JE MAAKT WAT MEE
bij de GGD
75 J
meelopen met een inspecteur op EEN SCHIP “Met sommige clienten krijg ik echt een band” pag 21 Mijn dagboek als ambulanceverpleegkundige pag 4
pag 15
!
R AA
2
75 jaar vereniging GGD’en: al decennia LANG een succes!
Vaccinaties, daklozenopvang, de ‘schoolarts’: het zijn de geijkte taken van de GGD. Decennia lang zetten GGD’ers zich in voor de volksgezondheid en de taken zijn nog immer actueel. Maar ook projecten die te maken hebben met alcoholmatiging, binnenmilieu scholen, meisjesbesnijdenis en valpreventie bij ouderen horen bij het takenpakket van de GGD – de lijst van activiteiten is zo lang dat ik niemand ken die alle taken kan opnoemen.
Geschiedenis
Op 10 december 1938 werd tijdens de eerste vergadering de landelijke ‘Vereeniging van
Voor en na
0
Directeuren van Gemeentelijke Geneeskundige en/ of Gezondheidsdiensten’ opgericht. Bij de oprichting waren er 25 leden, maar zij vormden met elkaar nog geen landelijk dekkend netwerk zoals nu. In de statuten is sindsdien weinig veranderd: in artikel 2 van de oprichtingsstatuten stelt de Vereeniging zich ten doel het onderling bespreken en bevorderen van diensten ten behoeve van de geneeskundige en/of gezondheidsdiensten. En dat doen we nu nog steeds.
Samenwerking
Door samen te werken zetten we maximaal in op bewaken, beschermen en bevorderen van de gezondheid van alle burgers in Nederland. De naam en de vorm van samenwerking zijn door de jaren heen een aantal keer gewijzigd: via Vereniging van Directeuren Basisgezondheidsdiensten, naar LVGGD, naar GGD Nederland. In 1988 is het landelijke bureau van de GGD’en gestart. De
vereniging behartigt al 75 jaar de belangen van alle GGD’en in Nederland.
Trots
De GGD’ers hebben zich al die jaren onverminderd sterk gemaakt voor de publieke gezondheid in hun regio. Tijdens dit jubileumjaar, waarbij de samenwerking centraal staat, spelen deze medewerkers uiteraard een grote rol. Zonder de GGD’er geen GGD! Daarom hebben we een aantal GGD’ers in de spotlight gezet. Deze jubileumuitgave staat bol van verhalen over de mensen achter onze grote organisatie. Ik heb genoten van deze inspirerende verhalen en hoop dat ze ook bij u een gevoel van waardering oproepen: Goed GeDaan! We kunnen trots zijn op onszelf dat we deel uit maken van zo’n organisatie. Op naar de volgende 75 jaar GGD.
De Grieken hadden ‘archai-iatroi’ (gemeenteartsen). Ook het Romeinse Rijk kende gemeenteartsen
on dt Ed d’HVoorzitter
3
INHOUD
4
4
Meelopen met een inspecteur op een schip
8
Dit is mijn baan (Ook op pagina 15, 20, 27, 30)
9 10 12
GGD & ik Seksuele gezondheid Mijn dagboek als forensisch verpleegkundige
10
31
16 18 21
8
Van toen naar nu Monitor gezondheid van de jeugd Mijn dagboek als ambulancemedewerker
24 28 31 32
GGD in crisistijd De gemeente als opdrachtgever Mijn hobby GGD is voor mij...
21 Colofon Editorial Manager: Jessica van Leeuwen Grafische vormgeving: Lydia Hotting Redactie: Marianne Wenneker Fotografie: Kjell Postema Coördinatie vanuit GGD Nederland: Marieke Ruijgrok en Martine Boer
De overheid bevordert de gezondheid der Ingezetenen (Staatsregeling voor het Bataafse volk)
17
98
4
18
51
Thorbecke brengt Gemeentewet tot stand met opdracht taak volksgezondheid ter hand te nemen
5
Inspecteur op een schip In de haven van IJmuiden, aan de Volendamkade, is het boorplatform GSP Saturn al van verre te zien. Van dichtbij oogt het indrukwekkend: groot, hoog, met enorme palen. Monique Leijen zal het schip vandaag inspecteren op technische hygiëne. “In de badkamers kijk ik altijd even of het water niet bruin is.”
Voor Monique Leijen (42), sociaal verpleegkundige bij de GGD, is het bezoeken van torenhoge schepen dagelijkse kost. Aan de Volendamkade meldt ze zich met haar helm bij een veiligheidsbeambte, die haar naam en paspoort registreert. Daarna betreedt ze via een wiebelende loopplank (‘gangway’) de GSP Saturn. “Veiligheid voorop, dus beide handen aan de reling!” lacht Monique. Voorkomen van infectieziekten Schepen moeten voldoen aan internationale wetgeving. De regels, uitgevaardigd door de wereldgezondheidsorganisatie, moeten voorkomen dat infectieziekten zich snel verspreiden. Het ‘ship sanitation certificate’ moet ieder halfjaar verlengd worden. Schepen vragen het zelf aan; de inspectie kan overal ter wereld zijn. Als ship sanitation inspecteur inspecteert Monique op drinkwaterhuis-
houding, afvalwater, afval, medische zorg aan boord, kombuis, bemanningsverblijven, de laadruimte en het zwembad dat eventueel aan boord is. Ook controleert ze de geldigheid van andere certificaten. Wisseldag Op het dek wordt Monique opgehaald door de ‘camp boss’, een kleine man in een wit pak die de baas van de stewards is. Hij blijkt een Roemeen, net zoals 90 procent van de andere 68
bemanningsleden. “Alleen maar mannen op dit soort schepen,” lacht Monique. “Gelukkig word ik over het algemeen zeer hoffelijk bejegend.” De camp boss verexcuseert zich voor de rommel. “Ik ben pas drie uur geleden aan boord gekomen, omdat het vandaag wisseldag is.” De bemanning wordt namelijk om de twee weken gewisseld, ook als ze op zee zijn. De camp boss brengt het gezelschap naar de eerste officier van dienst, een Engelsman. Monique
Amsterdam richt de eerste Geneeskundige Dienst op
01
19
6
“Er hangen overal lijsten en formulieren op de muur. Dat zegt iets over de interne kwaliteit”
kijkt goedkeurend om zich heen: “Je ziet nu al dat dit een keurig schip is, zo ziet het gemiddelde schip er niet uit. Het is schoon, in goede staat, en er hangen overal lijsten en formulieren op de muren. Dat zegt iets over de interne kwaliteit.” Slaaphut Via de trappen buitenom brengt de camp boss Monique naar de zevende verdieping. De trap biedt een mooi uitzicht op het helicopterplatform en de ertshavens aan de overkant van het water. Eenmaal weer binnen moeten er plastic hoesjes om de schoenen. “Daaraan zie je al hoe belangrijk hygiëne hier is,” zegt Monique en gaat een hut binnen. “Dit is een standaardhut voor twee personen,” vertelt Roemeen Marco die bij het gezelschap is aangehaakt. De hut heeft
38
19
een eigen badkamer met douche en toilet. Monique draait de kraan in de badkamer open. “Ik kijk altijd even of het water niet bruin is,” legt ze uit. “Om die reden spoel ik ook altijd het toilet door.” Geslapen wordt er in stapelbedden met gordijntjes ervoor. “We hebben hier dagen nachtdiensten,” vertelt Marco. “Een slaapt overdag, een ’s nachts. Zo hebben ze nog een beetje privacy.” Medische post Weer een verdieping lager bevindt zich de medische post, een kleine kamer waarin twee behandelbedden staan. Aangrenzend is er een kleine badkamer. Enigszins verlegen en in gebroken Engels vertelt de ‘Medic’ dat hij dagelijks ongeveer drie patiënten ziet. Ze hebben uitsluitend lichte verwondingen of klachten.
25 GGD’en richten de ‘Vereeniging van Directeuren van Gemeentelijke Geneeskundige- en/of Gezondheidsdiensten in Nederland’ op
Grote verwondingen komen nauwelijks voor. Desgevraagd laat de Medic een aantal apparaten zien, waaronder een hartslag- en een bloeddrukmeter. Monique moet flink doorvragen voor ze helder krijgt dat er ieder jaar iemand komt inspecteren of de apparaten nog werken. Daarna haalt Monique een aantal medicijnen uit de kast. “Ik pak altijd lukraak wat potjes eruit, om te kijken of de datum nog oké is.” Vragen die Monique verder stelt: wie kan er gebeld kan worden als er een noodgeval is? Bent u altijd binnen het bereik van een helicopter? Hoe houdt u uw kennis bij? In de keuken Ook in de kantine ziet het er schoon uit. De lunch is net achter de rug. Monique meet de temperatuur van de soep en van de rauwkostbar. Die
7
is 15 graden. “Te warm,” vindt Monique. “Het moet minder dan 7 graden zijn,” informeert ze de keukenmanager. Voor ze de keuken ingaat, krijgt ze een witte jas aan, een muts op en rubber handschoenen. De keukenmanager laat zien dat hij van alle maaltijden in een klein doosje gedurende 24 uur voedselcomponenten bewaart. Is er in die tijd niemand ziek geworden, dan gooit hij het weg. Monique is lovend: “Dat gebeurt zelfs in reguliere keukens niet eens!” Na haar inspectieronde langs kookgedeelte, voorraadkasten, koeling en diepvries heeft ze een paar kleine puntjes van aandacht. Zo wijst ze de kok erop dat het verstandiger is om een bak met gebraden vlees na maximaal een half uur in de koeling te zetten. “Iets moet óf heet zijn óf koud, maar alles ertussenin (lauw) is per
definitie een risico.” Machinekamer en afvaltank Na de keuken is de machinekamer aan de beurt. Om die te bereiken moet je buitenom alle trappen af. En vanaf het dek op een andere trap omlaag weer verder. Oordoppen moeten helpen om het zware gedreun van de machines enigszins buiten te houden. Overal staan grote tanks en lopen leidingen die met kleuren gecodeerd zijn. Aan de man die verantwoordelijk is voor de machinekamer vraagt Monique waarom het water behandeld wordt met chloor in plaats van met een UVlamp. Die blijkt kapot te zijn, maar hij weet niet precies sinds wanneer. Bij de enorme watertank is door een kijkvenster te zien hoeveel water erin zit, en dat het mooi helder water is. Het water wordt regelmatig aangevuld door
een boot die langskomt. Ook beschikt dit platform over een systeem om van zeewater zoet drinkwater te maken. Tot slot inspecteert Monique de afvaltank. Hierin worden afval en ontlasting behandeld om het zo schoon te maken dat het daarna overboord kan. Rapport Terug in het officierskantoor vraagt men belangstellend naar haar bevindingen. “Keurig,” zegt Monique. “Jullie doen het echt goed”. Ze haalt haar laptop en mobiele printer tevoorschijn om haar rapport te maken en het nieuwe ship sanitation certificate uit te draaien. Het is snel klaar, omdat er slechts een paar puntjes van verbetering zijn. Ze krijgt een lunch aangeboden, maar die wimpelt ze af. In de ertshaven ligt nog een ander schip op inspectie te wachten.
De bezetter ontbindt de vereniging, neem het vermogen in beslag en draagt dit over aan de Nederlandsche Artsenkamer
43
19
Mijn baan Wie: Liesbeth Dieleman (48) Waar: GGD Zeeland Functie: hoofdonderzoeker “Als logopedist screende ik 21 jaar lang -met collega’s- alle kleuters op de Zeeuwse basisscholen. Je hebt dan met alle lagen van de bevolking te maken. Het is preventief werk; zo signaleren we bijvoorbeeld problemen in de spraaktaalontwikkeling. Het is mooi om ouders te kunnen motiveren tot het nemen van juiste acties. Twee jaar geleden ben ik afgestudeerd als psycholoog. Mijn leidinggevende vroeg mij een onderzoeksvoorstel te maken voor signalering van spraaktaalproblemen bij jongere kinderen. Dat is gelukt; ZonMw financiert het onderzoek waarin ik nu bezig ben, met Margreet Luinge en Margot VisserBochane, met het ontwikkelen van een signaleringsinstrument voor de consultatiebureaus en het evalueren van de nieuwste spraaktaalrichtlijn. Het doel is vroegere en betere detectie van spraaktaalproblemen. Het is inspirerend werk! Bij GGD Zeeland werken fijne mensen; professionals met de focus op de gezondheid van iedereen, zonder onderscheid. Ik voel me er als een vis in het water.”
1946
“Je hebt met alle lagen van de bevolking te maken”
Ledenvergadering ‘weer in een vrij Nederland’ en herdenkt de leden ‘die het offer van hun leven voor het Vaderland hebben gebracht’
9
Hoe bevalt het?
Wat doe je precies?
Hoe ben je bij de GGD terechtgekomen?
VRAAG & ANTWOORD
GGD & IK Liesbeth Koopmans (51), jeugdverpleegkundige GGD Hollands Noorden
Hoe ervaren medewerkers de GGD? Drie collega’s geven antwoord op drie vragen.
Silvia Packbier (43), directiesecretaresse GGD Zuid-Limburg
Lisa Tober (34), senior beleidsadviseur GHOR GGD Gooi en Vechtstreek
“Ik heb eerst gewerkt als verpleegkundige in het ziekenhuis, later als manager in de kraamzorg. Toen ik op zoek ging naar iets anders, zag ik een advertentie van de GGD. Sinds mei 2004 werk ik er als jeugdverpleegkundige.”
“In 2000 ben ik begonnen als managementassistente bij de Medische Opvang Asielzoekers (MOA) Limburg. De directeur van GGD Oostelijk Zuid-Limburg was destijds ook directeur bestuurder van MOA Limburg. Op zijn verzoek ben ik in 2005 ook voor de GGD gaan werken.”
“Nadat ik een aantal projecten heb meegedraaid bij GGD Nederland, zoals het draaiboek massavaccinatie pokken, heb ik mij verder verdiept in rampenbestrijding. In 2006 kon ik bij GGD Gooi en Vechtstreek aan de slag als beleidsmedewerker bij de afdeling GHOR.”
“Mijn baan is heel afwisselend. Ik doe de periodieke gezondheidsonderzoeken bij kinderen en pubers. Daarnaast doe ik preventietaken en geef ik opvoedondersteuning. Extra interessant omdat ik in een wijk werk waar gezinnen doorgaans weinig scholing en inkomen hebben. Daardoor is er meer problematiek en moet ik ze actiever benaderen.”
“Ik werk als directiesecretaresse bij het Directie- en Bestuursbureau. Samen met mijn collega verricht ik werkzaamheden voor bestuur, directie en management. We zijn het centrale informatie- en aanspreekpunt van de organisatie. Het is een leuke en afwisselende baan; er is altijd voldoende uitdaging.”
“Als senior beleidsadviseur ondersteun ik de hoofden in beleidsadvisering en daarnaast ben ik anderhalve dag in de week voorzitter van een expertisegroep planvorming. Samen met gemeente, brandweer en politie ontwikkelen we incidentbestrijdingsplannen. Het is een heel proces: ‘Welke plannen maken we? Wat moet erin staan?’ We staan dus nog aan het begin.”
“Ik vind de GGD een heel fijne werkgever, ik heb leuke collega’s en er hangt een goede sfeer. Natuurlijk zijn er nu bezuinigingen en reorganisaties en is dat minder prettig. Maar dat gebeurt overal, in die zin staat de GGD met twee benen in de maatschappij. Ik voel me erg gewaardeerd, ook door ouders en kinderen. Het is leuk als mensen met een goed gevoel de deur uitgaan, bijvoorbeeld na een opvoedadvies waarmee ze weer verder kunnen.”
“Heel goed. De GGD moet continu inspelen op vragen uit de samenleving. De mens staat hierbij centraal en dat spreekt mij aan. Of het nu gaat om de vergrijzing, overgewicht bij kinderen of de seksuele gezondheid bij jongeren: de GGD staat dichtbij de burger en is een professionele en betrouwbare adviseur. Ik vind het een mooie gedachte om daaraan mee te werken.”
“Ik vind het uitdagend om met veel partners samen te werken. En in de rampenbestrijding valt er, met name in informatie-uitwisseling en communicatie, nog veel te verbeteren. Omdat ik er wel van hou om resultaten te bereiken, is dit echt een baan voor mij. Bovendien heb ik veel zelfstandigheid en vrijheid om mijn baan in te vullen. We krijgen van onze werkgever het vertrouwen om zelf onze doelen voor elkaar te krijgen. Dat werkt allemaal heel prettig.”
De eerste vrouwelijke directeur wordt lid van de vereniging
46
19
10
Seksuele HULPVERLENING VIA SENSE In vijf jaar tijd is de GGD een belangrijke speler in de seksuele gezondheidszorg geworden, vindt Fetzen de Groot van GGD Groningen. “Ik vind dat we in Nederland nu goed kunnen sturen op seksuele gezondheid.” In januari 2008 werd Sense in het leven geroepen: een samenwerkingsorganisatie op het gebied van seksuele gezondheid, die per regio behalve de GGD’en verschillende samenwerkingspartners kent. “Sense is eigenlijk de opvolger van de oude Rutgersstichting,” vertelt Fetzen de Groot, coördinator van GGD Groningen. “In 2006 gaf het ministerie van VWS – de seksuele gezondheidszorg – te
verbrokkeld was. Daarom zijn er toen acht SOA-regio’s gekomen. En in 2008 is Sense hieraan gekoppeld.” Behoefte In Noord-Nederland bestaat Sense uit de GGD’en van Fryslân, Groningen en Drenthe, het Centrum voor Seksuele Gezondheid NoordNederland, de Fiom, de polikliniek seksuologie van het UMC Groningen en het Medisch Centrum Leeuwarden. Verder zijn onder meer betrokken de dermatologen van verschillende ziekenhuizen, jongerenwerk, scholen en asielzoekerscentra. Als coördinator heeft Fetzen de Groot met al deze partijen regelmatig contact.
46
19
Vereniging ontvangt via de KNMG 147,57 gulden terug, die door de bezetter in beslag was genomen
11
Hij is onder andere verantwoordelijk voor het beleid en de kwaliteit van de seksuele gezondheid in de regio Noord-Nederland. Ook checkt hij regelmatig waaraan behoefte is. “Zo signaleren we op dit moment veel problemen met jongeren met een licht verstandelijke beperking. Ik heb contact gezocht met MEE (organisatie die mensen met een beperking ondersteunt) en samen met de Sense-collega’s bekijken we wat we hiermee kunnen. Of als ik zie dat er een acute uitbraak is van hepatitis B overleg ik met de collega’s of we de doelgroep wel voldoende bereiken, of de website wel goed genoeg is, enzovoorts.” Huisarts voor seksualiteit In de vijf jaar waarin de Sense-regio’s nu bestaan zijn de seksuele voorlichting en hulpverlening vrij snel op orde gekomen, vindt De Groot. “De mensen in de uitvoering en de beleidsmakers waren doordrongen van de noodzaak van hulpverlening en omarmden het initiatief. En de kwaliteit van de zorg is goed; er zijn uitstekende kwaliteitsprotocollen. Ik vind dat we in Nederland nu goed kunnen sturen op de seksuele gezondheid.” Volgens De Groot is Sense een soort huisarts voor seksualiteitsproblemen voor als de ‘gewone’ huisarts geen optie is voor de cliënt. Er zijn laagdrempelige spreekuren met speciaal opgeleide verpleegkundigen en artsen. Bij een consult wordt gekeken of de cliënt toe kan met de hulpverlening van Sense, of dat er moet worden doorverwezen naar gynaecoloog, seksuoloog of uroloog.
bekendheid bij de bevolking. De website sense.info wordt goed bezocht, er worden via chat regelmatig vragen gesteld. En er komen langzamerhand andere vormen van hulpverlening, zoals e-health. Onlangs is de website vrijfijn.nl in het leven geroepen. Hier kunnen jongeren langduriger (online) hulp krijgen in een beveiligde internetomgeving. “Ze krijgen een hulpverlener toegewezen, altijd een arts of verpleegkundige, met wie ze hun probleem kunnen bespreken. Meestal krijgen ze ook oefeningen.” Deze website is nu nog in de pilotfase en wordt bemand door hulpverleners in Noord-Nederland, maar ook jongeren uit andere regio’s bezoeken de site. “Nu al is duidelijk dat deze site in een behoefte voorziet.”
Online hulpverlening Sense krijgt ondertussen steeds meer
Nota schets van het beleid basisgezondheidsdiensten van staatssecretaris Veder-Smit verschijnt
80
19
12
Mijn dagboek ALS FORENsisch arts
Methadon verstrekken in de cel, wonden verzorgen die veroorzaakt zijn door politiehonden, middenin de nacht een aangifte van verkrachtig beoordelen en ook nog bijscholing doen. Forensisch geneeskundige Wilma Duijst (49) maakt het allemaal mee. Lees mee in haar dagboek.
Maandag 10.00 uur Ik word gebeld door de politie van Deventer. Iemand in de cel zegt dat hij verslaafd is en nú methadon wil. Als ik op het politiebureau aankom vraag ik of hij in het methadonprogramma zit. Het antwoord is ontwijkend. Ik bel om uit te zoeken of hij in het methadonprogramma zit. Dat is niet het geval. Conclusie: hij koopt op straat. Daarom besluit ik om eerst te wachten op afkickverschijnselen. De persoon in kwestie is nogal agressief, hij vloekt en tiert dat het geen aard heeft. Ben ik aan gewend, ik kan wel tegen een stootje. Overigens zie ik vaak dezelfde mensen terug. We hebben zo onze ‘vaste klanten’: mensen zonder vaste woon- en verblijfplaats of (verslaafde) veelplegers. 15.00 uur De politie van Steenwijk roept me op om letsel te beoordelen dat ontstaan is bij een strafbaar feit. De politie heeft iemand ingerekend en daarbij de knuppel net iets hardhandiger gebruikt dan normaal. Sinds kort werkt de politie met een nieuwe wapenstok en als forensisch geneeskundigen hebben wij de opdracht gekregen om een rapport te schrijven als er letsel is ontstaan. Dat doen we bijvoorbeeld ook als een politiehond in een been heeft gebeten: dan verzorgen we niet alleen de wond, maar moeten we voor de politie ook een letselbeschrijving maken. 19.30 uur Bijscholing. Ik heb de opleiding forensisch geneeskunde gedaan, maar daarmee ben je er natuurlijk niet. Vanavond gaat het over persoonlijkheidsstoornissen en het is geen overbodige luxe om daar iets meer van te weten. Natuurlijk weet ik er al wel het nodige van, maar in de tweemaandelijkse bijscholingen wordt je kennis aangescherpt.
81
19
Stimuleringsregeling Basisgezondheidsdiensten van ministerie WVC van kracht
13
Dinsdag
12.00 uur Er ligt een oude vrouw dood onderaan haar trap. Ter plaatse doe ik onderzoek samen met de politie. We moeten immers vaststellen of de vrouw niet lekker is geworden op de trap en daardoor is gevallen, of dat er betrokkenheid van derden is. We maken foto’s van de omstandigheden en werken van buiten naar binnen. Zijn er sporen van braak of worsteling? Wie heeft de melding gedaan en wat is er gemeld? Wat is de medische voorgeschiedenis? Want iemand die almaar tia’s krijgt, of astma heeft, loopt meer kans om van de trap te vallen. Ook moet ik beslissen: doe ik de lijkschouwing ter plaatse of in het mortuarium? Voor zover relevant brengen we vervolgens de officier van justitie op de hoogte. We concluderen dat deze mevrouw zeer waarschijnlijk zelf gevallen is. Overigens zie ik dit met enige regelmaat – in onze regio worden er zeker twee mensen per maand dood onderaan de trap gevonden.
Donderdag
14.00 uur Vanmiddag houd ik me bezig met een aantal onderzoeken. Zo loopt er een onderzoek naar overlijden in detentie: hoe vaak komt het voor? Wat gebeurt er precies? Hoe is het gesteld met de mensenrechten in de gevangenis? Ik help mee data te verzamelen en ik begeleid promovendi die aan mijn onderzoek meewerken. Een van mijn onderzoekers belt om te overleggen over de aanpak van een artikel. Dat willen we binnenkort publiceren in een Engelstalig blad over mensenrechten. 02.00 uur Middenin de nacht – wekelijks heb ik nachtdienst – belt de politie van Steenwijk of ik naar het bureau wil komen. Iemand heeft zojuist aangifte van een steekwond gedaan. De jongen in kwestie had bij het uitgaan wel iets in zijn zij gevoeld, maar had, omdat hij dronken was, niet gemerkt dat hij was gestoken. Eenmaal thuis had zijn vriend gezien dat hij bloedde. Bij voorkeur zie ik zo iemand voordat de arts er iets aan gedaan heeft, om een zo objectief mogelijke beoordeling te kunnen doen. Medische behandeling lijkt nu niet te hoeven, alhoewel je het nooit precies weet bij steken in de romp. Het mes kan (vitale) organen hebben geraakt, zoals de longen, >> Lees verder op de volgende pagina
Naamswijziging: het wordt de Vereniging van Directeuren Basisgezondheidsdiensten i.p.v. van Gemeentelijke Geneeskundige- en/of Gezondheidsdiensten
82
19
14
de milt, de alvleesklier of de darm. Mijn taak is nu om foto’s te maken en mijn beoordeling vast te leggen. Het maakt voor de strafmaat immers nogal uit of de dader mishandeling krijgt opgelegd of poging tot doodslag. Mede op basis van mijn verslag zal de officier van justitie hierover beslissen.
Wie is WILMA DUIJST? Wilma Duijst (49) heeft geneeskunde en rechten gestudeerd. Ze is gepromoveerd in strafrecht. Bij toeval liep ze tegen forensische geneeskunde aan: “Ik zag een advertentie van de NSPOH en dacht: ‘Dit is mijn vak.’ Geneeskunde en recht komen er mooi in samen.” Drie dagen per week en een weekend per maand werkt ze als forensische geneeskundige voor GGD IJsselland. Daarnaast is ze strafrechter en doet ze vanuit haar eigen bedrijf wetenschappelijk onderzoek en geeft ze onderwijs in gezondheidsrecht, jeugdstrafrecht, forensische en justitiële geneeskunde.
83
19
Z aterdag 04.00 uur Een meisje heeft aangifte gedaan van verkrachting, zit inmiddels in het ziekenhuis en ik word erbij geroepen. Ik trek mijn witte pak aan, zodat ik niet mijn eigen sporen verzamel. Ik vraag aan de politieagent hoe het slachtoffer eraan toe is. “Je kunt haar rustig onderzoeken,” is het antwoord. Maar ik tref een meisje aan dat helemaal in shock is. Tijdens het verzamelen van sporen vraag ik me voortdurend af of dat op dit moment verantwoord is. De zedenkit, gebruikt voor sporenverzameling wordt opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut. Als er inderdaad een strafzaak uit voortkomt, zal het NFI de sporen inventariseren. Overigens komt het ook regelmatig voor dat de aangifte vals blijkt te zijn. Dan heeft het meisje voor de eerste keer seks gehad, zou daardoor te laat thuiskomen en durft het thuis niet te vertellen. ‘Dan maar aangifte’, is een gedachte die uit paniek voorkomt.
Ton Nieuwschepen treedt als eerste niet-arts toe tot het bestuur van de vereniging
Mijn baan Wie: Yvonne Aartsma (36) Waar: GGD Groningen Functie: medisch technisch medewerker (sinds 13 jaar) “Een aantal dagen per week screen ik de asielzoekers die binnenkomen in Ter Apel op tuberculose, samen met een collega. Hun aanvraag voor een verblijfsvergunning kan namelijk niet starten voordat duidelijk is dat ze vrij van TBC zijn. In onze mobiele röntgenunit maken we longfoto’s. Als de foto afwijkt, laten wij de asielaanvrager terugkomen voor nader onderzoek. Dit bestaat uit sputum ophoesten, anamnese en indien nodig aanvullende bloedonderzoek. Bij een anamnese maken wij gebruik van tolken. Bij alle kinderen jonger dan 12 jaar kijken we of ze kijken we of ze een vaccinatie tegen tuberculose hebben gehad – dat kun je zien aan een litteken. Mocht de foto of het sputum afwijkend zijn, dan wordt de persoon verder onderzocht of in sommige gevallen meteen opgenomen in Beatrixoord. Wekelijks heb ik ook een aantal spreekuurdagen: dinsdag in Assen, maandag en donderdag in Groningen. Dan komen er onder andere patiënten voor controle. We controleren de leverfuncties, doen aanvullend onderzoek en maken longfoto’s voor ze naar de arts gaan. Met cliënten en patiënten die een paar keer moeten terugkomen krijg je echt een band, dat maakt dit werk extra leuk. Ik vind het werk heel afwisselend, geen dag is hetzelfde.”
“Met sommige cliënten krijg ik echt een band” Project Basisgezondheidsdiensten VNG/VDB gaat van start bij de VNG
83
19
16
r a a n n e o t Va n 07
ek, 19
derzo
lon Schoo
Electrisc
he ambu
TBC ond e
lance en
rijwielbra
ncard, 19
rzoek, ro
nd 1927
Gasthuiskarretje
, rond 1908
88
19
Een eigen bureau van de VDB gaat van start!
08
17
nu
Directie, 2
013
Mexicaanse griep, 2009
Jeugdzorg in
de wijk
GGD Twente Op
en dag, 2013
Financiering GGD’en van rijksbegroting naar Gemeentefonds
88
19
18
“De wens is om een landelijk beeld te geven van de gezondheid van de jeugd”
89
19
Wet collectieve preventie volksgezondheid van kracht
19
Op weg naar een landelijke jeugdmonitor In elke regio in Nederland monitort de GGD de gezondheid van de jeugd. Dat gaat niet overal op dezelfde manier. Daarom is een werkgroep in het leven geroepen om het onderzoek te harmoniseren. van de jeugd van 0-19 jaar. En dat is wél de wens van het ministerie van VWS, het RIVM en mijzelf als GGD-epidemioloog.”
Laurens van Buren (36) is als epidemioloog bij de GG&GD Utrecht verantwoordelijk voor het uitvoeren van de Jeugdmonitor Utrecht. “In Utrecht onderzoeken wij alleen de kinderen uit groep 7 en 8,” vertelt hij. “Dat doen we klassikaal. In Brabant worden ouders via een post-enquête gevraagd een vragenlijst in te vullen. En in Amsterdam vullen ouders van basisschoolleerlingen een vragenlijst in voordat ze naar de verpleegkundige gaan. Omdat we het allemaal anders doen, is er op dit moment geen landelijk beeld te geven van de gezondheid
Aanpak voorgezet onderwijs Om het onderzoek naar de gezondheid van de Nederlandse jeugd te harmoniseren, is er een werkgroep in het leven geroepen. Deze werkgroep heeft de mogelijkheden tot harmonisatie besproken met een aantal managers van Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en flink wat epidemiologen. Van Buren was een van hen. Verrassend snel ontstond er overeenstemming over de aanpak in het voortgezet onderwijs, vertelt hij. “In 2015 willen we alle leerlingen van klas 2 en 4 in het VO in heel Nederland een digitale vragenlijst laten invullen. Zij zijn immers makkelijk op school te ‘vangen’, waardoor de respons hoog is. En een online enquête is relatief goedkoop.” Dit voorstel ligt nu bij de VNG en het ministerie van VWS.
Ideeën basisschool Het wordt lastiger om de gezondheid van kleuters en basisschoolleerlingen op één manier in kaart te brengen. Van Buren: “De voor de hand liggende methode is om hun ouders te benaderen. Omdat er geen gemeenschappelijke plek is waar die samenkomen, moeten ze apart worden aangeschreven. De vraag is: wie gaat dat betalen?” Daarom wordt er ook gekeken naar andere ideeën, zoals het raadplegen van de digitale dossiers van JGZ . “We moeten ons alleen afvragen wat de onderzoeksmatige kwaliteit van de gegevens in die dossiers is. En ook: passen de vragen die wij willen stellen wel in het gesprek dat een JGZ-medewerker op een bepaald moment met een ouder heeft?” Dit zal nog de nodige discussie en afstemming vergen, verwacht Van Buren. Al met al wordt het ontwikkelen van een eenduidige jeugdmonitor dus een spannende uitdaging.
De 65e GGD, GGD Noordwest-Veluwe, opgericht: Een landelijk dekkend GGD-netwerk
90
19
Mijn baan Wie: Eduard van de Merwe (52) Waar: GGD Flevoland (Lelystad) Functie: receptionist/telefonist (sinds 1997)
“De telefooncentrale heeft een aangepast braillesysteem”
92
19
“Al toen ik nog in Zuid-Afrika woonde, was ik al receptionist. Mijn vooropleiding op het blindeninstituut in Worcester is een soort praktijkgerichte handelsschool. Sinds ik op mijn vijfde jaar een hersenoperatie moest ondergaan ben ik blind, dus ik was blij dat ik relatief snel aan de slag kon bij de Zuid-Afrikaanse PTT. Toen ik in 1992 naar Nederland kwam, volgde ik eerst een omscholingscursus telefonie en daarna kon ik wederom vrij snel aan het werk, bij GGD Flevoland. De centrale waarmee ik nu werk heeft een aangepast braillesysteem. Meestal zijn het korte gesprekken, ik verbind mensen door met het TBC-bureau, de jeugdgezondheidszorg, de SOApoli of de afdeling letselverklaringen. Als er spreekuren zijn, staan er regelmatig mensen voor de balie; mijn gehoor is gelukkig heel scherp, dus dat hoor ik meteen. Vanmorgen was er bijvoorbeeld SOA-poli, dus kwamen hier veel mensen voor. En na het weekend zijn er altijd mensen die voor een letselverklaring komen. De combinatie van het bedienen van de telefooncentrale en het te woord staan van de mensen aan de balie vind ik heel leuk. Ik ben dus dik tevreden.”
Polio-epidemie breekt uit, GGD heeft coördinerende rol
21
Mijn dagboek ALS AMBULANCEVERPLEEGKUNDIGE Maandag
10.00 uur Mijn dienst start op onze post bij de GGD Flevoland. Eerst check ik beneden in de garage de ambulance. Zit alles in de koffer, zijn de zuurstofflessen gevuld? Ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen handelen vandaag, dus alles moet in orde zijn. Samen met collega’s drinken we koffie. Het is leuk om collega’s te treffen en even met elkaar te praten, dan hoor je over ritten die indruk hebben gemaakt. En we leren van handelingen die we met elkaar bespreken. Ik ben inmiddels vrij ervaren en vind het leuk om kennis te delen.
11.30 uur We krijgen een melding met urgentie: een jonge man op de motor is aangereden door een automobilist en blijft op de grond liggen. We gaan meteen op weg, zwaailicht en sirene aan. Onderweg stel ik me voor wat ik zal aantreffen, zo’n inschatting is echt nodig om niet te worden overvallen. De man ligt op de grond en heeft moeite met ademen, een pijnlijke buik, een gebroken been en een snelle pols. Hij kan gelukkig goed antwoord geven; hij blijkt verpleegkundige en was op weg naar zijn werk. We spalken zijn nek, want door de harde aanrijding kunnen de wervels kapot zijn en fixeren zijn hoofd. We luisteren naar zijn longen, geven zuurstof, voelen de pols en doen een buik- en bekkenonderzoek. Ik leg infuus aan, geef pijnmedicatie en spalk zijn been. Daarna brengen we hem naar het AMC. Later informeer ik hoe het met hem is gegaan. Hij bleek een gescheurde nier en milt te hebben en een kapot bekken. Een behoorlijk letsel dus. De beelden blijven me nog lang bij: een verpleegkundige op weg naar zijn werk, dat had ik zelf kunnen zijn. Gelukkig is het goed gekomen; dat ik op deze manier mensen kan helpen, vind ik mooi om te doen.
>> Lees verder op de volgende pagina
Anneke Groenenberg wordt het eerste vrouwelijke bestuurslid van de LVGGD
93
19
22
Woensdag 9.00 uur Een 75-jarige vrouw is gevallen, haar buurvrouw heeft gebeld. Als we aankomen ligt ze op de grond, en heeft ze pijn aan haar heup. Haar heup blijkt gebroken, dus we maken haar klaar om naar een ziekenhuis te brengen. De vrouw maakt zich meer zorgen over haar poezen dan over haar heup. Terwijl mijn collega een tasje inpakt met toiletspullen en pyama, geef ik de poezen eten. Die zorg is immers óók onze zorg. Met zulke kleine dingen kun je veel voor iemand betekenen. De buurvrouw belt ondertussen haar dochter. Ik weet: “Die zal zich wel over de poezen ontfermen. Ze hebben nu in ieder geval genoeg eten tot morgen.”
Donderdag
15.00 uur Op de post. Vorige week zag ik in een overdracht staan dat iemand de ziekte van Pompe had. Daar heb ik wel over gehoord, maar de details weet ik niet meer. Na eventjes surfen op internet ben ik weer op de hoogte. Vervolgens studeer ik in een dik boek ter voorbereiding op een bijscholing die ik over een paar weken heb.
10.00 uur Een meisje van 13 jaar is met haar skateboard hard gevallen op een skatebaan in Almere-Buiten. Ze heeft last van haar hoofd en misselijkheid. Ik vermoed een hersenschudding, maar omdat we ook wervelletsel niet kunnen uitsluiten, spalken we haar nek en vervoeren we haar op een wervelplank. Ook leggen we een infuus aan. Het meisje is aanspreekbaar en dus goed te beoordelen, maar ze is extra verdrietig omdat ze vandaag jarig is. En er is ook veel paniek en emotie, met name van haar moeder die erbij geroepen is. We brengen het meisje naar het Flevoziekenhuis en onderweg waarschuwen we vast het ziekenhuis, zodat er straks een kinderarts klaar staat.
96
19
Naamswijziging vereniging: van de VDB wordt het Landelijke Vereniging voor GGD’en (LVGGD)
23
Vrijdag
Met een collega chauffeur geef ik scholing aan twee ambulanceteams. Het ochtenddeel doen we in samenwerking met het Flevoziekenhuis. Een acteur speelt een dronken man die met zijn fiets tegen een lantaarnpaal is gereden. Onze ambulancemedewerkers behandelen hem op straat terwijl de mensen van de EHBO meekijken. Daarna kijken we mee in het ziekenhuis hoe hij op de EHBO verder wordt behandeld. Het is goed om van elkaar te zien wat we doen, en bespreken wat beter kan in de overdracht naar elkaar. Heel leerzaam. ’s Middags oefenen we verschillende gevallen, bijvoorbeeld een Sam Sling (bekkenfixatie) aanbrengen bij een kapot bekken. Handelingen die je niet dagelijks doet en die goed zijn om te oefenen. Ik vind dit een leuke en positieve manier van scholing, waar je met z’n allen wat van opsteekt. Echt een verrijking.
Z aterdag 01.00 uur Ik ben niet zo dol op nachtdiensten in het weekend. Je krijgt dan vaak te maken met pubers die onder invloed zijn van drugs of alcohol en soms je auto onderkotsen. Bijna elk weekend zijn het er wel een of twee, zo ook vannacht. We krijgen een melding dat een jongen op de Grote Markt, het uitgaanscentrum in Almere, onwel is geworden. We komen aan en zien een groepje baldadige jongeren staan. Ik maak een inschatting: hoe erg is het? Ik wil uit de drukte, snel de ambulance in met deze jongen. Hij is helemaal laveloos. We geven hem zuurstof, leggen een infuus aan en bellen de ouders. Daarna naar de eerste hulp. Het is noodzakelijk dat hij snel vocht krijgt toegediend en een nachtje wordt geobserveerd. Gelukkig blijft het de verdere nacht rustig.
Eerste onafhankelijk voorzitter mevr. Poortenaar-Sikkema treedt aan
Wie is Edith Senden? Edith Senden (45) is sinds tien jaar ambulanceverpleegkundige, eerst in Amsterdam en de laatste vijf jaar bij GGD Flevoland. Eerder werkte ze op de intensive care heelkunde en traumatologie van het UMC Utrecht. De stap van de IC naar de ambulance vond ze ‘een logische’. “Als ambulanceverpleegkundige heb je meer verantwoordelijkheid en vrijheid. Natuurlijk werk ik volgens protocol, maar als ik daar beargumenteerd vanaf wil wijken, dan kan ik zelf die beslissing nemen.” De chauffeur van de ambulance verricht medisch assisterende taken. Ambulanceverpleegkundigen krijgen feedback en kunnen overleggen met een medisch leider, die niet op de post werkt maar wel telefonisch bereikbaar is.
99
19
24
GGD in crisistijd GGD is verantwoordelijk voor de volksgezondheid in Nederland. Juíst in crisistijd. Maar hoe ga je te werk als heel Nederland in paniek is bij een levensbedreigende infectieziekte? Ronald Reekers van GGD Drenthe en Anouk de Vaan van GGD Hart voor Brabant vertellen.
99
19
LVGGD wordt GGD Nederland
25
Q-koorts Anouk de Vaan (32) stond in 2007 als communicatieadviseur voor de uitdaging om te communiceren over een nieuwe infectieziekte uitbraak: Q-koorts. “Q-koorts begon bij ons niet als crisis, omdat het begon met een paar meldingen,” vertelt Anouk. “Ons team Infectieziektebestrijding bracht de eerste meldingen en signalen met elkaar in verband. Pas toen zagen we duidelijk clusters.” Het bleek om een Q-koortsuitbraak te gaan. In 2007 waren er in totaal 141 meldingen in Brabant. Het was de eerste geregistreerde uitbraak in Nederland. Pro-actief persbeleid Vanaf het begin werd de afdeling communicatie erbij betrokken. Anouk: “Het ging om een infectieziekte die door dieren werd overgedragen. Daarom informeerden we niet alleen onze eigen partners, maar ook het ministerie van LNV, de VWA en de land- en tuinbouworganisaties.” GGD Hart voor Brabant staat een pro-actief persbeleid voor en schakelde de media in om het publiek te infor-
meren. “Uiteraard hadden we persoonlijke contacten met de patiënten. Maar daarnaast zetten we de media in om ook de andere inwoners van ons werkgebied te informeren, handelingsperspectief te bieden en verdere onrust te voorkomen,” licht Anouk deze keuze toe. Eerste maatregelen Een jaar later volgde in dezelfde periode een nieuwe piek – ditmaal ging het om 711 patiënten in een groter gebied. De periode waarin mensen ziek werden viel na de lammerenperiode: de geit scheidt de bacterie uit tijdens de bevalling, via de placenta en ontlasting. “We hebben wederom het hele communicatieapparaat opgestart.” Landelijk werden de eerste maatregelen pas begin 2009 ingezet. Zo moesten de bedrijven met een verhoogd risico – bedrijven met een groot aantal drachtige geiten – zich melden bij de VWA en werden de hygiënemaatregelen aangescherpt. Er moest iets gebeuren Lastig was dat de controle hierop door de veterinaire sector moest plaatsvinden, maar er werd te weinig gehandhaafd. In 2009 ontstond dus hetzelfde probleem, dit
keer in meerdere gebieden, ook buiten Brabant. Voor GGD Hart voor Brabant reden om ook nu weer de media in te zetten. “Dat hebben we heel bewust gedaan,” stelt Anouk. “Onze insteek was: ‘er moet iets gebeuren en wel nú.’ We zijn blijven roepen, net zolang totdat partijen in beweging kwamen. We nodigden ook de ministers Klink en Verburg uit om met patiënten te komen praten. Gelukkig werden er daarna scherpere maatregelen genomen.” Regionale verantwoordelijkheid De Brabantse GGD onderhield vanaf het begin contact met de mensen in de regio en informeerde huisartsen, specialisten, dierenartsen en verloskundigen. “Dat is immers onze regionale verantwoordelijkheid.” De gemeenten werden voorzien van toolkits, die met de ervaringen van de GGD tot stand kwamen. Terugblikkend concludeert Anouk dat het team Infectieziektebestrijding op tijd contact heeft gezocht met de afdeling communicatie. “Daardoor konden we preventieve gezondheidsboodschappen combineren met strategische boodschappen.”
Raad van RGF’en (Regionaal Geneeskundig Functionarissen) gaat van start en vestigt bureau bij GGD Nederland
99
19
26
Mexicaanse griep Ronald Reekers (43) is medewerker infectieziekten bij GGD Drenthe. Op 1 juni 2009 verklaarde de World Health Organization (WHO) de Mexicaanse griep tot een pandemie. Op Koninginnedag 2009 werd het eerste Nederlandse geval bekend. Bij alle GGD’en begonnen de Infectieziektenteams zich meteen voor te bereiden op een mogelijk grootschalige uitval van de maatschappij. “We zijn direct in april samengekomen met de GHOR (Geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio),” blikt Ronald terug. Opschalen Er moesten een heleboel dingen gebeuren. “Ons team Infectieziekten ging aan de slag met het opschalen van activiteiten die al in ons dagelijkse werk zitten, maar die bij een grootschalige infectieziekte een bijbehorende aanpak nodig hebben,” vertelt Ronald. “Denk hierbij aan afhandeling van meldingen, diagnostiek, bron- en contactopsporing, voorlichting aan burgers en ketenpartners, advisering van professionals en behandeling.” Ondertussen werd hard ge-
20
01
werkt aan een draaiboek voor een grootschalige vaccinatie; Ronald werd hiervan projectleider. “Natuurlijk hadden we al draaiboeken,” vertelt Ronald, “maar tijdens de Mexicaanse grieppandemie besloten we in te zetten op een draaiboek dat voor élk moment beschikbaar is. Heel belangrijk was een goede afstemming met de twaalf gemeenten en andere partners in onze regio. We hebben regelmatig overleg gehad met de ambtenaren openbare orde en veiligheid. De gemeenten wezen vaccinatielocaties aan en we stelden een team van prikkers samen. Dat waren medewerkers van de GGD, mensen uit de thuiszorg, en iedereen die verder wilde en kon helpen. Mits ze daartoe bekwaam en geschoold waren natuurlijk.” Alleen kinderen Toen het draaiboek af was, leek het weer in de kast te kunnen. De ergste paniek leek voorbij. Maar toen bleek dat in Amerika en Australië vooral
Oudste GGD Amsterdam bestaat 100 jaar
kinderen ziek werden en er in Nederland een aantal kinderen overleden, besloot de minister van VWS dat kinderen en risicogroepen alsnog gevaccineerd moesten worden. Ronald: “Op basis van ons draaiboek konden wij meteen een prikschema uitdraaien. Ik belde met de ambtenaren openbare orde en veiligheid van alle gemeenten en zij schakelden vervolgens hun eigen apparaat in. Daardoor konden we binnen twee weken starten en verliepen de vaccinaties vlekkeloos.” Nieuwe inzichten Volgens Ronald zijn er door de ervaring met de grieppandemie nieuwe inzichten verkregen. “Met name over communicatie naar onze partners en naar de bevolking. Dat is zó belangrijk bij crisis. En dankzij de griep hebben we bovendien de samenwerking met de gemeenten verstevigd en de banden met de huisartsen aangehaald. Dat is voor ons heel waardevol.”
Mijn baan Wie: Thijs Veenstra (31) Waar: GGD Amsterdam Functie: Hoofd landelijk centrum voor hygiëne en veiligheid (LCHV) “Omdat het LCHV een onderdeel is van het RIVM, ben ik daar gedetacheerd. Wel zitten we bij GGD Amsterdam in. Het LCHV coördineert de landelijke hygiënetaken van alle GGD’en op basis van door ons ontwikkelde richtlijnen, bijvoorbeeld op het gebied van piercen, tatoeëren, evenementen en zwembaden. Wij maken veel gebruik van de expertise van medewerkers van GGD Amsterdam. Daardoor is er een waardevolle wisselwerking. Ik krijg dagelijks allerlei vragen binnen. Zo mailde een inspecteur piercen en tatoeëren mij vanmorgen: ‘Ik kwam in een praktijk waar de inkt werd verdund met een mij onbekend product. Kan ik dit toestaan?’ Deze stond nog niet in onze database met vragen en antwoorden en heb ik daarom voorgelegd aan de Voedsel- en Warenautoriteit. Vragen beantwoord ik dus met behulp van deskundigen binnen en buiten het LCHV. Daarnaast initieer ik allerlei projecten. Zo proberen we op dit moment de richtlijnen duidelijker te maken, zodat de eindgebruikers sneller de informatie vinden die ze nodig hebben. Daarnaast onderhoud ik allerlei contacten met de andere GGD’en en zit ik het landelijk overleg voor. Erg leuk allemaal, omdat er veel ontwikkeling is en er nog een heleboel te doen valt.”
“Er is een waardevolle wisselwerking”
Landelijke vaccinatiecampagne meningokokken C
20
02
28
GGD EN GEM EEN PROFESSIONEEL De GGD is niet alleen voor de gemeenten, maar ook ván de gemeenten. Bernard Verhoeven van GGD Flevoland en Janine Bezem van GGD
Wie is... Janine Bezem (55) werkt als hoofd Jeugdgezondheidszorg. In die taak moet ze ervoor zorgen dat de uitvoering van jeugdgezondheidszorg via artsen, Waarover praten jullie met de gemeenten? Verhoeven: “Wij praten over allerlei gezondheidsvraagstukken en doen verschillende vormen van beleidsadvisering. Naast reguliere taken bieden we per gemeente verschillende ‘plustaken’ aan; Urk heeft immers totaal andere behoeften dan Almere. Tenslotte bespreken we jaarlijks onze begroting. Wat mogen we besteden en waaraan? Een belangrijk deel van onze gelden komt immers van de gemeente.”
08
20
verpleegkundigen, doktersassistenten en logopedisten goed verloopt. Ook moet zij de relatie met de gemeenten vormgeven. Haar standplaats is Arnhem. GGD Gelderland-Midden omvat zestien gemeenten. Met al die gemeenten heeft de GGD contact; Arnhem en Ede vervullen een centrumfunctie. Bezem: “We stemmen geregeld af over het regionale pakket Jeugdgezondheidszorg dat we voor de gemeenten uitvoeren. Een deel van dat pakket omvat verplichte taken op basis van de Wet publieke gezondheid, zoals de verschillende contactmomenten waarop we kinderen zien. Maar gemeenten willen natuurlijk ook op hun gemeente toegespitste zorg voor jongeren en die kan per gemeente verschillen. Rozendaal kan goed uit met het pakket basiszorg, terwijl Arnhem meer
Wet publieke gezondheid wordt ingevoerd
nodig heeft. Daar organiseren we bijvoorbeeld inloopspreekuren op scholen, waar ouders met vragen terechtkunnen.” Bedenken jullie ook zelf dingen voor gemeenten? Verhoeven: “De gemeenten zijn voor ons dé schakel om publieke gezondheid naar burgers toe te brengen. Daarom benaderen we de gemeenten actief met nieuwe ideeën. Nu presenteren we bijvoorbeeld ons advies over nieuwe drank- en horecawetgeving. Dat initiatief nemen we zelf, ook naar horeca- en sportverenigingen toe.” Bezem: “Dit voorjaar heeft het ministerie van VWS geld beschikbaar gesteld voor een extra contactmoment bij pubers. Dan nemen wij het initiatief met de gemeente om samen om de tafel te gaan: ‘Wat zijn jullie ideeën over zo’n contactmoment? Hoe laten we het aansluiten op het bestaande aanbod?
29
MEENTEN BONDGENOOTSCHAP Hoe verlopen de contacten met de gemeenten? Gelderland-Midden vertellen.
Vinden jullie het goed dat wij de invoering van dat contactmoment coördineren?’” Hoe vaak is er contact? Verhoeven: “De gemeenten vormen ons bestuur, dat zes keer per jaar bijeenkomt en aan wie we verantwoording afleggen. In de bestuursvergaderingen bespreken we onze wettelijke taken en de totale begroting. Maar daarnaast hebben we wekelijks – en soms dagelijks – contact over alle soorten advisering die we doen.” Bezem: “Jaarlijks bekijk ik met de wethouder en ambtenaar volksgezondheid wat we op hoofdlijnen in het afgelopen jaar hebben gedaan. Daarnaast heb ik heel regelmatig contact om te bespreken wat er in de betreffende gemeente speelt op het gebied van jeugdgezondheidszorg.” Hoe verloopt het? Verhoeven: “Omdat we een
Wie is... Bernard Verhoeven (61) werkt sinds 2000 als directiesecretaris GGD Flevoland. In deze functie is hij eerste adviseur van de directeur publieke gezondheid en is hij verantwoordelijk voor beleidsinhoudelijke zaken. Daarnaast is hij hoofd van vrij jonge GGD zijn, staan wij heel dichtbij de gemeente. Het contact is heel direct en verloopt uiterst soepel. De gemeenten weten ons goed te vinden voor advies en wat er is, hebben we samen opgebouwd. Er is een open en transparante wederzijdse houding, dat werkt heel leuk. In het jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek dat er onder bestuurders en ambtenaren wordt gehouden, scoren we een 8 à 9. Daar ben ik best trots op.” Bezem: “Natuurlijk loopt het
het directiesecretariaat. Zijn standplaats is Lelystad. GGD Flevoland is in 1980 opgericht door zes gemeenten: Lelystad, Almere, Dronten, Zeewolde, Noordoostpolder en Urk. met de ene gemeente beter dan met de andere, maar mijn insteek is dat we een professioneel bondgenootschap met elkaar hebben. Dat de regie bij de gemeente ligt en wij verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het basispakket jeugdgezondheidszorg, proberen wij positief in te steken: ‘Hoe kunnen we helpen om jullie taak zo goed mogelijk uit te voeren?’ Ik denk dat wij daardoor over het algemeen een gewaardeerde partner zijn.”
Nieuwe influenza A (H1N1) breekt uit, GGD heeft grote rol en voert massavaccinaties uit
20
09
Mijn baan Wie: Jeannette Lezwijn (38) Waar: GGD Noord- en Oost-Gelderland Functie: functionaris gezondheidsbevordering (sinds 11 jaar)
“De gemeente ondersteunen bij ouderenzorg” 2013
“Mijn aandachtsgebied binnen de GGD is gezond ouder worden. Zo coördineer ik een project in een Apeldoornse wijk om de participatie van ouderen te bevorderen. Er zijn allerlei activiteiten, voorzieningen en initiatieven voor ouderen in een wijk, maar je ziet dat veel partijen niet of onvoldoende op de hoogte zijn van wat er allemaal gebeurt. Ze maken hierdoor onvoldoende gebruik van elkaars expertise en elkaars werkveld. Wij als GGD proberen dat wat er is beter beschikbaar en zichtbaar te maken. Daarnaast proberen we de verschillende partijen te verbinden, zodat ze elkaar kunnen ondersteunen. Namens de GGD zit ik in verschillende netwerken. De GGD kan een schakel zijn tussen de gemeente en de wijk, daar waar mensen wonen en leven. Voor ons is het een uitdaging om ook met dit onderwerp bij de gemeente voldoende op de radar te blijven. Ik vind het interessant om te onderzoeken hoe we de gemeente kunnen ondersteunen bij preventieve ouderengezondheidszorg. Ook al omdat veel zorgtaken rondom ouderen naar de gemeenten worden overgeheveld. Binnen deze doelgroep zitten we dus in een interessante fase; we zijn als GGD Noord- en Oost Gelderland in dit veld echt nog aan het pionieren.”
Ledenvergaderingen en besturen GGD Nederland en GHOR Nederland functioneren als Raad van Directeuren Publieke Gezondheid
31
Een speciale hobby Van jongs af aan was Arno Bekers (64) al gefascineerd door kabouters. Speels vond hij ze, en grappig. Inmiddels is er haast geen plekje in zijn huis te vinden waar geen tuinkabouter staat. Op campings keek Arno altijd met verwondering naar de tientallen kabouters die rond sommige caravans stonden. Hoewel zijn ouders tuinkabouters de kitsch ten top vonden, werden ze Arno’s stokpaardje: op verjaardagen kwam het altijd wel een keer ter sprake. Op een dag vond zijn broer het tijd voor een eigen kabouter, en deed hij Arno voor zijn 44e verjaardag zijn eerste cadeau. Vanaf dat moment was er geen houden meer aan. Toen hij 60 werd, bedachten zijn kinderen dat iedereen
een tuinkabouter moest meenemen. “Ineens had ik er 150 en was ik een heuse verzamelaar geworden!” Inmiddels omvat zijn verzameling ook kaarsen, postzegels, bestek, fonteintjes en boeken. “Je kunt het zo gek niet bedenken, als er maar een kabouter op staat. Mensen stoppen heel veel fantasie in kabouters.” Iedereen in zijn omgeving verzamelt mee. Kinderen en vrienden vinden op vakantie altijd wel weer iets waar een kabouter op staat. Je huis is een keer vol, zou je zeggen. Zeker als het
“Voor een nieuwe tuinkabouter is altijd plek” een appartement van 100m2 betreft. Maar Arno denkt er anders over: “Als je goed zoekt, is er altijd wel weer een plekje te vinden toch? In de wc staan er bijvoorbeeld maar drie, daar kunnen er nog best een paar bij.” Alleen in de slaapkamer is het verboden terrein voor kabouters. Als oud-bibliothecaris vindt Arno het leuk om regelmatig over zijn geliefde tuinkabouters te
lezen en een beetje in de geschiedenis te grasduinen. “Dat geeft een kader.” Voor wie het weten wil: tuinkabouters doken voor het eerst op in de Renaissance, in Duitsland. In die periode hadden veel mensen een verzamelwoede van curiositeiten. Arno’s oudste kleinkind is pas twee jaar, maar begint zich al te interesseren voor opa’s kleine vrienden. Lachend: “Ik heb goede hoop voor de toekomst.” Arno werkt één dag in de week als ICTmedewerker bij GGD Nederland.
Landelijke vereniging van GGD’en bestaat 75 jaar
20
13
GGD IS VOOR MIJ...