een uitgave van Findinet, de portal voor de financiële dienstverlener
Branche in Beweging update: 13 maart 2012
Wft/Bgfo 2013 na het Algemeen Overleg Dik van Velzen
Joost Riphagen
Dossier Eigentijds pensioen Chris de Bruin
Stefan Linnenbank
Daniel Jacobs
pag. 24-43
Arno Dolders
Louis VanKappelle Drunen Herman
Blijf op de hoogte van de laatste wijzigingen: neem een abonnement op de Nieuwsbrief
Branche in Beweging
1
Findinet vindt: 3 Operatie gelijk speelveld
regelgeving en toezicht
Branche in Beweging omdat je er op je eigen moment meer van wilt weten een uitgave van Findinet.nl, de onafhankelijke actualiteiten- en kennisportal voor de financiële dienstverlening.
4 Laatste hobbels naar provisieverbod nog niet genomen 4 (Geen) gelijk speelveld 7 Gespreide betaling van advieskosten 8 Vakbekwaamheid 9 Uitvaart onder provisieverbod; kritiek op AFM 10 Reacties op het algemeen overleg 12 Fred de Jong: Ongelijk speelveld is beter voor de onafhankelijke adviseur 13 Wft/Bgfo 2013: de feiten (tot nu toe) op een rij 15 Dik van Velzen: Duur advies
branche in transitie 16 Joost Riphagen: Dag, ik heb een klacht. - Dank u, fijn dat u belt 17 IG&H brengt distributielandschap scherp in beeld met de IG&H Distributiemonitor 18 Chris de Bruin: Imago, stroop en olie 20 Daniel Jacobs: ACE Orivacy Protection dekt aansprakelijkheid voor lekken van privacygevoelige gegevens 22 Henry de Cock: Adaptto voor kraamkamer en sterfhuis
Hebt u bedrijfs- of productnieuws, een eigen visie op de ontwikkelingen, suggesties voor onderwerpen waaraan we aandacht moeten besteden. of commentaar op de inhoud van dit blad? Mail het naar
[email protected] (via de post mag ook)
Dossier Eigentijds pensioen 24 Wordt het PPI, verzekeraar of pensioenfonds? 25 PPI’s en verzekeraars strijden tijdens de PensioenBattle 30 Arno Dolders: Legal & General koos bewust níet voor een PPI 32 De 7 PPI’s die nu actief zijn op de Nederlandse markt 34 EIgen vermogen van PPI moet worden verdubbeld
Findinet.nl
35 PPI: de kenmerken
Redactie: Jan Aikens Molenheide 33 6027 PX Soerendonk 0495 586588 06 34404575
[email protected]
36 Herman Kappelle: Nederlander moet kunnen kiezen hoe veilig hij wil vliegen 39 Eindtermen Wft-module Pensioenverzekeringen 42 AFM-Leidraad tweedepijler pensioenadvisering
Advertenties / banners: 0495 497050 06 34404585
[email protected]
2
Branche in Beweging
Operatie gelijk spelveld gelukt nu maar hopen dat de patiënt blijft leven Wanneer hebben we dat voor het laatst meegemaakt? Dat na een politiek debat het Verbond, Adfiz en OvFD alle drie een positief gestemd persbericht de wereld insturen, bedoel ik.
Afgelopen week deed dit mirakel zich voor na afloop van het debat tussen minister De Jager en de Tweede Kamer over de regels rondom het provisieverbod. In een paar uurtjes vonden de dames en heren politici elkaar op een aantal punten die de marktpartijen cruciaal vinden en waarvoor ze intensief op het ministerie en bij de Kamerfracties hebben gelobbyd.
De compromissen op het Binnenhof hebben de steun gekregen van aanbieders en intermediairs, althans van die adviseurs/bemiddelaars die beseffen dat de veranderingen per 1 januari 2013 - een in beton gegoten datum zo bleek tijdens het algemeen overleg - onomkeerbaar zijn.
Zonder de positieve stemming te willen bederven heb ik toch mijn twijfels of de patiënt na de operatie ‘gelijk speelveld’ lang op de been kan blijven. Het zou mij namelijk niet verbazen als al snel in de praktijk blijkt dat op zijn minst sprake is van een gekunstelde regeling.
Directe aanbieders worden verplicht om op de factuur in een aparte regel te melden wat de klant voor advies- en distributiekosten moet betalen. Die kosten dienen uit de productprijs te worden gehaald. Op die manier ontstaat eenzelfde nettoprijs voor de adviserende aanbieder en de onafhankelijke adviseur, is de gedachte.
Daar werd tijdens het debat wel aan toegevoegd dat als er sprake is van execution only ‘er natuurlijk geen advieskosten hoeven te worden opgevoerd’. Maar hoe zit het dan met de distributiekosten? Moet in dat geval de netto productprijs met die kosten verhoogd worden? Daarover is niet gespro-
ken, hoewel dat voor het intermediair wel belangrijk is.
Het tweede aandachtspunt is dat dit compromis er niet aan meewerkt om het begrip ‘financieel advies’ als een waardevol label in de markt te zetten. Het intermediair zal straks meer nog dan nu breed moeten uitdragen dat en waarom een consument behoefte heeft aan het ‘product’ advies. Het is goed denkbaar dat de consument zal denken dat hij datzelfde ‘product’ bij de bank goedkoper kan krijgen. Dat het niet om hetzelfde adviesproduct gaat als de intermediair biedt zal niet bij iedereen bekend zijn of minder bezwaarlijk gevonden worden. Wat de aanbieder voor het advies gaat berekenen is de uitkomst van ingewikkelde kostentoerekeningen. Die moeten weliswaar door een externe accountant worden gecontroleerd, maar gezien de wet van de grote getallen ligt het voor de hand dat een advies van de aanbieder een relatief gering bedrag vergt. Het is de vraag of de onafhankelijke adviseur die daartegen wil concurreren daarop zijn bedrijfsmodel kan baseren. Als dat niet zo is, hoeft dat niet erg te zijn. Die adviseur biedt immers een product dat veel waardevoller is voor de klant. Alleen wordt het nu, zoals gezegd, moeilijker om uit te leggen dat het ene advies niet gelijk is aan het andere. Misschien moet dat een reden zijn voor De Jager om alsnog de titel ‘financieel adviseur’ wettelijk te beschermen.
En als hij dan toch de laatste reparaties gaat uitvoeren, laat hij dan meteen een gelijk speelveld creëren voor de mogelijkheid van gespreide betaling. Het mag toch niet zo zijn, dat de aanbieder op elke premienota een deeltje van de advies- en distributiekosten opvoert en op die verscholen manier de klant krediet verstrekt? Als dat het geval is, vinden alleen de Nederlanders met een goed gevulde portemonnee de weg naar het intermediair. En zoals we weten dunt die categorie behoorlijk uit. Jan Aikens
Branche in Beweging
3
Laatste hobbels naar provisieverbod nog niet genomen Het algemeen overleg tussen de Commissie Financiën en minister De Jager op 8 maart heeft een aantal vragen beantwoord, maar nog niet alle. Centraal in de discussie stond - het level playing field voor aanbieders en adviseurs, - gespreide betaling van het advies, - het brengen van uitvaartverzekeringen onder het provisieverbod, - vakbekwaamheidseisen en - de fiscale consequenties. Om met dit laatste te beginnen: zoals tijdens de eerdere overleggen kon de minister ook nu nog steeds geen uitsluitsel geven over de fiscale consequenties van het provisieverbod. Daar gaat staatssecretaris Weekers over en die studeert daar nog op samen met een werkgroep. Advieskosten moeten apart worden genoemd op de premiefactuur van een aanbieder, zoals verderop in dit artikel wordt aangegeven. De vraag is dan of over die kosten assurantiebelasting geheven moet worden en of die vallen onder de btw-vrijstelling. Nu nog geldt de regel dat over pure advieskosten btw geheven moet worden. Gaat het om een bemiddelingsopdracht, waar het advies onderdeel van uitmaakt, dan is geen btw verschuldigd. De politici hebben alleen gepraat over facturen die directe aanbieders sturen na het totstandkomen van een overeenkomst. Aanbieders die advies geven over hun eigen producten bemiddelen niet in de zin van de Wft. Er is dus alleen sprake van advies en over de prijs daarvan moet btw in rekening gebracht worden. Weekers geeft binnen enkele maanden uitsluitsel, beloofde de minister.
(Geen) gelijk speelveld
4
Wel advies, geen product Tijdens het algemeen overleg is langdurig gepraat over het mogelijk maken van een level playing field voor aanbieders en adviseurs. De discussie beperkte zich echter tot de gevallen waarin daadwerkelijk een overeenkomst wordt gesloten. Niemand heeft er kennelijk bij stilgestaan dat een consument na
Branche in Beweging
Jan-Kees De Jager: ‘Met dit voorstel staan alle prikkels de goede kant op’ het advies kan besluiten toch geen product af te nemen. Onafhankelijke adviseurs weten als de beste dat de klant graag shopt. Na het provisieverbod is het voor een adviseur niet meer mogelijk om ‘gratis advies’ te geven. Hij zal daarvoor een rekening
Straks is de praktijk dat een klant nog steeds gratis voor advies shopt, maar dan bij de aanbieders moeten presenteren los van de vraag of het advies wordt gevolgd door het afnemen van een product. Hebben banken en verzekeraars die verplichting ook? Dat is niet terug te vinden in de nieuwe regels en zoals gezegd is dat ook niet ter sprake gekomen. Toch is het van essentieel belang dat deze situatie in regels wordt vastgelegd. Anders wordt de concurrentiepositie van het onafhankelijk intermediair al meteen in de basis aangetast. De praktijk kan dan immers zo worden, dat een consument nog steeds gratis kan shoppen voor advies. Niet meer bij de onafhankelijke adviseurs, maar wel bij de aanbieders. Deze omkering van de huidige praktijk kan nooit de bedoeling geweest zijn van het provisieverbod.
Advies leidt tot overeenkomst In het voorstel van de minister worden directe aanbieders verplicht de advies-en distributiekosten - volgens een bepaalde systematiek en gecontroleerd door een externe accountant - transparant te maken in het dienstverleningsdocument (DVD). Bij execution only is er geen sprake van advies en hoeven dus de advieskosten niet getoond te worden. Een meerderheid van de Kamer vond dat onvoldoende. VVD, CDA en PVV maakten al voor het overleg bekend dat het voorstel van de minister niet verg genoeg ging. Zij wilden dat de aanbieder twee nota’s aan de klant zouden sturen, één voor het afgenomen product en één voor de kosten van advies en distributie. Dat vond De Jager echter te ver gaan. “Dat leidt tot een verhoging van de administratieve lasten.” Ook hoeft de aanbieder voor hem niet in elk individueel geval de advies- en distributiekosten uit te rekenen. “Dat worden vaste bedragen per product die van tevoren kunnen worden vastgesteld. De AFM zal erop toezien dat die bedragen op een faire manier worden berekend.” Daarnaast had de minister een bezwaar tegen het twee facturen-voorstel dat meer principieel van aard was: “Een declaratie voor het advies suggereert dat de directe aanbieder onafhankelijk advies geeft en dat is niet het geval. Daarom kan een dergelijke factuur tot verwarring leiden bij de klant.”
regelgeving en toezicht
Aparte regel op factuur Tijdens het overleg vonden de partijen elkaar in een compromis: Directe aanbieders moeten op de factuur een aparte regel opnemen waarin zij de kosten van advies en distributie apart noemen. Dat bedrag moet uit de prijs van het product gehaald worden. Met andere woorden: op de factuur vindt de klant de nettoprijs van het product en de prijs voor advies + distributie. Diezelfde splitsing moet ook toegepast worden in de offerte. Dit compromis verandert de regelgeving met betrekking tot het DVD overigens niet. Die transparantieverplichting blijft overeind.
Gelijk speelveld voor ongelijke situaties De veronderstelling van De Jager dat een aparte adviesnota van een directe aanbieder de consumenten op het verkeerde been kan zetten, wordt gedeeld door meer politici en ook door anderen. De suggestie mag niet ontstaan dat onafhankelijk advies hetzelfde is als het advies van de bank die alleen eigen producten verkoopt. Er is sprake van verschillende situaties. Over de vraag of de consument zich ervan bewust is dat hij bij de directe
Ewout Irrgang (SP): ‘Onafhankelijk advies is niet hetzelfde als advies van een bank die een eigen product verkoopt’ Branche in Beweging
5
aanbieder geen onafhankelijk advies krijgt, wordt verschillend gedacht. De ene stroming vindt dat dat voor de hand ligt: ‘natuurlijk weet een klant die bij de Rabo binnenstapt dat hij met een Rabohypotheek de bank verlaat (als hij het geluk heeft dat zijn aanvraag wordt geaccepteerd)’. Anderen daarentegen vermoeden dat een consument dat niet beseft.
Sterke campagne nodig om product ‘advies’ stevig in de markt te zetten
Alleen al het feit dat er kennelijk discussie mogelijk is over dit onderwerp wijst erop dat in aanloop op het provisieverbod een sterke campagne nodig is om het ‘adviesproduct’ stevig in de markt te zetten. De Jager merkte op dat de adviessituaties niet gelijk zijn “en dat dit in het voordeel van het onafhankelijke intermediair kan werken. Die heeft een bredere keus en daardoor de mogelijkheid een echt passend product voor de klant te vinden”. Dat was voor hem een overweging om “akkoord te gaan met nog wat meer transparantie voor het intermediair dan in het oorspronkelijke voorstel was voorzien”. Maar dat zal alleen in de praktijk vruchten afwerpen als de consument die transparantie op waarde weet te schatten.
6
Aanbieders in het nadeel? De vraag kan ook gesteld worden of door deze aanpassing de directe aanbieders niet in een nadelige concurrentiepositie terechtkomen. Het ligt immers voor de hand dat advies een ‘product’ wordt waarbij niet alleen op kwaliteit maar ook op prijs geconcurreerd gaat worden. Onafhankelijke adviseurs zullen erin slagen steeds efficiënter te gaan werken en steeds slimmer via standaarden te gaan adviseren. Daardoor zijn zij in staat tegen scherpere tarieven hun diensten aan te bieden. Ook zullen zij bepaalde grote klanten zo nu en dan met een korting op de adviesprijs willen trakteren. Hebben de directe aanbieders die mogelijkheid tot flexibele tarifering ook? Niet als de regels die nu
Branche in Beweging
Wouter Koolmees (D66): ‘Met het eerbiedigen van provisie op bestaande producten ontstaat een nieuwe perverse prikkel. De adviseur heeft er belang bij het oude product in stand te houden en gaat niet ‘ontwoekeren’.’
Bruno Braakhuis (GroenLinks) ‘Het ongeveer aangeven van de kosten in het DVD biedt banken de kans een deel van de advieskosten in de productprijs te verstoppen’
in de maak zijn strikt moeten worden nageleefd. Zij moeten immers per productgroep van tevoren berekenen wat de hoogte van de advies- en distributiekosten zijn. Die kosten worden nagerekend door een externe accountant en de bedragen die uiteindelijk worden vastgesteld dienen op de factuur vermeld te worden. De AFM gaat op dat proces toezien. Dat laat weinig of geen ruimte tot concurrentie op dat gebied.
Gespreide betaling van advieskosten
Maakte de politiek zich eerst zorgen over de bereikbaarheid van het advies, in het laatste overleg was daar weinig van te merken. De Jager merkte wel op dat niet iedereen het geld voorhanden heeft om advies in te winnen, maar hij verbond geen echte oplossingen aan dat probleem. Gespreide betaling moet kunnen, was de weinigzeggende opmerking die hij daarover maakte. Maar hoe dan? De Jager noemde drie opties: • betaling in drie maandelijkse termijnen • het verlenen van en consumptief krediet (waarvoor wel een vergunning nodig is) • kredietverlening door tussenkomst van een derde partij • als het een hypotheek betreft: meefinancieren in de hypotheek (als daarvoor LTV-ruimte is). Hij maakte geen onderscheid tussen aanbieder en adviseur, hoewel dat wel van belang is. De aanbieder immers kan de advieskosten spreiden over de looptijd van de overeenkomst, althans die mogelijkheid werd tijdens het debat niet uitgesloten.
Onafhankelijke adviseurs maken vrijwel alle kosten vóórdat de overeenkomst tot stand komt. Als zij binnen een redelijke termijn voor hun inspanningen beloond willen worden zullen zij dus de advieskosten in één keer in rekening brengen. Daartoe zijn zij ook verplicht, omdat zij anders een consumptief krediet aan de klant verstrekken
en daarvoor is een vergunning nodig. Dat laatste is vooral een theoretisch probleem, omdat het bedrijfsmodel van de meeste advieskantoren geen ruimte laat voor een hoge debiteurenstand. In de visie van De Jager hebben adviseurs dan twee opties: factoring of tussenkomst van een derde partij. Wat hij met dat laatste bedoeld werd enigszins duidelijk door zijn opmerking dat “je dat bij winkeliers ook ziet”.
Nu advies halen Straks in 24 keer betalen
Kennelijk doelde hij op een fenomeen als de Comfort Card. Met zo’n card kunnen consumenten afrekenen bij aangesloten winkels. Vervolgens betalen zij hun aankoop in maandelijkse termijnen af aan de kredietverstrekker.
Eerder al constateerde Adfiz dat het inschakelen van factoringmaatschappijen risico’s op reputatieschade voor de sector met zich meebrengt. Adviseurs zijn volledig afhankelijk van de wijze, waarop deze bedrijven de openstaande bedragen bij de consument innen. Bovendien leidt deze oplossing tot onnodige extra kosten die uiteindelijk weer door de consument moeten worden opgebracht. Mochten marktpartijen een oplossing nastreven die wel werkbaar is in de praktijk, dan wordt het nu hoog tijd om het initiatief van Arno Dolders niet alleen te omarmen, maar ook handen en voeten te geven. De gedachte van de algemeen directeur van Legal & General is een branchebreed neutraal financieringsinstituut de incasso verzorgt van de
Branche in Beweging
7
stilte die nog zal duren totdat vóór eind april het definitieve voorstel aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.
Arno Dolders overhandigde aan Hanneke Hartman, algemeen directeur Adfiz de rapportage over de wenselijkheid en haalbaarheid van de oprichting van een Neutraal Financieringsinstituut Financiële Dienstverleners (NFI).
adviesvergoeding. Daarbij kunnen er, voor zover de adviseur daaraan behoefte heeft, afspraken worden gemaakt over voorfinanciering door het neutrale instituut. Dolders: “Het is te verwachten dat klanten die de advieskosten gespreid gaan betalen uiteindelijk een ander bedrag betalen dan klanten die de advieskosten in een keer voldoen. Door als branche een dergelijk instituut op te zetten, kan gewerkt worden tegen de laagst mogelijke kosten. Daardoor kan ook de voorfinanciering op relatief goedkope wijze geschieden. Bovendien kunnen wij op deze manier met elkaar ook uniforme incassovoorwaarden en een incassobeleid afspreken. Als sector moeten wij ons blijven realiseren dat we ook kwetsbare consumenten als klant hebben. Een zeer zorgvuldig adviestraject met vervolgens een verkeerd incassotraject voor de advieskosten moet worden voorkomen. Ik ben erg blij dat Adfiz dit idee oppakt en gaat onderzoeken of een dergelijk neutraal financieringsinstituut tot de mogelijkheden behoort.”
Vakbekwaamheid
8
In eerste instantie kwam het ministerie van Financiën met een nieuwe modulaire opbouw van het vakbekwaamheidsbouwwerk. Dat bleek teveel productgericht, waarna de CDFD het huiswerk overdeed en een nieuw voorstel aan de branche ter consultatie aanbood. Marktpartijen hebben daarop schriftelijk gereageerd en er heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Daarna is het stil geworden. Een
Branche in Beweging
In elk geval spelen naast kennis ook de vaardigheden en integriteit een belangrijke rol. Hoe omgegaan moet worden met het bezwaar dat de modules niet overal aansluiten bij de adviespraktijk van adviseurs en aanbieders moet worden afgewacht. CDFD streeft een zekere mate van maatwerk na. Dat kan alleen succesvol als adviseurs niet te weinig en ook niet teveel kennis tot zich moeten nemen om hun beroep vakbekwaam te kunnen uitoefenen. Wanneer diplomaplicht? Adviseurs, ook die in dienst zijn van een advieskantoor of van een verzekeraar of bank vallen in de komende regels onder de diplomaplicht. Zij kunnen geen beroep meer doen op het bedrijfsvoeringsmodel. De vraag is of alle medewerkers met inhoudelijk klantcontact straks over een diploma moeten beschikken, of alleen de medewerkers die adviseren volgens de definitie van de Wft.
De minister heeft in zijn voorstel voor het laatste gekozen. Dat betekent concreet dat alleen financiële dienstverleners die een bepaalde klant een specifiek product adviseren een geldig diploma moeten bezitten. In het overleg bleek dat de Kamer daar verschillend over denkt. Er lijkt zich een meerderheid af te tekenen voor een stelsel waarbij alle medewerkers met inhoudelijk klantcontact aantoonbaar voldoende vakkennis moeten bezitten. De Jager vindt het te ver gaan als medewerkers die eenvoudige informatie over een product verstrekken een diploma moeten halen. “Wel moeten ze vakbekwaam zijn. Daarin moet het bedrijfsmodel voorzien en datzelfde geldt voor het actueel houden van de kennis”. Waarmee de minister bevestigde dat naast een periodieke PE-toetsing het de ondernemingen zelf zijn die verantwoordelijkheid dragen voor het up to date houden van de vakkennis van het personeel.
u
Downloads: Kamerbrief uitwerking provisieverbod
http://www.findinet.nl/~uploads/newsModule/dejager110414.pdf
Kamerbrief verdere uitwerking beleid provisieverbod
http://www.findinet.nl/~uploads/newsModule/dejager111213.pdf
Kamerbrief uitvaartverzekeringen en het provisieverbod
http://www.findinet.nl/~uploads/newsModule/dejager111213.pdf
Brief AFM uitvaartverzekeringen en het provisieverbod
http://www.findinet.nl/~uploads/newsModule/uitvaartafm110926.pdf
Rapport onderzoek distributie uitvaartverzekeringen
http://www.findinet.nl/~uploads/newsModule/afm_uitvaart111202.pdf
Uitvaartverzekering valt onder provisieverbod De AFM heeft de uitvaartverzekeringsbranche ten onrechte in een kwaad daglicht gesteld en moet imago herstellen met een snel herhalingsonderzoek.
Elly Blanksma (CDA) vertolkte een Kamermeerderheid door te zeggen dat zij ermee akkoord gaat dat ook uitvaartverzekeringen onder het provisieverbod moeten vallen. Het gaat niet om een complex product, maar om een verzekering waar zich bij de verkoop in het verleden excessen hebben voorgedaan. Wel bracht zij naar voren dat op het AFM-onderzoek het nodige valt af te dingen (zie ook: AFM schrijft zwart rapport over uitvaartverzekeraars). “De AFM heeft hiermee meer imagoschade aan de branche toegebracht dan zij verdiende.” Daarom wil zij dat de toezichthouder op korte termijn een herhalingsonderzoek uitvoert, waarin een reëel beeld wordt geschetst. “Zodat snel een minder negatief beeld van de bedrijfstak ontstaat”.
De Jager erkende “minder blij” te zijn met het AFMrapport. “Daarin werd niet duidelijk of sommige ‘overtredingen’ begaan zijn op het moment dat de huidige norm al dan niet bestond. Er zijn zaken aan de orde gesteld die de AFM heeft beoordeeld op toekomstige normen.” Daar staat tegenover, zei hij, dat het rapport wel nuttig was om daar nieuw beleid op te baseren.
Op de suggestie om snel met een nieuw rapport te komen wilde hij niet ingaan. “Dat is nu niet relevant. Het is beter een nieuw onderzoek te verrichten als het provisieverbod een aantal jaren van kracht is.”
Het vervolg Veel regels zullen worden opgenomen als wijzigingen toevoegingen in het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen (Bgfo). Het is de bedoeling dat de minister het definitieve voorstel daarvoor in juni bij de Tweede Kamer indient. Andere bepalingen vergen een wetswijziging, met name aanpassingen in de Wft. Deze wetswijzigingenj zijn al ter advies naar de Raad van State gezonden. De Jager verwacht in de maand april een pakket financiële wetgeving naar de Kamer te sturen (het derde in korte tijd). Daarbij bevinden zich de aanpassingen van de Wft.
De aanleiding
Elly Blanksma (CDA): ‘AFM heeft uitvaartbranche meer imagoschade toegebracht dan zij verdiende’
Basis voor het provisieverbod en daaraan gerelateerde wijzigingen vormde de evaluatie van de provisieregels. Op 12 oktober 2010 stuurde De Jager een brief aan de Tweede Kamer. Hij schetste daarin de belangrijkste uitkomsten van het evaluatierapport van SEO Economisch Onderzoek. Hij zond ook een brief van de AFM waarin geconcludeerd werd dat ‘buitensporig hoge provisies hebben plaatsgemaakt voor buitensporig hoge fees’.
Branche in Beweging
9
Reacties op het Kameroverleg over provisieverbod Verbond van Verzekeraars is content “Het Verbond van Verzekeraars is content dat de Tweede Kamer unaniem de plannen van minister De Jager steunt om per 1 januari 2013 het provisieverbod voor alle complexe en impactvolle producten in te voeren met inbegrip van uitvaartverzekeringen. De brancheorganisatie heeft daar sinds februari 2010 voor geijverd, in de overtuiging dat dit leidt tot zuiverder verhoudingen in de verzekeringssector, waarbij het klantbelang voorop komt te staan en de rollen van verzekeraar en tussenpersoon worden ontvlochten.
Onafhankelijke adviseurs worden vanaf 1 januari 2013 uitsluitend nog betaald door de klant. Dat is volgens het Verbond een fundamentele stelselwijziging. Met het provisieverbod komt voor complexe en impactvolle producten een eind aan een distributiesysteem dat tientallen jaren de verhoudingen in de financiële sector bepaalde. Verkeerde verkoopprikkels bij beleggingsverzekeringen in de
jaren negentig waren voor het Verbond aanleiding om dit distributiesysteem op de schop te willen nemen. Die wens is door minister De Jager van Financiën en de Tweede Kamer gehonoreerd.
De verzekeringssector is tevreden dat verzekeraars die rechtstreeks zaken doen met de klant (zogeheten direct writers) geen aparte adviesfactuur hoeven te sturen, maar kunnen volstaan met het vermelden van advieskosten op de bestaande nota. Voorop staat dat het voor de klant straks glashelder is met welk type adviseur hij te maken heeft: een onafhankelijk adviseur of een adviseur in dienst van een verzekeraar. Minister en Tweede Kamer hebben dat principe onderschreven. Volgens het Verbond staat voorop dat de sector nu duidelijkheid heeft over het vervolg. Er is veel werk te doen, verzekeraars en tussenpersonen moeten nu de mouwen opstropen om klaar te zijn voor het nieuwe stelsel in 2013.”
Adfiz: ‘Politici doen recht aan doelstelling provisieverbod’ “Een provisieverbod dat de concurrentieverhoudingen niet op zijn kop zet is een goede zaak. Daarmee wordt klant de mogelijkheid geboden om onafhankelijk advies te krijgen. Het klantbelang komt centraal te staan, en niet het product. Adfiz staat volledig achter een provisieverbod dat zo wordt vormgegeven. De politiek ziet goed in dat zuivere nettoprijsvorming en een laagdrempelig toegankelijk advieskanaal van groot belang voor de consument zijn.
10
Adfiz directeur Hanneke Hartman: “Dat is wat werkelijk belangrijk is. En daarvoor moet een gelijke concurrentiepositie tussen aanbieders en de onafhankelijk adviseurs geregeld worden.” Een
Branche in Beweging
meerderheid in de Tweede Kamer steunt dat. Zij wil dat ook banken en verzekeraars advies direct afrekenen.
De politiek toont hiermee aan scherp te zien dat pas dan een provisieverbod wordt gerealiseerd dat ook werkelijk positief uitwerkt voor de consument. Met gelijke concurrentieverhoudingen ontstaat voor de klant een fijnmazig en laagdrempelig toegankelijk netwerk van onafhankelijk advies. Niet alleen wordt de onafhankelijkheid van advies verbeterd, maar dat advies blijft ook binnen bereik van alle consumenten. De adviesmarkt waar het klantbelang centraal staat kan ontstaan. Daar hebben wij de afgelopen anderhalf jaar steeds voor gepleit.”
Minister zet cruciale stap naar gelijk speelveld met nettoproducten De OvFD: “Na tien jaar discussie is het provisieverbod een feit geworden. Vandaag is echter ook een cruciale stap gezet naar een level playing field, doordat de Minister heeft aangegeven dat de aanbieders de adviesen distributiekosten via een aparte regel in de offerte en factuur kenbaar moeten maken. Deze kosten moeten apart van de productprijs - premie of rente - vermeld worden. Aanbieders moeten dus - net als het intermediair – kostentransparantie geven via het dienstverleningsdocument én voorafgaand aan de overeenkomst.
Aangezien aanbieders de kosten apart van de productprijs moeten vermelden, wordt daarmee ook een belangrijke stap gezet naar de ontwikkeling van nettoproducten. De OvFD maakt zich nog wel zorgen over de wijze waarop het kostprijsmodel uiteindelijk tot stand gaat komen, aangezien uit de kostprijsberekening een bedrag mag komen dat een indicatie is van de advies- en distributiekosten. Het is daarbij dus niet noodzakelijk dat de concrete prijs bij de consument in rekening wordt gebracht. Een indicatie is naar de mening van de OvFD onvoldoende, omdat alleen een concrete
weergave van de kosten de basis kan leggen voor goede en zuivere netto prijsvorming. De minister heeft echter nogmaals aangegeven dat het niet de bedoeling is dat de advies- en distributiekosten heel veel of structureel afwijken van de concrete prijs. De AFM zal toezicht houden op de naleving hiervan. Aanbieders mogen echter – net als het intermediair – ook een vast bedrag aan advies- en distributiekosten in rekening brengen en in dergelijke gevallen gaat het logischerwijs om een gemiddeld, nominaal bedrag aan advies- en distributiekosten. De Minister zal deze ontwikkeling ook monitoren en indien noodzakelijk maatregelen treffen. De OvFD zal de verdere ontwikkeling van het kostprijsmodel in ieder geval met argusogen in de gaten houden.
De Minister is tegemoet gekomen aan belangrijke randvoorwaarden die de OvFD aan het provisieverbod heeft gesteld. Uiteraard zijn er nog een paar punten die verbeterd of nader uitgewerkt moeten worden, maar duidelijk is dat vandaag een belangrijke stap voorwaarts is gezet naar een volledig level playing field met echte nettoproducten. De OvFD heeft er alle vertrouwen in dat een onafhankelijk advies daarmee voor de consument bereikbaar en betaalbaar blijft.”
Yarden: ‘Andere samenwerkingsvorm nodig’ “Yarden gelooft ook in intermediaire distributie na het provisieverbod
Dat het provisieverbod voor uitvaartverzekeringen doorgezet zou worden is ook voor Yarden geen verrassing. In 2011 sorteerde de uitvaartorganisatie al voor op het provisieverbod door de introductie van een netto uitvaartverzekering. “We zijn al langere tijd in gesprek met onze tussenpersonen om te kijken hoe we hen kunnen ondersteunen om deze transitie te maken. Dit betekent onder andere
aansluiting vinden op hun nieuwe businessmodellen.” aldus Serge Evers, directeur Yarden Uitvaartverzekeringen.
“Inmiddels heeft de politiek besloten het provisieverbod in gang te zetten en is het belangrijk te kijken hoe we hier samen met het intermediair verder invulling aan geven.”, aldus Evers. Yarden geeft aan dat het intermediair een belangrijk distributiekanaal voor haar is. Wel is een andere samenwerking nodig om goed in te spelen op de nieuwe situatie. “
Branche in Beweging
11
Ongelijk speelveld is beter voor de onafhankelijk financieel adviseur Qua beloning is er echter een fundamenteel verschil tussen banken/verzekeraars en onafhankelijk financieel adviseurs. De adviseur van een bank/verzekeraar staat aan de kant van de producent, de onafhankelijk adviseur staat aan de kant van de consument. Juist door dit verschil te benadrukken gaan consumenten het onderscheid tussen deze twee advieskanalen beter zien en ook waarderen. Het is voor de onafhankelijk adviseurs dan ook verstandiger om niet het gelijk speelveld te bepleiten maar vooral de toegevoegde waarde van deze beroepsgroep. Door nu te regelen dat banken en verzekeraars naast een nota voor de premie of hypotheeklasten een aparte factuur gaan sturen voor de kosten van advies, zullen consumenten het verschil tussen afhankelijke en onafhankelijke adviseurs nog minder kunnen De Kamer wil hiermee een speelveld doorgronden. Een aparte factuur gelijk trekken dat niet gelijk is. Banwekt mogelijk de indruk dat ook de ken en verzekeraars adviseren alleen bank/verzekeraar meer doet dan hun eigen producten. Bij de Raboeigen winkelnering. Het transparant bank krijg ik alleen een Rabobankdoor Fred de Jong maken van deze kosten in één tohypotheek, bij Centraal Beheer alleen zelfstandig onderzoeker/adviseur taalfactuur, zoals minister De Jager hun eigen verzekeringsoplossing. Bij voorstelt, is meer dan voldoende een onafhankelijk financieel adviseur voor de consument om een goed geïnformeerde beslissing worden meerdere aanbieders en meerdere producten in het over het te raadplegen advieskanaal te kunnen nemen. advies betrokken. Dat is, naast het gemak en de persoonlijke klik, de toegevoegde waarde van de onafhankelijke adviseur. Het is evident dat de dienstverlening van een onafhankelijk In theorie is deze adviseur beter in staat om voor de consuadviseur uitgebreider is en derhalve waarschijnlijk ook ment de beste of meest passende oplossing te adviseren. duurder. Door die toegevoegde waarde nu te maskeren via Als een consument zelf naar een bank of verzekeraar stapt het streven naar een gelijk speelveld, snijdt de onafhankelijk weet hij best dat die partijen geen producten van de concuradviseur zichzelf uiteindelijk in de vingers. Daarnaast zorgt rent gaan adviseren. Daarbij komt dat de consument reeds deze maatregel ervoor dat banken en verzekeraars op onoptimaal wordt beschermd door de WFT (art 4:23, Wet op nodige kosten worden gejaagd, die de consument zal moeten het Financieel Toezicht) via de adviesregels. De WFT eist betalen. En de consument zal niet begrijpen dat hij straks dat partijen die adviseren (ongeacht of dit onafhankelijk twee facturen krijgt van dezelfde partij voor in zijn ogen advies betreft of niet) de persoonlijke situatie en behoefte dezelfde dienstverlening. van de consument in kaart brengen (klantprofiel), en op basis daarvan een passend advies uitbrengen. De informatie die wordt verschaft moet aan dezelfde eisen voldoen (correct, duidelijk, niet misleidend etc) en iedereen die adviseert moet gelijkwaardig deskundig en betrouwbaar zijn. Deze Deze column verscheen eerder op de website van Fred de wettelijke eisen garanderen op het gebied van kwaliteit van Jong, zie www.freddejong.eu advisering een gelijk speelveld. Financieel advies over complexe producten (hypotheken, beleggingen, levensverzekeringen etc.) mag vanaf 2013 niet meer worden beloond door middel van provisie door banken en verzekeraars. Onafhankelijke financieel adviseurs zullen dan zelf hun tarief met de klant moeten afspreken, via urendeclaratie fixed price bijvoorbeeld. De onafhankelijke financieel adviseurs voelen zich hierdoor op (concurrentie) achterstand gezet tegenover de banken en verzekeraars die zelf ook de consument adviseren. Dit ongelijke speelveld moet worden voorkomen zo vindt ook een meerderheid in de Tweede Kamer (FD 07-03-12) en daarom wil men dat banken en verzekeraars een aparte rekening aan de consument gaan sturen voor de kosten van advies.
12
Branche in Beweging
Wft/Bgfo 2013: De feiten (tot nu toe) op een rij Provisieverbod Het provisieverbod geldt voor: • complexe financiële producten; • hypothecaire kredieten; • inkomensverzekeringen, waaronder betalingsbeschermers en • arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor ondernemers - het betreft de kleinzakelijke markt (bijv. AOV’s voor zzp-ers, niet de markt voor zakelijke en collectieve verzekeringen) • uitvaartproducten, en • dienstverlening onder het Nationaal Regime Mifid (NR Mifid).
Dienstverleningsdocument Zowel adviseurs als aanbieders verstrekken een dienstverleningsdocument aan hun klanten. Om verschillende kanaalkeuzes inzichtelijk te maken worden de wettelijke eisen voor de dienstverleningsinformatie gepast. Het dienstverleningsdocument moet een overzichtelijk en herkenbaar document worden. Aanbieders moeten inzicht geven in hun advies- en distributiekosten. In nominale termen, dat wil zeggen in euro’s. Aanbieders die consumenten adviseren moeten duidelijk inzicht moeten geven of zij alleen eigen producten adviseren of ook vergelijkingen maken tussen producten van verschillende aanbieders en welke prikkels er zijn die de advisering vanuit de aanbieder beïnvloeden. Netto prijzen Zowel in de offerte als in de factuur meldt de aanbieder de nettoprijs van het product en de kosten voor advies en distributie apart. Is sprake van execution only dan kan volstaan worden met het melden van de nettoprijs van het product.kostentransparantie van producten is een maatregel die ik in dit kader kan overwegen. Ik ga er vooralsnog vanuit dat de markt hier zelf oplos-
singen zal ontwikkelen omdat concurrerende aanbieders hier voordeel van kunnen ondervinden.” Geen efficiencyvergoeding Adviseurs/bemiddelaars mogen geen vergoeding van de aanbieder krijgen voor kosten die zij ten behoeve van die aanbieder maken.
Klanten kunnen Inefficienyvergoeding terughalen bij aanbieder Er komt geen ruimte voor een vergoeding van de aanbieder aan de adviseur/bemiddelaar die kosten maakt om fouten van de aanbieder in de offerte of contracten te herstellen. De consument dient de adviseur hiervoor te betalen. Verzekeraars willen in principe hiervoor een standaardprocedure introduceren waarmee de klant eenvoudig de ‘herstelkosten’ die hij in rekening gebracht krijgt, kan declareren bij de verzekeraar. Serviceproviders wel provisieverbod, geen dvd-plicht Ook serviceproviders vallen onder het provisieverbod. Maar omdat ze vrijwel geen klantcontact hebben, worden ze uitgezonderd van de verplichting om dienstverleningsinformatie aan de klant te verstrekken. Wel dienen zij de bemiddelaars met klantcontact in staat te stellen de klant goed te informeren.
Execution only Als de consument ervoor kiest om een financieel product aan te schaffen zonder advies (‘execution only’) dient de aanbieder hem “op niet mis te verstane wijze” te informeren over de risico’s die hieraan zitten. De klant mag alleen voor execution only kiezen, na een toetsing of dit type dienstverlening bij hem past. Eerbiedigende werking doorlopende provisie De provisie voor producten die onder het provisie-
Branche in Beweging
13
verbod gaan vallen en gesloten zijn voor 1 januari 2013 wordt geëerbiedigd. Dat wil zeggen dat provisiestromen ten aanzien van overeenkomsten inzake financiële producten van voor die datum mogen doorlopen.
Service-abonnementen Bij de implementatie van Solvency II wordt een vrijstelling gecreëerd voor adviseurs/bemiddelaars die met een abonnement willen werken. De vrijstelling zal ruimte scheppen om ook o.m. dienstverlening te bieden bij schadegevallen zonder dat daarvoor een vergunning als verzekeraar nodig is. BTW Of een intermediair btw in rekening moet brengen is afhankelijk van de opdracht van de klant. Blijkt daaruit dat sprake is van een adviesopdracht met de bedoeling te bemiddelen dan is geen btw verschuldigd . Gaat het om enkel en alleen advies, zoals een second opinion, dan wel. Diplomaplicht voor alle adviseurs Alle adviseurs, ongeacht de grootte van de onderneming waar zij werkzaam zijn, moeten over de voor hun relevante diploma’s beschikken en deze diploma’s bijhouden door middel van Permanente Educatie.
Een adviseur binnen de onderneming is een persoon die namens de onderneming een consument daadwerkelijk adviseert over specifieke financiële producten. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de definitie van de term ‘adviseren’ zoals deze in de Wet financieel toezicht is opgenomen. Heeft de onderneming het adviesproces in verschillende fasen opgesplitst dan is de adviseur de persoon die uiteindelijk het advies geeft en verantwoordelijk is voor het individuele advies.
14
Medewerkers die wel inhoudelijke informatie aan de klant verstrekken maar niet adviseren in de zin van de Wft moeten wel vakbekwaam zijn, maar vallen niet onder de diplomaplicht. Of dit voorstel ongeschonden de eindstreep haalt is
Branche in Beweging
nog niet bekend, omdat daar op politiek niveau nog over gediscussieerd wordt. Permanente educatie Financiële dienstverleners moeten ervoor zorgen dat hun bedrijfsvoeringsmodel actuele ontwikkelingen ten allen tijde real-time borgt zodat deze op een adequate manier door de medewerkers worden opgepakt en toegepast.
Daarnaast wordt eens in de drie jaar een PE-examen afgelegd. Tussen de in verschillende PE-periodes afgelegde examens moet steeds een bepaalde periode zitten, bijvoorbeeld 18 maanden. Als zich gedurende zo’n PE-periode belangrijke ontwikkelingen voordoen worden deze op korte termijn alsnog opgenomen in de eind- en toetstermen en vervolgens in de examenvragen verwerkt.
Herindeling en aanscherping vakbekwaamheidsmodules Hoe het nieuwe vakbekwaamheidsgebouw er in detail gaat uitzien is op dit moment nog niet duidelijk. Naar verwahting is sprake van zeven beroepskwalificaties. Elke beroepskwalificatie wordt opgebouwd door middel van een aantal modules. Als alle benodigde modules met goed gevolg zijn afgerond, kan een diploma voor de betreffende beroepskwalificatie verkregen worden. De beroepskwalificaties zijn: - Adviseur consumptief krediet - Adviseur schade particulier - Adviseur schade zakelijk - Adviseur inkomen - Adviseur vermogen - Hypotheekadviseur - Pensioenadviseur. Voor de gevolmachtigd agent (GA) gelden specifieke beroepskwalificaties: - GA schade particulier - GA schade zakelijk - GA vermogen - GA inkomen.
Duur advies
Waarschijnlijk hebt u het ook gemist, maar er schijnen heel veel structurele misstanden te zijn op het gebied van schadeverzekeringen. Anders valt het toch niet te verklaren dat de minister juist voor schadeverzekeringen maar liefst 6 verschillende vakdiploma’s in het nieuwe vakbekwaamheidsgebouw opneemt. Voor Hypothecair krediet, waar u en ik toch de nodige misstanden over hebben gelezen, is 1 diploma kennelijk genoeg. Datzelfde geldt voor pensioenverzekeringen. Maar op het terrein van Schadeverzekeringen bedenkt de minister maar liefst 6 verschillende verplichte vakdiploma’s. Een dergelijk zwaar ingrijpen van overheidswege, met de daaraan gekoppelde ‘administratieve lasten’ voor een bedrijfstak, is natuurlijk alleen gerechtvaardigd als er ernstige en structurele misstanden zijn. Mijn probleem is alleen: hoe kan het zijn dat ik die allemaal gemist heb? Welke misstanden zijn dat dan?
grijpt pas in als er ook een echt probleem is. Als dingen fout gaan. Bij structurele misstanden. En die zijn er dus niet bij schadeverzekering.
door Dik van Velzen hoofdredacteur De Beursbengel senior projectleider NIBE-SVV
Toegegeven: op het gebied van Inkomensverzekeringen zijn inderdaad ernstige misstanden gesignaleerd. Zowel op het gebied van de producten zelf als op het gebied van verkoop en onderhoud. Dus voor een verplicht vakdiploma op dat gebied heb ik alle begrip. Sterker: daarvoor heb ik al gepleit, ver voordat de minister plannen in die richting had. Maar dat rechtvaardigt maar 1 van die 6 nieuwe vakdiploma’s. Niet de andere 5. Waarom zijn die er dan wel? Omdat schadeverzekering een lastig vak is? Ja, dat is het zeker, maar dat is nooit een criterium voor overheidsingrijpen geweest. De overheid
Dus wordt de financiële dienstverlening straks weer onnodig op kosten gejaagd. Adviseurs die uitsluitend in zorgverzekeringen actief zijn, moeten wettelijk verplicht leren hoe de inboedelwaardemeter werkt en dat de E-bike wel een motorrijtuig is, maar toch niet WAMplichtig. Om het eerlijk te houden moeten de adviseurs van grootzakelijke verzekeringen, zoals leasewagenparken, chemische industrieën en internationale transportrisico’s, wettelijk verplicht leren of de basiszorgverzekering ook behandeling door een fysiotherapeut dekt en zo ja: hoeveel behandelingen per jaar. Als toefje slagroom op deze volstrekt onnodige taart: iedereen wordt elke 3 jaar geëxamineerd om zeker te stellen dat hij al die (voor hem of haar) volstrekt onnodige vakkennis niet is vergeten.
Daarom vraag ik u nu al met klem: roep straks niet dat het de opleidingsinstituten zijn die al die verplichte diploma’s uit pervers eigenbelang hebben bedacht. Integendeel! Maar waarom de bedrijfstak zelf zo stil blijft over dit onderwerp: dat begrijp ik niet.
Deze column verscheen eerder op de weblog van Dik van Velzen
Branche in Beweging
15
‘Dag, ik heb een klacht.’ ‘Dank u, fijn dat u belt…’ Van de tien klanten die niet tevreden zijn over uw dienstverlening melden twee het zo duidelijk als in de aanhef van dit artikel. Vier vertellen het u via een omweg die uzelf mag ontrafelen en vier zeggen niets, zij gaan sowieso naar een ander. Veel organisaties herkennen die vier indirecte klachten niet waardoor deze klanten alsnog in de armen van de concurrentie worden gedreven. Fijn dat u belt … Wees blij met elke klacht die op uw kantoor binnenkomt. Mopper binnensmonds en zeg tegen uw medewerkers: “Fantastisch, weer een kans!” Klanten die niet klagen en naar de concurrentie gaan, daar moet u zich zorgen om maken. Op de klant die zegt: “Dag, ik heb een klacht!”, reageert u als het goed is met: “Dank u, fijn dat u dan belt, ik kom gelijk naar u toe. Wanneer schikt het u?” Met klanten die klagen, juist in een tijd waar de hele branche onder druk staat, is het belangrijk om gelijk een afspraak te maken. Buig de landelijk negatieve mond tot oor reclame om in een positieve spiraal voor uw kantoor.
Opvallende zaken De ervaringen van een kantoor waar dit is toegepast leren veel. U zult tijdens uw exercitie tot de conclusie komen dat: • Veel klanten niet juist in uw bestand staan • Klanten uw initiatief waarde- ren • Klanten u vertellen in het ver- leden te weinig van u te heb- ben gehoord • Klanten nieuwe klanten aan- brengen door Joost Riphagen • Een aantal klanten u nooit zal trainer/coach bij DOOR Training & Coaching willen missen
Op bezoek bij een klagende klant Eenmaal aan tafel bij een klagende klant blijkt de echte klacht mee te vallen. De commotie eromheen, ingegeven door de omgeving van de klant, zinkt weg in uw aangezicht. Uw aanwezigheid doet de klacht tot minimale proporties wegsmelten. Maak niet de fout te denken dat het allemaal zo’n vaart niet loopt. Blijf de klacht (en alle klachten van andere klanten) serieus nemen. Los de klacht op. (Zie kader “Om te beklijven!”.) Het liefst zo snel mogelijk. Maak uw (nieuwe) afspraken meer dan waar. Is de klacht eenmaal opgelost, bel de klant en vraag naar de bekende weg. Durf dan ook naar nieuwe opdrachten te vragen. Wedden dat u 9 op 10 scoort! 16
Branche in Beweging
Wacht niet op de wind, ga roeien In de praktijk waaien veel klachten langs u heen. Krijgt u er geen grip op. U kunt hier iets aan doen. Neem zelf het initiatief en bel tot 1 januari 2013 al uw klanten een keer op. Niet om iets te verkopen. Maar om met hen te spreken over uw dienstverlening. Maak van iedere klacht een kans. Maak van iedere positieve opmerking een aantekening. Plaats deze enthousiaste referentie op uw website. Dit helpt u nieuwe klanten te winnen in de toekomst.
Klachten? Om te beklijven! 1. Wees blij met een klacht. 2. Luister naar wat de klant echt bedoelt 3. Laat de klant stoom afblazen. 4. Maak, zelfs aan de telefoon, duidelijke aantekeningen. 5. Val de klant niet in de rede. 6. Vraag naar meer (of er nog meer speelt). 7. Val het systeem en de verzekeringsmaatschappij niet af. 8. Maak duidelijke afspraken voor een oplossing. 9. Kom uw afspraken op tijd na. 10. Eenmaal opgelost, vraag naar de ervaringen.
IG&H brengt distributielandschap branche in transitie scherp in beeld met de IG&H Distributiemonitor® Scherp zicht op klant en distributie is in de financiële sector nog nooit zo relevant geweest. In een markt die zich in razend tempo ontwikkelt, wordt het voor de diverse partijen binnen de sector steeds belangrijker om het klant- en distributielandschap helder in beeld te krijgen. IG&H heeft om die reden een nieuwe marktstandaard in klant- en distributiemeting ontwikkeld: de IG&H Distributiemonitor®. Met deze monitor brengt IG&H op periodieke basis het gehele klant- en distributielandschap binnen de financiële sector in Nederland nauwgezet in beeld. De IG&H Distributiemonitor geeft spelers binnen de financiële sector antwoord op vragen over vier verschillende distributietopics: Trends: hoe ziet het klant- en distributielandschap er in de volle breedte uit? Welke kanaal- en mediakeuzes maakt de particuliere en zakelijke klant gedurende de verschillende fases van zijn koopcyclus? Welke ontwikkelingen zien en verwachten we binnen de diverse adviesmodellen? Aandeel: welk aandeel hebben de diverse financiële aanbieders in het advieskanaal? Hoe ontwikkelt hun distributiepatroon zich en bij welk type distributiepartners zijn ze gepositioneerd? Performance: hoe is het gesteld met de tevredenheid binnen de keten? Wat vinden de adviseurs en de klanten van de dienstverlening van de aanbieders? Hoe tevreden is de klant over het advies dat hij heeft gekregen van zijn aanbieder of adviseur? Effectiviteit: hoe kosteneffectief vindt de distributie plaats bij de verschillende aanbieders en waar kan aan effectiviteit worden gewonnen?
derdelen ‘Trends’ en ‘Aandeel’ worden uitgevoerd. Medio april zullen de resultaten hiervan bekend zijn en krijgen de deelnemers de resultaten van de analyse over hun distributiepositie in een rapportage opgeleverd. Over de uitkomsten zullen wij in mei enkele ‘highlights’ publiceren. Doel is om de monitor met een frequentie van vier keer per jaar uit te voeren. In de tweede helft van 2012 zal het onderdeel ‘Performance’ worden toegevoegd aan de monitor, gevolgd door het onderdeel ‘Effectiviteit’ begin 2013. Voor vragen kunt u contact opnemen met JanPieter van der Helm, Director Financial Services, of Tim Tolboom, Consultant Financial Services bij IG&H via 030 2040 900.
Met de IG&H Distributiemonitor hebben financiële aanbieders een instrument in handen waarmee ze gericht en objectief hun klanttevredenheidsen distributiebeleid kunnen volgen en bijsturen. IG&H is ervan overtuigd dat de Distributiemonitor bijdraagt aan een verhoging van de kwaliteit en verlaging van de kosten binnen de financiële keten, wat ten gunste komt aan de klant. Tijdspad IG&H is begin februari gestart met de eerste ronde van de IG&H Distributiemonitor, waarin de on-
Pieter van der Helm
Tim Tolboom Branche in Beweging
17
Imago, stroop en olie Het imago van de verzekeringsbranche is slecht. Dat was al zo toen ik er zo’n 25 jaar geleden in begon en sindsdien is het alleen maar erger geworden. Dat is ook niet zo’n wonder. Destijds kon je met weinig kennis, nog minder toezicht en al helemaal geen ondernemerschap die rare geldhandel in. Mensen producten verkopen waarvan ze hopen dat ze die nooit nodig hebben, daar een nauwelijks vergelijkbare prijs voor vragen en er een beloning in versleutelen waar al helemaal geen vinger achter te krijgen was. Betreft het een recht toe-recht aan product waarvan de noodzaak duidelijk is dan was het nog te overzien maar worden het kerstboomproducten, dan kun je wachten op de ellende. En die is er dus ook gekomen. Hypotheekschandalen, woekerpolissen, maar ook pruts-AOV’s en veel te dure overlijdensrisicoverzekeringen.
Geen wonder dus dat het roer om is gegaan. De markt, die altijd gelijk heeft, heeft zijn werk al een heel eind gedaan en de rest zal ook wel komen. Over een aantal jaar is provisie helemaal verdwenen, zijn producten transparant en goed en worden die geleverd door geclassificeerde adviseurs die weten waar ze het over hebben en zo niet, het veld moeten ruimen. Consumenten, die de producten dan net zo min zullen begrijpen als ze dat 25 jaar geleden deden, weten inmiddels wel dat ze bij die adviseurs in veilige handen zijn. Tros Radar is dan opgeheven wegens gebrek aan aanleiding om schandalen te creëren, bij de AFM werken nog slechts wat administratieve ambtenaren, Jan Kees is uiteindelijk afgezwaaid als voorzitter van Adfiz en met zijn allen leven we in een branche met een goed imago. Je weet immers maar nooit hoe het loopt? Als zelfs maar de helft van dit ideaalbeeld uit zou komen zou je al zeggen: wat willen we nog meer?
18
Geen schimmige acherhoedegevechten meer De beuk er dus in. Mouwen opstropen en aan de gang. Met zijn allen werken aan die Nieuwe Wereld. Geen schimmige achterhoedegevechten meer waarin een aantal volhouders nog steeds probeert wat provisie veilig te stellen, maar samenwerken. Adviseurs, aanbieders, politiek en consumentenorganisaties. De tijd vliegt immers, een onderneming ombouwen kost heel wat tijd en energie en voordat je het weet is het 1 januari 2013. Bovendien blijft
Branche in Beweging
door Chris de Bruin de winkel tijdens de verbouwing gewoon open, de transformatie doen we er naast. Regelmatig dus een uurtje of zestig in de week bikkelen, maar daar krijg je dan ook wat voor.
Website Het Nieuwe Intermediair
u
http://www.hetni.nl/Pages/Welkom.aspx
De datum is maar bijzaak Toch gebeurt dat allemaal niet, zelfs nu nog niet, een maand of negen voor die beroemde datum. Daar zit iets vreemds in. Je zou zeggen dat wanneer je nu toch wel heel duidelijk weet wat er gaat gebeuren (en dat weten we al veel langer), je alleen al voor je eigen toekomst aan de slag gaat. Bovendien is die datum van 1 januari eigenlijk maar bijzaak. De datum is niet waar het om draait. Het gaat om de mentaliteitsverandering die er moet komen. Daarmee hoef je niet te wachten, daar had elke adviseur allang mee bezig moeten zijn. We roepen maar steeds dat het allemaal zo snel gaat, maar is dat wel zo? Wat hard gaat, is de stroom van regelgeving die over ons wordt uitgestort. Je kan de minister daar wel de schuld van geven (zoals op diverse internetfora nog steeds in weerzinwekkende ongenuanceerdheid gebeurt), maar die minister doet precies waarvoor we hem hebben ingehuurd, namelijk beleid maken en uitvoeren en in een beetje vlot tempo graag. Had al veel eerder moeten gebeuren.
Stroperig Het transformatieproces zelf voltrekt zich echter in een stroperig tempo. In februari van dit jaar was slechts 30% van het intermediair min of meer klaar voor de toekomst. De rest was er nog mee bezig of had er nog helemaal niets aan gedaan. Ik heb zelf een klein kantoor en daar heb ik vanaf het opstellen van mijn plan tot en met het laatste contract met mijn klant, anderhalf jaar nodig gehad. Hoe al die collega’s die nauwelijks van hun stoel zijn gekomen dit denken te fiksen weet ik niet, maar volgens mij zijn ze al te laat. Geen ondernemer Het is dat het gebrek aan interesse in financiële producten van de gemiddelde consument ook hier de adviseur de ruimte geeft, want anders waren we allang helemaal afgeserveerd. En nog is het maar de vraag hoe die consument straks zal reageren als hij van de ene op de andere dag geconfronteerd wordt met een heel ander businessmodel van zijn
adviseur. De enige reden die ik kan bedenken waarom veel adviseurs zo vreselijk traag zijn, is dat velen ervan in feite geen ondernemer zijn. ’s Morgens om 09.00 uur de deur open doen en ’s middags om 17.00 uur weer dicht doen en de hele dag druk zijn met dossiers, al doe je dat nog zo goed, is nog geen ondernemen. Dat komt doordat die tussenpersoon van vroeger (wanneer komt er een wettelijk verbod op het gebruik van dat woord?) ook geen ondernemer hoefde te zijn, het geld kwam toch wel binnen, evenals de klant. Maar nu moet dat anders en weten veel adviseurs niet hoe ze dat aan moeten pakken. Ik heb niet de pretentie voor een collega te kunnen bepalen hoe hij zijn bedrijf moet omvormen. Ik kan wel heel in het kort vertellen wat mijn uitgangspunten waren en zijn en wellicht kan die insteek als een beetje olie in het proces fungeren. Klanten kopen jou Het begint met een plan maken. Daar moet je heilig in geloven en het moet ook een goed plan zijn, dat logisch past in de nieuwe tijd. Als je bedenkt dat je in de toekomst gaat bestaan van de provisie op particulier schade, heb je wel een plan, maar volgens mij geen goed plan, tenzij je dat heel groot en modern opzet. Denk dus goed na welke handel je wilt doen, welke je aankan en hoe je je concept neerzet voor je klant. Heb je een koers bedacht, houd je daar dan aan vast. Klanten kopen bij jou in feite geen producten, ze kopen jou, je advies en je werkwijze. Dat samenstel moet vertrouwen geven en dus niet steeds heen en weer zwalken. Als jij een reëel nieuw plan bedenkt, enthousiast uitdraagt en goed onderbouwt, lopen die klanten zomaar niet weg. De angst daarvoor zit veel meer tussen de oren van de adviseur dan tussen die van de klant. Het Nieuwe Intermediair Ik geef toe: in dit artikel stel ik mij kritisch op. Maar: ik wil u ook graag helpen. Onder de naam “Het Nieuwe Intermediair” heb ik een nieuwe bedrijfsactiviteit opgericht, die niets anders doet dan collega’s helpen met de omvorming van hun kantoor. Met diensten en producten. U vindt er alles over op www.hetni.nl. Veel succes bij het ondernemen!
Branche in Beweging
19
ACE Privacy Protection
Innovatieve verzekering dekt aansprakelijkheid voor lekken van privacygevoelige informatie Het was volop in het nieuws en bijna half Nederland had er last van: de inbraak bij KPN, waarbij de hackers persoonlijke gegevens van de e-mailgebruikers buit maakten. Als dat een bedrijf als KPN kan overkomen dan is dat een signaal dat de beveiliging van privacygevoelige informatie steeds moeilijker wordt. En dus dat de aansprakelijkheid voor het lekken van dit soort gegevens steeds zwaarder gaat wegen. ACE Benelux ontwikkelde een verzekering hiertegen die naar verwachting in mei op de markt komt. “De KPN-zaak was niet de aanleiding tot het ontwikkelen van ACE Privacy Protection,” zegt manager technische verzekeringen van ACE Benelux Daniel Jacobs. “In Amerika en het Verenigd Koninkrijk voeren we deze verzekeringsvorm al jaren en dat is voor ons in de Benelux heel plezierig. We kunnen gebruik maken van de kennis die onze collega’s daar inmiddels hebben opgedaan. Omdat wetgevingen en richtlijnen in Europa op het gebied van privacy de afgelopen tijd steeds strenger zijn geworden, voorziet een dergelijke verzekering ook hier in een behoefte. Elk bedrijf dat persoonsgegevens op de computer of in het netwerk heeft opgeslagen loopt de kans dat die in handen van derden komen. Dat hoeft niet alleen te gebeuren doordat hackers in het systeem weten door te dringen. We weten dat er ook menselijke fouten gemaakt worden, zoals het vergeten van een laptop of de computer bij het grofvuil zetten in de veronderstelling dat de schijf gewist is.”
20
Toezicht wordt strenger Een aantal zaken heeft in de publiciteit de aandacht getrokken. Naast KPN was dat bijvoorbeeld het lek bij Diginotar, wat het bedrijf de kop heeft gekost, de justitiemedewerker die een computer naast de vuilniscontainer plaatste en de politieman die zijn laptop in een taxi achterliet. “Die publiciteit heeft bedrijven bewust gemaakt van de risico’s die zij lopen en daardoor is de vraag ontstaan naar een verzekering die de daardoor ontstane schade dekt. KPN heeft niet gewacht tot het bedrijf wellicht beboet zou worden”, vervolgt Jacobs, “maar heeft zelf
Branche in Beweging
proactief gehandeld. Dat ging gepaard met hoge herstelkosten. Dit soort kosten zijn gedekt op onze polis.”
Het toezicht op de strakke wetgeving en Europese Richtlijnen door het College Bescherming Persoonsgegevens wordt strenger. Jacobs beaamt dit, “maar dat is niet het enige risico dat bedrijven lopen. Het niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen zet al snel de reputatie van een bedrijf op het spel. Er zijn in het verleden veel meer incidenten geweest dan die de krant gehaald hebben. Maar bedrijven hielden vanouds de schendingen van de privacy stil. Dat is door het verscherpte toezicht niet meer mogelijk. De manier waarop een onderneming met persoonsgegevens omgaat is nu overal in Europa een gevoelige kwestie.” Jacobs verwacht dat het niet lang meer zal duren voordat bedrijven wettelijk verplicht worden om inbreuken op de privacyregels te melden aan de toezichthouder.
Het zal niet lang meer zal duren voordat bedrijven wettelijk verplicht worden om inbreuken op de privacyregels te melden aan de toezichthouder
Brochure ACE Privacy Protection
u
http://www.findinet.nl/~uploads/newsModule/ace_privacy_protection.pdf
Het voorval zal gecommuniceerd moeten worden met de klanten en wel op zodanige manier dat de reputatieschade tot een minimum wordt beperkt. Voor al deze kosten biedt de verzekering dekking.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat er schade wordt geleden door derden. De aansprakelijkheid daarvoor is ook gedekt.”
Het daaropvolgende traject is het onderzoek hoe het lek heeft kunnen ontstaan. “Het vergoeden van de kosten van zo’n onderzoek maakt deel uit van de verzekering en datzelfde geldt voor het repareren ervan.” De strafrechtelijke gevolgen vallen eveneens onder de dekking. “De verdedigingskosten nemen we ook voor onze rekening.”
Daniel Jacobs: Er zijn in het verleden veel meer incidenten geweest dan die de krant gehaald hebben
Hele traject verzekerd “De techniek maakt het voor kwaadwillenden steeds makkelijker om vertrouwelijke informatie op te slaan of te kopiëren. Zeker nu je de inhoud van een bestelwagen vol uitgeprinte sofi-nummers, creditcardgegevens en medische data eenvoudig op een USB-stick kan opslaan.”
ACE Privacy Protection verzekert het hele traject dat bij verlies of diefstal van persoonsgegevens moet worden afgelegd. Jacobs: “Allereerst zal een onderzoek moeten plaatsvinden naar de reikwijdte van het voorval. Om welke data het gaat en in hoeverre die verspreid zijn. Blijkt er sprake van een belangrijke inbreuk dan ligt het voor de hand dat het bedrijf een crisismanager aanstelt. Dat kan een personeelslid zijn, maar ook iemand van buiten.
Dataguard Om mogelijke misverstanden te voorkomen: ACE Privacy Protection komt niet in de plaats van Dataguard, de verzekering die de kosten van dataverlies dekt. “We voeren die verzekering, die we in 2005 introduceerden, nog steeds en met succes. Het is een pakket waarmee bedrijven zich kunnen verzekeren tegen de gevolgen van netwerkfalen of gegevensverlies. Net als bij Privacy Protection is dat ongeacht de vraag of dat veroorzaakt is door cybercriminaliteit, virussen, hackers of menselijke fouten.
Dataguard biedt niet alleen dekking voor de directe financiële schade, maar ook voor een bedrijfsonderbreking en het herstellen van eventuele reputatieschade. Je kunt het volgende onderscheid maken”, legt Daniel Jacobs uit, “data moeten betrouwbaar, integer en beschikbaar zijn. Gaat daar iets mis dan biedt Dataguard dekking. Maar data moeten ook confidentieel blijven. Wordt daar inbreuk op gepleegd, dan biedt ACE Privacy Protection uitkomst.”
Branche in Beweging
21
Adaptto voor kraamkamer en sterfhuis
App4Drivers: beloning voor goed rijgedrag in nieuw jasje Henry de Cock baarde twee jaar geleden opzien met zijn concept Goed Op Weg dekking. Kern van het idee is dat goed rijgedrag beloond wordt in de vorm van een korting op de premie.
Klanten konden kiezen voor een ‘car calculator’, een kastje in de auto dat het rijgedrag registreert. “Dat kastje bleek echter een vrij kostbare aangelegenheid voor de relatief beperkte informatie die we nodig hebben. Daarom komen wij binnenkort met een iPhone-app, de App4Drivers. Als de automobilist die inschakelt meet de app het rijgedrag en als dat goed is, kan dat een extra premiekorting opleveren. Op die manier ontvangen we dezelfde informatie voor een paar euro. De app voor de ïPhone gaat in april live, snel daarna komt die voor Android.”
Personality scan De Goed op Weg dekking kreeg concreet vorm in het bedrijf PolisVoorMij.nl, een volmacht met Reaal en London Verzekeringen als risicodragers. “Consumenten die een verzekering willen afsluiten maken kennis met de Personality Scan. Door het beantwoorden van een aantal vragen tonen zij hun risicoprofiel aan de hand waarvan de hoogte van de premie wordt vastgesteld. “Van tevoren maken wij op die manier een inschatting van het rijgedrag en daarop baseren we de basispremie. De verzekerde die gebruik maakt van de App4Drivers toont hoe hij zich in de praktijk al bestuurder gedraagt. Elk kwartaal wordt aan de hand van die gegevens de premie opnieuw bepaald. Elke drie maanden kunnen de verzekerden dus een extra korting verdienen, die kan oplopen tot totaal 20%. Heeft de verzekerde een minder veilig kwartaal achter de rug, dan raakt hij natuurlijk een deel van de korting kwijt.”
Elk kwartaal wordt de premie opnieuw bepaald 22
Branche in Beweging
Wil iedereen zich op die manier laten controleren? “Het antwoord daarop is natuurlijk nee” zegt De Cock. “Je hebt mensen die daar een vrij scherpe mening over hebben, maar er bestaat ook een grote groep rustige chauffeurs die hun goede rijstijl juist graag willen etaleren. Beide meningen respecteren wij en accepteren we ook. Onder de groep die niet tijdens het rijden gecontroleerd wil worden bevinden zich consumenten die wel bereid zijn vooraf de Personality Scan te doen. Voor hen blijft de dan vastgestelde premie gedurende de looptijd ongewijzigd gelden.” Veel belangstelling Overigens bestaat er al veel belangstelling voor de app, zegt De Cock. “Eerst bieden wij die aan de bestaande klanten aan die daar bij prolongatie gebruik van kunnen maken. Daarna kan die toegevoegd worden aan de bestaande producten. Ook andere verzekeraars kunnen daarin participeren. Het meten van het rijgedrag”, beklemtoont Henry de Cock, “heeft een preventieve werking. Dat komt niet alleen de portemonnee ten goede, maar ook de verkeersveiligheid in het algemeen.” Een dergelijke flexibele, bijna op de individu toegesneden premiehoogte vergt een minstens even flexibele administratieverwerking.
Innovatieve producten en concepten “Juist daarin is ons bedrijf erg sterk. Adaptto richt zich op productontwikkeling, consultancy en het uitdenken en uitwerken van concepten. Veel verzekeraars zoeken naar innovatieve producten en concepten. Je ziet dan in de praktijk dat de besluitvorming niet glad verloopt. En dat is begrijpelijk gezien de IT-kosten die met dergelijke vernieuwingen gepaard gaan. Daarbij komt dat het opzetten van een nieuw concept enorm hoge kosten vergt,
dat met onze kleine en flexibele organisatie veel goedkoper. We bieden daarvoor onze kraamkamer aan, zoals ik het noem. Blijkt het nieuwe product een doorslaand succes te zijn, dan kunnen de grotere maatschappijen het op dat moment zelf implementeren en uitrollen. Gaat het echter om een kleinschaliger project of om white labels, dan kan men de faciliteit bij ons laten. Onze backoffice is hierop toegesneden. Het is heel flexibel en toepasbaar op de meest diverse projecten. Adaptto biedt grotere partijen de mogelijkheid om met een nieuw idee een tijdje te experimenteren zonder grote aanvangskosten te moeten maken. Ze kunnen als het ware een proef nemen in een speeltuinomgeving. Zitten daardoor niet vast aan het oorspronkelijke concept, maar kunnen werkenderwijs bijsturen en de producten toetsen bij echte klanten. We hebben in de praktijk willen aantonen met PolisVoorMij dat wij daartoe in staat zijn”, bekent De Cock. “We wilden laten zien dat onze producten niet alleen succesvol lijken aan de tekentafel, maar ook in de praktijk goed te managen en bij te sturen zijn. PolisVoorMij was daarvoor onze etalage. En nu, twee jaar later, zien we dat het niet alleen organisatorisch en administratief goed loopt, maar ook commercieel. Het is een bedrijf op zichzelf geworden.”
Henry de Cock: Adaptto biedt grotere partijen de mogelijkheid om met een nieuw idee een tijdje te experimenteren in een speeltuinomgeving. die gemaakt moeten worden op een moment dat zich nog geen enkele klant heeft aangediend.” Kraamkamer “Wij hebben ons erin gespecialiseerd een organisatie te helpen producten live te brengen. Wij kunnen
Sterfhuis “Naast de kraamkamer bevindt zich ons sterfhuis. Daar kunnen verzekeraars hun oude producten onderbrengen die in de huidige automatisering niet meer passen. Verzekeraars zijn als het ware gedwongen te kiezen voor meer standaardisatie. De keerzijde daarvan is dat steeds meer groepen producten, maar ook prospects buiten de standaard vallen.. Het beheer en onderhoud daarvan kunnen wij overnemen. Wij managen de uitzondering.”
Branche in Beweging
23
Dossier Eigentijds pensioen Wordt het PPI, verzekeraar, of pensioenfonds? Wordt de premiepensioeninstelling (PPI) de pensioenuitvoerder van de toekomst en graast die al het gras voor de voeten van de ‘traditionele’ pensioenverzekeraar weg? Of zijn het de verzekeraars die dankzij hun integrale aanbod aan het langste eind trekken en de PPI’s slechts een bestaan in de marge toestaan?
Imago Het imago van de premiepensioeninstelling is die van een moderne organisatie met transparante producten en lage kosten. Dat staat haaks op de reputatie waaronder verzekeraars gebukt gaan. Daarmee hebben PPI’s dus een voorsprong. Daar staat tegenover dat een PPI geen verzekeringsrisico’s mag dragen. Zij moet zich beperken tot de opbouwperiode. Op het moment van omzetting naar een levenslange uitkering moet de PPI het belegd vermogen overdragen aan een verzekeraar. Het feit dat een PPI geen verzekeringstechnische risico’s mag dragen, betekent dat zij geen nabestaandenen invaliditeitspensioen kan uitvoeren en ook geen regelingen waarbij de werkgever een (minimaal) gegarandeerd rendement toezegt.
24
In de praktijk heeft de PPI deze beperkingen opgevangen door een samenwerkingsverband aan te gaan met één of meer verzekeraars die als risicodrager optreden. De PPI is aan het front het ene loket waar de werkgever een ‘compleet’ pensioenproduct kan afnemen. De wettelijke beperkingen hoeven er dus in de praktijk niet toe te leiden dat PPI’s onvolkomen regelingen moeten aanbieden. Sommige partijen weigeren een kale pensioenopbouw aan te bieden. Zij vinden dat niet maatschappelijk verantwoord. Andere PPI’s bieden hun product wel aan met als standaard enkel de opbouw van een ouderdomspensioen en noemen de dekking voor overlijden en arbeidsongeschiktheid ‘extra’s’ die de werkgever al dan niet in de regeling kan betrekken.
Branche in Beweging
Geen legacy PPI’s en verzekeraars zullen moeten concurreren op prijs, transparantie en dienstverlening. PPI’s zouden een voorsprong kunnen nemen alleen doordat zij hun producten kunnen servicen via de meest moderne digitale platforms. Zij hebben geen enkele last van legacyproblemen. Pensioenverzekeraars zitten, zoals verderop in dit dossier blijkt, ook niet stil. Ook zij spelen in op de huidige klantvraag. Zie bijvoorbeeld het artikel over het Prismapensioen van Legal & General. Verplichtstelling koppelen aan regeling Je kan je de vraag stellen of de huidige productontwikkeling in de pensioenmarkt niet ook kan concurreren tegen de pensioenfondsen. En als dat het geval is, dan is de logische volgende vraag of zij die kans niet zouden moeten krijgen. Het heeft er alle schijn van dat het pensioenakkoord in essentie omgezet zal worden in wetgeving. Dat betekent kort gezegd dat harde toezeggingen hun langste tijd gehad hebben. En ook dat de pure defined benefitsregelingen langzaam maar zeker transformeren naar defined contributionregelingen, al dan niet in een collectief (CDC) jasje. Het feitelijke verschil tussen een pensioenregeling uitgevoerd door een pensioenfonds enerzijds en een product van een PPI of een premiepensioenverzekering anderzijds wordt dus erg klein. Dat lijkt een goed moment om de verplichtstelling niet meer aan een uitvoerder maar aan een regeling te koppelen. Op dat moment ontstaat een gezonde concurrentiepositie in pensioenland. Een goede zaak voor werkgevers en werknemers.
PPI’s en verzekeraars strijden tijdens de PensioenBattle Spiegeltje, spiegeltje aan de wand…. is de verzekeraar of de PPI de mooiste van het land? Tijdens de PensioenBattle eind januari traden vertegenwoordigers van verzekeraars, premiepensioeninstellingen, toezichthouder en consultants in het strijdperk om een antwoord te vinden op die vraag. Stefan Linnenbank, Managing Partner van Making Strategy Work, gaf een heldere analyse van de trends en consequenties daarvan op de pensioenmarkt: • Afkalvende Solidariteit. Solidariteit was tot voor kort een gegeven, maar deelnemers realiseren zich nu meer wat het betekent en willen daarom aan de goede (ontvangende) kant van die solidariteit staan. Daardoor komt die solidariteit steeds meer onder druk. • Afstempelen is realiteit geworden. Een unicum in pensioenland dat voor onrust zorgt. Het heeft enorme gevolgen voor het pensioenbewustzijn en de kijk op solidariteit. • Verplichtstelling komt onder zware druk. Vooral ingegeven door het afstempelen en de afnemende solidariteit die daar het gevolg van is. “Ik denk dat verplichtstelling op termijn onhoudbaar is, maar het zal langzaam gaan.” • Het aantal pensioenfondsen wordt kleiner en van de overblijvers gaat het gros samenklonteren. • De grote trend is kostenverlaging en meer transparantie. “Het afstempelen en afzien van indexatie is al ingezet. Kostenverlaging is de enige knop waar je nog echt aan kunt draaien. De druk daarop is groot, Er zal fors op geconcurreerd worden.”
Sinds 2011 bestaat de PPI als alternatief pensioenvehikel. “Het is primair een substituut voor een verzekeraar. Zolang de verplichtstelling geldt, is het nog geen oplossing voor een BPF. Het enige wat je er nu mee kunt doen is het uitvoeren van een (C) DC-regeling. “Belangrijk om je daarbij te realiseren is dat de PPI een vehikel is dat het gros van de activiteiten uitbesteedt. De PPI is daarmee de regisseur van een assemblage. Maar het is ook een partij die de markt opschudt. Een nieuwe concurrent, die wedijvert op het gevoelige punt van prijs en transparantie.”
Tot en met 31 december 2011 was Stephan Linnenbank partner Financial Services bij Atos Consulting. Vanaf 1 juli 2012 start hij als partner bij Logica Business Consulting en wordt hij verantwoordelijk voor Insurance & Pensions in de Benelux. Tot dat moment is hij zijn eigen bedrijf gestart Making Strategy Work. Stephan heeft diverse financieel dienstverleners ondersteund bij het ontwikkelen van nieuwe business modellen en het uitwerken naar daarvan naar business plannen. In 2009 is hij gecertificeerd als Register Marketeer en in 2011 is hij opgenomen in de lijst van top-100 marketeers van Nederland . De afgelopen jaren heeft Stephan verschillende scenario analyses gemaakt en gepubliceerd over de Nederlandse levensverzekeringsmarkt en de pensioenmarkt. Ook heeft hij over de ontwikkelingen in deze markten diverse publicaties op zijn naam staan.
Branche in Beweging
25
Een somber scenario voor de PPI Als Linnenbank inzoomt op de concurrentiekracht van PPI versus verzekeraar zegt hij: “Het is niet zo interessant om te kijken naar vermogen. Want dat is zaak voor die vermogensbeheerder. De PPI fungeert als regisseur. Als het er op aan komt, zal de PPI het moeten hebben van het aantal deelnemers. Dus daar kijk ik naar. Het marktpotentieel voor PPI’s en verzekeraars”, rekent hij voor, “is net iets meer dan 2 miljoen deelnemers. De bronnen daarvoor zijn de ondernemingspensioenfondsen met een potentieel van 750.000, de ZZP’ers (+DGA’s) met een potentieel van 350.000 en de 1.2 miljoen deelnemers met een verzekerde regeling. Maar eigenlijk ben je aan het vechten over die 1.2 miljoen die bij de verzekeraar zit. Voor de overstap van ZZP’ers en DGA’s is immers nog een wetswijziging nodig. En bij de ondernemingspensioenfondsen zie je dat die vooral aansluiting zoeken bij de bedrijfstakpensioenfondsen.”
Obstakels Tegen de achtergrond van het marktpotentieel van 1.2 miljoen deelnemers die de verzekeraars in de boeken hebben wijst Linnenbank op de voornaamste obstakels voor de overstap naar een PPI: • Het grootste deel is gebonden aan een meerjarencontract • Inertie, de meerderheid blijft zitten waar hij zit: bij de pensioenverzekeraar • Niet elke regeling is geschikt voor een PPI, omdat er teveel garanties inzitten • De markt is overvol; met 7 PPI’s, 10 verzekeraars en nog PPI’s in de wachtkamer • Het marktpotentieel van ZZP’ers wordt overdreven. Inbreng van hun pensioen in de tweede pijler vereist bovendien een wetswijziging.
26
Elk obstakel betekent volgens Linnenbank dat een deel van de markt wegvalt. Hij becijferde dat slechts een contingent van zo’n 40.000 deelnemers overblijft voor PPI en verzekeraar samen. Linnenbank: “Als je die 40.000 gaat delen door het aantal marktpartijen, dan zeg ik: die markt is vol. Daar komt bij: nieuwe toetreders hebben geen basisportefeuille, dus die moeten het hebben van nieuwe
Branche in Beweging
productie. Dat impliceert langzame groei, en daarvoor moet je een lange adem hebben. Het betekent ook dat distributiekracht en prijs de belangrijkste wapens worden. Ik durf te voorspellen dat er slachtoffers zullen vallen, zowel bij de PPI’s als bij de verzekeraars. Ongeacht wat er gebeurt met de verplichtstelling en de Europese pensioenmarkt: het wordt een slagveld. Maar dan gebeuren er wel de mooiste en meest innovatieve dingen.” BeFrank-directeur Folkert Pama beaamt dat het
druk wordt op de pensioenmarkt. “Mijn eerste reactie is dan: prima, dat leidt tot marktwerking. Misschien wordt het wel te vol, maar het leuke aan scenario’s is dat ze niet per se waar hoeven te zijn. De markt is vaak toch wat anders dan wordt beschreven door consultants. Los daarvan vind ik dat Linnenbank zich teveel beperkt tot de Nederlandse markt. Daar komt bij dat wij niet alleen onze eigen PPI in de markt zetten, maar de uitvoering ook nog eens aanbieden als white label. Daardoor wordt de businesscase voor een PPI veel aantrekkelijker.”
De grenzen van het speelveld Roland de Greef (pensioenjurist bij Houthoff Buruma denky niet dat de verplichtstelling wegvalt, “maar wel met de kanttekening dat de solidari-
teit te ver is doorgeslagen. Het draagvlak voor verplichtstelling wordt daardoor steeds kleiner. Dat wil nog niet zeggen dat de hele verplichtstelling moet verdwijnen. Je kunt namelijk ook iets minder solidair zijn met elkaar. Ik verwacht dat de verplichting straks niet meer geldt voor de pensioenfondsen zelf, maar voor de regeling die ze uitvoeren. Dat betekent dat je met die regeling de markt op kunt. Dat je die regeling ook onder kunt brengen bij een andere uitvoerder.”
Pama vult aan: “Voor een PPI maakt het niet zoveel uit of er een verplichtstelling is, van belang is of er een keuzevrijheid is voor de uitvoering. Ik denk dat er altijd wel een soort verplichtstelling blijft, anders komt ons sociaal stelsel onder druk te staan. De vraag is in welke mate je wordt verplicht om de uitvoering bij een Bedrijfstakpensioenfonds onder te brengen. Ik denk dat dat geleidelijk zal afnemen. Eerst zullen de werkgevers de vrijheid van keuze krijgen, en op termijn de werknemers zelf.”
Ook als risico’s van een PPI ziet hij: • * Bij de zuivere spaarvariant is er geen sprake van prudentieel beleggen • * Geen lifecycling
Pama gaf Bosboom geen ongelijk: “Eigenlijk deel ik de mening van de AFM. Volgens de wet moet je een juiste afweging maken tussen risico en rendement. In dat kader past de spaarvariant niet. Maar de AFM geeft ook dat je die spaarvariant buiten je default mag aanbieden. Standaard biedt Be Frank bijvoorbeeld een lifecycle aan. Als deelnemers dat niet willen, dan kunnen ze sparen op basis van een persoonlijk risicoprofiel.”
AFM over de risico’s van een PPI Ook Bert Jan Bosboom, senior toezichthouder bij de AFM, zette de belangrijkste ontwikkelingen op de pensioenmarkt op een rij.
Een PPI kan niet omvallen Blijft de vraag waarom volgens de AFM een PPI meer eigen vermogen moet aanhouden. Dat staat toch los van het belegd vermogen? Bosboom is het daar niet mee eens. “Denk aan een faillissement, dan geldt de normale rangregeling. Dat betekent dat ook normale pensioendeelnemers in die rangorde komen. Deelnemers zijn bij een faillissement dus slechts voor een deel concurrent schuldeiser. Daarom willen wij wat aan die rangregeling en het eigen vermogen van een PPI doen”
“Daarnaast moet de AFM natuurlijk scherp opletten bij de uitbestedingsovereenkomsten van PPI’s. Met als minimale eis dat die overeenkomsten UPO geconsolideerd zijn.”
AEGON: ‘geen uitgeklede propositie Bas Endlich (directeur PPI AEGON) legde het publiek de vraag voor die AEGON ook zichzelf stelde: ”Waarom zouden wij ook een PPI initiëren? We kwamen met twee antwoorden.” “Het eerste heeft betrekking op de grootzakelijke markt. Daarvoor kan de PPI waarde toevoegen op het gebied van governance, riskmanagement. bundeling van diensten, internationale pensioe-
Hij noemde: • afnemende solidariteit • daling van het aantal pensioenfondsen • roep om transparantie • de kostendruk • meer keuze voor vrijwillige modules in de tweede pijler • concurrentie door de stijgende populariteit van banksparen Wanneer Bosboom PPI ‘s en verzekeraars vergelijkt, ziet hij het verschil in eigen vermogen als belangrijkste onderscheid. De AFM vindt het verplichte eigen vermogen voor een PPI te laag en wil dat optrekken.
“Een PPI kan net als een verzekeraar niet omvallen”, reageerde De Greef. “Daar staat tegenover dat een verplicht eigen vermogen van 225.000 euro inderdaad aan de lage kant is als een PPI beticht kan worden van wanprestatie. Als een PPI niet voldoet aan de zorgplicht, dan kan het in de papieren lopen. En dan is die 225.000 euro wellicht niet voldoende. Maar dat staat los van wat er gebeurt bij een faillissement”.
Branche in Beweging
27
nen, administratie en vermogensbeheer, met een aparte verzekeraar. Maar dan moeten we voor grootzakelijk wel ons DC assortiment ontsluiten met die PPI. Zodat grootzakelijk kan kiezen of ze de regeling afsluiten via AEGON Leven of via onze PPI. Het tweede antwoord betreft het MKB segment, en dat vind ik eigenlijk veel fascinerender. Want wat is er in het MKB aan de hand? Onderin het MKB is het regelen van de pensioenen duur en complex. Ook met een kleine onderneming moet je vijf tot achtduizend euro kosten maken voor advies van pensioenen. Hoe zorg je dan dat goed pensioen ook toegankelijk blijft voor die MKB ondernemer? Dat doen we met een pensioenabonnement. Deze PPI is relevant vanaf twee werknemers en zeer flexibel. Met een beperkte, maar zeer overzichtelijke range keuzes. En goedkoop: zestig euro per deelnemer. Wat we niet doen: alles kaal plukken. We nemen onze verantwoordelijkheid serieus en bieden een pensioen met garanties en zekerheid.”
28
PPI is weggegooid geld “Ik ga me afzetten tegen de PPI. Want naar mijn idee is de PPI weggegooid geld”, gooide Jan Donselaar van Dazure de knuppel in het hoenderhok. “Jammer dat het juist verzekeraars zijn die dat geld weggooien. Die hadden toch iets goed te maken? Hoe willen ze dat doen? Door aan de slag te gaan met een PPI, waarmee je nog eens bevestigt dat verzekeren het toch echt niet is. Ik kan er niet bij, want een PPI werkt gewoon kostenverhogend. Ga maar na: er zijn tenminste twee administraties. En al die systemen moeten ook nog eens aan elkaar gekoppeld worden. Onbegrijpelijk: verzekeraars hadden dat toch al? Daar komt de complexe communicatie bij, ga het maar uitleggen, al die partijen. Verder”, vervolgde hij, “heeft de PPI geen goede balans tussen het korte en lange leven. De PPI stort zich op vermogensopbouw en gaat dus voor het lange leven zorgen. Voor het korte leven moet je naar een verzekeraar. Dat betekent twee aparte entiteiten. Dat is niet alleen kostenverhogend. Je
Branche in Beweging
moet ook oog hebben voor de samenhang tussen de vermogensopbouw en het dekken van risico’s. Wie heeft dat het beste geregeld? De verzekeraar die dat integraal benadert volgens de universal life aanpak. Wat is daar mis mee? Zelfs bij tegenvallende beleggingsresultaten was er wel altijd de juiste dekking. Het enige dat verzekeraars moeten doen, is efficiënter werken, waardoor de kosten omlaag kunnen. Natuurlijk moet je ook opener zijn over bepaalde inhoudingen en gewoon goed beleggen tegen lage kosten. Heel jammer dat dit systeem de nek wordt omgedraaid met de PPI. Ik snap er niets van.”
Het gaat niet om het vehikel maar om de manier waarop je het inzet Tom Bottinga van Brand New Day liet het niet bij een propositie, maar kon aantonen dat die propositie in de praktijk echt werkt. Hij benadrukte daarbij dat het niet om het vehikel gaat maar over de manier waarop je dat inzet. “Brand New Day is opgericht uit onvrede. Dat zit diep bij de oprichters. Ze stelden zich de vraag: waar klopt het nou eigenlijk niet en hoe kunnen we dat anders doen? Het is natuurlijk een beetje flauw om te herhalen dat de klant echt centraal moet staan. Ik denk dat het grote verschil er in zit dat je dat dan ook echt doet en niet alleen roept. Bij de start werden we niet erg serieus genomen door de verzekeraars. Nu hebben we 25.000 individuele klanten. Per dag pakken we 200 nieuwe klanten weg bij verzekeraars, omdat onze producten gewoon beter zijn. We hebben bijna 200 miljoen assets under management. Begonnen per 1 januari hebben we inmiddels 5000 deelnemers. Als we dan even terug gaan naar het sombere scenario van Stefan Linnenbank, dat het marktpotentieel 39.000 deelnemers betreft, dan doen wij het niet slecht.” “Wij denken dat zowel prij-
(clickad)
Nu op PensioenPlaza van Delta Lloyd Nieuwe serie: van provisie naar fee De pensioenadviseur die ervoor kiest door te gaan in de pensioenadvisering, moet voor 1 januari 2013 een nieuw inkomensmodel rond hebben. Provisie is dan verboden. Op diverse pensioenfora en LinkedIn-groepen is de discussie in volle gang over het nieuwe beloningsmodel. Vragen die er spelen zijn bijvoorbeeld: •Wat is een redelijk uurtarief? •Hoeveel uur kost een pensioenadvies? •Welke inkomensmogelijkheden zijn er? •De klant is niet gewend om zelf te betalen. Hoe deze boodschap brengen? •Welke afspraken zijn er met verzekeraars te maken?
zen als producten in de markt naar elkaar gaan toetrekken. Je gaat het uiteindelijk winnen met je dienstverlening, in relatie tot die lage kosten. Dat betekent niet alles uitknijpen. Nee, een goed product, dat passend te maken is voor een scherpe prijs.”
Hoe pak je dat aan? Bottinga: “We hadden natuurlijk ook prima een vergunning kunnen aanvragen als pensioenverzekeraar. Maar we hebben gekozen voor een PPI, vooral vanwege de kortere doorlooptijd en het lagere kapitaalbeslag. Ik ga hier niet zeggen dat de PPI alles is. Het gaat er om hoe je die inzet. Het mooie van een PPI is dat je de kans krijgt om van nul af aan iets op te bouwen, zonder legacy. Bij ons gaat het om de intrinsieke motivatie om het anders te doen, voor de pensioendeelnemer en de werkgever. Uiteindelijk draait het om de bediening van de klanten. En dat gaat ons onderscheiden in de markt.” Brand New Day zet zich enorm af tegen verze-
•Welke facturatie mogelijkheden zijn er? •Waar is tijd te besparen?
Behandeld worden: •Berekenen van de kostprijs •Beloningsmodel vaststellen •Klant overtuigen •Facturatie regelen •Afspraken met verzekeraars •Terugblik en toekomst
u
Delta Lloyd PensioenPlaza http://pensioenplaza.deltalloyd.nl/home
keraars maar werkt wel nauw samen met ASR. Bottinga: “Je hebt een partner nodig om een PPI succesvol te laten zijn. Als je die PPI uitkleedt en alleen maar opbouw levert in die tweede pijler, dan heb je geen business. Een pensioen moet een verzekeraar hebben. Maar we hebben uitdrukkelijk met ASR afgesproken dat we volledig onafhankelijk zijn. Dan is de veelgestelde vraag natuurlijk: waarom ASR? Sommige verzekeraars vielen af, anderen hadden al een deal. En wij zochten een verzekeraar die gedwongen was om ook zelf te veranderen. En dat was het geval bij ASR.” “De producten waarin wij bemiddelen voor ASR zijn speciaal ontwikkeld voor de PPI. En we hebben vanaf het begin gezegd: die producten moeten wel de filosofie van ons bedrijf ademen.” De PensioenBattle is een initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Freelance Pensioenspecialisten (NVvFP), Colosseus Academy en het online platform Pensioen-Netwerk.nl
Branche in Beweging
29
Legal & General koos bewust níet voor een PPI Het aantal Premie Pensioen Instellingen neemt in Nederland snel toe. Is er sprake van een duurzame transformatie van de pensioenwereld? Of is er sprake van een hype waarbij financiële instellingen bang zijn de boot te missen en dus ook maar een PPI oprichten? De toekomst zal het leren. Het is daarom extra opvallend dat Legal & General eind vorig jaar aankondigde te starten met het aanbieden van tweedepijler pensioencontracten.
De wetgever heeft PPI’s mogelijk gemaakt om ondernemingen die in meerdere landen binnen Europa actief zijn, aan te bieden te werken met één pensioenuitvoerder voor alle medewerkers. “Je ziet, aldus drs. Arno Dolders algemeen directeur Legal & General, dat de PPI steeds vaker wordt ingezet op doelgroepen waarvoor de PPI oorspronkelijk niet is ontworpen. Als Legal & General hebben wij een intensieve band met het intermediair. Steeds vaker kregen wij in de afgelopen jaren de vraag of wij ook tweedepijler pensioenproducten wilden aanbieden. Wij hebben dit onderzocht en natuurlijk ook gekeken of ook wij wellicht met een PPI zouden moeten komen. We hebben besloten dit niet te doen, omdat wij denken dat wij met onze huidige werkwijze beter tegemoet kunnen komen aan de wensen van het MKB dan via een PPI’.
30
Alles onder één dak “Als Legal & General willen wij ons met Prisma Pensioen richten op het MKB. Net als bij PPI’s werken wij ook binnen het Prisma Pensioen met netto staffels, vaste bedragen en geen legacy uit het verleden. Maar wij zijn tot de conclusie gekomen dat dit deel van de markt het meest gebaat is bij één aanbieder, waarbij enerzijds zowel de vermogensopbouw, de risicovoorziening als de administratie onder één dak geregeld kunnen worden. Feitelijk kunnen wij onze relaties daarmee meer bieden dan een PPI, aldus Maurik de Groot manager Pensioen van Legal & General. Groot voordeel is verder dat onze relaties niet afhankelijk zijn van de vraag of onze vermogensbeheerder de markt nu wel of niet goed inschatten. Anders dan veel PPI’s werken wij niet met eigen vermogensbeheerders, maar bieden wij een breed aanbod van openbare beleggingsfondsen aan. Die open architectuur borgt naar ons
Branche in Beweging
oordeel het beste dat de kosten voor de pensioendeelnemer werkelijk transparant zijn en blijven. Een ander belangrijk aspect voor de keuze van een pensioenaanbieder is de solvabiliteit. Anders dan PPI’s zijn verzekeraars gebonden aan solvabiliteitsnormen die de continuïteit van een pensioenregeling waarborgen. Legal & General heeft een zeer sterke solvabiliteit. Daarbij kunnen wij in onze huidige werkwijze datgene bieden waarom het intermediair ons al 9 keer als beste levensverzekeraar heeft verkozen: goede administratieve processen, duidelijkheid in de communicatie, overzicht en eenvoud. Bij het Prisma Pensioen is overzicht en eenvoud bijvoorbeeld onder meer terug te vinden in de digitale portal waar intermediair, werkgever en werknemer gebruik van kunnen maken”. PPI zorgt voor marktwerking “De komst van PPI’s heeft zeker geleid tot betere marktwerking, aldus Arno Dolders. De consument profiteert hiervan doordat aanbieders nog scherper worden op de kosten van pensioen. Dat is dus een goede ontwikkeling voor de consument. Maar het is niet correct om er vanuit te gaan dat een PPI voor een werkgever per definitie goedkoper is. Een werkgever die zich op beide systemen oriënteert moet niet alleen kijken naar de kosten aan de voorkant, maar ook naar de kosten van de risicopremies, advies en communicatie.
Het is niet correct om er vanuit te gaan dat een PPI voor een werkgever per definitie goedkoper is
Online brochure Prisma Pensioen
u
http://landg-digitaal.nl/prisma-pensioen-brochure-werkgever/
Legal & General Pensioen Advies Programma hebben gevolgd. Inmiddels hebben al vijf leergangen plaatsgevonden en zijn de beschikbare plaatsen tot eind mei ‘uitverkocht’. Arno Dolders: “Het intermediair moest in eerste instantie even wennen aan het idee dat wij niet stonden te springen om iedereen die dat wilde ons Prisma Pensioen te laten adviseren. Ik merk dat wanneer je uitlegt dat je als aanbieder ook verantwoordelijkheid én een zakelijk belang hebt dat werkgevers en werknemers op correcte wijze over jouw producten worden geïnformeerd, hierArno Dolders: Pensioen zal in de komende jaren alleen maar een grotere voor veel begrip bestaat. adviesmarkt worden Ook het intermediair zal een nieuwe medewerker, ook al heeft die alle diploma’s Daarnaast is hetgeen je voor de prijs terugkrijgt; van de wereld, niet zonder enige introductie over de kwaliteit, vanzelfsprekend nog veel belangrijker. de normen en procedures van het kantoor naar Het maken van een correcte kostenvergelijking en klanten sturen. Dat doet Legal & General dus ook vergelijking op basis van kwaliteit vraagt expertise niet. Ik ben ervan overtuigd dat de intermediair die van een professioneel adviseur.” echt geïnteresseerd is in pensioen en niet alleen een opleiding volgt om het diploma een hele goede Advies na opleiding toekomst tegemoet gaat. Pensioen zal in de koLegal & General heeft ervoor gekozen om het mende jaren alleen maar een grotere adviesmarkt Prisma Pensioen uitsluitend te laten adviseren worden”. door adviseurs die het speciaal daarvoor opgezette
Het Dossier Eigentijds pensioen wordt continu geactualiseerd en aangevuld. Blijf op de hoogte en abonneer u op de Findinet Nieuwsbrief.
Adverteren in het dit Dossier? Uw clickad (advertentie met doorlink) blijft een jaar zichtbaar en kunt u op elk willekeurig moment aanpassen. Inlichtingen: 0495 586588, 06 34404575 of
[email protected] Branche in Beweging
31
De 7 PPI’s die nu actief zijn op de Nederlandse markt
BeFrank is de eerste premiepensioeninstelling die een vergunning heeft ontvangen van DNB. Het is een joint venture waarin BinckBank en Delta Lloyd elk voor 50% in deelnemen. Het bedrijf geeft aan dat de kosten gemiddeld op ongeveer € 120,- per deelnemer per jaar liggen. BeFrank richt zich hierbij op grote werkgevers (meer dan 500 werknemers). Omdat het gaat om een nieuwe Nederlandse pensioenuitvoerder gebaseerd op Europese wetgeving, “is verdere Europese expansie mogelijk.” De dienstverlening bestaat uit twee componenten: 1. vermogensopbouw 2. verzekeren en is zodanig opgezet dat de componenten afzonderlijk afgenomen kunnen worden. De communicatie binnen de dienstverlening vindt online plaats. Indien gekozen is voor beide componenten, vindt er een geïntegreerde communicatie plaats van zowel de pensioenopbouw als de risicoverzekeringen. BeFrank is voor werkgever en werknemers te allen tijde het eerste en enige aanspreekpunt. Als gekozen wordt voor het afnemen van verzekeringen bij overlijden en/ of arbeidsongeschiktheid, dan worden deze ondergebracht bij Delta Lloyd Levensverzekering N.V.
www.befrank.nl E-mail:
[email protected] Linkedin: www.linkedin.com/company/befrank Twitter: @befrank_webcare 32
Branche in Beweging
Brand New Day Collectief pensioen is een joint venture van Brand New Day en ASR Verzekeringen. Naast de naam werkt de joint venture ook met de marketingaanpak en het beleggingsproduct van Brand New Day. ASR is de exclusieve leverancier van de risicoverzekeringen die onderdeel zijn van het Brand New Day Collectief pensioen. In dit blad vertelde Brand New Daydirecteur: “In het theoretische geval kan de werkgever ervoor kiezen om bij de PPI geen risicoverzekeringen aan te schaffen en dit dus niet of anders te regelen. Maar in de praktijk zal dat niet snel gebeuren omdat daaraan allerlei nadelen zijn verbonden, ook in de communicatie naar werknemers. Ook het intermediair zal niet snel een dergelijke constructie adviseren, maar wijzen op de standaardpakketten, waarmee een werkgever zijn werknemers een volwaardige pensioenregeling kan bieden, inclusief nabestaandenpensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid.”
Afhankelijk van het aantal werknemers betaalt de werkgever € 25 tot maximaal € 75 administratiekosten per werknemer per jaar. De werknemer betaalt standaard twee soorten kosten. 0,5% aankoopkosten (éénmalig over elke storting) en 0,4% beheerkosten (jaarlijks, over het opgebouwde vermogen).
www.brandnewday.nl E-mail:
[email protected]
De Stichting Robeco-PPI. Robeco heeft een vergunning voor zijn PPI ontvangen. De belegger werkt daarin samen met Generali die de verzekeringsrisico’s afdekt en haar internationale netwerk inzet.
De Robeco PPI richt zich, vanuit thuismarkt en pensioenland Nederland, op de Europese markt. Naast (middel) grote Nederlandse bedrijven, staan bedrijven die willen consolideren naar Europese standaarden voor Robeco nadrukkelijk op de radar. Het geheel wordt georganiseerd via een stichting. Door te kiezen voor een stichtingsvorm kan de Robeco PPI zich, aldus de deelnemende partijen, optimaal richten op de belangen van het collectief - de werkgevers en de werknemers. “Het dienstenpakket van de leveranciers, inclusief de prijs die hiervoor betaald wordt, zal door de stichting regelmatig tegen het licht gehouden worden. De stichting heeft geen winstoogmerk. Ook krijgen klanten een rol in de beoordeling van de dienstverlening van de Robeco PPI.” Robeco vult het beleggingselement in, Generali zorgt voor de risicoverzekeringen, premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en eventuele andere verzekeringsdekkingen en Lohoff & Partner levert de administratieve diensten. https://www.robeco.nl/nl/dut/ institutionele_beleggers/ oplossingen_services/ppi.jsp Email:
[email protected]
Het Essentie Pensioen is een beschikbare premieregeling op basis van beleggen voor bedrijven met meer dan honderd werknemers. Werkgevers kunnen het basisaanbod uitbreiden met verzekeringen van NationaleNederlanden tegen arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het wordt aangeboden door een premiepensioeninstelling waarin Nationale-Nederlanden samenwerkt met ING Investment Management en AZL die de pensioenadministratie verricht. Op de inleg worden geen kosten in mindering gebracht. De premie wordt volledig belegd. De kosten wordt separaat aan de werkgever in rekening gebracht. De werknemer betaalt een percentage over het belegd pensioenkapitaal. Standaard wordt een ouderdomspensioen opgebouwd. ‘Extra zekerheden’ zoals NN die noemt, dus nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheid kan de werkgever naar eigen keuze toevoegen. Het Essentie Pensioen maakt gebruik van LifeCycle Beleggen van ING Investment Management, die doorlopend gebruik maakt van zeven tot negen fondsen. De werknemer kan kiezen uit de drie profielen defensief, neutraal of offensief en kan die keuze op de persoonlijke website op elk gewenst moment wijzigen. http://www.nn.nl/Zakelijk/CorporateClients/Werkgevers/Producten/ Essentie-Pensioen.htm
Werkgevers kunnen een pensioenregeling afsluiten met een opzegtermijn van 2 maanden tegen jaarlijkse administratiekosten van 60 euro per werknemer. AEGON PPI biedt kleine werkgevers een pensioenabonnement, voor grote ondernemingen is er maatwerk. Het abonnement biedt zekerheid bij overlijden. De regeling wordt automatisch aan nieuwe wetgeving aangepast en is eenvoudig op te zeggen met een termijn van slechts twee maanden. Maatwerk mogelijk De dienstverlening verloopt vrijwel volledig digitaal, ook met de werknemer. Door de eenvoudige opzet van de pensioenregeling zijn de kosten laag. Daardoor kunnen ook werkgevers met een of twee werknemers al een abonnement afsluiten. De werkgever betaalt jaarlijks 60 euro administratiekosten per werknemer. Voor grote ondernemingen is maatwerk mogelijk. AEGON biedt de PPI-propositie uitdrukkelijk aan mét verzekeringen bij overlijden en arbeidsongeschiktheid. Een deelnemer kan ook kiezen voor een nominaal gegarandeerd pensioen. AEGON PPI maakt gebruik van AEGON Asset Management. Multinationaal opererende ondernemingen kunnen op termijn hun grensoverschrijdende pensioenregelingen bij AEGON PPI onderbrengen. http://www.aegon.nl/zakelijk/ pensioen/ppi/ Email:
[email protected]
Goudse Verzekeringen heeft een PPI opgericht onder de naam Gouda Pensioen Service. Het product heeft de naam Het Nieuwe Pensioen meegekregen en is geschikt voor bedrijven vanaf 1 medewerker. Binnen Het Nieuwe Pensioen zijn ouderdomspensioen, risicopremies en uitvoeringskosten volledig gescheiden. Als de werknemer kiest voor sparen, gaat de beschikbare premie voor de werknemer voor 100% naar een spaarrekening. Ook als hij kiest voor beleggen, wordt de beschikbare premie voor de werknemer vrijwel volledig geïnvesteerd; de vermogensbeheerkosten bedragen gemiddeld niet meer dan 0,38% van het vermogen per jaar. De Goudse brengt per maand per deelnemer € 10,- of € 20,- uitvoeringskosten in rekening bij de werkgever, ongeacht het aantal deelnemers. Er zijn nooit aanvullende kosten voor mutaties (bijvoorbeeld vanwege echtscheiding of waardeoverdracht). De contracten zijn op ieder willekeurig moment voor de werkgever opzegbaar. Gouda Pensioen Service is een 100% dochter van De Goudse. Als bewaarder treedt op de Stichting Goudse Pensioenbewaring. Risico’s worden ondergebracht bij de Goudse Levens- en Schadeverzekeringen. Als er sprake is van vermogensopbouw in PensioenBeleggen worden de premies belegd in vier Goudse fondsen beheerd door ING Fund Management. Bij PensioenSparen gaan de premies voor de pensioenopbouw naar de Goudse Pensioenspaarrekening van ABN AMRO Bank. http://www.hetnieuwepensioen.nl/ Branche in Beweging
33
Eigen vermogen PPI wordt verdubbeld Vorige maand zijn wetswijzigingen voor premiepensioeninstellingen gepubliceerd die ter consultatie hebben gelegen. Een van de wijzigingen is dat het eigen vermogen van PPI verhoogd wordt van minimaal € 250.000 naar € 500.000. Onder de naam Pensional brengt de joint venture van ABN AMRO en APG haar PPI-product op de markt. Doelgroepen zijn de grote ondernemingen en het MKB vanaf 30 à 40 medewerkers. De risico’s worden in een open structuur ondergebracht bij Delta Lloyd, Loyalis en Elips Life AG. Er wordt aansluiting gezocht bij meer verzekeraars. Er is wat dat betreft geen sprake van gedwongen winkelnering aldus Pensional. Er is een breed palet van vermogensbeheerders en verzekeraars. De werknemer kan kiezen voor het gemak van het Pensional Lifecycle Fund, de vrijheid van Zelf Beleggen & Sparen of de zekerheid van Niet Beleggen. Dit onder begeleiding van Pensional. Bij Zelf Beleggen & Sparen kan de werknemer zelf een keuze maken uit een door Pensional gemaakte selectie van fondsen van externe partijen.
Pensional controleert minimaal één keer per jaar of de samenstelling van de beleggingsportefeuille past binnen het vastgelegde beleggingsprofiel van de werknemer. Ook kan de werknemer kiezen om niet te beleggen. Hierbij koopt hij een verzekerd pensioen aan en is het vooraf duidelijk hoeveel pensioen de werknemer bij pensionering ontvangt. http://www.pensional.nl/ Email:
[email protected]
34
Branche in Beweging
In het artikel over de PensioenBattle leest u dat Bert Jan Bosboom, senior toezichthouder bij de AFM, daar al aangaf dat de toezichthouder het wettelijk eigen vermogen te laag vond. DNB is dezelfde mening toegedaan en dat het heeft geleid tot het voorstel het bedrag te verdubbelen.
Ook wordt de regelgeving voor beleggingsinstellingen - die als voorbeeld gold bij de vormgeving van de regelgeving voor premiepensioeninstellingen - aangescherpt . Bij het risicobewustzijn speelt uitdrukkelijk mee dat “de gelden die worden toevertrouwd aan premiepensioeninstellingen voorzien in een belangrijk deel van het inkomen na pensionering en individuele werknemers geen keuze laat ten aanzien van de uitvoerder. Deze omstandigheden vragen – net als bij andere pensioenuitvoerders - om extra prudentie en alertheid in het toezicht op premiepensioeninstellingen.”
Naast een minimaal vereist eigen
vermogen dat bij aanvang en doorlopend aanwezig moet zijn in de onderneming, worden additionele vermogenseisen gesteld ter dekking van risico’s die zich voordoen bij de bedrijfsuitoefening. Dit additioneel vermogen dat wordt gevraagd in verband met de solvabiliteit van een beleggingsinstelling wordt uitgedrukt in een percentage van het beheerd vermogen en een verzekeringsdekking tegen beroepsaansprakelijkheidsrisico’s.
Voorgesteld wordt premiepensioeninstellingen te verplichten een bedrag van € 500.000 aan te laten houden als minimaal vereist eigen vermogen + een toetsingsvermogen dat 0,2% van de waarde van het beheerde pensioenvermogen bedraagt + (naar keuze) een beroepsaansprakelijkheidsverzekering of een aanvulling op het toetsingsvermogen van 0,1% van de waarde van het beheerde pensioenvermogen ter dekking van aansprakelijkheidsrisico’s.
PPI: de kenmerken Een premiepensioeninstelling mag in Nederland alleen premiepensioenregelingen uitvoeren die onder de Pensioenwet vallen. Dus geen ouderdomspensioen met een ‘uitkering ineens’ of een ‘tijdelijke periodieke uitkering (gaat het om een buitenlandse regeling waarbij in het betreffende land een uitkering ineens is toegestaan, dan kan een PPI die wel uitvoeren mits geen verzekeringstechnisch risico wordt gelopen). De PPI is specifiek gericht op de uitvoering van pensioenregelingen waarbij geen sprake is van verzekering van risico’s. Dat is vastgelegd in de definitie in art. 1 Wft: “premiepensioeninstelling: onderneming die is opgericht met als doel om premieregelingen en andere regelingen waarbij de premiepensioenin-stelling geen verzekeringstechnisch risico draagt uit te voeren welke op grond van de toepasselijke wetgeving zijn aangemerkt als arbeidsgerelateerde pensioenregelingen;” De PPI is in het leven geroepen als een eenvoudige en efficiënte instelling, dat zonder teveel obstakels en vereisten opgericht kan worden. Door het verzekeren van risico’s uit te sluiten, hoeven er bijvoorbeeld geen technische voorzieningen aangehouden te worden en gelden er geen herstelplannen.
De betaling van een levenslange uitkering behoort niet tot de mogelijkheden; de uitkeringsduur is immers afhankelijk van de levensduur van de uitkeringsgerechtigde en herbergt daardoor een (langleven) risico. Pensioenregelingen met een levenslange uitkering kan de PPI dus niet volledig uitvoeren. Op het moment van omzetting naar een levenslange uitkering moet de PPI het belegd vermogen overdragen aan een verzekeraar. Voor Nederlandse regelingen, waar het
ouderdomspensioen de vorm dient te hebben van een levenslange uitkering, wordt de overdracht van het pensioenvermogen aan een verzekeraar ook in de Pensioenwet gewaarborgd.
Als de werkgever een premie én een (minimaal) gegarandeerd rendement toezegt zou dat betekenen dat de PPI garant zou moeten staan voor dat toegezegde rendement. Nu de PPI dergelijke verzekeringstechnische risico’s niet mag dragen, kan de PPI een dergelijke Nederlandse regeling niet uitvoeren. In de praktijk betekent het feit dat een PPI geen verzekeringstechnische risico’s mag dragen, dat zij geen nabestaanden- en invaliditeitspensioen kan uitvoeren. Indien een deelnemer voor pensioendatum overlijdt, vervalt het kapitaal aan het vermogen van de overige deelnemers aan de betreffende pensioenregeling, tenzij anders is overeengekomen. De toegestane werkzaamheden omvatten de activiteiten die normaliter door pensioeninstellingen worden uitgevoerd tijdens de opbouwfase van het pensioen. De PPI zal dus premies innen, en deze in beginsel tot aan de pensioengerechtigde datum beleggen. De PPI zal bovendien de administratie verzorgen, de communicatie richting de pensioendeelnemers, en voldoen aan de verplichtingen jegens de toezichthouders. Zonodig zal de PPI ook aan waardeoverdracht doen.
De financiële verplichtingen voor de PPI die voortvloeien uit de portefeuille van pensioenovereenkomsten beperken zich tot de uitbetaling of overdracht van de opgebouwde vermogens. Daarop zijn de minimum vermogenseisen gebaseerd. De bescherming van de pensioendeelnemers gericht op het veiligstellen van de ingebrachte pensioenpremies en
de daarmee behaalde beleggingsopbrengsten wordt geregeld door de PPI in bepaalde gevallen te verplichten het vermogen of de vermogens behorende bij pensioenregelingen onder te brengen bij een van de PPI onafhankelijke rechtspersoon, de pensioenbewaarder. Er gelden geen specifieke eisen op het gebied van bijvoorbeeld de technische voorzieningen en de solvabiliteitsmarge. Ook gelden niet de bepalingen inzake de portefeuilleoverdracht, de noodregeling en bijzondere maatregelen zoals saneringplannen. Anders gezegd; met de komst van de PPI kan een marktpartij zich snel toeleggen op de (grensoverschrijdende) uitvoering van premieregelingen. Memorie van Toelichting: “Een PPI die zich kan toeleggen op één enkele activiteit, en zich daarin zal specialiseren, zal naar verwachting efficiënter kunnen opereren dan een instelling die verschillende activiteiten ontplooit (waarbij dit al of niet van rechtswege opgelegd wordt).”
Artikel 3:36 van de Wft bepaalt dat het een verzekeraar verboden is een ander bedrijf uit te oefenen dan het bedrijf waarvoor de vergunning is verleend. Als een verzekeraar een PPI opricht in de vorm van een separate rechtspersoon, krijgt deze een vergunning - als het aan de voorwaarden voldoet - en daarmee een IORP-paspoort. De activiteiten van die PPI gelden niet als nevenactiviteiten in de zin van de Wft. Omdat de PPI nadrukkelijk geen pensioenfonds is waarin sociale partners uitsluitend voor hun eigen solidariteitskring een pensioenregeling uitvoeren, hoeven voor de PPI niet dezelfde eisen te gelden die aan pensioenfondsen worden gesteld. Ook zal voor de PPI geen domeinafbakening gelden. Voor de pension fund governance zullen de principes van toepassing zijn zoals die nu ook gelden voor verzekeraars. (meer over PPI op: www.findinet.nl kennisportal Pensioen) Branche in Beweging
35
Prof. mr. Herman Kappelle:
‘Nederlander moet kunnen kiezen hoe veilig hij wil vliegen’ Uit tal van onderzoeken blijkt dat de consument belang hecht aan zekerheid over de hoogte van zijn pensioen. Hoe reëel is die wens? Gerard Riemen, algemeen directeur van de koepel van pensioenfondsen Pensioenfederatie, is daar duidelijk over: “Die tijd is voorbij.” Herman Kappelle, directeur van AEGON Adfis en bijzonder hoogleraar Fiscaal Pensioenrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam, staat daar heel anders tegenover. “De deelnemer die kiest voor zekerheid moet het recht krijgen om binnen zijn pensioenregeling op een door hem gewenst moment te kiezen voor een pensioenopbouw die zekerheid biedt.”
Wat Gerard Riemen betreft moet de pensioenconsument maar wennen aan onzekerheid. “Een vliegtuigmaatschappij geeft je bij het instappen ook geen garantie dat je niet zult neerstorten! Dat uitleggen is de uitdaging waar we als sector voor staan en de les die we uit de crisis kunnen trekken.”*
Kappelle erkent dat er geen ‘niet-neerstort-garanties’ bestaan. “Maar als ik ga vliegen kies ik liever voor de KLM, die op het gebied van veiligheidsbeleid meer doet dan de wettelijk voorgeschreven minimale eisen, dan voor een maatschappij die lager op de veiligheidsladder staat. En die vergelijking gaat wat mij betreft ook op bij de keuze van pensioenregeling en pensioenuitvoerder. Het is een groot verschil tussen de zekerheid die een verzekeraar en een pensioenfonds moet bieden. Bij een pensioenfonds heeft de deelnemer in het huidige stelsel 97,5% zekerheid dat zijn aanspraak wordt gehonoreerd, bij een verzekeraar is dat 99,5%. Een pensioenfonds dat in het nieuwe stelsel zachte rechten gaat aanbieden, biedt nog minder zekerheid. AEGON is van mening dat iedere pensioendeelnemer als die dat wenst een zekerheid geboden moet kunnen worden van 99,5%. Los van *Interview in PensioenAdvies februari 2012, een uitgave van Kluwer. 36
Branche in Beweging
de vraag of die regeling wordt uitgevoerd door een pensioenfonds of een verzekeraar.”
Het valt op dat waar Kappelle zich focust op het belang van de pensioenconsument, Riemen de nadruk legt op de positie van de verschillende pensuitvoerders. Hij zegt ‘met een bozige ondertoon’ het niet te kunnen waarderen “dat er nog verzekeraars zijn die toch met nieuwe producten op de markt komen die pretenderen absolute zekerheid te bieden.”
Zekerheidspensioen Voelt Kappelle dat als een aanval op het Zekerheidspensioen waar AEGON voor pleit? “Nee, zo ervaar ik dat niet, al is het alleen maar omdat het Zekerheidspensioen geen product is waarvoor wij exclusiviteit bedingen. Integendeel. Wij hebben in een position paper dat wij naar het ministerie van Sociale Zaken en de Tweede Kamer aangegeven dat naar onze mening alle individuele deelnemers binnen hun pensioenregeling – op een zelfgekozen moment – moeten kunnen kiezen voor een regeling met harde garanties. Ter voorkoming van misverstand, daarmee bedoelen we een zekerheid van 99,5%. Dat is de maximale zekerheid die kan worden geboden. Absolute zekerheid in de zin van 100% bestaat inderdaad niet en dat hebben wij dan ook nooit gepretendeerd. Wij pleiten ervoor dat die mogelijkheid die wij de werktitel Zekerheidspensioen hebben meegegeven, bij wet moet worden
zijn werkzame leven zal meemaken. Een zekerheid van 99,5% betekent daarentegen dat een pensioenuitvoerder gemiddeld één keer in de tweehonderd jaar in de problemen kan komen, een vijf keer kleinere kans dus. En alleen als die problemen zouden leiden tot het faillissement van de pensioenuitvoerder heeft dit consequenties voor de hoogte van het pensioen. In alle andere gevallen is de werknemer echt zeker van zijn pensioen.”
vastgelegd. Dat geldt zowel voor verzekeraars als voor pensioenfondsen. Zo vinden wij dat ook een deelnemer aan een verplicht gestelde collectieve regeling niet belet mag worden voor die zekerheid te kiezen.”
Eens in de 200 jaar We praten eigenlijk over een verschil van 2%. “Dat is het geval in de bestaande regelingen”, beaamt Kappelle. “Maar als het Pensioenakkoord vertaald wordt in wetgeving, krijgen pensioenfondsen de mogelijkheid om meer nog dan nu het geval is de risico’s van tegenvallende beleggingsresultaten bij de deelnemers neer te leggen. En”, wijst hij erop, “dat verschil van 2% is er één van dag en nacht. Bij een zekerheid van 97,5% zal een pensioenuitvoerder gemiddeld één keer in de veertig jaar niet aan zijn verplichtingen kunnen voldoen, wat wil zeggen dat iedere werknemer het waarschijnlijk tijdens
Gelijk speelveld Herman Kappelle heeft er direct na publicatie van het Pensioenakkoord op gewezen dat er in de uitwerking van het pensioenakkoord vooral aandacht is voor de positie van de pensioenfondsen. “Maar het is voor werkgevers en werknemers van groot belang dat ook verzekeraars het nieuwe pensioencontract kunnen uitvoeren. Anders worden werkgevers en werknemers beperkt in hun keuzemogelijkheden, zowel bij de invulling van hun pensioencontract als in de uitvoering daarvan. Het zou voor een werkgever die een collectieve pensioenregeling heeft, qua mate van zekerheid niet mogen uitmaken of hij diezelfde regeling (dus met dezelfde zachte en harde rechten) onderbrengt bij een pensioenfonds of een verzekeraar. Als een pensioenfonds de zekerheid van harde rechten biedt, moet die zekerheid gelijk zijn aan de zekerheid die een verzekeraar biedt. Afstempeling van harde rechten is dan dus niet meer mogelijk. Andersom moet, als een pensioenfonds in uiterste geval mag afstempelen, ook de verzekeraar een dergelijke veiligheidsklep mogen gebruiken.” Zekerheid kost geld Critici binnen de pensioenwereld stellen dat zekerheid een prijs heeft. Volgens sommigen zelfs een te hoge prijs. “Ik ga niet zeggen dat je zekerheid gratis kunt aanbieden, natuurlijk niet. En of die prijs te hoog is, moet iedereen voor zichzelf uitmaken.
Branche in Beweging
37
Pensioenfondsen die meer risico hebben genomen om een hoger rendement te kunnen halen zijn nu de pensioenfondsen zijn die het meeste moeten afstempelen Maar dat betekent wel dat je de kans moet krijgen om die afweging te kunnen maken. Uit ons onderzoek is overigens gebleken dat tweederde van de pensioenconsumenten die prijs stellen op zekerheid bereid is daar extra voor te betalen. In ons voorstel zijn de extra kosten in beginsel van het Zekerheidspensioen voor rekening van de werknemer, al zullen er werkgevers zijn die het wellicht geheel of gedeeltelijk willen betalen bij wijze van arbeidsvoorwaarde.” Aan welke kosten moeten we dan denken? “We hebben een voorbeeld uitgewerkt in het position paper.
Stel dat iemand nu op zijn 55e een zachte aanspraak heeft opgebouwd van € 10.000,pensioen per jaar vanaf de leeftijd 65 jaar. Blijft de deelnemer in zijn huidige pensioenregeling dan is de ambitie om het pensioen jaarlijks met 2,6% te indexeren, op basis van de huidige inflatieverwachting. Het betreft een zachte aanspraak en de kans op afstempelen, ofwel een verlaging van het nominale pensioen, is circa 15%.
Bij de overstap naar een zekerheidspensioen levert de 55jarige 1% in van zijn indexatie. De aanspraak wordt dus vanaf nu jaarlijks verhoogd met 1,6%. Daar staat tegenover dat de deelnemer nu weet dat hij met 99,5% zekerheid mag vertrouwen op de veiligheid van zijn geïndexeerde pensioen. Bij het zachte pensioen kan de indexatie ook nul, of zelfs negatief zijn. Wat dat betreft is de constatering van Jan Tamerus in het FD van 5 maart illustratief. Hij constateert dat de pensioenfondsen die meer risico hebben genomen om een hoger rendement te kunnen halen en daarmee hun indexatieambities waar te kunnen maken, nu de pensioenfondsen zijn die het meeste moeten afstempelen! Voor de goede orde: de te betalen pensioenpremie blijft in het voorbeeld gelijk. De werknemer kan de terugval in indexatie natuurlijk ook compenseren met het betalen van extra premie.” Kortom: twee diametraal tegenover elkaar staande meningen over de zekerheid voor de oudedag. Riemen: ‘Die tijd is voorbij’. Kappelle: ‘Die kans moet en kan je bieden, laat de deelnemer zelf de keuze maken’.
De nieuwe manier van adverteren Plaats een ‘clickad’ in dit magazine: Uw advertentie wordt gelezen op het scherm of in print. De schermlezers kunnen direct doorklikken naar de door u gekozen landingspagina. U kunt aan de advertentie ook relevante documenten koppelen. De advertentie verschijnt in een altijd actuele omgeving en wordt later doorgeplaatst naar het Archief-exemplaar. 38
Branche in Beweging
Findinet biedt ook een aantrekkelijk maandabonnement: met banners op de website en het kennisportal, gecombineerd met een ‘clickad’ in het magazine. Informeer naar de mogelijkheden met het contactformulier op de website via e-mail:
[email protected] of telefonisch: 06 34404575
Eindtermen Wft-module Pensioenverzekeringen Pensioenadviseurs moeten hun advisering met betrekking tot pensioenverzekering baseren op: a. grondige en actuele kennis met betrekking tot relevan- te wetgeving inzake pensioen en de pensioentoezeg- ging aan de directeur-grootaandeelhouder; b. toegepaste begrippen en procedures inzake actuarieel rekenen; c. toegepaste juridische kennis met betrekking tot rechts- personen en ondernemingsstructuren; d. grondige en actuele kennis met betrekking tot pen- sioenverzekeringen als onderdeel van het pakket arbeidsvoorwaarden van een werkgever; e. toegepaste kennis met betrekking tot de relevante bedrijfseconomische vraagstukken (zoals groei, stabi- lisatie en krimp) en financiële verslaglegging van een onderneming; f. toegepaste risicoanalyse van de financiële draagkracht van de betrokken werkgever; g. toegepaste kennis met betrekking tot de wijze van investeren of beleggen van vermogen; en h. kennis met betrekking tot de basisprincipes, hoofd- lijnen en actuele ontwikkelingen van risicomanage- ment. Eindtermen Uiteraard spelen in de praktijk de toetstermen een belangrijke rol. De eindtermen geven een goede indicatie van de kennis- en vaardigheidseisen.
Taak 1. Inventarisatie, analyse en advies t.a.v. de pensioenregeling werkgever en DGA In staat zijn om: wgesprekken te voeren in de volgende categorieën: gestructureerd interview, slecht nieuws-en adviesgesprek; wICT-toepassingen waaronder rekenmodellen bij de advisering te gebruiken; wdilemma’s op het gebied van ethisch en integer handelen in de uitoefening van het beroep te analyseren en bespreekbaar maken alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden.
De personen demonstreren en bewijzen dat: wzij het adviestraject met betrekking tot pensioenregelingen voor werkgevers met ondernemingen van diverse omvang en complexiteit ten behoeve van diens werknemers zelfstandig, succesvol en correct uit te kunnen voeren. In dit adviestraject kunnen zich in ieder geval de volgende zaken voordoen met betrekking tot natuurlijke en/of rechtspersonen: 1° start en einde dienstbetrekking;
2° overlijden; 3° arbeidsongeschiktheid; 4° echtscheiding of ontbinding partnerregelingen; 5° pensioendatum; 6° verwachtingen ten aanzien van pensioen; 7° verlenging, wijziging, beëindiging of revisie van een pensioencontract; 8° collectieve waardeoverdracht; 9° prognosticeren van toekomstige pensioenlasten; 10° versobering of uitbreiding van de pensioenregeling; en 11° faillissement of mogelijkheid daartoe. wzij
de directeur-grootaandeelhouder met betrekking tot zijn eigen pensioenverzekeringen zelfstandig, correct en passend kunnen adviseren in tenminste de volgende situaties: overlijden, arbeidsongeschiktheid, echtscheiding of ontbinding partnerregeling, pensioendatum, pensioenverwachtingen, faillissement of mogelijkheid daartoe. wzij de directeur-grootaandeelhouder kunnen adviseren over de verschilende mogelijkheden om het voor hem benodigde pensioenkapitaal bijeen te brengen, alsmede duidelijkheid verschaffen over het verschil tussen de reële en de fiscale waardering van de pensioenverplichting. Taak 2. Beheer van bestaande pensioenverzekeringen en omgaan met aanspraken op de lopende pensioenregeling In staat zijn om: wgesprekken te voeren in de volgende categorieën: gestructureerd interview, slecht nieuws- en adviesgesprek; wICT-toepassingen, waaronder rekenmodellen bij de advisering te gebruiken; wdilemma’s op het gebied van ethisch en integer handelen in de uitoefening van zijn beroep te analyseren en bespreekbaar te maken alsmede de keuzes af te wegen en te verantwoorden.
De personen demonstreren en bewijzen dat: wzij het adviestraject met betrekking tot pensioenregelingen voor werkgevers met ondernemingen van diverse omvang en complexiteit ten behoeve van diens werknemers zelfstandig, succesvol en correct uit te kunnen voeren. In dit adviestraject kunnen zich in ieder geval de volgende zaken voordoen met betrekking tot natuurlijke en/of rechtspersonen: 1° start en einde dienstbetrekking; 2° overlijden; 3° arbeidsongeschiktheid; 4° echtscheiding of ontbinding partnerregelingen; 5° pensioendatum; Branche in Beweging
39
6° verwachtingen ten aanzien van pensioen; 7° verlenging, wijziging, beëindiging of revisie van een pensioencontract; 8° collectieve waardeoverdracht; 9° prognosticeren van toekomstige pensioenlasten; 10° versobering of uitbreiding van de pensioenregeling; en 11° faillissement of mogelijkheid daartoe. wzij
de directeur-grootaandeelhouder met betrekking tot zijn eigen pensioenverzekeringen zelfstandig, correct en passend kunnen adviseren in tenminste de volgende situaties: overlijden, arbeidsongeschiktheid, echtscheiding of ontbinding partnerregeling, pensioendatum, pensioenverwachtingen, faillissement of mogelijkheid daartoe. wzij de directeur-grootaandeelhouder kunnen adviseren over de verschilende mogelijkheden om het voor hem benodigde pensioenkapitaal bijeen te brengen, alsmede duidelijkheid verschaffen over het verschil tussen de reële en de fiscale waardering van de pensioenverplichting. Taak 3 Ontwerpen pensioenadvies werkgever (algemeen) De personen baseren hun advisering met betrekking tot pensioenverzekeringen op: wgrondige en actuele kennis met betrekking tot relevante wetgeving inzake pensioen en de directeur-grootaandeelhouder-pensioentoezegging. wtoegepaste begrippen en procedures inzake actuarieel rekenen. wgrondige en actuele kennis met betrekking tot pensioenverzekeringen als onderdeel van het pakket arbeidsvoorwaarden van een werkgever.
De personen zijn in staat: wte beschrijven welke invloed de verrichtingen van een financiële instelling en/of financiële dienstverlener hebben op het maatschappelijk belang en de samenleving alsmede welke gevolgen deze hebben voor de reputatie van de financiële sector. whet verschil tussen tussen zelfregulering en overheidsregulering uit te leggen en te benoemen en te omschrijven welke toezichthoudende instanties en middelen in de financiële sector moeten zorgen voor de handhaving en naleving van beide vormen van regulering. wde gevolgen van niet-naleving van de relevante wet- en regelgeving te kennen en hierover uitleg te geven. ween passend advies te geven, dat wil zeggen uit te leggen op welke wijze in lijn met de met de doelstellingen van de onderneming en met de keuzes die daaruit voortvloeien is gehandeld. wde begrippen integer gedrag en een integere cultuur te omschrijven alsmede de wijze te benoemen waarop integer gedrag, in de zin van verantwoordelijkheid nemen 40
Branche in Beweging
en verantwoording afleggen, in de bedrijfscultuur van de financiële instelling en/of financiële dienstverlener kan worden verankerd.
wvoorbeelden van integriteitsrisico’s te benoemen alsmede aan te tonen op welke wijze zij tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht.
win de dagelijkse adviespraktijk – aan de hand van vier integriteitsassen – de vier belangen die een rol spelen in de financiële dienstverlening te herkennen en bespreekbaar te maken, te weten: 1° het financiële belang van de medewerker (persoonlijke beloning, targets, commerciële doelstellingen en dergelijke); 2° het belang van de medewerker om compliant te zijn, waarbij wordt aangetoond dat de controlefunctie naar behoren wordt uitgevoerd; 3° het belang van de medewerker om zijn professionele verantwoordelijkheid met betrekking tot integriteit te kennen en dienovereenkomstig te handelen; 4° het belang van de medewerker en zijn organisatie om een vertrouwensrelatie te hebben met de klant.
De personen zijn in staat om: wadviestrajecten te plannen, te sturen en tot een succes te brengen waaronder wordt verstaan: 1° Het kwalitatief en kwantitatief vergelijken van offertes en lopende pensioenverzekeringen en contracten van de werkgever en het verklaren van de verschillen hiertussen; 2° Het beoordelen van en adviseren over collectieve waardeoverdracht; 3° Het adviseren over winstdelingssystemen; 4° Het adviseren over excedentregelingen, ook als aanvulling op ondernemingspensioenfondsen en bedrijfstakpensioenfondsen in combinatie met verzekerde regelingen; 5° Het berekenen van lasten en aanspraken; 6° Het beheren van een lopend pensioencontract; 7° Het uitleggen van een individuele waardeoverdracht; 8° Het vertalen van alle over de werkgever ingewonnen informatie naar een passende pensioenverzekering; 9° Het geven van een passend advies aan een directeurgrootaandeelhouder over zijn pensioenverzekering; 10° Het interpreteren van effecten van toeslagmodellen; 11° Het vermogen om relevante wetgeving praktisch te kunnen toepassen; 12° Het begeleiden van contractverlenging, -wijziging of -beëindiging van een pensioenverzekering; en 13° Het controleren van relevante documenten. wadviezen zodanig te communiceren dat deze aansluiten bij het opleidings- , kennis- en ervaringsniveau van de betrokken klant.
Taak 4 Ontwerpen pensioenadvies DGA De personen baseren hun advisering met betrekking tot pensioenverzekeringen op: wgrondige en actuele kennis met betrekking tot relevante wetgeving inzake pensioen en de directeur-grootaandeelhouder-pensioentoezegging.
De personen zijn in staat om: wmondeling correct en begrijpelijk te communiceren op verschillende persoonlijke en organisatorische niveaus binnen de onderneming van de werkgever, waaronder haar directie controllers, accountants, vertegenwoordigende overlegorganen en individuele werknemers. wschriftelijk correct en begrijpelijk te communiceren op verschillende persoonlijke en organisatorische niveaus (directie, controller, accountant, vertegenwoordigende overlegorganen en individuele werknemer). wadviestrajecten te plannen, te sturen en tot een succes te brengen waaronder wordt verstaan: 1° Het kwalitatief en kwantitatief vergelijken van offertes en lopende pensioenverzekeringen en contracten van de werkgever en het verklaren van de verschillen hiertussen: 2° Het beoordelen van en adviseren over collectieve waardeoverdracht; 3° Het adviseren over winstdelingssystemen; 4° Het adviseren over excedentregelingen, ook als aanvulling op ondernemingspensioenfondsen en bedrijfstakpensioenfondsen in combinatie met verzekerde regelingen; 5° Het berekenen van lasten en aanspraken; 6° Het beheren van een lopend pensioencontract; 7° Het uitleggen van een individuele waardeoverdracht; 8° Het vertalen van alle over de werkgever ingewonnen informatie naar een passende pensioenverzekering; 9° Het geven van een passend advies aan een directeurgrootaandeelhouder over zijn pensioenverzekering; 10° Het interpreteren van effecten van toeslagmodellen; 11° Het vermogen om relevante wetgeving praktisch te kunnen toepassen; 12° Het begeleiden van contractverlenging, -wijziging of -beëindiging van een pensioenverzekering; en 13° Het controleren van relevante documenten. Taak 5 Risicoanalyse uitvoeren De personen baseren hun advisering met betrekking tot pensioenverzekeringen op: wkennis met betrekking tot de basisprincipes, hoofdlijnen en actuele ontwikkelingen van risicomanagement.
De personen zijn in staat om: w het risicomanagement met betrekking tot een pensioenverzekering in een aantal fasen op procesmatige wijze te plannen, uit te voeren en te beheren en daarbij op hoofdlijnen gebruik te maken van een risicomodel waarmee een
risicoprofiel van een organisatie kan worden aangegeven. wmondeling op heldere wijze uitleg te geven over de doelstellingen en resultaten van een organisatie, welke risico’s vanuit de situatie van de pensioenverzekering een bedreiging vormen of een kans bieden en op welke wijze deze risico’s op adequate wijze kunnen worden beheerd zodat de risico’s tot een voor de organisatie acceptabel risiconiveau kunnen worden ingevuld; en wmet het oog op de pensioenverzekering de risicobereidheid en het risicoprofiel van de onderneming op heldere wijze in kaart te brengen en vast te leggen.
Taak 6 Analyse financiële en juridische positie van de opdrachtgever De personen baseren hun advisering met betrekking tot pensioenverzekeringen op: wtoegepaste juridische kennis met betrekking tot rechtspersonen en ondernemingsstructuren. wtoegepaste kennis met betrekking tot de relevante bedrijfseconomische vraagstukken (zoals groei, stabilisatie, krimp) en financiële verslaglegging van een onderneming. wtoegepaste risicoanalyse van de financiële draagkracht van de betreffende werkgever. wtoegepaste kennis met betrekking tot de wijze van investeren of beleggen van vermogen. De personen zijn in staat om: wmondeling correct en begrijpelijk te communiceren op verschillende persoonlijke en organisatorische niveaus binnen de onderneming van de werkgever, waaronder haar directie controllers, accountants, vertegenwoordigende overlegorganen en individuele werknemers: wschriftelijk correct en begrijpelijk te communiceren op verschillende persoonlijke en organisatorische niveaus (directie, controller, accountant, vertegenwoordigende overlegorganen en individuele werknemers).
u
Advies toetstermen module Pensioenverzekeringen http://www.findinet.nl/~uploads/newsModule/cdfd110628_toetsdef.pdf
u
Terugkoppelingsdocument consultatie http://www.findinet.nl/~uploads/newsModule/cdfd110628_terugkoppeling.pdf
Branche in Beweging
41
AFM-Leidraad tweedepijler pensioenadvisering In de Leidraad tweedepijler pensioenadvisering geeft de AFM aan waaraan een goed pensioenadviestraject moet voldoen. Met behulp van deze informatie beoogt de AFM de financieel dienstverleners informatie te verstrekken die zij kunnen gebruiken bij de verbetering van de kwaliteit van hun pensioenadvisering en eventueel het doorvoeren van aanpassingen die op grond van de wet noodzakelijk zijn. De Leidraad biedt een aantal praktijkvoorbeelden.De leidraad bestaat uit tien losse afleveringen plus een extra leidraad met als thema de betaalbaarheid van de pensioeregeling voor de werkgever. 1: De afm helpt bij een goed advies In deze aflevering wordt ingegaan op de vier fasen van het adviestraject, zoals omschreven in de Wft: Inventariseren - Analyseren - Adviseren - Nazorg geven. Inventariseren = aandacht schenkt aan alle relevante gegevens, kenmerken, wensen en behoeften van de werkgever. In de analysefase vertaalt de adviseur de kenmerken van de onderneming en de financiële positie, de doelstellingen, de risicobereidheid en kennis en ervaring van de werkgever. In de fase van advies geeft de adviseur aan wat een pensioenproduct is dat goed aansluit bij de situatie van de onderneming en de wensen van de werkgever. Nadat het pensioenproduct is afgesloten zal de adviseur gedurende de looptijd van het pensioenproduct de onderneming ondersteunen. 2: Inventariseer aanwezigheid CAO en BPF Bepaalde activiteiten van de onderneming kunnen wel onder een CAO en/ of BPF vallen terwijl dit niet het geval 42
Branche in Beweging
hoeft te zijn voor andere activiteiten. Indien voor de sector waarin de werkgever actief is een BPF bestaat, kijk dan of het BPF een adequaat pensioen oplevert. Misschien heeft de onderneming dispensatie of kan het die aanvragen. Niet altijd is aansluiting aan het BPF verplicht. Controleer ook of de pensioenvraag in overeenstemming is met een mogelijke CAO. 3: Wat voor pensioenregeling wil de werkgever? Stel de bandbreedte van uw advies vast: is er een BPF/CAO - een bestaande pensioenregeling - is één regeling of meerdere nodig/mogelijk - moet werkgever als goed werkgever concurreren? Inventariseer hoeveel zekerheid de werkgever aan zijn werknemers wenst te bieden en welke risico’s de werkgever wel en niet wil lopen. En denk aan vrijwillige/aanvullende dekkingen en het kostenaspect.
4: Wat kan en wil de werkgever betalen voor een pensioenregeling? U dient uitgebreid aandacht te schenken aan de vraag binnen welk financieel kader de pensioenregeling moet passen: Inventariseer de financiële positie van de onderneming. Bespreek ook wat de verwachting is over de financiële positie in de toekomst en ga na of de pensioenregeling ook in de toekomst draagbaar is. Het kan gebeuren dat u door de (zeer) beperkte financiële ruimte van de werkgever, een pensioenregeling moet adviseren die grote gevolgen kan hebben voor het pensioen voor de werknemers. Het is dan erg belangrijk dat de werkgever begrijpt wat hij wel en wat hij niet voor zijn werknemers regelt. 5: Passend advies houdt rekening met alle relevante wet- en regelgeving op het gebied van pensioenen De werkgever verwacht en de wetge-
ver eist van u dat u een passend advies geeft. Passend wil zeggen dat het advies aansluit bij de specifieke situatie van de werkgever, maar ook dat u van oordeel bent dat de werkgever er verstandig aan doet het advies op te volgen. Deze aflevering somt de wet- en regelgeving op waarmee u in bijna alle adviezen rekening moet houden. Wees alert op met wet- en regelgeving strijdige doelstellingen van de werkgever. Herken welke zaken in de regelgeving onduidelijk zijn, wijs de ondernemer erop en houd de ontwikkelingen op dat gebied in de gaten. 6: Samenvatting aandachtspunten advisering pensioenregeling Deze aflevering geeft een samenvatting van de eerste vijf afleveringen.
7: Welk pensioenproduct past bij de werkgever? De belangrijkste aandachtspunten bij het aanvragen van offertes bij pensioenverzekeraars voor de werkgever en het aangaan van een uitvoeringsovereenkomst. De invulling van de pensioenregeling vormt het uitgangspunt om te kunnen bepalen welk pensioenproduct van welke pensioenuitvoerder het beste past bij de werkgever. Zorg dat u de offertes goed kunt vergelijken door dezelfde uitgangspunten te hanteren. U dient de relevante gegevens van de werkgever (‘het klantprofiel’) en het geadviseerde product te documenteren en te bewaren. 8: Advies bij wijziging of verlenging bestaande pensioenregeling Indien u in het verleden zelf betrokken was bij de totstandkoming van het product dan mag u voor uw nieuwe advies gebruik maken van de gegevens die u in het verleden al heeft verzameld. Controleer of de aanwezige informatie volledig en actueel is. Als een andere pensioenadviseur betrokken was bij de totstandkoming van het
bestaande pensioenproduct dan zult u het volledige adviestraject moeten doorlopen. Inventariseer de doelstellingen van de werkgever voor het wijzigen van de pensioenregeling en maak de gevolgen duidelijk. Informeer de werkgever dat hij de wijziging van de pensioenregeling dient af te stemmen met zijn werknemers.
9: Advies bij wijziging of verlenging bestaande pensioenregeling De contacten met de werknemers vallen onder de Wft. Dit betekent dat u als pensioenadviseur, in uw contacten met de werknemers, aan de informatieverstrekkings- en adviesregels van deze wet dient te voldoen. Indien de adviseur aan een groep werknemers tegelijkertijd uitlegt hoe de pensioenregeling in elkaar zit en welke individuele
keuzemogelijkheden de werknemers binnen deze regeling hebben dan is er sprake van een toelichting. Deze activiteit valt niet onder de Wft.
10: Samenvatting Deze aflevering geeft een samenvatting van alle afleveringen van de Leidraad.
11: Beoordeling betaalbaarheid pensioenregeling voor werkgever Kernvraag is welke inspanning van de professionele adviseur redelijkerwijs verwacht mag worden bij het naleven van de verplichting om een beeld te vormen of het te adviseren pensioenproduct voor de werkgever betaalbaar is. Vragen naar oordeel van de werkgever is daarvoor onvoldoende. Voor de beoordeling van de betaalbaarheid is
inzicht nodig in de financiële gegevens. Vraag naar de toekomstverwachting van de werkgever en schat op basis daarvan de pensioenlasten gedurende de looptijd van het pensioenproduct in. Vraag de werkgever ook zijn doelstellingen te prioriteren indien zijn financiële mogelijkheden beperkt zijn.
u
Downloads:
Leidraad Pensioenadvisering - 1 Leidraad Pensioenadvisering - 2 Leidraad Pensioenadvisering - 3 Leidraad Pensioenadvisering - 4 Leidraad Pensioenadvisering - 5 Leidraad Pensioenadvisering - 6 Leidraad Pensioenadvisering - 7 Leidraad Pensioenadvisering - 8 Leidraad Pensioenadvisering - 9 Leidraad Pensioenadvisering - 10 Leidraad Pensioenadvisering - 11
AFM: Pensioeninformatie moet op de schop De UPO geeft slechts nominale bedragen. Scenario’s zijn afwezig. De deelnemer wordt niet geprikkeld om zijn UPO-gegevens te raadplegen, en het ontbreekt aan een relevante alertering.
Het zijn slechts enkele punten van kritiek die de AFM uit in het Visiedocument pensioenuitvoering. Als het aan de toezichthouder ligt, gaat de volledige pensioeninformatie op de schop. Dat geldt niet alleen voor de UPO’s en het Pensioenregister dat de gegevens aan de overzichten ontleent, maar ook voor de startbrief. “Uit onderzoek van de AFM is gebleken dat het lastig is om de startbrief zowel volledig te laten voldoen aan alle wettelijk eisen als begrijpelijk te maken. Bovendien is de verstrekking eenmalig; wijzigingen in de pensioenregeling moeten op andere wijze aan de zittende deelnemers worden gecommuniceerd. Om gefundeerde beslissingen te kunnen nemen zal een deelnemer vaak gedwongen zijn zelf actief te gaan zoeken naar en in het pensioenregle-
ment, zijnde een tamelijk juridisch dus hoogdrempelig document.”
Verbeteringen • De AFM stelt onder meer de volgende verbeteringen voor: • Om het risico op essentiële misvattingen te verkleinen zou het UPO meer en betere informatie moeten bevatten over invloed van risico´s en onzekerheden op het pensioen. • Het Pensioenregister moet toegang krijgen tot 3e pijlerproducten en de financiële gevolgen van echtscheiding en arbeidsongeschiktheid in kaart brengen. • De data van het Pensioenregister moeten ingebracht kunnen worden in een planner zoals de Pensioenkijker die op de website aanbiedt. De AFM voelt in dat verband wel iets voor de integratie van Pensioenkijker en Pensioenregister tot één bron op internet. • Geldwinkels moeten in staat zijn het toekomstig pensioeninkomen te plaatsen in de context van de gehele
financiële situatie, “zoals met name (toekomstige) uitgaven in verband met de aflossing van de hypotheek”. • Het verstrekken van een Pensioenbijsluiter die inzicht biedt in de relatieve kwaliteit van de pensioenregeling.
u
Visiedocument pensioenuitvoering http://www.findinet.nl/~uploads/ newsModule/afm_pensioenvisie110513.pdf
Branche in Beweging
43