13 Mei 1930
m 449
Adres voor Redactie en Administratie Van Slingelanitstraat /O iJDen Haag
Redacteur: W. N. VAN DER HOUT
INHOUD. Jaarlijksch uit9lapje. — Officieele Mededeelingen: Agenda Algemeene Vergadering; Noenmaal; De journalisten en de Ziektewet; Ledenlijst, — Plaatselijke en gewestelyke vereenigingen: De Amsterdamsche Pers; Haagsche Journalisten Vereeniging.— Algemeene belangen: Onze salaris-schaal; Vereeniging Nederland-Engeland; Aanvulling; Rectificatie; Konfektie-journalistiek. — Personalia en berichten.
Bezoek aan Deventer op 28 en 29 Juni a.s. Algemeene Vergadering. De Kring gaat naar Deventer! Op Zaterdag 28 en Zondag 29 Juni. Toen het Bestuur besloten had, dit jaar weer eens een uitstapje te organiseeren, heeft de energieke en altijd-toegewijde voorzitter van de vereeniging De Oostelijke Pers, collega Holsboer, de hand aan den ploeg geslagen en toen is een keurig programma voor den dag gekomen, dat wij hieronder laten volgen. Het Bestuur besloot bovendien, dat er in Deventer een korte algemeene vergadering zal worden gehouden, aldus naar het bekende recept het nuttige met het aangename vereenigend. Ziehier het programma:
Z A T E R D A G 2 8 JUNI. 3V4 uur. — Aankomst te Deventer. — Begroeting aan het station door de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer. — Te voet naar den Schouwburg. 3VÜ uur. — Algemeene Vergadering. (Agenda wordt nader medegedeeld.) Tijdens deze vergadering zullen de dames, die meekomen, aan de goede zorgen van de echtgenooten der in Deventer wonende collega's worden toevertrouwd. 4'/o uur. — Bezoek aan het Waag-Museum, Groote Kerk of andere bezienswaardigheden. 57g uur. — Officieele ontvangst ten stadhuize door het Gemeentebestuur van Deventer. — Bezichtiging van het stadhuis. 7 uur. — Gemeenschappelijke maaltijd in den Schouwburg, aangeboden door het Gemeentebestuur van Deventer. 9Vz uur. — Concert in de Buiten-societeit, door Vreemdelingenverkeer.
aangeboden
Z O N D A G 2 9 JUNI. 9 uur. — Autotocht door stad en omgeving, aangeboden
Dit blad verschijnt ten minste éénmaal per maand door de Deventer Automobiel- en Motorclub. Beginpunt bij Hotel „Van Wely", tegenover het Station.
12V2 uur.
Geldersche koffietafel, in „Het Wapen van Deventer", aan den IJsel, aangeboden door het Gemeentebestuur van Deventer.
27.1 uur. — Vertrek per extra-tram naar Gorsel. — Aldaar in Hotel „De Eikeboom", te midden der bosschen, een thee. — Tramreis en thee aangeboden door het Deventer Dagblad. — Einde van het bezoek. Na afloop hiervan kan men öf per extra-tram naar Deventer terugkeeren, öf direct van Gorsel uit per trein huiswaarts reizen.
Het programma ziet er zeer aantrekkelijk uit, en wij mogen het gulle gebaar van onze gastvrouwe Deventer wel op hoogen prijs stellen. In het volgend nummer worden eenige nadere bijzonderheden medegedeeld, speciaal ook in verband met de aankomst der treinen volgens den zomerdienst (die thans nog niet definitief bekend is). Echter: het Kringbestuur vraagt reeds thans zich voor deelneming op te geven. Zooals steeds kunnen alle leden van den Kring, met hun dame (of met „heur" heer), aan het bezoek deelnemen. Men geve zich v ó ó r 1 Juni Op bij den Kringsecretaris, Van Slingelandtstraat 70, den Haag, en deele daarbij mede of men alleen komt of met z'n beiden.
*
*
*
Voor het bespreken van logies in Deventer geven wij hier een lijstje van hotels (f 3.50 a f 4.50 logies en ontbijt): Hotel Hotel Hotel Hotel Hotel
„Van Wely", Keizerstraat bij het station „De Engel", Groote Kerkhof „De Wereld", Korte Bisschopstraat „De Keizerskroon", Stroomarkt „Het Witte Huis", Brink
Eenvoudiger hotels zijn : Hotel „De Tijd", Brink Hotel „Het Wapen van Utrecht", Keizerstraat. Verdere gewenschte inlichtingen omtrent logies, zoo mogelijk of noodig bij particulieren, verschaft, na overleg met Vreemdelingenverkeer, collega F. Th. Holsboer, hoofdredac : teur Deventer Dagblad. Hij zal het echter wel op prijs stellen, indien men zich alleen tot hem wendt wanneer dit beslist noodzakelijk is, daar de voorbereiding van het bezoek toch reeds veel moeite en tijd vordert.
DE
32
J O U R N A L I S T
Officiëele Mededeelingen.
Algemeene Vergadering op Zaterdag 24 Mei, te Haarlem, 's middags 3 uur, in Restaurant „Hildebrand", Fonteinlaan 11 (zoo noodig voortzetting 's avonds). AGENDA: 1. 2. 3.
4.
5.
Uw aandacht te brengen, dat in het ontwerp-Arbeidscontract, waaromtrent wij met Uw vertegenwoordigers tot overeenstemming zijn gekomen, de bepaling voorkomt: bij ziekte 100 °/0 salaris gedurende het eerste en 5o°/ 0 gedurende het tweede half jaar. Deze regeling is door Uw vertegenwoordigers billijk geacht, en daarom zou het ons zeer aangenaam zijn, indien U de tot-stand-koming van ziektegeld-regelingen op deze basis zoudt kunnen bevorderen af althans die bepalingen onder de aandacht Uwer leden zoudt kunnen brengen, b.v. door het opnemen van dezen brief in Uw orgaan. Met de meeste hoogachting . . . , enz. Het Kringbestuur zal het op prijs stellen indien de leden het op de hoogte houden van de maatregelen, die aan hun bladen met betrekking tot de Ziektewet mochten worden genomen.
Ledenlijst.
Notulen der Jaarlijksche Algemeene Vergadering van Zaterdag 22 Maart te Amsterdam. Ingekomen mededeelingen. Praeadvies van het Kringbestuur betreffende het vraagstuk van de vorming van den journalist, met de aan het slot daarvan voorgestelde conclusies. (Zie De Journalist no. 447, van 6 Maart j.1.) Voorstel van het Bestuur, om in art. 17 H. R. de bepaling op te nemen: „Gewone leden, in Nederlandsch Oost- of West-Indië gevestigd, betalen een jaarlijksche contributie van f 10 wanneer hun inkomen niet meer dan f 5000 'sjaars bedraagt en van f 12.50, wanneer hun inkomen meer dan f 5000 'sjaars bedraagt. Rondvraag. *
*
*
Restaurant „Hildebrand" is te bereiken vanaf het Stationsplein met tramlijn 1 (richting den Hout). Deze tram stopt vóór „Hildebrand". De collega's die per E.S.M, in Haarlem arriveeren moeten uitstappen aan de halte Tempelierstraat; ze zijn vandaar (via De Dreef) in eenige minuten in „Hildebrand". Noenmaal. Het Bestuur van den N. J. K. zal binnenkort een noenmaal aanbieden aan den heer Mr. B. C. J. LODER, oudpresident en rechter in het Permanente Hof van Internationale Justitie, die — zooals men weet — verklaard heeft, in September a.s. zich voor herbenoeming als zoodanig niet beschikbaar te kunnen stellen. De heer Loder is voor eenigen tijd naar Engeland tot bet voeren van besprekingen op het gebied der codificatie van het internationaal privaatrecht. In verband hiermee zal het noenmaal begin Juni plaats hebben. De heer Loder heeft zich bereid verklaard aan het noenmaal een rede te houden, waarvan het onderwerp te zijner tijd zal worden bekend gemaakt. Zoodra de datum van het noenmaal in de pers is gemeld kan ieder die wil aanzitten zich bij den Kringsecretaris opgeven. De datum is waarschijnlijk Maandag 2 Juni.
De Journalisten en de Ziektewet. Namens het Kringbestuur is onderstaand schrijven verzonden aan het Bestuur der Directeuren-Vereeniging: Mijne Heeren, Mogen wij een oogenblik Uw aandacht vragen voor het volgende: Op 1 Maart j.1. is de Ziektewet in werking getreden. Daaronder vallen, zooals U bekend is, ook de journalisten die de in de wet genoemde loongrens niet overschrijden. Nu hebben wij vernomen, dat aan meer dan één blad reeds een zekere regeling, op den grondslag der wettelijke bepalingen, is ontworpen. Daarom veroorloven wij ons onder
Voorgedragen als gewoon lid: D. D. P. HONIJK, Enkh. Crt, Nd. Havendijk 232, Enkhuizen. Aa?igenomen als gewoon lid: J. J. VAN MECHELEN, Handelbl., Prinsengr. 832, Amsterdam. F. A. H. OTTEN, N.-Holl. Dagbl., Oosterweg 56, Bergen (N.H.) Adresverandering: K. BEEN, Roomburgerweg 4, Leiden. H. J. VAN BALEN, L. V. Meerdervoort 770, den Haag. Mr. S. DAVIDS, Jekerstraat 33, Amsterdam Z. D. KOUWENAAR, Joh. Verhulststraat 193 boven, Amsterdam. J. LEENINGA, Koninginnelaan 53a, Groningen. M. J. BRUSSE, Dorpsstraat 18, Hillegersberg. S. DE LEVE, Kon. Emmakade 76, den Haag. Mej. HENR. v. D. BURG, Aart van Nesstraat 130a, Rotterdam. T H . RADEMAKER, Jan Blankenstraat 45, den Haag. G. H. KNAP, Rubensstraat 52 huis, Amsterdam. E. W. DE JONG, Comeniuslaan 8, Bussum. P H . J. G. ROEST, Van Boetzelaerstr. 53, Alphen a. d. Rijn. A. P. BONGERS, Fraumhoferstr. 37 boven, Amsterdam-Oost. H. TERSTEEG, Jan van Eyckstraat 5, Amsterdam (Z). F. F. FREDERIKS, Vlielandschestraat 57, Den Haag. L. ALTHQFF, Anslijnstraat n , Haarlem. C. DE R O T (Bat. Nwsbl.) Palmenlaan 2, Weltevreden. L. M. VAN STRIEN, Noorder Amstellaan 6 i ! , Amsterdam Z. Het adres van H. W. SANDBERG is: van 1 Juni^-i September Cyclaamstraat 44, Den Haag en daarna weer het oude adres, Hotel de Médicis, 56 rue Mons.-le-Prince, Paris (6e).
Royement. Geroyeerd: A. G. B o u t e n , S c h i e d a m (buitengewoon lid).
Locale en Gewestelijke Vereenigingen. Amsterdamsche Pers. Voor het lidmaatschap van onze vereeniging heeft zich aangemeld mej. J. OOMS te Zaandam, werkzaam aan verschillende bladen te Amsterdam. Bezwaren kunnen binnen acht dagen worden ingebracht bij den secretaris J. C. E. SAND Wakkerstraat 28, Amsterdam-Oost
Haagsche Journalisten Vereeniging. Coticentratie i?i de Pers. Het blijft altijd moeilijk voor de besturen der journalistenorganisaties avonden te kiezen, waarop zij mogen hopen op een goede opkomst, en zoo scheen in den aanvang de debatavond in een zaaltje van hotel Paulez, welke het Bestuur der H. J. V. had uitgeschreven om, in verband met het rapport voor den Ned. Journalisten-Kring, uitgebracht door de commissie, welke voor dit doel was ingesteld, niet te mogen rekenen op veel bezoek, maar geleidelijk kwamen er meer belangstellenden en terecht merkte de voorzitter mr. J. J. van Bolhuis in zijn welkomstwoord op, dat hij weer nieuwe gezichten zag, terwijl onze nestor, de heer Haaxman weder onder de getrouwen was, die ongeveer geen bijeenkomst verzuimen. Drie sprekers bekeken het onderwerp van verschillende
DE
J O U R N A L I S T
zijden. Den heer J. Hollander was als secretaris van de bovengenoemde commissie verzocht een inleiding te geven, naar aanleidiug van dit rapport; de heer Etty Leal had toegezegd iets mede te deelen over den toestand in de AngelSaksische landen en de heer Van der Hout behandelde den toestand in Nederland en Duitschland. De heer Hollander, die de volle aandacht wijdde aan de etische zijde, achtte het vraagstuk der concentratie in de pers even belangrijk als moeilijk. 't Was dan ook geen bijster eenvoudige taak, die de concentratie-commissie van het bestuur van den N. J. K. te vervullen kreeg, n.1. om te onderzoeken: ie. wat de gevolgen, en in het bijzonder wat de nadeelen voor de journalisten zijn. verbonden aan de verschijnselen van verschillenden aard en in verschillenden vorm, die op concentratie van bladen wijzen en 2e of het mogelijk en wenschelijk is, die nadeelen door bepaalde maatregelen te voorkomen of te beperken. Het is meestal veel gemakkelijker om over een werkelijk, of een vermeend kwaad allerlei beschouwingen in de wijde ruimte te geven (wij, journalisten, weten, hoe heerlijk dat is !) dan om er de gevolgen van te benaderen en aan te wijzen. Eri nog moeilijker wordt het, wanneer men maatregelen moet zoeken tot stuiting van een kwaad, dat men heeft geconstateerd. . Daarom zie ik het rapport der Concentratie-commissie dan ook slechts als een begin. Hij die komt verklaren: elke concentratie is uit den booze en moet ten bloede toe bestreden worden, handelt dwaas. Hij bereikt niets dan eigen ontnuchtering. De gedachte aan en het streven naar concentratie in de pers is niet te keeren. Niet altijd zijn de gevolgen der concentratie in alle gevallen af te wijzen. Zij kan zelfs ten goede komen van de bladen, die zij omvat en ook aan alle, of meerdere der journalisten, die er bij betrokken zijn. Ook al geven wij gaarne toe, dat dit uitzonderingen kunnen zijn, toch betwisten wij, dat het hier de bekende uitzonderingen zouden zijn, die een regel bevestigen. Wij bezien de concentratie, en hare gevolgen, iets meer van nabij voor zoover ze betreft: ie de krant als draagster en vertolkster, als propagandiste, van ideeële waarden, van beginselen en van gedachten; 2e. de krant als commercieele onderneming; 3e. de krant als werkplaats voor de journalisten. Al is deze volgorde geen product van geweldige denkstonden voor mij geweest, toch koos ik haar ook weer niet ondoordacht. Ik val in menig opzicht wat ouderwetsch, heb zelfs wel eens „reactionaire" bevliegingen. Daarbij ben ik ongeveer een kwart eeuw werkzaam geweest aan wat men wel noemt de politieke, oftewel de partijpers en heb ik een kleine 20 jaar m'n goede humeur moeten bewaren aan dagbladen, die soms wel in de statuten harer N. "V. de bepaling bevatten, dat van den winst ook een zeker deel aan de redactieleden ten goede kwam, maar die toch nooit iets anders deden dan verlies opleveren en soms niet zoo weinig ook. En toch zie ik altijd allereerst zoo graag de krant als draagster en doorgeefster van beginselen en gedachten hoe dan ook en in welke richting dan ook. De eenvormigheid is de vloek van het moderne leven, heeft Dr. Kuyper eens gezegd en de gevolgen daarvan blijken ook hier. Eerst geven twee, drie, vier. of,.vijf menschen hun gedachten, en dan wordt het er één voor al die ooren. Terwijl daar dan soms helaas nog bijkomt, dat dat eene geluid sterk beheerscht wordt door hen, die de commercieele leiding van het bedrijf hebben. Door de concentratie gaat er iets moois weg. De krant — als geheel gedacht — komt als orgaan van publieke voorlichting, als instrument van vorming der gedachten bij de massa, en handen van enkelen, van zeer enkelen. De variatie raakt zoek. Doch de krant is ook een commercieele onderneming. Er schijnt wel eens een enkele journalist te zijn, die dat geheel, of te veel, uit het oog verliest. Al meen ik wel eens bemerkt te hebben, dat hij aan het eind der maand, ja soms zelfs nog daar vóór, zich er iets van herinnerde. Dat commercieele zal dikwijls tot concentratie leiden, al is het lang niet altijd het eenigste en ook niet altijd het hoofdmotief. Voor velen, die haar lot beheerschen is ze dat zelfs allereerst. Welnu, de concentratie speelt hen in de kaart door de kosten te verminderen, ook al vermindert daardoor ook het
33
eigene, het presentabele van de krant. Zoo komt men tot allerlei fusie. En het Nederlandsche publiek merkt dat niet, of nauwelijks. De massa heeft veel meer interesse voor de foto-pagina, dan voor een hoofdartikel, of een beschouwing. En op die voorliefde der massa wordt handig gespeculeerd. Laat ons bij onzen strijd tegen de uitwassen der concentratie toch niet vergeten dat mee van de grootste vijanden niet zitten op de kamers der dagblad-directeuren, maar onder de journalisten zelf. Waar soms zulke groote en geweldige woorden vloeken met zulke akelige, kleine daden. En dat wij tegenover de gevaren en de uitwassen der concentratie dikwijls zoo machteloos staan, is allereerst te danken aan de journalisten, of de zich-noemende journalisten zelf. Daarom dient allereerst stevig stelling gekozen te worden ten gunste van de positie van den journalist bij verkoop van bladen. Dat is één der hoofdpunten in de kwestie der regeling van het arbeidscontract. Die kwestie is urgent. Maar er is nog een euvel, waarmede meerdere journalisten kennis maken en dat door de concentratie dreigt iets heel gewoons en iets heel normaals te worden. De C. C. spreekt daarover in haar rapport op de volgende wijze. Het geldt hier de reeds veelbesproken wijze van het gebruikmaken van de kopy van een journalist, die werk levert, dat een zelfstandig, individueel cachet draagt, zonder dat deze daarvoor afzonderlijk wordt gehonoreerd, voor een reeks bladen, hetzij eigendom van dezelfde onderneming, hetzij in nauw verband met elkander staande. Dat dit in het algemeen een euvel is, valt moeilijk te betwisten. Spr. bezag ook deze kwestie nader aan de hand van het rapport der Concetratie Commissie en de oplossing die zij aan de hand doet. De heer Etty Leal stelde op den voorgrond, dat de korte tijd van voorbereiding hem niet de gelegenheid had gelaten vele gegevens over Amerika te verzamelen. Hij noemde de Hearstpress en Associated Press, welke vooral de pers in de Ver. Staten beheerschen. en, meende, dat de toestand er verre van rooskleurig was en de journalisten er zeer gemaszregelt worden. Wat Engeland betreft, ving de heer Etty-Leal aan met het gezichtspunt te geven van Milne, dien hij reeds jaren kende- Deze was oorspronkelijk Literary Editor van de Graphic en toen Harrison de geïllustreerde bladen onderbracht in een concern — dit behelst o.a. Graphic, Sketch, III. London News, Sphere, Bystander Britannia en Eve. — verloor Milne zijn betrekking en kon wel als medewerker aanblijven, maar zijn goed betaalden post was hij kwijt. Britannia werd opgericht door Gilbert Frankau die de eerste redacteur was. Men wilde een goedkooper geill. blad maken a 6 pence instede van 1/. Spoedig kreeg Frankau ruzie met zijn medecommissarissen en moest voor 10.000 pnd.st. uitgekocht worden. Noch Britannia noch Eve gingen als weekbladen goed en men heeft ze saamgevoegd in een blad dat maandelijks verschijnt. Al deze bladen verschijnen in het paleisachtige gebauw aan de Strand, Inveresk House. In de Harrison groep is intusschen ook opgenomen: The Sunday News een weekblad alsmede eenige provinciale bladen. Milne ging nu over naar de Daily Telegraph als Literary Editor, maar de z.g. Northcliffe Press bestaande uit de Daily Mail en eenige provinciale bladen, kocht van Lord Burnham de D. T. en Milne kon ook weer als medewerker aanblijven, zijn redactiepost was hij weer kwijt. Met de fusie van de D. T. kwamen ook de aanverwante bladen de z.g. Berry Press onder beheer van de D. N. groep: Sunday Times, Daily Sketch, Financial News en vele provinciale bladen en Ev. News. Dan hebben wij nog de fusies die tot stand kwamen onder de auspiciën van Lord Beaverbrook, den Canadees-krantenkoning die oorspronkelijk alleen de Daily Express had, daarna de Sunday Express voorts de Evening Standard en thans wordt in Glasgow de Schotsche editie gedrukt van de D. E. en wordt daardoor den Schotschen bladen groote concurrentie aangedaan. De Daily News en de Star zijn in het bezit van de Cadbury's maar hebben ieder hun eigen redactie behouden. In den laatsten tijd zijn er ook vele fusies tot stand gekomen in vak-bladen en in z.g. „class papers" b.v. alle magazines en om een idee te geven van het aantal bladen dat door firma's als Newnes en Cassell wordt uitgegeven diene dat in de Amalgamated Press een 120 bladen (vooral kinder- en vrouwenbladen) zijn vereenigd. Weer een andere combinatie is die van de technische bladen waaronder de
34
DE
J O U R N A L I S T
tuinbouwbladen weer een afzonderlijke combinatie vormen. Men zal zich herinneren dat de Times in de dagen van Northcliffe met de Daily Mail werd vereenigd. Dit bleek door het verschillend karakter van beide bladen een fiasco. Na Northcliffe's dood kocht Major Astor, broer van Lord Astor (eigenaar van de Observer) het meerendeel der aandeden op (oorspronkelijk waren zij eigendom der familie Walter) en nu is er een trust gevormd waardoor de Times's onafhankelijkheid is verzekerd. De Times geeft verschillende supplementen uit die een eigen redactie hebben {Literary Times, Fina?uial Times etc.) De Odham's press drukt een 40 bladen. De oplaag van The People steeg o.a. in 5 jaren tijds van 300.000 tot 2.350.000. De heer Etty-Leal wees erop, dat men door de concentratie heeft gekregen een minder individueele journalistiek, voorts minder emplooi, de goede plaatsen zijn belangrijk in aantal achteruitgegaan. De journalisten, die hun plaats behielden worden goed bezoldigd, dank zij de Institute of Journalists en de Journalists Union, de Engelsche vakvereeniging der journalisten. De heer Etty-Leal gaf nog een paar persoonlijke indrukken van een journalistenvergadering te York, welke door hem werd bijgewoond en hoe daar o.m. een pensioen van 100 pnd.st. per jaar als minimum werd gedacht. Nog wees hij erop, dat in Engeland, waar de meeste groote bladen ochtendbladen zijn, de combinatie met avondbladen zeer bijzondere moeilijkheden meebrengt. Tenslotte vertelde hij nog eenige bijzonderheden, welke hij had geput uit het werk: „On going to Press" door Stevens (Melthuen). Hierin wordt ook de ongunstige positie van den journalist geschetst, die steeds door ontslag wordt bedreigd en geen bescherming kent. Hij besloot intusschen met als grootste bezwaar van de concentratie de vervlakking der dagbladen te noemen en nog toe te lichten het gevaar, dat door de radio heele pagina's van couranten snel worden overgeseind, tot schade van de medewerkers dezer bladen. De heer Van der Hout begon met te verklaren, dat de concentratie-commissie van den Kring, zooals de heer Hollander reeds had doen uitkomen, slechts een beperkte taak had. Het vraagstuk zelf lag z.i. buiten de sfeer van den Journalistenkring en was slechts een phase van het algemeene economische proces in de maatschappij, n.1. door samenvoeging van bedrijven en beperking van de productiekosten een verhoogd rendement te krijgen en zoodoende de economische macht te versterken. In de dagbladpers kon dit mede beteekenen een versterking van de politieke macht. Hij lichtte daarop met cijfers toe, hoe in den aanvang van de 20e eeuw in Nederland slechts 39 dagbladen bestonden, verspreid over 22 steden. 9 daarvan waren overleden, andere werden opgericht en verdwenen weer, thans zijn er 80 bladen, verspreid over 37 steden. Er zijn dus in dien tijd 50 nieuwe bladen bijgekomen. Hij zag hier een politieke tendenz want de grootste vermeerdering had plaats in de katholieke pers. Er zijn thans 32 katholieke bladen, waarvan de meeste min of meer noodlijdend. Den ongunstigen toestand van tal van bladen in ons land wijt hij dan ook vooral aan de versnippering. Er zijn te veel dagbladen in éénzelfde plaats en hij noemde o.a. de Dordrechtsche Courant en andere couranten welke rechtstreeks dupe waren geworden van dit teveel aan bladen in de provincie. In Duitschland had de politiek ook invloed geoefend, maar daar had men door samenwerking een beter bestaan aan de bladen en daardoor ook aan de redacties bezorgd. Hij noemde den „Augustinusverein", die reeds in 1878 was begonnen met zijn steun aan katholieke bladen, welke zwak staan. De vereeniging steunt de bladen door de redacties goede salarissen te geven en hun toekomst te garandeeren. Dit leidt tot verheffing van het peil der bladen. Een 160 bladen profiteeren van deze samenwerking. In Westfalen bestaat het „Zeitungsverlegerverband", in Zuid-Duitschland „Koncordia", waardoor een 120 bladen worden gesteund, die alle hun zelfstandigheid bewaren wat hun werkwijze betreft. Voorts noemde de heer Van der Hout de concentratie der S.D.A.P. bladen m Duitschland, welke ook zeer ver gaat en tenslotte de steun door Hugenberg gegeven aan alle bladen van welke richting ook, die gericht zijn tegen socialisten en communisten. Hij merkte op, dat als een blad socialisten in zijn redactie heeft, deze eruit moeten, maar dat er jegens hen gematigd wordt opgetreden, zoodat geen ontevredenen worden gekweekt. Komend op de concentratie in Nederland, meende hij, dat het in enkele gevallen mogelijk is geweest, dat bladen door samenwerking hun bestaan verzekerden en ook betere medewerkers konden bekostigen dan anders mogelijk zou zijn. Dit gold voor bladen in de provincie en hij noemde voorbeelden, hoe ook de redacties of medewerkers hierdoor
werden gebaat. De politieke pers had ingezien, dat zij naast politieke leiding ook nieuws moest geven en had zich als nieuwsbladpers zeer ontwikkeld en daardoor waren sommige katholieke bladen ernstige concurrenten geworden van de pers van andere richting. Hij concludeerde dus, dat concentratie niet kan worden belet en een goede zijde heeft, en dat zij bij goede toepassing geen gevaar behoefde te zijn, noch voor de onafhankelijkheid en verscheidenheid der bladen, noch voor de positie der journalisten. Iets anders zijn de stille afspraken tusschen de groote bladen, om voor een bepaald doel een belangengemeenschap te vormen. Hier kan een gevaar schuilen. In elk geval herhaalde hij, dat hij meende, dat de Kring hier weinig kon doen en slechts incidenteel kan werken voor de belangen der slachtoffers. Na een korte pauze was er gelegenheid tot debat, waarbij de heer Kroes een uitvoerige uiteenzetting van zijn meening gaf; hij zag in de concentratie uitsluitend een quaestie van efficiency, welke de journalistiek slechts ten goede kan komen. Hij kwam onder veel interrupties met Amerikaansche voorbeelden, en zag in concentratie het beste middel tot verbetering van de positie van den journalist. De heer Mendell ging regelrecht in tegen de opvatting van den heer Kroes, erop wijzend dat voor den goeden journalist niet het materieele maar het ideëele op den voorgrond staat. Bij concentratie wordt de geestelijke opvoeding van het Nederlandsche volk overgelaten aan een tiental menschen, terwijl differentiatie noodig is; de concentratie beteekent dus een ontzettende verarming voor de journalistiek. Tegenover de journalisten, die van de concentratie voordeel hebben staan zij die de dupe worden, dikwijls de besten met de meest onafhankelijke meening. Terwijl hij deed uitkomen, dat het voorbeeld van Amerika niet kan worden voorgehouden aan Europa, dat in alle opzichten veel hooger staat, voegde hij hieraan toe, dat men economisch ook niet kon voorspellen, of het Amerikaansche systeem niet op een debacle zou uitloopen. Z.i. is de wereld echter reeds heen over de nivelleering, zelfs in Frankrijk het land van de sterkste concentratie komt het regionalisme reeds boven. Wat de rede van den heer Van der Hout betreft, merkte spr. nog op, dat z.i. niet enkel de politiek maar ook het opkomen van de populaire nieuwsbladen aan de provinciale pers afbreuk had gedaan, terwijl hij de voorbeelden uit Duitschland niet zuiver onder concentratie zou willen groepeeren. Z.i. was dus de concentratie verkeerd voor de geheele pers en voor de geestelijke standing van den journalist. De heer Flaumenhaft vertelde een en ander van den toestand in Polen, waar de confectie-journalistiek zeer sterk is en zeer ongunstig werkt. Hij achtte het noodig die te bestrijden. De Voorzitter was het eens met de heeren Hollander en Mendell, die terecht den nadruk hadden gelegd op de ideeële zijde en het gevaar van de eenvormigheid en van de almacht van enkele menschen, die hun meening aan het geheele volk opdringen. Ook hij zag in uniformiteit den dood van het geestelijk leven en stelde in het licht, dat onder journalisten ook menschen, die geen groot karakter hebben kunnen voorkomen en dat dan misbruik kan worden gemaakt van een sterke machtspositie. Hoewel ook hij de gevallen kende, waar door concentratie verbetering in de positie van journalisten en verbetering van den inhoud van een blad mogelijk was, moest men zich wel afvragen hoe ver de samenwerking kon gaan. De inleiders beantwoordden daarop met een enkel woord hen, die in debat waren getreden. De heer Hollander wees op de tegenstrijdigheden van den heer Kroes en legde nog eens den nadruk erop, dat voor de geestelijke ontwikkeling van ons volk variatie van meeningen noodig is en zelfs in de partij verschillende stroomingen de meeningen moeten vertolken. Hij dankte de heer Mendell voor diens steun. De heer Etty-Leal lichtte nog eens toe, hoe de heer Kroes zich zeer verkeerde meeningen had gevormd over Amerika en zijn geestelijke ontwikkeling en hoe diens theorieën slechts konden leiden tot een overvoering van de markt met gestudeerden. De heer Van der Hout wees eveneens den heer Kroes op diens volkomen verkeerde voorstelling van Amerika op*het punt van ontwikkeling. Van alle buitenlandsche journalisten welke in ons land waren geweest had hij van de Amerikanen den minst gunstigen indruk gekregen wat hun ontwikkeling betrof en ook de Amerikaansche literatuur op het gebied van de journalistiek was zeer onbeduidend. Hij noemde nog het werk „Conscience of the newspaper" door Flint, waarin een scherpe critiek werd geleverd op de Amerikaansche pers.
DE
J O U R N A L I S T
In antwoord op de opmerking van den heer Mendell zeide hij, dat men Hugenberg's methode als een negatieve concentratie kon beschouwen. Hij beweerde niet, dat in Nederland de provinciale pers enkel door de confessioneele pers was ten ondergegaan maar door de versnippering, waartoe de confessioneele pers het hare had bijgedragen. Nog wees hij op de goede Hollandsche weekbladen, waar tegenwoordig vele journalisten een bestaan vinden en op de neiging bij de vakpers om journalisten de leiding te geven en zoo met de nieuwsbladen te concurreeren. Ook hij erkende volmondig dat het ideeële niet in verdrukking mocht komen. De heer Kroes lichtte nog even toe, dat hij ook wel voor de ideeële zijde voelde, maar differentiatie bij concentratie mogelijk achtte. Nadat de heer Mendell nog een aardig historisch staaltje van Amerikaansche journalistiek had gegeven, dat getuigde van onwetendheid van den betrokken journalist, dankte de voorzitter alle sprekers en debaters en ook de overige aanwezigen voor hun belangstelling en sloot de bijeenkomst.
F.
Als gewone leden hebben zich aangemeld F. KOSTER, D. J. DE MAN, P. A. DONKER, allen Het Haagsche Volk en
TH.
J. VAN KASTEEL,
Versch.
bladen.
Bezwaren bij de Secretaresse EMMY J. B E L I N F A N T E 2e Schuytstraat 172
Algemeene belangen. Onze salaris-schaal. Dezer dagen stond in de N. R. Crt. (misschien ook elders) een groote advertentie, waarin aan de Provinciale Overijselsche en Zivolsche Courant werd gevraagd een „redacteur-verslaggever", die moest beschikken over „eenige jaren ervaring op journalistiek gebied." Prachtig. Maar schrik nu niet van het salaris, dat in de advertentie werd genoemd, namelijk 18000 . . . dubbeltjes welteverstaan. Achttien-honderd gulden. Is het wonder, wanneer het Nederlandsche publiek het zijne er van denkt? Groote advertentie. Provinciaal dagblad. „Redacteur-verslaggever" met „ervaring." En dan f 1800. Zeker, 't is „aanvangs-salaris". Maar ook als zoodanig onvoldoende. En in strijd met onze salaris-schaal. Namens het Kringbestuur is dan ook aanstonds de aandacht deidirectie van het betrokken blad er op gevestigd, dat het cijfer 1800 volstrekt niet klopt met de tusschen de directeuren en de journalisten overeengekomen salaris-regeling en is haar verzocht, daarin verbetering te brengen. Maar wat geeft het, wanneer er journalisten zijn, die zich op een te laag bedrag laten aanstellen? Wij moesten het zoover kunnen brengen, dat er eenvoudig voor zulk een salaris in die functie niemand te krijgen was. Althans niet uit de rijen van onze leden. Het handhaven van de cijfers onzer schaal, die op-zicbzelf nog slechts een minimum vormen, is een groot belang. Het is noodig, dat wij daarop bij voortduring met ijver letten, opdat afwijkingen, indien die hier en daar mochten voorkomen, dadelijk gesignaleerd kunnen worden. Laat ieder, die weet dat aan een bepaald dagblad die schaal niet wordt gevolgd, daarvan aan het Kringbestuur mededeeling doen. Immers: dan kan er tegen worden opgetreden. Als het Bestuur niets weet, kan het niets doen. Het komt niet iederen dag voor, dat een directie zoo openlijk een te laag cijfer adverteert, als ditmaal. D. H.
Vereeniging Nederland-Engeland. O p 24 April heeft d e V e r e e n i g i n g N e d e r l a n d - E n g e l a n d , ter viering van h a a r tien-jarig b e s t a a n in het H o t e l D e T w e e S t e d e n te ' s - G r a v e n h a g e a a n een maaltijd een a a n t a l gasten vereenigd. D e E n g e l s c h e g e z a n t en lady R U S S E L , n a m e n s d e n K r i n g d e vice-voorzitter d e h e e r H E N R I D E K K I N G en n a m e n s d e b u i t e n l a n d s c h e j o u r n a l i s t e n de heer H . ASSF.I.IN b e h o o r d e n o n d e r de g e n o o d i g d e n . In een zeer fraaie r e d e heeft de voorzitter d e heer H. C O L I J N d e b e d o e l i n g d e r vereeniging uiteengezet en daarbij e n k e l e w o o r d e n v a n g r o o t e w a a r d e e ring j e g e n s d e pers g e s p r o k e n .
Aanvulling. Geachte secretaris! Naar aanleiding van het, uiteraard, zeer beknopte verslag der jongste bestuursvergadering werd mij door verschillende Kringleden de vraag gesteld hoe er principieel verschil in
35
onze bestuursbijeenkomst kan bestaan over het stichten van een fonds voor weduwen van journalisten. 't Is daarom dat ik U verzoek in het orgaan dezer mijnerzijds gegeven verduidelijking te plaatsen: Tegen het stichten van een Weduwenfonds bestond bij niemand der aanwezige bestuurders principieel bezwaar, wèl tegen opheffing van de Weerstandskas; omdat de Kring tracht eerst zooveel mogelijk te doen voor de leve?ide vakgenooten en met behoud van het daarvoor bestaande instituut, genaamd „Weerstandskas". Kan daarnaast iets voor de weduwen van journalisten worden gedaan, dan heeft dit ongetwijfeld den steun van alle Kringbestuurders. A'dam, 26 April '30.
L. SCHUTTING.
Rectificatie. In het verslag van de jongste algemeene vergadering leze men op pag. 24: „pasteur F. Ch. Krafft, rédacteur de ' l'Eglise Wallone, predikant bij de Ned. Herv. Waalsche gemeente."
Konfektie-journalistiek. Niet iedereen is in staat een delicate kwestie, delicaat te behandelen. Hiertoe behoort eenige innerlijke beschaving. Onwillekeurig bracht het stukje van den heer Nijgh mij dit in herinnering. Het werpt overigens een schril licht op de hedendaagsche toestanden in de journalistiek! Allereerst belicht, het heel sterk de positie van den directeur bij een c o n c e r n als van den heer Nijgh. Hij treedt op als „maitre absolu", als eenige dus, die naar willekeur over het wel en wee van den journalist kan beschikken. Bij de oude N . C . was de hoofdredacteur de hoofdpersoon in journalistieke aangelegenheden, bij de besprekingen in 1915, vóór 'mijn aanstelling was zelfs geen directeur aanwezig. Sedert de heer Nijgh de N. C. kocht, hebben wij nagenoeg alleen met hem moeten onderhandelen. Uit zijn stukje blijkt zijn alleenheerschappij nog eens overduidelijk. Als antwoord'op de 10 punten van den heer Nijgh het volgende: Ie. Het aanbod van den heer Nijgh om met half salaris genoegen te nemen en de raad een nieuwen werkkring te zoeken, n o o d z a a k t e mij ontslag aan te vragen. 2e. Onder'het régime Nijgh hebben de redactieleden van de N.C. niet anders dan zenuwsloopende onzekerheid gekend. Er werden met ons blad slechts regelingen getroffen, die wij als journalist niet konden goedkeuren, maar waar wij machteloos tegenover stonden. Mijn hoop om bij de N . R . C . , als correspondent te worden aangesteld werd door den heer Nijgh gewekt. Dadelijk na den verkoop van de N. C. had ik te Rotterdam een onderhoud met den heer Nijgh over de zekerheid van mijn positie aan de N . C . en hij zei toen dat voor mij toch altijd nog' de N. R. O. open stond. Op mijn vraag of mij dit schriftelijk kon worden bevestigd, kreeg ik ten antwoord dat dit nooit werd gedaan, maar dat er voor mij toch o-een enkele reden bestond om hieraan te twijfelen. Nu gebruikt de heer Nijgh het verkeerde woord. Ik was niet ongeschikt als opvolger van den heer Völmar, maar te d u u r . Toen de heer Voormolen als correspondent werd aangesteld, herinnerde ik den heer Nijgh aan ons gesprek. Hij antwoordde mij, dat ik toch geen genoegen zou hebben kunnen nemen met het salaris, dat de heer Voormolen nu had en dat ik blij moest zijn niet aan de N. R. C. te zijn gekomen want dat nu mijn positie bij de N. C. veel zekerder was geworden. 3e. Als datgene wat een journalist schrijft in drie bladen wordt opgenomen, werkt hij dan voor één of voor drie bladen ? Nog iets. Een journalist m a g ' a l s redacteur van een blad niet het verslag, dat hij voor zijn blad schrijft, ook in andere bladen plaatsen. Maar omgekeerd heeft de directie van zijn blad het recht zijn bijdragen net" zoo dikwijls in andere bladen te plaatsen als zij dit zelf goed vindt. Wat is dit voor een zonderlinge toesland? In de maand Januari '29 o.a., de maand dus nadat ik de mededeeling ontving te weinig te werken en dus niet langer voor hetzelfde salaris te kunnen gehandhaafd blijven, verving ik den beer Voormolen, niettegenstaande mijn ongeschiktheid, vijf maal. Noemt de heer Nijgh dit „bij uitzondering"'? Zou de heer Nijgh mij ook kunnen me'dedeelen wanneer i k door andere collega's werd vervangen? De heer Völmar was niet meer aan het concern verbonden, de heer de Wal m o c h t niet in de N . R . C , schrijven. Van vervangen is, wat mij betreft nooit sprake geweest. Nog zou ik willen vragen: wanneer 'heb ik beweerd, dat de door den heer Nijgh genoemde collega's niets uitvoerden? 4e. Mij werd wel degelijk de raad gegeven ontslag aan te vragen. Dit weet de heer Nijgh. Mijn ontslagaanvrage werd zelfs voor mij opgesteld. Het door den opsteller geteekende afschrift is in mijn bezit, In de bespreking, die op den eersten brief van den heer Nijgh volgde, heb ik juist uitdrukkelijk verklaard, hoe moeilijk het voor mij zou zijn in het buitenland een positie te veroveren. Amerika is 'voor mij gesloten, indien ik geen aanstelling kan loonen, en met een gezin naai- Indië te gaan op een leeftijd, dat anderen met pensioen terugkeeren is vanzelf al weinig aanlokkelijk. Ik vroeg juist den heer Nijgh of bij zijn concern dan geen andere plaats voor mij beschikbaar' was. Het is de tweede keer, dat de heer Nijgh beweert, dat ik de reden van mijn ontslag anders voorstel. Ik verzoek hem dringend mijn brief van 26 Jan. '29, waarin ik de juiste toedracht nog eens duidelijk heb uiteengezet, over te lezen. 5e. N a t u u r I ij k zou een contract mij meer zekerheid hebben geboden. Had het dit niet gedaan, dan zou ik het in geen geval hebben geteekend. Of is de heer Nijgh zoo verzekerd van zijn machtspositie als directeur, dat zelfs een contract den journalist geen waarborg biedt? Een jaar salaris als vergoeding bij ontslaglijkt den heer Nijgh buitengewoon veel. Hij vergeet, dat wij nooit eenige periodieke verhooging van hem hebben ontvangen en dat
36
D E
J O U R N A L I S T
tantièmes bij de leden der Redactie van de N. C. onbekend waren. Hij vergelijke de tantièmes van de leden der Redactie van de N.R-C. (om van die der Directie niet te spreken) eens met het mij toegekende jaar salaris, allicht komt de vergoeding hem minder hoog voor. Teminder, waar hij wist, dat voor mij geen positie bij een ander blad openstond en in een tijd. dat velen een jaar salaris zouden willen offeren om ergens een vaste positie te kunnen verkrijgen. 6e. Aan welke afspraak heb ik mij niet gehouden? Bestond er zelfs een afspraak? 7e. Welke i n s i n u a t i e bedoelt de heer Nijgh? De mededeeling over het bestaan van een fusie is toch geen insinuatie. De heer Nijgh spreekt nu toch zelf ook over een fusie? Trouwens iedereen weet toch, dat N . C . en Vad. zijn samengesmolten. Wat voor schade kan het concern en mijn collega's worden aangedaan, door als oorzaak van mijn vertrek de fusie N . C . en Vad. te noemen? 8e. Heb ik beweerd dat er geen bericht van mijn ontslag in de N.C. heeft gestaan? Wederom vraag ik mijn collega's, wat aan het onderschrift van mijn laatste critiek, dat ik hun ter beoordeeling in „De Journalist" van 6 Maart '30 heb voorgelegd, viel te laken, dat het niet mocht worden opgenomen. Waarom wordt een scheidende redacteur door een directeur belet afscheid van zijn lezers te nemen ? 9e. Welke mededeelingen heb ik over de fusie aan de bladen gedaan? Ik heb alleen als o o r z a a k van mijn ontslag de fusie van N. C. en Vad. genoemd. Zijn dit mededeelingen over dingen waarvan ik niet op de hoogte was? En zou dit ooit, door wien ook, als grondige reden voor den heer Nijgh kunnen worden aangevoerd om de door hem gedane toezeggingen uiet na te komen ? 10e. Natuurlijk kon ik mij na de fusie — weer spreekt de heer Nijgh zelf over een fusie — slecht aanpassen. Ik zal het altijd als een eer beschouwen, dat ik dit niet heb kunnen doen. De heer Nijgh weet heel goed waarom. Anders leze hij mijn brief van 19 Jan. '29 nog maar eens na. De qualiticatie van mijn werkkring als „een al te gemakkelijk baantje" zou ik kunnen kenschetsen met de uitdrukking, dien de heer Nijgh in den aanvang van zijn stukje gebruikt. In de reeds genoemde maand Januari bezocht ik als criticus 27 concerten en opera's. Mijn operaverslagen verschenen nagenoeg alle in het Vad., ook van verschillende concerten werd mijn verslag in het Vad. en N. R. C. opgenomen. Voor de N. C. moest ik van alle concerten twee verslagen maken, een kort stukje voor het Ochtendblad en een uitvoerig verslag voor het Avondblad. Van mijn negen feuilletons uit de maanden September en December, verschenen er vijf ook in het Vad. Mijn bijdragen voor de kunstrubriek heb ik voor den heer Nijgh uitgeknipt. Een gedeelte hiervan verscheen ook in de N. R. C , o.a. „Een muzikale g r a p ? " in het Avondbl. van 13-12-28. Toen ik den heer Nijgh de uitknipsels, die hij als bewijsstukken had meegenomen, terugvroeg, kon hij deze tot zijn spijt niet meer teruggeven, aangezien hij had gedacht dat ik op teruggave geen prijs zou stellen. Misschien mag ik den heer Nijgh nog even een gedeelte van zijn brief van 22-2-22 in herinnering brengen, dien hij aan de Redactie richtte toen hij de N. C. kocht: „Mijn streven zal er in de eerste plaats op gericht zijn, zoo spoedig mogelijk te zorgen dat de financieele toestand van het blad toelaat, dat de salarissen op het oude peil gebracht kunnen worden. Ik heb alle hoop het zoover, misschien verder, te kunnen brengen, gezien het leit, dat de Nieuwe Rotterdamsche Courant met haar staf en haar hulpmiddelen alles in het werk zal stellen om dit doel voor de Nieuwe Courant te bereiken. Ik heb te dien einde ook een beroep gedaan op de collegialiteit, om niet te spreken van het eigen belang van het personeel van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Ik acht het niet onmogelijk, met vereende krachten o n d e r d e n i e u w e o m standigheden van de Nieuwe Courant een winstgevende onderneming te maken, wat o n d e r d e tegenwoordige o m s t a n d i g h e d e n gebleken is niet mogelijk te zijn. Ook in de statuten van de nieuwe naamlooze vennootschap zal voor het personeel van de Nieuwe Courant met betrekking tot winst en p e n s i o e n e n gezorgd worden. Ik besluit met den wensch uit te spreken, dat wij vele jaren aangenaam mogen samenwerken tot bloei van de Nieuwe Courant. (w.g.) H. NIJOH. P.S. Het spreekt vanzelf, dat door mij geen moeite zal worden gespaard om de slachtoffers, die nu eenmaal moeten vallen, behulpzaam te zijn in het vinden van een nieuwe betrekking." De strijd van den journalist gaat niet tegen de directeuren in het algemeen, maar tegen die directeuren die niet in staat zijn de waarde van den journalist te bepalen of die, zooals de heer Nijgh, niet op de hoogte blijken te zijn van de werkzaamheid van een journalist, door o. m. een positie als Muziekredacteur van een blad als de vroegere N. C , een al te gemakkelijk baantje te noemen. Of zooals een directeur als de heer De Lang, die verklaarde een lid van de administratie of een zetter hooger te achten dan een journalist. Het oude begrip, dat men maar tegen de ruiten behoeft te tikken om voor zijn blad journalisten te kunnen krijgen, tiert bij dergelijke directeuren nog welig voort. De advertentie wordt door hen hooger geacht dan het hoofdartikel. In een van onze besprekingen durfde de heer Nijgh, toen een van ons wees op den goeden naam als journalist, dien de leden der redactie van de N. C. bezaten, niet meer of minder te vragen: „Wat koop je voor een goeden naam?" De heer De Lang, de directeur van het Vad. en rechterhand van den heer Nijgh, (of is de heer Nijgh slechts de speelbal van den heer De Lang?) ging nog verder en vroeg: „Wat koop je voor een eerlijken naam ?" Als een gesprek op een dergelijk peil is aangeland, behoeft men niet naar de resultaten te vragen. Maar men moét niet vergeten, dat voor een goeden, eerlijken naam datgene wordt verkregen, dat, zoo men het heeft verloren, onbetaalbaar zal blijken te zijn n.1. de achting van achtbare menschen. En op den langen duur kan niemand hierbuiten. Zelfs niet een directeur van een courant. LOUIS COUTURIER
Personalia en Berichten. J. H. Rogge. M e t een feestmaaltijd in L a Bordelaise te A m s t e r d a m is op D i n s d a g 15 April collega J. H . R o g g e ter gelegenheid van zijn 40 jarig j u b i l e u m door zijn collega's van de vereeniging „ D e A m s t e r d a m s c h e P e r s " gehuldigd. Als tafelp r e s i d e n t fungeerde collega D. K o u w e n a a r . O n d e r de ongeveer 45 a a n w e z i g e n b e v o n d zich de directie van het p e r s b u r e a u Vaz Dias, waar de heer R o g g e w e r k z a a m is, n m l . de heeren M. S. Vaz Dias, J. Lissauer en J. J. da Silva. In den a a n v a n g werd voorlezing g e d a a n van verschillende telegrafische en schriftelijke g e l u k w e n s c h e n van een groot deel van collega's, die v e r h i n d e r d waren t e g e n w o o r d i g te zijn. V o o r t s waren er hartelijke t e l e g r a m m e n van onzen oudhoofdcommissaris, d e n heer J. A. M a r c u s s e en van d e h a v e n meester d e n heet W. N . van d e Poll. Des 's m o r g e n s h a d d e B u r g e m e e s t e r van A m s t e r d a m , de heer W. de Vlugt, ten s t a d h u i z e d e n jubilaris g e c o m p l i m e n t e e r d . In zijn o p e n i n g s r e d e stelde collega D . K o u w e n a a r de t r o u w van den jubilaris o p den v o o r g r o n d ; R o g g e ' s trouw a a n zijn j o u r n a l i s t i e k e werk is min of meer spreekwoordelijk en d a g en n a c h t staat, ligt of zit hij ter b e s c h i k k i n g van zijn r e d a c t i e . R o g g e ' s trouw aan h e t vereenigingsleven w o r d t geïllustreerd d o o r het feit, d a t hij 23 j a a r bestuurslid van d e A. P . is geweest. ( G e r o e p : O v e r twee j a a r wéér een j u b i l e u m ! ) Spr. m e e n d e d a n ook, d a t d e vereeniging bij den jubilaris diep in h e t krijt staat. Vervolgens schetste de tafelp r e s i d e n t de wijze, w a a r o p collega R o g g e het N e d . Persm u s e u m „ t o e g a n k e l i j k " heeft g e m a a k t voor allen, die in d e collecties belangstellen. I n h e t groote a a n t a l d e e l n e m e r s aan dezen maaltijd zag collega K o u w e n a a r het bewijs, hoezeer de jubilaris w o r d t h o o g g e a c h t d o o r de j o u r n a l i s t i e k e g e m e e n t e . N a m e n s d e n N e d . J o u r n a l i s t e n - K r i n g werd blijmoedig en g o e d g e h u m e u r d als steeds, h e t w o o r d gevoerd d o o r collega L. Schotting. Deze h e r i n n e r d e er terloops a a n , d a t R o g g e ' s p a d niet altijd over rozen gevoerd had, een gevolg van d e plotselinge opheffing van het N i e u w s b l a d voor N e d e r l a n d . A a n het slot van zijn rede, de v a k b e l a n g e n a a n s t i p p e n d , sprak collega S c h o t t i n g d e h o o p uit, d a t m e n de W e e r s t a n d s kas van den K r i n g intact zou laten. Juist tijdens dit speechje van S c h o t t i n g werd de gebruikelijke flauwe m o p u i t g e h a a l d : een of a n d e r e g r a p p e n m a k e r m e l d d e a a n den r e s t a u r a n t p o r t i e r een grooten b r a n d a a n d e O u d e s c h a n s met het verzoek dit bericht ter k e n n i s van de pers te b r e n g e n . D e z e liet zich e c h t e r niet van de wijs brengen : een kort c o n t r ö l e g e s p r e k m e t d e b r a n d w e e r bewees, d a t er voor zoo'n b e s c h i m m e l d e c a n a r d n o g steeds a n i m o bestaat. H e t w o o r d was d a a r n a aan den heer Lissauer, lid d e r directie van het P e r s b u r e a u Vaz Dias, die e v e n e e n s waard e e r e n d e w o o r d e n sprak en die den jubilaris (die stil werd o m d a t hij op zijn a n t w o o r d s p e e c h zat te b r o e d e n ) een geschenk overhandigde. Collega L. A. P . van den B r o e k e b r a c h t de g e l u k w e n s c h e n der R. K. J. V. over, collega A. C o h e n sprak een berijmde felicitatie uit en o v e r h a n d i g d e n a m e n s het personeel van V. D . een g e s c h e n k en d a a r n a werd nog d o o r verschillende a n d e r e collega's het woord g e v o e r d . In de h u l d e , den A. P.p e n n i n g m e e s t e r g e b r a c h t , deelden diens e c h t g e n o o t e en een zijner zoons. I e m a n d h a d voor dezen a v o n d een speciaal lied ges c h r e v e n , waarin gezinspeeld werd op de b e t r e k k i n g e n , die o n z e collega o n d e r h o u d t met b r a n d e n van velerlei a a r d en k a r a k t e r . D e jubilaris a n t w o o r d d e kort en k r a c h t i g . S.
Jhr. A. W. G. van Riemsdijk, f T e A a r d e n h o u t is in den o u d e r d o m van 51 j a a r overleden j h r . A. W. G. van Riemsdijk, d i r e c t e u r h o o f d r e d a c t e u r van d e Oprechte Haarlemsche Courant. D e o v e r l e d e n e was in de journalistiek zoowel als in d e tooneelwereld een zeer g o e d e b e k e n d e . In den J o u r n a l i s t e n k r i n g n a m hij j a r e n l a n g deel aan de w e r k z a a m h e d e n tot zijn functie h e m belette langer lid te zijn. V a n 1 9 1 1 — 1 9 1 6 h a d j h r . V a n Riemsdijk zitting in ons Bestuur en vervulde hij het p e n n i n g m e e s t e r s c h a p . H o e w e l hij geen K r i n g l i d m e e r is, h e r d e n k e n wij toch het vele d a t hij voor den K r i n g d e e d . H e t B e s t u u r heeft een k r a n s doen leggen op zijn graf en d e heer J. H . van Oosten heeft den K r i n g bij de t e r a a r d e b e s t e l l i n g v e r t e g e n w o o r d i g d . — Collega R. D I N G E R Jr., r e d a c t e u r van de Prov. Ov. en Zw. Crt., is b e n o e m d tot h o o f d r e d a c t e u r van de Bredasche Crt. — D e F r a n s c h e R e g e e r i n g heeft mr. J O H . J. B E L I N F A N T E , d i r e c t e u r van het N e d e r l a n d s c h ( H a a g s c h ) C o r r e s p o n d e n t i e b u r e a u voor D a g b l a d e n , en J O H A N K O N I N G , h o o f d r e d a c t e u r van De Ho/l. Revue, b e n o e m d tot Officier de 1'Instruction P u b l i q u e .
Gedrukt bij A. de la Mar Azn. Amsterdam