt van de routing van IPOL welke via het LIRC gaat. Het originele verzoek kan na registratie in Luris via de diplomail van IPOL worden doorgezonden naar het aanspreekpunt voor kleine justitiële rechtshulp ter plaatse met de vraag het verzoek door te zetten naar het desbetreffende parket.4 • Ruimere mogelijkheden op het gebied van ontneming Na het bestuderen van de Wetboeken van Strafrecht, Strafvordering en de wetsvoorstellen van de diverse landen kan worden geconcludeerd dat op het gebied van ontneming er ruimere mogelijkheden zijn in de samenwerking. Daarbij is niet bij elk land aansluiting gezocht bij de Nederlandse wetgeving van ná de wetswijziging van 1 juli 20115. Alleen de wetgeving van Curaçao6 ziet wat het ontnemen van crimineel vermogen betreft nagenoeg hetzelfde uit als de Nederlandse ontnemingwetgeving (art. 36e SrNL) die thans in Nederland van kracht is. De wettelijke grondslag voor het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel in Aruba en Sint Maarten is voor beide landen geregeld in artikel 38e SrA. De regelgeving met betrekking tot het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel bevat voor beide landen dezelfde inhoudelijke teksten als de Nederlandse wetboeken van strafrecht van vóór 1 juli 2007. Datzelfde geldt voor de wetgeving van de BES eilanden. De ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is voor die eilanden geregeld in artikel 38e SrB.
Wel is in beide landen een evaluatie van het Wetboek van Strafvordering gaande. De verwachting is dat beide landen eind 2012 een concept van de algehele herziening strafvordering gereed hebben. Naar alle waarschijnlijkheid zal met deze herziening ‘anderbeslag’ zowel in Curaçao als Sint Maarten wettelijk mogelijk worden.7
Zoveel mogelijk overeenkomstig recht
De verwachting is dat op korte termijn de ontnemingswetgeving van Aruba en Sint Maarten gelijk zal zijn aan die van Curaçao (en dus ook gelijk aan de huidige regeling in Nederland), gezien de inhoud van de wetsvoorstellen van het nieuwe Wetboek van strafrecht dat op 18 april 2012 door het parlement in Aruba is aangenomen maar nog niet in werking is getreden en de inhoud van het nieuwe wetboek van strafrecht van Sint Maarten dat ten tijde van het onderzoek nog in behandeling was in het parlement. Het is de bedoeling dat uiteindelijk stapsgewijs de Nederlandse wetgeving wordt doorgevoerd op de BES-eilanden. Aan de BES-eilanden is door de Kamer een legislatieve rust toegezegd voor een periode van 5 jaar vanaf 10-10-10. Na die periode zal er worden gekeken wat er moet worden aangepast. Voorlopig vinden er dus op het gebied van ontneming geen wijzigingen plaats in het Wetboek van Strafrecht BES en het Wetboek van Strafvordering BES.
Anderbeslag Het is in tegenstelling tot de vroegere situatie voor de ontnemingpraktijk een aanwinst dat sinds de veranderingen van 10-10-10 het leggen van ‘anderbeslag’ mogelijk is in de BES-eilanden en Aruba.
Opvallend is dat de ontnemingswetgeving op dit moment per land verschillend is. Dit heeft vooral te maken met de snelheid van invoering van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering. Aangezien er voor de verschillende landen één Gemeenschappelijk Hof en één Hoge Raad is, zou het efficiënter zijn als de wetgeving van alle landen eenvormig zou zijn. Artikel 39 lid 1 van het Statuut schrijft ook voor dat de landen o.a. het strafrecht en de strafvordering zoveel mogelijk op overeen komstige wijze regelen. In Aruba, Curaçao en Sint Maarten is hieraan reeds gevolg gegeven middels een aanhangig wetsvoorstel in de Samenwerkingsregeling eenvormig procesrecht Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Curaçao en Sint Maarten hebben deze al goedgekeurd, maar Aruba (ten tijde van het onderzoek) nog niet. 1 Kay Grootfaam heeft vanaf mei tot en met juni 2012 stage gelopen bij het BOOM. Gedurende haar stage heeft Kay onderzoek gedaan naar de beschreven materie. Naast literatuur onderzoek heeft zij o.a. gesproken met mensen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, wetgevingsjuristen, officieren van justitie werkzaam in de overzeese Koninkrijksdelen en professor mr. H. de Doelder, verbonden aan de Erasmus Universiteit en betrokken bij de totstandkoming van de nieuwe wetgeving in de overzeese Koninkrijksdelen. 2 Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. 3 Rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 4 Concept Factsheet LP “Opsporing & Vervolging”. 5 In BOOM-Nieuws nummer 61 van juli 2011 is uitvoerig beschreven
Het ‘anderbeslag’ is ten aanzien van de BES eilanden en Aruba opgenomen in respectievelijk art. 119a SvB en de leden 3 en 4 van artikel 119a SvA. De voorwaarden zijn identiek aan de leden 3 en 4 van artikel 94a SvNL van vóór 1 juli 2011. Dat wil zeggen dat er sprake is van het afkomstvereiste (er moet een verband zijn tussen het strafbare feitencomplex en het in beslag te nemen goed), het frustratievereiste (het doel van het registreren van het goed op naam van de ander is het frustreren van de verhaalsmogelijkheid) en het wetenschapsvereiste (de ander moest weten of hebben kunnen weten dat het goed afkomstig was van criminaliteit). In Sint Maarten en Curaçao bestaat thans geen mogelijkheid tot het leggen van ‘anderbeslag.’
53 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
wat die wetswijzigingen inhielden. 6 De wettelijke grondslag voor het ontnemen van wederrechtelijk voordeel in Curaçao is geregeld in artikel 1:77 SrC. 7 LANDSVERORDENING houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering (Bijzondere opsporingsbevoegdheden en andere spoedeisende veranderingen).
• Het leggen van beslag op onroerend goed Het leggen van beslag op onroerend goed is gemandateerd aan het Agrasc. Indien een Franse magistraat beslag wil leggen op onroerend goed zal deze contact moeten leggen met het Agrasc. Alleen het Agrasc is bevoegd om beslag op onroerend goed in de registers te laten opnemen. Zonder tussenkomst van het Agrasc is feitelijk beslag leggen op onroerend goed in Frankrijk dus niet mogelijk. Het Agrasc beschikt op deze manier (op ten duur) over een volledig overzicht van dit soort beslag. Het Agrasc verricht voorts onderzoek naar het hypotheek dossier en de waarde van het onroerend goed. ➢ • De inbeslagname van contant geld en banksaldi
Het Franse BOOM mr. J.G.A. Hennekam, internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
Het afnemen van crimineel vermogen heeft in Frankrijk recentelijk een impuls gekregen door een reeks maatregelen van wettelijke aard. Zo is op 9 juli 2010 een wettelijke basis gecreëerd voor het oprichten van het AGance de Recouvrement des Avoirs Saisis et Confisqués, het AGRASC. Daarnaast zijn er mogelijkheden in de wetgeving opgenomen die vanuit Nederlands perspectief herkenbaar zijn en het afnemen in de praktijk vergemakkelijken.
Het AGRASC In Frankrijk bestaat sinds februari 2011 het AGRASC, een soort BOOM/beslagbeheer. De oprichting van het Agrasc paste in een reeds in gang gezette ontwikkeling in het Franse strafrecht, zoals het opnemen in de wetgeving van ruimere mogelijkheden tot het leggen van beslag en het confisqueren van goederen en de oprichting van het PIAC Plate-forme d’Identification des Avoirs Criminels, waar het Franse Asset Recovery Office is ondergebracht. Vanuit de praktijk bestond bij zowel de Franse rechters als de aanklagers behoefte aan modernisering van de verouderde wetgeving en organisatiestructuur, zodat onder andere meer aansluiting kon worden gevonden bij buitenlandse organisaties en buitenlandse procedures
54 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
die gericht zijn op het afnemen van crimineel vermogen. Het AGRASC is een administratief orgaan. Zowel de President als de Directeur-Generaal is lid van de rechterlijke macht. Het Agrasc valt onder toezicht van zowel het Ministerie van Justitie als het Ministerie van Financiën1. Bijzonder is dat het Agrasc zichzelf zoveel mogelijk dient te financieren. Gedeeltelijk door middel van een deel van de opbrengsten van geconfisqueerde goederen die door het agentschap zijn beheerd en verkocht en gedeeltelijk door middel van de renteopbrengsten van in beslag genomen gelden. Bij het agentschap zijn verder politieambtenaren, mensen van de Gendarmerie en Douane ambtenaren werkzaam. Ook zijn er mensen in dienst die beschikken over verschillende specialismen zoals de executoriale verkoop van inbeslag genomen goederen. Voorts staat het Agrasc in nauw contact met het PIAC.
Met welke taken houdt het AGRASC zich bezig? Aan het AGRASC zijn specifieke taken opgelegd met betrekking tot de volgende handelingen:
Alle in beslag genomen banksaldi en contante geld bedragen moeten in Frankrijk worden getransfereerd naar de rekening van het Agrasc. Het Agrasc beschikt op deze manier (op ten duur) over een volledig overzicht van dit soort beslag; In Frankrijk vindt in tegenstelling tot Nederland geen verrekening door de banken plaats. Als dus beslag wordt gelegd op een rekening bij bijv. Credit Lyonnais ad € 50.000,= en de rekeninghouder heeft bij diezelfde bank een debet m.b.t. een andere rekening ad € 100.000,=, dan rust gewoon beslag op de € 50.000,= die naar de rekening van het Agrasc moet worden getransfereerd. De verplichting om alle in beslaggenomen gelden naar de rekening van het Agrasc te transfereren brengt overigens een enorme administratieve last met zich, aangezien bijvoorbeeld ook bedragen van € 10,- die tijdens een fouillering in beslag zijn genomen onder deze verplichting vallen.2 • Het tussentijds vervreemden van in beslag genomen roerende goederen. Het tussentijds vervreemden van in beslag genomen roerende goederen is gemandateerd aan het Agrasc; Op 14 april 2011 is een samenwerkingsprotocol opgesteld tussen het AGRASC en de Franse Domeinen, la Direction Nationale d'Interventions Domaniales (DNID) met betrekking tot de verkoop van roerende zaken. Daarnaast heeft het Agrasc afspraken gemaakt met private partijen die zien op de tussentijdse verkoop van specifieke goederen. • Het geven van advies aan ketenpartners Het agrasc fungeert als adviesorgaan m.b.t. de beslaglegging en vraagbaak voor Franse ketenpartners.
55 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
Het Agrasc treedt gezamenlijk op met het PIAC bij de behandeling van inkomende en uitgaande rechtshulpverzoeken op het gebied van afnemen. Het PIAC houdt zich daarbij bezig met het traceren van het vermogen, terwijl het Agrasc een assisterende en adviserende rol vervult ten behoeve van het Franse justitiële apparaat met betrekking tot het in beslag nemen en confisqueren van dat vermogen. Het Agrasc brengt daarnaast ook beslagformulieren, circulaires en richtlijnen uit.
Nieuwe Franse wetgeving sinds 9 juli 2010 • De nieuwe Franse wetgeving maakt tussentijdse vervreemding van roerende goederen mogelijk3. Daarvoor gelden nagenoeg dezelfde criteria als de Nederlandse. De ervaring in diverse Nederlandse onderzoeken met betrekking tot de tussentijdse (ad hoc) vervreemding van bijvoorbeeld luxe vaartuigen die in Frankrijk in beslag zijn genomen, is dat deze procedures in de praktijk erg veel tijd in beslag nemen. Bovendien ontbreken vaak eigendomsbewijzen en registratiepapieren, waardoor tussentijdse vervreemding vaak erg gecompliceerd is of soms zelf onmogelijk blijkt. Het Agrasc heeft aangegeven dat deze problematiek hopelijk is van vóór het tijdperk van het Agrasc en de nieuwe wetgeving, hoewel ook het Agrasc voor de tussentijdse vervreemding behoefte zal hebben aan de vermelde documenten. Zonder deze documenten is het tussentijds verkopen gewoon zeer lastig. Het Agrasc is thans aan het bezien of de tussentijdse verkoop met betrekking tot dergelijke goederen uitbesteed kan worden aan particuliere instanties. Wellicht dat daarmee de procedure versoepeld wordt en er bovendien mogelijk een grotere opbrengst wordt gegenereerd. • Strafrechtelijke beslaglegging op onroerend goed (ook op verzoek van het buitenland) is nu mogelijk. In het verleden ging de beslaglegging op onroerend goed op een ingewikkelde civielrechtelijke wijze. De Franse staat vestigde in het verleden een soort concurrerend recht van hypotheek op het onroerend goed. Het hoeft – aldus het Agrasc - voor de beslaglegging op onroerend goed in Frankrijk thans ook niet altijd meer tot complicaties te leiden als het onroerend goed deels geregistreerd is op naam van een niet medeverdachte, zoals bijvoorbeeld een partner. Dit strafrechtelijk beslag blijft op grond van de nieuwe wetgeving gewoon op het onroerend goed rusten zolang de Nederlandse strafprocedure loopt. Tussentijdse verlenging van het beslag zoals in het verleden is dus niet meer nodig;
Bilateraal rechtshulpverdrag met Marokko treedt per 1 december 2012 in werking mr. E.H. van der Steeg, internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
• In Frankrijk kent men thans in geval van georganiseerde criminaliteit zoals de verdenking van witwassen, deelneming aan een criminele organisatie, mensenhandel en drugshandel ook een vorm van waardeconfiscatie4. Beslag kan dan net als in Nederland worden gelegd op het gehele vermogen van de verdachte, ongeacht of dit vermogen op legale wijze is verkregen. De waarde confiscatie had in de Franse wetgeving reeds in 1992 in beperkte vorm zijn intrede gedaan. Deze vorm van confiscatie was mogelijk indien er sprake was van vermenging van illegaal en legaal vermogen. Ook kon beslag gelegd worden op vermogensbestanddelen die niet direct in relatie stonden tot het strafbare feitencomplex indien het geconfisqueerde goed gedurende het strafrechtelijk onderzoek niet in beslag was genomen of indien de geconfisqueerde vermogensbestanddelen niet meer konden worden achterhaald. Met de nieuwe wetgeving is aan deze restricties een einde gekomen indien sprake is van een verdenking van de vermelde strafbare feiten.
Samenwerking tussen het Agrasc en het BOOM
het uitwisselen van best practices zijn er ook werk afspraken gemaakt. Zo is er een korte lijn gecreëerd tussen het BOOM (ARO en beslagbeheer) en het Agrasc. Het BOOM kan rechtstreeks bij het Agrasc informeren of verzocht beslag reeds in Frankrijk is gelegd en zo ja wat de waarde is van het gelegde beslag. Over het algemeen is het Agrasc daarvan het beste op de hoogte. Daarnaast vindt er afstemming plaats tussen het BOOM (beslagbeheer) en het Agrasc met betrekking tot het beheer en de tussentijdse verkoop van op Nederlands verzoek in beslag genomen (roerende) goederen in Frankrijk en vice versa. Totslot vindt er in de fase van beslaglegging geregeld contact plaats tussen het BOOM en het Agrasc. Rechtshulpverzoeken en bevriezingsbevelen kunnen door het BOOM in afschrift naar het Agrasc worden verzonden. In de praktijk is voorts gebleken dat Agrasc een nuttige, bemiddelende en adviserende rol kan spelen met betrekking tot beslaglegging. In een recent geval werd na tussenkomst van het Agrasc alsnog in Frankrijk beslag gelegd, waar de betrokken magistraat eerder ten onrechte een aantal bezwaren zag. 1 Artikel 706 -159 van het CPP 2 Op 30 september 2011 bedroeg het saldo van de rekening van het Agrasc 78 miljoen Euro. 67% van het totaal aantal zaken waarin sprake
Tussen het Agrasc en het BOOM vindt periodiek overleg plaats. Voordeel is daarbij dat de huidige Directeur-Generaal van het Agrasc, Elisabeth Pelsez, geen onbekende is. Zij is jarenlang de Franse Magistrat de Liaison in Nederland geweest. Doel van het periodiek overleg is dat beide organisaties van elkaar leren. Naast
56 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
was van inbeslagname van geld, leverde slechts 2% van dit bedrag. Het ging daarbij telkens vooral om inbeslagname van bedragen kleiner dan € 1000,- (bron: Agrasc) 3 Artikels 41-5 en 99-2 van het CPP 4 De strafbare feiten vermeld in artikel 706- 73 van het CPP
Per 1 december 2012 treedt het ‘Verdrag betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko; Rabat, 20 september 2010 (Trb.2010, 285) ’ in werking.
De ontnemingswetgeving en de praktijk in Marokko is nog beperkt
Dit artikel belicht het voor “de ontnemingspraktijk” relevante deel van dit verdrag. In een volgend BOOMNieuws volgt een artikel over de totstandkoming en werking van het bilaterale verdrag. Dit, reeds in september 2010 te Rabat door de wederzijdse Ministers van Justitie ondertekende rechtshulpverdrag, bevat een keur aan bepalingen op het terrein van de internationale samenwerking. Daarbij moet u denken aan bijvoorbeeld een regeling voor een videoconferentie (artikel 12), het overbrengen van gedetineerden ter fine van rechtshulp (artikel 16), gecontroleerde afleveringen (artikel 18)
58 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
en doorzoeking en inbeslagneming van stukken van overtuiging (artikel 19). Wat voor het financieel rechercheren, in relatie tot het ontnemen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, in het bijzonder van belang is, zijn met name de artikelen 20 en 21. Het verzoeken om inlichtingen over bankrekeningen en banktransacties alsmede de artikelen 22 en 23, het opsporen van opbrengsten van strafbare feiten en de toepassing van voorlopige maatregelen met het oog op confiscatie van strafbare feiten. Artikel 22, eerste lid, bevat voorzieningen om de andere staat te verzoeken onderzoek in te stellen naar criminele opbrengsten die zich mogelijk op zijn grondgebied bevinden. Daarbij moet nauwkeurig aangeven zijn waar deze vermogensbestanddelen zich bevinden, een ‘phising expedition’ is niet toegestaan. In het tweede lid van artikel 22 is de verplichting opgenomen om in het geval er daadwerkelijk criminele opbrengsten worden ontdekt daar ook preventieve maatregelen voor te treffen zoals bijvoorbeeld het
leggen van conservatoir beslag. In dit artikel is echter een expliciet verband gelegd tussen het treffen van een voorlopige maatregel en de uiteindelijke confiscatie (artikel 23). Dit heeft tot gevolg dat – op basis van dit bilaterale verdrag - alleen om conservatoir beslag gevraagd kan worden als het aangezochte land uiteindelijk ook – naar nationaal recht – in staat is om de uiteindelijke ontnemingsmaatregel te executeren. In dit verband moet men zich realiseren dat de ontnemingswetgeving en de praktijk in Marokko nog beperkt is. De wetgeving op dit gebied is daar nog volop in ontwikkeling. In Marokko zijn de mogelijkheden tot de uiteindelijke confiscatie nog beperkt. Alleen bij de strafbare feiten van witwassen of terrorismefinanciering is er in confiscatie voorzien. Maar zoals gezegd, de wetgeving op dit terrein is, mede naar aanleiding van internationale verplichtingen, in ontwikkeling. Om te weten in welke gevallen er concreet kan worden samengewerkt kunt u het beste contact opnemen met één van de internationale adviseurs van het BOOM of met de afdeling internationale rechtshulp in strafzaken van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (AIRS).
59 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
Wat van belang is om te weten, is de in artikel 22, derde lid, opgenomen verplichting voor de verzoekende autoriteit om, indien er daadwerkelijk conservatoir beslag is gelegd, tenminste ieder half jaar, de beslag leggende autoriteit te informeren of het gelegde beslag nog moet voortduren. Concreet betekent dat u, indien er op uw verzoek beslag gelegd is in Marokko, ieder half jaar de Marokkaanse autoriteiten actief moet informeren. Niet alleen wanneer er een rappel van Marokkaanse zijde is ontvangen. Het lijkt dat het Marokkaanse Ministerie van Justitie deze regeling strikt uit te gaan voeren. Aangegeven is dat wanneer er niet ieder half jaar een rechtshulpverzoek wordt ontvangen met het verzoek om het gelegde beslag te handhaven, dat dan het beslag wordt opgeheven. In het voorjaar van 2013 heeft AIRS besprekingen met het Marokkaanse Ministerie om te komen tot een eenduidige uitleg van het verdrag, maar ook om werkafspraken te maken. Daar zal ook het onderwerp van de halfjaarlijkse meldplicht aan de orde komen. In een vervolg artikel wordt u geinformeerd over de uitkomsten van deze besprekingen.
Toekomstige ontwikkelingen binnen de Europese Unie
Op grond van het kaderbesluit bewijsverkrijgingsbevel kunnen documenten in een anderen EU-lidstaat worden opgevraagd die het wederrechtelijk verkregen voordeel kunnen aantonen
mr. D. Muller, internationaal strafrechtelijk juridisch adviseur
Het afnemen van crimineel vermogen staat niet alleen nationaal op de agenda, maar ook internationaal is er veel aandacht voor dit onderwerp. De laatste jaren hebben we dan ook geregeld te maken gekregen met wetgeving, in de vorm van kaderbesluiten, vanuit de Europese Unie. In dit artikel zal ik ingaan op de huidige en toekomstige ontwikkelingen vanuit de Europese Unie. Het betreffen hier zowel instrumenten ten behoeve van de samenwerking in strafzaken in zijn algemeenheid als specifieke instrumenten ten behoeve van het afnemen van crimineel vermogen.
Kaderbesluit Europees Bewijsverkrijgingsbevel Op 18 december 2008 is door de Raad van de Europese Unie een kaderbesluit aangenomen betreffende het Europees bewijsverkrijgingsbevel ter verkrijging van voorwerpen, documenten en gegevens voor gebruik in strafprocedures (2008/978/JBZ). Het kaderbesluit heeft tot doel om de justitiële samen werking binnen de Europese Unie verder te verbeteren, door het mogelijk te maken om voorwerpen, documenten en gegevens te verkrijgen voor gebruik in strafprocedures. Hiermee verschilt dit kaderbesluit van het kaderbesluit bevriezingsbevel. Dat kader besluit maakt het mogelijk om voorwerpen in beslag te nemen, zowel voor waarheidsvinding, verbeurdverklaring en conservatoir beslag in het kader van de ontneming. Het kaderbesluit bewijsverkrijgingsbevel heeft alleen betrekking op voorwerpen die gebruikt kunnen worden als bewijs in een strafrechtelijke procedure en regelt tevens de overdracht van die voorwerpen. “Het kan onder meer gaan om voorwerpen, documenten of gegevens in het bezit van een derde of voortkomend uit een doorzoeking, met inbegrip van de woonruimte van de verdachte; gegevens met betrekking tot het gebruik van diensten, met inbegrip van financiële transacties; processen-verbaal van verklaringen en verhoren,
60 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
verslagen van hoorzittingen; alsmede andere documenten, met inbegrip van de resultaten van het gebruik van bijzondere opsporingsbevoegdheden.” Het kaderbesluit maakt het mogelijk, indien het nodig is om het bewijs te verkrijgen, dwangmiddelen in te zetten, bijvoorbeeld een doorzoeking. Een Europees bewijsverkrijgingsbevel mag alleen uitgevaardigd worden indien het opvragen van de bewijsstukken in het kader van de strafprocedure of andere procedure waarmee het geschiedt, noodzakelijk en evenredig is. Daarnaast mag een bevel alleen worden uitgevaardigd indien de bewijsstukken volgens het recht van de uitvaardigende lidstaat in een vergelijkbare zaak op eigen grondgebied kunnen worden opgevraagd. In het kaderbesluit is daarnaast een termijn opgenomen waarbinnen de beslissing op de erkenning en tenuitvoerlegging dient te worden genomen. De termijn is 30 dagen. Het kaderbesluit bevat ten slotte een standaard formulier dat gebruikt dient te worden indien er gebruik gemaakt wordt van het bewijs verkrijgingsbevel.
Praktijk Wat is het belang van dit kaderbesluit voor de praktijk van het afnemen van crimineel vermogen? Op grond van het kaderbesluit bewijsverkrijgingsbevel kunnen documenten in een anderen EU-lidstaat worden opgevraagd die het wederrechtelijk verkregen voordeel kunnen aantonen. Het kan dan gaan om bankgegevens, maar ook om gegevens die bij de verdachte in de woning aanwezig kunnen zijn, zoals administratie.
Inwerkingtreding Het is op dit moment nog niet bekend wanneer de implementatiewetgeving in Nederland in werking treedt. Het wetsvoorstel voor de implementatie van dit kaderbesluit is op 12 juni 2012 door de Tweede Kamer aangenomen. Het wetsvoorstel wordt nu behandeld
in de Eerste Kamer. Indien het wetsvoorstel in de Eerste Kamer ook wordt aangenomen, zal de wetgeving op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden.
Europees onderzoeksbevel In 2003 is het kaderbesluit bevriezingsbevel aangenomen en in 2008 het hierboven besproken kaderbesluit bewijsverkrijgingsbevel. Nadat deze voorstellen waren aangenomen is men tot de conclusie gekomen dat het kader voor bewijsvergaring erg versnipperd en daardoor ingewikkeld is geworden. Naar aanleiding daarvan heeft de Europese Raad besloten dat er gewerkt dient te worden aan één allesomvattend systeem voor de bewijsvergaring in de internationale samenwerking binnen de Europese Unie. Om die reden hebben een aantal lidstaten het initiatief genomen om met een voorstel te komen voor een nieuwe richtlijn, te weten het Europees onderzoeksbevel. Deze nieuwe richtlijn gaat uit van één enkel instrument als het bewijsvergaring betreft. De kaderbesluiten bevriezingsbevel en bewijsverkrijgingsbevel zouden indien dit nieuwe initiatief wordt aangenomen worden vervangen door het Europees onderzoeksbevel, echter alleen voor zover deze betrekking hebben op het verkrijgen van bewijs voor het gebruik in een strafprocedure. Het kaderbesluit bevriezingsbevel wordt dan ook niet vervangen daar waar het gaat om het leggen van beslag ter verbeurdverklaring of conservatoir beslag. Momenteel wordt er binnen de Europese Unie nog onderhandeld over dit initiatief en is de richtlijn nog niet aangenomen. Het is op dit moment dan ook nog niet bekend of het voorstel in de huidige vorm aangenomen zou worden en wanneer het in nationale wetgeving omgezet zou moeten zijn. In het voorstel is met name voor financieel onderzoek van belang dat een bevel uitgevaardigd kan worden om inlichtingen over bankrekeningen en gegevens over banktrans-
61 | BOOM-Nieuws november 2102 nummer 66
acties kunnen worden verkregen. Daarnaast kan ook toezicht op bankrekeningen plaatsvinden over een bepaalde periode.
Voorstel tot nieuwe richtlijn inzake confiscatie De Europese Commissie heeft een voorstel gedaan tot een nieuwe richtlijn inzake confiscatie. Voor een beschrijving van dit voorstel wordt verwezen naar het artikel “Seminar: towards more effective asset recovery in the EU” gepubliceerd in BOOM-Nieuws nr. 65, pagina 14 en naar het artikel van mr. E.H. van der Steeg elders in dit themanummer.
Afpakteams Openbaar Ministerie
Ontnemingsspecialisten Openbaar Ministerie
Afpakteam Amsterdam Projectleider: M.A. (Martine) Boheur T: 020 - 541 2111
Afpakteam BOOM-Specialistenpool Projectleider: G.J. (Gerrit) Rotman T: 058 – 234 1174
Regioparketten Regio Groningen – Leeuwarden – Assen mr. A. van den Oever / W.S. de Boer / A.H.M. Verheij / mr. R.B. Meinderts
Afpakteam Breda-Middelburg Projectleider: J. (Janneke) de Smet-Dierckx T: 0118- 88 4000
Afpakteam LRO Projectleider: J.B.H.M. (Joep) Simmelink T: 058 - 234 1925
Regio Almelo – Zwolle mr. B. van Haren / R. Jansen / J.C. Koenderink / mr. Y. Oosterhof / A.H.C. Jongkees
Afpakteam Limburg Projectleider: H.J.M. (Bert) Bours T: 0475 - 77 1310
Afpakteam Dedicated Teams Contactpersoon: S.J.C.M. (Simone) Torremans T: 010 – 496 6966
Afpakteam Midden-Nederland Projectleider: C. (Christian) Janssen T: 030 – 223 3000
Ketenmanager Afpakken Y.A. (Yvonne) van der Meer T: 070 – 302 3200
Afpakteam Noord-Nederland Projectleider: S. (Sanne) Kromdijk T: 050 - 750 3000
Implementatiemanager Afpakken D. (Dirk) ten Boer T: 058 – 234 1174
Afpakteam Oost-Nederland Projectleider: T. (Tjade) Feuth T: 026 – 888 4000 Afpakteam Haarlem-Alkmaar Projectleider: M.A.L.A.M. (Michiel) van der Heijden T: 023 - 888 3000 Afpakteam Oost-Brabant Projectleider: G.J.A. (Gerjan) van Dam T: 073 - 620 2020 Afpakteam Rotterdam-Dordrecht Projectleider: L.M.E. (Loes) van der Wees T: 010 – 888 8000 Afpakteam FP-BOD’en Projectleider: J.J. (Jaap) Smilde T: 020 – 541 9100 Afpakteam BOOM-CJIB-TES-LRO Waarnemend projectleider: M. (Martina) Braun T: 058 – 234 1174 Afpakteam BOOM-CJIB-Internationaal Projectleider: P.P.A.M. (Paul) Notenboom T: 058 – 234 1174
62 | BOOM-Nieuws november 2012 nummer 66
Regio Zutphen – Arnhem mr. A. van Veen / mr. K.J.L. de Valk Regio Haarlem – Alkmaar mr. M. Kattouw / mr. I. Hoek Regio Rotterdam – Dordrecht mr. C.J.A. van der Maas / H. van den Berg / mr. drs. W.B.J. ten Have / I.H.J.M van Gils Regio Breda – Middelburg mr. K. Weijers / J.A.M. van Oosterhout / mr. J. de Smet-Dierckx Regio Maastricht – Roermond mr C. Hanselaar / mr. B. Köke / H.J.M. Bours Regio Utrecht - Lelystad mr. C.J.W.M. Janssen / E. Bloemendaal Regio Amsterdam mr. M.A. Boheur Regio Den Haag mr. M.M. Egberts / mr. M.J. de Waal - Taal Regio Den Bosch mr. J.F. le Fever / M.J.W. Palubski Functioneel Parket Zwolle F. Menger Amsterdam mr. M.J. Dontje Den Bosch mr. F. Roest Rotterdam mr. J.H.J. Eijkelboom Landelijk Parket Rotterdam mr. E.A.F. Roelofs / mr. J. van Berkum Ressortsparketten Amsterdam mr. S.M.L.M. Spoor / mr. T.M. Buma / mr. drs. E.F. Warner / mr. drs. C.F. Mulder Arnhem mr. P. de Jong / mr. A. Schrama Den Bosch mr. A.J. de Veer / mr. I.T.M. Bevers Den Haag mr. M. ter Hart / Leeuwarden mr. H. Dijkstra / mr. J.B.H.M. Simmelink / M.A.P. Hoogduin / S. Bloksma / mr. R.C.C. van Leest / mr. W. Hemstede / mw. A. Schouten / mr. L. Post / mr. M.F. Alting / dhr. D. Cornelissen / mr. M.M.J.A. Peters
Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie Postbus 837 9801 BP Leeuwarden e-mail:
[email protected]
64 | BOOM-Nieuws augustus 2012 nummer 65