Lareb in 2002
Preface/Voorwoord
2/3
1 Nederlands Bijwerkingen Centrum
5
2 Signalen van bijwerkingen in 2002
11
3 Lareb in cijfers
15
4 Lareb als organisatie
21
Bijlagen/Appendices
25
1. Publicaties en abstracts van Lareb in 2002 List of publications and abstracts in 2002
25
2. Samenstelling Bestuur en Wetenschappelijke Adviesraad Composition of the board and the scientific advisory board
28
3. Samenstelling personeel per 31 december 2002 Members of staff as per 31 December 2002
29
English Summary
30
1
Preface The year 2002 has again been an exciting year for the Netherlands Pharmacovigilance Centre Lareb. Thousands of reports were analysed. The resulting findings were passed on to the reporting parties and submitted to the Medicines Evaluation Board (MEB). They were also sent to the WHO international databank of suspected adverse drug events. In addition, well over 20 extensive reports relating to possible, new adverse events were sent to the MEB and members of the Lareb staff submitted a good 30 articles to both national and international journals. In short: all those involved with Lareb got an impressive amount of work done! One of the highlights of 2002 was Lareb as host for two important international meetings in the field of phamacovigilance: the annual meeting of the WHO Drug Monitoring Programme and the conference of the International Society of Pharmacovigilance. We hope that this report on 2002 will give you a good insight into the activities of Lareb. We feel that Lareb, thanks to the efforts of many, has succeeded to contribute significantly to the safe use of drugs. To achieve this, the numerous reports of suspected adverse reactions we receive are indispensable! J.F.M. Bergen, G.P. chair
2
A.C. van Grootheest, M.D. director
Voorwoord Het jaar 2002 is opnieuw een enerverend jaar voor het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb geweest. Duizenden meldingen werden geanalyseerd. De resultaten daarvan zijn doorgegeven aan de melder en aan het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Ook worden ze doorgegeven aan de mondiale databank voor vermoede bijwerkingen van de WHO. Daarnaast zijn ruim 20 uitgebreide berichten verzonden aan het College over mogelijke nieuwe bijwerkingen en zijn meer dan 30 artikelen door medewerkers van Lareb geschreven in Nederlandse of internationale tijdschriften. Kortom: er is hard gewerkt door allen die bij Lareb betrokken zijn! Een hoogtepunt in 2002 was het feit dat Lareb gastheer was van twee belangrijke internationale bijeenkomsten op het gebied van geneesmiddelenbewaking: de Annual Meeting van het WHO Drug Monitoring Programme en het congres van de International Society of Pharmacovigilance. We hopen dat dit verslag over 2002 u een goed inzicht geeft in het werk van Lareb. We menen dat Lareb, dankzij de inzet van velen, er in slaagt in belangrijke mate bij te dragen aan een veilig gebruik van geneesmiddelen. De vele meldingen van vermoede bijwerkingen die we ontvangen, zijn daarvoor onontbeerlijk! J.F.M. Bergen, huisarts voorzitter
A.C. van Grootheest, arts directeur
3
4
1
Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb is het nationale meldpunt van bijwerkingen van geneesmiddelen en tevens het kenniscentrum op dit gebied in Nederland. Lareb presenteert zich sinds 2002 als het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb. De naam Lareb blijft daarbij gehandhaafd. Wettelijk zijn we een stichting, maar de naam Stichting Lareb dekt de lading niet. We zijn het Nederlandse Centrum als het gaat om bijwerkingen van geneesmiddelen.
Zijn geneesmiddelen veilig? Het antwoord is: ja, geneesmiddelen zijn opmerkelijk veilig. Meyler, één van de pioniers op het terrein van de geneesmiddelenveiligheid, heeft gezegd dat er geen verschil is tussen een vergift en een geneesmiddel. Slechts de dosering en het doel waarmee het wordt toegediend, bepaalt het verschil. Wellicht kun je niet elk geneesmiddel als een vergift beschouwen. Het is wel zo dat een geneesmiddel altijd als doel heeft in te grijpen op processen die in het lichaam plaatsvinden. Sinds de Softenonaffaire in de jaren zestig van de vorige eeuw weten we dat dit niet zonder risico is. Sindsdien wordt de veiligheid beter bewaakt. Dit gebeurt door uitgebreid onderzoek voordat een geneesmiddel mag worden voorgeschreven. Maar er is meer nodig. Het onderzoek voor registratie is beperkt. Het gaat hooguit om enkele duizenden personen die nooit een volledige weerspiegeling zijn van alle omstandigheden die zich in de praktijk voordoen. Daarom is het noodzakelijk de veiligheid van een geneesmiddel te bewaken als het in het dagelijks leven wordt gebruikt.
Geneesmiddelenbewaking in de praktijk Iedere patiënt is anders en in het dagelijks leven komen combinaties met andere geneesmiddelen en ziekten voor, die voor de registratie niet zijn onderzocht. Lareb vraagt daarom aan artsen en apothekers om haar te informeren als zich bijwerkingen voordoen. Het gaat daarbij vooral om ernstige of nog onbekende bijwerkingen. Bij Lareb werken artsen en apothekers met grote kennis op het gebied van bijwerkingen. Zij bekijken de meldingen en beoordelen of het waarschijnlijk is of de gemelde bijwerking door het geneesmiddel wordt veroorzaakt. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van informatie die elders ter wereld is ontvangen. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen wordt geïnformeerd over alle meldingen die Lareb bereiken. In 2002 hebben wij 4.093 meldingen ontvangen. Indien nodig vraagt Lareb aandacht voor bijwerkingen die wellicht moeten worden opgenomen in de bijsluitertekst. Dit gebeurt via kwartaalberichten aan het College. In ernstige gevallen kan het College besluiten -meestal na overleg in Europees verbandom het voorschrijven van een bepaald geneesmiddel te verbieden.
5
Nieuwe kennis is belangrijk De voornaamste taak van Lareb is het verkrijgen van nieuwe kennis over bijwerkingen. Maar er is meer. Het is belangrijk om artsen, apothekers en de gebruikers van geneesmiddelen te informeren over die nieuwe kennis. Lareb verspreidt haar kennis door regelmatig te publiceren in tijdschriften voor artsen en apothekers, en in internationale wetenschappelijke tijdschriften. Dit heeft een tweeledig doel. Zo worden artsen en apothekers niet alleen geïnformeerd over (nieuwe) bijwerkingen, maar ze worden er ook op geattendeerd dat klachten mogelijk het gevolg zijn van gebruikte geneesmiddelen. Onnodig onderzoek en opname van patiënten wordt hiermee voorkomen.
Zonder meldingen geen veilige geneesmiddelen ‘Van ervaring word je wijzer’. Dát is de kern van het werk van Lareb. Door bijwerkingen gemeld te krijgen van duizenden gebruikers van geneesmiddelen, krijgen we inzicht in de effecten van geneesmiddelen in de praktijk. Het is dan ook essentieel dat mogelijke bijwerkingen daadwerkelijk worden gemeld. Zoals gezegd, het gaat met name om ernstige of nog onbekende bijwerkingen. Hiervoor hebben we de oplettendheid van artsen en apothekers nodig. Zij zien wellicht verbanden waar nog niet eerder aan is gedacht. Ook als de relatie tussen de bijwerking en het geneesmiddel niet duidelijk is, moet het worden gemeld. Alleen zo komen we onverwachte nieuwe bijwerkingen op het spoor. Artsen en apothekers ontvangen van Lareb altijd informatie over hun melding.
Kunnen patiënten ook bijwerkingen melden? Lareb is geïnteresseerd in goede informatie over bijwerkingen, ongeacht de afzender. Toch wil Lareb graag dat meldingen via de arts of apotheker verlopen. Zij weten precies welke bijwerkingen moeten worden gemeld en welke al bekend zijn. Ook is veel aanvullende informatie nodig om te kunnen beoordelen of de bijwerking inderdaad van het gebruikte geneesmiddel afkomstig is. Zonder deze informatie kan een melding geen nieuwe kennis opleveren. Patiënten kunnen hun redenen hebben om rechtstreeks bij Lareb te melden. Om hieraan tegemoet te komen, kunnen anderen dan artsen en apothekers via onze website (www.meldpuntbijwerkingen.nl) bijwerkingen kenbaar maken. Naast gebruikers denken we hierbij ook aan verpleegkundigen en anderen die direct betrokken zijn bij het gebruik van geneesmiddelen. Het spreekt vanzelf dat ook hier veel informatie wordt gevraagd. Daarnaast willen we graag toestemming om bij de eigen arts of apotheker nadere informatie op te vragen. Lareb hoopt op deze manier ervaring op te doen met meldingen rechtstreeks van patiënten. We willen zo inzicht krijgen in de bijdrage die deze meldingen kunnen leveren aan de kennis over de veiligheid van geneesmiddelen.
6
In opdracht van de overheid De overheid voelt zich nauw betrokken bij de veiligheid van geneesmiddelen. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is uiteindelijk verantwoordelijk voor een goede geneesmiddelenbewaking in Nederland. In de praktijk is deze taak opgedragen aan de directeur van het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (ACBG), aan wie Lareb ook rapporteert. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen bespreekt regelmatig de belangrijkste, door Lareb aangedragen (nieuwe) bijwerkingen. Binnen het ministerie is de directeur van het Directoraat Geneesmiddelen en Medische Technologie verantwoordelijk voor het geneesmiddelenbeleid. Deze kent Lareb zo nodig subsidie toe voor bijzondere projecten. Zo is in 2002 een project afgesloten om bijwerkingen een plaats te geven in het farmacotherapeutisch overleg tussen huisartsen en apothekers. Lareb is hiermee een goed voorbeeld van een organisatie van beroepsgroepen en patiënten die in opdracht van de overheid op efficiënte wijze belangrijke taken uitvoert.
Je kunt het niet alleen Lareb is een echte kennisorganisatie. Samenwerking met anderen is nodig om die kennis te onderhouden en te vergroten. Zo werkt Lareb samen met diverse universitaire vakgroepen. Studenten lopen regelmatig stage bij Lareb, gezamenlijk wordt onderzoek uitgevoerd en incidenteel geeft Lareb onderwijs aan medische- en farmaciestudenten. De contacten met artsen en apothekers zijn heel belangrijk. Ook met hen zijn er veel samenwerkingsvormen. Lareb werkt op diverse manieren mee aan cursussen en presentaties voor artsen en apothekers. Farmaceutische bedrijven dienen meldingen van ernstige bijwerkingen snel aan de overheid door te geven. Ook Lareb bekijkt deze meldingen. Omgekeerd informeert Lareb de farmaceutische industrie over haar meldingen en wordt zo nodig wetenschappelijke informatie uitgewisseld. Uiteraard is de (wetenschappelijke) onafhankelijkheid van Lareb gewaarborgd.
Bijwerkingen in ziekenhuizen In 2002 is een publicatie van Beijer en De Blaey verschenen waarin wordt aangegeven tot welke schade bijwerkingen alleen al in ziekenhuizen leiden. Ernstige bijwerkingen zullen dan ook vooral in ziekenhuizen worden gezien. Lareb verricht daarom veel inspanning om meer meldingen van mogelijke bijwerkingen vanuit ziekenhuizen te krijgen. In de meeste ziekenhuizen functioneren een arts en een apotheker als contactpersoon.
7
Zij werken als vooruitgeschoven posten van Lareb en stimuleren hun omgeving om bijwerkingen te melden. Hiertoe ontvangen zij extra informatie over de resultaten van het werk van Lareb. In 2002 is het aantal meldingen uit ziekenhuizen toegenomen. Toch kan het nog beter. Lareb is van mening dat het melden van bijwerkingen onderdeel is van het kwaliteitsbeleid van ziekenhuizen. In elk ziekenhuis dient een systeem voor het melden van bijwerkingen te functioneren, waarbij met name de ziekenhuisapotheker een belangrijke rol speelt. In een aantal ziekenhuizen lopen projecten om hiermee meer ervaring op te doen.
Internationale samenwerking Alle nieuwe kennis over bijwerkingen wordt internationaal uitgewisseld. Zo kan een Nederlandse melding net die extra informatie geven die nodig is om een vermoeden van een nieuwe bijwerking elders, voldoende te onderbouwen. Belangrijk is ook dat alle meldingen worden doorgegeven aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), die een wereldwijde databank van gemelde bijwerkingen heeft. Met name zeldzame, maar vaak ook ernstige bijwerkingen kunnen zo worden gevonden. Een hoogtepunt in 2002 was de jaarlijkse vergadering van alle landen die samenwerken in het WHO Drug Monitoring Programme met aansluitend de wetenschappelijke conferentie van de International Society of Pharmacovigilance. Beide bijeenkomsten zijn in Amsterdam gehouden. Lareb trad hierbij op als gastheer namens het ministerie van VWS. Omdat Nederland internationaal voorop loopt in de organisatie van de geneesmiddelenbewaking, wordt vaak vanuit het buitenland om advies gevraagd. In 2002 gebeurde dit door Ghana, Servië, Montenegro en Rusland. Met name de samenwerking tussen overheid en beroepsgroepen is interessant voor andere landen.
Er is meer te bewaken Sinds 1963 heeft de aandacht voor de veiligheid van geneesmiddelen structureel gestalte gekregen. Hierdoor heeft Lareb een grote ervaring op het gebied van bewaking van veiligheid in de zorg. We hebben daardoor niet alleen een voorsprong in kennis, maar ook in de onderliggende organisatie, automatisering enzovoort, waar verwante organisaties wellicht gebruik van zouden kunnen maken. Inmiddels vindt ook op diverse andere gebieden bewaking plaats. Er bestaan bijvoorbeeld eigen organisaties zoals voor kort houdbare bloedproducten (TRIP) en aangeboren afwijkingen (TIS). Waar mogelijk wordt samengewerkt en relevante informatie uitgewisseld. Dat geldt ook voor verwante organisaties als het Geneesmiddelenbulletin, WINAp en de Nederlandse Federatie van Trombosediensten. Vaccins en lang houdbare bloedproducten gelden als geneesmiddelen en worden derhalve door Lareb bewaakt.
8
De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft een eigen taak in dit geheel en met hen vindt regelmatig overleg plaats. Mits de organisaties in deze netwerkstructuur goed samenwerken, functioneren zij efficiënter en meer inspirerend dan één grote logge organisatie.
Hier gaat het om! Bijwerkingen van geneesmiddelen staan sterk in de belangstelling. Patiënten verwachten dat geneesmiddelen veilig zijn. Artsen en apothekers laten zich in hun geneesmiddelenkeuze steeds meer leiden door het bijwerkingenprofiel van geneesmiddelen. Lareb speelt een rol in de verspreiding van actuele informatie. Het gaat erom dat patiënten de beschikking hebben over veilige geneesmiddelen. Zij vertrouwen erop dat al het mogelijke is en wordt gedaan om deze geneesmiddelen zo veilig mogelijk te kunnen gebruiken. Het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb meent hieraan in 2002 een belangrijke bijdrage te hebben geleverd.
9
10
2
Signalen van bijwerkingen in 2002 In 2002 heeft Lareb aandacht geschonken aan tal van signalen. We melden hier slechts een selectie, waarbij is gekeken naar belangrijke signalen die nadere aandacht hebben gehad van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen en/of hebben geleid tot een publicatie.
Sibutramine Sibutramine (Reductil®) is een vermageringsmiddel dat chemische verwantschap vertoont met amfetamine en venlafaxine. Een psychiatrische voorgeschiedenis is een contra-indicatie. Een melding bij het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb maakt het waarschijnlijk dat psychiatrische problemen bij eerstegraads verwanten ook een risicofactor vormen voor overeenkomstige problemen bij de gebruiker. Het bestaan van deze risicofactor wordt versterkt door de farmacologische eigenschappen van sibutramine en case-reports in de literatuur.
Selectieve serotonerge vasoconstrictors In deze groep geneesmiddelen vallen sumatriptan (Imigran®), zolmitriptan (Zomig®) en naratriptan (Naramig®), middelen die worden gebruikt tegen migraineaanvallen. In zes gevallen is een toename gemeld van de bestaande pijn (zonnebrandpijn, schaafwonden, peesontsteking, botbreuk, spierkramp in een net geopereerd been). In twee gevallen is een opleven gemeld van pijn die in het verleden is doorgemaakt (een doorgemaakte ontsteking van de alvleesklier vijf jaar eerder, pijn na spatader-operatie jaren geleden). Erkenning van deze intrigerende effecten is van groot belang voor de betrokken patiënten.
NSAID-geïnduceerde overgevoeligheid NSAID’s vormen een klasse van pijnstillers waar onder andere diclofenac, ibuprofen, naproxen en piroxicam deel van uitmaken. De relatie tussen het gebruik van NSAID’s en het optreden van een overgevoeligheidsreactie als anafylaxie (met een bedreigende bloeddrukdaling) dan wel anaphylactoïde reactie is onderzocht in de databank van het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb. Tussen januari 1985 en november 2000 zijn 76 meldingen ontvangen. Bij het gebruik van een NSAID blijkt de kans op zo’n reactie (odds ratio) 9,4 keer groter te zijn dan de gemiddelde kans bij gebruik van een ander geneesmiddel in de databank. Voor diclofenac is de odds ratio 17,2 voor naproxen 9,1 en voor ibuprofen 5,5.
11
Voor piroxicam (één melding) en andere NSAID’s (twee meldingen) kon geen verhoogde kans worden vastgesteld. Dit onderzoek is gepubliceerd in 2002.
Ethinylestradiol/drosperinon en tromboembolische gebeurtenissen De discussie over het risico op bloedstolsels (tromboembolieën) van de tweede en derde generatie orale anticonceptie (OAC) is in de loop van 2002 beslecht door de EMEA (European Medicine Evaluation Agency) in het voordeel van de tweede generatie OAC. Het nieuwe OAC met ethinylestradiol/drosperinon (Yasmin®) valt buiten de indeling van de tweede of derde generatie OAC. Het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb ontving in 2002 een aantal meldingen van tromboembolische complicaties tijdens het gebruik van ethinylestradiol/drosperinon. Dit was voor Lareb reden om de beroepsgroepen te waarschuwen dat het tromboembolische risico van ethinylestradiol/drosperinon nog onvoldoende is uitgekristalliseerd in de dagelijkse praktijk. Ethinylestradiol/drosperinon kan daarom niet worden gezien als veiliger alternatief voor de tweede en derde generatie OAC’s. Deze waarschuwing is in 2003 ook gepubliceerd in de British Medical Journal.
Sulfasalazine en smaakstoornissen. Sulfasalazine is in Nederland geïndiceerd voor colitis ulcerosa, de ziekte van Crohn en reumatoïde artritis. Het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb ontving zeven meldingen van smaakstoornis of smaakverlies in samenhang met het gebruik van sulfasalazine. Deze associatie wordt ondersteund in de WHO-databank van bijwerkingen. Ook in de literatuur is hiervan melding gemaakt.
Alendronaat en ontsteking van het oog Alendronaat (Fosamax®) wordt in Nederland gebruikt tegen osteoporose. Sinds 1996 is een 10 mg tablet verkrijgbaar voor dagelijks gebruik. In 2001 is een 70 mg tablet geïntroduceerd voor wekelijks gebruik. Sindsdien heeft het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb een opvallend aantal meldingen ontvangen van uveitis, een ontsteking aan de binnenzijde van het oog. Deze meldingen betroffen steeds de 70 mg tablet. Nader onderzoek suggereert dat het optreden van uveitis is geassocieerd met de aanwezigheid van een stikstof bevattende bisfosfonaatgroep. De WHO-databank van bijwerkingen ondersteunt de associatie tussen alendronaat en uveitis. Na het staken van de alendronaat verdwijnt de uveitis.
12
Acetylcysteine en diarree Acetylcysteine wordt gebruikt als slijmoplosser bij longziekten, zowel in orale als inhalatievorm. Daarnaast wordt het gebruikt bij paracetamol vergiftigingen. Het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb ontving twaalf meldingen van diarree tijdens het gebruik van acetylcysteine. In de meeste gevallen trad de diarree binnen een week na de start van acetylcysteine op. Gezien het feit dat artsen en apothekers deze gevallen hebben gemeld, mag worden verondersteld dat de diarree een klinisch relevant probleem vormde voor de patiënt. De associatie tussen acetylcysteine en diarree wordt ondersteund door de WHO-databank van bijwerkingen en door de literatuur. Met name de literatuur suggereert dat de bijwerking afhankelijk is van de gebruikte dosis en dat de diarree verdwijnt na het staken van de behandeling met acetylcysteine.
Statines en seksuele stoornissen Statines worden gebruikt om een verhoogd cholesterolgehalte te verlagen. Het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb ontving een melding van een verlaagd testosterongehalte met verminderde libido tijdens het gebruik van een statine. Na beëindiging van het statinegebruik normaliseerde het testosterongehalte evenals de libido. Cholesterol is een voorloper van testosteron. Nader onderzoek in de WHO-databank van bijwerkingen toonde dat bij gebruik van pravastatine, simvastatine, atorvastatine en fluvastatine een verminderde libido en impotentie (erectiele disfunctie) vaker voorkomen dan op grond van in de database aanwezige informatie mag worden verwacht. Dit wil nog niet met zekerheid zeggen dat deze klachten worden veroorzaakt door het gebruik van statines. Immers, de gebruikers van statines hebben vaak cardiovasculaire problemen die een negatief effect kunnen hebben op de seksuele functies. Onze casus suggereert echter dat de daling van het cholesterolgehalte heeft geleid tot een daling van het testosterongehalte. Hierover is ook in de literatuur een bericht verschenen. Dit mechanisme zou ook de reversibiliteit van de klacht bij het staken van de statine kunnen verklaren.
Infliximab en blindheid Infliximab (Remicade®) is een remmer van tumornecrosefactor-alfa, een lichaamseigen stof die stimulerend werkt op de ontstekingsactiviteit. Infliximab wordt gebruikt bij patiënten met reumatoïde artritis en met de ziekte van Crohn. Het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb ontving drie goed gedocumenteerde meldingen van ernstig verminderd gezichtsvermogen in beide ogen, in aansluiting op de derde toediening van infliximab voor reumatoïde artritis. Op dat moment waren circa 5.000 patiënten in Nederland behandeld met infliximab voor reumatoïde artritis of de ziekte van Crohn. Het verminderde gezichtsvermogen wordt veroorzaakt door een beschadiging van de oogzenuw ter hoogte van het netvlies.
13
Deze beschadiging kan niet worden behandeld en herstelt niet. De getroffen patiënt mist een gedeelte van het gezichtsveld en wordt daarmee maatschappelijk blind. Deze bijwerking is in 2003 gepubliceerd in de British Medical Journal.
Natriumvalproaat en acute encefalopathie Natriumvalproaat wordt gebruikt tegen epilepsie. Het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb ontving een melding over een 43-jarige man met gegeneraliseerde epilepsie, waarvoor hij onder andere natriumvalproaat gebruikte. Hij werd opgenomen met toenemende sufheid, verwardheid, insulten en dementie. Onderzoek toonde een verhoogde ammoniak-concentratie in het bloed; beeldvormend onderzoek van de hersenen toonde geen afwijkingen. Een verhoogde ammoniakconcentratie (hyperammoniaemie) is giftig voor de hersenen. Na het staken van de natriumvalproaat herstelde hij volledig binnen een week. Hyperammoniaemische encefalopathie kan worden veroorzaakt door natriumvalproaat, vooral als sprake is van sommige enzymstoornissen of verminderde nier- of leverfunctie. Het uit zich in het begin als sufheid, maar kan zich uitbreiden tot coma. Lareb heeft de beroepsgroepen nogmaals gewezen op deze bijwerking.
Statines en neusverkoudheid Statines worden gebruikt om een verhoogd cholesterolgehalte te verlagen. Het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb ontving een opvallend aantal meldingen van statines en neusverkoudheid. Hierbij is ook aangegeven dat het staken van het statinegebruik leidde tot een snel herstel. Nadere bestudering van de Lareb-databank en de WHO-databank ondersteunde dat de statines zijn geassocieerd met neusverkoudheid. Over deze associatie is gerapporteerd tijdens het International Society of Pharmacovigilance congres in 2002 in Amsterdam. Naar aanleiding hiervan zijn bevestigingen ontvangen uit het buitenland.
14
3
Lareb in cijfers In ieder jaarverslag streven we er naar om verschillende aspecten van het werk van Lareb onder de aandacht te brengen. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste prestatiegetallen van Lareb over 2002 weergegeven. Het gaat hierbij om informatie over aantallen en de kwaliteit van de meldingen.
Aantal meldingen In 2002 zijn 4.093 meldingen door het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb verwerkt. Hiervan zijn 2.775 meldingen via arts of apotheker ontvangen. Via de farmaceutische bedrijven zijn 1.318 meldingen ontvangen van ‘ernstige’ bijwerkingen, dit zijn meldingen die voldoen aan de internationale criteria voor een ernstige melding. Daarnaast zijn 542 industriemeldingen in het systeem ingevoerd die follow-up informatie betroffen van eerder ingevoerde meldingen. Ten opzichte van de afgelopen jaren lijkt het aantal rechtstreekse meldingen zich te stabiliseren. Het aantal nieuwe melders bedroeg 806, waarvan 299 medische specialisten. De meldingen die rechtstreeks afkomstig zijn van artsen en apothekers zijn in het algemeen beter gedocumenteerd. Zij zijn daarom van grotere waarde dan de meldingen die via farmaceutische bedrijven worden doorgegeven aan de overheid. Internationaal gezien staat Nederland in absolute aantallen meldingen op de negende plaats. Als gekeken wordt naar het aantal meldingen per miljoen inwoners neemt Nederland de zesde plaats in. In figuur 1 wordt de verdeling van de binnengekomen meldingen naar beroepsgroep weergegeven.
15
Figuur 1. Totaal aantal ontvangen meldingen per beroepsgroep Number of reports received per profession
Hoe komen meldingen bij Lareb? Lareb besteedt veel aandacht aan het stimuleren van artsen en apothekers om bijwerkingen te melden. Het Farmacotherapeutisch Kompas bevat meldformulieren en ook in het Geneesmiddelenbulletin sluiten we regelmatig formulieren in. Daarnaast ontvangen alle melders een nieuw meldformulier bij de terugkoppeling en sturen we regelmatig mailings. Ook bestaat de mogelijkheid om elektronisch te melden. In figuur 2 is weergegeven hoe meldingen bij Lareb binnenkomen.
16
Figuur 2. Wijze van melden bij het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb Method of reporting to the Netherlands Pharmacovigilance Centre Lareb
Ernst van de meldingen Lareb streeft ernaar om kwalitatief goede meldingen te ontvangen. Dit wordt onder meer bereikt door voldoende informatie te ontvangen om hiermee tot een juiste beoordeling van de ernst van de melding te komen. In figuur 3 is de ernst van de binnengekomen meldingen weergegeven per beroepsgroep. Welke meldingen als ernstig worden beschouwd, is vastgelegd in internationale afspraken in CIOMS-verband. Meldingen uit ziekenhuizen hebben vaker een ernstig karakter dan meldingen van huisartsen en apothekers.
17
Figuur 3. Percentage ernstige meldingen per beroepsgroep Percentage seriousness of reports per profession
Kwaliteit van de meldingen Lareb constateert een voortdurende verbetering van de kwaliteit van de meldingen in de afgelopen jaren. Dit wordt mede bereikt door een goede documentatie van de meldingen. Een deel van de werkzaamheden binnen Lareb bestaat uit het navragen en achterhalen van nog ontbrekende informatie van meldingen. Van de 2.775 meldingen die rechtstreeks zijn ontvangen van een arts of apotheker, is in 640 gevallen aanvullende informatie gevraagd door de afdelingen Verwerking of Meldingen. Hierbij waken we er voor dat een melder niet onnodig wordt belast. In de wekelijkse bespreking van de binnengekomen meldingen worden ook associaties geselecteerd die nader onderzocht dienen te worden omdat ze duiden op een mogelijk signaal. In 2002 gebeurde dit 206 maal. Internationaal gezien scoren de Nederlandse meldingen hoog met betrekking tot de kwaliteit en volledigheid van de meldingen. In figuur 4 wordt weergegeven welke activiteiten binnen Lareb worden ondernomen, om tot een goede beoordeling en analyse van de meldingen te komen.
18
Figuur 4. Aanvullende acties na ontvangst van een melding Additional efforts after receipt of a report
Meldingen van de farmaceutische industrie Farmaceutische bedrijven zijn verplicht om ernstige meldingen binnen vijftien dagen aan de overheid door te geven. Omdat Lareb de nationale databank van bijwerkingen beheert, worden deze meldingen ook in de Lareb-databank ingevoerd. Een relatief groot deel van de meldingen dat via de registratiehouders is ontvangen (21.4%), kon niet, dan na een extra inspanning, in het systeem worden ingevoerd. Hierbij was bijvoorbeeld sprake van een niet geregistreerd geneesmiddel of het betrof een dubbelmelding. Ook ontbraken soms essentiële gegevens. Via het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen is verdere navraag gedaan naar de aard van deze meldingen.
19
Kwartaalberichten en publicaties In 2002 heeft het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb in vier Kwartaalberichten in totaal 21 signalen beschreven voor het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Volgens Lareb verdienden deze signalen nadere aandacht van het College. In een aantal gevallen heeft dit geleid tot aanpassing van de bijsluitertekst of een Dear Doctor Letter. Deze maatregelen vinden vaak plaats in Europees verband. Medewerkers van Lareb hebben in het verslagjaar 32 publicaties verzorgd in Nederlandse of internationale tijdschriften. Deze staan vermeld in bijlage 1. Het is van essentieel belang dat wij anderen, in het bijzonder artsen en apothekers, informeren over onze resultaten. Uiteindelijk dient nieuwe kennis over bijwerkingen in de praktijk te worden toegepast.
20
4
Lareb als organisatie Lareb is een kleine enthousiaste organisatie met een grote betrokkenheid bij het doel van de organisatie: veilig geneesmiddelengebruik. Als organisatie van artsen en apothekers is het belangrijk dat melders zich herkennen in Lareb. We doen dat door ons te profileren als een organisatie die werkt op een wetenschappelijk verantwoord niveau. Ook wordt veel aandacht besteed aan een zorgvuldige terugrapportage aan personen die een bijwerking bij ons melden.
Medewerkers Lareb is een typische kennisorganisatie waarbij de medewerkers de kern vormen. Zonder hun kennis en betrokkenheid is het creatieve werk op hoog niveau niet mogelijk. Lareb stimuleert de verdere kennisontwikkeling, evenals de uitwisseling van kennis vanuit verschillende professionele gezichtspunten. Het gaat hierbij vooral om het integreren van klinische en farmaceutische kennis. Activiteiten die niet tot de kerntaken van Lareb behoren, worden zo veel mogelijk uitbesteed zoals administratie, personeelszaken en automatisering. Een goede managementstructuur waaronder ook de automatisering valt, blijkt in de praktijk een belangrijke voorwaarde voor het functioneren van de organisatie. In 2002 zijn twee nieuwe medewerkers in dienst getreden bij Lareb en hebben twee medewerkers afscheid genomen. Momenteel staat nog een vacature open. Ook in het verslagjaar was het ziekteverzuim laag: rond de één procent, waarbij zwangerschapsverlof niet als verzuim is gerekend.
Bestuur Het bestuur is in 2002 driemaal bij elkaar gekomen. Het dagelijks bestuur kwam vijfmaal bijeen. Het bestuur heeft afscheid genomen van de heer M.A. Hagenzieker, apotheker, die het bestuur acht jaar diende als secretaris/penningmeester. Hij is opgevolgd door de heer B. Ruizeveld de Winter, apotheker, die namens de KNMP zitting neemt in het bestuur. Ook is afscheid genomen van de heer J. Stolk, huisarts. Naast de vaste agendapunten rond financiën, verslagen en activiteitenplan, zijn de volgende zaken in 2002 in het bestuur aan de orde geweest: (her)benoeming leden Wetenschappelijke Adviesraad, de organisatie WHO en ISoP-conferentie, de nieuwe naam van Lareb, het rechtstreeks melden door patiënten, publieksvoorlichting en het oprichten van een stichting Nederlands Bijwerkingen Fonds.
21
Wetenschappelijke Adviesraad In 2002 is de Wetenschappelijke Adviesraad driemaal bijeen geweest. Prof. dr. A. Bakker, die sinds de start van de Wetenschappelijke Adviesraad voorzitter was, heeft afscheid genomen en is als voorzitter opgevolgd door prof. dr. Y.A. Hekster. Ook is afscheid genomen van de heer C.F.H. Rosmalen, huisarts. In 2002 zijn in de Wetenschappelijke Adviesraad als leden benoemd prof. dr. M. Offringa, hoogleraar Kindergeneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam en betrokken bij het Dutch Cochrane Centre, alsmede de heer J.R. van der Laan, huisarts in Utrecht, lid van de Commissie Farmaceutische Hulp van het College voor Zorgverzekeringen en betrokken bij het Geneesmiddelenbulletin. De Wetenschappelijke Adviesraad besteedde aandacht aan kwartaalberichten en publicaties, farmacogenetisch onderzoek, de bron en de ernst van meldingen en de openbaarheid van Larebgegevens in verband met de nieuwe opzet van de website van Lareb.
WHO Annual Meeting en ISoP Conferentie 2002 Een hoogtepunt in de geschiedenis van Lareb was het gastheerschap van Lareb voor de Annual Meeting van National Centres die samenwerken in het WHO Drug Monitoring Programme. Deze vond plaats van 13 tot 16 oktober 2002 in Amsterdam. Nederland participeert sinds 1968 in dit programma en trad dit jaar voor het eerst als gastheer op. Het ministerie van VWS, directie Geneesmiddelenvoorziening en Medische Technologie en het ACBG maakten via een subsidie een en ander mogelijk. Aansluitend vond van 16 tot 18 oktober 2002 de jaarlijkse wetenschappelijke conferentie plaats van de International Society of Pharmacovigilance. Dit is een wereldwijde ontmoetingsplaats van iedereen die betrokken is bij geneesmiddelenbewaking. Beide bijeenkomsten gaven Nederland en Lareb de gelegenheid om internationaal te laten zien hoe in Nederland aandacht wordt besteed aan geneesmiddelenveiligheid.
Prestaties in 2002 Naast het beoordelen en analyseren van meldingen heeft Lareb zich in 2002 op tal van andere manieren laten zien. Belangrijk zijn de kwartaalberichten die elk kwartaal in het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen worden besproken. Hierin worden de belangrijkste meldingen genoemd die naar de mening van Lareb de aandacht verdienen van het College. Daarnaast verspreidt Lareb publicaties die deels een wetenschappelijk en deels een informatief karakter hebben. Door artsen en apothekers voortdurend via de literatuur te wijzen op het voorkomen en de gevolgen van bijwerkingen, hoopt Lareb het bewustzijn – en daarmee de meldingen – rond bijwerkingen te vergroten.
22
Public relations is vooral een aandachtspunt voor de regiocoördinatoren. Zij hebben circa dertig presentaties verzorgd en geven gastcolleges aan studenten Farmacie en Geneeskunde. In 2002 is tweemaal een speciale mailing gestuurd naar contactpersonen. Dit zijn artsen en apothekers die zich meer dan gemiddeld betrokken voelen bij Lareb en optreden als ambassadeur in hun omgeving, in het bijzonder binnen ziekenhuizen.
Samenwerking Lareb heeft door de aard van haar werkzaamheden een groot netwerk. Naast de opdrachtgever, het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen en de direct betrokken beroepsorganisaties, bestaat dit netwerk vooral uit universitaire vakgroepen. Met de vakgroep Farmacoepidemiologie en Farmacotherapie van de Universiteit Utrecht vindt samenwerking plaats rond een onderzoek over farmacogenetische aspecten van bijwerkingen. Met de vakgroep Farmacoepidemiologie en Sociale Farmacie in Groningen is onderzoek gaande naar de bijdrage van de apotheker bij het melden van bijwerkingen. In 2002 is een onderzoek afgerond naar de attitude van de apotheker met betrekking tot het melden en naar de mogelijkheden van Intensive Monitoring van nieuwe geneesmiddelen. Lareb was ook betrokken bij diverse publicaties van universitaire en klinische vakgroepen. Belangrijk is ook de samenwerking met het WHO Uppsala Monitoring Centre, dat een wereldwijde databank van bijwerkingen beheert. In het verslagjaar is veel contact gezocht met patiëntenorganisaties, met name over de wenselijkheid van het direct melden van bijwerkingen door patiënten. Hiervoor starten we in 2003 met een proef.
Kwaliteit Kwaliteit is een sleutelwoord binnen Lareb. Dit betreft niet alleen een zorgvuldige en wetenschappelijk verantwoorde manier van werken, maar ook een consistentie in de manier van werken op grond van gemaakte afspraken. Een handboek is opgesteld waarin de verschillende procedures zijn vastgelegd. Het spreekt vanzelf dat het handboek aan voortdurende verandering onderhevig is. Ook de sterk geautomatiseerde werkwijze van Lareb draagt bij aan een hoge kwaliteit van werken. Belangrijke meldingen worden door twee beoordelaars gezien en een selectie in een breder overleg besproken. Veelbelovende signalen komen in analyse en worden uitvoeriger bekeken. In het wetenschappelijk overleg wordt hiervan verslag gedaan en bekeken welke signalen in aanmerking komen voor het kwartaalbericht, dan wel worden gepubliceerd. Samen met de farmaceutische bedrijven in Nederland wordt gewerkt aan een nieuw uniform meldformulier, dat zich makkelijker leent voor automatische verwerking.
23
Automatisering Lareb is een organisatie die in hoge mate is geautomatiseerd. Het volledige proces van verwerken en beoordelen van meldingen, is vastgelegd in een softwareprogramma. Ook de informatie van elders die daarbij nodig is, is toegankelijk via het intranet. Dit alles draagt in belangrijke mate bij aan de efficiënte manier van werken. Sinds 2002 is Lareb in staat om meldingen volgens geautomatiseerde internationale standaarden te ontvangen en te verzenden. Dit laatste gebeurt naar het ACBG – en daarmee naar het European Medicines Evaluation Agency (EMEA), de WHO en naar betrokken farmaceutische bedrijven die door Lareb worden geïnformeerd over bijwerkingen die Lareb vermoedt bij hun producten. De verdere ontwikkeling van de gebruikte software, de implementatie daarvan en het up-to-date houden van de hardware, heeft in 2002 de nodige aandacht gevraagd. We zijn blij dat we door de inzet van eigen medewerkers en met de externe hulp van PinkRoccade (softwareontwikkeling) en Vanderlet (systeemonderhoud en kantoorautomatisering) goed in staat zijn de snelle ontwikkelingen bij te houden.
Financiën Het budget voor 2002 bedroeg € 1.409.000,-. Het jaar is afgesloten met een klein overschot dat aan de egalisatiereserve is toegevoegd. De accountant van Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb, de heer L.J. Burger RA (Crop Accountants en Belastingadviseurs) heeft de jaarrekening voorzien van een goedkeurende verklaring.
24
Bijlagen/Appendices 1
Publicaties en abstracts van Lareb in 2002 List of publications and abstracts in 2002
Publicaties 1. Bleumink GS, Molen-Eijgenraam M van der, Strijbos JH, Sanwikarja S, Puijenbroek EP van, Stricker BH. Pergolide-induced pleuropulmonary fibrosis. Clin Neuropharmacol 2002;25(5):290-3. 2. Bruin ML de, Puijenbroek EP van, Egberts ACG, Hoes AW, Leufkens HGM. Non-sedating antihistamine drugs and cardiac arrhythmias - biased risk estimates from spontaneous reporting systems? Br J Clin Pharmacol 2002;53(4):370-4. 3. Cohen D, Diemont WL. Verergering van schizoaffectieve stoornis door interactie tussen aloperidol en carbamazepine. Ned Tijdschr Geneeskd 2002;146(41):1942-4. 4. Diemont WL, Puijenbroek EP van, Hekster YA. Bijwerkingen van anti-epileptica en convulsies als bijwer kingen: Medicamenten en epilepsie. Pharm Weekbl 2002;137(14):494-9. 5. Diemont WL, Grootheest AC van. Seksuele bijwerkingen van geneesmiddelen. Modern Medicine 2002;(11):650-4. 6. Egberts AC, Meyboom RH, Puijenbroek EP van. Use of measures of disproportionality in pharmacovigi lance: three Dutch examples. Drug Saf 2002;25(6):453-8. 7. Gerritsen M. Natriumvalproaat en encefalopathie. Geneesmiddelenbulletin 2002;36(2):23. 8. Graaf L de. Perifeer oedeem bij gelijktijdig gebruik van nifedipine en itraconazol. Geneesmiddelenbulletin 2002;36(6):71-72 9. Graaf L de, Grootheest AC van. Meldingen aan Lareb over mogelijke systemische effecten bij gebruik van een hormoon bevattend IUD (Mirena). Tijdschr v Huisartsgeneeskunde 2002;19(4):134-7. 10. Groot MCH de, Stoker LJ, Puijenbroek EP van. Hoofdpijn door geneesmiddelen; aan de top van de meest gemelde bijwerkingen. Pharm Weekbl 2002;137(40):1424-8. 11. Grootheest AC van, Puijenbroek EP van. Pharmacovigilance in the Netherlands. In: Mann RD, Andrews EB (editors). Pharmacovigilance. Chichester: Wiley (2002) 309-15. 12. Grootheest AC van. Je kunt het niet alleen. Pharm Weekbl 2002;137(10):338-9. 13. Grootheest AC van, Puijenbroek EP van, Jong-van den Berg LTW de. Contribution of pharmacists to the reporting of adverse drug reactions. Pharmacoepidemiol Drug Saf 2002;11(2):205-10. 14. Grootheest AC van, Mes K, Jong-van den Berg LTW de. Attitudes of community pharmacists in the Netherlands towards ADR reporting. Int J Pharm Pract 2002;10:267-72. 15. Grootheest AC van, Edwards IR. Labelling and 'Dear Doctor' letters: are they noncommittal? Drug Saf 2002;25(15):1051-5.
25
16. Heijden PGM van der, Puijenbroek EP van, Buuren S van, Hofstede JW van der. On the assessment of adverse drug reactions from spontaneous reporting systems: the influence of underreporting on Odds ratios. Stat Med 2002;21(14):2027-44. 17. Hooft CS van der, Garbis JM, Passier JLM, Stricker BHCh. In hoeverre zijn de SSRI's schadelijk voor de ongeboren vrucht? Apothekers Vademecum 2002;(12):1-2. 18. Hoogendam A, Hofmeijer J, Frijns CJM, Heeringa M, Schouten-Tjin a Soi SLNM, Jansen PAF. Ernstig park insonisme ten gevolge van metoclopramide bij een patiënte met polyfarmacie. Ned Tijdschr Geneeskd 2002;146(4):175-7. 19. Klooster JM van der, Schelfhout LJDM, Grootendorst AF, Zweers PGMA. Recidiverende aanvallen van angio-oedeem toegeschreven aan het gebruik van oestrogeen preparaten en aan zwangerschap (heredi tair andgio-oedeem type 3). Ned Tijdschr Geneeskd 2002;146(34):1599-602. 20. Labadie J, Diemont WL. Bijwerkingen van geneesmiddelen bij kinderen; de praktijk als leerschool. Pharm Weekbl 2002;137(18):660-2. 21. Labadie J. Myocarditis en cardiomyopathie als bijwerkingen van clozapine. Geneesmiddelenbulletin 2002;36(8):91-2. 22. Mantel-Teeuwisse AK, Klungel OH, Herings RMC, Puijenbroek EP van, Porsius AJ, Boer A de. Myopathy due to statin/fibrate use in the Netherlands. Ann Pharmacother 2002;361957-60. 23. Passier JLM. Leflunomide - Ischaemic necrosis of the fingertips. Signal 2002;25-6. 24. Puijenbroek EP van, Dekens-Konter JAM. Hoe veroorzaken statines myopathie en hoe relevant is deze bijwerking? Internisten Vademecum 2002;(2). 25. Puijenbroek EP van, Egberts ACG, Meyboom RHB, Leufkens HGM. Different risk for NSAID-induced ana phylaxis. Ann Pharmacother 2002;36:24-9. 26. Puijenbroek EP van, Bate A, Leufkens HGM, Lindquist M, Orre R, Egberts ACG. A comparison measures of disproportionality for signal detection in spontaneous reporing systems for adverse drug reactions. Pharmacoepidemiol Drug Saf 2002;11(1):3-10. 27. Schillevoort I, Puijenbroek van EP, Boer A de, Roos RA, Jansen PA, Leufkens HG. Extrapyramidal syndro mes associated with selective serotonin reuptake inhibitors: a case-control study using spontaneous reports. Int Clin Psychopharmacol 2002;17(2):75-9. 28. Schipper L. Gastrointestinale complicaties bij gebruik van COX-2 selectieve NSAID's: minder frequent, maar niet uitgesloten! Geneesmiddelenbulletin 2002;36(3):35. 29. Schipper L. Nierfunctiestoornissen bij het gebruik van mesalazine. Geneesmiddelenbulletin 2002;35(12):140. 30. Schouten-Tjin a Tsoi SLNM. Valproinezuur en enuresis. Geneesmiddelenbulletin 2002;36(5):61. 31. Stoker LJ. Paracetamol en allergische reacties. Geneesmiddelenbulletin 2002;36(11):127-8. 32. Zweers PGMA. Convulsies bij gebruik van ciprofloxacine en andere fluorchinolonen. Geneesmiddelenbulletin 2002;36(8):90-1.
26
Abstracts 1. Graaf L de. Hepatotoxicity of antibiotics. Overview of spontaneous reports. Pharmacoepidemiol Drug Saf 2002;11:(2)S265-S266. 2. Groot MCH de, Puijenbroek EP van. Selective reporting on Isotretinoin might be invoked by media atten tion. Pharmacoepidemiol Drug Saf 2002;11:(2)S237. 3. Grootheest AC van, Edwards IR. Adverse Drug Reactions: the gap between knowledge and practice. Pharmacoepidemiol Drug Saf 2002;11(2):S288. 4. Grootheest AC van, Groote A, Jong-van den Berg LTW de. Pharmacy based intensive monitoring of adverse drug reactions. Pharmacoepidemiol Drug Saf 2002;11(1):S504. 5. Grootheest AC van. Monitoring of adverse drug reactions and the role of the pharmacist. Arhiv za far maciju 2002;52:(3)119-20. 6. Labadie J, Eijgenraam- Molen M van der. HMG CoA inhibitors and rhinitis. Pharmacoepidemiol Drug Saf 2002;11:(2)S274. 7. Labadie J, Grootheest AC van. Boosting of reports of adverse drug reactions in children. Pharmacoepidemiol Drug Saf 2002;11:(2)S274-S275. 8. Labadie J, Vermeer-de Bondt PE. Passive surveillance of adverse events following immunization in the Netherlands. Pharmacoepidemiol Drug Saf 2002;11:(2)S287. 9. Monster-Simons MH, Puijenbroek EP van. Isosorbide dinitrate rectal ointment and taste disorders. Pharmacoepidemiol Drug Saf 2002;11:(2)S267. 10. Passier JLM, Coulter DM, Puijenbroek EP van. Selective serotonergic vasoconstrictors in suspected associa tion with pain activation. Pharmacoepidemiol Drug Saf 2002.;11:(2)S257. 11. Puijenbroek EP van, Groot MCH de. Seasonal fluctuations in number and type of reports sent to a spon taneous reporting system for adverse drug reactions. Pharmacoepidemiol Drug Saf 2002;11(1):S56-S57. 12. Puijenbroek EP van, Grootheest AC van, Diemont WL. Hyperpigmentation associated with the use of serotonin reuptake inhibitors. Pharmacoepidemiol Drug Saf 2002;11:(2)S264-S265. 13. Puijenbroek EP van, Grootheest AC van. Integrating quantitative signal detection in daily practice. Pharmacoepidemiol Drug Saf 2002;11:(2)S287-S288. 14. Zweers PGMA, Diemont WL, Buck MAL. Post-menopausal bleeding induced by Vitex agnus.
27
2
Samenstelling Bestuur en Wetenschappelijke Adviesraad Composition of the board and the scientific advisory board
Het bestuur van het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb was op 31 december 2002 als volgt samengesteld: -
De heer J.F.M. Bergen, huisarts De heer B. Ruizeveld de Winter, apotheker De heer drs. G. Bakker De heer prof. dr. J.R.B.J. Brouwers, ziekenhuisapotheker Mevrouw E.M. de Bruijn, arts Mevrouw dr. A. Linssen, reumatoloog De heer J.W. Pesser, apotheker De heer A. Stuurman, ziekenhuisapotheker De heer J. Verhaar, huisarts
Voorzitter Secretaris/penningmeester, KNMP Patiëntenorganisaties KNMG Orde van Medisch Specialisten NVZA LHV
De Wetenschappelijke Adviesraad was op 31 december 2002 als volgt samengesteld:
28
-
De De De De
heer heer heer heer
prof. prof. prof. prof.
dr. dr. dr. dr.
Y.A. Hekster (voorzitter) C.J. van Boxtel D.P. Bruynzeel A.C.G. Egberts
-
De heer dr. A.L.M. Kerremans De heer drs. J.R. van der Laan De heer dr. J. Meulenbelt De heer dr. R.H.B. Meyboom De heer prof. dr. M. Offringa Mevrouw prof. dr. B.C.P. Polak De heer dr. ir. P.J.M. Reijnders De heer prof. dr. P.A.G.M. de Smet
Hoogleraar klinische farmacie KUN Em. hoogleraar klinische farmacologie Hoogleraar huidziekten VU Hoogleraar klinische farmacoepidemiologie UU Internist, klinisch farmacoloog Huisarts Toxicoloog RIVM Hoogleraar kindergeneeskunde UvA Hoogleraar oogheelkunde VU Farmaceutische industrie WINAp
3
Samenstelling personeel per 31 december 2002 Members of staff as per 31 December 2002
De samenstelling van de medewerkers van het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb was per 31 december 2002 als volgt : -
mevrouw P.C.M. de Beer-van Ham, medewerker verwerking de heer W.L. Diemont, internist, hoofd afdeling meldingen mevrouw L. de Graaf-Weststrate, apotheker, beoordelaar de heer dr. M.C.H. de Groot, wetenschappelijk medewerker de heer A.C. van Grootheest, arts, directeur mevrouw M.C.F.P. Hendriksen-Roelofs, secretaresse de heer J. Labadie, arts, regiocoördinator mevrouw J.J. de Langen-Wouterse, apotheker, beoordelaar mevrouw M. van der Molen- Eijgenraam, apotheker, beoordelaar mevrouw M.H. Monster-Simons, apotheker, regiocoördinator mevrouw dr. J.L.M. Passier-Heeremans, wetenschappelijk medewerker de heer dr. E.P. van Puijenbroek, huisarts, hoofd afdeling analyse de heer L.J. Stoker, apotheker, regiocoördinator mevrouw W. aan den Toorn-Martens, medewerker verwerking mevrouw C. van Wijnen, directiesecretaresse, management-assistente mevrouw P.G.M.A. Zweers, arts, regiocoördinator
Adviseurs: - mevrouw dr. D.L. Schipper, internist, klinisch adviseur - de heer P.C.M. van den Berge, adviseur personeelszaken
29
English Summary
The Netherlands Pharmacovigilance Centre Lareb in 2002 Since 2002 The Lareb Foundation has presented itself as the Netherlands Pharmacovigilance Centre Lareb. Lareb monitors the safety of drugs in the Netherlands by collecting and analysing adverse events to drugs that physicians and pharmacists report to Lareb. In particular serious and/or unknown adverse events are of interest to the national centre. One of Lareb’s aims is to raise the already increasing number of reports from hospitals even further. In addition, in 2002 we have continued our efforts to establish a reporting centre for patients, which will become operational as from 2 April 2003. Analyses of the reports submitted will reveal whether consumer reports will indeed contribute to our knowledge about the safety of drugs.
What happens with the submitted reports? After receiving the reports, the Lareb staff studies and assesses their content. In order to enhance their quality, if necessary, the reporting party is contacted to fill in any missing data. Promising reports are discussed in more detail during a scientific consultation, after which it is decided whether further analysis of the signal is warranted. At all times the reporting party receives an extensive account on their report. Lareb informs the Medicines Evaluation Board (MEB) about all the reports it has received. Through quarterly reports significant signals are highlighted. Adverse reactions may be included in the Summary of Product Characteristics (SPC); in serious cases the Board may decide to withdraw the relevant drug from the market. Lareb strives to inform pharmacists and doctors as adequately as possible about the newly acquired knowledge by means of publications in scientific journals (appendix 1). All submitted reports are notified to the World Health Organisation (WHO) to thus further the international exchange of information. Since 2002 Lareb has the facilities to receive and forward reports electronically, meeting international standards, to both the MEB, the WHO, and to the pharmaceutical companies involved.
30
WHO-ISoP Conference Highlight of 2002 was Lareb’s hosting of the Annual Meeting of National Centres collaborating in the WHO Drug Monitoring Programme (13-16 October 2002) in Amsterdam. Immediately following, the scientific conference of the International Society of Pharmacovigilance took place (16-18 October 2002), again in Amsterdam. 500 participants from 52 countries took part in both conventions.
Output in 2002 In 2002 Lareb received 4093 reports. In total, 32 articles were published in national and international scientific journals (appendix 1). The four quarterly reports to the MEB comprised 21 signals or reports that, in Lareb’s view, warranted the attention of the Board. Some examples of adverse drug events that particularly stood out in 2002 were: • NSAIDs and anaphylaxis Anaphylaxis and/or anaphylactoid reactions are reported more frequently in association with the use of NSAIDs than when related to other medication in our databank. The association is most prominent for diclofenac. This study was published in 2002. • Ethinylestradiol / drosperidon and thromboembolism The new oral contraceptive containing ethinylestradiol/drosperidon (Yasmin®) falls outside the category of second or third-generation OACs. Lareb received several reports on thromboembolic complications associa ted with the use of this drug. The warning that this contraceptive pill should not be regarded as a safer alternative for the second or third-generation oral contraceptives was disseminated worldwide via the British Medical Journal. • Infliximab and (partial) loss of visual field Lareb received three well-documented reports on cases of seriously reduced sight to both eyes after a third intake of infliximab, prescribed because of serious rheumatoid arthritis. This partial loss of sight can not be treated and does not restore. This adverse event has been published in the British Medical Journal. The Netherlands Pharmacovigilance Centre Lareb is an independent foundation. The 16-strong Lareb staff mainly consists of physicians and pharmacists (appendix 2). The leading Dutch medical and pharmaceutical societies are represented in the executive board (appendix 3), which also applies to the various patient organisations. A Scientific Advisory Board sees to it that the Lareb procedures meet scientific standards (appendix 3). Lareb is subsidised by the Medicines Evaluation Board.
31
32