BIJLAGEN Deel 3 van dit handboek Geothermie bevat de bijlagen bij deel 1 en deel 2.
1
Inhoud Bijlage 1: Vergunningsvormen voor geothermieprojecten bij tuinders
3
Bijlage 2: Eisen aan de geothermische vergunninghouder
5
Bijlage 3: Stappenplan voorbereidingsfase
7
Bijlage 4: Zelfevaluatie van het boorproces
8
Bijlage 5: richtlijn independent well examination
11
Bijlage 6: Voorbeeld VG-document voor de boorfase
13
Bijlage 7: Inhoud van een BARMM (melding)
31
Bijlage 8: Inhoud van een VG-document
32
Bijlage 9: Zelfevaluatie van het winningsproces
33
Bijlage 10: Informatieverstrekking exploitatiefase
34
Bijlage 11: Veiligheid tijdens de verschillende projectfases
35
Bijlage 12: Bow-tie
40
Bijlage 13: Risicobeoordelingsmatrix
43
Bijlage 14: Handleiding directiebeoordeling
44
Bijlage A: Tijdschema
47
Bijlage B: Voorbeeld noodplan
48
2
Bijlage 1: Vergunningsvormen voor geothermieprojecten bij tuinders Voor de (diverse) vergunningen voor geothermie bij tuinbouwbedrijven zijn verschillende vergunningsvormen mogelijk. EZ bereidt (begin 2013) brede communicatie voor over dit onderwerp en zal een nadere uitwerking onder andere via het Platform Geothermie bekend maken. 1. In hoofdzaak mijnbouw-locatie Bij deze optie is de gemeente het bevoegde gezag voor de bouw & aanlegfase (1e wabovergunning) en het ministerie van EZ voor de boor- & testfase (BARMM-melding) en de winningsfase (wabo oprichtingsvergunning). Deze optie kan op diverse manieren ontstaan: Tuinder X heeft een milieuvergunning of is meldingsplichtig en gaat aardwarmte ontwikkelen voor zichzelf en derden. De opbrengst uit aardwarmte voor derden is zo groot dat hij een 'in hoofdzaak mijnbouw' bedrijf wordt. De tuinder heeft dan twee keuzes: 1. Het tuinbouwbedrijf komt in zijn geheel onder het bevoegd gezag van EZ te vallen (één inrichting voor tuin en aardwarmte waarbij een VVGB (‘Verklaring Van Geen Bezwaar’) van de gemeente of provincie mogelijk benodigd is), of 2. De tuinder richt een apart aardwarmtebedrijf op voor de winning en levering zodat er automatisch 2 inrichtingen ontstaan. EZ wordt dan bevoegd gezag over de aardwarmte-inrichting en de gemeente of provincie blijft dan bevoegd gezag over de tuinbouwinrichting 2. Milieuvergunning plichtig tuinbouwbedrijf met aardwarmteproject In dit geval is er al een Milieuvergunning en komt het aardwarmtedeel erbij. Er wordt in hoofdzaak aan het eigen bedrijf geleverd (niet in hoofdzaak mijnbouw). Bij deze optie wordt een revisievergunning aangevraagd bij het huidige bevoegde gezag (gemeente of provincie) en levert EZ voor het mijnbouwdeel een VVGB aan het bevoegde gezag. De gemeente of provincie blijft bevoegde gezag over de (tuinbouw)inrichting en EZ behoudt haar toezichthoudende rol op het Mijnbouwdeel. 3. Meldingsplichtig tuinbouwbedrijf volgens besluit Glastuinbouw met aardwarmteproject In dit geval is er een verschil tussen de start- en winningsfase: Fase 1: startfase (boor- en testfase) De betreffende gemeente is bevoegd gezag voor de aanvraag om een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de Wabo, (bouwen putkelder of het aanleggen van een locatie voor een proefboring.) EZ is ook het bevoegd gezag voor de melding in het kader van het Besluit algemene regels milieu mijnbouw (BARMM). Fase 2: winningsfase Er dient in deze fase een vergunning voor het oprichten en in werking hebben van een mijnbouwwerk op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo te worden aangevraagd. De aanvraag voor een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1., eerste lid, onderdeel e, van de Wabo wordt bij EZ ingediend. Dit geldt eveneens voor andere aanvragen op grond van artikel 2.1, eerste lid, of artikel 2.2 van de Wabo. De minister van EZ is het bevoegd gezag voor de hele activiteit omvattende het onderdeel glastuinbouw en het onderdeel geothermie. De meldingen op grond van het Besluit glastuinbouw en andere aanvragen om een omgevingsvergunning voor het glastuinbouwonderdeel die in deze fase worden gedaan, dienen eveneens bij de minister te worden gedaan of ingediend.
3
Toelichting bij mogelijkheid 3 Het bevoegd gezag voor de minister van EZ vloeit voort uit artikel 3.3., vierde lid, van het Bor. Dit artikel bepaalt dat de Minister van Economische Zaken bevoegd is te beslissen op een aanvraag die betrekking heeft op: a. een inrichting die in hoofdzaak een mijnbouwwerk is, en b. mijnbouwwerken, niet zijnde inrichtingen Onderdeel a is niet van toepassing aangezien het geothermie-onderdeel ondergeschikt is aan het glastuinbouwonderdeel. Onderdeel b is van toepassing aangezien er sprake is van een aanvraag op grond van de Wabo. Tuinbouw en geothermie één inrichting Het glastuinbouwdeel en het geothermiedeel van een glastuinbouwactiviteit vormen één activiteit en kunnen niet los van elkaar worden beschouwd, ook al is het ene onderdeel meldingsplichtig en het andere omgevingsvergunningsplichtig. Binnen een activiteit als een glastuinbouwactiviteit kan, naast een onderdeel als het glastuinbouwonderdeel - waarvoor een meldingsplicht geldt - voor een ander onderdeel een omgevingsvergunning zijn vereist. Dit wordt ook bevestigd door de memorie van toelichting bij de Invoeringswet Wabo. Zie onder andere Kamerstukken 31 953, nr. 3, p.15 en 16 (pdf-versie). De geothermie-installatie wordt aldus geplaatst ten behoeve van de glastuinbouw. Er is, om de terminologie van het begrip inrichting uit artikel 1.1, vierde lid, van de Wm te gebruiken, sprake van een onderneming met bijbehorende `installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen’. Voor wat het begrip onderneming betreft is er, ook met verwijzing naar de definitie daarvan in de Wet milieubeheer, sprake van een door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht. Het Besluit glastuinbouw is mede gebaseerd op artikelen 8.40 en 8.41 van de Wm. Artikel 8.41a Wm is daardoor van toepassing. Daarin is onder andere bepaald waar een melding gedaan dient te worden indien er voor een activiteit ook een omgevingsvergunning is vereist. Hierboven is vastgesteld dat wanneer bij een glastuinbouwbedrijf een geothermie-installatie is geplaatst, er sprake is van één activiteit. Dit brengt met zich mee dat de meldingen voor het glastuinbouwbedrijf bij hetzelfde bevoegd gezag dienen te worden gedaan als waar een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend. Het onderdeel glastuinbouw blijft meldingsplichtig. Na toevoeging van een geothermie-installatie bij een glastuinbouwactiviteit wordt het onderdeel glastuinbouw geen inrichting in de zin van de Wabo, behalve als daarmee voldaan wordt aan de eisen van een van de categorieën van het Bor, bijlage I, onderdeel B of C. Er is geen sprake van een inrichting in de zin van de Wabo aangezien een inrichting in de zin van de Wabo een inrichting is die volgens artikel 1.1 van de Wabo behoort tot een categorie die is aangewezen krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wabo. Dat lid geeft aan dat bij of krachtens AMvB categorieën inrichtingen worden aangewezen als bedoeld in artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) waarvan het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben moet worden onderworpen aan een voorafgaande toetsing, gezien de aard en de omvang van de nadelige gevolgen die de inrichtingen voor het milieu kunnen veroorzaken (…). De bedoelde AMvB is het Bor. In bijlage I, onderdelen B en C, van het Bor zijn de vergunningplichtige inrichtingen omschreven. Ervan uitgaande dat geen enkele categorie van toepassing is, is er geen sprake van een inrichting in de zin van de Wabo.
4
Bijlage 2: Eisen aan de geothermische vergunninghouder De eisen die de wet aan vergunninghouders (en dus aan vergunningaanvragers!) stelt zijn divers. SodM en EZ maken onder andere gebruik van onderstaande opsomming. 1. Een operator dient te beschikken over management, dat ervaring heeft met de mijnbouwkundige activiteit die men wil gaan ontplooien. Als een operator aardolie en/of aardgas wil opsporen en winnen, dan moet de bedrijfsleiding kennis en ervaring hebben in de E&P business. Voor een zoutproducent geldt dat de leiding kennis en ervaring moet hebben op het gebied van zoutmijnbouw. 2. Een operator maakt vrijwel altijd gebruik van contractors om werkzaamheden uit te voeren. Hij moet beschikken over voldoende (staf)personeel om de contracten integraal (zowel financieel als inhoudelijk) te beheren en de contractors aan te sturen. Dat personeel moet vakbekwaam zijn, dat wil zeggen: relevante scholing hebben gehad. Bovendien moet het beschikken over relevante ervaring. De gewenste kennis en ervaring hangen samen met de mijnbouwkundige activiteiten, die de operator wil ontplooien. Voor de exploitatie van zout is een andere deskundigheid vereist dan voor de winning van aardolie. 3. Om aan de Nederlandse wet- en regelgeving te kunnen voldoen, moet de operator over personeel beschikken, dat bekend is met de Nederlandse regels. Hierbij gaat het niet alleen om de mijnbouwregels, maar ook om Arbo-regels en de milieuregels. Elke mijnbouwkundige activiteit die in tabel 1 wordt genoemd, heeft weer zijn specifieke regels. 4. In tabel 1 is specifiek aangegeven welke mijnbouwactiviteiten risicovol zijn. Hoewel de zorg voor veiligheid en milieu in de mijnbouwindustrie op een zeer hoog niveau staat, kan niet worden uitgesloten, dat er zich ooit een calamiteit voordoet. Het is van het grootste belang, dat een operator hierop daadkrachtig kan reageren. Hij moet bekend zijn met crisisbeheersing. 5. Een operator moet beschikken over een Plan van Aanpak, waaruit blijkt wat hij van plan is te gaan doen en hoe hij het wil doen. Aan de hand van dit plan kan worden beoordeeld of de wijze waarop de operator zijn activiteiten in Nederland wil organiseren realistisch zijn. 6. Een operator moet beschikken over voldoende financiële middelen om de voorgenomen activiteiten te kunnen uitvoeren. Het punt wordt aangeduid met 'p.m.', omdat het niet het onderwerp van deze notitie is. 7. Bovenstaande punten zijn nader geconcretiseerd in bijgaand invulformulier. Op basis van de antwoorden in dit invulformulier vormt SodM zich een oordeel over de technische mogelijkheden van de operator. Deze beoordeling gaat in ieder geval gepaard met een gesprek met de betreffende onderneming, eventueel aangevuld met een bedrijfsbezoek.
Nadere informatie is ook te verkrijgen via www.nlog.nl. onder (‘aardwarmte’). Tabel 1 risicovolle activiteiten. In de volgende versie van dit Handboek zal dit nader zijn ingevuld.
5
Invulformulier voor operators (Niet alle onderwerpen zijn relevant voor elk type operator) Information / document Olie & Gas Administratieve gegevens -Naam (handelsnaam), adres X -Telefoonnummer, Fax, E-mail -Vestiging(en) in Nederland: adres(sen) Bedrijfsgeschiedenis: informatie over de X operator-ervaring van het bedrijf Management samenvatting van de jaarrapporten X over de afgelopen drie jaar Een lijst van lidmaatschappen van X branche-organisaties (zoals NOGEPA) Personele gegevens -Organogram X
Zout
Aardwarmte
X
X
X
X
X
X
X
X
X
- CV’s van managers en key personnel Plan van Aanpak voor de uit te voeren werkzaamheden Expertise: Een lijst van in-house beschikbare expertise en van expertise die van buiten gehaald moet worden Een lijst van (vermoedelijk) in te schakelen contractors Veiligheidsbeleid Veiligheids- en gezondheidsysteem
X X
X X
X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Kwaliteitsborgingssysteem voor construction engineering en/of drilling engineering Bedrijfsvoering (operaties)- en onderhoudsbeleid
X
X
X
X1
X1
X1
Rampenplan Doelmatige winning
X
X
X
Reservoir management beleid
X2
X1 : alleen voor winnings- en opslagactiviteiten. X2 : alleen voor winningsactiviteiten
6
Bijlage 3: Stappenplan voorbereidingsfase De voorbereidingsfase kent de volgende stappen: • Geologische quick-scan • Onafhankelijke audit van het VG-zorgsysteem1 • Aanvraag opsporingsvergunning, waarbij de aanvrager aantoont voldoende technische kennis en financiële draagkracht te hebben voor het aardwarmteproject. De aanvrager geeft tevens de beschrijving van zijn VG-zorgsysteem (op hoofdlijnen), en hoe hij deze voor de (komende) fasen van het project zal gaan inrichten • Geologisch onderzoek incl. kansinschatting aanwezigheid olie/gas • Opstellen basis voor putontwerp (uitgangspunten > basisontwerp > risicoanalyse) • Verificatie boortraject en kans op aantreffen olie/gas door SodM (laat dit uitvoeren door TNO) • Locatieonderzoek (bodemtechnische en milieutechnische aspecten i.r.t. de boorstelling, putbehuizing, technische ruimte, leidingtracés, voorzieningen en onderhoud) • Aanvragen van vergunningen buiten de Mijnbouwwet (zoals de Wabo) • Opstellen en indienen detailontwerp van putten • Selecteren boorfirma, materiaalleveranciers en servicebedrijven • Opstellen en indienen meet- en monitoringsprogramma, waarbij mudlogging verplicht is en nadere metingen moeten zijn vermeld welke zijn voorzien voor onvoorziene situaties, inclusief een risicoanalyse voor het uitvoeren van de metingen en het opstellen van de beheersmaatregelen • Opstellen testprogramma (incl. beheersing van effecten van thermische en/of hydraulische fraccing en het behandelen en/of afvoeren van het testwater) • Opstellen pompconfiguratie • Opstellen ontwerp aanleg boorlocatie en bovengrondse installatie inclusief regeltechniek • Opstellen organisatie en autorisatieprocedures boorfase • Geologische risk-assessment o.b.v. worst-case scenario • Toetsing boorontwerp door een independent well examiner (zie bijlage ‘richtlijn independent well examination’) • Opstellen exploitatieplan (onderhoud, vervanging, monitoring, rapportage) • Selectie boorfirma • Opstellen boorprogramma (incl. toetsingsrapport van de well examiner, overzicht van competentie van stafpersoneel, toezicht, calamiteitenbeheersing) • Opstellen van het veiligheids- en gezondheidsdocument voor alle soorten van werkzaamheden in en aan boorgaten en putten (met overbruggingsdocument) en het betrekken van alle relevante contractors en hun experts in de gevarenanalyses, risico-evaluaties en opstellen van beheersmaatregelen, rollen en verantwoordelijkheden, toezicht, coördinatie, communicatie en afstemming van systemen, etc. • Indienen van boorprogramma en VG-document uiterlijk vier weken vóór de boring • Inspectie van boorinstallatie door een externe inspectieorganisatie (wet en internationale standaarden, aanwezigheid veiligheids- en gezondheidsdocument) • Finale afstemming operator en contractors Of deze stappen goed en gedocumenteerd doorlopen zijn, is vast te stellen aan de hand van de bijlage ‘zelfevaluatie van het boorproces’ en de externe audit van het VG-zorgsysteem. Het verdient sterk de aanbeveling óók de ‘zelfevaluatie van het winningsproces’ door te nemen, (bij voorkeur zes maanden vóór de start van de winningsfase, om voldoende tijd te hebben voor aanpassingen, het indienen en de behandeling door de overheid.) 1
Een mijnbouwonderneming gericht op geothermie, die niet frequent booractiviteiten uitvoert en binnen het bedrijf onvoldoende experts heeft voor het afgeven van een second opinion over het boorprogramma, dient ruim voorafgaand aan nieuwe boringen (ca. zes maanden) het VG-zorgsysteem te laten auditen door een onafhankelijke externe partij.
7
Bijlage 4: Zelfevaluatie van het boorproces De zelfevaluatie bevat de volgende hoofdstukken: A. Ontwerp van boorgaten (well design) B. Aanleg van boorgaten (well construction) C. Beheersing en beveiligingen bij de aanleg van boorgaten (well control) D. Reactie op noodsituaties (emergency response) E. Algemene aspecten F. Conclusies A. Zelfevaluatie - Ontwerp van boorgaten (well design) A1. Het vaststellen of er voldoende kennis en ervaring bestaat voor het ontwerpen van boorgaten. Collegiale toetsingen, beoordeling van bestaande omliggende boorgaten (offset well review), hazids/ hazops, ‘pre-spud meetings’, eindbeoordelingen (end of well reviews); autorisatie/goedkeuringsproces, onafhankelijke controle op ontwerp en aanleg van boorgaten (independent well examination), input van de boorcontractor en andere dienstverlenende bedrijven, input van de productiefaciliteit ontwerper en operationeel stafpersoneel, het adequaat anticiperen op de puttestfase, de completionfase, de tijdelijkeen permanente buitengebruikstellingsfase van het boorgat etc. A2. Geschiktheid van bedrijfsspecifieke barrière filosofie (bedrijfseigen standaarden) voor alle mogelijke situaties. Met inbegrip van, maar niet beperkt tot: tijdelijk buitengebruikstellingsfase, gasdichte verbindingen in de tweede barrière, liner met tie-back naar de oppervlakte ten opzichte van volledige verbuizingen, de verschillende wijze van testen van barrières en hun acceptatiecriterium, het gebruik van diverters in het tophole-gedeelte etc. A3. Nauwkeurigheid van poriëndrukgegevens (van RFT’s, omliggende boorgaten etc.), met name indien er hogere drukken worden verwacht in vergelijking tot de hydrostatische druk. Hoe wordt de nauwkeurigheid van de poriëndruk zeker gesteld (10% - 50% - 90% waarschijnlijkheid)? Welke waarschijnlijkheid wordt gebruikt in het ontwerp van het boorgat? A4. Bedrijfsspecifieke ontwerpregels en belastinggevallen (load cases) voor het verbuizingontwerp (casing design); Specificeer de ‘worst case evacuation’, verbuizingsschoen selectie criteria (casing shoe selection criteria), ontwerpfactoren (design safety factors), kick tolerances, keuze van verbuizingen en hun connecties, omliggende casing schema’s (offset casing schemes), maximale doglegs, beoogde toekomstige putoperaties en interventies, influx tolerances voor elke gatsectie, limit testen of leak of testen etc. B. Zelfevaluatie - Aanleg van boorgaten (well construction) B1. Toegepaste procedures & voorzorgmaatregelen als een boorgat naar een vloeistof wordt gecirculeerd waarmee dat boorgat in onderbalans komt (er ontstaat een minder dan hydrostatische overdruk in het boorgat). Demonstreer hoe de barrières in het boorgat worden getest voordat er naar een onderbalansvloeistof wordt gecirculeerd; wat zijn de maatregelen als een barrière mocht falen; wat is het plan waar men op terug kan vallen? B2. Cement-ontwerp: hoe wordt zeker gesteld dat een boorgat niet in een onderbalanssituatie terecht komt bij het cementeren van verbuizingen (liners of casings). De ‘quality assurance’ van het cementatieontwerp en de uitvoering daarvan, etc. B3. Cementatie-operaties: het vaststellen dat alle procedures, ‘recommended practices’ en ‘industry practices’, worden toegepast.
8
De toepassing van cementatiematerieel zoals ‘centralisers’ en ‘stop collars’, backup plan indien het ‘float equipment’ mocht falen, hoe wordt er op de ‘zonal isolation’ gecontroleerd, het beleid ten aanzien van ‘cement bond logs’ voor kritische cementaties, overwegingen in het cementtrecept tegenover gaszones, ‘pump to bump’, druktesten van verbuizingen (casing/liner) bij hard en zacht cement, etc. B4. Verbuizing (casing) installatie: beoordeel de ‘casing hanger’ installatieprocedure, de ‘hanger locking’ procedure en de bijbehorende druktest. B5. Wat zijn de acceptatiecriteria voordat men met een volgende boorgatsectie aanvangt? Formatiesterkte, ‘kick tolerance’, druktesten van de verbuizing, etc. B6. Management van veranderingen tijdens de aanleg van het boorgat (management of change process). Management en autorisatie van een verandering, in kennis stellen van SodM, etc. C. Zelfevaluatie - Beheersing en beveiligingen bij de aanleg van boorgaten (well control) C1. Worden ‘well control’ risico’s en hun gerelateerde risico’s vooraf besproken, afgestemd en overeengekomen met de boorcontractor? Drukregime, verbuizing, selectie boorvloeistof (mud), cementaties, H2S, CO2 in combinatie met koolwaterstoffen, HPHT, ondiepe gasvoorkomens (shallow gas), het communiceren van deze risico’s met sleutelpersonen en het personeel, etc. C2. Kritische ‘well control’ aspecten. Veranderingen in procedures; onverwachte boorspoelingsverliezen; nieuw of gemodificeerd materieel; trainingsverplichtingen; afspraken over het insluiten van het boorgat; ‘pit level control’, etc. C3. Classificatie van de toegepaste BOP’s ten opzichte van de maximale ingesloten voorkomende druk. Hoe wordt de maximale ingesloten druk bepaald; functietesten en druktesten, testen van meervoudige (redundant) back-up functies op de verschillende ‘control panels’; toegepaste procedures, etc. C4. Mogelijkheid van de ‘Shear Rams’ om pijpen en buizen door te kunnen snijden. Hoe wordt zeker gesteld dat er geen verbuizingsconnecties ter hoogte van de ‘Shear Rams’ komen tijdens kritische operaties? Wat zijn de maatregelen als het afsnijden c.q. ‘shearen’ mocht falen, wat is het plan waar men op terug kan vallen? C5. Locaties van het op afstand bedienbare bedieningspaneel voor de BOP en hun stuurleidingen, bestendigheid van deze stuurleidingen bij blowouts. Beoordeling van het ontwerp, overzichtsplan (lay out) en meervoudige (redundant) back-up functie. C6. Kan de accumulator voldoen aan de ‘close-open-close’ conditie, maar ook tevens bij een maximale ingesloten druk aan de putmond? C7. Certificatie, reparatie en inspectie registers van ‘well control’ materieel (van de afgelopen 3 jaren). Overeenkomstig met industrie standaarden, fabrikant, gecertificeerde reparatie, ‘as build’ tekeningen van het hydraulisch systeem, is de BOP en het bijbehorende materieel (choke manifold, control unit) een veiligheidskritisch element en als zodanig behandeld, frequentie van drukmeters, calibratie, configuratie van schuifafsluiters ‘rams’ op bedieningspanelen conform de opbouw van de BOP, etc.
9
D. Zelfevaluatie - Reactie op noodsituaties (emergency response) D1. Procedures & maatregelen voor noodstops (emergency shutdowns) op boor- en productiefaciliteiten, in het bijzonder tijdens gelijktijdige werkzaamheden. D2. ‘Blowout contingency plan’. Organisatie van ‘well control’ situaties (op de boorinstallatie en op het kantoor), protocollen, initiële ondersteuning van en directe toegang tot ‘well control’ specialisten en middelen, capaciteit, type en mobilisatietijd van nood- en bestrijdingsmaterieel, beschikbaarheid van een boorinstallatie voor de aanleg van een ‘relief well’, intersectie en doorkruisingsplanning en nauwkeurigheid van het boortraject, verzekeringsarrangementen, beheersing van verontreinigingen naar bodem en water en overeenkomsten die zijn afgesloten met contractors en het bevoegd gezag, etc. D3. ‘Relief well’ ontwerp: hoe wordt zeker gesteld dat alle benodigde data van het boorgat, de locatie- en omgevingsgegevens tijdig beschikbaar zijn voor de initiële planning en reactie op een ‘ blowout’? Actuele putstatus-diagrammen, poriëndrukken/formatiebreeksterkte, logs, geologische informatie, etc. D4. Training van de toezichthoudende staf op het boorproces vanuit de opdrachtgever en de boorcontractor, het houden van voldoende oefeningen. Met inbegrip van, maar niet beperkt tot: oefeningen gericht op verschillende noodsituaties, ‘well control’ oefeningen (soorten & frequentie), ‘scenario based training’, ‘leadership training’, etc. D5. ‘Emergency response’ organisatie vanuit het kantoor. Heldere commandostructuur, oefeningen en training (vermeld details van de laatste oefening), samenwerking met autoriteiten, voldoende uitgerust crisiscentrum, actuele informatie over de verschillende dienstverlenende bedrijven, contracten met aanbieders van nooddiensten, etc. E. Zelfevaluatie – Algemene aspecten E1. Acceptatiecriteria voor de competentie van de ontwerp- en operationele staf. Een specificatie per niveau van senioriteit – inclusief de sleutelpersonen van de boorcontractor – en het kennisniveau van het relevante dienstverlenend personeel (o.a. completion- en well services), etc. E2. Het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem waaronder het systeem van management van het mijnbouwkundige proces ‘boren’, waaronder het ontwerp, de aanleg van boorgaten en ‘well control’. Informatie over de resultaten van een audit betreffende het ontwerp en aanleg van boorgaten (in de afgelopen 3 jaren). E3. Het proces van opstellen van het veiligheids- en gezondheidsdocument voor alle soorten van werkzaamheden in en aan boorgaten en putten. Het betrekken van alle relevante contractors en hun experts in de gevarenanalyses, risico-evaluaties, rollen en verantwoordelijkheden, toezicht, coördinatie, communicatie en afstemming van managementsystemen, etc. E4. Adequaat toezicht op alle niveaus tijdens booroperaties en interventies op locatie en op kantoor. Organisatie van het toezicht tijdens kritische operaties en 24/7 monitoring van de voortgang gedurende aanleg van boorgaten, etc. F. Zelfevaluatie - Conclusies F1. Welke verbeteringen zijn/worden doorgevoerd naar aanleiding van deze zelfevaluatie? F2. Een verklaring van de directeur/vertegenwoordiger van de rechtspersoon dat alle gerechtvaardigde en redelijkerwijze maatregelen zijn genomen of worden genomen om zeker te stellen dat de risico’s verbonden met het boorproces te allen tijde adequaat worden beheerst.
10
Bijlage 5: Richtlijn independent well examination Het doel van de ‘independent well examination’ is het toepassen van een aanvullend onafhankelijk controlemechanisme (‘vreemde ogen dwingen’) op het ontwerp en de uitvoering van boor- en putactiviteiten. In het Verenigd Koninkrijk is well examination een gevestigde praktijk, die al vele jaren wordt toegepast. Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)vindt dat die praktijk ook in Nederland toegepast moet worden. Daarom heeft de dienst een korte richtlijn opgesteld. In deze richtlijn worden de taak en de positie van de ‘well examiner’ beschreven. Tevens worden de onderwerpen vermeld, die geverifieerd moeten worden en welk eindproduct er verwacht wordt. 1. Afbakening taak van de ‘well examiner’ Independent well examination dient te worden toegepast op de aanleg van boorgaten. Hiertoe controleert de ‘independent well examiner’ het ontwerp en uitvoering op afstand, zonder fysiek aanwezig te hoeven zijn bij de uitvoering van het boorproces. 2. Onafhankelijkheid van de ‘well examiner’ Een onafhankelijk persoon, bevoegd en erkend door de mijnonderneming als zijnde voldoende deskundig en bekend met de relevante regelgeving, die los staat van het directe lijnmanagement en van het primaire bedrijfsproces 'ontwerp en uitvoering van de boring'. Deze persoon is ook niet betrokken bij de besluitvorming (incl. HAZIDs, DWOPRA’s en prespud meetings) over het ontwerp en uitvoering van de boring. In Engelse regelgeving staat op dit punt dat de objectiviteit van deze persoon niet in opspraak gebracht mag kunnen worden. Zo zal de rapportagelijn van de ‘well examiner’ bij voorkeur plaats vinden met een vertegenwoordiger die zich buiten de directe lijnverantwoordelijkheid bevindt, zoals de HSE manager of de bestuurder van de mijnonderneming. 3. Verificatieschema De toetsing van het ontwerp en het stappenplan tijdens de uitvoering van de aanleg van boorgaten vindt plaats tegen een verificatieschema dat vooraf is opgezet door de mijnonderneming. De verantwoordelijkheid voor het opstellen van het verificatieschema ligt bij de mijnonderneming en dus niet bij de ‘independent well examiner’. Het verificatieschema beschrijft ten minste: • de beheerder van het verificatieschema (HSE manager of mijnbouwondernemer); • de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van alle sleutelpersonen (‘boororganisatie’) die binnen het primaire bedrijfsproces belast zijn met de aanleg van boorgaten en een relatie hebben met de ‘well examination’; • de borging van de onafhankelijkheid en de competentie van de ‘well examiner’; • een beschrijving van alle activiteiten die door de ‘well examiner’ worden uitgevoerd; • een overzicht van alle belangrijke maatregelen die tijdens de aanleg van boorgaten risico’s op zware ongevallen beheersen (veiligheidskritische elementen); • een overzicht van de technische ontwerpstandaarden (uit het VG-zorgsysteem), ‘best practices’ en industrierichtlijnen waaraan de mijnonderneming zich committeert en waarop de aanleg van boorgaten is vastgesteld; • de rol van de ‘independent well examiner’ tijdens wijzigingen gedurende de operationele uitvoering van de aanleg van boorgaten; en • de wijze waarop eventuele geschillen tussen de ‘independent well examiner’ en de boororganisatie worden beslecht.
11
4. Rapportage De inputs en outputs van het well examination proces dienen binnen de mijnonderneming op een volledig traceerbare en auditeerbare wijze gearchiveerd te worden. Deze inputs en outputs kunnen door SodMinspecteurs worden opgevraagd om de effectiviteit van het gevoerde ‘independent well examination’ proces te bepalen. SodM neemt het werkprogramma voor de aanleg van boorgaten (dat ten minste vier weken voor de aanvang van een boring bij SodM ingediend moet worden) pas in behandeling als het vergezeld gaat van een bewijs, dat het ontwerp van de put is getoetst door een ‘independent well examiner’.
12
Bijlage 6: Voorbeeld VG-document voor de boorfase2 Scope This document describes the Health, Safety and Environment (HSE) management measures for the specific operations on [Location Name] of [XY Project], with the objective to reduce the HSE-risks associated with the activity to a level As Low As Reasonably Practicable (ALARP principle). This document is a site specific supplement to the rig specific HSE- plan of [Drilling Contractor]. Objectives The objectives of this document are to ensure that: • the roles and responsibilities of all persons in charge of activities are clearly defined, communicated and understood; • all key personnel are aware of the work tasks to be undertaken in a safe manner; • all health and safety hazards and risks associated with the operation are assessed, controlled and communicated to all personnel; • all personnel are competent for the work tasks to be undertaken and that all supervisors are competent to supervise and direct subordinates in a safe manner. This HSE-document should be considered in conjunction with: • the drilling program • well design • site specific safety case • [Drilling Contractor]’s HSE management system • emergencies response plan • FFRP (Site Specific Firefighting and Rescue Plan) This document is intended to describe how safety, health and environmental protection is managed during drilling, completion and testing operations at [Location Name]. This document is only valid for the period covering the specific operations on [Location Name] The Netherlands. The rig-up will commence DD/MM/YYYY. The main parties involved are: Company Name [Operator] [Drill Management]
responsibility Licence holder
[Drilling Contractor]
Main contractor (Project Management and Supervision) Drilling contractor
[HSE advisor]
HSE advisor to operator
2
Dit voorbeeld gaat onder andere uit van een situatie waar het projectmanagement door een gecertificeerde organisatie plaats vindt. Dit gaat niet voor alle projecten op.
13
Contents 1. General 15 1.1 Goal and scope ................................................................................................................. 15 1.2 Distribution....................................................................................................................... 16 1.3 Reference documents ...................................................................................................... 17 1.4 Revisions and actualisation .............................................................................................. 17 2. Organisation 18 2.1 Description of the project organisation ........................................................................... 18 2.2 Contractor management & Cooperation between employers ........................................ 19 2.3 Quality management structure ........................................................................................ 20 2.4 Tasks, authorities and responsibilities ............................................................................. 22 2.5 Individual responsibility ................................................................................................... 23 2.6 Coordination..................................................................................................................... 23 2.7 Communication ................................................................................................................ 23 2.8 Execution of Operations ................................................................................................... 23 2.9 Management of Change ................................................................................................... 24 2.10 Evaluation and reporting................................................................................................ 24 3. Risk identification, assessment and management 25 3.1 Hazard identification and risk analysis ............................................................................. 25 3.2 Risk elimination and reduction ........................................................................................ 26 3.3 Performance standards .................................................................................................... 27 3.4 Assessment against the performance standards ............................................................. 27 4. Emergency preparedness and response 28 4.1 General ............................................................................................................................. 28 4.2 Fire and explosions........................................................................................................... 28 4.3 Alarm procedure .............................................................................................................. 28 4.4 Assistance in case of injuries ............................................................................................ 29 4.5 Fire fighting and evacuation............................................................................................. 29
14
1.
General
1.1 Goal and scope [Drill Management] will drill, test and complete two geothermal wells for [Operator]. The objective of this operation is to drill two wells and install a production pump and injection valve. The working unit will consist of a land-rig drilling platform. The execution of the operation is guided by [Drill Management]. Summary of the planned activities: • Prepare location • Mobilise & Rig up • Drilling • Testing and completion • Skidding • Drilling • Testing and completion • Demobilize equipment Execution of the activities are planned to commence DD/MM/YYYY. For detailed information see the drilling program. From the health and safety legislation (BW7: 658) the principal who is responsible for work places in the mining industry is held to promote co-ordination between the contractors who perform work there. [Drill Management], as principal is responsible for safety at the location; [Drilling Contractor] has the responsibility for the operational safety on location. All contractors present at the site are independent contractors and as such are responsible for the safety of their own employees. By developing this HSE-document based on the standard process for gas and oil drilling with land-rigs, care was taken to ensure that it reflects the relevant regulatory requirements / client expectations as well as the operating demand of the Dutch regulations for the mining industry it is being developed for. The present HSE-document aims to give substance to Art. 2.42f of the Working Conditions Decree (Arbeidsomstandighedenbesluit), art. 3.7 and paragraph 3.10 of the Working Conditions Rule (Arbeidsomstandighedenregeling) (obligation to draw up a Safety and Health Document, with prescribed content) and Art. 2.42 of the Working Conditions Decree (Cooperation between different employers in a business or establishment; obligation to draw up a Safety and Health Document with specified content; coordination for health and safety by the employer responsible for the workplace in the mining industries). [Drill Management] is, as in the aforesaid sense, a representative of [Operator], responsible for the project operations. [Drill Management] is responsible for: • management of the HSE-document; • adjusting the content of the HSE-document to the work performed on the well site; • keeping the HSE-document up to date; • distribution of the HSE-document(s) to all stakeholders, also after actualization/revision.
15
1.2 Distribution The present HSE-document is distributed to the persons listed below: Copy nr Company Name Function 1 [Drill Management] Drilling Manager 2 State Supervision of Afdeling Operaties Mines 3 [Drilling Contractor] Rig Manager 4
[Drilling Contractor]
Tool Pusher
5 [Drill Management] Site supervision 6 [Drill Management][Drill QHSE-management Management] 7 QHSE HSE-Advisor Only registered copy holders will receive formal revisions and adjustments. Requests, for addition to the distribution list, must be approved by the document manager. [Operator], [Drill Management], [Drilling Contractor] and all other (sub)contractors on site are convinced that this document forms the basis for healthy and safe working conditions for all the personnel involved. This document outlines: • the identification of all potential hazards; • the evaluation of all potential risks; and • the management and supervision of all potential risks. Ratification and validity: Ratification of this document is done by signing the QHSE-agreement form by [Drill Management], by all contractors and by all sub-contractors. This agreement will be signed on the first day of the spud. Modifications have to be recorded in the register as shown below. Suggestions for additions and improvements should be passed to [Drill Management] or the document manager. This document remains valid for the time of the operations. Document release- and change registry Holder of this HSE-document Revision Revised pages Revision date
Revised pages, Contributed by
Initials
1 2 3 4
16
1.3 Reference documents Associated with the planned well activities – next to the (present) HSE-document – the following documents have been prepared and are available3: • [Drill Management] HSE-statement • Site Specific Safety Case Well Design • Drill program • Drilling Contractor’s QHSE-Standards and Guidelines • HSE-Bridging Document 1.4 Revisions and actualisation [Drill Management] is the guardian of this document. This implies that this organization is responsible for ensuring that the contents of this document is correct, kept up-to-date and distributed in accordance with the requirements. All well operations will be carried out according to the work-program. If changes are required, approval in writing will be required from the Site Supervision, who will secure the approval of the Drilling Manager for changes that may impact the integrity, safety and/or environmental impact of the operation. SodM will be informed in writing of changes in the work program and/or Specific HSE-Document. In chapter 3.3 an organization chart is plotted.
3
Geen onderdeel van dit Handboek Geothermie
17
2.
Organisation
2.1 Description of the project organisation The figure below illustrates the organisation chart of the operation. There are a number of parties working together on site during the well activities. They are contractors specialised to perform the necessary activities:
Licence holder
Drilling Manager DM
. Drill contractor DC
HSE Management
Maintenace Manager
Snr. Drilling Engineer SDE
HSE Advisor HSE
Rig Manager
Site Supervision
Snr.Geologist
RM
SSV
SG
HSE
MM
Office
On Site
Toolpusher TP
Communications Hierachy
A contact-list and addresses of the contractors and (other) stakeholders can be found in appendix X4.
4
Geen onderdeel van dit Handboek Geothermie
18
2.2 Contractor management & Cooperation between employers A significant number of [Drill Management] activities are carried out by contractors. In those instances [Drill Management] will select contractors based on professional skills, HSE performance, planning and economical aspects. Major contractors providing [Drill Management] must demonstrate implementation of their management systems (based on international standards like OHSAS 18001, ISO 14001 and ISO 9001). All major contractors are responsible for their workplace and for the co-ordination and execution of their activities operated from their workplace. When operating in the proximity of [Drill Management] workplaces, a bridging-document should be developed to manage the interfaces between both companies’ management systems. Also a HSE-document for concurrent operations should be developed, if applicable (see also Site Specific Safety Case). Sub-contractors must have basic understanding of the HSE aspects within their scope of activities and shall provide a simple, effective system (e.g. VCA) to promote the quality of their work. These contractors will also perform the activities under the [Drilling Contractor] Management System. Hired personnel are subjected to the [Drilling Contractor] Management System since they are directly incorporated in the activities. The collaboration between the relevant employers is furthermore focused on alignment of the mutual risks and the effective management of these risks in order to assure the safety and health of the workers. Workers and/or delegates of [Drill Management] and [Drilling Contractor] collaborated in preparing the HSE-document. Meetings were held with all (sub-) contractors to go through the work program and discuss the measures to reduce the associated hazards and risks.
19
2.3 Quality management structure The quality management structure can be visualised as follows: Licence holder
Drilling Manager DM
. Drill contractor DC
HSE Management
Maintenace Manager
Snr. Drilling Engineer SDE
HSE Advisor HSE
Rig Manager
Site Supervision
Snr.Geologist
RM
SSV
SG
HSE
MM
Office
On Site
Toolpusher TP
Communications Hierachy
Project organization
Management Controle Structure
Project documentation
Green Well Westland B.V. Permit owner
T&A Survey Project management
IS0 14001 ISO 9001
Management System
VG- Document
FFRP
DrillTec Drilling contractor
IS0 14001 ISO 9001
Management System
Peer Review
Drill Programm
Well control
Well design
Emergency response
Site specific Safety Case
20
The responsibilities are defined as follows: Role DM-[Drill Management]
Responsibility Has final responsibility for the safe and environmentally sound implementation of the well activities including adequate well emergency follow up and safety case implementation.
HSE
Advises and assists [Drill Management] in the execution of responsibilities regarding well related projects in the office (PM) and on site (CR).
SSV
Generally has the responsibility for the safe implementation of the project in general. The PM comes to the field if and when necessary. Represents the Contractor. Responsible for safety and quality during the work program execution. Is accountable for the process and the crew within the framework of the HSE Management System. For each service-contractor a representative is named who is responsible for the implementation of the HSE Management System of his company.
RM TP other contractors
21
2.4 Tasks, authorities and responsibilities The roles and responsibilities of the main parties and subcontractors are as follows: Company Name Main Parties [Drill Management]
Task Drilling manager
Site Supervision
Responsibilities Company representative Well Location (site) QHSE assurance (general) Input in general meetings Advising [Drill Management] Company representative on site
Company representative Well Engineering Consultant Advisor
[Drilling Contractor]
Input in general meetings Advising [Drill Management] General well engineering support Communication link Reporting to SSM Collecting, compiling and sending out reports Rig Management Input in general meetings Operational Project Advise & Report to State Supervision of Management Mines Supervise and advise to the TP Main contractor QHSE assurance (on site) Operational Supervisor Daily reporting to RM Security on Location Logistics Supervising sub-contractors Persons-register personnel & visitors Introduction to well site regulations Execution work program Autonomous in decisions according to work program if they do not affect QHSE On site supervision Communication link
Sub-Contractors For detailed information see Appendix X5
5
Geen onderdeel van dit Handboek Geothermie
22
2.5 Individual responsibility For all decisions made, ‘safety first’ shall be the deciding factor. Each person is responsible to carry out the activities in a correct, qualified and safe manner. Prior to entering the site, a brief summary of the work to be performed is given by the Tool Pusher (TP), the risks are identified and individual responsibilities for HSE are discussed. At the start of the operation the drilling company/contractor (Tool pusher) coordinates a team-meeting in which the planned activities are explained, the risks are identified and individual responsibilities for HSE are discussed. Reports will be made of all team-meetings, in which the discussed items and attendance-list are registered. The TP will arrange the persons register and access-control to the location. At the site there will be an attendance list which will be signed by the employee entering the site. 2.6 Coordination According to the Dutch Arbo health and safety legislation, the ‘employer responsible for the work places in the mining industry’, is responsible for the promotion of adequate co-ordination between the contractors who perform work at the work places. [Drill Management] is responsible (and also acts as Operator) for all activities related to the activities described above. Before starting the activities a general team meeting will be held with all involved parties as described in paragraph 3.5. The parties (service companies) who are involved in the well activities are responsible for education and training of their employees. Chapter 3.7 defines how the coordination and communication is managed between the interfaces during the execution phase; incident reporting; and emergency’s. The organogram(3.3) shows the coordination schedule of the operation. 2.7 Communication Effective communication is critical to the success of the operation where different parties interface. All main parties will be informed of the objectives and timetable of the operation in advance of the operation. A pre-spud meeting will be held with the main parties and subcontractors involved in the operation. Each main party is responsible for ensuring that all relevant HSE information is effectively communicated within their own organization including alerts, notices, reports etc. The person responsible for HSE will communicate all relevant HSE information to all persons on the on-site operations. 2.8 Execution of Operations All main parties shall ensure that their personnel, including all subcontractors, are familiar with the ongoing activity program and abide by all relevant regulations and standards. The following methods will be used to establish and maintain effective lines of communication between main parties and subcontractors: • Introduction – the TP is responsible for ensuring that all personnel new to the operation are formally introduced and if required are given a tour. • Safety meetings. • Pre-job meeting/tool box talks – held at the operational job site by all related personnel. Particular attention is to be given to any program changes which must be assessed with a review of the appropriate task/risk assessment.
23
• •
Daily report & meeting – the main parties and subcontractors provide a daily report detailing operational progress and planned program. The participants must also discuss together regarding needed actions. The outcome must be recorded on the report. CR reports this to State supervision of mines.
2.9 Management of Change In case of a minor change the operations are halted if necessary. The TP, RM, SSV and Drilling manager and the rest of the team will discuss the change and make a follow-up decision. All changes are documented in the daily operations report. In case of a major change the operations are stopped. Additional experts are added as required and SSM shall be notified. Any major (design) change shall be submitted for a second opinion by an independent well examiner. Major changes may require additional planning and design steps which will need an approval by the panel. 2.10 Evaluation and reporting All personnel have a responsibility to report accidents, incidents and unsafe situations immediately to the Tool Pusher. [Drill Management] is responsible for reporting to the related authorities. All main parties participate in a close-out meeting to assess the project on successes and mistakes (‘lessons learned’). Key lessons will be captured directly at ‘after-action review-meetings’ and documented to ensure that they will be implemented in future operations.
24
3.
Risk identification, assessment and management
3.1 Hazard identification and risk analysis Based on the work program, in a special meeting with all the involved parties, a risk inventory was made of the potential dangers. Mitigation measures have been formulated for each identified risk. The main results of this risk analysis can be found in the table below.
Activity:
Risk:
Mitigation Measures:
Action by:
Mobilisation of location Transport to & - Facilities located - Site visit by Contractors to get insight in TP placing of equipment within ATEX zones limitations / - Disturbance due opportunities of the site TP to lack of space - Status & characteristics of site clearly - wrong order of known by contractors 3rd Parties - Good communication between placement Contractors and TP - Good communication with working parties that are working around location Execution of work programmes Release of gas during - Gas - Check cellar for gas with detection activities accumulation in devices cellar - Application of ATEX zones - Explosion danger - Venting - Fire - PPE - Asphyxia - weather vane Release of formation - Spillage water Kick (gas) during activities
TP
- Approved storage tanks available - Well cellar available to contain spillage RM
- Losing control of - Shut-in / Close-in well well - Well cellar available to contain spillage TP - Spillage
General aspects Security / Site access - Unauthorized / - Isolation of well site uninformed - All employees and site visitors will be people on site induced to the rules and regulations applicable on site
TP
Working safely
- Uncontrolled activities
- Work to be done with a working permit TP / 3rd parties / permission of site supervisor
Hazardous substances & chemicals Personal Protective Equipment (PPE) Weather conditions (storm, thunder, lightning, rain)
- Exposure to hazardous materials - Injuries
- Data sheets available and certified employees
- Wind and lightning
TP / 3rd parties
- Standard PPE on site: coverall, helmet, TP / 3rd parties boots, glasses - Stop work / activities - Follow-up the protocol for adverse TP / 3rd parties weather conditions of [Drilling Contractor]
25
Emergencies
- Injuries - Late / insufficient response
Disturbance to - Complaints neighbours because of noise, lights, transport, vibrations
- Emergency procedures according to HSE-document TP/RM /TP / - Inform police, fire brigade about project and start date of activities
Planning disturbance - Improvising
- Activities during daytime only / soundlevel survey RM / 3rd - No explicit disturbance sources parties available during the execution of the work programmes - No disturbance expected TP / 3rd parties
H&S responsibilities / - Unclear coordination on site responsibilities
- Tool-Pusher is responsible for H&S on site
RM
The specific hazards and risk inventories can be found in the Site Specific Safety Case. 3.2 Risk elimination and reduction The risks to workers connected with the execution of the activities, including the preparation, mobilization and demobilization of equipment are inventoried and evaluated. As described in the Site Specific Safety Case, there will be a set of sufficient physical facilities and organizational measures in place to reduce or eliminate risks.
26
3.3 Performance standards Performance standards are defined as clear and measurable parameters been described to the performance of a process or system components, equipment and management systems, which contribute directly to achieve safety and health objectives. An inventory is made on the evaluated risks to workers connected with the drilling of boreholes, including the preparation and disposal of equipment. Adequate physical facilities and organizational measures are or will be in place to eliminate or minimize risks. Furthermore, [Drill Management] assures that all necessary plans, programs and documents are submitted via [Operator] to the State Supervision of Mines, as described in: • Mijnbouwbesluit, afdeling 5.3 Boorgaten. • Mijnbouwregeling, hoofdstuk 8 Boorgaten en putten. • Legislation for safety documentations: • Arbobesluit: art. 2.42, 2.42 e t/m h. • Arboregeling: art. 3.6 t/m 3.14 .and that work will be done in accordance with such plans. 3.4 Assessment against the performance standards • In selecting the contractors their track records in the areas of quality, safety and environment are reviewed. • The contractors will use certified equipment and materials during the activities. • Preceding to the start of the activities a document check (certificates) will be performed. • The execution of the work will be checked on safety on a regular basis. After the inspections, an evaluation of the findings takes place. If necessary, additional measures will be taken.
27
4.
Emergency preparedness and response
4.1 General A list of identified risks and mitigation measures can be found in Chapter 3. To minimise risks to an acceptable level the necessary precautions and measures will be taken. 4.2 Fire and explosions Risk of fire is caused by: • Presence of flammable materials; see table below; • Overheating of engines and hydraulic systems; • Short-circuiting of electrical equipment. An overview of flammable materials and equipment on site, with corresponding location and hazard class, is displayed in the table below. Location / Equipment Well Head; Work Platform; Storage tanks; Ducting / Piping;
Diesel storage Trucks/ Cranes
Flammable Materials - Released gas (only possible during start of operation) - Synthetic material, rubber - Oil and lubricants - Diesel - Synthetic material, rubber - Diesel - System components (synthetic material, rubber)
Hazard Class
ABC
ABC ABC
Generator
- Diesel - System components (synthetic material, rubber)
ABC
Storage
- System components (synthetic material, rubber, wood) - Hydraulic oil - Lubricants - Solvents
ABC
Office
- System components (synthetic material, rubber, wood) - paper, textiles
ABC
4.3 Alarm procedure Considering the nature of the activities and the limited amount of flammable materials in storage, a fire alarm will only be initiated after a visual observation. In appendix X6 an overview of the relevant phone numbers can be found. Additional numbers will be added to the list when required.
6
Geen onderdeel van dit Handboek Geothermie
28
4.4 Assistance in case of injuries The employees of the contractor are trained to provide first aid when accidents occur or fire fighting is required. At least one person will be present on site with first aid certification. If medical assistance or consultation is required or demanded, the involved person or persons will be directed to the local general practitioner. Medical support is available 24 hours. In case of emergencies the ambulance service/hospital will be notified by calling 112. 4.5 Fire fighting and evacuation Local authorities, police and fire brigade will be made aware of the activities and the possible hazards and risks involved. The fire brigade is located in […]. In case of emergencies the alarm number 112 has to be called. All employees of the contractor on site are trained to use fire fighting equipment and to fight possible fire hazards. In case of fire the well site has to be evacuated. By means of different routes the well site can safely be abandoned (art 3.6 Working Conditions Rule). The scenario details are described in the site specific Firefighting and Rescue Plan7.
7
Geen onderdeel van dit Handboek Geothermie
29
Telephone numbers Location : Preliminary location x= ….. E, Y= …… N (RD) Emergency numbers Police 112 Fire Brigade
112
Ambulance
112
General Numbers (Non Urgent) Police
0900 - 8844
National Number
Internal telephone numbers Tool Pusher QHSE Manager Onsite supervisor Rig Manager Project Manager Emergency contact SODM
: : : : : :
30
Bijlage 7: Inhoud van een BARMM (melding) Meldingen in het kader van het Besluit algemene regels milieu mijnbouw (hierna: BARMM of AMvB 125) vallen niet onder de Wabo. Het gaat hierbij om tijdelijke werkzaamheden, zoals een boring of onderhoud aan installaties. Een melding aan het Ministerie van EZ is nodig wanneer het een mijnbouwwerk betreft dat onder de werking van het BARMM valt, zie artikel 4 van het BARMM. De BARMM-melding betreft uitsluitend de milieuaspecten van de werkzaamheden. De AMvB 125 geeft in artikel 7 aan dat ten minste vier weken vóór de start van de werkzaamheden aan SodM opgestuurd moet worden: A. het adres, de kadastrale aanduiding en de ligging van de mobiele installatie met bijbehorend terrein ten opzichte van de directe nabijheid van geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen; B. de naam dan wel nummer of aanduiding van de mobiele installatie alsmede de eigenaar; C. een samenvattende beschrijving van de mobiele installatie alsmede een opgave van het motorrendement van de bij de boring te gebruiken dieselmotoren en generatoren; D. een samenvatting van de te verrichten werkzaamheden; E. de 10-6 per jaar veiligheidscontour voortvloeiend uit de berekening van het plaatsgebonden risico, als bedoeld in artikel 44; F. de verwachte datum van de aanvang en die van de beëindiging van de werkzaamheden; G. de resultaten van een akoestisch onderzoek als bedoeld in artikel 19, onderdeel f, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de voorschriften ten aanzien van geluid, die zijn gesteld bij of krachtens de artikelen 19 of 20; H. de resultaten van een onderzoek naar de bodem op de plaats waar de mobiele installatie zal zijn of is gelegen en is uitgevoerd door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning op grond van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer en is gericht op de bodembedreigende stoffen die door de werkzaamheden met de mobiele installatie een bedreiging voor de bodemkwaliteit vormen en op de plaatsen waar bodembedreigende activiteiten plaatsvinden; I. het aantal transportbewegingen gedurende de dag (7.00–19.00), avond (19.00–23.00) en nacht (23.00–7.00). Verder geldt: Bovenstaande is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het wijzigen van een mobiele installatie en het wijzigen van de werkzaamheden. Gelukkig zegt men erbij: ‘de gegevens behoeven niet te worden verstrekt, voor zover Onze Minister reeds over die gegevens beschikt’. Het Ministerie van EZ neemt dan de volgende acties: • Van de melding wordt openbaar kennis gegeven in de Staatscourant en in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen. • Een afschrift van de melding wordt toegezonden aan burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de mobiele installatie zal zijn of is gelegen.
Bijlage 8: Inhoud van een VG-document In een VG-document zijn ten minste vermeld: ( bron: Arbeidsomstandighedenregeling) a)
b) c) d) e) f) g)
h) i) j) k) l) m) n) o) p)
een duidelijke en nauwkeurige beschrijving van de installatie en de werkzaamheden die worden uitgevoerd, met inbegrip van de voorzieningen die in het ontwerp zijn opgenomen ter uitsluiting of vermindering van de risico's; in aanvulling op onderdeel a, de informatie, bedoeld in bijlage IV bij deze Arbeidsomstandighedenregeling; het brandbestrijdingsplan en de maatregelen ter beperking van brand; de informatie, bedoeld in onderdeel c, is gebaseerd op de opgave, bedoeld in artikel 2.42f, eerste lid, onder a, van het Arbo- besluit; een opgave van de acceptatiecriteria; een lijst van alle geïdentificeerde en geanalyseerde risico's, als bedoeld in bijlage VI bij deze regeling; een specificatie van de bronnen, die zijn gebruikt bij het identificeren, analyseren en evalueren van de risico's, en hoe de geschiktheid en betrouwbaarheid van de bronnen is vastgesteld; een beoordeling van de doeltreffendheid en geschiktheid van het VG-zorgsysteem voor de installatie; een samenvatting, in niet-technische terminologie, van het onderzoek, bedoeld in bijlage VI en VII bij deze regeling, dat is verricht in het kader van het opstellen van het VG-document; een opgave van de noodzakelijk geachte risicoverminderende maatregelen, en het daarvoor verrichte onderzoek; een opgave van de prestatienormen; de grenzen waarbinnen de gebruikte apparatuur en beheerssystemen normaal kunnen functioneren; een plan met tijdpad voor de realisatie van de maatregelen, bedoeld in onderdeel j; een toetsing van de vermelde risico's aan de acceptatiecriteria; een toetsing van de prestaties van (de delen van) de procesinstallatie, van apparatuur en van beheerssystemen aan de prestatienormen, en een schriftelijke verklaring dat de risico's ten minste binnen de van tevoren vastgestelde acceptatiecriteria en prestatienormen vallen.
De operator coördineert de uitvoering van alle maatregelen inzake veiligheid en gezondheid en geeft in het VG-document het doel, de maatregelen en de wijze van uitvoering van deze coördinatie aan. Het VG-document wordt herzien bij iedere belangrijke wijziging, uitbreiding of verbouwing. Een afschrift van het VG-document wordt gezonden aan de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging of bij het ontbreken daarvan, aan de belanghebbende werknemers. De werkzaamheden worden overeenkomstig het VG-document uitgevoerd. Een exemplaar van het VG-document is bij de aardwarmte-installatie aanwezig.
Bijlage 9: Zelfevaluatie van het winningsproces U wordt door SodM gevraagd om een zelfbeoordeling uit te voeren van het winningsproces en zodoende aan te tonen dat uw installaties en uw organisatie aan de eisen van de Arbowetgeving voldoen. Bij deze zelfbeoordeling kunt u gebruik maken van het volgende stappenplan. 1. Naam van het ontwerpbureau. 2. Naam en ervaring van de hoofdaannemer. 3. Bezit het ontwerpbureau voldoende kennis en ervaring om de gewenste installatie voor geothermie conform geldende standaarden en codes te ontwerpen? 4. Heeft het ontwerpbureau specialistische ervaring opgedaan bij andere geothermieprojecten, bijvoorbeeld op het gebied van de aanwezigheid van olie en/of gas in het water? 5. Lijst met relevante referenties van het ontwerpbureau op het gebied van geothermie of vergelijkbaar. 6. Bent u in het bezit van een VG-zorgsysteem en indien ja conform welke internationaal erkende norm is dit opgesteld? 7. Heeft u een VG-document voor uw in gebruik zijnde installaties? (Let wel: het onderdeel ‘gedetailleerd ontwerp, opstarten en gebruik’ dient ten minste 8 weken voor de feitelijke ingebruikname aan de Inspecteur-Generaal der Mijnen te worden aangeboden.) 8. Zijn relevante veiligheidsstudies uitgevoerd om aan te tonen dat de veiligheid van het ontwerp/de installatie voldoende is voor de toepassing. (bijvoorbeeld hazid/hazop studies)? 9. Bestaan er externe veiligheidscontouren (indien van toepassing), gebruik makend van SafetyNL? 10. Welke standaards en richtlijnen worden gebruikt voor relevante onderdelen van de installaties? Denk bijvoorbeeld ook aan ATEX indien aanwezigheid van koolwaterstoffen niet is uit te sluiten. 11. Wat bepaalt de materiaalkeuze? 12. Hoe functioneert het besturingssysteem? Is het veiligheidssysteem onafhankelijk van het besturingssysteem? 13. Is er noodzaak van bijvoorbeeld gasdetectie of het meten van de explosiegrens (LEL)? 14. Wat is uw werkwijze als er tijdens de bouw afwijkingen ten opzichte van het ontwerp optreden? (Denk hierbij aan een soort management of change procedure.) 15. Heeft u een onderhoudsplan om de integriteit van de installatie tijdens de gebruiksfase te garanderen? Hieronder valt ook corrosiebeheersing. 16. Zijn er overige maatregelen ter voorkoming van ongewenste gebeurtenissen? 17. Heeft u een noodplan en mitigerende maatregelen voor het geval er toch iets ongewenst gebeurt? Denk hierbij aan het opstellen van een zogenaamde Bow-tie. 18. Heeft u een noodplan voor calamiteiten en afstemming met lokale hulpverleningsdiensten? 19. Hoe garandeert u de beschikbaarheid van voldoende geschoold personeel? Welke competenties acht u noodzakelijk voor het in bedrijf houden van een installatie voor geothermie?
Bijlage 10: Informatieverstrekking exploitatiefase De operator draagt in de exploitatiefase zorg voor maand- en jaarrapportages aan de vergunningverlener en TNO over toestand, gebruik en beheer van de bron. Tabel 1: Maandrapportage aardwarmteproductie Maandrapportage Rapportageperiode startdatum-einddatum Cumulatieve maandproductie en -injectie water Cumulatieve bedrijfsduur/gebruiksuren Cumulatief geconsumeerde (elektrische) energie door de installatie (pomp en overige installatie) Cumulatief onttrokken vermogen (primaire circuit) Gemiddelde volume gewogen productie temp Gemiddelde volume gewogen injectie temp Gemiddelde, minimale en maximale pompdruk Cumulatief geïnjecteerde stoffen (inhibitor e.a.) Cumulatieve maandproductie olie Cumulatieve maandproductie gas
Dimensie dd-mm-yyyy m3 uur kWh MJ °C °C bar m3 m3 m3
Tabel 2: Jaarrapportage ten behoeve van overheid en controle dataconsistentie Jaarrapportage Dimensie Opmerking Rapportageperiode 1-1-20XX tot 31-1220XX Analyseverloop debiet vs. pompdruk in de Voor performance evaluatie tijd aardwarmtedoublet Cumulatief onttrokken vermogen (primaire kWh Voor bv rapportage in jaarverslag circuit) EZ "Delfstoffen en aardwarmte in Nederland" en CBS Cumulatief gebruikt (elektrisch) vermogen kWh Voor bv rapportage in jaarverslag (vraag installatie) EZ "Delfstoffen en aardwarmte in Nederland" en CBS Cumulatieve gebruiksuren uur Revisie installatie zo ja, wat Watercompositie en saliniteit %/ Watermonsterevaluatie, ppm chemisch/ biologisch; volume of mol% van alle gemeten componenten incl. evt. koolwaterstoffen en andere gassen zoals CO2, en bacterieconcentratie Eventualiteiten Additioneel bij jaarrapportage: metingen ten tijde van revisie installatie (zoals vervanging bronpomp) Corrosielog Bv elektromagnetische logs om dikte verbuizing te bepalen Scaling-monitoring in boorgat, filters en Caliper warmtewisselaar Aquiferdruk bar
Bijlage 11: Veiligheid tijdens de verschillende projectfases Inleiding Ieder bedrijf dat complexe technische installaties bouwt kent het verschijnsel dat achteraf (tijdens de constructie of vóór de ingebruikname) aanvullende veiligheidsmaatregelen genomen moeten worden. Als tijdens het ontwerp voldoende was nagedacht over mogelijke risico's en de beheersing ervan, had men zich veel geld en ergernis kunnen besparen. Levenscyclus van een gebouw of installatie De levenscyclus van een gebouw of een installatie bestaat in grote lijnen uit vier stadia. Het begint met het ontwerp, gevolgd door de constructie ervan. Daarna komt de operationele ofwel het gebruiksstadium en ten slotte de sloop of ontmanteling. Tijdens ieder stadium is het een wettelijke verplichting om de relevante risico's te inventariseren en te evalueren. Daarna zal een plan van aanpak moeten worden opgesteld om de risico's te beheersen. Ontwerp Het ontwerpproces van de installatie en eventuele gebouwen doorloopt verschillende stadia: concept-ontwerp, basis-ontwerp en detail-ontwerp. Vooral tijdens het concept-ontwerp is de mogelijkheid om het ontwerp te wijzigen nog groot. Tevens bestaat tijdens de gehele ontwerpfase de mogelijkheid om de bouw en exploitatie veiliger, gezonder of milieuvriendelijker te maken. Door het toetsen van het ontwerp aan verschillende normen op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu worden toekomstige risico's geïnventariseerd en zijn maatregelen te nemen om deze risico's te beheersen. Bouwen (en boren) Het ontwerpteam draagt het ontwerpdossier over aan de hoofdaannemer en de gebruiker van het gebouw of de installatie met daarin een overzicht van de risico's die reeds in het ontwerp zijn geïdentificeerd en waarvoor tijdens de bouw maatregelen nodig zijn. De uitvoering doorloopt de bouwfase (constructie), gevolgd door een testfase en een overdracht. Tijdens de bouw wordt net als tijdens het ontwerp een inventarisatie uitgevoerd van mogelijke risico's. De inventarisatie is specifiek gericht op de risico's voor de constructie en de medewerkers. Exploiteren Zoals hiervoor aangegeven wordt vanuit het ontwerp het ontwerpdossier inclusief veiligheid- en gezondheidsaspecten tevens overgedragen aan de gebruiker van de installatie. Het dossier bevat informatie over het gebruik, de bediening en de resterende risico's waarvoor tijdens de exploitatiefase maatregelen nodig zijn. Sluiten Ten slotte zal aan het einde van zijn levenscyclus een gebouw of installatie worden gedemonteerd of gesloopt. Ook hier kan het constructiedossier uitkomst bieden. Daarnaast dient ook in deze fase een inventarisatie en evaluatie van risico's plaats te vinden. Veiligheids- en gezondheidsdossier Het veiligheids- en gezondheidsdossier loopt mee met alle fasen die een installatie doorloopt zoals die hierboven beschreven zijn. Het dossier wordt tijdens iedere fase aangevuld met de gegevens die in een volgende fase van belang kunnen zijn. Bijvoorbeeld de tekeningen van een procesinstallatie die van belang zijn voor de exploitatiefase en de sterkteberekeningen van een constructie die van belang zijn voor de sluiting. Ontwerp Het ontwerpen van een installatie wordt, zoals boven al aangegeven, over het algemeen in drie onderdelen gesplitst: 1. Concept-ontwerp
2. Basis-ontwerp 3. Detail-ontwerp Concept-ontwerp Bij de start is het ontwerp nog vrijwel volledig in te vullen. Plattegronden en procesvoering liggen nog niet vast. Dit stadium kenmerkt zich door flexibiliteit, creativiteit en een vrij kort tijdsbestek, waarin belangrijke beslissingen moeten worden genomen. Het is belangrijk dat veiligheid, gezondheid en milieu in voldoende mate aan de orde komen. Basis-ontwerp Voor het grootste deel liggen de procesvoering en plattegronden vast en zijn de belangrijkste procesapparaten gekozen. Het is de ideale tijd om een veiligheids- en gezondheidsplan op te stellen. In het concept-ontwerp zijn de belangrijkste risico's in kaart gebracht, die nu invulling moeten krijgen in dit veiligheids- en gezondheidsplan. Detail-ontwerp In de stap van het detail-ontwerp worden de details ingevuld. Daarom duurt dit stadium vaak het langst. In de voorgaande stappen is in het veiligheids- en gezondheidsplan beschreven welke (veiligheids-)studies in het detail-ontwerp nodig zijn. Aan het einde van dit stadium mogen er dan ook geen openstaande vragen meer zijn en staat het ontwerp vast. Overdracht van het concept-ontwerp naar het basis- en het detail-ontwerp Een goede aanpak om de risico's in kaart te brengen is een brainstormsessie beleggen met de sleutelfunctionarissen van het ontwerpteam, specifiek op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu. Hiervoor kan de zogenaamde Hazard Identification (HAZID) techniek worden gebruikt. Er wordt gebruik gemaakt van een lijst met onderwerpen, zodat niets over het hoofd gezien wordt. Een van de nevendoelstellingen van de brainstormsessie is de leden van het projectteam bewust te maken van de relevante risico's voor het project. De resultaten van de HAZID worden opgenomen in het veiligheids- en gezondheidsplan. In het veiligheids- en gezondheidsplan wordt aangegeven welke nadere studies nodig zijn. Voor een procesinstallatie zal het bijvoorbeeld nodig zijn om een 'Hazard assessment and Operabillity Study' (HAZOP) uit te voeren om inzicht te krijgen in procesrisico's en een 'Quantitative Risk Assessment' (QRA) voor inzicht in de gevaren voor de directe omgeving. Tabel 1 Hoofdonderwerpen HAZID • • Externe en milieu • risico's • • • Risico's door de • installatie • • Gezondheidsrisico's • • • • • Project implementatie• risico's • • • Specifieke studies • •
Milieugevaren Gevaren veroorzaakt door de mens Infrastructuur Brand en explosies Procesrisico's Onderhoudsrisico's Tillen Beeldwerk Werken met chemicaliën Risicomanagement Noodplannen Kennis van mensen HAZOP QRA Enz.
Tabel 2 Hoofdonderwerpen constructierisico-inventarisatie • • • •
Transportrisico's Risico's voor de mens Risico's door soort werk Noodsituaties
• • • •
Specifiek risicovol werk Gevaarlijke stoffen Hygiëne Machines en gereedschap
• Omgevingsrisico's • Omgevingsrisico's • Meerdere werkgevers • Organisatie en communicatie
Beschrijving HAZID (Hazard identification study – gevaaridentificatie-onderzoek) Doel:
Wanneer: Door wie:
Het in een vroeg stadium van een project identificeren van gevaren met betrekking tot gezondheid, veiligheid en milieu die zich kunnen voordoen in de betreffende projectfase of daarná. Voor elke belangrijke wijziging (nieuw plan, compressiemodule, wijziging drill program, aanpassingen pumpsysteem, enzovoort) wordt een HAZID-onderzoek uitgevoerd. De Projectmanager is verantwoordelijk voor het initiëren en uitvoeren van en rapporteren over de HAZID. De HSE manager is verantwoordelijk voor het bijhouden van alle acties in het actievolgsysteem.
Methodologie 1. Een multidisciplinair team beoordeelt het gehele projectontwerp (inclusief infrastructuur, technisch ontwerp en werkzaamheden en de impact ervan op het milieu en de omgeving). 2. Voor het onderzoek wordt gebruik gemaakt van een stap-voor-stapmethodologie en een checklist van trefwoorden voor het identificeren van gevaren en het beoordelen van de mogelijke invloed van deze gevaren op het project-ontwerp en het technisch ontwerp. Benodigde informatie 1. Informatie over het project, de geplande omvang ervan en de milieuproblemen die het met zich mee kan brengen. 2. Alle beschikbare conceptuele en voorlopige berekeningen, ontvangen datatekeningen en ontwikkelingsplannen. Deliverables 1. Overzicht van de gevaren en risico’s met beschrijving in volgorde van belangrijkheid (grootte van het gevolg). 2. Een initiële rapportage over de beheersbaarheid van de onderkende gevaren en eventuele voorstellen voor bijvoorbeeld benodigde/mogelijke verzekeringen. Follow-up
Elke in de HAZID geformuleerde actie wordt toegewezen aan een actiehouder die waar nodig toepasselijke maatregelen neemt. De voortgang wordt bijgehouden in een zogenoemd ‘actievolgsysteem’. Zodra alle maatregelen zijn geïmplementeerd, wordt een zogenoemd ‘Close-out-rapport’ opgesteld met een overzicht van alle antwoorden en genomen maatregelen.
Beschrijving HAZOP (Hazard and Operability Study – onderzoek naar gevaren en werkbaarheid) Doel
Wanneer
Het identificeren van gevaren, effecten en problemen betreffende de werkomstandigheden met betrekking tot het procesontwerp en de beoogde uitvoeringswijze, die tijdens de werkzaamheden (of het beheer) moeten worden verholpen of voorkómen. Voor elke wijziging (systeemwijziging of -aanvulling) die effect kan hebben op mens of milieu wordt een HAZOP-onderzoek uitgevoerd.
Methodologie Een beoordeling door een multidisciplinair team aan de hand van een gestructureerde stap-voor-stapmethodologie met toepassing van parameter- en trefwoordcombinaties op delen (knooppunten) van het systeem om gevaren en werkbaarheidsproblemen te identificeren. Benodigde informatie Diagrammen procesinstrumentatie, operationele en controlefilosofieën, oorzaak/gevolgdiagrammen, Process Safeguarding Drawings, en alarm- en tripinstellingen. Deliverables Aanbevelingen voor aanpassingen van het ontwerp om gevaren en werkbaarheidsproblemen te verwijderen of te verminderen. Follow-up
Elke in de HAZOP geformuleerde actie wordt toegewezen aan een actiehouder die waar nodig toepasselijke maatregelen neemt. De voortgang wordt bijgehouden in een actievolgsysteem. Zodra alle maatregelen zijn geïmplementeerd, wordt een ‘Close-outrapport’ opgesteld met een overzicht van alle antwoorden en genomen maatregelen.
Praktijkvoorbeelden Voorbeeld 1: Brainstormsessie (gevarenidentificatie) tijdens het conceptontwerp Een bedrijf heeft aan een ingenieursbureau opdracht gegeven om voor de Noordzee een platform te ontwerpen voor de accommodatie van personeel. Dit platform dient naast een bestaand productieplatform geplaatst te worden. De QHSE-coördinator is een vaste deelnemer aan het ontwerpteam. Hij heeft als taak om de mogelijke risico's bij het ontwerpteam onder de aandacht te brengen. Het werk van de QHSE-coördinator is altijd gericht op de risico's voor mens, milieu en de installatie. Om hier een goede invulling aan te geven is besloten om door een HAZID deze risico's in kaart te brengen. De resultaten van deze HAZID werden gebruikt als een eerste aanzet tot een veiligheids- en gezondheidsplan. De belangrijkste resultaten uit de brainstormsessie waren: de locatie van het nieuwe platform moest intrinsiek veilig zijn, met voldoende afstand naar het bestaande platform; de positie van het nieuwe platform moest bij brand op het bestaande platform in de brandschaduw komen van de brandmuren van het bestaande platform; bij evacuatie van het totale complex diende het nieuwe platform als veiligheidsbuffer doordat het platform tussen het gevaar en de evacuatiezone was geplaatst. Door een goede HAZID in een vroeg stadium werd snel duidelijk hoe het optimale ontwerp er uit moest zien. Indien de locatie van het nieuwe platform niet intrinsiek veilig zou zijn gekozen, zou dit betekenen dat de eindgebruiker veel kosten moest maken om uiteindelijk hetzelfde veiligheidsniveau te bereiken. Voorbeeld 2: Het opstellen van een veiligheids- en gezondheidsplan tijdens de ontwerpfase
Door een raffinaderij is aan een ingenieursbureau de opdracht gegeven om een nieuwe ontzwavelingsunit te ontwerpen. Voor het basisontwerp dient een veiligheids- en gezondheidsplan te worden opgesteld. Voor het betreffende project worden de volgende specifieke studies uitgevoerd: • Een HAZOP (Hazard and Operability Study) om de gevaren van de procesinstallatie in kaart te brengen. • Een QRA (Quantitative Risk Assessment) om de gevaren voor de omgeving aan te geven. • Een gevarenzone-indeling om het gevaar voor brand en explosies te beperken door het wegnemen van mogelijke ontstekingsbronnen. • Een identificatie van mogelijke geluidsbronnen zowel ter bescherming van de werknemers als van de omwonenden. • Een milieurisico- inventarisatie om de gevaren voor het milieu te beperken. Voorbeeld 3: Het uitvoeren van de constructierisico-inventarisatie tijdens het detailontwerp Op een bedrijf wordt een nieuwe opslagtank gepland voor de opslag van een gevaarlijke stof. Men is bezig met het detailontwerp. In het veiligheids- en gezondheidsplan is opgenomen dat een onderzoek moet worden uitgevoerd om in een vroeg stadium de mogelijke risico´s tijdens de constructie te inventariseren, de constructierisico-inventarisatie. Een brainstormtechniek wordt gebruikt om met het ontwerp- en constructieteam de risico´s in kaart te brengen. De gevonden belangrijkste resultaten waren: • Identificeer voor aanvang van het graafwerk eerst de ondergrondse kabels. • Houd rekening met een regime voor het werken in een besloten ruimte als de eerste wanden van de tank geplaatst zijn. • Stel een goed hijsplan op omdat voortdurend met verschillende kranen gewerkt wordt. • Stel een verkeersplan op en een plan voor het tijdelijk opslaan van materiaal. • Volg voor het openen van leidingen de hiervoor bestemde procedure. • Voer een goede taak/risicoanalyse uit voorafgaand aan specifieke werkzaamheden zoals de aansluiting op bestaande leidingen. Het rapport van de constructierisico-inventarisatie bevat ook een opsomming van de beheersmaatregelen. Het rapport wordt overgedragen aan de constructiemanager. Invulling in de praktijk Complexe installaties De beschreven aanpak is voor complexe installaties onmisbaar. Uitgaande van de aard van de installatie en de tijdens de HAZID geïdentificeerde risico's, zal bepaald worden welke nadere studies nodig zijn. In het veiligheids- en gezondheidsplan zal hiervan een overzicht worden gegeven. Vervolgens worden deze documenten gearchiveerd. Bij het uitvoeren van deze studies zal geleidelijk een steeds beter beeld van de totale risico's van een installatie ontstaan. Met een goed plan van aanpak om de acties uit te voeren zal uiteindelijk een installatie worden gebouwd waarvan de veiligheid, de gezondheidseffecten en de milieu-invloeden binnen de wettelijke grenzen vallen. Eenvoudige installaties Voor eenvoudige installatie geldt in principe dezelfde aanpak. De risico-identificatie (HAZID) zal eenvoudiger zijn. Wellicht komen er enkele basale acties of een enkele specifieke studie uit voort. Het sterke punt is dat risico's worden onderkend en afgewogen. Indien uit de HAZID geen nadere studies voortkomen zal ook het veiligheids- en gezondheidsplan eenvoudiger zijn. Voorafgaande aan de constructie hoeft dan alleen nog de inventarisatie van de constructierisico's
plaats te vinden. Ook voor de bouwfase is het van belang een goed beeld te krijgen van de relevante risico's.
Bijlage 12: Bow-tie Het model om één gevaar van het project tot in detail te analyseren wordt ook wel bow-tie genoemd (zie Figuur 1). Deze naam is afgeleid van de schematische vorm van de diagrammen waarmee de logische relaties van de verschillende gebeurtenissen worden weergegeven. Het
bow-tieconcept is gebaseerd op de definitie van een belangrijke gebeurtenis waarmee het belangrijkste kenmerk van een ongeval wordt beschreven. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om een gebeurtenis als ‘Vallen van hoogte’ of ‘Contact van een lichaamsdeel met een bewegend deel van een machine’. Deze gebeurtenis wordt dan ook de centrale gebeurtenis genoemd. Model voor één gevaar In het model voor één gevaar zijn twee delen te onderscheiden: − links van de centrale gebeurtenis oftewel het conditiegedeelte of ALS-deel; en − rechts van de centrale gebeurtenis oftewel het conclusiegedeelte of DAN-deel.
Figuur 1 Structuur van een Bow-tie In het linkerdeel (ALS) van het model worden de oorzaken weergegeven die tot de centrale gebeurtenis hebben geleid. Dit gedeelte van het model bevat de zogenaamde foutenboom en het ongeval ontwikkelt zich van links naar rechts in de tijd. In deze richting worden twee of meer gebeurtenissen op hetzelfde niveau gecombineerd in één samengestelde gebeurtenis op het volgende niveau. Model voor meerdere gevaren: bedrijfsmodel In de praktijk is een werknemer zelden aan slechts één gevaar blootgesteld. Bij de meeste dagelijkse werksituaties worden complexe taken verricht in veeleisende werkomgevingen waarbij een werknemer aan meerdere gevaren tegelijk wordt blootgesteld. Daarom omvat bow-tie ook een model voor meerdere gevaren waarbij rekening kan worden gehouden met verschillende gevaren die tegelijk of na elkaar voorkomen gedurende de verschillende fasen of intervallen van het werk. Dit model kan ook worden gebruikt voor meerdere werknemers. Het risico wordt dan op verschillende niveaus gekwantificeerd. Het complexe model is dus zowel geschikt voor één persoon die verschillende taken uitvoert als voor een klein bedrijf met meerdere werknemers of een grotere organisatie. Een bow-tie voor meerdere risico’s wordt ontwikkeld met behulp van een boomstructuur zoals weergegeven in Figuur 2
Figuur 2 Structuur van een complexe bow-tie voor meerdere gevaren. De structuur omvat de volgende niveaus: - Het bovenste niveau komt overeen met de organisatie die wordt geanalyseerd. - Het tweede niveau bevat een specifiek type functie of beroep in het bedrijf, met het aantal personen per functie. - Het derde niveau beschrijft het aantal activiteiten per functie dat is vereist om het werk uit te oefenen, met de respectievelijke frequenties. Dit houdt in dat een bepaald beroep wordt beschreven aan de hand van het aantal activiteiten, dat elk een aantal keren wordt verricht gedurende een bepaalde periode (bijvoorbeeld vier maal per maand). Ten slotte wordt het verrichten van een specifieke activiteit gekoppeld aan een aantal afzonderlijke gevaren en een overeenkomstige blootstellingduur aan elk van deze gevaren. In tegenstelling tot het model voor één gevaar heeft het model voor meerdere gevaren geen vaste structuur. Alleen de architectuur van het model is vastgelegd in de vermelde boomstructuur. Met behulp van deze structuur kan een groot aantal modellen voor meerdere gevaren worden ontwikkeld voor bijna elk denkbaar praktijkgeval.
Bijlage 13: Risicobeoordelingsmatrix Om inzicht in de gevolgen van een het optreden van de risico’s van het project te krijgen is het invullen van een risicobeoordelingsmatrix een bijna onontbeerlijk hulpmiddel.
Toelichting bij de risicobeoordelingsmatrix Groen aanvaardbaar risico Lichtgroen laag risico, tracht de kans op ontstaan te verminderen en tref maatregelen voor vermindering van de gevolgen Geel ernstig risico, gebruik bijvoorbeeld een FMEA voor nader onderzoek, overweeg aanvullende maatregelen (preventief of correctief) Oranje zeer ernstig risico, idem Rood onaanvaardbaar risico, risicoreducerende maatregelen zijn nodig
Bijlage 14: Handleiding directiebeoordeling 1.Doel van de beoordeling Idealiter is de directiebeoordeling de verbindende schakel tussen het zorgsysteem/managementsysteem en datgene wat de klant (en de maatschappij) van een organisatie verlangt. Indien juist gebruikt zullen de behandelde topics de stuwende motor en kracht zijn om uw prestaties de hoogte in te duwen. Verder zal één keer per jaar de beoordeling als doel hebben de doeltreffendheid van uw huidige kwaliteitssysteem te analyseren. Met andere woorden: 'Heeft u wel het juiste kwaliteitssysteem gekozen en implementeert u het ook op de juiste manier?'. 2. Verplichte inhoud van een directiebeoordeling De ISO 9001:2000 zegt het volgende: 'De input voor de directiebeoordeling moet informatie bevatten over resultaten van audits, terugkoppeling van klanten, procesprestaties en productconformiteit, status van preventieve en corrigerende maatregelen, vervolgmaatregelen van vorige directiebeoordelingen, veranderingen die van invloed kunnen zijn op het kwaliteitsmanagementsysteem en aanbevelingen ter verbetering.' Sommigen zullen onmiddellijk een associatie maken met een urenlange vergadering. Dit is echter niet noodzakelijk. Indien tijdens een directiemeeting enkel gezegd wordt wat er moet gezegd worden, kan deze plaatsvinden in een half uur. Lastige subtopics kunnen verplaatst worden naar aparte vergaderingen met de betrokken personen. Hieronder volgt een toelichting bij elk van de verplichte onderwerpen. Resultaten interne en externe audits Audits die geen toegevoegde waarde leveren, zijn pure tijdverspilling. Daarom is het belangrijk eens even stil te staan welke audits toegevoegde waarde hebben opgeleverd en welke niet. Op basis hiervan kan nagegaan worden in hoeverre het interne auditsysteem dient te worden aangepast. Procesprestaties en productconformiteit Om de prestaties van de onderneming weer te geven kunt u gebruik maken van een zgn. boordtabel of simpele ‘balanced scorecard’ waar via simpele grafieken en diagrammen wordt aangegeven hoe de organisatie ‘scoort’ ten opzichte van de gestelde doelen. Het loont de moeite om tijd en energie te steken in het opstellen van deze boordtabel omdat deze u toelaat snel overzicht te krijgen en (dus) de juiste acties te ondernemen. Status van preventieve en correctieve maatregelen In elke organisatie vinden we tal van corrigerende en preventieve maatregelen. Deze worden meestal niet allemaal geregistreerd. Enkele maanden later is er dan niets gebeurd en is iedereen het vergeten. Waarom? Er werd geen verantwoordelijke gedefinieerd en geen deadline. Vandaar de toegevoegde waarde van registratie. Tijdens de directiebeoordeling kan dan bepaald worden welke maatregelen achterstand opgelopen hebben, welke acties ondernomen kunnen worden en wat er geleerd kan worden uit uitgevoerde acties. Vervolgmaatregelen De review begint met het doorlópen van de actiepunten van de vorige directiebeoordeling. Vertragingen kunnen verklaard worden, nieuwe acties kunnen opgesteld worden, zaken die onmogelijk zijn, kunnen besproken worden. Het is verstandig steeds te starten met de to do's
van een vorige beoordeling. Veranderingen Elke organisatie is dynamisch en anticipeert op veranderingen in de markt en de maatschappij. Vaak wordt vergeten deze veranderingen te vertalen naar het gedocumenteerde managementsysteem om er voor te zorgen dat de actualiteit daarvan wordt gewaarborgd. Vandaar een advies aan alle organisaties die een gedocumenteerd kwaliteitssysteem implementeren om de documentatie zo transparant, eenvoudig en gemakkelijk aanpasbaar te maken. Aanbevelingen In de praktijk valt deze rubriek samen met status van preventieve en correctieve maatregelen. Een voorstel tot verbetering heeft een verantwoordelijke, een timing, een doelstelling en een plan van aanpak nodig. Dit zijn de elementen die terug te vinden zijn in de rubriek van de preventieve en correctieve maatregelen. 3. Aan te raden inhoud van een managementreview Om de documentenstroom zo licht en verteerbaar mogelijk te houden, is het advies sommige paragrafen van de NTA/ISO 9001:2000 norm te behandelen tijdens de directiebeoordeling. Het betreft hier leveranciersbeoordeling en effectiviteit van opleiding en van het kwaliteitssysteem. Leveranciersbeoordeling Een organisatie heeft in principe de criteria voor keuze, beoordeling en herbeoordeling van leveranciers geregistreerd. Afhankelijk van de impact van de leveranciers op uw primair proces kunt u de beoordeling jaarlijks of meerdere malen per jaar doorlopen. Heel belangrijk is het vermelden van leveranciers waarmee u problemen ondervindt en welke acties u gaat ondernemen. Effectiviteit van opleidingen De norm ISO 9001:2000 eist in paragraaf 6.2 dat trainingen noodzakelijk zijn en dat de doeltreffendheid van getroffen maatregelen beoordeeld moet worden. Die doeltreffendheid van de opleidingen is onderwerp tijdens de directiebeoordeling. Effectiviteit van kwaliteitssysteem Het is aan te raden minstens één keer per jaar uw managementsysteem kritisch te bekijken door een analyse uit te voeren op uw systemen. Bijv: onze opvolging van correctieve maatregelen is zeer goed maar blijft beperkt tot correctie. Preventieve maatregelen ontbreken nog. Of: onze overzichten worden tijdig ingevuld maar meten we wel het juiste? Enzovoort. 4. Voorbereiding van een directiebeoordeling De regel 'een goede voorbereiding is de helft van het werk' geldt zeker ook voor de managementreview. De kwaliteitscoördinator (QHSE-manager) verzamelt de nodige gegevens. Hij of zij bepaalt wat nodig is om te bespreken. Met andere woorden: zaken die goed gaan hoeven geen uitvoerige bespreking. Zaken die niet goed gaan daarentegen dienen uitgebreid aan bod te komen. Concreet houdt het in dat de coördinator: • Nakijkt of de interne auditkalender gevolgd is en of er audits uitgevoerd werden. In dat geval worden de voorstellingen tot verbetering besproken en de toegevoegde waarde van de audits.
•
•
• • •
Nakijkt of er correctieve en preventieve maatregelen zijn die hun deadline overschreden hebben. Voor de bijeenkomst wordt de verantwoordelijke aangesproken door de kwaliteitscoördinator voor verdere toelichting. Deze informatie wordt verder behandeld tijdens de bijeenkomst. Nakijkt of de boordtabel ingevuld is door de verantwoordelijke personen. Indien dit niet het geval is, worden deze personen hierop aangesproken. Een directiebeoordeling starten met een onvolledig ingevulde boordtabel is nutteloos. Geautomatiseerde systemen kunnen hierbij helpen. Analyseert of er relevante veranderingen in de organisatie doorgevoerd zijn. Nakijkt of het zinvol is een leveranciersbeoordeling uit te voeren. Indien dit het geval is, verzamelt hij of zij de nodige info hiervoor. Nakijkt of er relevante trainingen gevolgd zijn door medewerkers. Nodige feedback wordt bezorgd door de medewerker; hetzij aan de personeelsverantwoordelijke, hetzij aan de kwaliteitscoördinator.
5. Output van de directiebeoordeling Gezien het belang van een directiebeoordeling is het noodzakelijk een verslag op te stellen. Dit verslag wordt als een kwaliteitsregistratie gezien. In een verslag zijn de volgende punten terug te vinden: • Datum • Aanwezigen • To do lijst vorige review • Alleen relevante info, dit wel zeggen uitstekende resultaten of tegenvallende resultaten met bijhorende actiepunten • Besluitenlijst met wie, wat en wanneer
Bijlage A: Tijdschema
De beschrijving begint op de volgende bladzijde
Bijlage B: Voorbeeld noodplan
De beschrijving begint op de volgende bladzijde