Naar een eigentijds Hbo- arrangement voor de gehandicaptenzorg Inventarisatie van bestaande onderwijsarrangementen op hbo-niveau specifiek voor de gehandicaptenzorg en advies voor vervolg
Eindversie
Auteur(s)
Gery Lammersen Paul Vlaar
Datum
Utrecht, februari 2011
© MOVISIE
MOVISIE Kennis en advies voor maatschappelijke ontwikkeling MOVISIE is het landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling. We bieden toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, zorg en sociale veiligheid. In ons werk staan vijf actuele thema's centraal: huiselijk & seksueel geweld, kwetsbare groepen, leefbaarheid, mantelzorg en vrijwillige inzet. We investeren in de kracht en de onderlinge verbinding van burgers. We doen dit door maatschappelijke organisaties, overheden, maatschappelijk betrokken bedrijven en burgerinitiatieven te ondersteunen, te adviseren én met hen samen te werken. Lokaal of landelijk, toegesneden op het vraagstuk en de organisatie. Zo kunnen deze organisaties en hun professionals hun werk voor de samenleving zo goed mogelijk doen. Kijk voor meer informatie op www.movisie.nl.
COLOFON Auteurs: Gery Lammersen en Paul Vlaar Projectnummer: P2103 Datum: februari 2011 © MOVISIE
Inhoudsopgave 1
2 3
4
5
6
Inleiding ............................................................................................................................................. 2 1.1 Aanleiding en doel van het rapport ............................................................................................ 2 1.2 Vraag van de gehandicaptenzorg.............................................................................................. 2 1.3 De beroepsuitoefening op niveau D in het primair proces in de gehandicaptenzorg................ 3 1.4 Inventarisatie van het bestaande hbo-onderwijs gehandicaptenzorg ....................................... 5 Methode van onderzoek .................................................................................................................... 6 Inventarisatie onderwijsarrangementen ............................................................................................ 8 3.1 Kenmerken van de onderwijsarrangementen............................................................................ 8 3.2 Competenties uit het beroepscompetentieprofiel, niveau D, die aan bod komen ..................... 9 3.3 Keuzes en dilemma’s uit het beroepscompetentieprofiel, niveau D, die aan bod komen ....... 11 3.4 De ontwikkeling van onderwijsarrangementen i.s.m. de gehandicaptensector....................... 12 3.5 Beroepscompetentieprofielen en competenties weergegeven in de opleidingsprofielen........ 12 3.6 Verbeteren van de aansluiting tussen opleiding en beroepsuitoefening op hbo niveau; de resultaten van de expertmeeting ..................................................................................................... 13 Omvang van de vraag naar hbo-professionals en trends ............................................................... 16 4.1 Beroepskrachten en stagiaires op hbo-niveau ........................................................................ 16 4.2 Gesignaleerde trends en de vraag naar hbo-beroepskrachten in het primaire proces ........... 16 Conclusies en aanbevelingen.......................................................................................................... 20 5.1 Conclusies ............................................................................................................................... 20 5.2 Aanbevelingen ......................................................................................................................... 22 Bijlagen ............................................................................................................................................ 25 Bijlage 1: Respons opleidingen SPH, MWD, hbo-pedagogiek en hbo-v ........................................ 26 Bijlage 2: Onderwijsarrangementen specifiek voor de gehandicaptenzorg .................................... 28 Bijlage 3: Overzicht geïnventariseerde onderwijsarrangementen:.................................................. 34 Bijlage 4: Voorbeelden van ontwikkelde onderwijsarrangementen en specifieke projecten, waarin onderwijs en werkveld betrokken zijn nader toegelicht. .................................................................. 42 Bijlage 5: Overzicht Beroepscompentieprofiel D en de opleidingsprofielen.................................... 45 Bijlage 6: De startbekwame professional ....................................................................................... 47 Bijlage 7: Leden projectadviesgroep uitstroomprofiel GHZ............................................................. 50
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
1
1 Inleiding 1.1
Aanleiding en doel van het rapport
Dit rapport “Opleiden voor de gehandicaptenzorg op hbo-niveau” is opgesteld door MOVISIE Beroepsontwikkeling in opdracht van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland. De afgelopen jaren heeft de gehandicaptenzorg veel geïnvesteerd om de vraag van de branche naar het middelbaar en hoger beroepsonderwijs te verhelderen en om te komen tot een verdere ontwikkeling van de beroepsopleidingkolom voor de branche. In het mbo zijn hier vergaande afspraken gemaakt die hebben geleid tot aanpassing en vernieuwing van opleidingen, teneinde een goede aansluiting op de vraag van de gehandicaptenzorg mogelijk te maken. In december 2009 heeft de VGN het initiatief genomen om ook de afstemming met het hoger beroepsonderwijs te verbeteren. Er zijn in de gehandicaptenzorg zo’n 20.000 hbo-opgeleide professionals werkzaam en vanwege toename van complexiteit van het werk en vanwege de vermaatschappelijking van de zorg, wordt verwacht dat dit aantal zal toenemen. Sinds december 2009 heeft de VGN parallel aan elkaar meerdere initiatieven genomen. - De VGN heeft bij diverse landelijke opleidingsoverleggen de vraag van de branche verhelderd - De VGN heeft MOVISIE Beroepsontwikkeling gevraagd een inventarisatie te maken van specifiek op de gehandicaptenzorg gerichte onderwijsarrangementen bij hogescholen, voor de opleidingen hbo-v, SPH, MWD en Pedagogiek. - De Sectorraad HSAO (sectoraal advies college Hogers Sociaal Agogisch Onderwijs, de voorzitters van het Landelijk Opleidingsoverleg SPH, -MWD en -Pedagogiek) en VGN hebben met ondersteuning van MOVISIE meerdere malen overleg gevoerd met als doel tot concrete afspraken te komen hoe het hbo tegemoet kan komen aan de vraag van de gehandicaptenzorg - Beide partijen delen de overtuiging, dat het komen tot adequaat opgeleide professionals op hboniveau een gedeelde verantwoordelijkheid is van het onderwijs en het werkveld. Dit rapport bevat de inventarisatie door MOVISIE onder de hogere beroepsopleidingen naar specifiek op de gehandicaptenzorg gerichte onderwijsarrangementen, die momenteel aangeboden worden door de hogescholen. Tevens bevat dit rapport de resultaten van de expertmeeting, die gehouden is in het kader van het traject en een weergave van de interviews met lectoren en docenten en beroepskrachten die werkzaam zijn binnen de gehandicaptenzorg. De projectadviesgroep ‘’uitstroomprofiel gehandicaptenzorg’’ heeft dit project begeleid. Zowel de expertmeeting als de projectadviesgroep was samengesteld met deelnemers van zowel het werkveld als van het hoger beroepsonderwijs. Het rapport heeft tot doel om het overleg tussen VGN en de Sectorraad HSAO te ondersteunen met informatie en inzichten om tot een gezamenlijke beantwoording te komen van de vraag naar onderwijsarrangementen voor de gehandicaptenzorg. 1.2
Vraag van de gehandicaptenzorg
De VGN heeft op basis van signalen van haar leden geconstateerd dat er een groeiende behoefte is aan een voor de branche gehandicaptenzorg landelijk herkenbare en door de branche erkende hboopleiding die optimaal aansluit op de kennis en kunde die beroepskrachten op hoger niveau in het primair proces nodig hebben. Bij het Hoger Beroepsonderwijs wordt deze vraag herkend en het
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
2
1
beroepsonderwijs wil zich inspannen om aan op de in het profiel D gearticuleerde vraag naar adequaat opgeleide beroepskrachten op hbo-niveau te kunnen voldoen. Daarbij is het noodzakelijk om voldoende onderscheid te maken met de nieuwe op de gehandicaptenzorg gerichte opleidingen op mbo-niveau. In navolging van de ontwikkeling van het uitstroomprofiel voor de jeugdzorg is de vraag van de VGN aan het beroepsonderwijs om te komen tot een vergelijkbaar uitstroomprofiel voor de gehandicaptenzorg. De uitvoering daarvan zal in nauwe samenwerking met de HSAO (hoger sociaalagogische)- opleidingen gestalte krijgen. Het verder gelegen doel is om daarmee een meer samenhangende beroepsopleidingenkolom te realiseren, waardoor er gerichter opgeleid wordt voor de gehandicaptensector. Bij de ontwikkeling van het uitstroomprofiel voor de jeugdzorg is de volgende definitie voor uitstroomprofiel gehanteerd: een ‘substantieel deel van de opleiding, waarin specifieke doelgroepgerichte, activiteitgerichte of probleemgerichte competenties worden verworven’. Een uitstroomprofiel kan gelijk staan aan de opleiding, inclusief een aantekening op het diploma of diplomasupplement, die aangeeft dat naast de brede opleidingscompetenties een specialisatie van een bepaalde omvang heeft plaatsgevonden. In de loop van 2010 heeft de Sectorraad HSAO beleid ontwikkeld op welke wijze vragen uit het werkveld beantwoord kunnen worden met uitstroomprofielen 2 of andere onderwijsarrangementen . 1.3
De beroepsuitoefening op niveau D in het primair proces in de gehandicaptenzorg
Voor ondermeer een goede aansluiting tussen onderwijs en de beroepsuitoefening is het Beroepscompetentieprofiel voor professionals met een hogere functie (niveau D) in het primaire proces van de gehandicaptenzorg ontwikkeld. Dit competentieprofiel geeft een beschrijving van de uitoefening van de niveau D functie in het primaire proces in de gehandicaptenzorg. Functies op niveau D in de gehandicaptenzorg zijn nog sterk in ontwikkeling, zowel waar het gaat om de inhoud van de betreffende functies als om het aantal functies op dit niveau. In onderstaande geven we een korte beschrijving van deze functie gebaseerd op het ontwikkelde competentieprofiel. De functienamen van beroepskrachten op niveau D in de gehandicaptenzorg zijn in de praktijk verschillend. Voorbeelden zijn ondersteuningscoördinator, persoonlijk begeleider/coach, coördinerend (groeps)begeleider, dienstverleningscoördinator of zorgcoördinator. Deze functies komen onder meer voor in voorzieningen voor intramuraal verblijf, begeleid zelfstandig wonen, dagbesteding en in een gezinsvervangend tehuis. Een overkoepelend doel in de gehandicaptenzorg is dat de dienstverlening erop gericht moet zijn om mensen met een beperking een zo normaal en zelfstandig mogelijk leven te laten leiden. Naast het leveren van de benodigde zorg en ondersteuning, neemt het motiveren en stimuleren naar zelfstandig functioneren hierin een belangrijke plaats in. De taak van de beroepskracht op niveau D hierin is om de cliënt te coachen. Dat wil zeggen adviseren, stimuleren en ondersteunen om de regie over hun eigen leven te hebben. Hij werkt daarbij continu aan het verbeteren van de eigen regie van cliënten. Naast het coachen van de cliënt vervult de beroepskracht op niveau D een belangrijke rol in het coachen van zijn collega’s bij het verlenen van de zorg- en dienstverlening. Hoe de begeleiding voor de cliënt er uit moet komen te zien is weergegeven in het zorg- en ondersteuningsplan. De beroepskracht op niveau
1
Beroepscompetentieprofiel voor professionals met een hogere functie (niveau D) in het primaire proces van de gehandicaptenzorg 2 HSAO Contourennota Uitstroomprofielen & Onderwijsarrangementen.
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
3
D speelt een belangrijke rol bij het ontwerpen van het zorg – en ondersteuningplan voor cliënten. Hij kijkt naar mogelijkheden, behoeften en (nieuwe) middelen en stuurt tussentijds bij. Verder heeft de beroepskracht op niveau D een regisserende taak door waarnodig de grenzen aan te geven. Hij kijkt daarbij naar de wensen van de cliënt en kijkt vanuit het perspectief van het professioneel handelen. De beroepskracht op niveau D is verantwoordelijk voor: - de procesgang waarin de primaire werkzaamheden worden uitgevoerd. Dat wil zeggen het opstellen en uitvoeren van het zorg- en ondersteuningsplan. - het op papier zetten van een zorg- en ondersteuningplan en het maken van een vertaling naar concrete handelingen. - het zorgen voor continuïteit. De voortgang op de begeleiding en de doorlopende afstemming op de behoeftes en wensen van de cliënt. Vaak is de beroepskracht op niveau D eerste aanspreekpunt voor de cliënt en diens omgeving. - de evaluatie van de zorg en ondersteuning die geboden wordt en stemt continu af met de cliënt en de betrokken zorg- en hulpverleners. - het optimaliseren van de kwaliteit van het professioneel handelen. De beroepskracht op niveau D coördineert dus de werkzaamheden op de afdeling of van het team, maar voert daarnaast ook altijd zelf cliëntgebonden taken uit. Typerend voor beroepskrachten op niveau D is dat deze gang van zaken zelfstandig wordt uitgevoerd, dit in tegenstelling tot beroepskrachten die op lagere niveaus werkzaam zijn. ( ‘’ in mijn werk moet ik oplossingen bedenken die nog niet door anderen bedacht zijn’’. ) Daarbij moet regelmatig snel ingespeeld worden op veranderingen in de hulpvraag of in het gedrag van cliënten. De beroepskracht op niveau D stelt prioriteiten en maakt heldere afgewogen keuzes. Hij werkt veelal met complexe problematiek waarbij samenwerking met meerdere disciplines is vereist. Naast het beroepscompetentieprofiel D zijn voor de gehandicaptensector verdiepende profielen ontwikkeld voor de ondersteuning en begeleiding van de volgende doelgroepen: • Ondersteuning bieden aan mensen met een ernstige meervoudige handicap • Ondersteuning bieden aan mensen met autisme spectrum stoornissen • Ondersteuning bieden aan mensen met een zintuiglijke beperking • Ondersteuning bieden aan kinderen (0-6) met een achterstandsontwikkeling • Ondersteuning bieden aan mensen met niet-aangeboren hersenletsel • Behandeling en begeleiding bieden aan mensen met een licht verstandelijke beperking De meerwaarde van de hbo opgeleide professional ten opzichte van de lager (meestal op mbo-niveau) opgeleiden in de Gehandicaptenzorg is in de volgende drie kenmerken samen te vatten: 1. De professional op niveau D werkt met cliënten in complexe situaties met meervoudig samengestelde problematiek, waarbij zich ook onvoorspelbaar gedrag kan voordoen. Om naar eigen vermogen een plaats in de samenleving in te nemen, vragen deze cliënten om een intensieve begeleiding, waarbij vaak meerdere disciplines zijn betrokken. 2. De professional op niveau D coacht andere professionals, neemt deel in of voert regie over netwerken van professionals van andere voorzieningen en van naaste betrokkenen of mantelzorgers. De professional geeft op basis van zijn kennis en inzicht aan ketensamenwerking in formele en informele netwerken. 3. De professional op niveau D draagt zorg voor een goede kwaliteit van dienstverlening, ontwikkelt vernieuwende aanpakken en weet innovaties te implementeren.
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
4
1.4
Inventarisatie van het bestaande hbo-onderwijs gehandicaptenzorg
Binnen de diverse HSAO-opleidingen wordt momenteel op onderdelen al aandacht besteed aan de gehandicaptenzorg. Voor een goed begrip daarvan en om vaststellen welke onderdelen specifiek voor de gehandicaptenzorg zijn ontwikkeld, is het zinvol in kaart te brengen hoe de huidige onderwijsarrangementen met betrekking tot gehandicaptenzorg er uitzien. Voor de inventarisatie is uitgegaan van de volgende vraagstelling: - Welke onderwijsarrangementen worden aangeboden op hbo niveau voor de opleidingen SPH, MWD, hbo-pedagogiek en hbo-verpleegkunde? (Inventariseer en verken het huidige aanbod) In deze concept rapportage volgt een beschrijving van het huidige aanbod. - In ‘’Hoofdstuk 2: Methode van inventarisatie’’ volgt de wijze waarop de inventarisatie van onderwijsarrangementen heeft plaatsgevonden. - In ‘’Hoofdstuk 3: Inventarisatie onderwijsarrangementen” volgt een overzicht van de onderwijsarrangementen, specifiek voor de gehandicaptenzorg, zijn geïnventariseerd voor de opleidingen SPH, MWD, hbo-pedagogiek en hbo-verpleegkunde. - In “Hoofdstuk 4: Omvang van de vraag naar hbo-professionals en trends” is de kwantitatieve onderbouwing van de vraag zoals die is aangeleverd door de VGN weergegeven en worden de trends beschreven die in de toekomst op deze vraag van invloed zijn. - In “Hoofdstuk 5: Conclusies en aanbevelingen” geven wij weer welke conclusies getrokken kunnen worden uit de inventarisatie, de expertmeeting, de bijeenkomsten met de projectadviesgroep en de voortschrijdende inzichten die voortgekomen zijn uit het overleg tussen de Sectorraad HSAO en de VGN. Ook geven wij aanbevelingen hoe de gewenste onderwijsarrangementen vorm kunnen krijgen. Deze conceptversie zal nog op verschillende plaatsen worden besproken. De uitkomsten hiervan zullen verwerkt worden in een concept eindversie, die in januari 2011 voorgelegd wordt aan de Projectadviesgroep Uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg. Met de verwerking van hun opmerkingen zal in februari 2011 het eindrapport worden aangeboden.
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
5
2 Methode van onderzoek Voor de inventarisatie van de onderwijsarrangementen is gebruik gemaakt van een digitale vragenlijst. Deze vragenlijst is verzonden naar contactpersonen en docenten van de vier relevante opleidingen voor de gehandicaptenzorg. Voor het verzamelen van namen van contactpersonen en docenten is gebruik gemaakt van het netwerk van de leden van de projectgroep Uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg en de regionale samenwerkingsverbanden tussen de gehandicaptensector en de opleidingen. Tevens is contact gelegd met de voorzitters van het Landelijk Overleg Opleidingen voor hbo-v, SPH, MWD en hbo-pedagogiek. Er is gekozen om niet zoals, voor de inventarisatie van de jeugdzorg alle (bijna 100) opleidingen te benaderen, maar door gebruik te maken van de netwerken en contacten met het onderwijs de inventarisatie van onderwijsarrangementen gerichter en effectiever te laten plaatsvinden. In totaal zijn 64 vragenlijsten digitaal verzonden. Hierbij zijn soms meerdere contactpersonen van een opleiding benaderd. Uiteindelijk hebben 31 respondenten de vragenlijst ingevuld terug gestuurd. Het merendeel van de vragenlijsten is ingevuld door docenten. Daarnaast zijn er enkele coördinatoren, beleidsmedewerkers of managers, die de vragenlijst hebben ingevuld. Naast het versturen van de vragenlijst zijn voor de inventarisatie 5 interviews afgenomen bij lectoren en docenten. Tabel 1: Respons per opleiding Totaal aantal opleidingen
Aantal voor de Respons per opleiding ingevulde opleiding vragenlijsten SPH 15 14 93% MWD 15 9 60% hbo-v 16 9 56% hbo-pedagogiek 10 3 30% N.B. naast de in de tabel weergeven ‘’aantal voor de opleiding ingevulde vragenlijsten’’ zijn nog twee vragenlijsten ingevuld voor de opleiding (Breed) Social Work De respondenten is ook gevraagd voor welke opleidingsvariant zij de vragenlijst invulden. Hierbij was het mogelijk om meerdere opleidingsvarianten aan te geven. Tabel 2: Aantal ontvangen vragenlijsten per opleidingsvariant
Opleidingsvariant
Voltijd Deeltijd Duaal Anders
SPH 13 9 4
MWD 9 8 3
Opleiding hbopedagogiek 2 3
hbo-v 9 7 3 1
Anders 2
De 31 respondenten leveren in totaal een beschrijving van 42 onderwijsarrangementen op specifiek voor de gehandicaptenzorg. In bijlage 2 is per hogeschool het aantal onderwijsarrangementen specifiek voor de gehandicaptenzorg weergegeven. Per onderwijsarrangement is weergegeven hoeveel deelnemers het onderwijsarrangement naar schatting volgen in het studiejaar 2009 / 2010.
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
6
Verder is in de bijlage aangegeven of het gaat om een minor, major, module of andere typering van het onderwijsarrangement, het aantal ECTS en voor welke opleiding of opleidingen het arrangement wordt aangeboden.
Toelichting: Type onderwijsarrangementen in het hoger beroepsonderwijs en European Credit Transfer System (ECTS) Major: > is een samenhangend vakkenpakket dat bedoeld is als kern of basis van de beroepsopleiding. Het gaat om de ontwikkeling van domein- en opleidingsspecifieke competenties (120-210 studiepunten). De helft of meer van de opleiding bestaat uit het majorprogramma en daarmee is dit het hoofdprogramma.
Minor: > is een samenhangend vakkenpakket dat bedoeld is als specialisatie of ter verbreding van je kennis (15-30 studiepunten of meer). De minorkeuze ligt bij de student. Meestal kan een student uit meerdere minoren kiezen en volgt de student een enkele minor, of de opleiding kleedt het zo in dat studenten meerdere minoren kunnen volgen. Minoren kunnen als volgt worden ingedeeld: specialisatieminor, opleidingsspecifieke competenties of afgestemd op het vakgebied waarbinnen de student later wil gaan werken differentiatie minor, verbredende competenties; minder vastomlijnd vastgesteld op het vakgebied waarbinnen de student later wil gaan werken
Module: > is onderdeel van een programma. Een module geeft de mogelijkheid kennis of vaardigheden over een deel van een breder onderwerp of probleem te verwerven.
European Credit Transfer System: > ECTS is een systeem waarmee studiepunten van een bepaald land kunnen worden omgezet naar een Europese standaard. Deze Europese standaard wordt de nieuwe maat voor het uitdrukken van de studielast. Een ECTS-punt staat voor 28 uur studeren. Een 4-jarige hbo-bachelor heeft een studielast van 240 ECTS-punten.
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
7
3 Inventarisatie onderwijsarrangementen De door de docenten, coördinatoren, beleidsmedewerkers of managers van de hogescholen ingevulde vragenlijsten leveren een beeld op van 42 onderwijsarrangementen, die specifiek voor de gehandicaptenzorg zijn ontwikkeld. In dit hoofdstuk ‘’inventarisatie onderwijsarrangementen’’ noemen we een aantal kenmerken van de onderwijsarrangementen. Vervolgens geven we aan welke ‘’competenties’’ en ‘’keuzes en dilemma’s’’ uit het beroepscompetentieprofiel voor professionals met een hogere functie (niveau D) in het primaire proces van de gehandicaptenzorg aanbod komen naar de mening van de docenten/ coördinatoren van de hogescholen en of de onderwijsarrangementen in samenwerking met het werkveld zijn ontwikkeld. 3.1 Kenmerken van de onderwijsarrangementen De 42 onderwijsarrangementen zijn als volgt te typeren.
Aantal onderwijsarrangementen
Type onderwijsarrangementen 25
21
20 15 8
10
7
6
5 0 Major
Minor
Module
Anders
Opmerking: het type onderwijsarrangement ‘’major’’ wil in de tabel zeggen onderdelen van een major.
Het merendeel van de 42 onderwijsarrangementen is een minor, maar daarnaast zijn ook onderdelen van de majors en modulen specifiek ontwikkeld voor de gehandicaptenzorg. De 42 onderwijsarrangementen worden aangeboden aan de volgende studenten.
Aantal onderwijsarrangementen
Aantal onderwijsarrangementen per opleiding en studiejaar 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
17 15
9
4
14 10
9
8
7
SPH MWD HBO - Pedagogiek
6
3 1
16
3
HBO -V
4
1
1ste jaars
2de jaars
3de jaars
4de jaars
Opmerking: Een aantal onderwijsarrangementen wordt aangeboden aan meerdere opleidingen.
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
8
Opvallend is dat met name in het laatste studiejaar er onderwijsarrangementen specifiek voor de gehandicaptenzorg worden aangeboden. Daarnaast geldt voor de eerstejaars hbo-v en de tweedejaars SPH dat er ook relatief veel onderwijsarrangementen specifiek voor de gehandicaptenzorg zijn ontwikkeld. Vervolgens is gevraagd op welke deelsectoren c.q. gebied van de gehandicaptenzorg zich het onderwijsarrangement richt. Onderwijsarrangementen gericht op specifieke deelsectoren c.q. gebieden van de gehandicaptenzorg 40
Aantal onderwijsarrangementen
Kinderen (0-6 jaar) met een ontwikkelingsachterstand
34
35
29
30
Mensen met een licht verstandelijke beperking met ernstige gedragsproblemen
25
Mensen met autisme spectrum stoornissen 21
20
17
17
21 Mensen met een zintuiglijke beperking
15 10 5
Mensen met ernstige meervoudige beperkingen Mensen met niet aangeboren hersenletsel
0
Uit de gegevens blijkt dat een onderwijsarrangement zich veelal op meerdere gebieden van de gehandicaptensector richten. ‘’Behandeling en begeleiding voor mensen met een licht verstandelijke beperking met ernstige gedragsproblemen’’ komt in 81%, 34 van de 42 onderwijsarrangementen aan de orde. Vervolgens komt ‘’Ondersteuning voor mensen met autisme spectrum stoornissen’’ in 69%, 29 van de 42 onderwijsarrangementen aan bod. 3.2 Competenties uit het beroepscompetentieprofiel, niveau D, die aan bod komen In het ‘’Beroepscompetentieprofiel voor professionals met een hogere functie (niveau D) in het primaire proces van de gehandicaptenzorg’’ zijn de competenties weergegeven, die specifiek zijn voor de professional op niveau D. In onderstaande tabel is weergegeven in hoeverre de competenties weergegeven in profiel D aanbod komen in de 42 geïnventariseerde onderwijsarrangementen en in welke mate de competentie aanbod komt. De mate waarin een competentie aanbod komt is als volgt weergegeven:
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
9
niet van toepassing is
niet of nauwelijks
enigszins
voldoende mate
uitgebreid
In hoeverre komt de ontwikkeling van onderstaande competenties in het onderwijsarrangement aan de orde?
ruime mate en
De getallen weergegeven in onderstaande tabel geven het aantal onderwijsarrangementen weer.
Vraaggericht werken: vraag verhelderen en aansluiten bij de behoefte van de cliënt -
Door analyse de behoefte helder krijgen Observeren en veranderingen signaleren om het
19 18
16 11
2 5
2 4
1 2
begeleidingsplan op te stellen Communiceren /contact -
Opbouwen van een vertrouwensband Opbouwen van een netwerk en samenwerken
16 15
15 12
4 7
4 5
2 2
-
Communiceren op afgestemde manier Helder schriftelijk communiceren
17 10
15 20
5 5
1 3
3 2
18 15
19 12
1 9
3 3
1 3
4
10
17
7
4
Gestructureerd, methodisch en kostenbewust werken -
Methodische werken Prioriteiten stellen Kostenbewust werken
Omgaan met grenzen -
Bepalen van grenzen en ernaar handelen Bepalen van grenzen van bekwaamheid
14 10
18 19
6 8
1 3
3 2
-
Beslissingen nemen in geval van conflicten Betrokkenheid tonen en afstand nemen
17 16
10 13
9 8
2 2
4 3
-
Veiligheid en verantwoordelijkheid Wet- en regelgeving toepassen
13 7
19 16
5 15
1 4
3 -
Ondersteunen van de cliënt -
Rol en taken inschatten en bepalen
20
12
7
3
-
-
Randvoorwaarden scheppen Ondersteunen van de cliënt Verpleegtechnisch handelen
16 18
14 17
6 3
4 3
2 1
3
9
7
12
11
Ontwikkelingsgericht begeleiden -
Motiveren en stimuleren bij de zelfstandigheid van de cliënt
16
17
5
3
1
-
Talenten ontwikkelen Vasthoudend zijn
12 13
11 11
11 11
6 4
2 3
Regie en coördinatie -
Samenwerken en afstemmen
20
11
7
3
1
-
Regie voeren Ondernemen en kansen zien
14 14
17 12
8 9
3 3
4
Werken als professional in een professionele organisatie -
Voorwaarden creëren om professioneel en prettig te werken
12
15
11
2
2
-
Reflecteren op eigen handelen en deskundigheid bevorderen Kwaliteitsverbetering en innovaties
24 19
10 10
5 7
1 4
2 2
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
10
3.3 Keuzes en dilemma’s uit het beroepscompetentieprofiel, niveau D, die aan bod komen In het ‘’Beroepscompetentieprofiel voor professionals met een hogere functie (niveau D) in het primaire proces van de gehandicaptenzorg’’ zijn de keuzes en dilemma’s weergegeven waar een beroepskracht werkzaam in de gehandicaptensector regelmatig mee in aanraking komt. In onderstaande tabel is weergegeven in hoeverre de keuzes en dilemma’s weergegeven in profiel D aanbod komen in de 42 geïnventariseerde onderwijsarrangementen en in welke mate de keuzes en dilemma’s competentie aanbod komen. De mate waarin een keuze en dilemma aanbod komt is als volgt weergegeven:
1.
Omgaan met (verschillende) normen en waarden van de cliënt, het cliëntsysteem, de organisatie en de eigen,
niet van toepassing is
niet of nauwelijks
enigszins
voldoende mate
uitgebreid
In hoeverre komen onderstaande keuzes en dilemma’s in het onderwijsarrangement aan de orde?
ruime mate en
De getallen weergegeven in onderstaande tabel geven het aantal onderwijsarrangementen weer.
24
12
2
2
2
13
16
8
4
1
16
13
9
3
1
professionele zienswijze, normen en waarden. 2.
Vasthouden aan afspraken in het begeleidingsplan versus flexibel omgaan met de veranderende cliëntvraag.
3.
Begeleiden versus overnemen van taken en verantwoordelijkheden.
4.
Betrokkenheid versus distantie.
20
11
7
2
2
5.
Werkzaamheden zelf uitvoeren versus inschakelen van
12
12
12
4
2
anderen. 6.
Individueel belang versus groepsbelang.
12
12
11
5
2
7.
Belangen van de cliënt en de betrokkenen versus
11
8
15
6
2
20
11
8
1
2
16
11
10
3
2
18
16
5
2
1
(financiële) mogelijkheden binnen de organisatie. 8.
Bevorderen van de autonomie van de cliënt en/of de groep versus garanderen van de veiligheid.
9.
Beroep op mensen die de cliënt ondersteunen versus inschakelen van professionele ondersteuning.
10. Vraaggericht werken versus zelf invullen bij bemoeilijkte communicatie.
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
11
3.4 De ontwikkeling van onderwijsarrangementen i.s.m. de gehandicaptensector Uit de inventarisatie blijkt dat 81% van de onderwijsarrangementen in samenwerking met de gehandicaptensector is ontwikkeld. Vervolgens is gevraagd of de respondenten kunnen toelichten hoe de samenwerking voor de ontwikkeling van het onderwijsarrangement vorm heeft gekregen. Diverse respondenten geven aan een werkgroep, een werkveldcommissie of ontwerpgroep op te hebben gezet. In deze werkgroepen zitten vaak diverse afgevaardigden uit het (regionale) werkveld, gastdocenten en ervaringsdeskundigen. Ook geven twee respondenten aan dat er lectoraten bij de ontwikkeling van het onderwijsarrangement betrokken zijn voor of onderzoeksmatige activiteiten of voor deelname aan de werkgroep en het actueel houden van het onderwijsarrangement. Het is opvallend dat vrijwel alle respondenten aangeven professionals of anderen uit het werkveld te betrekken of te consulteren via een klankbordgroep. Ideeën en plannen worden met elkaar besproken en casuïstiek wordt aan het werkveld voorgelegd. Eén respondent geeft aan dat de professionals uit het werkveld een bijdrage leverden als trendwatcher en dat zij tevens het ontwikkelde lesmateriaal beoordeelden. Een andere respondent zegt dat zij zorgverleners uit het werkveld hebben mee laten schrijven en lezen van de module. Deze zorgverleners werken tevens meer aan de jaarlijkse bijstellingen. Een respondent geeft aan dat er een stuurgroep is opgezet met daarin alle deelnemende gehandicaptenorganisaties. Er is in deze stuurgroep met alle organisaties een samenwerkingsconvenant afgesloten. Ook andere respondenten zeggen samenwerkingsconvenanten opgezet te hebben met diverse hogescholen, docenten met een praktijkachtergrond en organisaties uit het werkveld. Eén respondent geeft aan dat zij via een SWAL project met het arrangement aan de slag zijn gegaan. Een ander via een kennisgroep hbo. Naast het opzetten van werk- en ontwerpgroepen, geven verschillende respondenten aan een ‘Netwerk werken en leren’ te hebben opgezet. Bij één respondent heeft het netwerk werken en leren geleid tot de ontwikkeling van drie minoren op drie hogescholen (INHOLLAND Rotterdam, HS Leiden en HHS). Op sommige plekken is gekozen voor een informeel netwerk bestaande uit docenten, diverse collega’s uit het onderwijs en het werkveld, collega’s die werkzaam zijn in RAAK-projecten en promovendi Ghz. Een aantal respondenten geven aan diverse gesprekken te hebben gevoerd met praktijkopleiders, werkbegeleiders, begeleiders en stagiaires die binnen de Ghz werken. De gesprekken resulteerden in bijstellen van inhoud van programma naar aanleiding van ontwikkelingen of minder of meer voorkomende problematiek. Ook is er gebruik gemaakt van praktijkmaterialen en brochures van diverse instellingen binnen Ghz om met het onderwijsarrangement aan te sluiten bij nieuwste ontwikkelingen en is er mee geparticipeerd in lessen. In de bijlage zijn enkele voorbeelden van ontwikkelde onderwijsarrangementen en specifieke projecten, waarin onderwijs en werkveld betrokken zijn nader toegelicht. 3.5 Beroepscompetentieprofielen en competenties weergegeven in de opleidingsprofielen Om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de mate waarin binnen de opleiding aandacht is voor de zorg en begeleiding voor mensen met een handicap zijn naast de inventarisatie van specifieke onderwijsarrangementen de competenties weergegeven in het beroepscompetentieprofiel D vergeleken met de competenties weergegeven in de opleidingsprofielen (zie bijlage 5). De
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
12
opleidingsprofielen zijn echter op een hoger abstractie niveau weergegeven dan het beroepscompetentieprofiel D waardoor een goede vergelijking lastig is. Vervolgens is aan vier beroepskrachten gevraagd wat je als afgestudeerde student in huis moet hebben om je functie op hbo niveau goed uit te oefenen in de gehandicaptenzorg. De beschrijving van de vier interviews is opgenomen in bijlage 6. 3.6 Verbeteren van de aansluiting tussen opleiding en beroepsuitoefening op hbo niveau; de resultaten van de expertmeeting Tijdens de expertmeeting ‘’Op weg naar een uitstroomprofiel gehandicaptenzorg’’ op 10 september 2010 worden de volgende punten genoemd, die gewenst zijn voor een goede vooropleiding voor de gehandicaptenzorg. De punten hebben betrekking op de inhoud van de opleiding, omvang en randvoorwaarden. In het gewenste onderwijsaanbod komen de volgende inhoudelijke aspecten aanbod: 1. Sociaal-agogisch- en gezondheidsaspect In de opleiding voor de gehandicaptenzorg is het van belang dat zowel sociaal- agogische- als gezondheidsaspecten aan de orde komen in de opleiding. Het gaat hierbij om: o Care en cure o Fysieke kennis o Waarneming lichamelijk welzijn o 8 levensdomeinen / Ondersteunen op alle levensdomeinen o Hoe kan de cliënt/ bewoner zo goed mogelijk functioneren gezien zijn/ haar beperking? o Psychopathologie, specifiek voor de gehandicaptenzorg o Ontwikkelingspsychologie, specifiek voor de gehandicaptenzorg 2. Specifieke doelgroepen De gehandicaptensector bestaat uit verschillende (uiteenlopende) doelgroepen. Om tijdens je studie kennis en ervaring op de te doen met de verschillende doelgroepen binnen de sector geeft men tijdens de expertmeeting aan dat tijdens de studie studenten zeker twee stages moeten volgen waarbij expertise wordt opgedaan met twee verschillende doegroepen. Expertise wil in dit geval zeggen, kennis van de problematiek van de doelgroep, toe kunnen passen van methodieken die relevant zijn voor de begeleiding en ondersteuning van deze specifieke doelgroep, het uitvoeren van een onderzoek ten behoeve van een specifieke doelgroep. 3. Communicatie! De professional moet in staat zijn om te kunnen communiceren met de verschillende cliënten en bewoners. Gezien de beperking of beperkingen van de cliënt zal dit veelal om extra aandacht, kennis en vaardigheden vragen. Gesprekstechnieken en communicatie mogelijkheden voor specifieke doelgroepen dienen een belangrijk onderdeel te vormen van de opleiding van de hbo’er. 4. Regieversterkend werken en versterken van het sociale netwerk - In de praktijk werkt de professional aan het versterken van de regie van de cliënt. Visie op ‘’de regie over het eigen leven’’ en de wijze waarop je als professional werkt aan het versterken van de regie van de cliënt worden als belangrijke punten genoemd voor de opleiding van de hbo’er. - De hbo’er vervult een belangrijke taak bij het (waarnodig) versterken van het sociale netwerk van cliënten. Hoe de professional in de praktijk sociale netwerken met succes kan versterken wordt
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
13
genoemd als een van de punten die van belang zijn voor de opleiding specifiek voor de gehandicaptenzorg. 5. Een vertaalslag maken naar de begeleiding en ondersteuning in de praktijk ……. Een hbo’er moet in de praktijk de uitkomsten (diagnostiek) van bijvoorbeeld een psychologische(?) test kunnen begrijpen en de vertaalslag kunnen maken naar de begeleiding en ondersteuning, die een cliënt/bewoner in de praktijk nodig heeft of aan kunnen geven wat er in een advieszorgplan van een cliënt staat en op welke wijze de verschillende medewerkers voor de cliënt uitvoering kunnen geven aan dit zorgadvies plan. 6. Attitude ontwikkeling Om kunnen gaan met dilemma’s die de professional tegenkomt in de gehandicaptenzorg en kantgericht denken worden genoemd als gewenste onderdelen voor de opleiding (‘’moresprudentie’’ – morele dilemma’s). 7. Samenwerken met professionals van verschillende disciplines en opleidingsniveaus Een hbo’er werkt in de praktijk samen met professionals van verschillende disciplines en verschillende opleidingsniveaus. Het afstemmen met verschillende disciplines en het samen werken met (en aansturen van) collega’s, die verschillende functies hebben, wordt genoemd als een van de punten die van belang zijn voor de opleiding voor de gehandicaptenzorg. 8. Abstraheren, onderzoeksvaardigheden en reflecteren De hbo’er onderscheidt zich van de mbo’er door zijn onderzoeksvaardigheden en analytisch vermogen. Meer leren abstraheren, onderzoekvaardigheden en kunnen reflecteren worden als belangrijke aspecten genoemd voor de opleiding van de hbo’er voor de gehandicaptenzorg. 9. Innoveren en verbeteren van kwaliteit De hbo’er komt met voorstellen voor verbetering in de dienstverlening, denkt mee over nieuwe innovaties. Dit betekent dat tijdens de opleiding gewerkt moet worden aan het creëren van een proactieve houding, nemen van initiatief en de belangstelling voor vernieuwing en verbetering. 10. Financiering/ kostenbewust zijn - In de praktijk komt het regelmatig voor dat de wensen van de cliënten niet overeenkomen met de beschikbare financiële middelen binnen de organisatie. Voor de opleiding van belang dat de hbo’er kostenbewust is en leert om in de praktijk om te kunnen gaan met dilemma’s. - Naast het financieren van activiteiten zal de hbo’er in de praktijk ook aan lopen tegen kunnen regelen van zaken in een organisatie / bureaucratisering. Leren mee om te gaan en kennis en vaardigheden om in de praktijk succes te bereiken (dingen voor elkaar te krijgen).
Kansen en mogelijkheden om de opleiding voor de gehandicaptenzorg te verbeteren Tijdens de expertmeeting noemen de deelnemers de volgende kansen en mogelijkheden voor verbetering van de opleiding voor de gehandicaptenzorg. Benutten minor –major structuur en oriënterende stages vroeg in de opleiding In de praktijk zou de minor – major structuur nog beter benut kunnen worden. Een minor staat bijv. open voor iedereen. (student van een andere hogeschool en/of andere opleiding) Generiek opleiden en daarnaast de mogelijkheid krijgen om je verder te specialiseren. Vroeg in de opleiding moet je je breed
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
14
kunnen oriënteren. Oriënterende stages zijn hiervoor erg belangrijk. Je moet voorkomen dat studenten te vroeg in de opleiding studie keuzes moeten maken. (‘’Voor studenten is het soms echt een cultuurschok, wanneer ze in de praktijk komen’’). Als hogescholen meer samenwerken - Om de expertise op het terrein van de gehandicaptenzorg te versterken zou je als hogescholen in de praktijk nog meer samen kunnen werken. Denk hierbij aan samenwerkingsnetwerken, samenwerken aan innovatieprojecten, uitwisselen van vernieuwingen die zich voordoen in de praktijk…. (2 hogescholen dicht bij elkaar / kijk naar specialisme) - Daarnaast zijn er mogelijkheden om binnen en tussen hogescholen gebruik te maken van elkaar studie aanbod - via andere faculteiten beroepsspecifieke onderdelen (modules) volgen (bijv. Faculteit Media ‘’beleidsnotities schrijven’’). Levenslang leren – attitude ontwikkeling ‘’leren’’ houdt niet op bij het afronden van een opleiding. Hbo-studenten zullen ook na het afronden van hun opleiding nog veel leren als ze in de gehandicaptensector gaan werken. Om je als beginnende hbo beroepkracht te ontwikkelen in de praktijk is begeleiding op de werkvloer van groot belang. Deze begeleiding is in de praktijk in te vullen door het benoemen van een of meerdere mentoren, die de beginnende hbo beroepskracht tijdens het eerste jaar begeleiden. De begeleiding is vooral van belang voor een goede attitude ontwikkeling van de hbo professional. Verder wordt tijdens de expertmeeting de suggestie gedaan om coschappen in te voeren voor de startende professional op hbo-niveau. Opmerkingen: - Het gaat om meer dan branchespecifiek opleiden. Het hbo werk- en denkniveau versterken (nu wat laag van niveau). - Studenten goed op keuze voorbereiden (de gehandicaptenzorg is vaak onbekend bij de studenten). - Gezamenlijk als zorginstellingen zichtbaar maken wat de meerwaarde van de hbo’er is. - In de opleidingen rekening houden met regionale verschillen.
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
15
4 Omvang van de vraag naar hbo-professionals en trends 4.1 Beroepskrachten en stagiaires op hbo-niveau Er werken in de gehandicaptenzorg ongeveer 20.000 professionals op functies waarvoor een hbo3 opleiding nodig is die beantwoordt aan profiel D uit het competentiegebouw GHZ . Volgens Regiomarge 2009 werkten er in 2009 naar inschatting 13.200 beroepskrachten met een Sociaal Pedagogische of Verpleegkundige opleiding op hbo-niveau. Dit laatste aantal is vergelijkbaar met het aantal hbo’ers in de Jeugdzorg en het aantal hbo’ers in de GGZ. Hierbij ligt het accent in de GHZ meer op SPH dan in de andere branches, waarbij dient te worden opgemerkt dat bij de MEEorganisaties veel MWD’ers werken, die niet in Regiomarge zijn meegenomen. Het totaal aantal hbo functies in de gehandicaptenzorg is hoger dan in de Jeugdzorg of GGZ, doordat er in de Gehandicaptenzorg meer mensen werken. Het aantal sociaalagogische en verpleegkundige hbo studenten in de gehandicaptenzorg is thans 4 ongeveer 2.800 . Te verwachten valt dan dat bij verbetering van de aansluiting tussen de vraag van de gehandicaptenzorg en het opleidingsaanbod op hbo-niveau dit aantal zal toenemen. Ten eerste wordt hierdoor de meerwaarde van de hbo kwalificaties voor de gehandicaptenzorg verbeterd, waarmee de arbeidsmarktpositie van de afgestudeerde hbo’ers wordt versterkt. Hbo’ers die goed toegerust zijn voor het werk in de gehandicaptenzorg zullen eerder voor hbo-functies in aanmerking komen. Dit wordt ook door veel hbo’ers gewenst. Ten tweede sluit dit aan op de trend naar functiedifferentiatie in de gehandicaptenzorg. Werkte in het verleden het gros van de medewerkers op het hogere mbo-niveau (groepsleiders en Zverpleegkundigen), in toenemende mate is er zowel sprake van functies op niveau D (hbo-niveau) als op niveau B en A (mbo-niveau 3 en 2). Deze ontwikkeling is nodig om zowel de complexere als eenvoudiger zorgvraag efficiënt en effectief te kunnen beantwoorden. Voor zorginstellingen is het immers ook van belang dat zij goed in kunnen spelen op complexere vragen, ondermeer op het terrein van vermaatschappelijking, functie- en gedragsproblematiek. Ten derde is dit van belang voor de arbeidsmarkt. Doordat de vijver van aankomend beroepskrachten hierdoor wordt vergroot, kunnen arbeidsmarkttekorten effectiever worden voorkomen en bestreden. Dit zowel door de sector aantrekkelijk te maken voor mensen die vanuit een HAVO-VWO achtergrond doorstromen naar een beroepsopleiding, als door het bieden van carrièreperspectief voor mbo’ers die door willen stromen. 4.2 Gesignaleerde trends en de vraag naar hbo-beroepskrachten in het primaire proces 5
De toekomstverkenning van het Verwey-Jonker Instituut die in 2004 is afgerond ten behoeve van het 6 ontwerpen het de nieuwe beroepenstructuur in zorg en welzijn en de daarin beschreven trends zijn nog onverminderd van toepassing. Het landelijk competentieprofiel voor beroepskrachten (niveau ABC) 3
In totaal kent de gehandicaptenzorg 30.000 functies die ingeschaald zijn op FWG 45 t/m 55 en 6.000 functies rond FWG 60 en hoger. Naar inschatting 2/3 van de functies op FWG 45 t/ 55 correspondeert met profiel D. 4 Cijfers uit 2008 gebaseerd op digitale maatschappelijke verantwoording (DIGI-MV) en gegevens stagefonds. 5 K. van Vliet e.a.: Toekomstverkenning ten behoeve van een beroepenstructuur in zorg en welzijn. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut 2004 6 P.Vlaar e.a.: Klaar voor de Toekomst, een nieuwe beroepenstructuur voor de branches welzijn en maatschappelijke dienstverlening, gehandicaptenzorg, jeugdzorg en kinderopvang
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
16
7
in het primaire proces van de gehandicaptenzorg , maakt deel uit van deze beroepenstructuur. Het competentieprofiel D is voortbouwend op het ABC profiel door de VGN later toegevoegd. Samengevat (niet volledig) beschrijft de Toekomstverkenning de volgende trends: Maatschappelijke ontwikkelingen: - vergrijzing en ontgroening - een meer diverse samenleving - risico’s en tempo van het moderne leven - inkrimping verzorgingsstaat - toename eigen verantwoordelijkheid burgers Beleidsontwikkelingen - verzakelijking - vraaggerichtheid - vermaatschappelijking - territoriale aanpak - integraal werken - maatschappelijke zorg Meer en intensievere aandacht aan de vraagzijde voor: - de meest kwetsbare en hulpbehoevende groepen - mensen met verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen - vrijwilligers (organisaties) - mantelzorgers en vrijwilligers in de zorg - kinderen en jongeren in risicosituaties Deze trends hebben met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning en het onlangs gelanceerde programma Welzijn Nieuwe Stijl alleen maar meer betekenis gekregen. Ook zal de focus van de professionele inzet door aankomende bezuinigingen en overheveling van functies uit de AWBZ naar de Wmo nog meer op deze trends worden gericht. Door de leden van de Project Advies Groep Uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg, zijn in 2010 de volgende trends genoemd die gevolgen hebben voor de beroepsuitoefening binnen de branche. 1. Er is sprake van een toename van complexere zorgvragen, ondermeer doordat: - de overlevingskans van voeggeborenen en mensen met (hersen-)letsel is toegenomen; - de mogelijkheden voor diagnose van meervoudige complexe stoornissen en handicaps zijn verbeterd; - er beter zicht is op bijzondere gezondheidproblemen en gezondheidsrisico’s bij verschillende doelgroepen van de gehandicaptenzorg; - de mogelijkheden voor een adequate behandeling en ondersteuning van gehandicapte zorgvragers zijn verruimd;
7
Van Arensbergen en Liefhebber: landelijk competentieprofiel voor beroepskrachten (niveau ABC) in het primaire proces van de gehandicaptenzorg. Vierde herziene druk Utrecht: VGN 2009
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
17
2. Het aantal licht verstandelijk gehandicapten (LVG) met gedragsproblematiek dat om behandeling en ondersteuning vraagt neemt toe. Bij deze groep is doorgaans sprake van een complexe problematiek. 3. Het aantal oudere gehandicapten neemt toe. Bij oudere gehandicapten met een downsyndroom komt dementie in een vroeger stadium (rond 40 jaar) voor. 4. De inzet om gehandicapten waar mogelijk en gewenst als volwaardig burger deel te laten nemen aan de samenleving vraagt om een systeemgerichte en veelal innovatieve benadering. Cliënten wonen steeds meer in kleinschalige woonprojecten of zelfstandig en het werk van de professional ambulantiseert. Met behulp van hoger gekwalificeerde professionals is op dit terrein nog veel “winst” te halen; Verschuivingen van financiering van AWBZ naar Wmo en inzet vanuit de Wmo betekenen dat meer eigen verantwoordelijkheid bij sociale netwerk van de gehandicapte wordt gelegd. Voorbeelden hiervan zijn de ouderinitiatieven en de moeder-kindzorg. Daarnaast zien we een verbreding van de maatschappelijke visie op gezondheidszorg, van ziekenzorg naar bevordering van gezondheid en gedrag. Er wordt ingezet op preventief handelen waardoor bijvoorbeeld een verminderde inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen nodig is. (De inzet van ‘’ban de band’’) 5. In de gehandicaptenzorg is een proces van functiedifferentiatie gaande, waarbij er een helder onderscheid is gemaakt tussen 4 niveaus van beroepsuitoefening in het primaire proces; A assistent begeleider B. begeleider C. persoonlijk begeleider D. coördinerend begeleider, complexe zorg. Voor niveau D wordt een hbo werk- en denkniveau gevraagd. Door de functiedifferentiatie is het beter mogelijk om verschil in complexiteit van zorgvragen van cliënten te bedienen, de kosten te beheersen én aantrekkelijk te zijn voor werkenden en werkzoekenden op de (krapper wordende) arbeidsmarkt. 6. De complexiteit van de zorgvraag speelt een steeds belangrijker rol bij de financiering van de zorg. Zo wordt in de zorgzwaartepakketten (zzp’en) van cliënten rekening gehouden met het benodigd opleidingsniveau van de professionele ondersteuning. Bij verschillende pakketten wordt er vanuit gegaan dat er ook hoger gekwalificeerde professionals nodig zijn (w.o. 0-6 jaar, autisme en epilepsie); 7. Onduidelijke, onzekere en/of moeilijk voorspelbare zorgvragen vragen veelal om een multidisciplinaire benadering, van zowel behandelaars als hoger gekwalificeerde begeleiders; 8. Het kennisbeleid voor de sector heeft de afgelopen jaren een impuls gekregen. Naast wetenschappelijk onderzoek door ondermeer diverse consortia met universiteiten, levert ook praktijkonderzoek gericht op de beroepspraktijk vanuit hoge scholen hieraan een bijdrage. Bij de vertaling van kennis naar de beroepspraktijk mag in het bijzonder van hoger gekwalificeerde professionals een bijzondere bijdrage worden verwacht.
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
18
9. Meer professionele handelingsruimte voor de professional en toenemende aandacht voor kwaliteitszorg en het werken met kwaliteitskaders, stellen hogere eisen aan de zelfstandigheid en de verantwoordelijkheid van de professional. Door VWS, Inspectie Gezondheidszorg, VGN en beroepsorganisaties (NIP, NVO, NVAVG, Phorza, V&VN) is voor de AWBZ gefinancierde gehandicaptenzorg overeengekomen het kwaliteitskader gehandicaptenzorg. In dit kader is overeenstemming over de waarden kwaliteit van bestaan en eigen regie van leven voor de ondersteuning van mensen met een beperking. De verwachting is dat door deze trends de vraag naar beroepskrachten op hbo-niveau in het primaire proces in de gehandicaptenzorg zal toenemen.
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
19
5 Conclusies en aanbevelingen 5.1 Conclusies Na overleg met de opdrachtgever sluiten wij af met enkele conclusies en aanbevelingen. Deze zijn gebaseerd op de uitkomsten van de inventarisatie, de opbrengst van de expertmeeting en de vier besprekingen met de projectadviesgroep Uitstroom Profiel Gehandicaptenzorg. Tevens zijn de uitkomsten tot dusver van het overleg tussen Sectorraad HSAO en de VGN meegenomen. Op grond hiervan komen wij tot de volgende conclusies: 1. Er is veel meer aandacht nodig voor de combinatie van gezondheidskundige en sociaal agogische aspecten in de opleidingen De vermaatschappelijking van de zorg en de visie dat de kwaliteit van leven van mensen met beperkingen voor een belangrijk deel wordt bepaald of zij deel kunnen nemen aan de samenleving, vragen om een integrale en inclusieve benadering van zowel sociale als van gezondheidskundige aspecten. In de huidige sociaal agogische en sociaal pedagogische opleidingen komen gezondheidsaspecten en lichamelijke en verstandelijke beperkingen onvoldoende aanbod en in de V&V opleidingen zijn de sociaal agogische aspecten onvoldoende aanwezig. Hiervoor zijn competenties en vakkennis op het snijvlak van het gezondheidskundig en sociaal agogisch domein noodzakelijk.
2. Of generieke competenties ook in de context van de gehandicaptenzorg kunnen worden toegepast, is nog onvoldoende zichtbaar Het hbo streeft naar generiek opgeleide professionals die beroepen kunnen uitoefenen in meerdere 8 branches en voor meerdere doelgroepen. De generieke competenties uit Vele takken één stam en de hierop gebaseerde opleidingsprofielen SPH, MWD en Pedagogiek zijn vergeleken met de 9 competenties uit het beroepscompetentieprofiel D van de gehandicaptenzorg . Door het verschil in abstractieniveau is moeilijk aan te tonen of in de verschillende opleidingen de gevraagde competenties voor de gehandicaptenzorg voldoende aanbod komen en algemeen dekkend zijn. Nader onderzoek hiernaar zou teveel tijd en energie kosten. Generieke competenties ten behoeve van bejegening, vraaggericht werken, helder communiceren, zelfregie, coördineren van ondersteuningsaanbod en het bewaken van de condities daarvoor, omgaan met budgetbegeleiding en regelgeving komen zeker in algemene zin aan bod in de weergegeven opleidingen. Het werkveld geeft echter aan dat het toepassen van generieke competenties binnen de context van de gehandicaptenzorg nu vaak als onvoldoende wordt beschouwd.
8
Vele takken , één stam, kader voor de hogere sociaal-agogische opleidingen, Sectorraad Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs, 2008 9 Zie Bijlage 5: Overzicht Beroepscompetentieprofiel D en de opleidingsprofielen
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
20
3. Door regionale verschillen hebben de opleidingen op hbo-niveau nog onvoldoende landelijk civiel effect voor de branche gehandicaptenzorg. De inventarisatie laat zien dat veel hogescholen (81%) in samenwerking met het regionale werkveld tal van onderwijsarrangementen hebben ontwikkeld voor aankomende professionals die interesse hebben om in de gehandicaptenzorg te werken. Hieruit blijkt dat het hbo de vraag van de gehandicaptenzorg herkent en bereid is deze op te pakken. Door de regionale ontwikkeling vertoont het huidig ontwikkelde onderwijsaanbod een grote onderlinge variëteit, zowel naar inhoud als naar omvang. Er worden veel verschillende onderwijsarrangement geboden, maar dit biedt nu nog geen eenduidig aanbod voor het profiel D van de gehandicaptenzorg. De VGN streeft naar een landelijk erkend uitstroomprofiel met een landelijk civiel effect. De VGN vraagt om een landelijk eenduidig aanbod met specifiek op de gehandicaptenzorg gerichte competenties van de professional op niveau D. Het huidige aanbod van het hbo heeft niet het gevraagde landelijk civiel effect.
4. De vraag naar hbo’ers zal toenemen binnen de branche gehandicaptenzorg Er werken in de gehandicaptenzorg ongeveer 20.000 professionals op functies waarvoor een hbo10 opleiding nodig is die beantwoordt aan profiel D uit het competentiegebouw GHZ . Volgens Regiomarge 2009 werkten er in 2009 naar inschatting 13.200 beroepskrachten met een Sociaal Pedagogische of Verpleegkundige opleiding op hbo-niveau. Het aantal sociaalagogische en 11 verpleegkundige hbo studenten dat stage loopt in de gehandicaptenzorg is thans ongeveer 2.800 . Te verwachten valt dan dat bij verbetering van de aansluiting tussen de vraag van de gehandicaptenzorg en het opleidingsaanbod op hbo-niveau dit aantal zal toenemen. De aantallen hbo’ers en stagiaires, die momenteel werkzaam zijn in de gehandicaptenzorg bieden voldoende onderbouwing dat hboopgeleiden een functie op het juiste niveau kunnen krijgen. Op basis van de genoemde trends, zoals toenemende functiedifferentiatie, de toename van complexe en meervoudige zorgvragen, de inzet om gehandicapten waar mogelijk en gewenst als volwaardig burger deel te laten nemen aan de samenleving en toenemende aandacht voor kwaliteitszorg en het werken met kwaliteitskaders, stellen hogere eisen aan de zelfstandigheid en de verantwoordelijkheid van de professional en vragen om hoger gekwalificeerde professionals. De verwachting is gerechtvaardigd dat de vraag naar hoger opgeleiden in de gehandicaptensector in de toekomst dan ook zal toenemen. 5. De ontwikkeling van een grotere differentiatie in niveaus van beroepsuitoefening in de gehandicaptenzorg is onvoldoende bekend Zowel bij studenten als bij docenten in het hoger beroepsonderwijs bestaat het beeld dat in de gehandicaptensector voornamelijk mbo-opgeleiden in het primaire proces werkzaam zijn. In de gehandicaptensector is functiedifferentiatie een relatief nieuwe ontwikkeling en het is bij het onderwijs nog onvoldoende bekend dat er in de gehandicaptenzorg een substantieel aantal aantrekkelijke functies voor hbo’ers zijn en dat deze functies op hbo-niveau door de nieuwe ontwikkelingen bovendien zullen toenemen.( zie conclusie 4) In verschillende regio’s wordt al gewerkt aan de verbetering van de
10
In totaal kent de gehandicaptenzorg 30.000 functies die ingeschaald zijn op FWG 45 t/m 55 en 6.000 functies rond FWG 60 en hoger. Naar inschatting 2/3 van de functies op FWG 45 t/ 55 correspondeert met profiel D. 11 Cijfers uit 2008 gebaseerd op digitale maatschappelijke verantwoording (DIGI-MV) en gegevens stagefonds.
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
21
beeldvorming, Voor het bijstellen van deze beeldvorming op landelijk niveau zijn gezamenlijke inspanningen in de sfeer van werkveldoriëntatie en imagoverbetering noodzakelijk. Samenvattend: Zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht is een betere aansluiting tussen hbo en het werkveld gehandicaptenzorg noodzakelijk De ontwikkelingen in de gehandicaptenzorg vragen om een substantieel aantal professionals die hoger beroepsonderwijs hebben gevolgd, waarin zij zich voor hebben kunnen bereiden op het werken in deze branche. Het gaat dan om generiek opgeleide professionals die daarnaast over specifieke competenties op het snijvlak van gezondheid en gedrag kunnen beschikken die voor het werken in de gehandicaptenzorg van belang zijn. Het hoger beroepsonderwijs ziet een landelijk meer eenduidig onderwijsaanbod voor de gehandicaptenzorg als een goede mogelijkheid om aan de vraag van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland tegemoet te komen. Zowel onderwijs als werkveld delen de opvatting dat zij dit in gezamenlijkheid moeten ontwikkelen. 5.2 Aanbevelingen Op basis van de bovenstaande conclusies, bevelen wij zowel de vertegenwoordigers van de gehandicaptenzorg (VGN) als die van het hoger beroepsonderwijs (SR HSAO) aan om gezamenlijk onderwijsarrangementen met een landelijk civiel effect te ontwikkelen. Voor het ontwikkelen van de onderwijsarrangementen kan gebruik gemaakt worden van de kennis, die zowel bij het onderwijs bij reeds ontwikkelde onderwijsarrangementen aanwezig is, als van de kennis van het werkveld. Bij het ontwikkelen van de onderwijsarrangementen biedt deze inventarisatie de volgende inzichten ten behoeve van het ontwerp ervan: •
De te ontwikkelen onderwijsarrangementen leiden tot startbekwame professionals op hbo-niveau, die gekwalificeerd zijn om in de gehandicaptenzorg op niveau D te gaan werken. Zij hebben een onderwijsprogramma gevolgd waarin zij naast de ontwikkeling van hun generieke competenties voldoende aandacht hebben besteed aan specifieke op de gehandicaptenzorg gerichte competenties en kennis. Deze professionals beschikken na een periode om tot vakvolwassenheid te komen over de competenties om de volgende taken contextspecifiek te kunnen uitvoeren: - Ondersteuning bieden op alle leefdomeinen van gezondheid tot maatschappelijke participatie. - Cliënten in complexe situaties met meervoudig samengestelde problematiek en soms onvoorspelbaar gedrag ondersteunen om naar eigen vermogen een plaats in de samenleving in te nemen. - Interdisciplinair werken en deel nemen in of regie voeren over netwerken van professionals met hogere en lagere niveaus. - Informele netwerken ondersteunen en sturing geven aan ketensamenwerking. een coachende rol vervullen voor collega’s en professionals van partners in het netwerk. - Zorg dragen voor een goede kwaliteit van dienstverlening, vernieuwende aanpakken te ontwikkelen en innovaties te implementeren. - Adequaat communiceren met cliënten met beperkingen. - Zelf onderzoek verrichten en diagnostiek vertalen naar begeleiding en ondersteuning op maat met optimaal gebruik van de financiële mogelijkheden en het sociale netwerk. - Wet- en regelgeving interpreteren voor optimale ondersteuning aan cliënten. Deze professionals hebben de juiste attitude voor het werken in de gehandicaptenzorg (moresprudentie). Zij kunnen abstraheren, reflecteren en onderzoeken. Zij hebben kennis van
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
22
regieversterkend werken, care & cure, fysieke kennis, psychopathologie en ontwikkelingspsychologie en kunnen deze kennis geïntegreerd toepassen in hun werk. •
Om aankomende beroepskrachten inzicht te geven in mogelijke beroepen en functies in de gehandicaptenzorg, die aantrekkelijk zijn voor hbo-afgestudeerde professionals bevelen wij aan in opleidingen een oriëntatie op de gehandicaptenzorg op te nemen en als werkveld stage plaatsen op hbo-niveau12 beschikbaar te stellen. Opleidingen en werkveld werken hierin samen om het imago van de sector als een sector voor de gehele beroepskolom te versterken.
•
Naast het generieke deel zou een substantieel deel van de opleiding specifiek ingericht moeten worden met onderwijsarrangementen die tegemoet komen aan de vraag, zoals die gearticuleerd is in het landelijk profiel voor de gehandicaptenzorg niveau D. Daartoe wordt het volgende aanbevolen: - Een onderwijsarrangement te ontwikkelen dat bestaat uit een binnenschools en buitenschools deel te weten in ieder geval een landelijk vastgestelde minor Gehandicaptenzorg, die kan voorzien in de bovengenoemde competenties en kennis, een stage (bij voorkeur met twee verschillende doelgroepen) en een afstudeer opdracht, die specifiek op onderzoek op praktijkontwikkeling in de gehandicaptenzorg is gericht. - Afspraken te maken in de regio’s tussen het betreffende werkveld en hogere beroepsopleidingen voor het inrichten van specifieke onderwijsarrangementen, die tegemoet komen aan één of meerdere verdiepende profielen. - Voldoende stagemogelijkheden op hbo-niveau te bieden door de gehandicaptenzorg, bij voorkeur, waarbij geleerd wordt ook de generieke competenties in de context van de gehandicaptenzorg toe te passen. - De omvang van de onderwijsarrangementen wordt in het overleg (zie 4) nader vastgesteld.
Om met goed resultaat gevolg te geven aan deze aanbevelingen worden de volgende stappen ondernomen: •
De VGN biedt dit rapport aan aan de Sectorraad HSAO met de vraag om de aanbevelingen op te volgen en het gevraagde onderwijsarrangement (minor Gehandicaptenzorg, stage en afstudeeropdracht) te realiseren met een landelijke geldigheid volgens de daartoe geldende 13 procedures in het hbo . De VGN vraagt de sectorraad HSAO hierbij om overleg hierover te openen met de sectorraad HGZO om de integratie van gezondheidskundige en sociaal (ped)agogische aspecten te ontwikkelen. De VGN vraagt de sectorraad HSAO een opdracht te verstrekken aan een werkgroep die het betreffende onderwijsarrangement zal ontwikkelen. De VGN biedt aan om met enkele vertegenwoordigers plaats te nemen in een stuurgroep die het proces aanstuurt.
•
De VGN draagt zorg voor validering en branche-erkenning van het onderwijsarrangement. Over de vorm waarin dit op het diplomasupplement wordt vastgelegd zal in een later stadium overleg plaatsvinden. Er worden afspraken gemaakt over een proefperiode, evaluatie en bijstelling. Tevens maken het werkveld en beroepsopleidingen werkafspraken om de onderlinge samenwerking rond de inhoud, de maatschappelijke effecten en de borging van de kwaliteit binnen
12 13
Dit wil zeggen dat tijdens de stage taken weergegeven in Beroepscompetentieprofiel D gedaan kunnen worden. Zoals aangegeven in de HSAO Contourennota Uitstroomprofielen en onderwijsarrangementen
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
23
de daarvoor aanwezige kaders in te vullen (deelname in werkveldcommissies, stageafspraken, werkveldassessoren etc.).
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
24
6
Bijlagen
Bijlage 1: Respons opleidingen SPH, MWD, hbo-pedagogiek en hbo-v ........................................ 26 Bijlage 2: Onderwijsarrangementen specifiek voor de gehandicaptenzorg .................................... 28 Bijlage 3: Overzicht geïnventariseerde onderwijsarrangementen:.................................................. 34 Bijlage 4: Voorbeelden van ontwikkelde onderwijsarrangementen en specifieke projecten, waarin onderwijs en werkveld betrokken zijn nader toegelicht. .................................................................. 42 Bijlage 5: Overzicht Beroepscompentieprofiel D en de opleidingsprofielen.................................... 45 Bijlage 6: De startbekwame professional ....................................................................................... 47 Bijlage 7: Leden projectadviesgroep uitstroomprofiel GHZ............................................................. 50
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
25
Bijlage 1: Respons opleidingen SPH, MWD, hbo-pedagogiek en hbo-v In onderstaand overzicht is weergegeven voor welke opleidingen er een vragenlijst ingevuld terug is gestuurd. (Respondenten hebben soms voor meerdere opleidingen een vragenlijst ingevuld.) Hogeschool
Respons
1. Avans Hogeschool
SPH MWD hbo-v
(SPH, MWD, hbo-v)
2. Chr. Hogeschool Ede (SPH, MWD, hbo-v)
3. Fontys (Sociale studies, hbo-pedagogiek, hbo-v)
4. Gereformeerde Hogeschool Zwolle
Non respons
SPH MWD hbo-v Breed Social Work hbo - Pedagogiek hbo-v hbo-v SPH
MWD
SPH hbo V
MWD, hbo-pedagogiek
(SPH, MWD, hbo-pedagogiek, hbo-v)
6. Hanze Hogeschool Groningen
SPH
MWD hbo-v
SPH hbo-v
MWD, hbo-pedagogiek
(SPH, MWD, hbo-v)
5. Hogeschool Arnhem Nijmegen
(SPH, MWD, hbo-v)
7.Haagse Hogeschool (SPH, MWD, hbo-pedagogiek, hbo-v)
8. Hogeschool Rotterdam
SPH, MWD, hbo-pedagogiek hbo-v
(SPH, MWD, hbo-pedagogiek, hbo-v)
9. Hogeschool Leiden (SPH, MWD, hbo-v)
10.Hogeschool Utrecht (SPH, MWD, hbo-pedagogiek, hbo-v)
11.Hogeschool Amsterdam (SPH, MWD, hbo-pedagogiek, hbo-v)
12. Hogeschool Inholland (SPH, MWD, hbo-pedagogiek, hbo-v)
SPH MWD
hbo-v
SPH Social work
MWD, hbo-pedagogiek hbo-v
SPH MWD
hbo-pedagogiek hbo-v
SPH MWD hbo-v
hbo-pedagogiek
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
26
Hogeschool
Respons
Non respons
13. Hogeschool Windesheim
SPH MWD
hbo-pedagogiek hbo-v
SPH MWD
hbo-v
(SPH, MWD, hbo-pedagogiek, hbo-v)
14. Hogeschool Zuyd (SPH, MWD, hbo-v)
15. NHL Leeuwarden (SPH, MWD, hbo-pedagogiek, hbo-v)
16. Saxion
SPH MWD hbo-pedagogiek hbo-v hbo- V
SPH, MWD
(SPH, MWD, hbo-v)
17. Hogeschool voor Pedagogisch en Sociaal-Agogisch Onderwijs Groningen
hbo- Pedagogiek
(hbo- Pedagogiek)
Opmerking - Van 2 respondenten is niet bekend bij welke hogeschool zij werkzaam zijn. Deze 2 respondenten hebben de vragenlijst 2 keer ingevuld vanuit de opleiding SPH en twee keer is aangegeven dat de vragenlijst is ingevuld vanuit de opleiding MWD.
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
27
Bijlage 2: Onderwijsarrangementen specifiek voor de gehandicaptenzorg In onderstaande tabel is per hogeschool het aantal onderwijsarrangementen specifiek voor de gehandicaptenzorg weergegeven. Per onderwijsarrangement is tussen haakjes weergegeven hoeveel deelnemers het onderwijsarrangement naar schatting volgen in het studiejaar 2009 / 2010. Verder is in de tabel aangegeven of het gaat om een minor, major, module of andere typering van het onderwijsarrangement, het aantal ECTS en voor welke opleiding of opleidingen het arrangement wordt aangeboden. Hogeschool
(naam hogeschool niet
Naam onderwijsarrangem ent
Typering onderwijsarrangement
Verstandelijk beperkten (28 deelnemers)
Keuzeblok Project cursus en
bekend)
SPH
Opleiding MWD hboPedag.
hbo-v
X
training in jaar 2 (10 ECTS)
Minor (30 ECTS)
X
X
Minor
X
X
Christelijke Hogeschool
Minor hulpverlening aan mensen met een
Ede – SPH
handicap (35 deelnemers)
(naam
Casemanagement
hogeschool niet bekend)
(25 deelnemers)
Gereformeerde
Werkveldverkenning
Hogeschool Zwolle
(150 deelnemers)
(4 ECTS)
Methoden I en II (250 deelnemers)
Major (11 ECTS)
(8 ECTS)
Module
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
X
X
28
Hogeschool
Naam Onderwijsarrangem ent
Typering onderwijsarrangement
SPH
Minor
X
X
X
Minor
X
X
X
Stage gehandicaptenzorg
-
X
X
X
Afstudeerproject in de
-
X
X
X
Fontys, breed social
Minor Bijzonder als ieder ander (40
work
deelnemers) Minor gewoon bijzonder
Opleiding MWD hboPedag.
hbo-v
gehandicaptenzorg
Hogeschool
Advisering en
voor Pedagogisch en
begeleiding (orthopedagogiek,
SAO Groningen
jeugdzorg)
Hogeschool
Mensen met
Inholland
verstandelijke beperkingen
X
Module (4 ECTS + 10 ECTS +9 ECTS)
X
Minor (15 ECTS)
(180 deelnemers) Differentiatie minor Gehandicaptenzorg 1
Minor (15 ECTS)
X
Minor
X
X
‘’quality of life’’ (10 deelnemers) Beroepspraktijkvorming voltijd SPH opleiding (stage in de
(jaar 3: 60 ECTS, jaar 2: 5 ECTS)
gehandicaptenzorg) Minor 1 SPH, oriëntatie op het beroep
Minor (10 ECTS)
X
(70 deelnemers) Gereformeerde Hogeschool
Blok Zorg voor mensen met een verstandelijke
Zwolle
beperking (65 deelnemers)
Major (6 ECTS)
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
X
29
Hogeschool
Fontys
Naam Onderwijsarrangem ent Specifiek opvoeden
Typering onderwijsarrangement
SPH
Opleiding MWD hboPedag.
Major
X
Major
X
hbo-v
(500 deelnemers) Als opvoeden niet meer gaat (500 deelnemers)
Haagse
Minor Community care
Hogeschool
en Netwerken voor mensen met een
Minor
X
Minor
X
Minor
X
verstandelijke beperking Minor Casemanagement voor mensen met een lichte verstandelijke beperking Casemanagement Christelijke Hogeschool
1) ‘Zorg voor mensen met een verstandelijke
Ede – Verpleegkunde
beperking’ e 2) Stage 1 jaars
X X
Module (6 ECTS+ 12 ECTS +12 ECTS)
e
3) Stage 2 jaars ‘Zorg voor mensen met een verstandelijke
X
Module (6 ECTS)
beperking (130 deelnemers) Hanze
Minor LVG
Hogeschool
(32 deelnemers)
Minor
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
X
X
X
30
Hogeschool
Fontys – sociale studies
Naam Onderwijsarrangem ent
Typering onderwijsarrangement
SPH
differentiatieroute (30 ECTS)
X
Burgerschap en participatie
Module / docenten extensieve
X
(0 deelnemers)
keuzemodule (2ECTS)
Bijzonder als ieder ander -
Opleiding MWD hboPedag.
hbo-v
(20 deelnemers)
Ondersteuningsplannen (60 deelnemers)
Module
X
(120 ECTS) Major (6 ECTS)
X
Leerlijn GGZ/VG
Module
X
Leeuwarden
(100 deelnemers)
(2 ECTS)
Avans Hogeschool
Minor LVG (in ontwikkeling)
Minor (30 ECTS)
X
Keuze blok, minoren Verstandelijk
Major/minor (23 ECTS binnen school
X
X
gehandicaptenzorg, project en cursus
en 48 ECTS stage)
Minor (30 ECTS)
X
X
Module (2 ECTS)
X
X
Minor
X
X
Gereformeerde Hogeschool
Module zorgvrager met verstandelijke beperking
Zwolle
(54 deelnemers)
NHL
SPH Breda Hogeschool Leiden
(850 deelnemers) Hogeschool Windesheim
Minor Gehandicaptenzorg
X
X
(40 deelnemers) Keuzepakket LVG (80 deelnemers) Minor LVG (70 deelnemers)
(30 ECTS)
Training cliëntgericht werken
Module (6 ECTS)
X
X
X
X
(50 deelnemers)
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
31
Hogeschool
Naam Onderwijsarrangem ent
Typering onderwijsarrangement
Opleiding MWD hboPedag.
SPH
Hogeschool Arnhem
Mensen met een verstandelijke beperking
Minor
X
X
X
Nijmegen – sociale studies
(17 deelnemers) Casemanagement
Major
X
X
X
Hogeschool
Oriëntatie op het
Major
Arnhem Nijmegen –
beroep, GGZ1 (300 deelnemers)
hbo-v
X
X
hbo-v Haagse Hogeschool
Minor casemanagement (15 deelnemers)
Minor
Community care
Minor
X
X
X
X
X
X
(0 deelnemers) Saxion
Leerwerkpakket
Enschede
verstandelijke beperking ‘Mijn wereld, jouw
X
Module
wereld’ Hogeschool van
Minor – Mensen met
Amsterdam
een verstandelijke beperking (waarin ook
X
Minor
X
(60 ECTS)
opgenomen NAH) (27 deelnemers) Avans
“Mensen met een
Hogeschool Verpleegkunde
verstandelijke beperking”
Minor
X
X
X
X
(30 ECTS)
(23 deelnemers) Lessen en project jaar 1 (voltijd en deeltijd)
Onderwijseenheid (2 / 4 ECTS)
X
X
(200 deelnemers) Fontys -
Branchegericht opleiden
Major / aparte studie
Verpleegkunde
(25 deelnemers) 2 /2,5 jaar mbo’ers een
mogelijkheid (120 ECTS)
hbo diploma kunnen halen
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
32
Hogeschool
Hogeschool Utrecht
Naam Onderwijsarrangem ent Minor lef en liefde, innovatief werken met mensen met een verstandelijke beperking
Typering onderwijsarrangement
SPH
Minor (30 ECTS voltijd
Social
15 ECTS deeltijd duaal)
Work
Module/ Keuzeprogramma (5
Social
ECTS)
work
Minor
X
X
X
X
X
X
X
Opleiding MWD hboPedag.
hbo-v
X
X
X
X
X
X
(40 deelnemers) Keuzeprogramma LVG met bijkomende problematiek (20 deelnemers) Hogeschool
Minor bijzonder als
Zuyd
ieder ander (20 deelnemers) Minor: gewoon
Hogeschool Windesheim
X
(15 ECTS)
Minor
bijzonder (39 deelnemers)
(15 ECTS)
Minor Licht verstandelijk gehandicapten (30
Minor (30 ECTS)
X
X
X
X
Minor (30 ECTS)
X
X
X
X
deelnemers) Module casemanagement Module indicatiestelling
Hogeschool van Amsterdam
Huiselijk en seksueel geweld (30 deelnemers)
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
33
Bijlage 3: Overzicht geïnventariseerde onderwijsarrangementen: Diversen 1. Keuze blok, minoren Verstandelijk gehandicapten zorg, project en cursus Informatie te vinden in de studiegids Hogeschool Leiden SPH en MWD. Ondersteuningsmethodieken, ontwikkelingsproblemen, Gevolgen NAH, beïnvloeding LVB, ondersteuning bij zelfstandig wonen, begeleiding ouders (23 ECTS binnen school en 48 ECTS stage) e e e e 1 , 2 , 3 en 4 jaars SPH en MWD, Hogeschool Leiden 2. Keuzeblok: Verstandelijk beperkten Keuzeblok bestaande uit project cursus en training in jaar 2. De student leert op adequate wijze de verstandelijk beperkte cliënt te begeleiden. e 2 jaars, MWD 3. Bijzonder als ieder ander (differentiatieroute) Een differentiatie route is een leerroute van een half jaar binnen Sociale Studies. Via deze leerroute richten studenten zich op een of twee specifieke domeinen binnen Sociale studies. Zij kunnen zich daarbij voorbereiden op de derde jaar waarin ze de grote jaarstage doen. (30 ECTS) e 2 jaars SPH, Fontys, sociale studies 4. Branchegericht opleiden (aparte studiemogelijkheid) 2/2,5jaar opleiding voor mbo-studenten om een hbo-diploma te behalen. Deze zijn werkzaam in de gehandicaptenzorg. e e e 2 , 3 en 4 jaars hbo-v, Fontys Verpleegkunde 5. Beroepspraktijkvorming voltijd SPH opleiding (stage in de gehandicaptenzorg) De BPV is erop gericht je toe te rusten om als aankomend beroepsbeoefenaar te functioneren in een toenemende complexe hulp- en dienstverleningssituatie in een snel veranderende maatschappij. In het tweede en derde jaar gaan voltijd studenten op stage (jaar 3: 60 ECTS, jaar 2: 5 ECTS) e e 2 en 3 jaars SPH, Hogeschool Inholland 6. Lessenproject jaar 1 voltijd deeltijd Inhoudelijke lessen over de doelgroep, ontwikkelingen in de zorg, voorzieningen, oorzaken, problemen, zorg- en begeleidingsaspecten, probleemgedrag, epilepsie. Woon- en leefomgevingproject (2 ECTS / 4ECTS) e 1 jaars, hbo-v, Avans Hogeschool ‘’psychopathologie’’ bevat voor een gedeelte kennis over mensen met een verstandelijke e beperking, 3 jaars hbo-v, Fontys
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
34
Minors 7. Minor: Hulpverlening aan mensen met een handicap Kennis verwerven, ervaring opdoen, visie ontwikkelen, delen met het werkveld. e e e 2 ,3 en 4 jaars, SPH en MWD 8. Minor: Casemanagement Studenten leren een advies te geven aan een team ten aanzien van een complexe / bijzondere zorgvraag. Zij doen dit op basis van schriftelijk materiaal; algemene informatie t.a.v. de complexe problematiek van mensen met een licht verstandelijke beperking; interviews met betrokkenen (onderzoek). Daarnaast leren de studenten kijken naar een begeleidingsplan vanuit verschillende disciplines waarna je een Multidisciplinair Team gaat leiden ten behoeve van je cliënt. De volgende beroepstaken komen daarbij aan de orde: Het behartigen van belangen van (groepen) cliënten; Gebruik maken van resultaten van onderzoek en op basis hiervan bijdragen aan ontwikkelingen in het werkveld Participeren in netwerken van professionals (op macro niveau). Daarnaast wordt bij de beoordeling gebruik gemaakt van de competenties, zoals beschreven in het Competentieprofiel (SG)LVG, opgesteld door de Werkgroep (SG)LVG van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN). e 3 jaars: SPH en MWD 9. Minor: Bijzonder als ieder ander Minor gewoon bijzonder stage gehandicaptenzorg Afstudeerproject in de gehandicaptenzorg LVG, gedragsproblematiek, autisme, EMB en NAH e e 2 en 4 jaars, SPH, MWD en hbo-v, Fontys, social work 10. Minor: Mensen met verstandelijke beperkingen (15 ECTS) e 1 jaars hbo-v, Hogeschool Inholland 11. Minor LVG De minor is een combinatie van denken en doen. Denken in dat je kennis opdoet van onderwerpen m.b.t. LVG, bijvoorbeeld psychopathologie en LVG, agressieproblematiek en verslaving. Er worden gastcolleges gegeven en je bezoekt een instelling. Doen is bijvoorbeeld het uitvoeren van individuele en groepsopdrachten, zoals een vakblad maken en gezamenlijk een symposium verzorgen. Verder doe je vaardigheidstrainingen, waarin je je professionele houding en vaardigheden verder traint. Ook ga met deze vaardigheden meteen aan de slag in de praktijk. Hoe? Dat is nog in ontwikkeling.
(29ECTS) e e 3 en 4 jaars SPH, MWD en hbo-v, Hanze Hogeschool Groningen 12. Minor LVG (in ontwikkeling) In ontwikkeling (30 ECTS) e 4 jaars SPH en MWD, Avans Hogeschool SPH Breda 13. Minor gehandicaptenzorg De minor Gehandicaptenzorg richt zich op ondersteuning en begeleiding van mensen met een verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperking en mensen met niet-aangeboren hersenletsel. Je maakt hiervoor een communicatieplan. Daarnaast doe je kennis op over
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
35
stoornissen en syndromen die veel binnen de gehandicaptenzorg voor komen. Ook leer je hoe je effectief kunt communiceren met cliënten, waarbij het vooral om jouw eigen professionele houding gaat. (30 ECTS) e e 2 jaars SPH en 4 jaars SPH, MWD, hbo-pedagogiek en hbo-v, Hogeschool Windesheim 14. Mensen met een verstandelijke beperking De volgende kernvragen komen in de minor aan bod: Hoe verbeter jij als begeleider de kwaliteit van bestaan van mensen met een beperking? Wat zijn de primaire en secundaire gevolgen van de beperking? Hoe kunnen deze mensen autonomie en respect ervaren? Hoe worden deze mensen in de gelegenheid gesteld zelf keuzes te maken? Hoe kunnen deze mensen sociale contacten aangaan. Hoe kunnen deze mensen zich competent voelen? e e 3 en 4 jaars SPH, MWD, hbo-pedagogiek en hbo-v, Hogeschool Arnhem Nijmegen, sociale studies Opmerking: Bij sommige onderwijsarrangementen komt gehandicaptenzorg aan de ore als onderdeel van een generiek onderwijsprogramma. Voorbeelden daarvan zijn beroepsoriëntatie, stages in het eerste en tweede jaar, casemanagement en de afstudeeropdracht. De minor 'mensen met een verstandelijke beperking' bereidt studenten heel expliciet voor op het werken in de gehandicaptenzorg 15. Minor: Casemanagement Casemanagement voor mensen met een lichte verstandelijke beperking sluit aan bij de volgende begrippen: samenwerking met partners in de zorg ‘’over de schutting heen kijken’’, trajectdenkend en ketenzorg. De student leert om met weerstand en diverse belangen d.m.v. onderhandelen n motiverende gespreksvoering (gesprek) om te gaan: zorgen voor samenhang in het ‘’krachtenveld’; plannen en organiseren en schakelen op verschillende niveaus: het geven van advies aan een team over de begeleiding aan een cliënt. e 4 jaars SPH, MWD, hbo-pedagogiek en hbo-v, Haagse Hogeschool 16. Minor: Mensen met een verstandelijke beperking (waarin opgenomen NAH) Bestaat uit verschillende onderdelen: geschiedenis, maatschappelijke ontwikkelingen, internationaal, medisch, onderzoek, communicatie, gebarentaal, specifieke aandachtsgebieden, LVG, MCG, seksualiteit, rouwverwerking, etc. (60 ECTS) e 4 jaars SPH, MWD, hbo-pedagogiek en hbo-v, Hogeschool Amsterdam 17. Minor: ''mensen met een verstandelijke beperking'' Zie ''mensen met een verstandelijke beperking'' bij www.kiesopmaat.nl (30ECTS) e 4 jaars SPH, MWD, hbo-pedagogiek en hbo-v, Avans Hogeschool Verpleegkunde 18. Minor LVG (zie bijlage 2) (30 ECTS) e 4 jaars SPH, MWD, hbo-pedagogiek en hbo-v, Hogeschool Windesheim 19. Minor lef en liefde, innovatief werken met mensen met een verstandelijke beperking (Zie bijlage 2) (30 ECTS voltijd / 15 ECTS deeltijd duaal) e 4 jaars SPH, MWD, hbo-pedagogiek en hbo-v, Hogeschool Utrecht
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
36
20. Minor bijzonder als ieder ander Na deze minor kun jij omgaan met mensen die een (verstandelijke) beperking hebben. Op een methodische manier. In alle opzichten leer je antwoord geven op de complexe vragen van mensen met en (verstandelijke) beperking. In denken en doen word je dus een echte professional! (15 ECTS) e 2 jaars SPH, MWD en hbo-v, Hogeschool Zuyd 21. Minor: gewoon bijzonder Methoden m.b.t. het ondersteunen mensen met een handicap: - Het ontwikkelen van een ondersteunende attitude - Specifieke vaardigheden van methodische begeleiding - Theorie over omgaan met dilemma’s en theorieën over verlies en rouwverwerking - Hulpverleners en interdisciplinaire samenwerking - Maatschappelijke ontwikkelingen in relatie tot veranderingen in de zorg voor mensen met een beperking - Onderzoek in de gehandicaptenzorg - Actueel overheidsbeleid en wet- en regelgeving op het gebied van actuele thema’s in de gehandicaptenzorg - Juridische contexten m.b.t. ondersteuning van mensen met een handicap. (15 ECTS) e e e 4 jaars SPH, MWD en 3 en 4 jaars hbo-v, Hogeschool Zuyd 22. Minor LVG (30 ECTS) e e e 2 , 3 en 4 jaars SPH, MWD, hbo-pedagogiek en hbo-v, Hogeschool Windesheim - Module casemanagement, Hogeschool Windesheim - Module indicatiestelling, Hogeschool Windesheim 23. Minor Huiselijk en seksueel geweld Hulpverlenen aan mensen met functiebeperkingen (30 ECTS) e 4 jaars SPH, MWD, hbo-pedagogiek en hbo-v, Hogeschool van Amsterdam 24. Differentiatie minor Gehandicaptenzorg 1 ‘’quality of life’’ Dit periodeboek richt zich specifiek op kwaliteit van leven van verschillende doelgroepen in de gehandicaptenzorg waarbij multiproblematiek kenmerk is. De minor is ontstaan vanuit de vraag van alle instellingen voor gehandicaptenzorg in Zuid-Holland. Zij hebben het project LEREN&WERKEN Innovatie Gehandicaptenzorg opgezet. Doel van dit project is praktijkgericht onderwijs te ontwikkelen met en voor mbo en hbo. Voor het hbo zijn 4 minors geconstrueerd, in directe samenwerking met alle instellingen in Zuid Holland, de Haagse Hogeschool en de Leidse Hogeschool en Hogeschool Inholland: - Bij de Hogeschool Leiden wordt een verdiepende minor over doelgroepen aangeboden in het vierde leerjaar. - Door Inholland is een minor ontwikkeld over leidinggeven en coachen van werkprocessen voor het vierde leerjaar. - Bij de Hogeschool Den Haag wordt een minor voor netwerken en casemanagement in de gehandicaptenzorg aangeboden. Het gaat in deze minor 1 over beroepstaken die voortvloeien uit behandeling en begeleiding van mensen met een handicap die multiproblem gedrag vertonen. Dit vindt doorgaans plaats in multidisciplinaire teams. De student heeft na afronding van dit
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
37
pakket voldoende bagage in de vorm van competenties, netwerk, inzicht in het werkveld om de multidisciplinaire behandeling vorm te geven aan deze doelgroep en daarbij kwaliteit van leven na te streven. Het gaat daarbij tevens om: professioneel normatief en reflectief handelen, intensief samenwerken in teamverband, goed bekend met de bestaande instellingen, kennis van de specifieke doelgroep, cliënten begeleiden, trainen, grenzen bieden, structureren, stimuleren. (15 ECTS) e 2 jaars SPH en MWD, Hogeschool Inholland 25. Minor 1 SPH, oriëntatie op het beroep Studenten maken kennis met de verschillende doelgroepen en specifiek met de gehandicaptenzorg. Methodieken van de gehandicaptenzorg, vraaggestuurd werken als visie. Hulpverleningsplan maken voor een cliënt, helft casussen is cliënt gehandicaptenzorg. Muzische activiteit ontwerpen voor dezelfde cliënt. Ethische dilemma’s uit de beroepspraktijk (10 ECTS) e e 1 en 2 jaars SPH, Hogeschool Inholland
Majors (onderdelen) 26. Methoden I en II (Major) Kennis van Hulpverlenings Methodieken, Methoden, trainings- en gesprekstechnieken (11 ECTS) e e e e 1 , 2 , 3 en 4 jaars hbo-v, Gereformeerde Hogeschool Zwolle 27. Als opvoeden niet (meer) van zelf gaat (major) Het thema “Als opvoeden niet (meer) vanzelf gaat” is een tweedejaars thema. Studenten kunnen kiezen uit 4 contexten, waarvan er 1 Gehandicaptenzorg is (daarnaast: autisme, kindermishandeling en jeugdreclassering). (15 ECTS) e 2 jaars hbo-pedagogiek, Fontys ‘’zorg voor mensen met een verstandelijke beperking’’ (module) Beeldvorming verstandelijk gehandicapten soorten syndromen en bijkomende problemen PDD/autisme woonvormen model ervaringsordeningen volgens Timmers-Huigens methodiek Heykoop ir.t. moeilijk verstaanbaar gedrag benaderingswijzen BOPZ aandacht en begeleiding m.b.t. seksualiteit en intimiteit aandacht en begeleiding spiritualiteit spiritualiteit (6 ECTS) e 1 jaars, hbo-v , Christelijke Hogeschool Ede Verpleegkunde 28. Major: Leerwerkpakket verstandelijke beperking 'Mijn wereld, jouw wereld' Dit leerwerkpakket geeft een beschrijving van de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Aan de hand van een viertal leertaken (casuïstiek) die studenten uitwerken. Hieraan zijn enkele opdrachten gekoppeld; het maken van een collage, het schrijven van een zorgplan en het deelnemen aan een rollenspel. e 1 jaars hbo-v, Saxion Enschede 29. Major: blok Zorg voor mensen met een verstandelijke beperking In het blokboek de zorgvrager met een verstandelijke beperking gelden de volgende algemene doelstellingen: 1. De student kan een analyse maken van zorgvragen ten gevolge van een verstandelijke beperking en bijkomende handicaps: PDD, epilepsie, Down syndroom, Ziekte
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
38
van Alzheimer, spasmen. 2. D student kan uitleggen welke verpleegkundige aandachtspunten er zijn in de zorg voor de mensen die bij 1. staan genoemd. 3. De student kan aangeven hoe de rechtspositie van mensen met een verstandelijke beperking eruit ziet. De student heeft kennis van morele dilemma’s die samenhangen met verstandelijke beperkingen en kan verlieservaringen voor ouders en familie benoemen. (6 ECTS) e 1 jaars hbo-v, Gereformeerde Hogeschool Zwolle 30. Major: Specifiek opvoeden “Specifiek Opvoeden” is een thema in het eerste jaar van de opleiding, dat deels over de Gehandicaptenzorg gaat. Alle eerstejaars studenten doorlopen dit thema. (15 ECTS) e 1 jaars Pedagogiek, Fontys 31. Major: 'zorg voor mensen met een verstandelijke beperking' Beeldvorming verstandelijk gehandicapten soorten syndromen en bijkomende problemen PDD/autisme woonvormen model ervaringsordeningen volgens Timmers-Huigens methodiek Heykoop ir.t. moeilijk verstaanbaar gedrag benaderingswijzen BOPZ aandacht en begeleiding m.b.t. seksualiteit en intimiteit aandacht en begeleiding spiritualiteit spiritualiteit e 1 jaars hbo-v, Christelijke Hogeschool Ede 32. Module zorgvrager met verstandelijke beperking (major) Dit blok is de tweede in de reeks van zorgcategorieën: de zorgvrager met een verstandelijk handicap. Overigens een term die pas sinds kort ingeburgerd is, eerder werden ze aangeduid met 'zotten, idioten, zwakzinnigen, of geestelijk gehandicapten'. Omdat deze benamingen in de loop van de tijd een andere, vaak denigrerende, lading hebben gekregen, is geprobeerd een aanduiding te zoeken die (meer) recht doet aan het bijzondere van deze groep medemensen, met hun mogelijkheden en onmogelijkheden. Ook de term 'verstandelijke handicap' is echter een relatief begrip, omdat je een handicap altijd moet zien in relatie tot de omgeving. Als verpleegkundige kun je te maken krijgen met een grote diversiteit aan zorgvragers en zorgvragen. Ten eerste heeft dit te maken met de mate van de verstandelijke handicap, de oorzaak van de verstandelijke handicap en of er al dan niet van bijkomende handicaps sprake is, denk aan motorische handicaps, epilepsie, zintuiglijke stoornissen e.d. De zorg voor iemand met een lichte verstandelijke handicap die tegensputtert als je hem er bijv. op aanspreekt dat hij zijn corveetaken nog moet doen, verschilt nogal van de zorg voor iemand die je lepeltje voor lepeltje moet voeden met een grote kans op verslikken. Bovendien stelt de communicatie met de zorgvragers hoge eisen: begrijp jij de ander? Begrijpt de ander jou? Zeker als de normale manier van communiceren niet toereikend blijkt te zijn vereist het de nodige inspanning en creativiteit om 'met de ander in gesprek te komen'. Ten tweede spelen ouders en familie in bijna alle zorgsituaties een belangrijke rol, omdat ze zich betrokken voelen en willen blijven voelen bij de zorg, die ze om uiteenlopende redenen hebben moeten overdragen aan professionals. Ouders en familie hebben vaak al het nodige meegemaakt, en blijven zich verantwoordelijk voelen voor hun kind of familielid, hij of zij is immers blijvend op zorg aangewezen en kan niet of minder goed voor zichzelf beslissen of opkomen. Ten derde heb je te maken met het feit dat in de 24-uurszorg (6 ECTS) e 1 jaars hbo-v, Gereformeerde Hogeschool Zwolle
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
39
33. Oriëntatie op het beroep, GGZ1 (major) In oriëntatie een oriëntatie op verschillende woonvormen, verschillende mate van beperkingen, 2 HC over communicatie. Eén keer in de drie jaar maken alle propedeusestudenten een grote opdracht over allerlei aspecten rondom de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking als toetsproduct. In GGZ1: meerdere hoorcolleges over syndromen, gastdocent (ouder). Een practicum over een eetsituatie, separeren en fixeren. Gespreksvaardigheden met simulatiecliënten. Meerdere studenten kiezen bij de posterpresentatie voor een onderwerp dat betrekking heeft op de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Bij de performancetoets krijgt 1/3 van de studenten een casus over een cliënt met een verstandelijke beperking. In GGZ 2 (differentiatie) hoorcolleges over gedragproblemen in de SGLVG; Werkgroepen rondom een videoserie (kinderen van de Hondsberg). Mocht een student kiezen de laatste stage van 18 weken in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking te lopen, dan is er een programma dat afgestemd is op de problematiek van de doelgroep op deze stageplaats. e e e 1 , 2 en 4 jaars hbo-v, Hogeschool Arnhem Nijmegen, hbo-v
Modulen: 34. Module: Werkveldverkenning Kennis maken met verschillende doelgroepen, start met leren professioneel samen werken. e 1 jaars SPH, Gereformeerde Hogeschool Zwolle 35. Module: advisering en begeleiding; orthopedagogiek; jeugdzorg Advisering en begeleiding Advisering en begeleiding spelen een belangrijke rol als taakvelden binnen de jeugdzorg en het onderwijs. De doelstelling van dit college is een beeld krijgen van deze taakvelden in de jeugdzorg (waaronder ook de jeugdbescherming en de geestelijke gezondheidszorg) in samenwerking met het (speciaal) onderwijs. Daarnaast zullen aan de hand van praktijkvoorbeelden enkele theoretische begeleidingsinvalshoeken worden behandeld, waaronder de medische, de leertheoretische, de psychodynamische, de systeemtheoretische invalshoek en de oplossingsgerichte invalshoek.(4 ECTS) Orthopedagogiek Bekend raken met denkrichtingen, gangbare theorieën, begrippen binnen de orthopedagogiek. Bezinning op de problematiek betreffende de relatie theorie – praktijk; ontwikkelen van metaniveau. Een gastdocent komt iets vertellen over de hulpverleningspraktijk (diagnostiek, behandeling enz.) van een orthopedagogische instelling.(10 ECTS) Jeugdzorg Oriëntatie op het werkveld van de jeugdhulpverlening en jeugdbescherming. Men maakt kennis met de uitgangspunten en de structuur van de jeugdhulpverlening. Het accent zal liggen op de relatie, respectievelijk de kloof tussen theorie en praktijk van de Jeugdzorg. Naast het bespreken van beroepsspecifieke problemen wordt het belang van professionalisering benadrukt. Zo mogelijk wordt een gastdocent aangetrokken die college zal geven over de praktijk van de jeugdzorg. (9 ECTS) e 3 jaars hbo-pedagogiek, Hogeschool voor Pedagogisch en SAO Groningen
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
40
36. Module: Ondersteuningsplannen Het ontwerpen van een ondersteuningsplan + het verantwoorden van het ontwerp e 2 jaars SPH, Fontys, sociale studies 37. Leerlijn GGZ/VG Kennismaken met de wereld van cliënten met een beperking (2 ECTS) e e 1 en 2 jaars hbo-v, NHL Leeuwarden 38. Training cliëntgericht werken (module) De module training cliëntgericht werken vindt plaats tijdens de jaarstage. Gedurende het jaar is een keer in de drie weken een bijeenkomst. Verschillende thema's komen aan bod, met name gericht op de professionele attitude van de student. Veel gericht op vaardigheden en reflectie, maar ook geïntegreerd met kennis (bachelorniveau). (6 ECTS) e 3 jaars SPH, Hogeschool Windesheim 39. Module/ Keuzeprogramma LVG met bijkomende problematiek Werken met mensen met een licht verstandelijke beperking en bijkomende problematiek, zoals psychiatrische, gedrags, justitiële maatregelen. Dit programma richt zich op het formuleren van dilemma’s die de werker tegen komt, het reflecteren op het eigen handelen en het met elkaar en met cliënten in gesprek gaan over mogelijke manieren van handelen in bepaalde situaties.(5 ECTS) e 3 jaars SPH, MWD, hbo-pedagogiek en hbo-v, Hogeschool Utrecht 40. Burgerschap en participatie Dit is bedoeld voor studenten met interesse in deze branche. Zij bestuderen nagenoeg zelfstandig literatuur e 2 jaars SPH, Fontys, sociale studies 41. Keuzepakket LVG (module) Tweedejaarsmodule ter oriëntatie op de doelgroep LVG. Thema's die aan bod komen: Hoe herken je 'de LVG’er’? Kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid, bijkomende problematiek, etc. (2 ECTS) e e 2 en 4 jaars SPH en MWD, Hogeschool Windesheim 42. Module: Community care Community care en netwerken voor verstandelijk beperkte mensen sluit aan bij de volgende begrippen: burgerschap, gemeenschapsdenken, normalisering, outreachend werken en wijkaanpak. De student leert om vanuit een residentiële setting te kijken naar omgevingsfactoren en mogelijkheden voor het vergroten van de leefomgeving in samenwerking met de buurt/wijk instanties. Cursusonderdelen zijn sociale kaart; omgevingsonderzoek; contact maken en belangenbehartiging. e e 2 en 4 jaars SPH, MWD, hbo-pedagogiek en hbo-v, Haagse Hogeschool
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
41
Bijlage 4: Voorbeelden van ontwikkelde onderwijsarrangementen en specifieke projecten, waarin onderwijs en werkveld betrokken zijn nader toegelicht.
Gezamenlijke Minoren Verstandelijk gehandicapten zorg van drie Hogescholen De drie Hogescholen (De Haagse Hogeschool, Hogeschool Leiden en Inholland Rotterdam) hebben een aantal gezamenlijk minoren ontwikkeld in samenwerking met de Gehandicaptenzorg. Studenten kunnen bij deze Hogescholen verschillende minoren volgen. Zij kunnen zich aanmelden bij de examencommissie van deze scholen. Hebben ze bij twee van de drie Hogescholen minoren gevolgd dan krijgen ze een certificaat.
De HU biedt op dit moment studenten de mogelijkheid om zich te verdiepen in de gehandicaptenzorg 14 middels de minor ‘Lef en Liefde: innovatief werken met mensen met een verstandelijke beperking’. Met deze minor anticipeert de HU reeds op de genoemde ontwikkelingen. De minor 'Lef en Liefde' is ontstaan in een samenwerkingverband tussen het werkveld, het Instituut voor Social Work en het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de HU met het doel aan de veronderstelde vraag van het werkveld en de studenten om binnen de gehandicaptenzorg adequaat te kunnen functioneren’, te voldoen. Het gaat hierbij om het verwerven van specifieke kennis, houding en vaardigheden (competenties), die in dit vakgebied nodig zijn: Het werken met mensen met een verstandelijke beperking confronteert de werker met diverse dilemma’s: methodische dilemma’s, professionele dilemma’s, ethische dilemma’s: Hoe kun je de ander helpen in de ontwikkeling van mogelijkheden en tegelijk in zijn anders zijn respecteren? Wat is kwaliteit van dit leven? Welke verschillende randvoorwaarden heeft 15 deze cliënt nodig om zo zelfstandig mogelijk zijn leven vorm te geven? De minor bestaat uit een algemeen studieaspect, een persoonlijk studieaspect (aan de hand van een zelfassessment en een leerplan) en een specialisatie d.m.v. keuzeonderwerpen en praktijkstage (of werk). De minor is opgebouwd uit vijf modulen: 1. Algemene introductie, zelfassessment en porfolio 2. Innovatie verstandelijke gehandicaptenzorg 3. Methodisch werken: vraagverheldering en sociale netwerken 4. Keuzeonderwerpen (autisme, ernstig probleemgedrag, complexe en zintuiglijke handicaps, coachen van begeleiders) 5. Praktijkanalyse De HU is van plan om in samenwerking met het werkveld de minor uit te bouwen naar een afstudeerrichting gehandicaptenzorg. Dit houdt in dat studenten die voor deze afstudeerrichting kiezen in hun derde jaar stage hebben gelopen of gewerkt hebben binnen deze sector. Bovendien hebben zij een 5-studiepunten- keuzeprogramma gevolgd binnen deze sector, hun studieloopbaanbegeleiding hierop afgestemd, de bovengenoemde minor gevolgd en hun afstudeeropdracht, in ieder geval voor een deel, op deze sector afgestemd.
14
Een minor is een keuzeonderdeel van 30 studiepunten (half jaar fulltime studie) binnen een bachelorstudie. Kenniscentrum Sociale Innovatie en Instituut voor Social Work, Hogeschool Utrecht (2005). Opzet minor: Innovatief werken met mensen met een verstandelijke beperking.
15
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
42
Hogeschool Avans Den Bosch Minor: Mensen met een verstandelijke beperking Mensen met een verstandelijke beperking hebben vaak behoefte aan levensondersteuning op tal van vlakken. Hierbij kun je denken aan ondersteuning bij wonen, werken of dagbesteding en vrije tijd. Maar ook ondersteuning bij sociale contacten, lichamelijk en psychisch functioneren. Als hulpverlener dien je heel allround zijn om deze levensondersteuning te kunnen bieden aan deze kwetsbare groep. Deze minor is gebaseerd op de beroepscompetenties van de hbo-verpleegkunde. Beroepscompetenties ontwikkel je in de rol van zorgverlener, op het gebied van coördinatie en continuïteit van zorg maar ook op het gebied van coaching, methodiek, innovatie, kwaliteitszorg GVO (gezondheidsvoorlichting) en preventie en beroepsontwikkeling. Deze minor, waar de instellingen erg positief over zijn, helpt je bij het aangaan van deze uitdaging. Ook als je in een ander werkveld wil gaan werken heeft deze minor veel te bieden, ook daar kom je deze doelgroep immers tegen. En dan is het fijn als mensen met een verstandelijke beperking een betrokken en deskundige hulpverlener tegen komen. Het unieke aan deze minor is dat studenten vanuit verschillende richtingen (SPH, MWD, Pedagogiek, Gezondheidstechnologie) samen met studenten Verpleegkunde deze minor volgen.
ZoWijs, Wijzer in gehandicaptenzorg Project: Ontwikkeling niveau 5 Dichterbij wil nadrukkelijk hbo’ers in haar personeelsbestand opnemen binnen nieuwe functies. Het functieprofiel van de Dienstverleningscoördinator is inmiddels klaar. Het landelijk ontwikkelde niveau D is redelijk passend, alleen is de maatschappelijke context nog niet voldoende uitgewerkt. Daarnaast is er behoefte aan beoordeling ten aanzien van de huidige opleidingen binnen de HAN. Met name complexe doelgroepen, de coördinatie en het werken in de gehandicaptenzorg verdient aandacht. De overige aanbieders binnen het project ZoWijs hebben ieder op hun eigen manier eveneens behoefte aan een overzicht van zowel de ontwikkeling van hbo-functies als de ontwikkeling van opleiden en werken op niveau 5.
Het lectoraat Zorg voor mensen met een verstandelijke beperking (Hogeschool van Arnhem en Nijmegen) heeft als thematiek menslievende professionalisering binnen de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. In samenwerking met de zorgaanbieders uit de regio besteedt het lectoraat met behulp van praktijkgericht onderzoek in het bijzonder aandacht aan competenties die nodig zijn in het werken binnen een maatschappelijke context en in het omgaan met bijzondere zorgvragen. Onderzoeksresultaten zullen daarna vertaald worden naar het onderwijs zodat aankomende professionals in het beroepsonderwijs zich beter kunnen afstemmen op de zorgvraag van de cliënt (www.han.nl/materprogramma’s en onderzoek).
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
43
Het lectoraat Participatie, Zorg en Ondersteuning, onderdeel van het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de HU heeft de afgelopen jaren diverse onderzoeken uitgevoerd in de regio, te weten 16 17 18 naar arbeidsparticipatie , sociale netwerken , vraag- en behoefteverheldering , zorg en 19 ondersteuning in de samenleving , allen gericht op mensen met een verstandelijk beperking. Deze onderzoeken geven inzicht in de professionele competenties die nodig zijn om innovaties in de gehandicaptenzorg handen en voeten te geven.
16
Dankers,T. (2005) Ik ga naar mijn werk, mogelijkheden voor arbeidsintegratie voor mensen met een verstandelijke handicap in de provincie Utrecht. 17 Brettschneider, E. en Wilken, J.P. (2007) Hoezo een netwerk, Onderzoek naar de aandacht voor sociale netwerken in de verstandelijk gehandicaptenzorg. 18 Visser, H. (2008) Vraagverheldering in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. 19 Wilken, J.P. (2007) Zorg en ondersteuning in de samenleving, voorwaarden voor succesvolle vermaatschappelijking van de gehandicaptenzorg.
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
44
Bijlage 5: Overzicht Beroepscompentieprofiel D en de opleidingsprofielen Competenties uit het
Competentieclusters Sociaal- agogische opleidingen
beroepscompetentieprofiel voor
1. Verkennen, analyseren, definiëren
professionals met een hogere
2. Sociaal pedagogisch handelen in engere zin
functie (niveau D) in het primaire
3. Werken in en vanuit een bedrijf of organisatie
proces van de gehandicaptenzorg 4. De persoon van de professional als instrument 5. Onderzoek ontwikkelen 6. Leren
Vraaggericht werken: vraag
Kwalificaties SPH
Eindkwalificaties MWD
Competenties hbo-pedagoog
1. Methodisch hulpverlenen
A. Werken met en namens cliënten.
I. Ontwikkeling van het kind
2. Ontwerpen van programma’s
1. Legt contact met de cliënt cq. het
verhelderen en aansluiten bij de behoefte van de
stimuleren
cliënt
cliëntsysteem en streeft naar een
- Door analyse de behoefte helder
3. Versterken van de cliënt
krijgen
samenwerkingsrelatie met de cliënt, opvoedingsvragen en oriënteert zich ook in situaties gekarakteriseerd
- Observeren en veranderingen
1. Signaleert en analyseert
4. Hanteren van de relatie
door drang of dwang.
op te stellen
5. Benutten van de context
2. Vormt zich samen met de cliënt
Communiceren/contact
6. Verantwoorden van handelen
signaleren om het begeleidingsplan
op de opvoedingssituatie 2. Gaat een pedagogische relatie aan en onderhoudt deze
een beeld van de aard van de vraag van de cliënt – of van de problemen
3. Geeft vorm aan een pedagogisch
in de situatie waarin de cliënt
klimaat dat ontwikkelingskansen
7.Professioneel samenwerken
verkeert.
biedt
8. Signaleren en initiëren
3. Maakt een hulpverleningsplan of
4. Informeert en verzorgt
- Opbouwen van een vertrouwensband - Opbouwen van een netwerk en samenwerken - Communiceren op afgestemde manier
dienstverleningsplan in
voorlichting/scholing o.b.v. analyse
9. Organiseren en beheren
samenspraak met de cliënt.
van opvoedingsvragen van
10. Sturen
4. Verleent hulp en diensten op
- Helder schriftelijk communiceren
individuen en groepen
Gestructureerd, methodisch en kostenbewust werken
methodische en reflectieve wijze. 11. Innoveren
- Methodisch werken - Prioriteiten stellen
en -problemen, zowel vraaggericht 5. Verleent op resultaatgerichte
als directief, schat daarbij de
12. Kritisch reflecteren
wijze hulp en diensten.
haalbaarheid van adviezen in, en
13. profileren en legitimeren
6. Kan verwijzen naar
- Kostenbewust werken
verwijst waar nodig door naar spec.
Omgaan met grenzen - Bepalen van grenzen en ernaar
5. Adviseert over opvoedingsvragen
hulpverlening
netwerkpartners, evalueert en sluit 14. Professionaliseren
af.
handelen
II. (Mede-) opvoeders ondersteunen bij opvoeding
- Bepalen van grenzen van bekwaamheid
15. Onderzoeken
B. Werken voor cliënten en potentiële cliënten.
- Beslissingen nemen in geval van
6. Begeleidt en ondersteunt (mede) opvoeders bij het creëren van
conflicten
1. Signaleert
(meer) ontwikkelingskansen, o.b.v.
- Betrokkenheid tonen en afstand
probleemveroorzakende of
analyse van het
nemen
probleemversterkende factoren in
ontwikkelingsniveau van de
- Veiligheid en verantwoordelijkheid
de maatschappelijke context
kinderen en het pedagogisch
- Wet- en regelgeving toepassen
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
handelen van de (mede) opvoeders.
45
Ondersteunen van de cliënt
2. Voorziet
7. Hanteert een
- Rol en taken inschatten en
probleemveroorzakende of
behandelmethodiek die is
bepalen
probleemversterkende factoren
afgestemd op doelgroep en
- Randvoorwaarden scheppen
en handelt preventief.
opvoedingsvraag
3. Bevordert interculturele
8. Zorgt als ‘’verbindingspersoon’’
communicatie
voor toeleiding van kind en
- Ondersteunen van de cliënt - Verpleegtechnisch handelen Ontwikkelingsgericht
opvoeders naar specifieke
begeleiden
4. Begeleidt vrijwilligers die
voorzieningen of spec.
- Motiveren en stimuleren bij de
betrokken zijn bij hulpverlening
Hulpverlening
zelfstandigheid van de cliënt
aan cliënten
- Talenten ontwikkelen - Vasthoudend zijn
III. Voorwaarden scheppen voor C. Werken in de eigen instelling of
de opvoeding
organisatie. Regie en coördinatie
9. Signaleert pedagogische
- Samenwerken en afstemmen
D. Werken in externe
problematieken, doet nader
- Regie voeren
samenwerkingsverbanden.
onderzoek en vertaalt de uitkomst beleid
- Ondernemen en kansen zien E. Zichzelf ontwikkelen in het Werken als professional in een
beroep.
professionele organisatie
10. Initieert, implementeert en evalueert pedagogisch beleid/
- Voorwaarden creëren om
F. Bijdragen aan de ontwikkeling
jeugdbeleid (van zowel
professioneel en prettig te werken
van het beroep.
instellingen met een
- Reflecteren op eigen handelen
pedagogische taak als lokale en
en deskundigheid bevorderen
regionale overheid), en hanteert
- Kwaliteitsverbetering en
daarbij innovatieve werkwijzen.
innovaties 11. Brengt inhoudelijke afstemming tot stand over de terreinen en grenzen van en naar pedagogisch deskundigheden en instellingen heen, op het gebied van pedagogisch beleid en pedagogische interventie. Niet cliëntgebonden competenties
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
46
Bijlage 6: De startbekwame professional Om inzicht te krijgen in de verwachtingen van de startbekwame professional, zijn vier interviews gehouden met beroepskrachten, die een functie hebben op hbo-niveau in het primaire proces in de gehandicaptenzorg. Aan deze vier beroepskrachten is gevraagd wat je als afgestudeerde student in huis moet hebben om je functie op hbo niveau goed uit te oefenen in de gehandicaptenzorg. Door de geïnterviewden worden hiervoor de volgende punten genoemd: -
Begeleidingsplan maken en vertalen naar de praktijk De hbo-opgeleide professional is verantwoordelijk voor het maken van de individuele begeleidingsplannen van de cliënt. Hij stelt samen met de cliënt de doelen vast en welke begeleiding en ondersteuning daarvoor nodig is. De hbo’er vervult een belangrijke rol in het maken van een vertaling van het begeleidingsplan naar de dagelijkse praktijk. Hij is in staat om collega’s waarnodig inzicht te geven hoe zij de begeleiding van de cliënt aan kunnen pakken voor het realiseren van de doelen, die zijn weergegeven in het begeleidingsplan van de cliënt. De hbo’er observeert hoe de begeleiding in de praktijk verloopt, stemt af met de cliënt en initieert het overlegt met collega’s over het verloop van de begeleiding en de mogelijkheden voor bijsturing waarnodig. De rol van hbo’ers is om daarbij ook af te stemmen met professionals van andere disciplines, zoals de psycholoog, de orthopedagoog, die vanuit hun specifieke expertise bijdragen aan een goede begeleiding en ondersteuning van de cliënt.
-
Overzicht houden Een startbekwame professional houdt overzicht over de werkzaamheden, die bijvoorbeeld binnen de woonvorm moeten gebeuren. Hij weet welke activiteiten voor die dag gepland staan voor de verschillende bewoners en of er bijzonderheden zijn waar rekening mee moet worden gehouden. Hij plant de werkzaamheden voor die dag goed in en is in staat om daar collega’s bij te betrekken en aan te sturen, zodat het team gezamenlijk de verschillende activiteiten op pakt. Het goed kunnen aansturen van collega’s zal de startbekwame hbo’er vooral in de praktijk steeds meer ontwikkelen. Belangrijk is dat de hbo’er het vermogen heeft om deze taak in de loop der tijd steeds meer op zich te nemen. Daarnaast is het van belang dat de hbo’er het overzicht blijft houden ook wanneer zich incidenten voor doen. Op ‘’crises momenten’’ niet in paniek raakt, maar helder voor ogen houdt wat van belang is om nu op te pakken en collega’s waar nodig kan ondersteunen en coachen bij het stellen van prioriteiten.
-
Signaleren, observeren en sturen De hbo’er heeft een gedegen agogische achtergrond om gedrag van mensen te kunnen plaatsen en kennis van groepsdynamica. De hbo’er werkzaam in de gehandicaptenzorg kent de gedragskenmerken van mensen met een specifieke beperking of stoornis. Wat kan hij bijvoorbeeld verwachten van een volwassene, die een ontwikkelingsniveau heeft van een twee jarige. En wat vraagt een jongere met een licht verstandelijke beperking met gedragsstoornissen. Om goed het werk te kunnen doen, is de hbo’er in staat om te observeren en te signaleren en in te spelen op het gedrag of de groepsprocessen die zich voordoen. Juist voor het observeren en signaleren van gedrag is een belangrijke taak weggelegd voor de hbo’er. Door zijn theoretische achtergrond en het goed herkennen van gedrag in de praktijk is hij in staat om op tijd te signaleren wanneer zich afwijkingen voordoen of signaleert hij wanneer het binnen de groep niet lekker loopt. De hbo’er is in staat om te signaleren en op tijd daarop in te spelen, waardoor hij gebeurtenissen aan ziet komen en minder voor verrassingen komt te staan. Naast agogische kennis is voor de beroepskrachten
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
47
die werken in de gehandicaptenzorg verpleeg technische kennis en ervaring van belang om op tijd te kunnen signaleren wanneer zich lichamelijk klachten voordoen en gerichte verzorging en ondersteuning te kunnen bieden. De gehandicaptenzorg is divers en kent uiteenlopende cliënten, die een beroep doen op de zorg en begeleiding. Een (startende) beroepskracht zal niet op de hoogte zijn van alle gedragskenmerken, ziektebeelden, stoornissen. Van belang is dat een hbo-er toegerust is om te werken met diverse doelgroepen en het vermogen heeft om in de praktijk gericht kennis en ervaring op te doen om zich meer en meer te bekwamen in de specifieke kenmerken van de verschillende cliënten. -
Jezelf kennen Om als hbo’er contact te maken en in te spelen op gedrag van cliënten is het van belang om zich bewust te zijn van zijn eigen gedrag. De professional moet zich bewust zijn van wat hij zelf als persoon uitstraalt, hoe hij overkomt en welk gedrag hij daarmee op roept bij anderen. In het werk zet de professional zijn eigen persoonlijkheid in om contact te maken met cliënten en moet hij zelf bewust zijn hoe hij dat als persoon op een effectieve manier kan doen.
-
Bijdragen aan zelfregie De hbo’er zet zijn kennis en ervaring in om de cliënt te begeleiden en ondersteunen waar nodig. Dit houdt ook in dat je geen zaken van de cliënt gaat overnemen. Hij ondersteunt de cliënt om zo zelfstandig mogelijk te leven. Daarbij is het van belang om te realiseren dat de waarden en normen van de cliënt niet altijd overeenkomen met de eigen waarden en normen. De professional zal zich dan ook bewust moeten zijn van de eigen waarden en normen en voor zichzelf helder moeten hebben dat dit zijn mening is en niet per definitie die mening van de ander hoeft te zijn. De professional heeft kennis en ervaring om contact te kunnen maken met de cliënt, in gesprek te gaan en open te staan voor de waarden en normen van de cliënt en het niet opleggen van eigen meningen. Dit kan ook inhouden dat de cliënt er recht op heeft om ‘’fouten’’ te maken en al doende mag leren.
-
Betrokken zijn en afstand nemen Van de hbo-professional wordt gevraagd om betrokkenheid te tonen en afstand te kunnen nemen. Hij toont betrokkenheid door belangstelling te hebben, zijn kennis en ervaring zo goed mogelijk in te zetten om samen met de cliënt helder te maken welke vorm van ondersteuning nodig is en deze ondersteuning vervolgens in samenwerking met de cliënt en zijn cliëntensysteem te verlenen. Daarbij zet de professional ook zijn persoonlijkheid in en laat hij zien wie hij is. Naast het laten zien van zichzelf is hij ook in staat om afstand te houden. Hij richt zich op de cliënt, die een beroep doet op zijn specifieke ondersteuning en deskundige begeleiding als professional.
-
Leren van en met elkaar Naast de kennis en ervaring, die de professional heeft opgedaan tijdens zijn opleiding is het leren van en met elkaar op de werkplek van groot belang. Door samen observaties uit de praktijk te bespreken en door te praten over geschikte vormen van begeleiding werken professionals met elkaar aan verbetering van kwaliteit van dienstverlening. De hbo’er initieert het leren in de praktijk en werkt hieraan actief mee. Dit doet hij door feedback te vragen en te geven, onderwerpen bespreekbaar te maken en te werken aan een open leer cultuur waarin geleerd kan en mag worden.
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
48
-
Contacten leggen en onderhouden met ouders/familie In de begeleiding en ondersteuning van de cliënt komt de professional vaak in contact met de ouders/ familie van de cliënt. Een goed contact met ouder/familie is belangrijk omdat ouders en familie in veel gevallen ook bijdragen aan de begeleiding en ondersteuning van de cliënt. Dit vraagt om goede afstemming en het in gesprek gaan met elkaar over de gewenste begeleiding en ondersteuning. Van de hbo-professional wordt gevraagd om te zorgen voor een goede communicatie met de ouders/familie. Dit betekent dat hij werkt aan het opbouwen van vertrouwen, Hij zich inleeft in de situatie van de ander, conflicten niet uit de weg gaat, maar in gesprek gaat en zorgt voor openheid en om kan gaan met cultuurverschillen. In moeizame contacten met ouders/familie vraagt dit om tact, inleven en de vaardigheid om slechtnieuwsgesprekken, gesprekken om mensen te stimuleren/ motiveren te kunnen voeren.
-
Opbouwen van een sociaal netwerk Mede door de vermaatschappelijking van de zorg wordt het sociale netwerk van de cliënt steeds belangrijker. Van de hbo’er wordt gevraagd om in de praktijk samen met de cliënt en andere collega’s te werken aan het opbouwen van een netwerk. De hbo’er vervult hierin de rol om te initiëren, met elkaar te kijken op welke manieren het netwerk van de cliënt versterkt kan worden en te zorgen voor de uitvoering van ideeën en initiatieven. Dit vraagt van de hbo’er, creativiteit, het kunnen betrekken van anderen, lef hebben om ideeën op te pakken en tact om op een passende wijze contact te leggen.
-
Kennis hebben van de sociale kaart Cliënten hebben voor goede begeleiding en ondersteuning te maken met allerlei instanties en wetgeving. Dit betekent dat een hbo’er kennis moet hebben van de sociale kaart, zoals schuld hulpverlening, indicatie stelling, voorzieningen en sociale infrastructuur. De samenstelling van de sociale kaart is continu aan verandering onderhevig. Van belang is dat de professional op de hoogte is van relevante wet- en regelgeving en samenwerkingsorganisaties. Hij weet hoe hij contact moet leggen en gericht kan zoeken naar de juiste informatie.
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
49
Bijlage 7: Leden projectadviesgroep uitstroomprofiel GHZ Deelnemers vanuit hogescholen: ▪
Mieke Steenhuis – Christelijke Hogeschool Windesheim, SPH
▪
Lennard Zwijnenburg – Christelijke Hogeschool Ede
▪
Ineke Schippers – Hogeschool Leiden, SPH
▪
Jan Lindemulder – Gereformeerde Hogeschool Zwolle, SPH
▪
Mariëlle Geelen – Fontys Hogeschool Pedagogiek
▪
Wendela de Boer – Haagse Hogeschool
Deelnemers vanuit de VGN: ▪
Jacques Devilee – Gemiva-SVG Groep
▪
Fokje Duursema – Philadelphia / SWAL Zwolle eo
▪
Hetty Vereijken – Severinus Veldhoven
▪
Isabel Verleun – Triade / Carantegroep
▪
Marlo Töller – Humanitas-DMH (VGU)
▪
Yvonne Aronson – Amarant Academie
Hans Timmerman (voorzitter) – VGN Paul Vlaar, Gery Lammersen, Annelies Kooiman (projectteam) – MOVISIE Beroepsontwikkeling
Utrecht, februari 2011 * Opleiden voor de gehandicaptenzorg, op hbo-niveau
50