Bijwerkingen op de nier Patricia van den Bemt Lareb Bijwerkingendag 20-11-2014
Belangrijkste aandoeningen Acuut nierfalen Pre-renaal Renaal Post-renaal Nefrotisch syndroom Chronisch nierfalen
Acuut nierfalen – pre-renaal Via invloed geneesmiddel op: Reductie bloedvolume naar nier En/of reductie bloeddruk Welke geneesmiddelen? Diuretica Ciclosporine / tacrolimus NSAIDs ACE-remmers
NSAIDs
De dialyse provocatie test
Risicopatiënten Gezonden: PG minimale rol bij bloedflow nieren PG belangrijk bij: Chronisch nierfalen (GFR< 50 ml/min) Volumedepletie: diuretica, ernstig braken/diarree Arteriële volumedepletie: hartfalen, nefrotisch syndroom, cirrhose Hoge leeftijd
Acuut nierfalen - renaal Vasculaire schade – hemolytisch uremisch syndroom Ciclosporine, tacrolimus, oestrogenen, mitomycine Vaak (deels) irreversibel; plasmaferese kan helpen Acute tubulaire necrose Aminoglycosiden, amfotericine B, cisplatine Adequate hydratie ter preventie (cisplatine bijvoorbeeld) Interstitiële nefritis Penicillinen, cefalosporinen, cocaine, sulfonamiden, NSAIDs, lithium, mesalazine Diagnostiek: symptomen, sediment, evt. bevestiging door biopt I.h.a. reversibel na staken; evt steroiden/immunosuppressiva
Acuut nierfalen – post-renaal Tubulaire obstructie Aciclovir (hoge i.v. doseringen) – kristalliseert uit Andere: sulfonamiden, methotrexaat, indinavir, triamtereen Voldoende hydreren Behandeling: urine alkaliseren Obstructie ureters, bijv. door retroperitoneale fibrose Langdurig methysergide gebruik Soms hydralazine, methyldopa, atenolol, ergotalkaloïden
Nefrotisch syndroom Glomerulaire dysfunctie Gekenmerkt door proteïnurie Goud, penicillamine, NSAIDs, interferon, captopril I.h.a. reversibel na staken, maar blijvende schade is gemeld
Chronisch nierfalen Tubulo-interstitiële schade Chronisch analgeticum gebruik, lithium, cisplatine, ciclosporine, mesalazine, ifosfamide Soms reversibel na staken (mesalazine, ifosfamide) Soms irreversibel (lithium, ciclosporine) Geleidelijke toename creatinine Al dan niet met tubulaire acidose, kalium verlies, proteïnurie
Intermezzo – HARM-onderzoek 21 ziekenhuizen (4 universitair, 10 top-klinisch, 7 algemeen) Prospectief observationeel onderzoek (met case-control onderdeel) Per ziekenhuis 40 meetdagen (2005-2006) Exclusie: psychiatrie, obstetrie, kinderen < 18 jaar Screening acute opnames op HARMs met triggerlist: Geselecteerde opnames: bevestiging dossier en/of behandelaar Centrale beoordeling: causaliteit en vermijdbaarheid Controles: electieve opnames gematched op leeftijd en geslacht
resultaten determinanten vermijdbare HARMs patiënt kenmerken therapie ontrouw (refill rate <0,8 of >1,2) verminderde nierfunctie cognitie verminderd afhankelijke woonsituatie
HR 2.3* 3.1 11.9+ 3.0#
Gecorrigeerd voor: *polyfarmacie en verminderde cognitie +polyfarmacie en woonsituatie #polyfarmacie, verminderde cognitie, therapie-ontrouw en verminderde nierfunctie
Nierfunctie in HARM nader onderzocht patiënten bleken in te delen in 3 groepen: Groep A: min. 1 kreat bepaald in jaar voor HARM Groep B: kreat bepaald op dag van HARM opname Groep C: geen kreat bekend karakteristieken van elke groep bepaald uit HARM database
Karakteristieken rol nierfunctie bij oorzaak HARM 2 onafhankelijke beoordelaars 3 typen: interactie waarbij nierfunctie een rol speelde Bijv. ACE-remmer + K-spaarder dosis contra-indicatie nierfunctie monitoring error: voor groep C patiënten indien 1 van bovenstaande typen rol bij HARM
Resultaten
Ann Pharmacother 2012;625-33.
Resultaten 714 HARM cases, waarvan 70 relatie met nierfunctie 10% van de HARMs; 0,55% van alle opnames verdeling over ‘mate van monitoring’: 29 groep A (227 totaal) 41 groep B (420 totaal) 0 groep C (67 totaal) 487 geen nierfunctie VOOR opname (waarvan 41 HARM) meerdere typen problemen per patiënt mogelijk, dus: 29 groep A: 13 IA, 14 dosis, 10 contra-indicatie 41 groep B: 9 IA, 32 dosis, 7 contra-indicatie
Conclusies Controle/vervolgen nierfunctie niet optimaal; ook niet als het er toe doet Ook in groep waarin wel controle relatief veel HARMs mbt nierfunctie
Diagnostiek – wat wel monitoren Nierfunctie Acuut nierfalen: periodiek bepalen minder zinvol Nb bij voorschrijven nefrotoxisch gm wel GFR nodig Verlaagde GFR: hoger risico op nefrotoxiciteit Chronisch nierfalen: periodiek bepalen zinvol Electrolyten Eiwit in urine Sediment (nefritis)
Risicofactoren Patiënt gerelateerd Leeftijd > 60 jaar Verminderde nierfunctie (GFR < 50 ml/min) Volume depletie (bijv. hartfalen, sepsis) Diabetes Gm gerelateerd Frequent bij bepaalde klassen Meerdere nefrotoxische gm
Preventie Alternatief geneesmiddel, zeker bij al verminderde nierfunctie Combinaties nefrotoxische gm vermijden Risicofactoren corrigeren (bijv. volumedepletie) Dosis zo laag mogelijk houden Evt. extra hydreren
Relaties Nefrotoxiciteit en aanpassing dosering bij verminderde nierfunctie? Nee Bijvoorbeeld tacrolimus Nefrotoxiciteit en ototoxiciteit? Relatie onduidelijk Wel vaak samen Aminoglycosiden, cisplatine, NSAIDs, lisdiuretica Wellicht door gemeenschappelijk iontransportsysteem
Een zieke jonge man Voorheen gezonde 25-jarige man naar huisarts met malaise klachten. Zo’n 3 weken geleden penicilline kuur i.v.m. sinusitis. Lichamelijk onderzoek: mild oedeem benen, geen hypertensie. Laboratorium onderzoek: leukocyten 7x109/l, trombo’s 227x109/l, bezinking 7 mm/h, hematocriet 39%; creatinine 663 umol/l; ureum 35 mmol/l DD: acuut nierfalen
Waar denkt u aan? Welk geneesmiddel: a. NSAID; b. paracetamol; c. amoxicilline; d. xylometazoline
Een 80-jarige man Geleidelijke achteruitgang nierfunctie, passend bij leeftijd. GFR 1 jaar geleden 50 ml/min. Verder prostaathypertrofie, waarvoor alfuzosine. Laatste bezoek huisarts: BP 190/140 (4 dagen geleden). Acute ziekenhuisopname; klachten: weinig urineproductie, malaise Laboratoriumonderzoek: GFR 20 ml/min
Diagnose? Welk geneesmiddel? a. lisinopril; b. metoprolol; c. alfuzosine; d. hydrochloorthiazide