Bestemmingsplan Kleine Kernen Deze standaard is gebaseerd op de Bro (juni 2007) en SVBP2008 (22 februari 2008).
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 Inleiding
5
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
5 5 6 7 8
Aanleiding actualisering bestemmingsplannen Plangebied Kleine Kernen Begrenzing en ligging plangebied Vigerende bestemmingsplannen Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsverkenning 2.1 2.2 2.3 2.4
Inleiding Historische ontwikkeling Ruimtelijke analyse Functionele analyse
9 9 9 10 12
Hoofdstuk 3 Beleidskader
14
3.1 3.2 3.3 3.4
14 15 16 17
Europees beleid Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
21
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
Inleiding Milieuaspecten Externe veiligheid Luchtkwaliteit Civieltechnische aspecten Water Archeologie en cultuurhistorie Flora en fauna
21 21 24 25 26 26 29 29
Hoofdstuk 5 Planuitgangspunten
31
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
31 31 33 34 34
Inleiding Beleidsregels Ruimtelijke kwaliteit Duurzaamheid Bedrijven en voorzieningen
Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving
35
6.1 6.2 6.3 6.4
35 38 42 43
Regels Toelichting bestemmingsregels RO Standaarden en regels 2008 Verbeelding bestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid
45
7.1 Exploitatieplan 7.2 Planschade
45 45
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
46
8.1 Vooroverleg 8.2 Inspraak
46 46
2
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Bijlagen bij de toelichting
47
Bijlage 1 Naam
48
Regels
49
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
50
Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
50 71
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
74
Artikel 3 Agrarisch Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij Artikel 5 Bedrijf Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening Artikel 7 Bos Artikel 8 Gemengd - 2 Artikel 9 Groen Artikel 10 Maatschappelijk Artikel 11 Maatschappelijk - Begraafplaats Artikel 12 Maatschappelijk - Onderwijs Artikel 13 Maatschappelijk - Religie Artikel 14 Natuur Artikel 15 Recreatie - Dagrecreatie Artikel 16 Sport Artikel 17 Verkeer - Wegverkeer Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied Artikel 19 Water Artikel 20 Wonen Artikel 21 Wonen - 1 Artikel 22 Wonen - 2 Artikel 23 Wonen - 3 Artikel 24 Leiding - Gas Artikel 25 Leiding - Hoogspanningsverbinding Artikel 26 Leiding - Riool Artikel 27 Waarde - Archeologie 1 Artikel 28 Waterstaat - Waterkering
74 82 87 91 93 95 99 100 102 103 105 107 108 109 111 112 113 115 121 127 133 138 140 142 144 146
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 29 Artikel 30 Artikel 31 Artikel 32 Artikel 33 Artikel 34 Artikel 35
Antidubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene aanduidingsregels Algemene ontheffingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels
Bijlagen bij de regels Bijlage 1 Staat van Bedrijven 2: Functiemenging Bijlage 2 Lijst vrije beroepen Bijlage 3 Lijst overige aan huis verbonden beroepen
3
148 148 149 150 151 154 157 158
159 160 161 162
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
4
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Toelichting Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding actualisering bestemmingsplannen In het plangebied gelden nu een aantal bestemmingsplannen, waarbij van een aantal de herzieningstermijn ruimschoots is overschreden. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moeten bestemmingsplannen eens in de tien jaar worden herzien. Ook de gemeente Slochteren acht het nodig om bestemmingsplannen te actualiseren, omdat het bestemmingsplan en de gegroeide situatie te ver uiteen lopen. Dat heeft geresulteerd onder meer in een toename van het aantal vrijstellingsverzoeken de laatste jaren. Daarnaast zijn de beleidsinzichten in de loop der tijd gewijzigd. De gemeente Slochteren wil bepaalde ontwikkelingen meer ruimte geven. Het is wenselijk deze beleidsinzichten in regels om te zetten, zodat de ruimte ook daadwerkelijk door burgers en bedrijven beschikbaar komt. In 2007 is dan ook gestart met het project actualisering bestemmingsplannen met het doel alle bestemmingsplannen in 2013 geactualiseerd en gedigitaliseerd te hebben conform de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Ruimtelijke plannen moet namelijk zowel analoog als digitaal beschikbaar worden gesteld. Het bestemmingsplan Kleine Kernen is nu het eerste van een serie bestemmingsplannen waarmee in de komende jaren het bestemmingsplannenbestand van de gemeente Slochteren wordt geactualiseerd en gesaneerd. Deze plannen zullen zoveel mogelijk steeds op dezelfde wijze worden opgebouwd.
1.2
Plangebied Kleine Kernen
1.2.1
Ligging plangebied Het plangebied van 'Kleine Kernen' bestaat uit een aantal kleinere plangebieden (gevormd door de omvang van de kernen) die fysiek van elkaar gescheiden zijn en verspreid liggen binnen het gemeentelijk grondgebied. Van noordoost naar zuidwest liggen de plangebieden van Tjuchem, Overschild, Lageland, Woudbloem en Borgweg.
1.2.2
Samenstelling Kleine Kernen Om het aantal bestemmingsplannen terug te brengen, kiest de gemeente Slochteren ervoor om het aantal bestemmingsplannen binnen de gemeente fors terug te dringen. Incidenteel worden gebieden buiten beschouwing gelaten waar ontwikkelingen plaatsvinden die zich (nog) niet lenen voor opname in een dorpsplan. De kleinere kernen in de gemeente (Tjuchem, Overschild, Lageland, Woudbloem en Borgweg) worden in het bestemmingsplan "Kleine Kernen" opgenomen. Overweging om deze kernen in één bestemmingsplan te voegen is de grootte en bebouwingsdichtheid die naar inzicht van de gemeente een drempel overstijgt. Bij de overwegingen voor het definiëren van de begrenzing gold hier een stringenter uitgangspunt, aangezien geen uitbreiding van het aantal woon- en bedrijfspercelen zal worden nagestreefd. Overweging om deze kernen niet in het toekomstige bestemmingsplan Buitengebied op te nemen is hier te kiezen voor een bebouwingsregeling die meer aansluit bij mogelijkheden in de bebouwde kom. De concentratiegedachte van bebouwing op het voorste deel van het perceel bereikt hier meer dan een regeling die niet stuurt op de situering van de hoofdbebouwing, maar slechts stuurt op een maximale gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel. Gezien de omliggende bebouwing zal een ruimer oppervlakte hier namelijk niet direct een zwaar stempel op de omgeving drukken zoals dat wel gebeurt bij individuele percelen in het buitengebied. 5
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Tjuchem is hier aan toegevoegd, ondanks een relatief jong bestemmingsplan omwille van de argumenten dat de kern qua schaal en karakter goed aansluit bij de andere kleine kernen en een afzonderlijk bestemmingsplan op langere termijn niet efficiënt is.
1.3
Begrenzing en ligging plangebied
1.3.1
Grens buitengebied en kernen Provinciaal beleid De begrenzingen van plannen worden gevormd door de grens met andere dorpen en met het buitengebied. Het vastleggen van de begrenzing van het buitengebied is een bevoegdheid geworden die aan de provincie is toegekend. Het ontwerp van de provinciale omgevingsverordening bevat de mogelijkheid voor Gedeputeerde Staten om het buitengebied te begrenzen, op basis van de uitgangspunten die Provinciale Staten vastlegt. Dit komt voort uit het ontwerp van Amvb Ruimte waarin is opgenomen dat door de provincie in hun verordening moet worden aangewezen welke gebieden tot het bestaand bebouwd gebied behoren. Binnen Slochteren wordt al enige jaren gewerkt met een begrenzing tussen stedelijk en landelijk gebied die in feite alleen op gemeentelijk niveau is geaccordeerd. Inmiddels is er een nieuwe begrenzing voorgesteld, grotendeels overeenkomend met de bestaande praktijk, welke is voorgelegd aan de provincie. Algemene overwegingen De grens tussen dorpsbebouwing (stedelijk gebied) en buitengebied is daarbij bepaald aan de hand van het bebouwings- en occupatiepatroon. Als basis is uitgegaan van die delen van kernen en linten met een redelijk aaneengesloten of ruimtelijk dominant patroon van bebouwing en bijbehorende erven. Er wordt daarbij rekening gehouden met karakter van de percelen die aan het lint (de weg) liggen. Onbebouwde agrarische percelen die tot aan de weg in het lint reiken worden veelal buiten het plangebied van de kernen gehouden. Als bebouwde percelen en dwarsstructuren aan deze zone raken zijn zij daar meestal aan toegevoegd. In een aantal gevallen zijn plangrenzen opgerekt tot aan een doorgaande weg, om versnippering over bestemmingsplannen te voorkomen.
1.3.2
Begrenzing Kleine Kernen Tjuchem De begrenzing van Tjuchem sluit grotendeels aan de contour van het vigerende bestemmingsplan Tjuchem. De twee (agrarische) loonbedrijven op de hoek van de Oude Heemweg en Hoofdweg zijn er nu aan toegevoegd. Overschild De begrenzing in Overschild volgt de percelen waarop woningen en/of agrarische bedrijven zijn gevestigd met inbegrip van de ijsbaan/voetbalveldlocatie en de bebouwingscluster langs de Kanaalweg tussen het dorp en het Eemskanaal. Lageland Lageland is als kern erkend bij het opstellen van het plangebied van het bestemmingsplan Kleine Kernen vanwege de toekomstige ligging tegen Meerstad. Bovendien is de kern van Lageland (gedeeltelijk) tot de verkeerskundige bebouwde kom gedefinieerd. Buiten de woonpercelen en agrarische bouwpercelen zijn geen gronden binnen de begrenzing opgenomen. Woudbloem Woudbloem is als kleine kern erkend vanwege het ontstaan van de nederzetting, de dichtheid 6
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
aan bebouwing en het type woonbebouwing en de duidelijke begrenzing. Ter plaatse zijn geen uitbreidingen voorgestaan. Borgweg De Borgweg is onderscheiden als nederzetting vanwege de dichtheid van het lint. Met uitzondering van enkele openingen kent de Borgweg een redelijk doorlopend bebouwingsritme. De begrenzing is strak om de percelen gelegd en valt terug tot op de weg waar geen bebouwing aanwezig is. Onbebouwde percelen worden tot het buitengebied gerekend. Omdat het wegvak Borgweg de grens vormt met gemeente Hoogezand-Sappemeer is ervoor gekozen deze in zijn geheel in één plan mee te nemen. De weg is daarbij toegekend aan het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Hoogezand-Sappemeer.
1.4
Vigerende bestemmingsplannen Voor het gebied van dit bestemmingsplan gelden momenteel de volgende bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan
Vaststelling raad
Goedkeuring GS
Overschild
18-08-1975
05-10-1976
Partiele herziening Overschild
17-07-1984
19-12-1984
Overschild, de Viersprong
24-06-1991
20-08-1991
Overschild, bedrijf v.d Laan
22-02-1993
24-05-1993
18-12-2000
17-03-2001
Uitbreidingsplan in onderdelen
18-05-1955
04-05-1956
Buitengebied, herz. 1997
22-12-1997
07-08-1998
Interimregeling agrarische gronden
18-12-2000
03-07-2001
Part. herziening Hamweg 33
25-06-2001
04-10-2001
22-12-1997
07-08-1998
Overschild
Tjuchem Tjuchem Lageland
Woudbloem, Borgweg Buitengebied, herz. 1997
[AFBEELDING: overzichtskaart vigerende bestemmingsplannen] Voor (delen van) het gebied gelden voorts de volgende facet-bestemmingsplannen. Facet bestemmingsplan
Vaststelling raad
Goedkeuring GS
Herziening voorschriften Bijgebouwen Slochteren 1983
18-04-1983
26-07-1983
Aanvullende Regeling Seksinrichting 26-02-2001
07-05-2001
Voor een of meer van bovenstaande plannen is in het verleden vrijstelling of ontheffing verleend. Het voert te ver op deze plek een overzicht te geven van alle verleende vrijstellingen en ontheffingen (na 1 juli 2008).
7
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.5
Leeswijzer In vervolg op de situatieschets van het plangebied in dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 verder ingezoomd op het plangebied. Hierbij zal na een historische beschrijving ingegaan worden op de huidige ruimtelijke en functionele kenmerken van de kleine kernen. Hoofdstuk 3 vormt een overzicht van het beleidskader dat als bovenliggend toetsingskader valt aan te merken. De (milieu)onderzoeken die ten grondslag liggen aan het plan worden in hoofdstuk 4 toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt aangegeven op welke manier de opgestelde beleidsregels zijn verwerkt in het plan. In dit zelfde hoofdstuk wordt ook ingegaan op de doorvertaling van ruimtelijke thema's uit het provinciaal beleid (POP en omgevingsverordening).
8
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Hoofdstuk 2 2.1
Gebiedsverkenning
Inleiding In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de (historische) ontwikkeling van het grondgebied van Slochteren en vervolgens ingezoomd op het plangebied. Deze inventarisatie is gesplitst in een ruimtelijke en een functionele analyse. De ruimtelijke analyse is per kern gemaakt om zo het onderscheid tussen de kleine kernen, die gezamenlijk het plangebied vormen, helder te maken. Bij de functionele analyse is dit onderscheid losgelaten omdat in functioneel de afzonderlijke kernen veel overeenkomsten kennen.
2.2
Historische ontwikkeling
2.2.1
Gemeente De gemeente Slochteren beslaat een groot deel van de streek 'Duurswold'. Het Duurswold heeft zijn naam te danken aan het karakter dat het vroeger bezat. Er was sprake van lage gronden waarop struiken en bomen elkaar afwisselden. Het gebied werd ook wel de Zevenwolden genoemd, naar de zeven concentraties die op de zandrug waren ontstaan. De streek behoort tot de laagste delen van de provincie. In het Pleistoceen is de bodem van Duurswold onder invloed van het landijs en de zee opgebouwd uit dekzand en zeeklei. Daartussen is in de loop van de tijd veen ontstaan. De dekzandruggen liggen hoger dan de omringende klei- en veengronden. Vroeger stroomde het water van de hogere klei- en zandgronden hier naar toe en ontstonden er meren. Het huidige Schildmeer is hiervan nog een overblijfsel. De hoger gelegen zandgronden werden als eerste bewoond. Ook de latere bewoning heeft zich voornamelijk op en rond de hoger gelegen gronden ontwikkeld in het bebouwingslint vanaf Harkstede via Slochteren naar Siddeburen. Zo kon wateroverlast zo goed mogelijk vermeden worden. De hoogte van de zandrug varieert van ongeveer NAP – 0,50 m tot boven NAP 2,5 m bij Schildwolde. De ontginning van de natte veengebieden vond plaats vanuit de zandgronden. Haaks op de 'ontginningsbasis' (de zandrug Harkstede-Slochteren-Siddeburen) werden sloten gegraven om het natte veenmoeras te ontwateren en geschikt te maken voor landbouw. De watergangen dienden deels ook als vaarverbindingen. Hier ontstond een landschap met smalle lange kavels. Veendijken hielden ontgonnen gebieden droog. Het huidige bewoningspatroon is nog steeds op de zandrug, die loopt van Ruischerbrug (via Harkstede, Slochteren en Siddeburen) naar Wagenborgen, gesitueerd. Door deze concentratie van bebouwing is een groot deel van het open buitengebied. Buiten de lintbebouwing liggen slechts enkele bebouwingsconcentraties, waaronder Overschild en Tjuchem vallen.
2.2.2
Tjuchem Aan het eind van de 19e eeuw bestond Tjuchem slechts uit enkele boerderijen nabij de huidige kruising van de Hoofdweg en het Afwateringskanaal. Het belangrijkste bestaansmiddel was indertijd veeteelt ("tjuch"of "tjucht"is een oud woord voor een veebedrijf, hetgeen de naam Tjuchem verklaart). Naast de landbouw werd in de jaren tussen 1900 en 1930 vaak ook werkgelegenheid gevonden in andere plaatsen in de handel en industrie. Een groot deel van oorspronkelijke bebouwing, langs de Hoofdweg, waaronder de kerk, stamt uit deze tijd. Na de oorlog zijn er woningen gebouwd langs de Koopmanslaan.
9
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
2.2.3
Overschild Overschild is een van de oudste kleine kernen van Slochteren. De eerste bebouwing langs de Graauwedijk is al ontstaan in middeleeuwen. Rond het einde van de 13e eeuw zouden er kloostergronden en een kloosterhuis hebben gelegen in de omgeving van het huidige Overschild. Uit een oud register, dat namen bevat van boerderijen die schatplichtig waren aan het bisdom van Munster, komt ook Sibraht te Extyra Schaldmeda voor: Sibracht van Overschild. De latijnse naam leeft tegenwoordig nog voort dankzij de basisschool. Pas in de 19e eeuw werden er voorzieningen gebouwd en aangelegd als de kerk, begraafplaats en molen.
2.2.4
Lageland Lageland bestaat uit een verzameling woningen en boerderijen langs de Hamweg nabij de kruising met het Slochterdiep. Het gedeelte aan de zuidkant van het Slochterdiep maakt onderdeel uit van het Meerstadgebied en valt buiten dit bestemmingsplan. In de toekomst zullen nabij Lageland enkele honderden woningen worden toegevoegd als onderdeel van Meerstad (o.a. ijsbaanlocatie en tussen het toekomstige meer en de Hamweg).
2.2.5
Woudbloem De kern Woudbloem is relatief jong en vindt zijn oorsprong in de aardappelmeelfabriek die hier rond 1900 is gebouwd. Voor de huisvesting van de werknemers is een aantal (arbeiders)woningen gebouwd en daarnaast enkele boerderijen. De fabriek is al sinds eind jaren zestig gesloten en ontmanteld. Het terrein biedt nu plaats aan een tweetal bedrijven dat zich bezig houdt met scheepsbouw (en scheepsmotoren) en botenstalling. De kern heeft verder voornamelijk een woonfunctie.
2.2.6
Borgweg De Borgweg dankt zijn naam aan de Borg Tilburg die in het verleden aan de weg heeft gestaan nabij de kruising met het Winschoterdiep. In 1925 is de borg afgebroken. Het bos van het borgterrein is later ten prooi gevallen aan houtkap en het terrein zelf is door een omleiding van het Winschoterdiep en aanleg van de rijksweg en landbouwkundige maatregelen geheel verdwenen. De van Arnhemslaan, de tegenwoordige parallelweg van de oude Rijksweg is nog vernoemd naar de familie die vroeger op de borg woonde.
2.3
Ruimtelijke analyse
2.3.1
Tjuchem Het dorp Tjuchem heeft van oorsprong een langgerekte hoofdstructuur. De ruimtelijke structuur wordt gevormd door de Hoofdweg, Weereweg en het Afwateringskanaal. De kern kent twee bebouwingsconcentraties, gescheiden door het Afwateringskanaal. Het noordelijke deel (Hoofdweg- Koopmanslaan) heeft de grootste omvang en kent de oudste bebouwingen. Het zuidelijke gedeelte wordt gevormd door een aantal woningen aan het kanaal en de school/ peuterspeelzaal. De ruimtelijke structuur van het dorp is in de loop der jaren niet of nauwelijks gewijzigd. De Hoofdweg vormt de hoofdas van het dorp waarvan de bebouwing zich kenmerkt door verschillen in grootte en bouwstijl. Ook is er afwisseling tussen oude en nieuwe bebouwing. De Koopmanslaan vormt daarbij een dwarsverbinding, die ondergeschikt is aan de hoofdstructuur. De bebouwing langs deze weg is later toegevoegd aan het dorp. Een deel van de bebouwing is gerealiseerd in de jaren vijftig en een ander deel in de jaren tachtig. Onlangs is een deel van naoorlogse woningen vervangen door nieuwbouw. De belangrijkste infrastructuur wordt gevormd door de Hoofdweg (als interne ontsluiting en verbinding naar Steendam), de Weereweg/ Oosterzandenweg als verbinding naar Siddeburen en 10
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Meedhuizen en tenslotte de Oude Heemweg als verbindingsroute naar de N33.
2.3.2
Overschild De structuur van het dorp is eenvoudig en duidelijk. Het dorp is geconcentreerd rond de kruising van de Graauwedijk met de Kanaalweg en de Meerweg. De bebouwing is als linten langs deze wegen gesitueerd. Er heeft geen planmatige uitbreiding plaatsgevonden in aanvulling op deze structuur zodat de bebouwingsstructuur die met name in de 19e eeuw is ontstaan en ontwikkelt nog goed in tact is. Deze kenmerkende structuur draagt sterk bij aan het karakter en identiteit en versterkt het contrast tussen het compacte besloten dorp en het omliggende open buitengebied. De Graauwedijk vormt de belangrijkste weg binnen de kern en ontsluit het dorp in noordoostelijke en zuidwestelijke richting. De bebouwingscluster aan het einde van de Kanaalweg ligt los ligt van de kern maar is vanwege de nauwe (ruimtelijke) relatie met de kern ook opgenomen in het plangebied.
2.3.3
Lageland Lageland bestaat als 'kern' in feite alleen uit een kleine bebouwingscluster op de kruising van de Hamweg en het Slochterdiep. Alleen de bebouwing ten noorden van het Slochterdiep wordt tot het plangebied van kleine kernen gerekend. Dit deel van het plangebied bestaat uit een twintigtal woonpercelen langs de Hamweg met daartussen enkele agrarische bedrijven. Door de ruime opzet van de (lint)bebouwing wordt het gebied amper als kern ervaren. Het zuidelijke deel valt namelijk binnen het Meerstadgebied. In dit kader zal er nabij de ijsbaan van Lageland ook een woonbuurtje worden gerealiseerd voor bewoners waarvan de woning en/of het bedrijf moet verdwijnen vanwege de aanleg van Meerstad. Door deze toekomstige ontwikkeling zal het gebied rond de kruising Hamweg/ Slochterdiep zich meer als kern gaan ontwikkelen.
2.3.4
Woudbloem Woudbloem is door zijn beperkte omvang ook niet goed als kern te herkennen. Het meest opvallend binnen de ruimtelijke structuur zijn de arbeiderswoningen bij de voormalige fabriek en de bebouwing langs de Woudbloemlaan, haaks op de Scharmer Ae. Daarnaast is ook een groepje bebouwing (in de vorm van enkele arbeiderswoningen) op enige afstand van de overige bebouwing gesitueerd. Omdat deze woningen weinig relatie vertonen met het buitengebied en in functioneel opzicht behoren tot Woudbloem is deze solitaire cluster toegevoegd aan het (deel)plangebied van Woudbloem. In de jaren negentig is er een verandering van de ruimtelijke structuur van het (buiten)gebied rondom Woudbloem in gang gezet door het natuurontwikkelingsgebied Midden-Groningen.
2.3.5
Borgweg De Borgweg is als onderdeel van de kleine kernen nog het minst als kern te typeren. De streek wordt ruimtelijk bepaald door een structuur van lintbebouwing langs de gelijknamige Borgweg in het buitengebied. Borgweg ligt op de grens met de gemeente Hoogezand-Sappemeer en valt administratief gezien onder Scharmer (Slochterse deel) en Westerbroek. Het lint heeft een wisselend bebouwingsritme, plaatselijk zijn er verdichtingen in de bebouwingsstructuur (met arbeiderswoningen) maar met name in het middengebied liggen ook meerdere onbebouwde percelen. Hier is de begrenzing van het plangebied ook op aangepast, alleen de bebouwde percelen zijn meegenomen. De bebouwing wordt gedomineerd door (voormalige) boerderijen en burgerwoningen.
11
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
2.4
Functionele analyse
2.4.1
Leefbaarheid en voorzieningen Het voorzieningenniveau is vrij beperkt in de kleine kernen. In alle kernen ontbreekt detailhandel. De kleine kernen zijn in belangrijke mate aangewezen op voorzieningen in grotere kernen. De kernen Tjuchem, Overschild en Lageland zijn nog wel in het bezit van een school en/of dorpshuis. In Borgweg is geen enkele voorziening aanwezig. Deze kern ligt echter op korte afstand van Westerbroek (gemeente Hoogezand-Sappemeer). De kern Tjuchem is met name georienteerd op Siddeburen en Appingedam. Overschild is ook met name georienteerd op Appingedam. Lageland en Woudbloem zijn vooral aangewezen op de (basis)voorzieningen in Harkstede. De bewoners aan de Borgweg zijn naast Harkstede vooral georienteerd op de voorzieningen in de gemeente Hoogezand-Sappemeer. De voorzieningen die nog aanwezig zijn in de kernen Overschild en Tjuchem komt ten goede aan de leefbaarheid. Met name Tjuchem heeft mede dankzij de voorzieningen een bloeiend verenigingsleven. Door maatschappelijke veranderingen komt de leefbaarheid wel onder druk te staan. Door de teruglopende participatie komen de voorzieningen ook in gevaar. Dit geldt met name voor de kleine scholen. Door bepaalde voorzieningen te combineren kan het voortbestaan beter worden gewaarborgd (brede scholen). In de gemeente Slochteren is nog geen brede school aanwezig. In de eerste fase van Meerstad wordt wel een dergelijke voorziening gerealiseerd.
2.4.2
Bedrijfsactiviteiten Door maatschappelijke ontwikkelingen en veranderingen in de agrarische sector hebben de kleine kernen hoofdzakelijk een woonfunctie gekregen. Door het geringe aantal voorzieningen is er veelal nog weinig werkgelegenheid in de dorpen. Er is daarnaast ook een verschuiving gaande naar nieuwe economische activiteiten in het buitengebied en de kernen waarbij niet-agrarische bedrijfsactiviteiten de plek van agrarische bedrijven innemen. Daarnaast ontstaan er ook kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de bestaande bedrijven. Agrarische bedrijven en kleinschalige aan-huis-gebonden bedrijvigheid zijn hierbij buiten beschouwing gelaten.
Plaats
Adres
Naam bedrijf
Bedrijfstype
Bestemming
Lageland
Hamweg 6
Pieters
Kwekerij, tuincentrum
Bedrijf (kwekerij en detailhandel)
Overschild
Graauwedijk 49
V.d. Laan
garagebedrijf
Bedrijf (garage)
Graauwedijk 28
V.d. Gaag
zeilmakerij
Bedrijf (garage)
Graauwedijk 60
V. Eijk
garagebedrijf
Bedrijf (garage)
Abbring
loodgietersbedrijf
Gemengd- 2
Borgweg 52
Scholtens
handel in metaal en schroot
Borgweg 140
Hoogstra
Kwekerij en bloemenhandel
Hoofdweg
Olthof
garagebedrijf
Scharmer (Borgweg) Borgweg 126
Tjuchem
12
Bedrijf
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Woudbloem
2.4.3
Hoofdweg
Anniemal
dierenspeciaalzaak Gemengd -2
Scharmer Ae
Marineservice
scheepsbouw- en reparatiebedrijf
Bedrijf
Scharmer Ae
De Woudbloem
scheepsbouw- en reparatiebedrijf / botenstalling
Bedrijf
Woudbloemlaan 34
Erf en weide
educatieve en culturele activiteiten
Gemengd- 2
Groen en recreatie Hoewel de kleine kernen door hun ligging en beperkte omvang een landelijk karakter hebben is er relatief weinig openbaar groen en recreatie voorzieningen. Alleen in Tjuchem is een dorpsbosje aanwezig met ondermeer een tennisbaan en ijsbaan. Overschild heeft alleen een klein sportveld. Van andere (openbare) groenvoorzieningen in de andere kleine kernen, is afgezien van enkele bossingels, geen sprake. In de nabijheid van de kleine kernen zijn wel grotere groen en/of recreatiegebieden aanwezig. Overschild en Tjuchem hebben verbindingen met het Schildmeergebied en Woudbloem ligt aan de rand van het natuur(ontwikkelings)gebied Midden-Groningen.
2.4.4
Demografie Het aantal inwoners van de kleine kernen is vrij stabiel maar vertoont wel een lichte daling. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat er de laatste jaren nauwelijks wijzigingen zijn in de woningvoorraad. Overschild is de grootste van de kleine kernen. Hier is ook de grootste daling in het aantal inwoners zichtbaar. In de onderstaande tabel is het inwonersaantal per kern weergegeven. Opgemerkt moet worden dat de aantallen overeenkomen met de administratieve eenheden die worden gevormd. Dit betekent dat ook het buitengebied, dat tot de kern behoort, meetelt. Dit geldt met name voor het uitgestrekte buitengebied dat tot Scharmer behoort (waaronder Borgweg).
Kern
1980
1990
2000
2007
2008
2009
Lageland
247
205
231
232
233
226
Overschild
631
640
620
601
575
578
Scharmer
514
516
540
551
548
514
Tjuchem
335
305
318
317
317
324
Woudbloem
128
128
118
104
104
99
2.4.5
Verkeer en vervoer Met uitzondering van Borgweg liggen alle kleine kernen vrij geïsoleerd van het hoofdwegennet. De Borgweg is rechtstreeks aangesloten op de oude Rijksweg (gebiedsontsluitingsweg) langs het Winschoterdiep. De overige kleine kernen zijn via kleinere 'plattelandswegen', die zijn aangewezen als erftoegangswegen, ontsloten op het hogere wegennet (gebiedsontsluitingswegen en stroomwegen). Op het gebied van openbaar vervoer zijn de kleine kernen ook matig ontsloten. De zuidzijde van Borgweg ligt binnen het bereik van de lijndienst Hoogezand-Groningen langs de oude Rijksweg. Inwoners van Overschild en Tjuchem kunnen gebruik maken van een buurtbus naar Appingedam en Delfzijl. Lageland en Woudbloem zijn geheel verstoken van openbaar vervoer.
13
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Hoofdstuk 3
Beleidskader
3.1
Europees beleid
3.1.1
Wet op de Archeologische Monumentenzorg Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta (Malta). Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een meer prominente plaats gekregen in de ruimtelijke planvorming. Als uitvloeisel van de ondertekening van het Verdrag van Malta (1992) is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Met de daaruit voortvloeiende herziening van de Monumentenwet 1988 (en een drietal andere wetten) zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De Monumentenwet (1988) regelt de bescherming van archeologisch erfgoed en de inpassing van archeologische waarden in de ruimtelijke ordening. Daarnaast stelt de wet dat de financiering van onderzoek dat voortvloeit uit een onontkoombare verstoring van archeologische waarden ten laste van de initiatiefnemer komt. Het genoemde onderzoek omvat het volledig archeologisch proces zoals beschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), dan wel een daarop gebaseerd Programma van Eisen (PvE). De nieuwe wetgeving heeft voor de Nederlandse gemeenten vergaande consequenties, met name ten aanzien van de zorg voor het archeologisch erfgoed. Vanaf het moment van ondertekening van het Verdrag van Malta in 1992 is door de rijksoverheid beleid ontwikkeld om tot een zorgvuldige omgang met dit archeologisch erfgoed te komen, met als uitgangspunt het behoud van archeologische waarden “in situ” (ter plekke; in de bodem). Met de inwerkingtreding van de Wamz (2007) en de herziening van de Monumentenwet (1988) zijn overheden wettelijk verplicht om archeologische waarden mee te laten wegen in ruimtelijke planprocedures. Omdat de invulling van ruimtelijke plannen vooral een gemeentelijke taak is, zijn gemeenten, zoals de wetgever het heeft beoogd, de belangrijkste speler in het 'archeologische' veld geworden. De gemeenten zijn verplicht om het archeologisch bodemarchief te beschermen en daarvoor passend archeologiebeleid te formuleren. Gemeente Slochteren laat een archeologische beleidskaart met nota opstellen. In afwachting hierop wordt er voor specifieke ruimtelijke plannen een archeologisch bureauonderzoek gevraagd.
3.1.2
Ecologie: Natura 2000 Natura 2000 is een initiatief in natuurbescherming op Europees niveau om te komen tot een netwerk van beschermde natuurgebieden. Deze gebieden bestaan uit de speciale beschermingszones voor natuurlijke habitatten op grond van Europese Habitatrichtlijn (1992) en de Vogelrichtlijngebieden aangewezen op grond van de Europese Vogelrichtlijn.
14
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
3.2
Rijksbeleid
3.2.1
Nota Ruimte Het kabinet Balkenende heeft het ruimtelijk beleid van het Rijk gebundeld in de Nota Ruimte. Deze nota is op 23 april 2004 vastgesteld in de ministerraad en volgt sindsdien de nog te doorlopen stappen van de planologische kernbeslissing (PKB) Nationaal Ruimtelijk Beleid. Het is een strategische nota op hoofdlijnen, waarin rijksverantwoordelijkheden en die van anderen duidelijk zijn onderscheiden. De nota geeft invulling aan het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". Gekozen is voor een versterking van het decentrale planningsstelsel, met een kernrol voor de gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Rijk richt zijn ordenende en sturende rol vooral op de elementen van de zogenaamde Ruimtelijke Hoofdstructuur. Voor gebieden die daar buiten vallen, zoals het grondgebied van de gemeente Slochteren, laat het Rijk de ruimtelijke ordening over aan de provincies en gemeenten. Wel geldt een aantal algemene doelstellingen en spelregels die ervoor moeten zorgen dat overal aan eisen van "ruimtelijke basiskwaliteit" wordt voldaan. Onder dit laatste wordt het samenspel van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde verstaan. De Nota Ruimte en de andere vigerende planologische kernbeslissingen (PKB's) hebben op 1 juli 2008 op basis van het overgangsrecht de status van structuurvisie verkregen. Nieuwe structuurvisies moeten volgens de Wro een beschrijving bevatten waaruit blijkt hoe het rijk de in de structuurvisie verwoorde nationale ruimtelijke belangen wil verwezenlijken (realisatieparagraaf). Het overzicht van alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB's en de voorgenomen verwezenlijking daarvan worden gebundeld in één Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid, die de status van structuurvisie krijgt. In de realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30 nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. Daarvan komt een aantal in de algemene maatregel van bestuur, de AMvB Ruimte.
3.2.2
AMvB Ruimte Volgens planning zal de regering in de eerste helft van 2010 de AMvB Ruimte vaststellen. Daar waar sprake is van beleidsdoelen die gelijkwaardig worden geborgd is daarvoor gekozen. Voor de overzichtelijkheid van het beleid is gekozen voor het uitbrengen van één AMvB Ruimte. Daarbij wordt ingezet op nationale regels met betrekking tot onder andere zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. De Algemene Maatregel van Bestuur wordt als bevoegdheid slechts in een beperkt aantal gevallen ingezet. Daarbij is scherp gekeken of er geen sprake is van onnodige dubbeling met sectorale wet- en regelgeving.
3.2.3
Nota Vitaal Platteland In de nota Vitaal Platteland staat een leefbaar platteland en een vitale en duurzame agrarische sector centraal. De vitaliteit van een gebied wordt volgens het kabinet bepaald door een bloeiende economie, goede woonomstandigheden, een levendige sociale structuur en een sterke identiteit, een gezond functionerend ecosysteem en een aantrekkelijk landschap. Vanwege de samenhang tussen deze factoren, is de Agenda voor een Vitaal Platteland als een integrale kabinetsnota geschreven. Enerzijds is het volgens het kabinet voor de vitaliteit van het platteland van belang dat er voldoende ruimte ontstaat voor nieuwe bedrijvigheid en bijbehorende infrastructuur, anderzijds moet worden voorkomen dat het landschap daardoor verrommelt en zijn karakter verliest. Niet alles kan overal worden toegelaten. Verschillende functies kunnen met elkaar in botsing komen. Het gaat om de ontwikkeling van kwaliteit: daar waar nieuwe economische activiteiten mogen worden ontwikkeld, moet ook de kwaliteit van het gebied toenemen. Tegelijk liggen er ook kansen om gebiedsgericht bepaalde functies te combineren, bijv. waterberging met natuurontwikkeling of recreatie met landbouw en om daartussen een goed evenwicht te vinden. 15
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
3.3
Provinciaal beleid
3.3.1
Provinciaal Omgevingsplan In het Provinciaal Omgevingsplan Groningen II (vastgesteld door Provinciale Staten op 5 juli 2006) is gekozen voor concentratie van wonen en werken in de stedelijke centra en centrumdorpen. Deze keuze ondersteunt de centrumfunctie van de steden met bijbehorende voorzieningen, beperkt de ruimteclaims op het landelijk gebied en gaat mobiliteit tegen. Dit betekent niet dat alle overige dorpen op slot zijn gezet. In dorpen waar de meest wezenlijke voorzieningen nog aanwezig zijn (de zogenaamde “complete dorpen”), kunnen woningen worden gebouwd voor de lokale behoefte, die wordt bepaald door de te verwachten groei van het aantal huishoudens als gevolg van de gezinsverdunning. De grotere kernen in de gemeente (Slochteren/ Schildwolde, Harkstede en Siddeburen) behoren tot deze categorie dorpen. Om de leefbaarheid en de lokale voorzieningen in stand te houden, kunnen “complete dorpen” gebaat zijn bij beperkte nieuwbouw. In de kleinste dorpen mag alleen incidenteel worden gebouwd, bijvoorbeeld om het beeld van dorp of landschap te versterken of voor specifieke doelgroepen, zoals ouderen en gehandicapten. In de kleine kernen van Slochteren is hiervoor nagenoeg geen ruimte. Ook wat de economische activiteiten betreft, streeft de provincie naar ruimtelijke bundeling. Uitgangspunt is de bedrijvigheid te concentreren in de economische kernzones. Het overal laten ontstaan van kleine bedrijventerreinen noemt de provincie niet in het belang van het vestigingsklimaat en de kwaliteit van het landschap. Wel is uitbreiding van bestaande lokale bedrijven(terreinen) mogelijk als het bestaande bedrijfsleven daar duidelijk behoefte aan heeft. Aard, schaal en omvang van terreinen of uitbreidingen moeten zijn aangepast aan de lokale situatie en een relatie hebben met de beeldkwaliteit van de dorpen. Vanuit dit oogpunt staat de provincie ook positief tegenover de vestiging van kleine bedrijven in waardevolle vrijkomende panden, zoals oude boerderijen. Behoud van het pand en het eigen karakter is daarbij uitgangspunt. Het derde provinciaal omgevingsplan volgt grotendeels de beleidslijn van het voorgaande omgevingsplan. Naar verwachting wordt het Provinciaal Omgevingsplan in 2009 vastgesteld.
3.3.2
Omgevingsverordening De omgevingsverordening is een nieuw beleidsinstrument, dat voortkomt uit de Wro. De verordening wordt vastgesteld door Gedeputeerde Staten en bevat provinciale beleidsregels waarvan wordt verwacht dat gemeenten deze doorvertalen in hun bestemmingsplannen. Op basis van de volgende criteria zijn onderwerpen opgenomen in de verordening. Het gaat om beleidsonderwerpen: 1. 2. 3. 4. 5.
waarvoor de provincie in belangrijke mate verantwoordelijk is; die een algemene betekenis hebben; waarvan borging in een ruimtelijk plan mogelijk is; die blijvend moeten worden beschermd of veilig worden gesteld (waarborgfunctie); waarvan borging door middel van eenduidige kaderstelling nodig is (rechtszekerheid).
De verordening richt zich op de thema's milieu, water en ruimte. Waarbij het thema ruimte een geheel nieuwe regeling bevat. Het hoofdstuk Ruimtelijke ordening bevat regels over de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. De bepalingen richten zich daarmee tot de gemeenteraden, die verplicht zijn hun bestemmingsplannen hieraan aan te passen. Zolang dit niet is gebeurd, gelden de bestaande bestemmingsplannen. Voor een aantal onderwerpen waaraan een groot provinciaal belang wordt gehecht, zijn rechtstreeks werkende regels opgenomen (o.a. aanleg bedrijventerreinen en plaatsing windmolens).
16
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
3.4
Gemeentelijk beleid
3.4.1
Woonplan Het woonplan gemeente Slochteren schetst een beeld van de gemeentelijke voornemens op het gebied van bouwen en wonen tot 2010. De provincie heeft de gemeenten verzocht een dergelijk plan op te stellen. Ruimtelijk streefbeeld Bij de vormgeving van de ruimtelijke ontwikkeling wordt gewerkt met het concept van vijf parallelle zones met de cultuuras (lintbebouwing langs de Hoofdweg) en de natuuras (natuurontwikkelingsgebied Midden-Groningen) als beeldbepalende structuren. De zones buiten deze twee assen zijn de gebieden die voor verdere ontwikkeling van grootschalige grondgebieden zijn bestemd. De zone tussen de cultuuras en de natuuras is het gebied waar beide assen verbonden moeten worden. Lokale opgave Op gemeentelijk niveau is het sleutelwoord: behouden en creëren van hoogwaardige woonmilieus. Uitgangspunten hierbij zijn: Ÿ Ÿ Ÿ
Duurzame kwaliteit; Concentratie van nieuwbouw in de bestaande hoofdstructuren van de drie hoofdkernen met een accent op betaalbaar bouwen voor de eigen bewoners en dorpsvernieuwing; Buiten de bestaande structuren: op peil houden van het woon- en leefklimaat (hierbij dient ruimte te zijn voor incidentele woningbouw), invulling geven aan regionale taakstelling: landschappelijk en recreatief hoogwaardige woonmilieus, ontwikkeling van exclusief en landschappelijk wonen.
Het woonplan van Slochteren is vastgesteld in 2002. Inmiddels is een nieuw woonplan in voorbereiding.
3.4.2
Economisch beleid Ten behoeve van het economisch beleid is het beleidstuk 'Ondernemend Slochteren' vastgesteld. Hierin is het collegeprogramma 2001-2005 verwerkt en gedestilleerd tot het economische beleid voor de periode 2004-2007. In het werkboek is een sterkte-zwakte en kansen-bedreigingen-analyse uitgevoerd om te bepalen op welke speerpunten het economisch beleid moet worden gericht. Het economisch beleid heeft veel raakvlakken met het ruimtelijk beleid en zal dan ook vertaald moeten worden in bestemmingsplannen. Ruimtelijk relevante doelstellingen die worden genoemd, zijn in het onderstaande gerubriceerd naar sector. Een algemene doelstelling is het behoud van de bedrijvigheid in de leefomgeving. Agrarisch Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
Ruimte voor een gezonde agrarische sector; Bij uitvoering van het Natuurbeleidsplan moet aan bedrijven de mogelijkheid worden geboden om zich elders in de gemeente te vestigen; Ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur stimuleren door het stimuleren van beheersgerichte landbouw en recreatie; Stimulering van gebruik van vrijkomende agrarische bebouwing voor o.a. recreatieve doeleinden; Stimulering van vestiging of ombouw van bestaande bedrijven voor biologische bedrijfsvoering of productie van streekproducten.
Detailhandel Ÿ Ÿ 17
Bevorderen van een uitgebreid aanbod aan detailhandel in de kernen Siddeburen, Slochteren en Harkstede; Behoud van kleinschalige detailhandel in de kleinere kernen middels aantrekkelijke
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
vestigingsvoorwaarden. Recreatie & Toerisme Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
Ÿ
Groen van toerisme en recreatie is mogelijk indien daarbij een evenwicht wordt gevonden tussen kwaliteitsverbetering en handhaving van natuur en groen; Kwaliteitsverhoging van de bestaande recreatieve voorzieningen krijgt accent en het aanbod moet worden vergroot; Permanente bewoning van recreatiewoningen wordt niet toegestaan; Positieve grondhouding ten opzichten van het vestigen van kleinschalige toeristische activiteiten, waaronder logies & ontbijt (max. 5 kamers), minicampings en trekkershutten (max. 10 eenheden per locatie), op locaties met een agrarische bestemming; Versterking van de watersport door uitbreiding en verbetering van faciliteiten voor kano's, zeilboten en motorboten.
Industrie Ÿ Ÿ
Realiseren en waarborgen van uitbreidingsruimte voor bestaande bedrijvigheid en het concentreren van nieuwe industriële bedrijvigheid op bedrijvenpark Rengers; Faciliteren van bestaande en potentiële industriële ondernemingen door met name infrastructurele maatregelen op en rond bestaande bedrijventerreinen.
Bedrijventerreinen Ÿ
Ÿ Ÿ
3.4.3
Creëren van een optimaal vestigingsklimaat voor detailhandel, dienstverlening en recreatie & toerisme in de kernen, voor industrie en transport op de bedrijventerrein en landbouw en recreatie & toerisme elders; Ontwikkelen van nieuwe bedrijventerrein bij de kernen Slochteren, Harkstede en Siddeburen voor vestiging van lokale en regionale bedrijvigheid; Meewerken aan provinciaal initiatief om de ontwikkeling van Rengers West af te bouwen.
Welstandsnota De Welstandsnota tracht op een heldere en klantvriendelijke manier de welstandsgrenzen duidelijk maken voor aanvragers van een bouwvergunning, de architect/aannemer, de aanwonenden en de welstandscommissie. Het is voor alle partijen vooraf duidelijk aan welke criteria een bouwwerk zal moeten voldoen. Bouwplannen die niet voldoen aan redelijke eisen van welstand, zullen zo worden geweerd. Het doel van de Welstandsnota is een bijdrage te leveren aan het behouden van en daar waar nodig het versterken van de schoonheid en aantrekkelijkheid van de gemeente Slochteren. De nota maakt deel uit van het integrale ruimtelijke kwaliteitsbeleid en zal daarom worden afgestemd op de bestemmingsplannen. Relatie Welstandsnota t.o.v. bestemmingsplan De vraag rijst in hoeverre het welstandsoordeel zich kan uitstrekken over de plaats en de omvang van gebouwen en bouwwerken als het bestemmingsplan daarvoor reeds een kader geeft. In principe is het bestemmingsplan leidend. Bij het toekennen van bebouwingsmogelijkheden in het bestemmingsplan zal in het algemeen rekening gehouden zijn met de effecten op de omgeving. De welstandstoetsing zal in principe het bestemmingsplan als vertrekpunt moeten nemen. Dat wil niet zeggen dat welstand geen nader-invullende werking kan hebben voor de plaats en de omvang van gebouwen en bouwwerken. Van belang daarbij is of een in het bestemmingsplan aanwezige vrijheid specifiek die vrijheid ten doel heeft gehad of dat die vrijheid eerder is voortgekomen uit andere oogmerken. Als de vrijheid op zich geen doel van de regeling is geweest, is het aanvaardbaar deze bij de welstandstoetsing nader in te vullen. Dit zal echter alleen aan de orde kunnen zijn als daartoe voldoende rechtvaardiging bestaat in de vorm van (dreigend) ernstig beeldbederf. Enkele voorbeelden: Als het bestemmingsplan een vrij globale bebouwingsregeling kent, bijvoorbeeld uit overwegingen van flexibiliteit, of uit tekentechnische overwegingen, kan welstand aanvullend werken ten aanzien van de plaatsing van gebouwen. 18
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Het bestemmingsplan kan de positie van aan- en bijgebouwen regelen, zoals een bepaalde afstand tot de voorgevelrooilijn of een bepaalde afstand tot de perceelsgrens. Dit kan tot doel hebben het voorkomen van verstoring van het straatbeeld, het bewaren van een zekere openheid in het bebouwingsbeeld of het veilig stellen van belangen van derden. Het aanvullend welstandsoordeel kan dan bijvoorbeeld betrekking hebben op een bepaalde ritmiek in het bebouwingsbeeld of ongelukkige plaatsing van een aan- of bijgebouw waardoor het beeld van het hoofdgebouw of het ensemble wordt verstoord. Een in het bestemmingsplan bepaalde rooilijn daarentegen zal als richtinggevend moeten worden ervaren, hiermee is immers bedoeld richting te geven aan de plaatsing van de gebouwen. Als de bestemmingsregels een nadere-eisenregeling kennen met een bepaald oogmerk en voor bepaalde bebouwingskenmerken, zal van een nader-invullend welstandsoordeel geen sprake kunnen zijn. Nadere inperking behoort dan binnen het kader van het bestemmingsplan te gebeuren, terwijl moet worden aangenomen dat voor de niet-genoemde bebouwingskenmerken expliciet vrijheid is beoogd én dat inperking op andere dan genoemde gronden niet wenselijk is geacht. Dat wil niet zeggen dat er op dit punt geen rol voor welstand is weggelegd. De noodzaak tot het stellen van nadere eisen zal kunnen worden vastgesteld naar aanleiding van de welstandstoetsing. Een welstandsoordeel kan dan een nadere eis initiëren of onderbouwen, zonder dat er daarbij sprake is van een negatief welstandsoordeel als weigeringsgrond in het kader van artikel 44 lid 1d van de Woningwet.
3.4.4
Toekomstvisie het Land van Slochteren Op 29 mei 2008 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie vastgesteld. Hierin is de stip op de horizon gezet hoe Slochteren er in 2020 uit zou moeten zien. Deze stip is uitgewerkt in drie thema's: Ÿ Ÿ Ÿ
Meedoen en Voorzieningen; Wonen en Werken; Recreatie en Buitengebied.
Kernbegrippen uit de Toekomstvisie zijn: 1. rechten en plichten, eigen verantwoordelijkheid van inwoners, maatschappelijk middenveld, ondernemers, partners en overheid; 2. verantwoordelijk voor henzelf, maar ook voor de gemeenschap: gezamenlijkheid. Samen staan we sterk; 3. verschil mag er zijn: differentiatie in voorzieningen, qua (buiten)gebied en in woonmilieus. Door te differentiëren kunnen we als gemeente ruimte bieden om de eigen verantwoordelijkheid te nemen; 4. diversiteit in eigenheid (identiteit): het karakteristieke van de dorpen en de mensen is een groot goed, dat behouden en versterkt moet worden; 5. ontwikkeling en versterking van kwaliteiten, zoals de sociale cohesie ofwel noaberschap (nodig voor de ontmoeting), het goede voorzieningenniveau, het prettig wonen. Op veel fronten is doorgaan op de ingezette koers nodig om de visie te realiseren; 6. kwaliteit gaat voor kwantiteit, dit geldt zowel voor voorzieningen, ondernemerschap en wonen. Hoe de dorpen en straten er straks uit zullen zien, staat niet in de visie. Het resultaat is dan ook geen structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening, omdat een ruimtelijke visie en een kaartbeeld ontbreken. De visie is bedoeld om de hoofdlijnen uit te zetten en dient als basis om voor de verschillende peilers verder beleid uit te werken. Bij de actualisering van bestemmingsplannen worden deze hoofdlijnen ook verder uitgewerkt. Het behoud van de functiemenging met kleinschalige bedrijven en woon-werkcombinaties in en bij de dorpen is een belangrijk uitgangspunt binnen de toekomstvisie. Ten aanzien van het ondernemerschap is het belangrijk dat de verantwoordelijkheid waar dat kan bij de ondernemers wordt gelegd. Daarnaast 19
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
wordt ook toekomstgericht ondernemerschap gestimuleerd.
3.4.5
Groen- en landschapsvisie Door de gemeenteraad is in 2000 een Landschaps- en groenvisie vastgesteld. Op basis van dit beleidsplan is een Basisdocument integraal beheerplan opgesteld dat vervolgens uitgewerkt is in een Beheerplan groen Slochteren. In de Groen- en landschapsvisie wordt de gewenste ontwikkelingslijn van de groene ruimte binnen de gemeente vormgegeven. De visie maakt daarbij onderscheid tussen de groenstructuur in de kernen en het buitengebied. In het buitengebied ligt de schaal op landschapsniveau. Beleidsmatig wordt het groen in de keren onderverdeeld in een drietal zones: Ÿ Ÿ Ÿ
Het lint (tunnelbos); Bossingels en struwelen; Groen in de woonomgeving.
Voor het buitengebied wordt ingezet op de volgende doelen: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
20
Herkenbaarheid van het landschap vergroten en de karakteristieke onderdelen ervan beschermen; Ecologische verbindingen tot stand brengen, gekoppeld aan het vergroten van de ecologische waarde van de elementen zelf; Mogelijkheden recreatief gebruik vergroten; Ontwikkelen aantrekkelijke woonmilieus; Bieden van mogelijkheden voor nieuwe functies.
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Hoofdstuk 4 4.1
Onderzoeken
Inleiding Dit hoofdstuk bevat de resultaten van de verschillende onderzoeken naar de randvoorwaarden voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de bijbehorende regelingen. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in de volgende thema's: milieu-aspecten, externe veiligheid, luchtkwaliteit, water, archeologie en cultuurhistorie, flora en fauna en civieltechnische aspecten.
4.2
Milieuaspecten
4.2.1
Wegverkeerslawaai
4.2.1.1 Wet geluidhinder De Wet geluidhinder hanteert voorkeursgrenswaarden en geeft criteria aan voor het toelaten van een hogere geluidsbelasting indien de voorkeurswaarde niet gehaald kan worden. De Wet geluidhinder schrijft voor dat bij het voorbereiden van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, waar wegen in zijn opgenomen die een zone kennen als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder, een akoestisch onderzoek wordt ingesteld. Daarbij wordt ondermeer gekeken naar de geluidsbelasting op woningen binnen de zone, de doeltreffendheid van de in aanmerking komende verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de weg de hoogste toelaatbare normen worden overschreden. In de onderstaande tabel zijn de normen opgenomen met een verwijzing naar de wetgeving. Gevoelige functie Geluidsbron
Voorkeursgren Ten hoogste swaarde toelaatbare geluidsbelasting
Artikel Wgh
Nieuwe woning
Nieuwe weg
48 dB
Stedelijk gebied: 58 dB Buitengebied: 53 dB
Art. 83, lid 1
Nieuwe woning
Bestaande weg 48 dB
Stedelijk gebied: 63 dB Buitengebied: 53 dB
Art. 83, lid 2
Bestaande woning
Nieuwe weg
Stedelijk gebied: 63 dB Buitengebied: 58 dB
Art. 83, lid 3
Nieuwe agrarische woning
Bestaande weg 48 dB
Buitengebied: 58 dB
Art. 83, lid 4
Vervangende nieuwbouw
Bestaande weg 48 dB
Stedelijk gebied: 68 dB
Art. 83, lid 5
Vervangende nieuwbouw
Bestaande weg 48 dB
Binnen bebouwde kom langs een autoweg of autosnelweg: 63 dB
Art. 83, lid 6
Vervangende nieuwbouw
Bestaande weg 48 dB
Buiten de bebouwde kom: 58 dB
Art. 83, lid 7
48 dB
Op basis van de verzamelde verkeers- en omgevingsgegevens zijn de geluidcontouren per wegvak berekend met behulp van Standaard rekenmethode I. Hierbij zijn de volgende 21
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
geluidcontouren in beeld gebracht: 48 dB, 53 dB en 58 dB. De geluidcontouren zijn berekend inclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder (2 dB voor wegen met snelheid van 70 km/uur of meer en 5 dB voor de overige wegen). In de bijlage zijn de onderzoeksresultaten en geluidcontouren opgenomen. In het plangebied liggen enkele wegvakken die een geluidszone kennen. In de onderstaande tabel is de situatie voor het plangebied opgenomen. Kern
Wegvak en snelheidsregime
Tjuchem
Weereweg: 60 km/h
Overschild
gehele plangebied: 30 km (niet zoneringsplichtig)
Lageland
Hamweg gedeeltelijk: 60 km/h
Borgweg
gehele Borgweg: 60 km/h A7: 120 km/h
Met name op de Borgweg heeft de geluidscontour van de A7 invloed op de woningen en toekomstige uitbreidingsmogelijkheden. De bouwvlakken zijn afgestemd op de geluidscontour.
4.2.2
Industrielawaai Het plangebied heeft op twee locaties te maken met Industrielawaai als gevolg van een geluidzone die is ingesteld rondom een geluidszoneringsplichtige inrichting. Het gaat om geluidzones die een gedeelte van het plangebied in Tjuchem overlappen en een gedeelte van het plangebied langs de Borgweg te Scharmer. De geluidszone in Tjuchem behoort bij een NAM locatie ten zuiden van Tjuchem. De geluidszone is op 2-7-1991 door Gedeputeerde Staten vastgesteld en op 27-8-1991 door de Kroon goedgekeurd. De omvang van de zone is bepaald o.b.v. de 50 dB(A) contour. Er is daarbij destijds extra ruimte gereserveerd voor de realisatie van toekomstige uitbreidingen, waarbij rekening is gehouden met de plaatsing van centrale compressie die inmiddels is gerealiseerd. De geluidzone is weergegeven op de bij het bestemmingsplan behorende verbeelding. Ten tijde van de vaststelling van deze geluidzone bevonden zich reeds enkele woningen en/of andere geluidsgevoelige objecten binnen deze zone. Voor een gedeelte van deze woningen is een Hogere Grenswaarde door Gedeputeerde Staten vastgesteld of een Maximaal Toelaatbare Gevelbelasting door het Ministerie van VROM vastgesteld. Onderstaande tabel geeft aan om welke locaties binnen het plangebied het gaat en tot welke toelaatbare gevelbelasting ontheffing is verleend.
Plaats
Straat
Huisnr
Hogere Grenswaarde/Maximaal Datum Toelaatbare Gevelbelasting in dB(A) verlenen HG/MTG
Tjuchem
Hoofdweg
67
53
14-2-1989
Tjuchem
Weereweg
1
52
14-2-1989
Tjuchem
Weereweg
5
52
14-2-1989
Tjuchem
Afwateringskanaal
4
53
14-2-1989
De geluidszone die over een gedeelte van het plangebied langs de Borgweg in Scharmer ligt, behoort bij het industrieterrein in Hoogezand ten zuiden van het Winschoterdiep. De geluidzone rond de industrieterreinen is vastgesteld door de Kroon d.d. 27-8-1991. Er bleken destijds geen woningen in Slochteren te zijn gelegen die een hogere geluidsbelasting ondervonden dan 50 dB(A). Ondanks dat woningen in het zuidoostelijk deel binnen de zone liggen zijn ter plaatse bij het instellen van geluidzone geen Hogere Grenswaarden verleend voor de geluidbelasting op de 22
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
gevels.
4.2.3
Bedrijven en milieuzonering Bedrijven worden ingedeeld in categorieën met behulp van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007). Deze publicatie biedt een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau en geeft informatie over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. Op basis van de milieukenmerken van de verschillende typen bedrijven en inrichtingen wordt een indicatie van de afstanden gegeven die als gevolg van deze kenmerken moeten worden aangehouden tussen de diverse typen bedrijven. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in omgevingstypen: rustige woonwijk, gebied met functiemenging en bedrijventerrein. Bepaalde delen van de gemeente kunnen worden beschouwd als gemengd gebied, hierdoor zijn kortere afstanden tussen (lichte) bedrijven en woonfuncties aanvaardbaar. De bedrijvigheid in het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit enkele agrarische bedrijven en een aantal relatief lichte bedrijven, die vallen onder milieucategorie 1 en 2 (zie bijlage 1 bij de Regels). Daarnaast zijn enkele zwaardere bedrijfstypen aanwezig. Bepaalde delen van het plangebied kunnen worden aangemerkt als gemengd gebied waar lichte bedrijven (mits bouwkundig gescheiden) passen. Waar het gaat om wat zwaardere bedrijven is het betreffende bedrijfstype en milieucategorie in het bestemmingsplan vastgelegd op de aanwezige situatie. Bij vertrek of beëindiging van de (zwaardere) bedrijfscategorieën is dan ook alleen een vergelijkbaar bedrijf mogelijk of lichtere bedrijfscategorieën. Daarnaast voorziet de Wet milieubeheer op individueel niveau in een regeling ter beperking van eventuele milieuhinder. In of in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen intensieve veehouderijen. Er zijn wel enkele melkrundveehouderijen die op grond van een bestaande vergunning of onder een AMvB, hun bedrijf kunnen uitoefenen. Bij het bestemmen van deze bedrijven zijn de bestaande erven als uitgangspunt genomen en is bij uitbreidingsmogelijkheden rekening gehouden met alle relevante milieu-aspecten. Ook bij uitbreiding van bouwvlakken van woningen is rekening gehouden met de (milieu)afstanden t.o.v. omliggende bedrijven. De agrarische bedrijven in de kleine kernen liggen niet in alle gevallen op de richtlijnafstand van de bestaande woonbebouwing, maar in dat geval kent de Wet milieubeheer specifieke regelgeving. Waar het akkerbouwbedrijven betreft, voldoet een afstand van 30 meter. Verder is de bestaande woonbebouwing al grensstellend in relatie tot eventuele milieubelasting. Aldus kan de koppeling van de bouwvergunning met de milieuvergunning, geldig voor bouwactiviteiten die onder de Wet milieubeheer vallen, op goede wijze plaatsvinden.
4.2.4
Bodem Plangebied Daar waar het bestemmingsplan ruimte biedt voor nieuwe ontwikkelingen, is de situatie c.q. mogelijke verontreiniging van bodem en grondwater van belang. In het plangebied 'Kleine Kernen' worden geen nieuwe ontwikkelingen, buiten de bestaande bouwpercelen, mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is in feite een bestendiging van de huidige situatie. Bij woningen worden met ontheffing mogelijkheden geboden voor kleinschalige aan huis-verbonden-beroepen of bedrijven. Het betreft hier alleen lichte bedrijven die vallen onder categorie A van het Activiteitenbesluit. Naar verwachting hebben deze activiteiten geen negatieve invloed op de bodemkwaliteit. Bodembeleidsplan De gemeente zal naar verwachting in 2009 over een actueel bodembeleidsplan beschikken. In dit bodembeleidsplan is het algemeen beleidsuitgangspunt dat de goede gebiedseigen bodemkwaliteit behouden moet blijven en waar mogelijk wordt verbeterd. De algemene bodemkwaliteit op niet verdachte percelen, alsmede regels omtrent hergebruik, staan beschreven in de drie Bodembeheerplannen Buitengebied, Bebouwd gebied en Gemeentelijke 23
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
wegbermen met bijbehorende bodemkwaliteitskaarten. Instrumenten Er zijn verschillende instrumenten die ingezet kunnen worden bij ruimtelijke planvorming. Bij aanvragen om bouwvergunning is dat in de eerste plaats de bodemtoets. Afhankelijk van de uitkomst van deze toets en/of de aard van de plannen kan eventueel een bodemonderzoek worden verlangd. Voor activiteiten die te maken hebben met grondverzet en/of het aanleggen van dijken en/of waterwerken is in bepaalde gevallen een aanlegvergunning nodig of een melding grondverzet. Bij grotere projecten kan een ontgrondingsvergunning nodig zijn van de provincie.
4.3
Externe veiligheid
4.3.1
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen is het wettelijk kader waarin (afstands)normen worden gesteld met betrekking tot risicovolle inrichtingen. Met name de relatie met risicogevoelige objecten in de omgeving is daarbij van belang die verbonden zijn aan bepaalde inrichtingen. Naast inrichtingen is deze normstelling ook van toepassing op het transport van gevaarlijke stoffen. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens zoals het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen. Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten Bij kwetsbare objecten kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, scholen, kinderopvang, grote kantoren, hotels en winkelcomplexen en grote kampeer- en recreatieterreinen. Beperkt kwetsbare objecten zijn volgens het besluit verspreid liggende woningen, dienstwoningen van derden, kleinere kantoren, hotels, winkels, bedrijfsgebouwen, sporthallen, zwembaden, overige sport- en kampeerterreinen en objecten van hoge infrastructurele waarde zoals elektriciteitscentrales. Er worden daarnaast twee vormen van risico onderscheiden: plaatsgebonden risico en groepsgebonden risico. Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Dit risico laat zich goed ruimtelijk vertalen aangezien het gaat om punten waar zich een bepaald risico voordoet. Deze punten kunnen worden verbonden tot een contour. De grenswaarde voor kwetsbare objecten is 10 -6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten wordt dit als richtwaarde gehanteerd. Groepsrisico Het groepsrisico is een maat voor het overlijdensrisico voor een groep personen in een bepaald gebied als rechtstreeks gevolg van hun afwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en van een ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Vanuit het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) geldt een plicht tot verantwoording van het groepsrisico bij het opstellen van ruimtelijke plannen en/of het voeren van planprocedures. 24
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Bij deze motivering wordt aandacht geschonken aan: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
4.3.2
het aantal personen in het invloedsgebied; het groepsrisico; de mogelijkheden tot risicovermindering; de alternatieven; de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken; de mogelijkheden tot zelfredzaamheid.
Plangebied Kleine Kernen Binnen het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. In de nabijheid van het plangebied liggen wel (Bevi-)inrichtingen (NAM-aardgaslocaties) maar de invloed hiervan blijft buiten de plangrenzen. Ook de invloed van de transportroutes van gevaarlijke stoffen reikt niet tot het plangebied. Tenslotte voorziet het bestemmingsplan ook niet in de mogelijkheid om nieuwe Bevi-inrichtingen op te richten. Plaatsgebonden risico (PR) Binnen het plangebied is een plaatsgebonden risicocontour alleen van toepassing door de aanwezigheid van een aantal buisleidingen (gastransportleidingen). Het plaatsgebonden risico overschrijdt daarbij nergens de zakelijk rechtstrook van 5 meter. Ten aanzien van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten wordt dan ook ruimschoots voldaan de normen. Groepsrisico (GR) In de omgeving van het plangebied bevinden zich risicovolle inrichtingen en/of transport routes van gevaarlijke stoffen waarvan de invloed reikt tot binnen het plangebied. Voor deze situaties is dan ook een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Voor de berekening van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van het rekenprogramma RBM-II.
Naam inrichting
Risicocontour Motivering groepsrisico
BaySystems B.V. / Resina (Foxhol, gemeente Hoogezand-Sappemeer)
PR: 320 m GR: 900 m
Uit een berekening van het groepsrisico blijkt dat de oriënterende waarde met een factor 100 wordt onderschreden. Er is dan ook sprake van een zeer laag groepsrisico temeer omdat het aantal omwonenden beperkt is. De regionale brandweer acht het groepsrisico ook gering en verwacht ook geen noemenswaardige stijging. Verder geven zij ook aan dat het beschermingsniveau van het bedrijf zeer hoog is en dat er nu redelijkerwijs geen maatregelen genomen kunnen worden die dit beschermingsniveau verder verhogen (milieuvergunning 2007-5.437/14 ).
NAM locatie Tjuchem
PR: 300 m
PM
NAM locatie Tjuchem -Noord
PR: 200 m
PM
NAM locatie Tjuchem -Zuid
PR: 200 m
PM
4.4
Luchtkwaliteit Uit het luchtkwaliteitsonderzoek (WMA, juni 2008) is gebleken dat de achtergrondconcentraties van alle onderzochte stoffen ruim onder de luchtkwaliteitsnormen liggen. Ook nabij drukke wegen in de gemeente, op 5 en 10 meter van de wegkant, voldoet de luchtkwaliteit aan de geldende normen. Nu en in de toekomst. 25
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Ook bij de realisatie van nieuwe functies met een verkeersaantrekkende en/of genererende werking blijft de totale concentratie als gevolg van de toename beneden de normen. Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling en realisering van nieuwe bestemmingsplannen tot aan de scenario's die zijn beschreven in het luchtkwaliteitsonderzoek (waaronder realisering 1500 nieuwe woningen, aanleg recreatiegebied). Alleen bij bestemmingsplannen met een nog grotere verkeersaantrekkende werking zal aanvullend onderzoek moeten plaatsvinden. Nabij rijks, provinciale of gemeentelijke wegen zijn er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen om gevoelige functies toe te staan. Omdat bij deze actualisering er slechts in beperkte mate nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt kan er ruimschoots worden voldaan aan de normen.
4.5
Civieltechnische aspecten
4.5.1
Hoogspanningsleiding Langs Lageland loopt een hoogspanningstracé waarvan een gedeelte het plangebied binnentreedt. Hiervoor is een dubbelbestemming 'Leiding- Hoogspanningsverbinding' opgenomen met een breedte van 20 meter aan weerszijden van de verbinding. Buiten het gebied van de dubbelbestemming heeft het tracé geen planologische invloed.
4.5.2
Gastransportleidingen In Overschild en Tjuchem is het tracé van een aantal gasleidingen vastgelegd in het bestemmingsplan. De invloed reikt niet verder dan de dubbelbestemming, die overigens samenvalt met de zakelijk rechtstrook.
4.5.3
Rioolpersleiding Daarnaast doorsnijdt een rioolpersleiding (tracé Siddeburen- Foxhol) de Borgweg ter hoogte van nr. 140. Hier is ook een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van deze leiding. De persleiding heeft behoudens de zakelijk rechtstrook geen invloed op de planologische mogelijkheden van het perceel.
4.6
Water
4.6.1
Waterbeleid Op grond van een afspraak uit de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw, dienen de centrale overheden in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf op te nemen. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen: Ÿ Ÿ
vasthouden, bergen en afvoeren; schoonhouden, scheiden en zuiveren.
De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod. Op gemeentelijk niveau zijn drie beleidsdocumenten relevant: het Waterplan Slochteren – Watersysteemplan Duurswold (2008), het gemeentelijk rioleringsplan (GRP, 2008) en de voorloper van deze plannen, de visie 'Het water van Slochteren'. 26
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
4.6.1.1 Het water van Slochteren Vooruitlopend op het gemeentelijke watersysteemplan is er een watervisie opgesteld 'Het water van Slochteren'. In het Waterplan wordt de visie van Slochteren t.a.v. de waterkwaliteit en ecologie en de visie t.a.v. water en ruimtelijke ordening verwoord in ambitieniveaus. Er is gekozen voor drie (oplopende ambitieniveaus die voor het watersysteem van de bebouwde omgeving in Slochteren mogelijk zijn: basis ('eerlijk water'), midden ('heerlijk water') dat hogere ambities heeft dan basis water, en hoog ('begeerlijk'), het hoogste niveau. Voor elk niveau gelden maatstaven t.a.v. de waterkwaliteit, de waterbodem, natuur, inrichting, cultuur en gebruik. De watervisie kent de volgende beleidsuitgangspunten: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
Bestaande watergangen zo mogelijk benutten als drager voor de verbinding tussen natuur en cultuur; Aantrekkelijkheid van de grotere wateren (onderdeel van de boezem) voor toervaart verbeteren; Aantrekkelijkheid van de kleinere watergangen en sloten voor kanogebruik verhogen; De visuele aantrekkelijkheid en verschillende gebruiksmogelijkheden van watergangen en waterpartijen benutten ten behoeve van de kwaliteit van de woonomgeving; Water inpassen bij nieuwbouw en herstructurering van woonwijken en bedrijventerreinen; Inrichtingprincipes: vasthouden-bergen-afvoeren; Géén verslechtering van watersysteem bij ruimtelijke ingrepen (stand-still principe), anders compensatiemaatregelen elders; Géén verslechtering van waterkwaliteit bij ruimtelijke ingrepen (stand-still principe); Watertoets bij elk ruimtelijk plan; Aansluiten bij de gemeentelijke visies op dorpsniveau; Versterken van de cultuurhistorische waarden in relatie met water; Versterken van de recreatieve waarden in relatie met water.
4.6.1.2 Watersysteemplan De gehele gemeente Slochteren maakt onderdeel uit van het beheersgebied Duurswold, dat een samenhangend watersysteem vormt dat binnen het gebied valt waar het waterschap Hunze en Aa's het waterbeheer voert. Het waterschap heeft samen met Slochteren een Waterplan opgesteld (2008) voor het gebied Duurswold. Het grondgebied van Slochteren omvat ongeveer 75% van het watersysteem Duurswold. Binnen het watersysteem worden drie componenten onderscheiden: het boezemgebied, het landelijk gebied en het bebouwd gebied. Boezemsysteem Het boezemsysteem bestaat in hoofdlijnen uit het Schildmeer, de Groeve het Afwateringskanaal Duurswold, Slochterdiep, Scharmer Ae en zijtakken van deze waterlopen. De boezem ligt grotendeels tussen kaden, verhoogd in het landschap. De boezem voert het overtollig water, dat uit de omliggende polders naar de boezem wordt gemalen, af naar zee. In perioden van watertekort voert de boezem water aan voor de polders. Daarnaast heeft de boezem ook een belangrijke ecologische functie en heeft een groot deel van de boezem ook een vaarweg functie en is het van belang voor diverse vormen van recreatie en beleving. Om in de toekomst voldoende ruimte te hebben voor verbetering, versterking en eventuele verhoging van kaden streeft het waterschap er naar om langs de boezemkaden een vrijwaringzone langs boezemkaden te handhaven van ten minste 15 m breedte. De bedoeling is dat zich in deze vrijwaringzone geen ontwikkelingen voordoen die beperkingen zouden kunnen inhouden voor toekomstige kadeverbetering. Het streven is dat de vrijwaringzones ook als zodanig in bestemmingsplannen wordt opgenomen. Hoewel het ambitieniveau op bepaalde plaatsen hoger ligt, wordt vooralsnog uitgegaan van een beschermingszone van 5 meter vanuit de teen van de (primaire) waterkering. 27
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Landelijk gebied Het systeem van watergangen en poldergemalen is in het landelijk gebied van Duurswold zodanig ingericht dat wateroverlast nu niet en naar verwachting in de komende jaren ook geen probleem vormt. Knelpunten die lokaal kunnen ontstaan door bodemdaling (onder invloed van veenoxidatie en gaswinning) kunnen naar verwachting worden opgelost door aanpassingen in het peilbeheer en eventueel aanpassingen in de detailontwatering. In het kader van functieveranderingen in de landinrichtingen Midden-Groningen, Meerstad en Westerbroek zullen in delen van het landelijk gebied de komende jaren aanpassingen in de waterhuishouding worden doorgevoerd. Daarbij zal gezorgd worden dat hiervan geen negatieve effecten voor de rest van de waterhuishouding zal ontstaan. Bebouwde gebieden In de bebouwde gebieden is over het algemeen de waterhuishouding op orde. Een groot deel van het bebouwde gebied beschikt nog over een gemengd rioolstelsel. In nieuw te ontwikkelen gebieden wordt een gescheiden stelsel aangelegd, waarbij hemelwater apart wordt opgevangen en gescheiden van het afvalwater. Ook wordt bij de aanleg van nieuwe bebouwde gebieden als woonwijken en bedrijventerreinen extra waterberging aangelegd ter compensatie van de toename aan verharding/ bebouwd oppervlak. 4.6.1.3 Gemeentelijk rioleringsplan Op grond van de Wet milieubeheer draagt de gemeente de zorg voor doelmatige inzameling en doelmatig transport van afvalwater dat vrijkomt bij de binnen haar grondgebied gelegen percelen. Deze zorgplicht wordt doorvertaald in een rioleringsplan. De speerpunten van het gemeentelijk rioleringsplan (2008) zijn: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
zoveel mogelijk hemelwater van schoon oppervlak rechtstreeks naar oppervlaktewater afvoeren; doelmatig reduceren van de vuilemissie via overstorten; doelmatig beheren van de rioleringsobjecten; tijdig inspelen op toekomstige ontwikkelingen.
Bij uitbreiding van de bebouwing moet worden afgekoppeld van het bestaande rioleringstelsel. Bij rioolvervanging wordt een nieuw gescheiden rioolstelsel aangelegd.
4.6.2
Plangebied Het bestemmingsplan is primair conserverend van karakter, waarbij de bestaande functies worden bestemd. Er worden geen wezenlijke veranderingen in de waterhuishouding voorzien. Grootschalige ontwikkelingen zijn op grond van dit bestemmingsplan aldus niet mogelijk. Het plan biedt (zoals nagenoeg elk bestemmingsplan) voorts de mogelijkheid voor uitbreiding van hoofdgebouwen (woningen, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en dergelijke) en voor de realisering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen. Nieuwe bouwpercelen voor woningen en/of bedrijven zijn niet voorzien. Zowel bij de ontwikkelingen bij recht als bij de ontwikkelingen na wijziging van het bestemmingsplan dienen de beleidsuitgangspunten van het Waterplan (waaronder afnemen watertoets) te worden nagekomen. Het toevoegen van nieuwe bebouwing of verharding in de bebouwde kom (met een grotere oppervlakte dan 750 m²) zal dan ook gecompenseerd moeten worden met waterberging. In het gebied bevinden zich geen grondwaterbeschermingsgebieden. Wel is een aantal waterlopen in de gemeente in de omgevingsverordening aangemerkt als 'karakteristieke waterloop'. Dit is ondermeer van toepassing op de Scharmer Ae. De structuur van deze waterloop zal dan ook in tact moeten blijven. In algemene zin kan worden opgemerkt dat, onder meer door het als zodanig bestemmen van belangrijke groenstructuren in het plangebied, wordt voorkomen dat deze groenstructuren worden verhard. Dit draagt mede bij aan de instandhouding van het bestaande watersysteem. Aan hoofdwatergangen die primair een functie vervullen in de waterhuishouding is de 28
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
bestemming 'water' toegekend. Ook de bestemmingen langs de watergangen bieden voldoende mogelijkheden voor onderhoud vanaf de kant te waarborgen (schouwstrook van 5 meter). Bebouwing wordt hier uitgesloten. Tenslotte zijn de primaire waterkeringen in het gebied beschermd door middel van een dubbelbestemming, waaraan een bouwverbod en aanlegvergunningstelsel is gekoppeld. De dubbelbestemming beslaat daarbij het terrein van de waterkering plus een beschermingszone van minimaal 5 meter vanaf de teen van de waterkering. Daarnaast is het (concept) voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg en de watertoets voorgelegd aan het waterschap Hunze en Aa's.
4.7
Archeologie en cultuurhistorie Er is in 2007 een archeologisch bureauonderzoek door Libau uitgevoerd voor het plangebied. Uit dit onderzoek is gebleken dat er, met uitzondering van een gebied in Tjuchem en een tweetal percelen in Overschild, geen rekening hoeft te worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden. In het plangebied van Tjuchem is volgens het onderzoek een wierde aanwezig. De wierde (of restanten ervan) wordt nu niet beschermd en geniet ook geen status op de Archeologische Monumentenkaart. Er wordt echter geadviseerd om aan het gebied een archeologische waarde toe te kennen in het bestemmingsplan en een aanlegvergunningstelsel op te nemen. In het plangebied van Overschild zijn twee percelen gelegen waar mogelijk sprake is van middeleeuwse bewoningspatronen. Ook hier wordt een dubbelbestemming waarde- archeologie toegekend en een aanlegvergunningstelsel opgenomen. De cultuurhistorische waarden in het plangebied worden met name bepaald door elementen en structuren in het omliggende buitengebied, waaronder verkavelingen, oude dijken, waterlopen en bepaald reliëf. De Scharmer Ae, die in Woudbloem gedeeltelijk onderdeel uitmaakt van het plangebied, is in de omgevingsverordening aangewezen als 'karakteristieke waterloop'. Het bestaande profiel van deze waterloop zal worden beschermd door een aanlegvergunningstelsel. Binnen het plangebied zelf gaat het met name om karakteristieke bebouwing, als boerderijen, woningen en bijzondere gebouwen. Voorbeelden zijn de arbeiderswoningen in Woudbloem (oorspronkelijk behorend bij de aardappelmeelfabriek), de kerken (Tjuchem en Overschild) en de molen in Overschild. Een aantal van deze objecten zijn aangewezen als rijksmonument en genieten hierdoor op grond van de Monumentenwet bescherming.
4.8
Flora en fauna
4.8.1
Algemeen De onderzoeksverplichting komt voort uit de Flora- en faunawet, die op 1 april 2002 van kracht is geworden. De wet vervangt de Vogelwet, Jachtwet en een gedeelte van de Natuurbeschermingswet. De wet biedt, uit het oogpunt van natuurbehoud, bescherming aan planten- en diersoorten die in het wild leven. Er is in 2006 een flora en fauna onderzoek uitgevoerd door Koeman en Bijkerk (rapport 2006-092). Het onderzoek is uitgevoerd met een focus op het plangebied van de kleine kernen en Harkstede en Scharmer. Hierbij is als uitgangspunt genomen dat er weinig ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, uitgezonderd enkele woningen en wijziging van oppervlakte of uitbreidingsrichting van agrarische bedrijven. Uit dit onderzoek is gebleken dat het grootste deel van het plangebied een lage natuurwaarde heeft en van weinig belang voor beschermde planten- en diersoorten. Plaatselijk heeft het gebied een redelijke tot zeer hoge waarde. Het betreft hier een aantal geïsoleerde delen van het plangebied en het gebied Midden-Groningen met aangrenzende delen (dat nog in ontwikkeling is als natuurgebied). 29
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Speciale Beschermingszone onder de EU-Habitatrichtlijn of de EU-Vogelrichtlijn. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich ook geen Speciale Beschermingszones waarop de mogelijke ingrepen in de toekomst, op basis van bestemmingsplanwijziging, een negatief effect zou kunnen hebben. Dwars door het plangebied loopt wel de Ecologische Hoofdstructuur Midden-Groningen. Specifieke aandacht binnen de Flora en fauna wet is er voor vleermuizen, deze hebben een hoge beschermingsstatus in deze wet. Indien is vastgesteld dat er vleermuizen aanwezig zijn in de bebouwing of beplanting, die worden beïnvloed door de bouwplannen, moet er een ontheffing volgens AMvB art. 75 Flora- en faunawet. Vleermuizen worden met name in het dorpslint aangetroffen, waar een bijzondere kolonie is gevestigd op het terrein van de Fraeylemaborg. Aanvullend onderzoek, waarbij ingegaan wordt op de ligging van kraamkolonies, foerageergebieden en vliegroutes in relatie tot bomen en andere opgaande elementen, is nog noodzakelijk. Uit het onderzoek komt naar voren dat er geen directe noodzaak is voor het aanvragen van ontheffingen (ten tijde van het onderzoek in 2006). Wel moet bij nieuwe planvorming de effecten op natuurwaarden op de betreffende locatie worden getoetst aan de Flora- en faunawet.
4.8.2
Kleine Kernen De actualisering van het bestemmingsplan voor de kleine kernen is een herijking van de bestaande situatie waarbij geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die van (negatieve) invloed zijn op de flora en fauna in het plangebied. Aandachtspunten binnen het plangebied zijn: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
30
leefgebied Groene Glazenmaker nabij Woudbloem (natuurgebied ten oosten en zuiden); leefgebied Heikikker nabij Woudbloem; robuuste verbindingszone tussen Midden-Groningen en Vogelrichtlijngebied Zuidlaardermeer (doorsnijding Borgweg); Vleermuissoorten in en rond Tjuchem, Woudbloem en Overschild.
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Hoofdstuk 5 5.1
Planuitgangspunten
Inleiding Dit hoofdstuk vormt een uiteenzetting van verschillende uitgangspunten die in het bestemmingsplan hun doorwerking vinden. Enerzijds heeft dit betrekking op beleidsregels die door het college zijn vastgesteld en anderzijds gaat het om aspecten die op grond van de provinciale omgevingsverordening (vastgesteld d.d. 7 april 2009) onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan.
5.2
Beleidsregels
5.2.1
Proces Vooruitlopend op de actualisering zijn voor een aantal specifieke ruimtelijke thema's beleidsnotities en/of regels opgesteld die als afwegingskader voor het meewerken aan ruimtelijke plannen zullen worden gebracht en als input voor nieuwe bestemmingsplannen. Het gaat daarbij om de volgende beleidsregels: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
aan-huis-verbonden beroepen recreatieve verblijfsaccommodaties (ho)reca en ondersteunende (ho)reca theetuinen & verbreding agrarische bedrijven biomassa- en mestvergisting paardenhouderijen en paardenbakken.
Voorgaande beleidsregels hebben het inspraaktraject doorlopen en zijn vastgesteld op 7 april 2009. Er zijn nog twee beleidsthema's die nog uitgewerkt moeten worden, dit zijn: Ÿ Ÿ
inwoning en bijwoning mantelzorg vrijkomende agrarische gebouwen
Deze zullen naar verwachting voor medio 2009 ook zijn vastgesteld Naast de beleidsregels die de inspraakprocedure hebben doorlopen, zijn er twee beleidsnotities opgesteld om de wijze van bestemmen in nieuwe bestemmingsplannen te bepalen, te weten: Ÿ Ÿ
agrarische bedrijven in het lint gemengd gebied.
Deze thema's zijn van een hoger abstractieniveau en lenen zich niet om heldere criteria op te baseren. Daarom zijn hier geen beleidsregels, maar concept beleidsnotities op gebaseerd die niet ter inspraak zijn gelegd vanwege het hoge abstractieniveau. Omdat deze beleidsnotities slechts worden gebruikt voor de totstandkoming van bestemmingsplannen worden deze ook niet apart aan de raad voorgelegd zoals de overige beleidsregels. De keuze voor deze beleidsthema's heeft verschillende redenen: 1. in de Toekomstvisie is een uitwerking aangekondigd die moet worden ingebed in de bestemmingsplannen (recreatie en verbreding agrarische bedrijven) of; 2. een groot aantal met het bestemmingsplan strijdige aanvragen verband houden met die thema's (aan-huis-verbonden beroepen en paardenbakken) of; 3. wordt verwacht dat op korte termijn een groei van het aantal verzoeken op gang komt (mantelzorg, biomassa- en mestvergisting) of; 4. gesignaleerd is dat de bestemmingsregelingen aanpassing vragen om meer duidelijkheid en/of flexibiliteit te geven (gemengd gebied, paardenhouderijen).
31
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
5.2.2
Doorvertaling bestemmingsplan De beleidsregels zijn waar mogelijk opgenomen in de planregels. De beleidsregels vormen daarbij het afwegingskader voor het verlenen van medewerking over een (binnenplanse) ontheffing of bestemmingswijziging. In de bestemmingsregels wordt volstaan met een verwijzing naar de relevante beleidsregels of eventueel een beperkte weergave van de inhoud. Per beleidsthema/ beleidsregel zijn een aantal kernpunten aangestipt. Agrarische bedrijven in het lint Ÿ Ÿ Ÿ
agrarische bedrijvigheid blijvend onderdeel lint; maatwerk bij uitbreiding agrarische bedrijven in het lint (aansluiten bij criteria provincie); niet alle vormen van schaalvergroting wenselijk, wel stimuleren verbreding bedrijven.
Gemengd gebied Ÿ Ÿ Ÿ
functiemenging als karakteristiek voor Slochter lint; op grotere schaal toepassen gemengde bestemming (gemengd 1 en 2) ruimtelijke kwaliteit en beperkte milieuhinder leidraad.
Theetuinen en verbreding agrarische bedrijven Ÿ Ÿ
theetuinen (of theeschenkerij) onder voorwaarden bij recht bij agrarische bedrijven en ruime woonpercelen; kleinschalige activiteiten van recreatieve, educatieve of verzorgende aard bij agrarische bedrijven ondergeschikt aan de agrarische functie (boerderijwinkel, zorg, recreatieve verhuur, rondleidingen etc).
Recreatieve verblijfsaccommodaties Ÿ Ÿ Ÿ
onderscheid in bed en breakfast en groepsaccommodaties; bed en breakfast onder voorwaarden bij woningen; groepsaccommodaties als neventak bij woningen en agrarische bedrijven;
Horeca en ondersteunende horeca Ÿ Ÿ
onderscheid in verschillende horeca-categorieen en bijbehorende bestemmingregels; mogelijkheden voor ondersteunende horeca bij maatschappelijke voorzieningen en detailhandel (voorbeeld: koffiecorner in een winkel).
Paardenbakken Ÿ Ÿ
regels voor hobbymatige paardenbakken op (agrarische) gronden bij woningen; voorwaarden omtrent omvang en afstand t.o.v. bijbehorende woning en omliggende woningen derden.
Paardenhouderijen Ÿ Ÿ Ÿ
onderscheid in verschillende categorieen paardenhouderijen; scheiding tussen agrarische paardenhouderij en niet-agrarische paardenhouderij (bijzondere paardenhouderij en manege); mogelijkheden in vrijkomende agrarische bebouwing zowel bedrijfsmatig en als neventak bij woningen;
Aan-huis-verbonden beroepen Ÿ Ÿ Ÿ
onderscheid vrije beroepen en overige aan-huis-verbonden beroepen; woonfunctie blijft in alle gevallen in overwegende mate gehandhaafd; limitatieve lijsten met beroepen en activiteiten;
Biomassa- en mestvergisting Ÿ Ÿ Ÿ
32
onder voorwaarden biomassa- of mestvergistingsinstallatie bij agrarisch bedrijf in het buitengebied; aansluiten bij milieuwetgeving; grootschalige initiatieven vragen om specifieke afweging.
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
5.3
Ruimtelijke kwaliteit
5.3.1
Algemeen Centraal uitgangspunt in de actualisering van de bestemmingsplan is een grotere vrijheid (en verantwoordelijkheid) voor burgers. Deze vrijheid is in de komplannen ruimer dan in het buitengebied, waar het bestemmingsplan moet passen binnen het provinciale omgevingsbeleid. Een grotere vrijheid brengt echter ook bepaalde risico's met zich mee, met name voor de ruimtelijke kwaliteit. Ongekanaliseerde bouwlust en beperkte middelen kunnen immers leiden tot vreemde en storende bouwplannen. Deze constatering nodigt maar al te gauw uit tot opnieuw nadere regulering. Het is echter een illusie dat met regels alle eventualiteiten uitgesloten kunnen worden; er blijven altijd mazen. Ook de oude, strakke regeling bood geen garantie voor (ruimtelijk) verantwoorde bouwplannen. Het starre regime nodigde in zekere zin zelfs uit tot gekunstelde bouwplannen. Zo werden dwarsvleugels ontworpen aan karakteristieke boerderijtjes, die voor de uitstraling van het pand veel ingrijpender waren dan de niet toegestane aanbouw, waarvoor een vrijstelling nodig was. Daarnaast nodigt een te strak regime uit tot afwijken. Het resultaat is op het oog strak regime, waarvan echter in veel gevallen weer wordt afgeweken. Dit laatste verschaft de burger en de overheid veel extra werk. Het gemeentebestuur wil ook daarom vasthouden aan een ruime basisregeling, met allereerst verantwoordelijkheid voor de burger, maar wel met een bruikbaar instrument om uitwassen te blokkeren. Dit instrument krijgt algemene werking, waardoor het ook vat heeft op de zogenaamde mazen in het bestemmingsplan en niet alles op slot gezet hoeft te worden. De verbeelding (plankaart) leent zich uitermate goed voor het vastleggen van grenzen in het terrein: bebouwingsgrenzen en rooilijnen. Waar nodig voor het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteit zijn dergelijke grenzen op de plankaart aangegeven. Daarnaast zijn op de verbeelding tevens enkele bebouwingskarakteristieken opgenomen, zoals goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentages. De standaard norm is ruim gelegd, waar essentieel voor de ruimtelijke kwaliteit is van de ruime standaardmaten naar beneden afgeweken.
5.3.2
Doorwerking ruimtelijke kwaliteit in regels Ingevolge de omgevingsverordening wordt er bij nieuwe locaties voor gebouwen in de toelichting inzicht geboden met diverse bebouwingskenmerken, waaronder situering van gebouwen, massa- en volumewerking, hoofdlijnen van architectuur, materiaal- en kleurgebruik, details en ornamentiek. In het voorliggende plan zijn geen nieuwe bouwpercelen opgenomen. Het plan kent alleen een verruiming voor bijgebouwen en bepaalde aan-huis-verbonden beroepen. In het handboek bestemmingsplannen is uiteengezet op welke wijze de bouwregels zijn opgezet en welke aspecten daarbij meegenomen worden. Bij de bepaling van bouwvlakken wordt in volgorde van belangrijkheid naar de volgende aspecten gekeken: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
Ÿ Ÿ Ÿ
33
Het woongebouw moet het gebouw op het perceel zijn dat het dichtst op de straat is gelegen; Aansluiten bij lineaire hoofdstructuur, voorzover deze nog intact is; Situering van woongebouwen moet zodanig zijn dat het vrije uitzicht van bestaande en nieuwe woningen, met name aan de achterzijde, zoveel mogelijk intact blijft; In geval van niet op haaks liggende percelen ten opzichte van de weg moet worden overwogen de bouwgrens dwars op de zijdelingse perceelsgrens te leggen (afstemmen op overwegende oriëntering van de gevels van woningen in de omgeving); Rekening houden met milieuafstanden (geurhinder); Wet geluidhinder in acht nemen (geluidnorm gaat voor stedebouwkundige structuur); Dorpskarakter behouden door ruimere bouwmogelijkheden af te stemmen op de grootte van het bouwperceel (en daaraan gekoppeld een max. bebouwingsoppervlakte);
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
5.4
Duurzaamheid Het bestemmingsplan Kleine Kernen is een beheersplan dat gericht is op het vastleggen van de bestaande situatie en deze afgestemd op de actuele ontwikkelingen en gewijzigde inzichten. Omdat het plan, buiten reeds bebouwde percelen, niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied zijn er in het plan geen specifieke eisen met betrekking tot duurzaamheid opgenomen, waaronder sturende energieprincipes. Met betrekking tot duurzaam ruimtegebruik kan bij het voorgaande worden aangesloten, omdat geheel nieuwe ontwikkelingen buiten de reikwijdte van het plan blijven. Bij de bouwregels voor zowel wonen als (agrarische) bedrijven wordt wel een efficiënt ruimtegebruik nagestreefd door eisen op te nemen voor de situering van (bij)gebouwen binnen het bouwperceel en agrarische bouwpercelen zo efficiënt mogelijk te bestemmen (op basis van het vijftal criteria die de provincie hiervoor heeft opgesteld).
5.5
Bedrijven en voorzieningen In het plangebied is wonen duidelijk de overheersende functie. Voor percelen die zich er toe lenen worden meer planologische mogelijkheden geboden voor bedrijfsmatige en maatschappelijke functies. Naast een meer flexibelere regeling wordt deze verruiming ook toegepast om de sociale en economische structuur van de dorpen te behouden en/of te versterken, hierbij wordt aangesloten bij het provinciaal beleid. Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
34
verruiming mogelijkheden gebruik maatschappelijke voorzieningen als dorpshuizen en scholen (gebruik als brede school, mogelijkheden voor ondergeschikte horeca etc.) flexibeler gebruik bepaalde percelen, waaronder voormalige boerderijen, door toekennen gemengde bestemming; ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsactiviteiten (met ontheffing); versterken voorzieningen in grotere kernen, dit betekent geen nieuwe detailhandelsvestigingen (winkelvoorzieningen) in de kleine kernen.
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Hoofdstuk 6 6.1
Regels
6.1.1
Opbouw regels
Juridische planbeschrijving
Voor de opbouw van de regels wordt een vaste indeling aangehouden. Deze komt (gedeeltelijk) ook voort uit de SVBP 2008. Daarnaast zijn een aantal regels voorschreven in de wet. Het overgangsrecht en de antidubbeltelregel zijn opgenomen in het Bro met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. Daarnaast bevat de Wro een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken en een strafbepaling. Deze hoeven dus niet in de regels te worden opgenomen.
6.1.2
Inleidende regels
6.1.2.1 Begripsbepalingen Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. De begripsbepalingen zijn, met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingsplan, in alfabetische volgorde opgenomen. Een aantal van deze begrippen wordt de omschrijving wettelijk vastgelegd vanuit de Wet ruimtelijke ordening in RO Standaarden en Regels 2008. 6.1.2.2 Wijze van meten Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte e.d. van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
6.1.3
Bestemmingsregels Voor elke bestemming in het bestemmingsplan wordt in de bestemmingsregels een afzonderlijk artikel opgenomen met daarin de regels behorende bij die bestemming. Bestemmingsvarianten (bijvoorbeeld W-1 tot en met W-5) worden zoveel mogelijk in aparte artikelen opgenomen. Voor variaties in bouwregels wordt zoveel mogelijk gewerkt met maatvoeringsymbolen en niet met bestemmingsvarianten. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd: 1. De naam van het artikel (verplicht) De naam van het bestemmingsartikel is identiek aan de hoofdgroep van de bestemming inclusief een eventuele subnaam of nummering. De bestemmingsnaam geeft in het kort aan waar dit onderdeel van het plan voornamelijk betrekking op heeft. Zo ziet de bestemming "Wonen" bijvoorbeeld toe op het woonaspect. 2. Bestemmingsomschrijving (verplicht) In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De dominante functie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook ondergeschikte functie(s) genoemd. In de bestemmingsomschrijving worden ook de aanduidingen die binnen de bestemming voorkomen, omschreven met uitzondering van de bouwvlakken, de bouwaanduidingen en de maatvoeringaanduidingen (zie daarvoor de bouwregels). Eén van de afspraken is dat niet wordt verwezen naar de dubbelbestemmingen. Deze hebben namelijk een zelfstandig karakter, net als de basisbestemming. 35
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
3. Bouwregels (verplicht) In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken, de bouwaanduidingen en de maatvoeringaanduidingen op de analoge verbeelding van het bestemmingsplan. Ook wordt omschreven onder welke voorwaarden mag worden afgeweken van de bouwregels. 5. Ontheffing van de bouwregels (optioneel) In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan burgemeester en wethouders ontheffing kunnen verlenen. Een ontheffingsbevoegdheid wordt alleen opgenomen als dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste ruimtelijke beleid. Dat wil zeggen dat een ontheffingsbevoegdheid alleen in het bestemmingsplan wordt geregeld als de gemeente vanuit beleidsmatige overwegingen een zekere flexibiliteit in het plan wil houden. De bevoegdheid tot het verlenen van ontheffingen dient objectief begrensd te zijn en duidelijke criteria te bevatten. Alvorens tot ontheffing van de regels kan worden overgegaan, moet worden bekeken of aan de gestelde criteria is voldaan. Het al dan niet meewerken aan een ontheffing is een bevoegdheid en geen verplichting van het college van burgemeester en wethouders. 6. Specifieke gebruiksregels (optioneel) In de specifieke gebruiksregels kunnen aanvullingen of afwijkingen van de algemene gebruiksregels worden opgenomen. Desgewenst kunnen specifieke vormen van gebruik expliciet worden uitgesloten. Ook kunnen toegestane functieveranderingen en bijzonder gebruik in de gebruiksregels worden geregeld. 7. Ontheffing van de gebruiksregels (optioneel) In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de gebruiksregels waarvan het college van burgemeester en wethouders ontheffing kunnen verlenen. Een ontheffingsbevoegdheid wordt alleen opgenomen als dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste ruimtelijke beleid. Dat wil zeggen dat een ontheffingsbevoegdheid alleen in het bestemmingsplan wordt geregeld als de gemeente vanuit beleidsmatige overwegingen een zekere flexibiliteit in het plan wil houden. De bevoegdheid tot het verlenen van ontheffingen dient objectief begrensd te zijn en duidelijke criteria te bevatten. Alvorens tot ontheffing van de regels kan worden overgegaan, moet worden bekeken of aan de gestelde criteria is voldaan. Het al dan niet meewerken aan een ontheffing is een bevoegdheid en geen verplichting van het college van burgemeester en wethouders. 8. Aanlegvergunningen (optioneel) Door het opnemen van een aanlegvergunningenstelsel kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een aanlegvergunning worden verbonden. Onder deze inrichtingsactiviteiten vallen niet het bouwen en het gebruiken. Een aanlegvergunningenstelsel wordt opgenomen om te voorkomen dat een terrein minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van de bij het plan gegeven bestemming. 9. Wijzigingsbevoegdheid (optioneel) Het gaat hier om een wijzigingsbevoegdheid ingevolge de Wro die betrekking heeft op één bestemming. In de wijzigingsbevoegdheid wordt aan de planwetgever de bevoegdheid gegeven om de desbetreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen. De wijzigingsbevoegdheid moet objectief worden begrensd. Alvorens tot wijziging van de regels kan worden overgegaan, moet worden bekeken of aan de gestelde criteria is voldaan. Tevens dient een in de Wro uiteengezette procedure te worden doorlopen. Het al dan niet meewerken aan een wijziging is een bevoegdheid en geen verplichting van het college van burgemeester en wethouders.
36
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
6.1.4
Algemene regels In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De regels worden in onderstaande volgorde opgenomen. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen: Antidubbeltelregel (verplicht) Met de antidubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende bouwvergunning is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe bouwvergunning of het doen van een mededeling mag worden meegenomen. De antidubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden onder het geldende bestemmingsplan. Het is dus niet zo dat gronden die zijn meegeteld bij het verlenen van een bouwvergunning onder een vorig bestemmingsplan, bij het verlenen van een bouwvergunning onder het nieuwe bestemmingsplan ook buiten beschouwing moeten worden gelaten. Algemene bouwregels (optioneel) Hierbij bestaat de mogelijkheid om het volgende artikel op te nemen: Ÿ
Hoogteaanduidingen (optioneel)
Dit artikel bevat algemene hoogteregels met betrekking tot een aantal bouwwerken. Hierbij wordt eveneens aangegeven in welke mate de maximale bouw- en goothoogten van ondergeschikte onderdelen van bouwwerken zonder ontheffing mogen worden overschreden. Dit kan echter ook plaatsvinden in de betreffende bestemmingen zelf. Algemene aanduidingsregels (optioneel) In dit artikel kunnen eventuele regels ten aanzien van de aanduiding molenbiotoop, de aanduiding straalpad en de aanduiding verwerkelijking in de naaste toekomst, worden opgenomen. Indien gronden niet in eigendom van de gemeente zijn en deze niet middels minnelijk overleg verkregen kunnen worden, kan worden overgegaan tot onteigening (verwerkelijking in de naaste toekomst). Het effect van een aanwijzing tot onteigening is dat de onteigening versneld kan plaatsvinden. De eerste fase van de onteigeningsprocedure wordt gecombineerd met de bestemmingsplanprocedure. Dit wordt aanstondse onteigening genoemd. Algemene ontheffingsregels (optioneel) In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waaraan ontheffing kan worden verleend. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Algemene wijzigingsregels (optioneel) In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.
6.1.5
Overgangs- en slotregels
6.1.5.1 Overgangsbepalingen Het overgangsrecht regelt dat bestaande gebouwen mogen voortbestaan, onderhouden en bij calamiteit weer mogen worden herbouwd. Als een bouwwerk teloorgaat door verwaarlozing en slecht onderhoud, is herbouw echter niet mogelijk. Het overgangsrecht wordt uitgesloten voor bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande plan. Het is immers niet de bedoeling bestaande illegale bouwwerken te legaliseren.
37
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
6.2
Toelichting bestemmingsregels In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de bestemmingsregels die in het plangebied voorkomen.
6.2.1
Agrarisch De agrarische bedrijfspercelen met bijbehorende cultuurgronden zijn in de kernen bestemd als 'Agrarisch'. Het agrarische bouwperceel is bestemd voor de vestiging van 1 grondgebonden agrarisch bedrijf met bijbehorende bebouwing en 1 bedrijfswoning. Binnen het aangegeven bouwvlak dient alle bebouwing te zijn gesitueerd inclusief voer- en mestopslag. De grootte van het bouwvlak is afgestemd op de omvang van het bestaande erf met agrarische bebouwing met, afhankelijk van het ontwikkelingsperspectief van het bedrijf en de ligging, een bepaalde uitbreiding. Bij recht is ook een agrarische paardenhouderij toegestaan. Daarnaast zijn bij recht onder voorwaarden de volgende nevenactiviteiten toegestaan: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
zorgboerderij; loonbedrijf; caravan- en of botenstalling; theetuin.
Met een ontheffing kan onder voorwaarden medewerking worden verleend aan: Ÿ Ÿ Ÿ
minicamping; groepsaccommodatie; boerderijwinkel.
Daarnaast voorziet de bestemmingsregeling in een wijzigingsbevoegdheid voor wijziging naar de bestemming 'Wonen'.
6.2.2
Agrarisch - paardenhouderij De gronden en gebouwen die zodanig zijn bestemd mogen worden gebruikt voor een bijzondere paardenhouderij, waaronder worden geschaard: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
africhtingsstallen; trainingsstallen; handelsstallen; stalhouderijen; pensionstalling.
Om deze bestemming toe te kennen moet er sprake zijn van een reëel bedrijf, gericht op 1 of een combinatie van typen die zijn genoemd onder 'doel van de bestemming'. Het is ook mogelijk dat het bedrijf een combinatie is van een agrarische paardenhouderij (fokkerij) en een bijzondere paardenhouderij. Daarnaast wordt als nevenactiviteit bij ontheffing toegestaan dat verhuur aan derden plaatsvindt, mits het niet meer dan 10 paarden betreft. De functie wordt aangeduid door 'specifieke vorm van agrarisch – x' waarbij in de bestemmingsomschrijving wordt weergeven dat het om recreatieve verhuur gaat om buitenritten te maken.
6.2.3
Bedrijf Deze bestemming voorziet in een regeling voor (individuele) bedrijven die niet zijn gelegen op een bedrijventerrein. Branches die hierbinnen vallen worden geregeld in de Staat van Bedrijven die in de bijlage van het bestemmingsplan is opgenomen. Bij recht zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. Bestaande bedrijven die afwijken van de bestemmingsregeling worden specifiek benoemd. Daarnaast is er een 38
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
ontheffingsbevoegdheid opgenomen bedoeld voor bedrijven die niet genoemd worden binnen de Staat van Bedrijven maar naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, gelijk kunnen worden gesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd. Voor zover aanwezig is ook de bedrijfswoning opgenomen binnen de bestemming. Hierbij geldt dat niet meer dan 200 m² is toegestaan voor een bedrijfswoning met bijgebouwen.
6.2.4
Bedrijf - nutsvoorzieningen Deze bestemming wordt specifiek gebruikt voor nutsvoorzieningen als gas, water en electriciteitsvoorzieningen waarvoor een zelfstandig gebouw met een hoogte groter dan 1,5 meter staat binnen een bestemming anders dan Bedrijf of Bedrijventerrein. Ontsluitingswegen zijn tevens inbegrepen binnen de bestemming.
6.2.5
Bos Deze bestemming is bedoeld voor bosgebieden of bossingels in het buitengebied of in de overgangszone van kern naar het buitengebied.
6.2.6
Gemengd - 2 De bestemming 'Gemengd- 2' voorziet in een bestemmingsregeling waarbij uitwisseling van de volgende functies mogelijk is: wonen, dienstverlening, lichte bedrijven, maatschappelijk en kantoor. De bestemming wordt toegekend aan bepaalde percelen in gebieden met een gemengd karakter. Binnen de bestemming 'Gemengd - 2' is in principe geen detailhandel en/of horeca toegestaan, met uitzondering van ondersteunende horeca en tenzij detailhandel specifiek is toegestaan middels een aanduiding. De bebouwingsmogelijkheden is afgestemd op de bestaande hoofdgebouwen (woning of indien sprake is van een boerderijvorm de boerderij met inpandige woning). Qua maatvoering wordt aangesloten bij de bestemming Wonen-1. Een specifieke regeling voor bijgebouwen volgt nog. NB: De bestemming 'Gemengd- 1' is niet toegepast in dit bestemmingsplan maar zal worden opgenomen in de bestemmingsplannen voor de grotere kernen.
6.2.7
Groen De bestemming Groen voorziet in een bestemmingsregeling voor openbaar groen, waaronder plantsoenen, groenstroken en kleinere boselementen. De bestemming is specifiek gekoppeld aan openbare ruimten en wordt niet voor particuliere groengebieden gebruikt. Binnen de bestemming worden geen gebouwen toegestaan met uitzondering van bebouwing voor bijvoorbeeld nutsvoorzieningen (met ontheffing).
6.2.8
Maatschappelijk Deze bestemming omvat functies die bedoeld zijn voor min of meer openbare instellingen. Deze kunnen zowel commercieel als niet-commercieel zijn. Educatieve, medische, sociale, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondersteunende detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. Voor een aantal maatschappelijke voorzieningen wordt een specifieke bestemmingsregeling gebruikt omdat het gelet op de aard van deze functies, niet altijd wenselijk is om uitwisseling met andere maatschappelijke voorzieningen toe te staan. Het gaat om de volgende bestemmingen: Maatschappelijk - onderwijs: scholen en andere onderwijsvoorzieningen: Maatschappelijk - religie: kerkgebouwen 39
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Maatschappelijk - begraafplaats: begraafplaatsen De gebouwen zijn in beginsel uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De gronden binnen het bouwvlak mogen geheel worden volgebouwd, tenzij ter plaatse een maximum bebouwingspercentage is aangeduid.
6.2.9
Natuur Aan gebieden die in beheer zijn als natuurgebied en waar het behoud en/of van natuurwaarden centraal staat en onderdeel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur, wordt de bestemming Natuur toegekend. Extensief recreatief medegebruik is hierbij ook toegestaan. Hier kunnen bosgebieden ook onderdeel van uitmaken. (Bos)gebieden met een meervoudige functie worden hier niet toe gerekend. Gebouwen zijn niet toegestaan binnen deze bestemming.
6.2.10 Recreatie - dagrecreatie Deze bestemmingsregeling is bedoeld voor verschillende vormen van dagrecreatie. Waar nodig wordt de regeling verder gespecificeerd. In het plangebied wordt de regeling alleen toegepast voor volkstuinen (aanduiding ''volkstuin'') en ijsbaanterreinen (aanduiding ''agrarisch'') waar naast gebruik als ijsbaan ook agrarisch (mede)gebruik van de gronden is toegestaan. Terreinen of gebouwen die uitsluitend of hoofdzakelijk voor sport worden benut worden hier niet onder geschaard. Afhankelijk van de functie en/of de aard van het terrein zijn er gebouwen toegestaan.
6.2.11 Verkeer Voor verkeersgebieden zijn twee bestemmingsregelingen opgezet: Verkeer - wegverkeer en Verkeer - verblijfsgebied. Wegen met een ontsluitingsfunctie zijn bestemd als Verkeer - wegverkeer. De inrichting van deze wegen dient te zijn gericht op een goede doorstroming van het verkeer alsmede op een veilig verloop hiervan. Bijbehorende bermen, fietspaden, parkeerstroken en /of bermen worden hier ook binnen geregeld. De bestemming Verkeer- verblijfsgebied is gericht op de verblijfsfunctie en secundair op de verkeersfunctie. Deze gronden hebben in principe een multifunctioneel karakter waarbij de inrichting gericht is op woonstraten, pleinen, fiets- en voetpaden, speel- en parkeervoorzieningen en daarnaast ook groen en water.
6.2.12 Sport De bestemming Sport wordt toegekend aan sportterreinen. In het plangebied Kleine Kernen is alleen aan het sportveld van Overschild deze bestemming toegepast. Bebouwing is alleen toegestaan binnen een bouwvlak, uitgezonderd bebouwing van beperkte omvang. Extensieve dagrecreatie en evenementen zijn ook toegestaan.
6.2.13 Water In een groot deel van de bestemmingen is het aanleggen van water mogelijk. De bestemming wordt specifiek toegekend aan meren, plassen en andere natuurlijke, dan wel kunstmatige oppervlaktewateren en watergangen die door het Waterschap als hoofdwatergang worden aangeduid. Ook aan terreinen of gebieden die specifiek een waterbergingsfunctie krijgen wordt deze bestemming toegekend om dit gebruik te verankeren (en ander gebruik uit te sluiten). De hoofdfunctie is de ontvangst, berging en/of afvoer van water alsmede voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van watergangen, met de bijbehorende voorzieningen. 40
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
6.2.14 Wonen Woningen en bijbehorende gronden (tuinen en erven) worden binnen deze bestemming begrepen. In het plan wordt indien nodig een verdeling gemaakt in woningtypen. Wonen is gesplitst in 5 bestemmingen: Wonen, Wonen - 1 t/m Wonen - 4. De bestemming 'Wonen' onderscheid zich van Wonen 1 t/ 4 doordat het traditionele onderscheid tussen hoofd- en bijgebouwen vervalt. De regeling biedt meer flexibiliteit door het hanteren van het begrip 'woongebouw' waar toe zowel hoofd- als bijgebouwen worden gerekend. Wonen wordt toegepast op ruimere percelen met name gesitueerd langs de hoofdwegen in het lint. Binnen de bestemming wonen zijn vrije beroepen bij recht toegestaan. Daarnaast kan ontheffing worden verleend voor bepaalde andere aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsactiviteiten. Deze zijn opgenomen in de bijlage op een limitatieve lijst. Wonen - 1: deze regeling is voor vrijstaande woningen; Wonen – 2: is bedoeld voor twee aaneengebouwde woningen of vrijstaande woningen; Wonen – 3: is bedoeld voor aaneengebouwde woningen. Wonen - 4: is voor gestapelde woningbouw en wordt niet toegepast in het voorliggende plan.
6.2.15 Leiding - Gas Deze dubbelbestemming wordt uitsluitend gebruikt ter bescherming van gastransportleidingen (NAM en Gasunie) en geeft geen planologische bescherming voor de directe omgeving.
6.2.16 Waarde - Archeologie Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg, die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet, moeten archeologische (verwachtings)waarden gewaarborgd worden in het bestemmingsplan. Libau heeft voor Slochteren een archeologische beleidsnota en kaart opgesteld, waarin ook planregels voor toepassing in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Er wordt onderscheid gemaakt in een drietal regelingen, specifiek van toepassing op bepaalde archeologische waarden. Waarde - Archeologie 1: van toepassing op Archeologische monumenten en cultuurhistorisch waardevolle terreinen. Waarde- Archeologie 2: van toepassing op historische kernen en bebouwing Waarde- Archeologie 3: van toepassing op gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. In dit bestemmingsplan wordt alleen de bestemming Waarde- Archeologie 1 toegepast.
6.2.17 Waterstaat - Waterkering Deze dubbelbestemming wordt gebruikt ter bescherming van (primaire) waterkeringen. Bouwwerken mogen alleen worden opgericht indien de belangen in verband met de betreffende waterkering(en) zich hier niet tegen verzetten.
6.2.18 Gebiedsaanduidingen Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en (deel)gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. 41
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Binnen de gebiedsaanduidingen hanteert de Gemeente Slochteren 6 verschillende deelgroepen, namelijk geluidzone, vrijwaringszone, veiligheidszone, milieuzone, Wro-zone, reconstructiewetzones en overig. In het plangebied Kleine Kernen wordt gebruik gemaakt van slechts een beperkt aantal gebiedsaanduidingen: Geluidzone Ÿ
Ÿ
wegverkeer: geluidscontouren van zoneringsplichtige wegen met als doel om de gronden die als zodanig zijn aangeduid te vrijwaren van bebouwing voor gevoelige functies, tenzij ontheffing kan worden verleend. industrie: geluidscontouren van NAM locaties en industriele bedrijven buiten het plangebied met als doel om de gronden die als zodanig zijn aangeduid te vrijwaren van bebouwing voor gevoelige functies, tenzij ontheffing kan worden verleend.
Vrijwaringszone Ÿ
molenbiotoop: molenbeschermingszone rondom de molen in Overschild met als doel om het gebied binnen de invloedssfeer van de molen te vrijwaren van hoge bebouwing en beplanting om de windvang en het zicht op de molen te behouden.
6.3
RO Standaarden en regels 2008
6.3.1
Algemeen Onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden alle planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur (Wro instrumenten) digitaal vervaardigd en op elektronische wijze beschikbaar gesteld. Om dit mogelijk te maken zijn de RO standaarden en regels 2008 ontwikkeld. Voor bestemmingsplannen zijn de volgende standaarden van belang: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
6.3.2
PRBP2008: Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen; STRI2008: Standaard toegankelijke ruimtelijke instrumenten; IMRO2008: Informatiemodel ruimtelijke ordening SVBP2008: Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen.
PRBP De Praktijkrichtlijn bevat de gegevensset (de set van objecten en attributen die het bestemmingsplan representeren) die beschrijft hoe conform het IMRO2008 en de SVBP2008 bestemmingsplannen elektronisch vastgelegd moeten worden. Als uitgangspunt voor deze Praktijkrichtlijn worden alle gegevens beschouwd die behoren tot het bestemmingsplan. Er is daardoor sprake van een, binnen de juridische context, complete gegevensset. Daarmee wordt de volledige digitale representatie van een bestemmingsplan beschreven. Ook kan op basis van deze Praktijkrichtlijn te allen tijde vanuit de gegevensset de volledige inhoud van het wettelijk vastgestelde bestemmingsplan worden geraadpleegd.
6.3.3
STRI De STRI 2008 beschrijft hoe de beschikbaarstelling van de ruimtelijke plannen en besluiten gerealiseerd dient te worden. Deze standaard is (eveneens) wettelijk verankerd in een Ministeriële regeling. Deze standaard is nodig om drie redenen: 1. waarborgen van de bruikbaarheid en interoperabiliteit van de Wro instrumenten door middel van het vaststellen van technische vormvereisten; 2. waarborgen van de vindbaarheid en raadpleegbaarheid van de Wro instrumenten door middel van het vaststellen van regels rondom de elektronische beschikbaarstelling; 3. waarborgen van de rechtszekerheid door middel van het vaststellen van vereisten rondom integriteit, authenticiteit en volledigheid van de Wro instrumenten. 42
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
6.3.4
IMRO het Informatie Model Ruimtelijke Ordening IMRO2008 wordt gebruikt bij het coderen van het Wro instrument. IMRO is het informatiemodel voor het opstellen en uitwisselen van digitale plannen voor de ruimtelijke ordening (ruimtelijke instrumenten). Het informatiemodel is voor uitwisselen van ruimtelijke instrumenten tussen organisaties in het veld van de ruimtelijke ordening en ook voor uitwisseling naar andere werkvelden.
6.3.5
SVBP De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2008) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid. Volgens het Bro 2008 wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend. Het onderhavige document geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel dient het bestemmingsplan van een toelichting vergezeld te gaan. Het bestemmingsplan zelf bestaat uit een verzameling geografische bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem en die te raadplegen zijn via een interface, zoals een website. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels. Er wordt uitdrukkelijk op gewezen dat de standaarden geen betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan. Dit blijft een zaak van het bevoegde gezag. Dit neemt niet weg dat standaardisering op dit punt wel een praktische meerwaarde kan hebben. Efficiency en snelheid van werken zullen er zeker mee worden bevorderd. Met het oog op de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen is het belangrijk dat er eenheid is in de wijze waarop de diverse functies in bestemmingen worden ondergebracht. Eenduidigheid in de naamgeving van bestemmingen is daarbij een vereiste. Daarom is een lijst met mogelijke in een plangebied voorkomende functies opgesteld. Deze functies zijn gegroepeerd binnen zogeheten hoofdgroepen van bestemmingen. Deze hoofdgroepen van bestemmingen spelen een grote rol bij de naamgeving en de verbeelding van een bestemmingsplan. Bij de naamgeving van de hoofdgroepen is aansluiting gezocht bij de vorige uitgave (SVBP 2006) en bij de gangbare praktijk. De naamgeving is zo kort en zo eenvoudig mogelijk gehouden. De naam van een in een bestemmingsplan op te nemen bestemming begint altijd met de naam van de hoofdgroep. De systematiek van hoofdgroepen laat het toe een bestemming te specificeren en slechts één of enkele functies van een hoofdgroep binnen een bestemming mogelijk te maken. Een bestemming hoeft dus niet alle bij een hoofdgroep aangegeven functies te bevatten.
6.4
Verbeelding bestemmingsplan Het onderscheid tussen de digitale en de analoge verbeelding van het bestemmingsplan is een nieuw element in de RO-standaarden 2008. Per wijze van verbeelding is steeds aangegeven hoe de inhoud van een bestemmingsplan moet worden weergegeven. De analoge verbeelding van een bestemmingsplan leidt altijd tot een concreet en afgerond product, te weten een analoge oftewel papieren kaart. Bij de eisen die worden gesteld aan de digitale verbeelding, is dit niet het geval. Dit komt omdat er bij de digitale verbeelding gebaseerd op een geometrische plaatsbepaling van plangebied en bestemmingen niet alleen sprake is van een standaard cartografische weergave door middel van kleuren en symbolen, maar ook van dynamiek en interactie met de digitale informatie. Aldus wordt de uiteindelijke digitale verbeelding mede bepaald door de functionaliteit van de interface/viewer die wordt 43
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
gebruikt. In het Bro wordt de plankaart niet langer als onderdeel van het bestemmingsplan genoemd. Dit komt omdat in de nieuwe wettelijke regelingen wordt uitgegaan van het primaat van digitalisering. Wel wordt door het Bro een volledige verbeelding van het bestemmingsplan op papier verplicht gesteld. In dat verband blijft de analoge verbeelding van het bestemmingsplan van belang. Overigens bepaalt het Bro dat bestemmingen en hun aansluiting op aangrenzend gebied moeten worden vastgesteld met gebruikmaking van een duidelijke ondergrond. De analoge verbeelding van het bestemmingsplan bevat naast verklaringen met een verhelderende functie (bijvoorbeeld topografische gegevens, kadastrale ondergrond, straatnamen en dergelijke) alleen normen die juridisch relevant zijn. De normatieve regelingen die op een analoge verbeelding van het bestemmingsplan vermeld staan, zijn daarom terug te vinden in de regels.
44
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Hoofdstuk 7 7.1
Economische uitvoerbaarheid
Exploitatieplan Op grond van artikel 6.12 van de Wro kan de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan ook een exploitatieplan vaststellen. Dit is niet noodzakelijk indien: Ÿ Ÿ Ÿ
de kosten van de grondexploitatie voor de gronden in het plan op een andere manier is verzekerd; het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is en het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk betrekking op de bestaande situatie in het plangebied van de kleine kernen en omvat dan ook grotendeels een regeling die conserverend van karakter is. In een aantal gevallen wordt voortgeborduurd op besluitvorming in het verleden, waarbij de economische uitvoerbaarheid al aan de orde is geweest. Weliswaar zijn ook nieuwe ontwikkelingen voorzien, doch deze zijn veelal nog niet op hun financiële merites te beoordelen (het betreft dan zaken die via flexibiliteitsbepalingen te zijner tijd mogelijk worden gemaakt). Verder gaat het om particuliere initiatieven, waarvan de economische uitvoerbaarheid in handen ligt van de initiatiefnemers. Daarom is het weergeven van de economische uitvoerbaarheid in de vorm van een exploitatieplan niet noodzakelijk.
7.2
Planschade Op grond van artikel 6.1 kennen Burgemeester en wethouders degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden ten gevolge ondermeer een wijziging van het bestemmingsplan, op aanvraag een tegemoetkoming toe. Daarbij geldt dat de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is. Binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade blijft voor rekening van de aanvrager. Daarnaast wordt ook een waardevermindering van maximaal 2% ontstaan door een verandering in het planologisch regime binnen het normale maatschappelijke risico gerekend. Het voorliggende bestemmingsplan is een actualisering van de bestaande situatie waarin niet wordt voorzien in planologische wijzigingen die het normale maatschappelijk risico zoals hiervoor genoemde overschrijden.
45
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Hoofdstuk 8 8.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Vooroverleg De Wro verplicht slechts om vooroverleg te voeren met overlegpartners als waterschap en provincie, maar niet om een voorontwerp bestemmingsplan ter inspraak te leggen. Gelet op de verschillende instanties die belangen hebben in het plangebied wordt voorgesteld het aantal vooroverlegpartners uit te breiden. De vooroverlegpartners kunnen gedurende 8 weken reageren op het plan, tevens wordt voorgesteld om het voorontwerp gedurende 6 weken voor een ieder voor inspraak ter inzage te leggen op het gemeentehuis en op de gemeentelijke website.
8.2
Inspraak Ten behoeve van het voorontwerp bestemmingsplan wordt ook een inspraakperiode voorgesteld. Gedurende 6 weken kan een ieder een inspraakreactie indienen. Daarop aanvullend worden 2 inspraakbijeenkomsten georganiseerd, één in Tjuchem en één in Harkstede. Inspraakreacties en vooroverlegreacties worden verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan dat wederom voor accordering aan uw college wordt aangeboden. Op basis van dat volgende besluit start de formele procedure waarbij het plan voor een ieder ter inzage wordt gelegd en op basis van het ontwerp zienswijzen kunnen worden ingebracht.
46
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Bijlagen bij de toelichting
47
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Bijlage 1
48
Naam
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Regels
49
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder
1.1
plan het bestemmingsplan Bestemmingsplan Kleine Kernen van de gemeente Slochteren;
1.2
bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0040.bp00001-12co met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen*).
1.3
plankaart de plankaart met bijbehorende verklaring van het "Bestemmingsplan Kleine Kernen", bestaande uit de kaart(en) met de/het kenmerk(en);
1.4
aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5
aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6
aanleggen van vaartuigen het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke oever of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een bedrijfsmatig of recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig;
1.7
aanlegplaats een plaats die bestemd is voor het aanleggen van vaartuigen;
1.8
aanpijling een blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/ aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;
1.9
achtererf gedeelte van het erf dat achter de achtergevel van het woongebouw of het verlengde daarvan is gelegen;
1.10
additionele voorzieningen gebouwde of ongebouwde voorzieningen en functies, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie, hieronder onder meer begrepen ontsluitingsstructuren;
50
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.11
afhaalwinkel/maaltijdbezorging een bedrijf, gericht op de bedrijfsmatige verkoop van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden, anders dan voor gebruik ter plaatse, die door de kopers ter plaatse worden afgehaald, dan wel door de verkoper bij de koper thuis worden bezorgd. Een automatiek en traiteur worden met een afhaalwinkel/ maaltijdbezorging gelijk gesteld;
1.12
afhankelijke woonruimte een vrijstaand bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het woongebouw c.q. hoofdgebouw en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.13
agrarisch bedrijf een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of het telen van gewassen, uitgezonderd bijzondere paardenhouderijen, maneges, kwekerijen, boomkwekerijen, houtteelt en bosbouw;
1.14
agrarisch dienstverlenend bedrijf een niet-industrieel bedrijf uitsluitend of overwegend gericht op het verrichten van werkzaamheden voor de levering, opslag of verwerking van goederen en/of de levering van diensten, uitsluitend of overwegend ten behoeve van agrarische bedrijven, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven ter onderhoud en reparatie van landbouwmachines en landbouwwerktuigen en fouragehandels;
1.15
agrarische paardenhouderij een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen van paarden. Hieronder worden in ieder geval verstaan: hengstenhouderijen, fok- en opfokbedrijven en paardenmelkerijen. Onder een agrarische paardenhouderij wordt niet verstaan een bijzondere paardenhouderij;
1.16
ambachtelijk bedrijf een bedrijf uitsluitend of overwegend gericht op het, door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;
1.17
ambachtelijke bedrijvigheid het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;
1.18
archeologisch onderzoek een rapport als bedoeld in het tweede lid van artikel 39, het eerste lid van artikel 40, dan wel het eerste lid van artikel 41 van de Monumentenwet 1988 (Stb. 2007, 293), voldoend aan de regels gesteld krachtens artikel 43 van die wet;
1.19
archeologische waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de culturele overblijfselen uit oude tijden;
1.20
basisbestemming een bestemming die samenvalt met één of meer op dezelfde gronden liggende dubbelbestemmingen; 51
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.21
bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.22
bebouwingspercentage het op de verbeelding en/of in de planregels aangegeven percentage gemeten over dat deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.23
bed & breakfast het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief verblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben in een woning, geen meervoudige woning zijnde.
1.24
bedrijf elke vorm van activiteit of organisatie waarbij of waarin personen voor zichzelf, voor derden of in dienst van derden, structureel en/of met een zekere regelmaat inkomensvormende activiteiten verrichten of activiteiten die in de regel inkomensvormend zijn, ongeacht of dit gebeurt binnen een private, publieke, commerciële, maatschappelijke of anders gerichte organisatie, ongeacht of de activiteiten al dan niet in loondienst worden verricht en ongeacht of daarmee een volledig inkomen wordt verworven. Als één bedrijf kunnen worden aangemerkt meerdere op één locatie gehuisveste bedrijven die functioneel en organisatorisch zeer nauw verbonden zijn en die zich ruimtelijk gezien als één geheel manifesteren;
1.25
bedrijfsgebouw een gebouw, dat hoofdzakelijk dient voor de uitoefening van een bedrijf, met inbegrip van een eventuele in dat gebouw ingebouwde bedrijfswoning;
1.26
bedrijfswoning een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.27
beperkt kwetsbaar object een object waarvoor ingevolge het besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.28
beleidsnotitie mestbassins beleidsnotitie mestbassins vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 28 mei 2008;
1.29
beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009;
1.30
beleidsregels biomassa- & mestvergisting beleidsregels biomassa- & mestvergisting vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009;
52
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.31
beleidsregels (ho)reca en ondersteunende (ho)reca beleidsregels (ho)reca en ondersteunende (ho)reca vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009;
1.32
beleidsregels kamperen beleidsregels kamperen gemeente Slochteren vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 10 juni 2008;
1.33
beleidsregels paardenbakken beleidsregels paardenbakken vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009;
1.34
beleidsregels paardenhouderijen beleidsregels paardenhouderijen vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009;
1.35
beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009;
1.36
beleidsregels theetuinen en verbreding agrarische bedrijven gemeentelijk beleid gericht op kleinschalige nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009;
1.37
bestaand bouwwerk Ÿ Ÿ Ÿ
1.38
legale bouwwerken die bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; niet legale bouwwerken die bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en die bestonden en zoals zij bestonden op 20 april 2000; bouwwerken die kunnen worden gebouwd krachtens een melding en/of bouwvergunning waarvoor de aanvraag is ingediend voor de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
bestaand gebruik gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van de betreffende gebruiksbepaling;
1.39
bestaande afwijking bestaand bouwwerk of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan;
1.40
bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak;
1.41
bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.42
bijgebouw een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het woongebouw, dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het woongebouw en dat behoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen woongebouw; 53
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.43
bijzondere bouwlaag kelder, souterrain, dakterras, zolder of dakopbouw;
1.44
bijzondere paardenhouderij een bedrijfsactiviteit in hoofdzaak gericht op het africhten, het opleiden, het trainen alsmede het opvangen, stallen en berijden van paarden en/of pony's al dan niet in combinatie met het fokken van paarden en/of pony's. Onder bijzondere paardenhouderij wordt geen manege verstaan;
1.45
boerderijwinkel een bedrijfsactiviteit die bestaat uit aan het agrarisch bedrijf ondergeschikte detailhandel in land- en tuinbouwproducten en zelfvervaardigde kunstzinnige producten;
1.46
boomkwekerij een bedrijfsactiviteit gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen, zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt;
1.47
bosbouw het ontwikkelen c.q. permanent in stand houden van een min of meer natuurlijke levensgemeenschap van planten en/of dieren, waarin boomvormende soorten aspect-bepalend zijn, met een oppervlakte van groter dan 10 are;
1.48
bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een woonwagenstandplaats;
1.49
bouwgrens de grens van een bouwvlak;
1.50
bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een bijzondere bouwlaag;
1.51
bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.52
bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel;
1.53
bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
54
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.54
bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.55
broodjeszaak een bedrijf met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie tussen 7.00 uur en 19.00 uur dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide kleine maaltijden en etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de bebouwing afspeelt. Onder een broodjeszaak wordt tevens verstaan: een croissanterie, lunchroom, patisserie en konditorei;
1.56
cafetaria/snackbar een bedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet- alcoholische dranken. Onder een cafetaria wordt tevens verstaan: een shoarmazaak;
1.57
café een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse en als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, een dansvloer van minder dan 10 m², waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen het gebouw afspeelt. Onder een café wordt tevens verstaan: een bar, pub, taverne, grand café en eetcafé;
1.58
camper een motorvoertuig, ingericht voor het vervoeren van personen en kamperen c.q. buitenshuis verblijven met de mogelijkheid tot overnachten;
1.59
camperplaats een kampeerterrein dat uitsluitend wordt gebruikt door campers;
1.60
caravan een mobiel kampeermiddel op wielen, dat mede gelet op de afmetingen en vormgeving bestemd is om zelfstandig op de openbare weg als een aanhanger van een motorvoertuig te worden voortbewogen;
1.61
carport overdekt bouwwerk voor de stalling van motorvoertuigen, waarvan in ieder geval de naar de straat gekeerde zijde(n) geen wand(en) heeft/hebben;
1.62
chalet een gebouw van ten hoogste 50 m², bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen, niet zijnde een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf. Doordat hij door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden, dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond is hij als bouwwerk aan te merken;
55
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.63
civieltechnisch werk een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.64
conferentiecentrum een bedrijf, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van informatiebijeenkomsten, vergaderingen en conferenties. Hieronder wordt niet begrepen een zalencentrum;
1.65
cultuurgrond grasland en akkerbouwgronden, met uitzondering van kwekerijen, boomkwekerijen, houtteelt en bosbouw;
1.66
cultuurhistorische waarde de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.67
dagrecreatie recreatief verblijf buiten het hoofdverblijf zonder dat er een overnachting mee gepaard gaat;
1.68
dak iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een overkapping;
1.69
dakopbouw een gedeelte van een gebouw van beperkte omvang op het platte deel van het dak van de hoofdbebouwing, niet zijnde een bouwlaag;
1.70
detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en anders dan voor gebruik of verbruik van die goederen ter plaatse;
1.71
detailhandel - food detailhandel uitsluitend of in hoofdzaak gericht op verkoop van levensmiddelen;
1.72
detailhandel - non food detailhandel met uitzondering van de categorie die zich uitsluitend of in hoofdzaak richt op verkoop van levensmiddelen.
1.73
detailhandel - weggebonden artikelen detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;
56
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.74
dienstverlening het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.75
discotheek een bedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, waarbij het beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen op een dansvloer van meer dan 10 m² wezenlijke onderdelen vormen en de bedrijvigheid zich binnen het gebouw afspeelt. Onder een discotheek wordt tevens verstaan een dancing.
1.76
drijvende woning een op het water drijvende constructie met daarin een woning, door middel van een vaste constructie verbonden aan de grond zodanig dat sprake is van een bouwvergunningplichtig bouwwerk;
1.77
ecologische waarden de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;
1.78
erf het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.79
erfbeplanting afschermende of maskerende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;
1.80
erotisch getinte vermaaksfunctie een vermaaksfunctie, die is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.81
essentiële woonvoorzieningen de voorzieningen die ten minste nodig zijn om een woning zelfstandig te kunnen bewonen: een privé woon- en/of slaapvertrek, een keuken of kookhoek, een toilet en een bad- en/of douchegelegenheid;
1.82
evenement voor publiek toegankelijke verrichting op, in ieder geval, het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning, sport of vermaak, alsmede grootschalige herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, filmopnamen en feesten;
57
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.83
extensieve dagrecreatie recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen; onder extensieve dagrecreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;
1.84
gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.85
gekoppeld bestemmingsvlak een gekoppeld bestemmingsvlak bestaat uit maximaal twee - onderling niet aaneengesloten percelen die door de aanduiding 'gekoppeld bestemmingsvlak' tezamen worden aangemerkt als zijnde één (agrarisch) bestemmingsvlak;
1.86
geluidsgevoelig gebouw gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
1.87
geluidsgevoelig object geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.88
geluidsgevoelige ruimte geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.89
geluidsreducerende maatregelen fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of –schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;
1.90
geluidszoneringsplichtige inrichting een inrichting waarvoor ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.91
gestapelde woning een woning in een gebouw, dat meerdere geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat;
1.92
geurgevoelig object gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
1.93
glastuinbouwbedrijf een bedrijf dat (overwegend) is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen; 58
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.94
goot, druiplijn, boeiboord de snijlijn van gevel- naar dakvlak;
1.95
groepsaccommodatie een gebouw of een gedeelte van een gebouw, bestemd voor recreatief verblijf door groepen van personen waarin gemeenschappelijk gebruik wordt gemaakt van keuken en verblijfsruimten. Vormen van recreatief verblijf die gelijk kunnen worden gesteld aan een groepsaccommodatie zijn: (jeugd)herbergen, kamphuizen en kampeerboerderijen;
1.96
grondgebonden agrarische bedrijfsvoering een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, hieronder mede begrepen een melkrundveehouderij;
1.97
groothandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.98
heersende geluidsbelasting de geluidsbelasting op een geluidsgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder in het jaar voordat de reconstructie van de weg plaatsvindt;
1.99
hindergevoelig gebouw geluidsgevoelig gebouw en/of geurgevoelig object
1.100 hindergevoelig object hindergevoelige functie en/of hindergevoelig gebouw;
1.101 hindergevoelige functie geluidgevoelige functie;
1.102 hogere grenswaarde een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
1.103 hoofdgebouw een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.104 hoofdverblijf de plaats waar een persoon gedurende een jaar het merendeel van de nachten doorbrengt en waar het sociale leven van deze persoon zich afspeelt;
59
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.105 horecabedrijf een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalruimte wordt verhuurd en ter plaatse beschikbaar wordt gesteld, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een seksinrichting;
1.106 horecabedrijf categorie 1 een horecabedrijf waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag en 's avonds verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige maaltijden en etenswaren zoals een broodjeszaak, koffiehuis, ijssalon en/of een naar de aard, openingstijden en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.107 horecabedrijf categorie 2 een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken, dat voornamelijk is gericht op het hoofdzakelijk 's avonds verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een café, cafetaria/snackbar, conferentiecentrum, ontmoetingscentrum, restaurant, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.108 horecabedrijf categorie 3 een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een discotheek, zalencentrum en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.109 horecabedrijf categorie logies een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;
1.110 hotel een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;
1.111 houtteelt het bedrijfsmatig voortbrengen van hout en bosprodukten op gronden die hiervoor tijdelijk (maximaal 40 jaar) worden gebruikt, voorzover de Boswet niet van toepassing is;
1.112 huishouden één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep van personen van beperkte omvang, die bij verblijf in een woning of een recreatiewoning de daar aanwezige essentiële woonvoorzieningen deelt;
1.113 ijssalon een bedrijf, gericht op het bedrijfsmatig aan de gebruiker verstrekken van al dan niet ter plaatse bereid consumptie-ijs met toebehoren, al dan niet in combinatie met het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor zowel gebruik ter plaatse als elders; 60
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.114 intensieve veehouderij niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (met uitzondering van vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
1.115 kamerverhuurpand een gebouw of een deel van een gebouw, niet zijnde een meervoudige woning of een hotel, met vier of meer woonvertrekken bedoeld voor de huisvesting van verschillende personen die ieder voor zich een zelfstandige huishouding voeren en essentiële woonvoorzieningen delen;
1.116 kampeermiddel onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief verblijf;
1.117 kampeerstandplaats een plaats op een kampeerterrein bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel;
1.118 kampeerterrein een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en/of trekkershutten en/of het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en/of trekkershutten
1.119 kantine een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf, instelling of vereniging, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling danwel vereniging;
1.120 kantoor een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publieksgerichte) baliefunctie;
1.121 kap constructie ter afdekking van een gebouw of overkapping waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste één hellend vlak van tenminste 15° ;
1.122 karakteristieke boom een boom van 50 jaar en ouder en die van waarde is vanwege: a. de hoge leeftijd of; b. de verschijningsvorm, omvang of schoonheid of; c. de soort of varieteit in combinatie met leeftijd en grootte waardoor de houtopstand plaatselijk en/of landelijk zeldzaam te noemen is of; d. de cultuur-historische waarde of; e. het straatbeeld en de opvallende plek die ingenomen wordt of; f. de ecologische waarde. houtopstanden geregistreerd als zijnde (potentieel) waardevol of monumentaal, 61
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.123 kas een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.124 kelder bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag onder dan wel gelijk aan het peil is gelegen;
1.125 koffiehuis een bedrijf, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse aan de gebruiker, verstrekken van niet-alcoholische dranken, in combinatie met de verkoop van kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van niet-alcoholische dranken. Onder een koffiehuis wordt tevens verstaan een theehuis en coffeeshop (geen verkoop van drugs);
1.126 kunstobject een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestemd ter voortbrenging van de beeldende kunsten;
1.127 kwekerij een bedrijfsactiviteit gericht op het voortbrengen van een of meer soorten gewassen door middel van vollegrondsteelt, containerteelt en/of anderszins, waarbij per geteelde gewassoort een beperkte oppervlakte geteeld wordt en waarbij gewasbewerkingen en oogstwerkzaamheden slechts in beperkte mate gemechaniseerd worden uitgevoerd;
1.128 kwelvoorziening een waterstructuur of een zone met daarin een waterstructuur, dienende ter bestrijding van overlast door kwel vanwege een oppervlaktewater in een vanaf dat oppervlaktewater achter de kwelvoorziening gelegen gebied;
1.129 kwetsbaar object een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.130 landschappelijke waarde de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.131 legaal bouwwerk Ÿ Ÿ
bouwwerk dat is opgericht met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet; bouwwerk dat oorspronkelijk niet is opgericht met inachtneming van het ten tijde van de oprichting bepaalde in of krachtens de Woningwet, maar die ingevolge het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Stb. 291, 15 juni 2004) zonder (lichte) bouwvergunning zou kunnen worden opgericht;
1.132 lessenaarsdak dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak.
62
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.133 ligplaats een plaats in het water, die door een bedrijfs-, recreatie- of beroepsvaartuig voor een langere periode wordt ingenomen ten behoeve van een gebruik ter plaatse of waar het vaartuig (gewoonlijk) wordt gestald gedurende de periode dat het niet wordt gebruikt voor deelname aan het vaarverkeer;
1.134 ligplaats woonschip een ligplaats die is bestemd voor een woonschip;
1.135 lpg-doorzet de afzet van lpg in m³ per jaar;
1.136 maatschappelijke voorzieningen educatieve, medische, sociale, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook naschoolse opvang, ondergeschikte detailhandel en ondersteuende horeca;
1.137 magneetveldbeoordelingsplichtige object 1. bij magneetveldgevoelige objecten behorende erven, schoolpleinen en speelplaatsen; 2. inrichtingen en bijbehorende terreinen voor cultuur, horeca, sport, entertainment, educatie, verblijfs- en dagrecreatie, logiesverstrekking, kerkgebouwen, buurt- en clubhuizen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, klinieken, (kinder)dagverblijven;
1.138 magneetveldgevoelige object woningen (daaronder begrepen dienstwoningen), woonwagenstandplaatsen, scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs, crèches, kinderopvangplaatsen;
1.139 magneetveldzone het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla;
1.140 manege een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of eigen paarden, het bieden van huisvesting aan die paarden, het organiseren van hippische evenementen en exploitatie van bijbehorende voorzieningen waaronder begrepen een kantine. Onder een manege wordt tevens verstaan een sportstal.
1.141 mansardedak kapvorm met gebroken, naar buiten geknikte, hellende dakvlakken die in de nok samenkomen, waarbij de dakhelling van het onderste dakvlak (maximaal 60% van het vlak) steiler is dan het bovenste dakvlak;
1.142 mantelzorg het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
63
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.143 meervoudige woning een woning bestemd dan wel geschikt voor bewoning door meer dan één huishouden, vanwege het in meervoud aanwezig zijn van alle essentiële woonvoorzieningen, waarbij de essentiële woonvoorzieningen voor een huishouden niet behoeven te worden gedeeld met een ander huishouden, zich niet in één ruimte bevinden met essentiële woonvoorzieningen van een ander huishouden en vanuit de woning bereikbaar zijn zonder privé-vertrekken van een ander huishouden te moeten doorkruisen;
1.144 mini-camping een kampeerterrein waarop tijdens de periode tussen 15 maart en 31 oktober ten hoogste 15 kampeerstandplaatsen voor mobiel kampeermiddelen aanwezig zijn;
1.145 mobiel kampeermiddel tent, tentwagen, camper of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief verblijf;
1.146 natuur(wetenschappelijke) waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.147 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt;
1.148 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.149 nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.150 ondergeschikte functie een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de doeleindenomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn;
1.151 ontmoetingscentrum een inrichting, gericht op het bieden van gelegenheid tot het leggen van contacten tussen personen, welke daartoe veelal in clubverband of anderszins georganiseerd zijn;
64
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.152 overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op consumentverzorging dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen door een bewoner van het perceel;
1.153 overkapping elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een voor mensen toegankelijke oppervlakte overdekt en geheel of gedeeltelijk door ten hoogste één wand is omsloten;
1.154 paardenbak een niet-overdekte door middel van een afscheiding gemarkeerde piste die is voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem anders dan gras waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;
1.155 pensionstal een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden of het berijden ervan. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van paarden. Onder pensionstal wordt geen manege verstaan;
1.156 perifere detailhandel detailhandel, voor niet-frequente doelgerichte aankopen, die vanwege de omvang, mobiliteit of aard van de producten niet inpasbaar is in overige winkelgebieden. Dit betreft de branches: bouwmarkten, woninginrichting, recreatie en verkoop van auto's, boten en caravans;
1.157 permanente bewoning het gebruik van een gebouw, kampeermiddel, voer- of vaartuig als hoofdverblijf;
1.158 plaatsgebonden kampeermiddel een bouwwerk dat langer dan 8 maanden op een kampeerterrein is geplaatst of niet langer te verplaatsen is dat geheel of ten dele wordt gebruikt of kan worden gebruikt voor recreatief verblijf; waaronder in ieder geval worden gerekend: een chalet, stacaravan, tenthuisje en trekkershut.
1.159 platte afdekking een horizontale afdekking of een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden met het horizontale vlak;
1.160 productiegebonden detailhandel detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.161 prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
65
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.162 prostitutiebedrijf de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, sekstheater, bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.163 reclameobject bouwwerk of werk opgericht en/of in stand gehouden met het doel te functioneren als of als drager van reclame-uiting(en);
1.164 recreatief medegebruik een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve medegebruik is toegestaan;
1.165 recreatief verblijf het kortdurend verblijf van één of meerdere personen met of zonder overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarmee in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning;
1.166 recreatiehaven een faciliteit gericht op het verschaffen van ligplaats aan meerdere vaartuigen voor recreatief verblijf, hieronder niet begrepen een tweede ligplaats bij een woning of bedrijf voor een open boot of kano van maximaal 5 meter;
1.167 recreatievaartuig een vaartuig, bestemd of in gebruik voor recreatief verblijf;
1.168 recreatieve bewoning bewoning door een huishouden gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in het kader van weekend- en/of recreatief verblijf;
1.169 recreatiewoning een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat naar de aard en inrichting is bestemd voor recreatieve bewoning, daaronder niet begrepen trekkershutten;
1.170 restaurant een bedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met het verstrekken van dranken, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen het gebouw afspeelt. Een petit-restaurant, restauratie, crêperie, pannenkoekenhuis en poffertjeszaak worden met een restaurant gelijk gesteld;
1.171 reëel agrarisch bedrijf een agrarisch bedrijf dat de gedurende het gehele jaar de arbeidsbehoefte heeft van tenminste een halve arbeidskracht en waarbij de omvang van het bedrijf zodanig is dat het potentie heeft om zodanige investeringen te plegen dat het bedrijf als volwaardig bedrijf zal kunnen voortbestaan.
66
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.172 risicovolle inrichting een inrichting, waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.173 schilddak Dak, gevormd door twee driehoekige schilden aan de smalle en twee trapeziumvormige aan de lange zijde waarvan de trapeziumvormige dakvlakken in de nok samenkomen;
1.174 seksinrichting zie prostitutiebedrijf
1.175 silo een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opslag van goederen, waaronder mest;
1.176 souterain bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,5 meter boven het peil is gelegen;
1.177 sportvoorzieningen Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan /-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.
1.178 stacaravan een verblijf van ten hoogste 40 m² dat gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en op het terrein op het eigen onderstel verplaatst kan worden en als één geheel over de openbare weg vervoerd mag worden. Een stacaravan onderscheidt zich van een mobiel kampeermiddel doordat het gedurende een periode van meer dan 8 maanden tijd op eenzelfde kampeerstandplaats blijft staan;
1.179 standplaats het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats uitoefenen van detailhandel, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
1.180 straatmeubilair bouwwerken ten behoeve van de aankleding van het openbaar gebied, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstwerken, speeltoestellen alsmede telefooncellen, abri's en bouwwerken voor kleinschalige (< 50 m³) nutsvoorzieningen;
1.181 strijdig evenement een evenement dat vanwege duur, frequentie, aard en/of omvang niet past binnen de ter plaatse geldende bestemming(en);
67
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.182 tenthuisje een gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 30 m², bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, zoals tentdoek, niet zijnde een mobiel kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf.
1.183 tent, punt- of pyramidedak dak gevormd door vier driehoekige dakschilden die in één punt bijeenkomen;
1.184 theetuin een aan de hoofdfunctie ondergeschikt horecabedrijf dat slechts beperkt is tot het verstrekken van alcoholvrije dranken en het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide klein en koude etenswaren. Een theeschenkerij (inpandig) wordt gelijk geschaard aan een theetuin.
1.185 terugkerend evenement een met een zekere regelmaat of in een bepaald patroon terugkerend evenement;
1.186 trekkershut een gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 30 m² , bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een mobiel kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf ;
1.187 tuincentrum een al dan niet overdekte verkoopruimte waarin in hoofdzaak detailhandel wordt uitgeoefend in artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen of daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals tuinplanten, zaai- en pootgoed, tuinmest, teelaarde, tuingereedschap, tuinhout, tegels, sierstenen, tuinhuisjes, materialen voor de aanleg en onderhoud van vijvers en fonteinen, alsmede kamerplanten, snijbloemen en potterie, met als nevenassortiment dierbenodigdheden en -voeders, huis- en hobbydieren, tuinmeubilair, tuinkleding en -schoeisel (uitgezonderd modische, sport-, of vrijetijdskleding), materialen voor aanleg en onderhoud van zwembaden en voor buitengebruik bestemde sfeerartikelen;
1.188 tunnelkas een verplaatsbaar gebouw van lichte constructie dat overwegend bestaat uit lichtdoorlatend materiaal en wordt gebruikt voor het kweken van gewassen;
1.189 verkooppunt van motorbrandstoffen een inrichting voor de uitoefening van detailhandel in motorbrandstoffen, waaronder begrepen smeermiddelen voor motorvoertuigen en benodigdheden voor gebruik, reiniging of spoedeisende reparaties van motorvoertuigen alsmede accessoires daarvoor en daaraan ondergeschikte detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
1.190 verkoopvloeroppervlakte de voor het publiek zichtbare en toegankelijke besloten winkelruimte ten behoeve van detailhandel;
1.191 volkstuin een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;
68
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.192 volwaardig agrarisch bedrijf een agrarisch bedrijf dat gedurende het gehele jaar de arbeidsomvang heeft van tenminste 1 volwaardige arbeidskracht en waarvan de continuïteit ook op langere termijn is verzekerd;
1.193 voorerf gedeelte van het erf voor de voorgevel van het woongebouw of het verlengde daarvan;
1.194 voorgevel de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.195 voorkeursgrenswaarde de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
1.196 vrij beroep de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend door een bewoner van het perceel, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel;
1.197 vrijstaand woongebouw woongebouw dat niet met een ander woongebouw of ander gebouw op een aangrenzend bouwperceel verbonden is;
1.198 werk een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.199 wolfseind afgeknot dakschild op de kop van een zadeldak;
1.200 woning een complex van ruimten, blijkens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden (niet-meervoudige woning);
1.201 woonboerderij één gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige )agrarische bedrijfsruimten;
1.202 wooncentrum een accommodatie met bijbehorende voorzieningen voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden of gehandicapten;
69
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1.203 woongebouw een gebouw of een complex van aan elkaar verbonden gebouwen waarin tenminste één woning is gelegen;
1.204 woonschip een schip, niet zijnde een drijvende woning, uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebruikt of tot woning bestemd;
1.205 woonwagen een voor permanente bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.206 woonwagenstandplaats een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.207 zakelijke dienstverlening het bedrijfsmatig verlenen van diensten in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en juridisch gebied, op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening;
1.208 zalencentrum een bedrijf, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen;
1.209 zolder een ruimte onder de nok van een kap met een grootste hoogte van ten hoogste 1,50 m;
1.210 zadeldak een dak bestaande uit twee schuine tegenoverliggende dakvlakken die in de nok samenkomen;
1.211 zoneplichtige weg een weg die een zone heeft conform artikel 74 van de Wet geluidhinder;
1.212 zorgboerderij het bieden van de mogelijkheid tot zorg aan personen, door middel van een aan het agrarisch gebruik verbonden werkgemeenschap van sociaal therapeutische aard en in de vorm van dagopvang.
70
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
de afstand tot de perceelsgrens de kortste afstand vanaf enig punt van het gebouw tot de perceelsgrens;
2.2
de afstand tussen gebouwen de kortste afstand vanaf enig punt van een gebouw tot enige punt van een ander gebouw;
2.3
de breedte van een gebouw wordt gemeten van en tot de buitenkant van een zijgevel, dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
2.4
de bedrijfsvloeroppervlakte de totale horizontale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n) binnen een functie die wordt/worden gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
2.5
de (bouw)hoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.6
de dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.7
de diepte van een gebouw wordt gemeten loodrecht vanuit de buitenkant van de naar de weg gekeerde gevel tot aan de buitenkant van de tegenoverliggende gevel die het meest ver van de weg is gelegen;
2.8
de goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.9
de hoogte van een windturbine vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.10
de horecavloeroppervlakte als de bedrijfsvloeroppervlakte voorzover het ruimten betreffen, die worden gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.;
2.11
de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 71
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
2.12
de lengte en breedte van een gebouw tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
2.13
de oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 meter buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd tellen mee in de oppervlakteregeling voor bebouwing;
2.14
de overbouwde oppervlakte wordt gemeten door de som te nemen van de oppervlakten van de gedeelten van een neerwaarts geprojecteerd bouwwerk, die zich geheel boven het niveau van het maaiveld bevinden en daar niet mee gelijk liggen. Dakoverstekken, luifels, balkons e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder oversteken dan 0,5 meter;
2.15
de verkoopvloeroppervlakte als de bedrijfsvloeroppervlakte voorzover het voor het publiek zichtbare en toegankelijke besloten winkelruimte ten behoeve van detailhandel betreft, exclusief ; toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.;
2.16
geluidsbelasting de geluidsbelasting van een geluidsgevoelig object wordt bepaald op de naar de geluidsbron gekeerde gevel(s) van een geluidsgevoelig gebouw zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of grens of grenzen van het terrein, voorzover (dat deel van) het terrein ingevolge het bestemmingsplan ook als geluidsgevoelig object gebruikt mag worden;
2.17
geluidsbelasting vanwege een industrieterrein de etmaalwaarde (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen;
2.18
geluidsbelasting vanwege wegverkeer de geluidsbelasting in Lden (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;
2.19
het bebouwingspercentage het op de verbeelding en/of in de planregels aangegeven percentage gemeten over dat deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
2.20
het peil a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; c. indien in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterniveau gedurende een jaar ten opzichte van NAP; tevens de waterstand die zoveel mogelijk wordt gehandhaafd en die 72
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
wordt vastgelegd in een peilbesluit;
2.21
resterende bebouwingsruimte de oppervlakte van het gedeelte van een krachtens het plan toegelaten bebouwd oppervlak voor een bebouwingssoort, voorzover dat toegelaten oppervlak nog niet door aanwezige bebouwing van die soort is ingenomen;de oppervlakte van het gedeelte van een aangegeven toegelaten bebouwd oppervlak voor bebouwing, voorzover dat toegelaten oppervlak nog niet door aanwezige bebouwing is ingenomen.
73
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels Agrarisch
Bestemmingsomschrijving De voor 'Agrarisch ' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een agrarisch bedrijf, met uitzondering van intensieve veehouderij, met bijbehorende bedrijfsgebouwen, andere bouwwerken en andere werken; b. bedrijfswoningen met daarbij behorende bijgebouwen; c. cultuurgrond met bijhorende paden, sloten en werken; met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
bed & breakfast; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; speelvoorzieningen; water; extensieve dagrecreatie.
met de daarbij behorende verhardingen, tuinen, erven en additionele voorzieningen; en tevens voor: 3.1.1
dagrecreatie ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' het gebruik van gronden voor dagrecreatief gebruik en als sportterrein;
3.1.2
kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' het exploiteren van een mini-camping met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels kamperen waarbij ten hoogste 15 kampeerstandplaatsen aanwezig zijn die uitsluitend mogen worden gebruikt door mobiele kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
3.1.3
opslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is geen bedrijfswoning toegestaan;
3.2
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
3.2.1
Bouwwerken algemeen a. b. c. d.
3.2.2
er mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van een agrarisch bedrijf; gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak. per bouwperceel is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan; de bedrijfswoning wordt (gedeeltelijk) geplaatst in de naar de weg gekeerde bouwgrens, dan wel op ten hoogste de bestaande afstand van die bouwgrens;
Typen bouwwerken Voorzover aangeduid zijn uitsluitend de volgende typen bouwwerken toegestaan:
74
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
a
specifieke bouwaanduiding -1 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -s' mogen uitsluitend sleufsilo's en kuilvoerplaatsen worden aangelegd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 meter;
3.2.3
Oppervlakte gebouwen Voor wat betreft de oppervlakte van gebouwen gelden de volgende regels: a. de oppervlakte van kassen mag ten hoogste 200 m² bedragen; b. ten hoogste 200 m² van het bebouwd oppervlakte mag worden gebruikt voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bijgebouwen.
3.2.4
Maatvoering gebouwen Voor wat betreft de maatvoering van gebouwen gelden de volgende regels: a. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en overkappingen mag niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij anders is aangeduid:
Type gebouw Bedrijfsgebouwen Kassen Bedrijfswoning Bijgebouwen
Goothoogte
Bouwhoogte
Dakhelling
< 4,50 m
< 10 m
> 15°
<4m
<7m
-
< 4,50 m
< 10 m
< 60° en meerzijdige kap
<3m
< 5,50 m
Plat of tweezijdige kap < 60°
3.2.5
Maatvoering gebouwen specifiek
a
karakteristiek ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakhelling van de zodanig aangeduide (delen van) gebouwen niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering;
3.2.6
Bouwwerken geen gebouwen zijnde Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: a. voor de situering, bouwhoogte en oppervlakte moet worden aangesloten bij hetgeen in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij anders is aangeduid:
Type bouwwerk
Totale toegestane Situering en maximale hoogte ( in m) oppervlakte ( in m²) Bouwvlak
Mestopslag (mestbassins en/of mestsilo's)
Buiten het bouwvlak
Voor de na de weg gekeerde bouwgrens
750
7,50
Niet toegestaan
Niet toegestaan
Sleufsilo's en kuilvoerplaten
-
2,50
2
Niet toegestaan
Overige silo's
-
15
Niet toegestaan
Niet toegestaan
Erf- en terreinafscheidingen
-
2
2
1
400
5
Niet toegestaan
Niet toegestaan
Overkappingen
75
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten
-
8
Niet toegestaan
8
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde een reclamemast
-
5
2
1
b. in aanvulling op hetgeen is bepaald in het bouwschema geldt voor sleufsilo's en kuilvoerplaten dat deze buiten het bouwvlak op een afstand van ten hoogste 50 meter van de bouwgrens mogen liggen
3.3
Ontheffing van de bouwregels
3.3.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van: a. het bepaalde in 3.2.1 sub b en 3.2.6 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw en/of overkapping gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits: 1. de oppervlakte van (een gedeelte van) het bedrijfsgebouw buiten het bouwvlak ten hoogste 1.000 m² bedraagt, waarbij de oppervlakte van (een gedeelte van) de overkapping ten hoogste 200 m²; 2. de hoogte van het gebouw of de overkapping buiten het bouwvlak ten hoogste 8 meter bedraagt; b. het bepaalde in 3.2.1 sub d voor het bouwen op ten hoogste 10 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat de situering van kwetsbare objecten en/of geluidgevoelige gebouwen deze afwijking vereisen; c. het bepaalde in 3.2.1 sub b en toestaan dat een aanbouw, een uitbouw of een aangebouwd bijgebouw geheel of gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen niet meer bedraagt dan de oppervlakte die is toegestaan binnen het bouwvlak; 2. de hoogte van het gebouw buiten het bouwvlak ten hoogste 3 meter bedraagt; d. het bepaalde in 3.2.1 sub a en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan is toegestaan; 2. de hoogte van het gebouw buiten het bouwvlak ten hoogste 3 meter bedraagt. e. het bepaalde in 3.2.4 sub a voor een bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot ten hoogste 14,00 meter; f. het bepaalde in 3.2.4 sub a voor een goothoogte voor bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen tot ten hoogste 7,00; g. het bepaalde in 3.2.6 onder a. voor het oprichten van palen en masten buiten het bouwvlak met een hoogte van ten hoogste 8 meter; h. het bepaalde in 3.2.6 onder a. voor het oprichten van de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een hoogte van maximaal 7,5 meter. i. het bepaalde in 3.2.6 onder a. voor het oprichten van een paardenbak buiten het bouwvlak mits voldaan wordt aan hetgeen is gesteld in de beleidsregel Paardenbakken.
3.3.2
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
3.4
Specifieke gebruiksregels
3.4.1
Toegestaan gebruik a. Gebruik van de bedrijfswoning en daaraan verbonden gebouwen voor het uitoefenen van een 76
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
b.
c.
d.
e.
3.4.2
bed & breakfast wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties, waarin onder andere is gesteld dat: 1. deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het woongebouw; 2. ten dienste van deze functie ten hoogste drie (slaap)kamers voor toeristisch recreatief verblijf mogen worden gebruikt; 3. het tegen betaling overnachtende personen niet meer dan zes bedraagt; 4. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt; Gebruik van de bedrijfswoning en daaraan verbonden gebouwen voor het uitoefenen van met administratieve werkzaamheden met betrekking tot internetwinkels en telefonische verkoop van goederen wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, met dien verstande dat: 1. klanten niet op het perceel komen; 2. geen opslag van goederen plaatsvindt; 3. verkeersbewegingen vergelijkbaar zijn met die voor een woonfunctie. Gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen voor het exploiteren van een boerderijwinkel, met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels theetuinen en verbreding agrarische bedrijven waarin onder andere is gesteld dat: 1. de verkoopruimte uitsluitend is toegestaan binnen de bestaande bouwmassa, met een maximale oppervlakte van 60 m² verkoopvloeroppervlak; 2. het assortiment beperkt zich tot land- en tuinbouwproducten aanbieden en zelfvervaardigde kunstzinnige producten; 3. een wijnboerderij/-proeverij niet toegestaan is, uitgezonderd een proeflokaal van beperkte omvang uitsluitend voor wijn die ter plaatse (op het eigen bedrijf) is geproduceerd. Gebruik van de bedrijfswoning en daaraan verbonden gebouwen, een deel van de bedrijfsgebouwen en/of het erf voor het uitoefenen van een theetuin en/of een zorgboerderij wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gestelde in de beleidsregels theetuinen en verbreding agrarische bedrijven waarin onder andere is gesteld dat: 1. de functie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie; 2. de ruimtelijke uitstraling van het perceel moet in overeenstemming zijn met de gegeven bestemming, derhalve moet de hoofdfunctie zich aan de straatzijde manifesteren; 3. de aanwezigheid van de functie mag geen onevenredige hinder aan het woon- en leefmilieu aan betreffende en omliggende percelen opleveren; 4. parkeren moet volledig op eigen terrein worden opvangen; 5. nachtopvang of huisvesting van zorgbehoevenden niet is toegestaan. Gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen voor een agrarisch dienstverlenend bedrijf (uitgezonderd mestverwerking), caravan en/of botenstalling en/of opslag mits : 1. de functie ondergeschikt blijft aan het agrarisch bedrijf; 2. de functie geen belemmering oplevert voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven en beperkt blijft tot milieucategorie 1 en 2 overeenkomstig Staat van Bedrijven 2: Functiemenging; 3. de totale bebouwingsoppervlakte ten behoeve van de onder 3.4.1 d. genoemde functies bedraagt ten hoogste 500 m², waarbij de bebouwingsoppervlakte ten behoeve van caravan- en/of botenstalling ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
Strijdig gebruik Tot een gebruik strijdig met Agrarisch , zoals bedoeld in artikel 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning; b. het uitoefenen van detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in 3.4.1 onder c.; c. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de realisering van voeder-, mest- of sleufsilo's en mestbassins of mestzakken, met uitzondering van het bepaalde in 3.2.6 onder b.; d. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of 77
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
3.5
Ontheffing van de gebruiksregels
3.5.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van: a. het bepaalde in 3.1 ten behoeve van het exploiteren van dagrecreatieve voorzieningen, waaronder in ieder geval wordt verstaan een ontvangstruimte voor rondleidingen en lezingen, verhuur van fietsen en kano's met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gestelde in de beleidsregels theetuinen en verbreding agrarische bedrijven waarin onder andere is gesteld dat rondleidingen, excursies of lezingen een relatie moeten hebben met de agrarische functie en/of natuur en landschapsbeheer; b. het bepaalde in 3.1 ten behoeve van het exploiteren een bijzondere paardenhouderij als nevenactiviteit, met dien verstande dat wordt voldaan aan het hetgeen is gesteld in de beleidsregels paardenhouderijen, waarin onder andere is gesteld dat: 1. er geen nieuwe bebouwing wordt opgericht ten behoeve van de activiteit; 2. de activiteiten blijven beperkt tot het bestaande bouwvlak; 3. slechts 1 buitenrijbak (ten hoogste 1.000 m²) is toegestaan, een rijhal is niet toegestaan; c. het bepaalde in 3.1 ten behoeve van het exploiteren van een groepsaccommodatie, met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties, waarin onder andere is gesteld dat de groepsaccommodatie: 1. ondergeschikt is aan de agrarische functie en niet wordt afgesplitst als zelfstandig bedrijf; 2. uitsluitend is bedoeld voor recreatieve overnachtingen, permanente bewoning is niet toegestaan; 3. is gesitueerd in het hoofdgebouw of een bestaand daarmee functioneel samenhangend bijgebouw, nieuwbouw is niet toegestaan; 4. met bijbehorende ruimten een oppervlakte van hoogste mag 200 m² bedragen; 5. op ten minste 30 meter afstand van het perceel van derden is gelegen; d. het bepaalde in 3.1 ten behoeve van het exploiteren van een mini-camping, met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels kamperen waarin onder andere is gesteld: 1. dat ten hoogste 15 kampeerstandplaatsen aanwezig zijn; 2. dat deze uitsluitend worden gebruikt door mobiele kampeermiddelen; 3. dat het uitsluitend is toegestaan om kampeermiddelen in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober te plaatsen; 4. dat het niet is toegestaan om buiten de in sub b.3 genoemde periode kampeermiddelen op het terrein te stallen buiten de gebouwen; e. het bepaalde in 3.1 ten behoeve van het uitoefenen van een overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf , met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, waarin onder andere is gesteld dat: 1. het gaat om beroepen genoemd in de 3.5.1, dan wel naar aard invloed op de omgeving vergelijkbaar te stellen zijn; 2. het gebruik moet ondergeschikt zijn aan de woonfunctie; ten hoogste 40% van de het grondgebonden oppervlak van woongebouw met een maximum van 50 m², mag worden gebruikt voor het overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf ; 3. het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning; 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit; 5. buitenopslag ten behoeve het overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel is niet toegestaan, stalling van bedrijfsvoertuigen daarvan uitgezonderd; 6. in beginsel is geen werkplaats toegestaan, tenzij hierdoor geen geluidsoverlast voor 78
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
f.
3.5.2
omwonenden ontstaat; het bepaalde in 3.4.2 ten behoeve van de realisering van een foliemestbassin buiten het bouwvlak indien: 1. de noodzaak daarvoor wordt aangetoond; 2. geen onaanvaardbare aantasting van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden plaatsvindt; 3. de voorziening binnen 50 meter vanaf de grens van het bouwvlak wordt aangelegd.
Voorwaarden voor ontheffing a. Bij de toepassing van de onder 3.5.1 a.,b. en c. genoemde ontheffingsregels dient in ieder geval te worden voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. er is sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf; 2. de functie dient van recreatie, educatieve, verzorgende aard te zijn; 3. de activiteiten dienen ondergeschikt te zijn aan het agrarisch bedrijf; 4. de nieuwe functie mag geen belemmering opleveren voor de bedrijfsvoering van de omliggende (agrarische) bedrijven en dient in ieder geval beperkt te worden tot milieucategorie 1 en 2; 5. de maximum oppervlakte van bedrijfsgebouwen in gebruik voor commerciele niet-agrarische activiteiten bedraagt 200 m²; 6. er mag ten hoogste sprake zijn van een geringe verkeersaantrekkende werking die afgestemd is op de aanwezige infrastructuur en de activiteiten mogen infrastructureel niet leiden tot onevenredige verkeersoverlast, waarbij het parkeren op eigen terrein moet plaatsvinden; 7. de nevenactiviteiten moeten zoveel mogelijk in de bestaande bebouwing worden gesitueerd, eventuele nieuwe bebouwing ten behoeve van de nieuwe functie moet binnen het bestaande bouwperceel worden gerealiseerd; 8. er wordt slechts sprake zijn van een lage visuele uitstraling op het landschap, waartoe zonodig landschappelijke inpassing plaatsvindt. Er mag géén afbreuk worden gedaan aan de omgevingswaarden. 9. buitenopslag en buitenstalling van goederen die verband houden met de uitoefening van de niet agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in 3.5.1 sub a is niet toegestaan.
3.5.3
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
3.6
Aanlegvergunning
3.6.1
Vergunningplicht Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren: a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten het bouwvlak, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 50 m²;
3.6.2
Uitzondering vergunningplicht De aanlegvergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud betreffen; b. die op basis van het voorheen geldende plan niet aanlegvergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering ten tijde van de inwerkingtreding van het plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende aanlegvergunning.
79
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
3.6.3
Voorwaarden vergunning De aanlegvergunning ten behoeve van de werken genoemd in 3.6.1 wordt alleen verleend indien: a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden; b. eventuele andere op grond van dit plan benodigde aanlegvergunningen eveneens verleend kunnen worden.
3.7
Sloopvergunning
3.7.1
Sloop karakteristieke gebouwen Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen;
3.7.2
Voorwaarden sloopvergunning De in 3.7.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits: a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw hersteld kan worden; b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven; c. het delen van gebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en waarbij door sloop geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt; d. het delen van gebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en waarbij door sloop geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
3.8
Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1
Wonen Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 Wro de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming Wonen, onder de volgende voorwaarden: a. de wijziging naar de bestemming 'Wonen' mag alleen worden toegepast voor bestaande, als zodanig bestemde, agrarische bedrijfswoningen met het omliggende erf, inclusief eventueel aangebouwde bedrijfsruimten ingeval sprake is van een inpandige bedrijfswoning; b. slechts één bedrijfswoning mag worden omgezet in één niet-bedrijfswoning; c. de geluidbelasting vanwege het verkeer op geluidgevoelige objecten zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde; d. het wijzigen van de bestemming leidt niet tot: 1. een onevenredige aantasting plaats van de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld; 2. verkeersonveilige situaties; 3. een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is; 4. beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding, zichtlijnen of milieu-invloeden; e. op de gewijzigde bestemming zullen de regels van de bestemming Wonen van toepassing zijn, waarbij de ten tijde van de vaststelling van het plan bestaande maatvoering van het hoofdgebouw, die bepaald wordt door goothoogte, dakhelling, nokhoogte, nokrichting en oppervlakte blijft behoudens geringe uitwendige aanpassingen gehandhaafd;
80
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
3.8.2
Wijzigingsprocedure Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid zijn de algemene voorwaarden zoals genoemd in 34.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure als beschreven in 34.3 gevoerd.
81
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 4 4.1
Agrarisch - Paardenhouderij
Bestemmingsomschrijving De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bijzondere paardenhouderijen; b. bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen; c. cultuurgrond met bijbehorende paden, sloten en werken; met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
kantoorruimte, uitsluitend ten behoeve van de hoofdbestemming; bed & breakfast; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; speelvoorzieningen; water.
met de daarbij behorende verhardingen, tuinen, erven en additionele voorzieningen; en tevens voor: 4.1.1
verblijfsrecreatie ter plaatse van de aanduiding 'recreatief verblijf' het gebruik voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in bestaande gebouwen waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte ten hoogste 200 m² bedraagt;
4.2
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij tevens bestaande bouwwerken zijn toegestaan:
4.2.1
Bouwwerken algemeen a. gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak. b. per bouwperceel is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan; c. de bedrijfswoning wordt (gedeeltelijk) geplaatst in de naar de weg gekeerde bouwgrens, dan wel op ten hoogste de bestaande afstand van die bouwgrens; d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 3 meter achter het voorerf;
4.2.2
Oppervlakte gebouwen a. de gronden binnen het bouwvlak mogen geheel worden bebouwd, tenzij anders aangegeven; b. ten hoogste 200 m² van het bebouwd oppervlakte mag worden gebruikt voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bijgebouwen.
4.2.3
Maatvoering gebouwen a. De maatvoering van gebouwen mag niet meer c.q minder bepalen dan in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij anders aangeduid of indien sprake is van een bestaande afwijking, in dat geval is ten hoogste de bestaande oppervlakte toegestaan;
Type gebouw
Goothoogte
Bouwhoogte
Dakhelling
Bedrijfsgebouwen
< 4,50 m
< 10 m
> 35°
Bedrijfswoning
< 4,50 m
< 10 m
< 60° en meerzijdige kap
82
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Vrijstaande bijgebouwen behorende bij bedrijfswoning
<3m
4.2.4
Maatvoering gebouwen specifiek
a
karakteristiek
< 5,5 m
plat of tweezijdige kap < 60°
ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakhelling van de zodanig aangeduide (delen van) gebouwen niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering; 4.2.5
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de plaats en maatvoering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient te voldoen aan het volgende bouwschema:
Type bouwwerk
Situering en maximale hoogte ( in m) Bouwvlak
Mestopslag, sleufsilo's
Buiten het bouwvlak
Voor de na de weg gekeerde bouwgrens
2,50
2
Niet toegestaan
Overkappingen
5
Niet toegestaan
Niet toegestaan
Erf- en terreinafscheidingen
2
2
1
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten
8
Niet toegestaan
8
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde een reclamemast
5
2
1
b. in aanvulling op hetgeen is bepaald in het bouwschema geldt voor sleufsilo's en mestplaten dat deze buiten het bouwvlak op een afstand van ten hoogste 50 meter van de bouwgrens mogen liggen.
4.3
Ontheffing bouwregels
4.3.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van: a. het bepaalde in 4.2.1 en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits: 1. de oppervlakte van (een gedeelte van) het gebouw buiten het bouwvlak niet meer dan 100 m² bedraagt; 2. de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 5 meter bedraagt; b. het bepaalde in 4.2.1 voor het bouwen op ten hoogste 10 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat de situering van kwetsbare objecten en/of geluidgevoelige gebouwen deze afwijking vereisen; c. het bepaalde in 4.2.3 met dien verstande dat de bouwhoogte van de gebouwen niet meer dan 14,00 meter mag bedragen; d. het bepaalde in 4.2.3 met dien verstande dat de goothoogte van de gebouwen niet meer dan 7,00 meter mag bedragen;
83
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
4.3.2
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
4.4
Specifieke gebruiksregels
4.4.1
Toegestaan gebruik a. Gebruik van de bedrijfswoning en daaraan verbonden gebouwen voor het uitoefenen van een bed & breakfast wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties, waarin onder andere is gesteld dat: 1. deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het woongebouw; 2. ten dienste van deze functie ten hoogste drie (slaap)kamers voor toeristisch recreatief verblijf mogen worden gebruikt; 3. het tegen betaling overnachtende personen niet meer dan zes bedraagt; 4. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt; b. Gebruik van de bedrijfswoning en daaraan verbonden gebouwen voor het uitoefenen van met administratieve werkzaamheden met betrekking tot internetwinkels en telefonische verkoop van goederen wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, met dien verstande dat: 1. klanten niet op het perceel komen; 2. geen opslag van goederen plaatsvindt; 3. verkeersbewegingen vergelijkbaar zijn met die voor een woonfunctie.
4.4.2
Strijdig gebruik Tot een gebruik strijdig met Agrarisch - Paardenhouderij, zoals bedoeld in artikel 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatief verblijf, met uitzondering van de gronden en bouwwerken die als zodanig zijn aangeduid; c. het gebruik van gronden en bouwwerken, met uitzondering van de bedrijfswoning, voor permanente bewoning; d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijf; e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ondergeschikt aan en direct voortvloeiend uit de activiteiten van de bestemming; f. het gebruik van de gronden en opstallen ten behoeve van een manege; g. het gebruik van de gronden en opstallen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij uitgesloten' voor een bijzondere paardenhouderij anders dan het gebruik als cultuurgrond of ten behoeve van een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen. h. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de realisering van voeder-, mest- of sleufsilo's en mestbassins of andere vormen van mest en/of voeropslag, met uitzondering van het bepaalde in 4.2.5 onder b; i. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
4.5
Ontheffing gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van: a. het bepaalde in 4.4 ten behoeve van het exploiteren van een mini-camping, met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels kamperen, waarin onder andere is gesteld: 1. dat ten hoogste 15 kampeerstandplaatsen aanwezig zijn; 2. dat deze uitsluitend worden gebruikt door mobiele kampeermiddelen; 84
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
3. dat het uitsluitend is toegestaan om kampeermiddelen in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober te plaatsen; 4. dat het niet is toegestaan om buiten de in sub b.3 genoemde periode kampeermiddelen op het terrein te stallen buiten de gebouwen; b. het bepaalde in 4.4 ten behoeve van het uitoefenen van een overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf , met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, waarin onder andere is gesteld dat: 1. het gaat om beroepen genoemd in de bijlage 3 Lijst overige aan huis verbonden beroepen, dan wel naar aard invloed op de omgeving vergelijkbaar te stellen zijn; het gebruik moet ondergeschikt zijn aan de woonfunctie; ten hoogste 40% van de het grondgebonden oppervlak van woongebouw met een maximum van 50 m², mag worden gebruikt voor het overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf ; 2. het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning; 3. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit; 4. buitenopslag ten behoeve het overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel is niet toegestaan, stalling van bedrijfsvoertuigen daarvan uitgezonderd; 5. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist b innen het openbaar gebied; 6. in beginsel is geen werkplaats toegestaan, tenzij hierdoor geen geluidoverlast voor omwonenden ontstaat. 4.5.1
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
4.6
Sloopvergunning
4.6.1
Sloop karakteristieke gebouwen Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen;
4.6.2
Voorwaarden sloopvergunning De in 4.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits: a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw hersteld kan worden; b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven; c. het delen van gebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en waarbij door sloop geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt; d. het delen van gebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en waarbij door sloop geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
4.7
Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1
Wonen Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 Wro de bestemming Agrarisch Paardenhouderij wijzigen in de bestemming Wonen, onder de volgende voorwaarden: a. de wijziging naar de bestemming 'Wonen' mag alleen worden toegepast voor bestaande, als zodanig bestemde, agrarische bedrijfswoningen met het omliggende erf, inclusief eventueel aangebouwde bedrijfsruimten ingeval sprake is van een inpandige bedrijfswoning; 85
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
b. slechts één bedrijfswoning mag worden omgezet in één niet-bedrijfswoning; c. de geluidbelasting vanwege het verkeer op geluidgevoelige objecten zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde; d. het wijzigen van de bestemming leidt niet tot: 1. een onevenredige aantasting plaats van de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld; 2. verkeersonveilige situaties; 3. een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is; 4. beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding, zichtlijnen of milieu-invloeden; e. op de gewijzigde bestemming zullen de regels van de bestemming Wonen van toepassing zijn, waarbij de ten tijde van de vaststelling van het plan bestaande maatvoering van het hoofdgebouw, die bepaald wordt door goothoogte, dakhelling, nokhoogte, nokrichting en oppervlakte blijft behoudens geringe uitwendige aanpassingen gehandhaafd; 4.7.2
Wijzigingsprocedure Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid zijn de algemene voorwaarden zoals genoemd in 34.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure als beschreven in 34.3 gevoerd.
86
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 5 5.1
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven die zijn genoemd in de bij de regels behorende Staat van Bedrijven 2: Functiemenging onder de milieucategorieën categorieën 1, 2 en 3.1; hieronder niet begrepen geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen; b. bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen; met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
kantines voorzover die dienen ten behoeve van de doeleinden genoemd onder 5.1 sub a; productiegebonden detailhandel; verhardingen; water; groenvoorzieningen; ontsluitingswegen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende tuinen, erven en additionele voorzieningen. en tevens voor: 5.1.1
specifieke vorm van bedrijf ter plaatse van de onderstaande aanduidingen de aangegeven bedrijfsactiviteiten met de toegestane bebouwingsoppervlakte op het perceel:
Aanduiding
Adres
Omschrijving
Toegestane bebouwingsoppervlakte
'agrarisch loonbedrijf'
Hoofdweg 28-30, Tjuchem
Loonbedrijf (in combinatie met akkerbouw)
Gebouwen: 6000 m²
'garage'
Hoofdweg 41, Tjuchem
Garagebedrijf
Gebouwen: 350 m²
'garage'
Graauwedijk 49, Overschild
Garagebedrijf
100% bouwvlak
'garage'
Graauwedijk 60, Overschild
Detailhandel in auto's
Gebouwen: 700 m²
'garage' 'museum'
achter Kanaalweg 2, Overschild
Garagebedrijf en automuseum
Gebouwen: 1800 m²
'sb-kw'
Hamweg 6, Lageland
Kwekerij met ondergeschikte detailhandel
Kassen: 1100 m² Overige gebouwen: 300 m²
'sb-kw'
Borgweg 140, Scharmer
Kwekerij met ondergeschikte detailhandel
Kassen: 300 m² Overige gebouwen: 300 m²
'sb-ms' 'sb-tb'
Borgweg 52, Scharmer
Metaal- en schroothandel Detailhandel in tuinbeelden
Gebouwen 300 m²
87
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
'sb-sr'
5.2
Scharmer Ae 3, Woudbloem Scheepsbouw- en reparatiebedrijven, botenstalling
Gebouwen: 3500 m²
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
5.2.1
Gebouwen algemeen a. er mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in de 5.1 genoemde doeleinden; b. gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak; c. per bouwperceel is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan; d. de bedrijfswoning wordt (gedeeltelijk) geplaatst in de naar de weg gekeerde bouwgrens, dan wel op ten hoogste de bestaande afstand van die bouwgrens; e. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 3 meter achter het voorerf;
5.2.2
Oppervlakte gebouwen a. de gronden binnen het bouwvlak mogen geheel worden bebouwd, met uitzondering van de percelen die zijn genoemd in 5.1.1 waarbij de toegestane bebouwingsoppervlakte specifiek is aangegeven; b. ten hoogste 200 m² van het bebouwd oppervlakte mag worden gebruikt voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bijgebouwen.
5.2.3
Maatvoering gebouwen a. de maatvoering van de gebouwen mag niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij anders is aangeduid:
Type gebouw
Goothoogte
Bouwhoogte
Dakhelling
< 4,50 m
< 10 m
> 15°
<4m
<7m
-
< 4,50 m
< 10 m
< 60° en meerzijdige kap
<3m
< 5,50 m
Plat of tweezijdige kap < 60°
Bedrijfsgebouwen Kassen Bedrijfswoning Bijgebouwen bedrijfswoning 5.2.4
Bouwwerken geen gebouwen zijnde a. overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan zoals in het volgende bouwschema is bepaald:
Functie van een bouwwerk
Maximale hoogte in meters Voor de voorgevel
Overig
Erf- en terrein afscheidingen
1
2
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten
8
8
Reclamemasten
6
6
Overkappingen
2
5
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde een reclamemast
1
5
88
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
5.3
Ontheffing van de bouwregels
5.3.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van: a. het bepaalde in 5.2.3 sub b en toestaan dat de goothoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot niet meer dan 6 meter; b. het bepaalde in 5.2.1 sub a voor het bouwen ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijven 2: Functiemenging en waarvoor op grond van 5.5.1 onder a. ontheffing kan worden verleend; c. het bepaalde in 5.2.1 sub d voor het bouwen op ten hoogste 10 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat de situering van kwetsbare objecten en/of geluidgevoelige gebouwen deze afwijking vereisen; d. het bepaalde in 5.2.1 sub c en 5.2.4 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw en/of overkapping gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits: 1. de oppervlakte van (een gedeelte van) het gebouw of de overkapping buiten het bouwvlak ten hoogste 200 m² bedraagt; 2. de hoogte van het bedrijfsgebouw of de overkapping buiten het bouwvlak ten hoogste 3 meter bedraagt; e. het bepaalde in 5.2.4 sub b en toestaan dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 10 meter bedragen, reclamemasten daarvan uitgezonderd.
5.3.2
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
5.4
Specifieke gebruiksregels
5.4.1
Toegestaan gebruik a. Gebruik van de bedrijfswoning en daaraan verbonden gebouwen voor het uitoefenen van een bed & breakfast wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties, waarin onder andere is gesteld dat: 1. deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het woongebouw; 2. ten dienste van deze functie ten hoogste drie (slaap)kamers voor toeristisch recreatief verblijf mogen worden gebruikt; 3. het tegen betaling overnachtende personen niet meer dan zes bedraagt; 4. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt; b. Gebruik van de bedrijfswoning en daaraan verbonden gebouwen voor het uitoefenen van met administratieve werkzaamheden met betrekking tot internetwinkels en telefonische verkoop van goederen wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, met dien verstande dat: 1. klanten niet op het perceel komen; 2. geen opslag van goederen plaatsvindt; 3. verkeersbewegingen vergelijkbaar zijn met die voor een woonfunctie.
5.4.2
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met Bedrijf, zoals bedoeld in artikel 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gronden en gebouwen voor bewoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'; b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in 5.1; d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan 89
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
productiegebonden detailhandel;
5.5
Ontheffing van de gebruiksregels
5.5.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, ontheffing verlenen van: a. het bepaalde in 5.1 ten behoeve van de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in Staat van Bedrijven 2: Functiemenging, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen gelijk worden gesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd; b. het bepaalde in 5.1 ten behoeve van de vestiging van bedrijven van één (stap van een) milieucategorie hoger dan de categorie die op grond van het bestemmingsplan is toegestaan, mits: 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bestaande woon- en leefklimaat in de directe omgeving; 2. het geen geluidzoneringsplichtige en/of risicovolle inrichtingen betreft;
5.5.2
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
5.6
Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1
Wonen Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 Wro de bestemming Bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen, onder de volgende voorwaarden: a. de wijziging naar de bestemming 'Bedrijf' mag alleen worden toegepast voor bestaande, als zodanig bestemde, bedrijfswoningen met het omliggende erf, inclusief eventueel aangebouwde bedrijfsruimten ingeval sprake is van een inpandige bedrijfswoning; b. slechts één bedrijfswoning mag worden omgezet in één niet-bedrijfswoning; c. de geluidbelasting vanwege het verkeer op geluidgevoelige objecten zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde; d. het wijzigen van de bestemming leidt niet tot: 1. een onevenredige aantasting plaats van de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld; 2. verkeersonveilige situaties; 3. een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is; 4. beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding, zichtlijnen of milieu-invloeden; e. op de gewijzigde bestemming zullen de regels van de bestemming Wonen van toepassing zijn.
5.6.2
Wijzigingsprocedure Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid zijn de algemene voorwaarden zoals genoemd in 34.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 34.3 gevoerd.
90
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 6 6.1
Bedrijf - Nutsvoorziening
Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. nutsvoorzieningen; met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
verhardingen; water; groenvoorzieningen; ontsluitingswegen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende additionele voorzieningen.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Gebouwen Binnen deze bestemming mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande afwijkingen zijn toegestaan: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingspercentage terrein', mag niet worden overschreden; c. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 4 meter bedragen;
6.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: a. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen ten hoogste 12 meter hoog zijn; b. de hoogte van masten, niet zijnde reclamemasten, en palen mag ten hoogste 10 meter bedragen; c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
6.3
Ontheffing van de bouwregels
6.3.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 6.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits: a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 30 m2 bedraagt; b. de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 4 meter bedraagt;
6.3.2
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van de ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
91
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
6.4
Specifieke gebruiksregels
6.4.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend: a. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming.
92
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 7 7.1
Bos
Bestemmingsomschrijving De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bosbouw; b. recreatief en educatief medegebruik. met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ Ÿ
water; bestaande infrastructurele voorzieningen; nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende additionele voorzieningen.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Gebouwen Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht met uitzondering van:
7.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: a. de hoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen; b. de hoogte van masten, niet zijnde reclamemasten, en palen mag ten hoogste 6 meter bedragen; c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
7.3
Specifieke gebruiksregels
7.3.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met Bos, zoals bedoeld in artikel 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gronden voor het storten en de opslag van verpakkingsmaterialen, schroot-, afbraak- en bouwmaterialen, bagger, grondspecie of brandstoffen anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming; b. (motor)crossen; c. grootschalige openlucht evenementen en andere vormen van dagrecreatie, uitgezonderd extensieve dagrecreatie; d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatief verblijf;
7.4
Aanlegvergunning a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren: 1. het aanleggen en verharden van paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 60 m2; 2. het verwijderen van bomen en/of houtgewassen over een oppervlakte van meer dan m2 ; 3. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen; 4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport -, energie – en/of communicatieleidingen. b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: 1. het normale onderhoud betreffen; 93
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. c. De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarden van de gronden.
94
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 8 8.1
Gemengd - 2
Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd - 2 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
wonen, al dan niet in combinatie een vrij beroep als opgenomen in Lijst vrije beroepen en/of; zakelijke dienstverlening; maatschappelijke dienstverlening; bedrijven onder de milieucategorieën 1 en 2 of zijn genoemd in de bij de regels behorende Staat van Bedrijven 2: Functiemenging, hieronder niet begrepen geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
ondersteunende horeca, voorzover ten behoeve van de doeleinden genoemd onder Bijlage 1 Staat van Bedrijven 2: Functiemenging sub a tot en met d; productiegebonden detailhandel verhardingen; water; groenvoorzieningen; ontsluitingswegen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende tuinen, erven en additionele voorzieningen. en tevens voor: 8.1.1
detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': het uitoefenen van een dierenspeciaalzaak, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in bestaande gebouwen ter plaatse.
8.2
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen waarbij tevens bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
8.2.1
Bouwwerken algemeen a. per bouwvlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt, alwaar per bouwvlak niet meer woningen zijn toegestaan dan is aangegeven; b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend als vrijstaand worden gebouwd; c. de afstand tussen gebouwen en overkappingen op één bouwperceel bedraagt tenminste 1 meter, tenzij de gebouwen en/of overkappingen aaneen worden gebouwd.
8.2.2
Bouwwerken beperking Zie 1.156
8.2.3
Hoofdgebouwen Voor wat betreft hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. het hoofdgebouw wordt (gedeeltelijk) geplaatst in de naar de weg gekeerde bouwgrens dan wel op ten hoogste de bestaande afstand van die bouwgrens; c. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen; 95
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
d. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw mogen niet minder dan 5 meter bedragen; e. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mogen niet meer c.q. minder bedragen dan is aangeduid, of dan in het volgende bouwschema is bepaald, met dien verstande dat vanaf de ten hoogste toegestane goothoogte gebouwen worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer of minder bedraagt dan in het volgende bouwschema is bepaald, met uitzondering; 1. rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan; 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 75 graden-lijn door dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis; goothoogte
bouwhoogte dakhelling
< 4,50 m
< 10 m
f.
8.2.4
>30° < 75°
het hoofdgebouw mag niet plat worden afgedekt of door een lessenaarsdak, tenzij ter plaatse de aanduiding "specifieke bouwaanduiding lessenaarskap", dan wel "plat dak" geldt, alwaar een hoofdgebouw d.m.v. een lessenaarsdak, respectievelijk een platte afdekking mag worden afgedekt;
Maatvoering bouwwerken specifiek Voorzover gronden als zodanig zijn aangeduid gelden de volgende regels:
a
karakteristiek ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakhelling van de zodanig aangeduide (delen van) woongebouwen niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering;
8.2.5
Bijgebouwen en overkappingen P.M.
8.2.6
Bouwwerken geen gebouwen zijnde a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende bepalingen, waarbij bestaande afwijkingen zijn toegestaan; b. de gezamenlijk oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat overkappingen tot het ten hoogste toegestane oppervlakte onder bijgebouwen worden geschaard; c. de maatvoering mag niet meer bedragen dan zoals in het volgende bouwschema is bepaald:
Functie van een bouwwerk
Maximale hoogte in meters voorerf
overig
Erf- en terrein afscheidingen
1
2
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten
8
8
Overkappingen
n.v.t.
zie bijgebouwen
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
1
5
8.3
Ontheffing van de bouwregels
8.3.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van 8.3.2 ontheffing verlenen van: a. het bepaalde in 8.2.3 sub b voor het bouwen op ten hoogste 3 achter de gevellijn of; 96
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1. ten hoogste 10 meter achter de gevellijn onder voorwaarde dat de situering van kwetsbare objecten en/of geluidgevoelige gebouwen deze afwijking vereisen; b. het bepaalde in 8.2.4 a en toestaan dat in afwijking van de bestaande maatvoering conform de reguliere regels in 8.2 wordt gebouwd, indien blijkt dat de karakteristieke waarden reeds verloren zijn gegaan. c. het bepaalde in 8.2.3 sub f en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 6 meter bedraagt; 8.3.2
Voorwaarden voor ontheffing a. Bij de toepassing van de onder 8.3.1 genoemde ontheffingsregels dient in ieder geval in acht te worden genomen dat: 1. het verlenen van ontheffing niet leidt tot aantasting van de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld; 2. het verlenen van ontheffing niet leidt tot verkeersonveilige situaties; 3. het verlenen van de ontheffing niet leidt tot een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is; 4. het verlenen van de ontheffing niet leidt tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding of zichtlijnen; 5. bij het verlenen van de ontheffing rekening wordt gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;
8.3.3
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
8.4
Specifieke gebruiksregels
8.4.1
Toegestaan gebruik a. Gebruik van het woongebouw voor het uitoefenen van een bed & breakfast wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties, waarin onder andere is gesteld dat: 1. deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het woongebouw; 2. ten dienste van deze functie ten hoogste drie (slaap)kamers voor toeristisch recreatief verblijf mogen worden gebruikt; 3. het tegen betaling overnachtende personen niet meer dan zes bedraagt; 4. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt; b. Gebruik van het woongebouw voor het uitoefenen van met administratieve werkzaamheden met betrekking tot internetwinkels en telefonische verkoop van goederen wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, met dien verstande dat: 1. klanten niet op het perceel komen; 2. geen opslag van goederen plaatsvindt; 3. verkeersbewegingen vergelijkbaar zijn met die voor een woonfunctie. c. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woongebouw behorende gronden;
8.4.2
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met Gemengd - 2 , zoals bedoeld in artikel 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning; b. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter 97
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
verwezenlijking van de bestemming; c. het uitoefenen van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel en genoemd onder 8.1.1.
98
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 9 9.1
Groen
Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
groenvoorzieningen; water; extensieve dagrecreatie fiets- en / of voetpaden;
met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ
nutsvoorzieningen; verhardingen, waaronder perceelsontsluitingen;
met de daarbij behorende additionele voorzieningen, waaronder abri's, telefooncellen, straatmeubilair en kunstobjecten en tevens voor: 9.1.1
standplaats een standplaats zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening, ter plaatse van de aanduiding 'standplaats';
9.2
Bouwregels
9.2.1
Gebouwen Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht met uitzondering van: a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 30 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
9.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: a. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen ten hoogste 12 meter hoog zijn; b. de hoogte van masten, niet zijnde reclamemasten, en palen mag ten hoogste 8 meter bedragen; c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
9.3
Specifieke gebruiksregels
9.3.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met Groen , zoals bedoeld in artikel 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatief verblijf anders dan extensieve dagrecreatie; b. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming.
99
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 10 10.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen; met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
verhardingen; water; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen; speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende erven en additionele voorzieningen; en tevens voor: 10.1.1
bedrijfswoning Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning toegestaan' voor bedrijfswoningen ten behoeve van de hoofdfunctie ter plaatse;
10.2
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
10.2.1
Gebouwen a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingspercentage terrein', mag niet worden overschreden; c. de bouw- en goothoogte van de gebouwen mogen ten hoogste de aangegeven maximale bouw- en goothoogte bedragen; d. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals ten dienste van een fietsenberging en dergelijke, buiten het bouwvlak alleen worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 per bouwperceel; e. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning toegestaan';
10.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen; b. de hoogte van masten, niet zijnde reclamemasten, en palen mag ten hoogste 8 meter bedragen; c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
10.3
Ontheffing van de bouwregels
10.3.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 10.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits: a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 100 m² bedraagt; b. de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 8 meter bedraagt; 100
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
10.3.2
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
10.4
Specifieke gebruiksregels
10.4.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met Maatschappelijk, zoals bedoeld in artikel 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gebouwen voor bewoning; b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel tenzij deze ondergeschikt is aan de hoofdfunctie; c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan in de vorm van dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen; d. het gebruik van gronden en bouwwerken in het gebied 'veiligheidszone - leiding' als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object.
10.4.2
horeca Horeca is niet toegestaan met uitzondering van ondersteunende horeca-activiteiten waarbij voldaan wordt aan de volgende criteria: Ÿ
Ÿ
Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
101
het horecagedeelte wordt uitgeoefend op een vloer- of grondoppervlakte die niet meer dan 15% bedraagt van de netto vloeroppervlakte van de inrichting waarin de hoofdbestemming is verwezenlijkt, dan wel grondoppervlakte waarop de hoofdfunctie wordt uitgeoefend, tot een maximum van 100 m²; de openings- en sluitingstijden van het horecagedeelte zijn dezelfde als die van de hoofdfunctie c.q. hoofdactiviteit, tenzij het horecagedeelte later begint en/of eerder eindigt dan de hoofdactiviteit het horecagedeelte is niet rechtstreeks vanaf de openbare weg toegankelijk; er worden op, aan of bij de openbare weg geen aanduidingen gegeven waaruit blijkt dat in de inrichting etenswaren en dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse; er wordt geen reclame gemaakt voor het horecagedeelte; er is geen buitenterras aanwezig dat direct vanaf de openbare weg zichtbaar en toegankelijk is.
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 11 11.1
Maatschappelijk - Begraafplaats
Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. begraafplaats; met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
verhardingen; water; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende additionele voorzieningen, waaronder (graf)monumenten, gedenktekens en kunstobjecten.
11.2
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
11.2.1
Gebouwen b. de totale bebouwingsoppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 100 m²; c. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
11.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen; b. de hoogte van masten, niet zijnde reclamemasten, en palen mag ten hoogste 8 meter bedragen; c. de hoogte van overige bouwwerken, waaronder gedenktekens en kunstobjecten, mag ten hoogste 5 meter bedragen.
11.3
Gebruiksregels
11.3.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik strijdig met Maatschappelijk - Begraafplaats, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
102
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 12 12.1
Maatschappelijk - Onderwijs
Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. onderwijs en andere educatieve doeleinden; b. naschoolse opvang; met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
verhardingen; water; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen; speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende erven en additionele voorzieningen;
12.2
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
12.2.1
Gebouwen a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingspercentage terrein', mag niet worden overschreden; c. de bouw- en goothoogte van de gebouwen mogen ten hoogste de aangegeven maximale bouw- en goothoogte bedragen; d. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals ten dienste van een fietsenberging en dergelijke, buiten het bouwvlak alleen worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 per bouwperceel; e. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning toegestaan';
12.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen; b. de hoogte van masten, niet zijnde reclamemasten, en palen mag ten hoogste 8 meter bedragen; c. de hoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 5 meter bedragen.
12.3
Ontheffing van de bouwregels
12.3.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van a. het bepaalde onder 12.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 100 m² bedraagt; 2. de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 8 meter bedraagt;
12.3.2
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd. 103
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
12.4
Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met Maatschappelijk - Onderwijs, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gebouwen voor bewoning; b. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
104
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 13 13.1
Maatschappelijk - Religie
Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. religieuze doeleinden; b. educatieve doeleinden; met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
verhardingen; water; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen; speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende erven en additionele voorzieningen
13.2
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
13.2.1
Gebouwen a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingspercentage terrein', mag niet worden overschreden; c. de bouw- en goothoogte van de gebouwen mogen ten hoogste de bestaande bouw- en goothoogte bedragen; d. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen gebouwen van ondergeschikte aard, bijvoorbeeld ten dienste van een fietsenberging of opslag, buiten het bouwvlak alleen worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 per bouwperceel; e. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning toegestaan';
13.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen; b. de hoogte van masten, niet zijnde reclamemasten, en palen mag ten hoogste 8 meter bedragen; c. de hoogte van overige bouwwerken, waaronder gedenktekens en kunstobjecten, mag ten hoogste 5 meter bedragen.
13.3
Ontheffing van de bouwregels
13.3.1
Ontheffingsbevoegdheden Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van a. het bepaalde onder 13.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 100 m² bedraagt; 2. de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 8 meter bedraagt;
105
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
13.3.2
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
13.4
Specifieke gebruiksregels
13.4.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met Maatschappelijk - Religie wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gebouwen voor bewoning; b. het uitoefenen van detailhandel; c. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
106
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 14 14.1
Natuur
Bestemmingsomschrijving De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden; b. waterhuishoudkundige doeleinden; c. recreatieve en educatief medegebruik; met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ
bestaande infrastructurele voorzieningen; nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende additionele voorzieningen.
14.2
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
14.2.1
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen;
14.3
Specifieke gebruiksregels
14.3.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik strijdig met Natuur, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
14.4
Aanlegvergunning a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren: 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden; 2. het aanplanten van bomen en/of houtgewassen over een oppervlakte van meer dan .. m2; 3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan .. m2; 4. het aanleggen van verharde en half verharde wegen en paden; 5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik; 6. het aanbrengen van drainage; 7. het aanpassen van het grondwaterpeil; 8. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport -, energie – en/of communicatieleidingen. b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: 1. het normale onderhoud betreffen; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. c. De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarden van de gronden. 107
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 15 15.1
Recreatie - Dagrecreatie
Bestemmingsomschrijving De voor Recreatie - Dagrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'; b. ijsbaan en agrarische cultuurgrond, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch'; met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
verhardingen; water; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen; speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende additionele voorzieningen.
15.2
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
15.2.1
Gebouwen a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' mag de totale bebouwingsoppervlakte niet meer bedragen dan 20 m² ; b. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch' mag de totale bebouwingsoppervlakte niet meer bedragen dan 50 m²; c. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3 meter.
15.2.2
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen; b. de hoogte van masten, niet zijnde reclamemasten, en palen mag ten hoogste 10 meter bedragen; c. de hoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 5 meter bedragen.
15.3
Specifieke gebruiksregels
15.3.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met Recreatie - Dagrecreatie zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven; b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatief verblijf anders dan dagrecreatie; c. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
108
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 16 16.1
Sport
Bestemmingsomschrijving De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sportvoorzieningen; b. recreatief medegebruik en evenementen; met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
verhardingen; water; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen; speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende additionele voorzieningen;
16.2
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
16.2.1
Gebouwen a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak mag ten hoogste 50 m² bedragen; c. de gebouwen met een oppervlakte groter dan 20 m² dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; d. de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen, tenzij anders is aangeduid;
16.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen b. de hoogte van lichtmasten mag ten hoogste 8 m bedragen; c. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 meter bedragen.
16.3
Ontheffing van de bouwregels
16.3.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van a. het bepaalde onder 16.2 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 50 m2 bedraagt; 2. de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 meter bedraagt;
16.3.2
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
16.4
Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden voor gemotoriseerde of gemechaniseerde sporten; 109
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatief verblijf anders dan dagrecreatie; c. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming; 16.4.1
Horeca Horeca is niet toegestaan met uitzondering van ondersteunende horeca waarbij voldaan wordt aan de volgende criteria: Ÿ
Ÿ
Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
110
het horecagedeelte wordt uitgeoefend op een vloer- of grondoppervlakte die niet meer dan 15% bedraagt van de netto vloeroppervlakte van de inrichting waarin de hoofdbestemming is verwezenlijkt, dan wel grondoppervlakte waarop de hoofdfunctie wordt uitgeoefend, tot een maximum van 100 m²; de openings- en sluitingstijden van het horecagedeelte zijn dezelfde als die van de hoofdfunctie c.q. hoofdactiviteit, tenzij het horecagedeelte later begint en/of eerder eindigt dan de hoofdactiviteit het horecagedeelte is niet rechtstreeks vanaf de openbare weg toegankelijk; er worden op, aan of bij de openbare weg geen aanduidingen gegeven waaruit blijkt dat in de inrichting etenswaren en dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse; er wordt geen reclame gemaakt voor het horecagedeelte; er is geen buitenterras aanwezig dat direct vanaf de openbare weg zichtbaar en toegankelijk is.
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 17 17.1
Verkeer - Wegverkeer
Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen; b. fiets- en/of voetpaden; met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ
groenvoorzieningen, bermen en watergangen; nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende additionele voorzieningen, waaronder fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, kunstobjecten en geluidsreducerende maatregelen.
17.2
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
17.2.1
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen ten hoogste 12 meter hoog zijn; b. de hoogte van masten, niet zijnde reclamemasten, en palen mag ten hoogste 10 meter bedragen; c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
111
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 18 18.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
wegen; pleinen; fiets- en/of voetpaden; groenvoorzieningen, bermen en watergangen; parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ
nutsvoorzieningen; speel- en verblijfsvoorzieningen;
met de daarbij behorende additionele voorzieningen, waaronder abri's, fietsenstallingen, telefooncellen, straatmeubilair, kunstobjecten en geluidsreducerende maatregelen;
18.2
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
18.2.1
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen ten hoogste 12 meter hoog zijn; b. de hoogte van masten, niet zijnde reclamemasten, en palen mag ten hoogste 8 meter bedragen; c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
112
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 19 19.1
Water
Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterhuishoudkundige doeleinden; b. waterberging; c. bijbehorende oevers, taluds, civieltechnische werken en kademuren; met daaraan ondergeschikt: Ÿ
extensieve dagrecreatie;
met de daarbij behorende additionele voorzieningen en tevens voor: 19.1.1
brug ter plaatse van de aanduiding “brug” is een brug met daaronder water toegestaan;
19.1.2
ligplaats binnen een afstand van 25 meter van de aanduiding 'ligplaats' het innemen van een ligplaats en het aanleggen van een steiger;
19.2
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
19.2.1
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. kunstobject en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen ten hoogste 12 meter hoog zijn; b. de hoogte van masten, niet zijnde reclamemasten, en palen mag ten hoogste 8 meter bedragen; c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 meter bedragen; d. binnen een afstand van 25 meter vanaf de aanduiding 'ligplaats' mag ten hoogste 1 steiger worden aangelegd met dien verstande dat: 1. de hoogte van de steiger niet meer mag bedragen 1 meter ten opzichte van het waterpeil ter plaatse; 2. de oppervlakte per steiger niet meer mag bedragen dan 10 m²; 3. de afstand van het uiteinde van de steiger ten opzichte van de oever ten hoogste 2 meter mag bedragen.
19.3
Specifieke gebruiksregels
19.3.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik strijdig met Water, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend; a. het gebruik van gronden als ligplaats woonschip; b. het innnemen van ligplaats buiten de als zodanig aangewezen gronden; c. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming. 113
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
114
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 20 20.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een vrij beroep als opgenomen in de Bijlage 2 Lijst vrije beroepen; met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
verhardingen; water; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen; speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende Ÿ Ÿ
tuinen, erven en verhardingen; additionele voorzieningen.
en tevens voor: 20.1.1
bedrijf aan huis ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' voor een overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf als genoemd in Bijlage 3 Lijst overige aan huis verbonden beroepen
20.1.2
opslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag' voor opslagdoeleinden.
20.1.3
kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' het exploiteren van een mini-camping met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels kamperen, waarin onder andere is gesteld dat ten hoogste 15 kampeerstandplaatsen aanwezig zijn die uitsluitend mogen worden gebruikt door mobiele kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
20.2
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen waarbij tevens bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
20.2.1
Bouwwerken beperking zie 32.1.2
20.2.2
Gebouwen en overkappingen - algemeen per bouwvlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt, alwaar per bouwvlak niet meer woningen zijn toegestaan dan is aangegeven;
20.2.3
Situering gebouwen Voor wat betreft de situering van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: a. woongebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. woongebouwen mogen uitsluitend als vrijstaand woongebouw worden opgericht; 115
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
c. de diepte van een woongebouw bedraagt ten hoogste 25 meter; d. de breedte van een woongebouw, gemeten parallel aan de weg of het pad, bedraagt ten hoogste 15 meter; e. voorzover in een bouwgrens een 'gevellijn' is aangeduid moet tenminste 50% van de naar de weg gekeerde gevels van het woongebouw in de 'gevellijn' worden opgericht; f. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mogen binnen het bouwvlak en binnen een afstand van ten hoogste 25 meter buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: 1. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen op tenminste 3 meter achter de voorgevel van het woongebouw moeten worden gebouwd, met uitzondering van een carport die tot direct achter de voorgevel van het woongebouw en het verlengde ervan mag worden gebouwd; 2. indien de zijdelingse perceelsgrens grenst aan een weg, geen gebouwen worden opgericht binnen een afstand van 5 meter vanaf de kant van de weg; g. dede afstand tussen gebouwen en overkappingen op één bouwperceel bedraagt tenminste 1 meter , tenzij de gebouwen en/of overkappingen aaneen worden gebouwd. 20.2.4
Oppervlakte gebouwen Voor wat betreft de overbouwde oppervlakte van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
Oppervlakte bouwperceel in m²
Ten hoogste toegestane overbouwde oppervlakte per bouwperceel in m² Totale overbouwde oppervlakte gebouwen + overkappingen
Totale overbouwde oppervlakte vrijstaande bijgebouwen + vrijstaande overkappingen
< 200
125
50
200-600
50% van het bouwperceel, met ten hoogste 200
75
600-1000
250
100
> 1000
300
150
20.2.5
Maatvoering gebouwen Voor wat betreft de maatvoering van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: a. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan is aangeduid, of dan in het volgende bouwschema is bepaald, met dien verstande dat vanaf de ten hoogste toegestane goothoogte gebouwen worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer of minder bedraagt dan in het volgende bouwschema is bepaald met uitzondering van; 1. rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan; 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60- respectievelijk 75 graden-lijn door dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis;: Afstand bebouwing tot zijdelingse perceelsgrens aan niet aangebouwde zijde
Type
Minder dan 3 meter goot
Woongebouw
116
bouw
dakhelling
< 3 m* < 5,50 m* < 60°* en sub d
Meer dan 3 meter goot
bouw
< 4,50 m < 10 m
dakhelling < 75° en sub b en sub c.
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Vrijstaand bijgebouw < 3 m of overkapping
< 5,50 m
Plat of <3m meerzijdige kap < 60° en sub d
< 5,50 m
Plat of meerzijdige kap < 60°
* niet bij recht, slechts t.b.v ontheffingsvoorwaarden b. ten hoogste 50% van het woongebouw is afgedekt met een meerzijdige kap met een helling van tenminste 30° en ten hoogste 75° tenzij ter plaatse de aanduiding "specifieke bouwaanduiding lessenaarskap"", dan wel "plat dak" geldt, alwaar een woongebouw d.m.v. een lessenaarsdak, respectievelijk een platte afdekking mag worden afgedekt; c. het naar de weg gekeerde gedeelte van het woongebouw is afgedekt met een kap waarbij voldaan wordt aan de maatvoering in 20.2.5 sub b, met uitzondering van erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken die plat mogen worden afgedekt, mits: 1. de horizontale diepte ten hoogste 1,50 meter bedraagt, mits de tuin, gelegen voor de naar de weg gekeerde gevel van de uitbreiding, als gevolg daarvan niet minder dan 2 meter zal bedragen; 2. de breedte ten hoogste 50%van de breedte van het gedeelte van het woongebouw dat door een kap is afgedekt bedraagt; 3. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt; d. voorzover bebouwing op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens aan de niet-aangebouwde zijde gelden de volgende voorwaarden: 1. de nokrichting moet parallel liggen aan de zijdelingse perceelsgrens, tenzij sprake is van een wolfeind dat gericht is op de zijdelingse perceelsgrens of; 2. indien het gebouw van één hellend dakvlak is voorzien, moet de lage gootlijn op de dichtstbijzijnde perceelsgrens zijn gericht. 20.2.6
Maatvoering bouwwerken specifiek Voorzover gronden als zodanig zijn aangeduid gelden de volgende regels:
a
karakteristiek ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakhelling van de zodanig aangeduide (delen van) gebouwen niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering;
20.2.7
Bouwwerken geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende bepalingen, waarbij bestaande afwijkingen zijn toegestaan: a. de gezamenlijk oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat overkappingen onder de maximale overbouwde oppervlakte worden geschaard onder 20.2.4 b. De maatvoering mag niet meer bedragen dan zoals in het volgende bouwschema is bepaald:
Functie van een bouwwerk
Maximale hoogte in meters voorerf
overig
Erf- en terrein afscheidingen
1
2
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten
8
8
Overkappingen
n.v.t.
zie 20.2.5
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
1
5
117
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
20.3
Ontheffing van de bouwregels
20.3.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van 20.3.2 ontheffing verlenen van: a. het bepaalde in 20.2.3 sub a en b voor het bouwen buiten het bouwvlak, voorzover het gaat om een uitbreiding van het woongebouw binnen het gebied op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens, met dien verstande dat: 1. het betreffende gedeelte van het woongebouw op tenminste 3 meter achter de voorgevel wordt gebouwd; 2. wordt voldaan aan het bepaalde in 20.2.5 sub a en b; b. het bepaalde in 20.2.3 sub a en c voor het bouwen buiten het bouwvlak, voorzover het gaat om een uitbreiding van het woongebouw vóór naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat: 1. de breedte van het uitbreiding buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van het woongebouw; 2. de bouwhoogte ter plaatse niet meer bedraagt dan 3,50 meter; 3. de diepte van de uitbreiding buiten het bouwvlak ten hoogste 1,50 meter bedraagt, mits de diepte van het erf, gelegen vóór de naar de weg gekeerde gevel van de uitbreiding, als gevolg daarvan niet minder dan 2 meter zal bedragen; c. het bepaalde in 20.2.3 sub e voor het bouwen op ten hoogste 10 meter achter de gevellijn, met dien verstande dat de situering van kwetsbare objecten en/of geluidgevoelige gebouwen deze afwijking vereisen; d. het bepaalde in 20.2.3 sub f voor het bouwen van een vrijstaand bijgebouw of een carport tot 5 meter vóór de naar de weg of het pad gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en carports op het voorerf niet meer dan 25 m² mag bedragen; 2. het bebouwingspercentage van het voorerf niet meer dan 50% mag bedragen. e. het bepaalde a en toestaan dat in afwijking van de bestaande maatvoering wordt gebouwd, indien blijkt dat: 1. de karakteristieke waarden reeds verloren zijn gegaan; f. het bepaalde in 20.2.4 en toestaan dat de totale overbouwde oppervlakte aan gebouwen en overkappingen op een bouwperceel groter dan 2000 m² ten hoogste 350 m² bedraagt; g. het bepaalde in 20.2.5 sub a en toestaan dat de goothoogte van een woongebouw ten hoogste 6 meter bedraagt; h. het bepaalde in 20.2.5 sub b en toestaan dat een woongebouw geheel of gedeeltelijk plat wordt afgedekt, danwel een kap van minder dan 30°;
20.3.2
Voorwaarden voor ontheffing a. Bij de toepassing van de onder 20.3.1 genoemde ontheffingsregels dient in ieder geval in acht te worden genomen dat: Ÿ
het verlenen van ontheffing niet leidt tot een aantasting van de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld; Ÿ het verlenen van ontheffing niet leidt tot verkeersonveilige situaties; Ÿ het verlenen van ontheffing niet leidt tot een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk en niet sociaal controleerbaar is; Ÿ het verlenen van ontheffing niet leidt tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed; 1. bij het verlenen van de ontheffing rekening wordt gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking; 2. Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing in deze regels, gelden de procedureregels zoals genoemd in 35.1. 118
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
20.4
Specifieke gebruiksregels
20.4.1
Toegestaan gebruik a. Gebruik van het woongebouw voor het uitoefenen van een bed & breakfast wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregel Recreatieve verblijfsaccommodaties, waarin onder andere is gesteld dat: 1. deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het woongebouw; 2. ten dienste van deze functie ten hoogste drie (slaap)kamers voor toeristisch recreatief verblijf mogen worden gebruikt; 3. het tegen betaling overnachtende personen niet meer dan zes bedraagt; 4. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt; b. Gebruik van de gronden en gebouwen voor het uitoefenen van met administratieve werkzaamheden met betrekking tot internetwinkels en telefonische verkoop van goederen wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, met dien verstande dat: 1. klanten niet op het perceel komen om goederen te kopen; 2. geen opslag van goederen plaatsvindt; 3. verkeersbewegingen vergelijkbaar zijn met die voor een woonfunctie. c. Gebruik van de gronden voor de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt;
20.4.2
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met 20.1, wordt in ieder geval gerekend: a. b. c. d. e.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; het uitoefenen van activiteiten die ingevolge de wet Milieubeheer vergunningplichtig zijn; het uitoefenen van detailhandel, hieronder niet gerekend het bepaalde in 20.4.1 sub b; het uitoefenen van een horecabedrijf, met uitzondering van het exploiteren van een theetuin; het gebruik van gronden als kampeerstandplaats, met uitzondering van de gronden die zijn aangeduid als 'kampeerterrein'; f. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, g. het gebruik van gronden voor het storten en de opslag van verpakkingsmaterialen, schroot-, afbraak- en bouwmaterialen, bagger, grondspecie of brandstoffen anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming; h. (motor)crossen; i. grootschalige openlucht evenementen en andere vormen van dagrecreatie, uitgezonderd extensieve dagrecreatie.
20.5
Ontheffing van de gebruiksregels
20.5.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in: a. 20.4 ten behoeve van het uitoefenen van een overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf , met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregel Aan-huis-verbonden beroepen, waarin onder andere is gesteld dat: 1. het gaat om beroepen genoemd in de Bijlage 3 Lijst overige aan huis verbonden beroepen, dan wel naar aard invloed op de omgeving vergelijkbaar te stellen zijn; 2. het gebruik moet ondergeschikt zijn aan de woonfunctie; ten hoogste 40% van de het grondgebonden oppervlak van woongebouw met een maximum van 50 m², mag worden gebruikt voor het overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf ; 3. het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning; 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit; 5. buitenopslag ten behoeve het overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het 119
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
perceel is niet toegestaan, stalling van bedrijfsvoertuigen daarvan uitgezonderd; 6. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied; 7. in beginsel is geen werkplaats toegestaan, tenzij hierdoor geen geluidoverlast voor omwonenden ontstaat; 20.5.2
Voorwaarden voor ontheffing Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
20.6
Wijzigingsbevoegdheid Voorzover op grond van de Wet geluidhinder een Hogere Grenswaarde is benodigd, zal de wijzigingsbevoegdheid niet eerder worden toegepast dan nadat de benodigde Hogere Grenswaarden is verkregen.
120
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 21 21.1
Wonen - 1
Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen - 1 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, al dan niet in combinatie met een vrij beroep als opgenomen in Lijst vrije beroepen; met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
bed & breakfast; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; speelvoorzieningen; water;
met de daarbij behorende verhardingen, tuinen en erven en additionele voorzieningen; en tevens voor: 21.1.1
bedrijf aan huis ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' voor een overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf als genoemd in Lijst overige aan huis verbonden beroepen;
21.1.2
groepsaccommodatie
21.1.3
kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' het exploiteren van een mini-camping met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels kamperen waarbij ten hoogste 15 kampeerstandplaatsen aanwezig zijn die uitsluitend mogen worden gebruikt door mobiele kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
21.2
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen waarbij tevens bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
21.2.1
Bouwwerken algemeen a. het bebouwingspercentage mag ten hoogste 50% bedragen; b. per bouwvlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt, alwaar per bouwvlak niet meer woningen zijn toegestaan dan is aangegeven; c. hoofdgebouwen mogen uitsluitend als vrijstaand worden gebouwd; d. de afstand tussen gebouwen en overkappingen op één bouwperceel bedraagt tenminste 1 meter, tenzij de gebouwen en/of overkappingen aaneen worden gebouwd.
21.2.2
Bouwwerken beperking Zie 32.1.2
21.2.3
Hoofdgebouwen Voor wat betreft hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. het hoofdgebouw wordt (gedeeltelijk) geplaatst in de naar de weg gekeerde bouwgrens dan wel op ten hoogste de bestaande afstand van die bouwgrens; c. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 121
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
meter bedragen; d. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw mogen niet minder dan 5 meter bedragen; e. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw inclusief eventuele aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer dan 25 respectievelijk 15 meter bedragen, gemeten haaks op respectievelijk parallel aan de weg of het pad; f. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mogen niet meer c.q. minder bedragen dan is aangeduid, of dan in het volgende bouwschema is bepaald, met dien verstande dat vanaf de ten hoogste toegestane goothoogte gebouwen worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer of minder bedraagt dan in het volgende bouwschema is bepaald, met uitzondering; 1. rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan; 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 75 graden-lijn door dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis; goothoogte
bouwhoogte dakhelling
< 4,50 m
< 10 m
>30° < 75°
g. het hoofdgebouw mag niet plat worden afgedekt of door een lessenaarsdak, tenzij ter plaatse de aanduiding "specifieke bouwaanduiding lessenaarskap", dan wel "plat dak" geldt, alwaar een hoofdgebouw d.m.v. een lessenaarsdak, respectievelijk een platte afdekking mag worden afgedekt; h. de overbouwde oppervlakte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 200 m² bedragen.
21.2.4
Bijgebouwen Voor wat betreft bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: a. bijgebouwen en overkappingen mogen binnen het bouwvlak en binnen een afstand van ten hoogste 25 meter buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: b. bijgebouwen en overkappingen tenminste 3 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw worden gebouwd; 1. de afstand van een aangebouwd bijgebouw tot de van de weg gekeerde perceelsgrens ten minste 7,50 meter bedraagt; 2. voorzover gelegen buiten het bouwvlak mogen bijgebouwen en overkappingen op hoeksituaties uitsluitend worden gebouwd: Ÿ op een afstand van tenminste 5 meter vanaf de kant van de rijbaan zoals die blijkt uit de bij het plan behorende ondergrond; Ÿ achter het verlengde van de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw op het belendende perceel; c. vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits: 1. de afstand van de voorgevel van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,50 meter bedraagt, mits de horizontale diepte van het bestemmingsvlak dat na de uitbreiding onbebouwd blijft, niet minder dan 2 meter zal bedragen; 2. de breedte ten hoogste 50% van de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt; 3. de overbouwde oppervlakte van het gebouw moet passen binnen de overbouwde oppervlakte genoemd in 21.2.4 sub d; 4. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt; d. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van bijgebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, met dien verstande dat voorzover vrijstaande bebouwing met een bouwhoogte van meer dan 3 meter, op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, de volgende voorwaarden gelden: Ÿ de nokrichting mag niet meer dan 30° afwijken ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens, tenzij sprake is van een wolfseind dat gericht is op de zijdelingse 122
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Ÿ
perceelsgrens of; indien het gebouw van één hellend dakvlak is voorzien, moet de lage gootlijn op de dichtstbijzijnde perceelsgrens zijn gericht;
Bijgebouw of overkapping
goothoogte
bouwhoogte
dakhelling
<3m
< 5,50 m
Plat of meerzijdige kap < 60°
e. de gezamenlijke overbouwde oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen die zijn gelegen op gronden waarop een hoofdgebouw is toegestaan, mag niet meer bedragen dan in onderstaand bouwschema per categorie bouwpercelen is genoemd: Oppervlakte bouwperceel in m²
Ten hoogste toegestane oppervlakte in m² Totale oppervlakte bijgebouwen + overkappingen
< 200
50
200-600
75
> 600
100
> 1000
150
21.2.5
Andere gebouwen en overkappingen a. in afwijking van het bepaalde in bijgebouw sub a. is ten hoogste één carport toegestaan met inachtneming van de volgende regels: 1. de carport mag uitsluitend worden opgericht naast de zijgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, vanaf 3 meter vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens en hierachter met uitzondering van bouwpercelen die met het zijerf grenzen aan een weg, waar de carport dient te worden gebouwd tegen de zijgevel van het hoofdgebouw en tenminste achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan; 2. de bouwhoogte van de carport mag niet meer dan 3 meter bedragen; 3. de oppervlakte van de carport moet passen binnen de oppervlakte genoemd in 21.2.4 sub d.
21.2.6
Maatvoering bouwwerken specifiek Voorzover gronden als zodanig zijn aangeduid gelden de volgende regels:
a
karakteristiek ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakhelling van de zodanig aangeduide (delen van) woongebouwen niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering;
21.2.7
Bouwwerken geen gebouwen zijnde a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende bepalingen, waarbij bestaande afwijkingen zijn toegestaan; b. de gezamenlijk oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat overkappingen tot het ten hoogste toegestane oppervlakte onder 21.2.4 sub b orden geschaard; c. de maatvoering mag niet meer bedragen dan zoals in het volgende bouwschema is bepaald:
Functie van een bouwwerk
Maximale hoogte in meters voorerf
overig
Erf- en terrein afscheidingen
1
2
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten
8
8
123
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Overkappingen
n.v.t.
zie 21.2.4
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
1
5
21.3
Ontheffing van de bouwregels
21.3.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van 21.3.2 ontheffing verlenen van: a. het bepaalde in 21.2.3 sub a en c voor het bouwen buiten het bouwvlak en/of op minder dan 3 meter uit perceelgrens, voorzover het gaat om een uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het gebied op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens, met dien verstande dat: 1. het betreffende gedeelte van het hoofdgebouw op tenminste 3 meter achter de voorgevel wordt gebouwd; 2. de maatvoering van de bebouwing ter plaatse voldoet aan het bepaalde in 21.2.4 sub c; b. het bepaalde in 21.2.3 sub b voor het bouwen op ten hoogste 3 achter de gevellijn of; 1. ten hoogste 10 meter achter de gevellijn onder voorwaarde dat de situering van kwetsbare objecten en/of geluidgevoelige gebouwen deze afwijking vereisen; c. het bepaalde in b en toestaan dat in afwijking van de bestaande maatvoering conform de reguliere regels in 21.2 wordt gebouwd, indien blijkt dat de karakteristieke waarden reeds verloren zijn gegaan. d. het bepaalde in 21.2.4 sub a voor het bouwen van een vrijstaand bijgebouw of een carport tot 5 meter vóór de naar de weg of het pad gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat: 1. de gezamenlijke overbouwde oppervlakte van de gebouwen en carports op het voorerf niet meer dan 25 m² mag bedragen; 2. het bebouwingspercentage van het voorerf niet meer dan 50% mag bedragen. e. het bepaalde in 21.2.3 sub f en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 6 meter bedraagt; f. het bepaalde in 21.2.4 sub g en toestaan dat een hoofdgebouw geheel of wordt afgedekt door een platte afdekking.
21.3.2
Voorwaarden voor ontheffing a. Bij de toepassing van de onder 21.3.1 genoemde ontheffingsregels dient in ieder geval in acht te worden genomen dat: 1. het verlenen van ontheffing niet leidt tot aantasting van de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld; 2. het verlenen van ontheffing niet leidt tot verkeersonveilige situaties; 3. het verlenen van de ontheffing niet leidt tot een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is; 4. het verlenen van de ontheffing niet leidt tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding of zichtlijnen; 5. bij het verlenen van de ontheffing rekening wordt gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;
21.3.3
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
21.4
Specifieke gebruiksregels
21.4.1
Toegestaan gebruik a. Gebruik van het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen voor het uitoefenen van een bed & breakfast wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt met dien 124
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
1. 2. 3. 4. b.
c. 21.4.2
verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties, waarin onder andere is gesteld dat: deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen ; ten dienste van deze functie ten hoogste drie (slaap)kamers voor toeristisch recreatief verblijf mogen worden gebruikt; het tegen betaling overnachtende personen niet meer dan 6 bedraagt; het parkeren op eigen terrein plaatsvindt; Gebruik van de gronden en gebouwen voor het uitoefenen van met administratieve werkzaamheden met betrekking tot internetwinkels en telefonische verkoop van goederen wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, met dien verstande dat: 1. klanten niet op het perceel komen om goederen te kopen; 2. geen opslag van goederen plaatsvindt; 3. verkeersbewegingen vergelijkbaar zijn met die voor een woonfunctie. Gebruik van de gronden voor de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt;
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met 21.1, wordt in ieder geval gerekend: a. b. c. d. e.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; het uitoefenen van activiteiten die ingevolge de wet Milieubeheer vergunningplichtig zijn; het uitoefenen van detailhandel hieronder niet gerekend het bepaalde in 21.4.1 sub b; het uitoefenen van een horecabedrijf met uitzondering van het exploiteren van een theetuin; het gebruik van gronden als kampeerstandplaats, met uitzondering van de gronden die zijn aangeduid als 'kampeerterrein'; f. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, g. het gebruik van gronden voor het storten en de opslag van verpakkingsmaterialen, schroot-, afbraak- en bouwmaterialen, bagger, grondspecie of brandstoffen anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming; h. (motor)crossen; i. grootschalige openlucht evenementen en andere vormen van dagrecreatie uitgezonderd extensieve dagrecreatie.
21.5
Ontheffing van de gebruiksregels
21.5.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in: a. 21.4.2 ten behoeve van het uitoefenen van een overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, waarin onder andere is gesteld dat: 1. het gaat om beroepen genoemd in de Lijst overige aan huis verbonden beroepen, dan wel naar aard invloed op de omgeving vergelijkbaar te stellen zijn; 2. het gebruik moet ondergeschikt zijn aan de woonfunctie; ten hoogste 40% van het grondgebonden oppervlak van hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 50 m², mag worden gebruikt voor het overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf ; 3. het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning; 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit; 5. buitenopslag ten behoeve van het overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel is niet toegestaan, stalling van bedrijfsvoertuigen daarvan uitgezonderd; 6. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied; 7. in beginsel is geen werkplaats toegestaan, tenzij hierdoor geen geluidsoverlast voor 125
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
omwonenden ontstaat. 21.5.2
Voorwaarden voor ontheffing a. Bij de toepassing van de onder 21.5.1 genoemde ontheffingsregels dient in ieder geval in acht te worden genomen dat: 1. het verlenen van ontheffing niet leidt tot verkeersonveilige situaties; 2. het verlenen van de ontheffing niet leidt tot een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is; 3. het verlenen van de ontheffing niet leidt tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding of zichtlijnen; 4. bij het verlenen van de ontheffing rekening wordt gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;
21.5.3
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
21.6
Wijzigingsbevoegdheid Voorzover op grond van de Wet geluidhinder een Hogere Grenswaarde is benodigd, zal de wijzigingsbevoegdheid niet eerder worden toegepast dan nadat de benodigde Hogere Grenswaarden is verkregen.
126
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 22 22.1
Wonen - 2
Bestemmingsomschrijving De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, al dan niet in combinatie met een vrij beroep als opgenomen in Lijst vrije beroepen; met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; speelvoorzieningen; water;
met de daarbij behorende verhardingen, tuinen en erven en additionele voorzieningen; en tevens voor: 22.1.1
bed & breakfast ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' het voeren van een bed & breakfast met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties, waarin onder andere is gesteld dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen en ten dienste van deze functie niet meer dan drie (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief verblijf mogen worden gebruikt en het tegen betaling overnachtende personen niet meer dan zes bedraagt;
22.1.2
bedrijf aan huis ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' voor een overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf als genoemd in Lijst overige aan huis verbonden beroepen
22.2
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen waarbij tevens bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
22.2.1
Bouwwerken algemeen a. het bebouwingspercentage mag ten hoogste 50/65% bedragen; b. per bouwvlak zijn ten hoogste 2 woningen toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt, alwaar per bouwvlak niet meer woningen zijn toegestaan dan is aangegeven; c. het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 2; d. de afstand tussen gebouwen en overkappingen op één bouwperceel bedraagt tenminste 1 meter, tenzij de gebouwen en/of overkappingen aaneen worden gebouwd.
22.2.2
Bouwwerken beperking Zie 32.1.2
22.2.3
Typen gebouwen Voorzover aangeduid zijn uitsluitend de volgende typen gebouwen toegestaan:
a
specifieke bouwaanduiding - g ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - g' mogen uitsluitend garageboxen en bergingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximale oppervlakte van 20 m² per garagebox of berging; 127
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
22.2.4
Hoofdgebouwen Voor wat betreft hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. hoofdgebouwen worden (gedeeltelijk) geplaatst in de naar de weg gekeerde bouwgrens, dan wel op ten hoogste de bestaande afstand van die bouwgrens; c. met uitzondering van de niet aangebouwde zijde bedraagt de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 3 meter; d. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw mogen niet minder dan 5 meter bedragen; e. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw inclusief eventuele aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer dan 25 respectievelijk 15 meter bedragen, gemeten haaks op respectievelijk parallel aan de weg of het pad; f. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mogen niet meer c.q. minder bedragen dan is aangeduid, of dan in het volgende bouwschema is bepaald, met dien verstande dat vanaf de ten hoogste toegestane goothoogte gebouwen worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer of minder bedraagt dan in het volgende bouwschema is bepaald, met uitzondering; 1. rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan; 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 75 graden-lijn door dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis;
goothoogte
bouwhoogte
dakhelling
< 4,50 m
< 10 m
>30° < 75°
<6
< 10 m
>30° < 75°
g. het hoofdgebouw mag niet plat worden afgedekt of door een lessenaarsdak, tenzij ter plaatse de aanduiding "specifieke bouwaanduiding lessenaarskap", dan wel "plat dak" geldt, alwaar een hoofdgebouw d.m.v. een lessenaarsdak, respectievelijk een platte afdekking mag worden afgedekt; h. de overbouwde oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 150 m²; 22.2.5
Bijgebouwen Voor wat betreft bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: a. bijgebouwen en overkappingen mogen binnen het bouwvlak en binnen een afstand van ten hoogste 25 meter buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: 1. bijgebouwen en overkappingen tenminste 3 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw worden gebouwd; 2. de afstand van een aangebouwd bijgebouw tot de van de weg gekeerde perceelsgrens ten minste 7,50 meter bedraagt; 3. voorzover gelegen buiten het bouwvlak mogen bijgebouwen en overkappingen op hoeksituaties uitsluitend worden gebouwd: Ÿ op een afstand van tenminste 5 meter vanaf de kant van de rijbaan zoals die blijkt uit de bij het plan behorende ondergrond; Ÿ achter het verlengde van de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw op het belendende perceel; b. vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits: 1. de afstand van de voorgevel van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,50 meter bedraagt, mits de horizontale diepte van het bestemmingsvlak dat na de uitbreiding onbebouwd blijft, niet minder dan 2 meter zal bedragen; 2. de breedte ten hoogste 50% van de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt;
128
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Oppervlakte bouwperceel in m²
Ten hoogste toegestane oppervlakte in m² Totale oppervlakte bijgebouwen + overkappingen
< 200
50
200-600
75
> 600
100
22.2.6
Maatvoering bouwwerken specifiek Voorzover gronden als zodanig zijn aangeduid gelden de volgende regels:
a
onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag tot op een hoogte van 2,50 meter niet worden gebouwd
b
karakteristiek ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakhelling van de zodanig aangeduide (delen van) woongebouwen niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering;
22.2.7
Andere gebouwen en overkappingen a. in afwijking van het bepaalde in 22.2.5 sub a. is ten hoogste één carport toegestaan met inachtneming van de volgende regels: 1. de carport mag uitsluitend worden opgericht naast de zijgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, vanaf 3 meter vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens en hierachter met uitzondering van bouwpercelen die met het zijerf grenzen aan een weg, waar de carport dient te worden gebouwd tegen de zijgevel van het hoofdgebouw en tenminste 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan; 2. de bouwhoogte van de carport mag niet meer dan 3 meter bedragen; 3. de oppervlakte van de carport moet passen binnen de oppervlakte genoemd in 23.2.5 sub d.
22.2.8
Typen gebouwen Voorzover aangeduid zijn uitsluitend de volgende typen gebouwen toegestaan:
a
specifieke bouwaanduiding - g ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduidingen - g' mogen uitsluitend garageboxen en bergingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximale oppervlakte van 20 m² per garagebox of berging;
22.2.9
Bouwwerken geen gebouwen zijnde a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende bepalingen, waarbij bestaande afwijkingen zijn toegestaan; b. de gezamenlijk oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat overkappingen tot het ten hoogste toegestane oppervlakte onder 22.2.5 sub d. orden geschaard; c. De maatvoering mag niet meer bedragen dan zoals in het volgende bouwschema is bepaald:
Functie van een bouwwerk
Erf- en terrein afscheidingen
129
Maximale hoogte in meters voorerf
overig
1
2
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten
8
8
Overkappingen
n.v.t.
zie 22.2.5 sub d.
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
1
5
22.3
Ontheffing van de bouwregels
22.3.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van 22.3.2 ontheffing verlenen van: a. het bepaalde in 22.2.4 sub b voor het bouwen op ten hoogste 3 achter de gevellijn of; 1. ten hoogste 10 meter achter de gevellijn onder voorwaarde dat de situering van kwetsbare objecten en/of geluidgevoelige gebouwen deze afwijking vereisen; b. het bepaalde in 22.2.6 a en toestaan dat in afwijking van de bestaande maatvoering conform de reguliere regels in 22.2 wordt gebouwd, indien blijkt dat de karakteristieke waarden reeds verloren zijn gegaan; c. het bepaalde in 22.2.5 sub a voor het bouwen van een vrijstaand bijgebouw of een carport tot 5 meter vóór de naar de weg of het pad gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat: d. de gezamenlijke overbouwde oppervlakte van de gebouwen en carports op het voorerf niet meer dan 25 m² mag bedragen; e. het bebouwingspercentage van het voorerf niet meer dan 50% mag bedragen. f. het bepaalde in 22.2.5 sub c en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 6 meter bedraagt; g. het bepaalde in 22.2.5 sub g en toestaan dat een hoofdgebouw geheel of wordt afgedekt door een platte afdekking; h. het bepaalde in 22.2.5 sub c, voorzover het een gezamenlijke uitbreiding van twee hoofdgebouwen ter plaatse, voor het overschrijden van: 1. de goothoogte tot ten hoogste de bestaande goothoogte van het hoofdgebouw ter plaatse van de uitbreiding; 2. de bouwhoogte tot ten hoogste 6 meter;
22.3.2
Voorwaarden voor ontheffing Bij de toepassing van de onder 22.3.1 genoemde ontheffingsregels dient in ieder geval in acht te worden genomen dat: a. het verlenen van ontheffing niet leidt tot aantasting van de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld. b. het verlenen van ontheffing niet leidt tot verkeersonveilige situaties c. het verlenen van de ontheffing niet leidt tot een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is. d. het verlenen van de ontheffing niet leidt tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding of zichtlijnen. e. bij het verlenen van de ontheffing rekening wordt gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.
22.3.3
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
22.4
Specifieke gebruiksregels
22.4.1
Toegestaan gebruik a. Gebruik van het woongebouw voor het uitoefenen van met administratieve werkzaamheden met betrekking tot internetwinkels en telefonische verkoop van goederen wordt als gebruik 130
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
overeenkomstig de bestemming aangemerkt, met dien verstande dat: 1. klanten niet op het perceel komen; 2. geen opslag van goederen plaatsvindt; 3. verkeersbewegingen vergelijkbaar zijn met die voor een woonfunctie. b. Gebruik van de gronden voor de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt; 22.4.2
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met Wonen - 2, zoals bedoeld in artikel 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning; b. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming; c. het uitoefenen van activiteiten die ingevolge de wet Milieubeheer vergunningplichtig zijn; d. het uitoefenen van detailhandel.
22.5
Ontheffing van de gebruiksregels
22.5.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in: a. 21.4.2 ten behoeve van het uitoefenen van een overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, waarin onder andere is gesteld dat: 1. het gaat om beroepen genoemd in de Lijst overige aan huis verbonden beroepen, dan wel naar aard invloed op de omgeving vergelijkbaar te stellen zijn; 2. het gebruik moet ondergeschikt zijn aan de woonfunctie; ten hoogste 40% van het grondgebonden oppervlak van hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 50 m², mag worden gebruikt voor het overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf ; 3. het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning; 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit; 5. buitenopslag ten behoeve van het overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel is niet toegestaan, stalling van bedrijfsvoertuigen daarvan uitgezonderd; 6. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied; 7. in beginsel is geen werkplaats toegestaan, tenzij hierdoor geen geluidsoverlast voor omwonenden ontstaat.
22.5.2
Voorwaarden voor ontheffing a. Bij de toepassing van de onder 22.5.1 genoemde ontheffingsregels dient in ieder geval in acht te worden genomen dat: 1. het verlenen van ontheffing niet leidt tot verkeersonveilige situaties; 2. het verlenen van de ontheffing niet leidt tot een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is; 3. het verlenen van de ontheffing niet leidt tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding of zichtlijnen; 4. bij het verlenen van de ontheffing rekening wordt gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;
131
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
22.5.3
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
132
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 23 23.1
Wonen - 3
Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, al dan niet in combinatie met een vrij beroep als opgenomen in Lijst vrije beroepen; met daaraan ondergeschikt: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; speelvoorzieningen; water;
met de daarbij behorende verhardingen, tuinen en erven en additionele voorzieningen; en tevens voor: 23.1.1
bedrijf aan huis ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' voor een overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf als genoemd in Lijst overige aan huis verbonden beroepen.
23.2
Bouwregels Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen waarbij tevens bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
23.2.1
Bouwwerken algemeen a. het bebouwingspercentage mag ten hoogste 70% bedragen; b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn per bouwvlak niet meer woningen toegestaan dan is aangegeven; c. hoofdgebouwen moeten direct, dan wel indirect aan tenminste één zijde met elkaar zijn verbonden; d. de afstand tussen gebouwen en overkappingen op één bouwperceel bedraagt tenminste 1 meter, tenzij de gebouwen en/of overkappingen aaneen worden gebouwd.
23.2.2
Bouwwerken beperking Zie 32.1.2
23.2.3
Typen gebouwen Voorzover aangeduid zijn uitsluitend de volgende typen gebouwen toegestaan:
a
specifieke bouwaanduiding - g ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - g' mogen uitsluitend garageboxen en bergingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximale oppervlakte van 20 m² per garagebox of berging;
23.2.4
Hoofdgebouwen Voor wat betreft hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. hoofdgebouwen worden (gedeeltelijk) geplaatst in de naar de weg gekeerde bouwgrens, dan wel op ten hoogste de bestaande afstand van die bouwgrens; c. met uitzondering van de niet aangebouwde zijde bedraagt de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 3 meter; 133
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
d. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw mogen niet minder dan 5 meter bedragen; e. de horizontale diepte een hoofdgebouw inclusief eventuele aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer dan 15 meter bedragen, gemeten haaks op de weg of het pad; f. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mogen niet meer c.q. minder bedragen dan is aangeduid, of dan in het volgende bouwschema is bepaald, met dien verstande dat vanaf de ten hoogste toegestane goothoogte gebouwen worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer of minder bedraagt dan in het volgende bouwschema is bepaald, met uitzondering; 1. rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan; 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 75 graden-lijn door dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis; goothoogte
bouwhoogte
dakhelling
<3m
<9m
>30° < 75°
< 4,50 m
<9m
>30° < 75°
<6
<9m
>30° < 75°
g. het hoofdgebouw mag niet plat worden afgedekt of door een lessenaarsdak, tenzij ter plaatse de aanduiding "specifieke bouwaanduiding lessenaarskap", dan wel "plat dak" geldt, alwaar een hoofdgebouw d.m.v. een lessenaarsdak , respectievelijk een platte afdekking mag worden afgedekt; h. de overbouwde oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 100 m²; 23.2.5
Bijgebouwen Voor wat betreft bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: a. bijgebouwen en overkappingen mogen binnen het bouwvlak en binnen een afstand van ten hoogste 25 meter buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: b. bijgebouwen en overkappingen tenminste 3 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw worden gebouwd; 1. de afstand van een aangebouwd bijgebouw tot de van de weg gekeerde perceelsgrens ten minste 7,50 meter bedraagt; 2. voorzover gelegen buiten het bouwvlak mogen bijgebouwen en overkappingen op hoeksituaties uitsluitend worden gebouwd: Ÿ op een afstand van tenminste 5 meter vanaf de kant van de rijbaan zoals die blijkt uit de bij het plan behorende ondergrond; Ÿ achter het verlengde van de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw op het belendende perceel; c. vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mag één projectmatig ontworpen bijgebouw in de vorm van een erker of entreeportaal worden gebouwd, mits: 1. de afstand van de voorgevel van het betreffende bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,50 meter bedraagt; 2. de breedte ten hoogste 50% van de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt; 3. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt; d. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van bijgebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, met dien verstande dat voorzover vrijstaande bebouwing met een bouwhoogte van meer dan 3 meter, op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, de volgende voorwaarden gelden: Ÿ de nokrichting mag niet meer dan 30° afwijken ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens, tenzij sprake is van een wolfseind dat gericht is op de zijdelingse perceelsgrens of; Ÿ indien het gebouw van één hellend dakvlak is voorzien, moet de lage gootlijn op de dichtstbijzijnde perceelsgrens zijn gericht; 134
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Bijgebouw of overkapping
goothoogte
bouwhoogte
dakhelling
<3m
< 5,50 m
Plat of meerzijdige kap < 60°
e. de gezamenlijke overbouwde oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen die zijn gelegen op gronden waarop een hoofdgebouw is toegestaan, mag niet meer bedragen dan in onderstaand bouwschema per categorie bouwpercelen is genoemd: Oppervlakte bouwperceel in m²
Ten hoogste toegestane oppervlakte in m² Totale oppervlakte bijgebouwen + overkappingen
< 200
50
>200
75
23.2.6
Maatvoering bouwwerken specifiek Voorzover gronden als zodanig zijn aangeduid gelden de volgende regels:
a
onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag tot op een hoogte van 2,50 meter niet worden gebouwd
b
karakteristiek ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakhelling van de zodanig aangeduide (delen van) woongebouwen niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering;
23.2.7
Andere gebouwen en overkappingen a. in afwijking van het bepaalde in 23.2.5 sub a. is ten hoogste één carport toegestaan met inachtneming van de volgende regels: 1. de carport mag uitsluitend worden opgericht naast de zijgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, vanaf 3 meter vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens en hierachter met uitzondering van bouwpercelen die met het zijerf grenzen aan een weg, waar de carport dient te worden gebouwd tegen de zijgevel van het hoofdgebouw en tenminste 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan; 2. de bouwhoogte van de carport mag niet meer dan 3 meter bedragen; 3. de oppervlakte van de carport moet passen binnen de oppervlakte genoemd in 23.2.5 sub d.
23.2.8
Typen gebouwen Voorzover aangeduid zijn uitsluitend de volgende typen gebouwen toegestaan:
a
specifieke bouwaanduiding - g ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduidingen - g' mogen uitsluitend garageboxen en bergingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximale oppervlakte van 20 m² per garagebox of berging;
23.2.9
Bouwwerken geen gebouwen zijnde a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende bepalingen, waarbij bestaande afwijkingen zijn toegestaan; b. de gezamenlijk oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat overkappingen tot het ten hoogste toegestane oppervlakte onder 23.2.5 sub d. orden geschaard; c. De maatvoering mag niet meer bedragen dan zoals in het volgende bouwschema is 135
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
bepaald: Functie van een bouwwerk
Maximale hoogte in meters voorerf
overig
Erf- en terrein afscheidingen
1
2
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten
8
8
Overkappingen
n.v.t.
zie 23.2.5 sub d.
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
1
5
23.3
Ontheffing van de bouwregels
23.3.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van 23.3.2 ontheffing verlenen van: a. het bepaalde in 23.2.4 sub b voor het bouwen op ten hoogste 3 achter de gevellijn of; b. het bepaalde in b en toestaan dat in afwijking van de bestaande maatvoering conform de reguliere regels in 23.2 wordt gebouwd, indien blijkt dat de karakteristieke waarden reeds verloren zijn gegaan; c. het bepaalde in 23.2.5 sub c en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 6 meter bedraagt;
23.3.2
Voorwaarden voor ontheffing Bij de toepassing van de onder 23.3.1 genoemde ontheffingsregels dient in ieder geval in acht te worden genomen dat: a. het verlenen van ontheffing niet leidt tot aantasting van de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld. b. het verlenen van ontheffing niet leidt tot verkeersonveilige situaties c. het verlenen van de ontheffing niet leidt tot een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is. d. het verlenen van de ontheffing niet leidt tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding of zichtlijnen. e. bij het verlenen van de ontheffing rekening wordt gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.
23.3.3
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
23.4
Specifieke gebruiksregels
23.4.1
Toegestaan gebruik a. Gebruik van het woongebouw voor het uitoefenen van met administratieve werkzaamheden met betrekking tot internetwinkels en telefonische verkoop van goederen wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, met dien verstande dat: 1. klanten niet op het perceel komen; 2. geen opslag van goederen plaatsvindt; 3. verkeersbewegingen vergelijkbaar zijn met die voor een woonfunctie. b. Gebruik van de gronden voor de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt;
136
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
23.4.2
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met Wonen - 3 , zoals bedoeld in artikel 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning; b. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming; c. het uitoefenen van activiteiten die ingevolge de wet Milieubeheer vergunningplichtig zijn; d. het uitoefenen van detailhandel;
23.5
Ontheffing van de gebruiksregels
23.5.1
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in: a. 22.4 ten behoeve van het uitoefenen van een overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, waarin onder andere is gesteld dat: 1. het gaat om beroepen genoemd in de Lijst overige aan huis verbonden beroepen , dan wel naar aard invloed op de omgeving vergelijkbaar te stellen zijn; 2. het gebruik moet ondergeschikt zijn aan de woonfunctie; ten hoogste 40% van het grondgebonden oppervlak van hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 50 m², mag worden gebruikt voor het overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf ; 3. het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning; 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit; 5. buitenopslag ten behoeve van het overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel is niet toegestaan, stalling van bedrijfsvoertuigen daarvan uitgezonderd; 6. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied; 7. in beginsel is geen werkplaats toegestaan, tenzij hierdoor geen geluidsoverlast voor omwonenden ontstaat.
23.5.2
Voorwaarden voor ontheffing a. Bij de toepassing van de onder 23.5.1 genoemde ontheffingsregels dient in ieder geval in acht te worden genomen dat: 1. het verlenen van ontheffing niet leidt tot verkeersonveilige situaties; 2. het verlenen van de ontheffing niet leidt tot een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is; 3. het verlenen van de ontheffing niet leidt tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding of zichtlijnen; 4. bij het verlenen van de ontheffing rekening wordt gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;
23.5.3
Ontheffingsprocedure Bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 eveneens van toepassing en wordt de procedure zoals beschreven in 35.1 gevoerd.
137
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 24 24.1
Leiding - Gas
Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk hoofdaardgastransportleiding met een vrijwaringszone met een breedte van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding; b. de aanleg en instandhouding van één of meerdere ondergrondse gasproductietleiding(en) met een vrijwaringszone met een breedte van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding; c. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten; met de daarbij behorende additionele voorzieningen.
24.2
Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen basisbestemming(en) en/of dubbelbestemming(en) mogen slechts bouwwerken ten dienste van de genoemde leiding(en) worden gebouwd.
24.3
Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van 24.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, indien: a. de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten en burgemeester en wethouders hierover tijdig tevoren schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de betrokken leiding beheerder(s); b. wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen ontheffingsbevoegdheden; c. geen sprake is van kwetsbare of beperkte kwetsbare objecten.
24.4
Specifieke gebruiksregels
24.4.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met Leiding - Gas, zoals bedoeld in artikel 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gebouwen als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object; b. het permanent stallen van voer- of vaartuigen en opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
24.5
Aanlegvergunning
24.5.1
Vergunningplicht Het is verboden (aanlegverbod) zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) één of meer van de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren: a. b. c. d.
grondbewerkingen dieper dan 0,30 meter, waaronder diepploegen; het in de grond brengen van leidingen of indrijven van andere voorwerpen; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging; het aanleggen van gesloten oppervlakteverharding en/of het aanleggen van parkeergelegenheden; e. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; 138
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
f. 24.5.2
het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, zoals bijvoorbeeld rietbeplanting.
Uitzondering van de vergunningplicht De aanlegvergunningplicht is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. het normaal agrarisch beheer betreffen, waaronder spitten en ploegen, niet zijnde diepploegen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende aanlegvergunning.
24.5.3
Voorwaarden voor vergunningverlening De aanlegvergunning als bedoeld in 24.5.1 kan slechts worden verleend indien: a. burgemeester en wethouders schriftelijke advies hebben inwonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade en; b. is gebleken dat de werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 24.5.1 sub a tot en met f niet strijdig zijn met de belangen van de leiding.
139
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 25 25.1
Leiding - Hoogspanningsverbinding
Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. hoogspanningsleidingen; met de daarbij behorende additionele voorzieningen.
25.2
Bouwregels
25.2.1
Niet toegestane bouwwerken In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen bestemming(en) mogen geen gebouwen, standplaatsen, kampeerstandplaatsen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd.
25.2.2
Toegestane bouwwerken In afwijking van het bepaalde in lid 25.2.1 mogen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd: a. steunmasten voor de hoogspanningsleiding, tot een hoogte van ten hoogste 65 meter; b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van ten hoogste 2,00 m.
25.2.3
Voorwaarden voor bouwen De hoogspanningsleiding mag slechts worden gebouwd indien daardoor geen bestaande hindergevoelige objecten in de magneetveldzone komen te liggen, dan wel redelijkerwijs vaststaat dat bestaande hindergevoelige objecten binnen de magneetveldzone definitief zullen zijn verwijderd of beëindigd op het moment dat de hoogspanningsleiding in gebruik wordt genomen.
25.3
Ontheffing van de bouwregels
25.3.1
Verlenen van ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van: a. het bepaalde in lid 25.2.1 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, standplaatsen, kampeerstandplaatsen die krachtens een andere bestemming ter plaatse zijn toegestaan, mits: 1. de betreffende leiding definitief verwijderd is; 2. of vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder; 3. en geen onevenredige veiligheidsrisico's ontstaan; 4. en wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen vrijstellingsbevoegdheden. b. het bepaalde in lid 25.2.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van deze bestemming, mits: 1. deze gebouwen en bouwwerken qua maatvoering passen binnen de bebouwingsregels van de basisbestemming; 2. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder; 3. geen onevenredige veiligheidsrisico's ontstaan; 4. de gebruiksmogelijkheden van de gronden en bouwwerken binnen de basisbestemming niet onevenredig worden aangetast; 5. en wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen vrijstellingsbevoegdheden. 140
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
25.3.2
Voorwaarden ontheffing De hoogspanningsleiding mag slechts worden gebouwd indien daardoor geen bestaande hindergevoelige objecten in de magneetveldzone komen te liggen, dan wel redelijkerwijs vaststaat dat bestaande hindergevoelige objecten binnen de magneetveldzone definitief zullen zijn verwijderd of beëindigd op het moment dat de hoogspanningsleiding in gebruik wordt genomen.
25.4
Specifieke gebruiksregels
25.4.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in geval gerekend: a. het gebruik van bouwwerken als drager van reclame-uitingen;
25.4.2
Toegestaan gebruik Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet gerekend: a. het gebruik van steunmasten voor de hoogspanningsleiding alsmede aanliggende gronden voor het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van mobiele telecommunicatie;
25.5
Aanlegvergunning
25.5.1
Verboden werkzaamheden Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren: a. Het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen.
25.5.2
Toegestane werkzaamheden Het aanlegverbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
25.5.3
Verlenen aanlegvergunning De aanlegvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsleiding.
25.5.4
Voorwaarden aanlegvergunning Alvorens een aanlegvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders advies in van de leidingbeheerder.
141
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 26 26.1
Leiding - Riool
Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding met een vrijwaringszone met een breedte van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding ; met de daarbij behorende additionele voorzieningen.
26.2
Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen basisbestemming(en) en/of dubbelbestemming(en) mogen slechts bouwwerken ten dienste van de genoemde leiding(en) worden gebouwd.
26.3
Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van 26.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, indien: a. de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten en burgemeester en wethouders hierover tijdig tevoren schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s); b. wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen ontheffingsbevoegdheden; c. geen sprake is van kwetsbare of beperkte kwetsbare objecten.
26.4
Specifieke gebruiksregels
26.4.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik strijdig met Leiding - Riool wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gebouwen als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object; b. het permanent stallen van voer- of vaartuigen en opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
26.5
Aanlegvergunning
26.5.1
Vergunningplicht Het is verboden (aanlegverbod) zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) één of meer van de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren: a. b. c. d.
grondbewerkingen dieper dan 0,30 meter, waaronder diepploegen; het in de grond brengen van leidingen of indrijven van andere voorwerpen; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging; het aanleggen van gesloten oppervlakteverharding en/of het aanleggen van parkeergelegenheden; e. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; f. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, zoals bijvoorbeeld rietbeplanting. 26.5.2
Uitzondering van de vergunningplicht De aanlegvergunningplicht is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. het normaal (agrarisch) beheer betreffen, waaronder spitten en ploegen, niet zijnde diepploegen; 142
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende aanlegvergunning. 26.5.3
Voorwaarden voor de vergunningverlening Een aanlegvergunning als bedoeld in 26.5.1 kan slechts worden verleend indien: a. burgemeester en wethouders schriftelijke advies hebben inwonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade en; b. is gebleken dat de werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 26.5.1 sub a tot en met f niet strijdig zijn met de belangen van de leiding.
143
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 27 27.1
Waarde - Archeologie 1
Bestemmingsomschrijving De voor Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming(en) en eventuele dubbelbestemmingen, mede bestemd voor: a. de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden; met de daarbij behorende additionele voorzieningen.
27.2
Bouwregels
27.2.1
Bouwverbod Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 40 cm onder maaiveld (-Mv) wordt geroerd, met uitzondering van: a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 15 m² wordt uitgebreid; b. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 15 m² ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.
27.3
Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 27.2 mits: a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of; b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of; c. één of meer van de volgende maatregelen in acht genomen worden: 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of'; 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of; 3. een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de ontheffing voorwaarden te verbinden wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
27.4
Aanlegvergunning
27.4.1
Vergunningplicht Het is verboden op of in de voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: a. het ophogen van de bodem; b. het verlagen, egaliseren of afgraven van de bodem; c. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; d. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; e. het verlagen of het verhogen van het waterpeil; f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; g. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 0 meter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen. 144
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
27.4.2
Uitzondering vergunningplicht De aanlegvergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud betreffen; b. die op basis van het voorheen geldende plan niet aanlegvergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering ten tijde van de inwerkingtreding van het plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende aanlegvergunning.
27.4.3
Geen verstoring archeologische waarden De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in 27.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van de werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
27.4.4
Verstoring archeologische waarden Voor zover de in 27.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden: a. de verplichting tot het doen van opgravingen, of; b. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een senior archeoloog (conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA).
27.4.5
Voorwaarden vergunning a. De aanlegvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgelegd; b. Alvorens de gevraagde aanlegvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders de provincie of een terzake deskundige instantie om advies.
27.5
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat: a. één of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk worden verwijderd, indien en voorzover: 1. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; 2. uit nader onderzoek zodanig geringe archeologische waarden zijn gebleken dat bescherming daarvan in het bestemmingsplan redelijkerwijs niet langer noodzakelijk is; 3. ingevolge de regels bij deze bestemming vergunde activiteiten c.q. waarvoor ontheffing is verleend hebben plaatsgevonden waardoor de archeologische waarden ter plaatse zijn opgeheven of niet langer bescherming behoeven.
145
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 28 28.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming(en) en eventuele dubbelbestemmingen, mede bestemd voor: a. waterkering en waterhuishouding; met de daarbij behorende additionele voorzieningen.
28.2
Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen basisbestemming(en) en/of dubbelbestemming(en) mogen slechts bouwwerken ten dienste van de bestemming Waterstaat - Waterkering worden gebouwd, waarbij tevens bestaande bouwwerken zijn toegestaan.
28.3
Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van 28.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, indien: a. de belangen in verband met de betreffende waterkering(en) zich hier niet tegen verzetten en burgemeester en wethouders hierover tijdig tevoren schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de betrokken beheerder van de waterkering; b. wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen ontheffingsbevoegdheden;
28.4
Aanlegvergunning
28.4.1
Vergunningplicht Het is verboden (aanlegverbod) zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) één of meer van de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren: a. b. c. d.
grondbewerkingen dieper dan 0,30 meter, waaronder diepploegen; het in de grond brengen van leidingen of andere voorwerpen; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging; het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van overige oppervlakteverhardingen; e. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; f. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, zoals bijvoorbeeld rietbeplanting. 28.4.2
Uitzondering van de vergunningplicht De aanlegvergunningplicht is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. het normaal (agrarisch) beheer betreffen, waaronder spitten en ploegen, niet zijnde diepploegen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende aanlegvergunning.
28.4.3
Voorwaarden voor vergunningverlening De aanlegvergunning als bedoeld in 28.4.1 kan slechts worden verleend indien: a. burgemeester en wethouders schriftelijke advies hebben inwonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te 146
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade en; b. is gebleken dat de werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 28.4.1 sub a tot en met f niet strijdig zijn met de belangen van de leiding.
147
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Hoofdstuk 3 Artikel 29
Algemene regels Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
148
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 30 30.1
Algemene bouwregels
Algemeen a. De in Bestemmingsregels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen van bouwgrenzen en/of bouwperceelgrenzen met betrekking tot: 1. stoepen, stoeptreden en toegangsbruggen; 2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 0,5 meter bedraagt; 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens met niet meer dan 0,5 meter overschrijden met dien verstande dat een bouwperceelgrens niet mag worden overschreden; 4. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelrooilijn met meer dan 1 meter overschrijden.
30.2
Ondergronds bouwen
30.2.1
Bouwregels a. Ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen de aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende erven waar de bijgebouwen mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die daar zijn of worden opgericht; b. indien onder de bestemming is aangegeven dat ondergronds dan wel bovengronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd, dit geldt niet voor het bepaalde in 30.1 onder c.;
149
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 31 31.1
Algemene gebruiksregels
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden als woonwagenstandplaats; b. het gebruik van gronden, bouwwerken, voertuigen, vaartuigen en andere al dan niet drijvende constructies ten behoeve van een seksinrichting .
150
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 32
Algemene aanduidingsregels
32.1
Bouwaanduidingen
32.1.1
antennemast ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag één antennemast worden opgericht met een hoogte van ten hoogste 40 meter;
32.1.2
bouwwerken uitgesloten ter plaatse van de aanduiding 'bouwwerken uitgesloten' mogen geen bouwwerken worden opgericht;
32.2
Functieaanduidingen
32.2.1
monumentale boom ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' mogen geen bouwwerken worden opgericht;
32.3
Gebiedsaanduidingen
32.3.1
geluidszone - industrie a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' mogen in afwijking van Bestemmingsregels geen nieuwe woningen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimtes worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, tenzij: 1. de geluidsgevoelige ruimten binnen de contouren van een bestaand woongebouw of hoofdgebouw of de contouren van bestaande geluidsgevoelige ruimten in een ander geluidsgevoelig object worden gerealiseerd of; 2. zodanig dat de geluidsbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan geldende voorkeursgrenswaarde of; 3. zodanig dat de geluidsbelasting vanwege een gezoneerd industrieterrein op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde of Maximaal Toelaatbare Gevelbelasting. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 32.3.1 sub a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidsgevoelig object, met inachtneming van het volgende: 1. de geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten zal niet hoger worden dan een verkregen hogere grenswaarde.
32.3.2
geluidszone - weg a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg' mogen in afwijking van Bestemmingsregels geen nieuwe woningen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimtes worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, tenzij: 1. de geluidsgevoelige ruimten binnen de contouren van een bestaand woongebouw of hoofdgebouw of de contouren van bestaande geluidsgevoelige ruimten in een ander geluidsgevoelig object worden gerealiseerd of; 2. zodanig dat de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan geldende voorkeursgrenswaarde of; 3. zodanig dat de geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde; b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 32.3.2 sub a ten behoeve de bouw of uitbreiding van een woongebouw of ander geluidsgevoelig 151
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
object, met inachtneming van het volgende: 1. de geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten zal niet hoger worden dan een verkregen hogere grenswaarde; 32.3.3
veiligheidszone bevi a. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zijn in afwijking van Bestemmingsregels geen nieuwe kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten toegestaan ter bescherming van het woon- en leefmilieu in verband met de nabijheid van de risicovolle inrichting; b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 32.3.3 sub a ten behoeve van een beperkt kwetsbaar object, met inachtneming van het volgende: 1. ontheffing mag uitsluitend worden verleend, indien wordt voldaan aan de eisen als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen; 2. ontheffing mag uitsluitend worden verleend, indien het (beperkt) kwetsbaar objecten kan worden gerealiseerd overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 2 van de deze regels.
32.3.4
veiligheidszone lpg
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn in afwijking van Bestemmingsregels geen nieuwe kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten toegestaan ter bescherming van het woon- en leefmilieu in verband met de nabijheid van (het vulpunt) van de lpg-installatie; a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 32.3.4 sub a ten behoeve van een beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object, met inachtneming van het volgende: 1. ontheffing mag uitsluitend worden verleend voor gronden die zijn gelegen op een afstand van de genoemde onderdelen die tenminste groter is dan als genoemd in onderstaande tabel: Maximale lpg-doorzet vastgelegd in milieuvergunning
Afstand in meters tot lpg-vulpunt
Afstand in meters tot reservoir
Afstand in meters tot afleverzuil
ondergronds bovengronds /ingeterpt 1000 m³
45
25
120
15
1500 m³
110
25
120
15
2. ontheffing mag uitsluitend worden verleend, indien het beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object kan worden gerealiseerd overeenkomstig de bepalingen in Bestemmingsregels van de deze regels. 32.3.5
veiligheidszone vervoer gevaarlijke stoffen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten
32.3.6
vrijwaringszone - molenbiotoop ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – molenbiotoop” gelden nadere regels voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig, onder andere gelet op de windvang en van de waarde als landschapsbepalend element. a. Bij de bouw van bouwwerken op de in lid 32.3.6 bedoelde gronden dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden; 1. voor zover een bouwwerk minder dan 100 meter van de voet van de molen is gesitueerd, mag de bouwhoogte maximaal de hoogte van de stelling of belt bedragen, zoals aangegeven in tabel; 2. voor zover een bouwwerk op meer dan 100 meter van de voet van de molen is gesitueerd en minder dan 400 meter, geldt als maximale bouwhoogte de uitkomst van 152
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
de volgende formule (afstand tot de molen / n)¹ + (0,2 * askophoogte)²; 3. Het bepaalde onder sub a geldt niet voor bijgebouwen, bestaande bouwwerken en voor situaties waarin de vrije windvang en het zicht reeds beperkt wordt door bebouwing, mits de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder beperkt wordt. Molen
Type
Stelling- of belthoogte (in m)
M1 Windlust, Overschild stellingmolen 4,80
Vlucht (in Ruwheidsc Askophoogte m) ategorie (n) (in m) 17,60
50
13,60
b. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het gestelde in lid 32.3.6 sub a voor het bouwen van bouwwerken met een grotere maximale hoogte, waarbij de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan volgens de voor de betreffende gronden aangegeven bestemmingen is toegestaan en, gehoord een molendeskundige, is gebleken dat hierdoor de windbelemmering niet dusdanig wijzigt dat de betreffende molen onvoldoende kan functioneren of anderszins blijvend onevenredig in zijn waarde wordt geschaad. c. Het is verboden op de in 32.3.6 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren: 1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 5 meter; 2. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in 32.3.6 sub a is toegestaan voor bouwwerken; 3. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in 32.3.6 sub a is toegestaan voor bouwwerken. d. Het in 32.3.6 sub c genoemde verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden: Ÿ waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan aanlegvergunning is verleend; Ÿ welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren; Ÿ welke het normale onderhoud, beheer en gebruik van de grond betreffen. e. De in 32.3.6 sub c bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke ter zake deskundige. 32.3.7
vrijwaringszone - straalpad Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' zijn in afwijking van Bestemmingsregels geen bouwwerken hoger dan ... meter boven N.A.P. toegestaan, ter bescherming van de communicatie tussen zend- en ontvangststations;
153
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 33 33.1
Algemene ontheffingsregels
Ontheffingsbevoegdheid Voorzover het niet op grond van een andere bepaling van de planregels kan worden toegestaan, kunnen Burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de bepalingen in Bestemmingsregels voor: a. het afwijken van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met ten hoogste 10% van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages; b. de maten en eigenschappen van gebouwen: 1. ten behoeve van de onderlinge architectonische afstemming van op hetzelfde bouwperceel gelegen gebouwen, mits: Ÿ de hoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer gaat bedragen dan de hoogte van het hoofdgebouw of woongebouw; Ÿ de voor gebouwen toegestane oppervlakte met niet wordt overschreden; c. de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde in verband met het bouwen op een hoger peil: 1. met ten hoogste 1 meter; 2. teneinde de hoogte van de begane grondvloer in overeenstemming te brengen met omringende bebouwing; 3. teneinde voldoende drooglegging te creëren ten opzichte van de grondwaterspiegel; d. de maximale (goot)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals dakopbouwen, schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits: 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan eenderde van de oppervlakte van het dak bedraagt; 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt; e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1. tot een hoogte van ten hoogste 40 meter voor sirenemasten en/of antennemasten ten behoeve van commerciële mobiele telecommunicatie; 2. tot een hoogte van ten hoogste 10 meter voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde; f. bouwen in afwijking van de plaats en de richting van bebouwings- en bestemmingsgrenzen: 1. tot ten hoogste 1,50 meter: Ÿ in verband met afwijkingen van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of anderszins een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft; 2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, erkers, balkons, galerijen, luifels, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken; g. het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, schuilhutten, transformatorhuisjes, gasreduceerstations, onder- en bovengrondse verzamelcontainers voor afval, flessen, oud papier e.d., en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken: 1. tot een maximale inhoud van 200 m³ en 50 m³ voor schuilhutten en abri's; 2. tot een hoogte van ten hoogste 4 meter; h. het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes tot een maximale inhoud van 50 m³; i. het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur en de waterhuishouding; j. het realiseren van visstoepen, tewaterlaatplaatsen voor vaartuigen, waterinnamepunten ten behoeve van brandweer en landbouw en daarmee gelijk te stellen voorzieningen; k. het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een hoogte van ten hoogste 4 meter; l. het oprichten van gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstobjecten, allen geen gebouw zijnde tot een hoogte van ten hoogste 6 meter 154
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
m. geringe aanpassingen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling: 1. indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven; 2. voorzover de aanpassing niet buiten de betreffende bestemming wordt uitgevoerd en niet leidt tot overschrijding van de voorkeursgrenswaarde dan wel de hogere grenswaarde op enig geluidgevoelig object; n. het innemen van een standplaats zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening; o. het houden van terugkerende strijdige evenementen, onder de volgende voorwaarden: 1. een evenement mag per keer niet langer duren dan 2 weken; 2. een evenement mag niet vaker plaatsvinden dan 6 maal per kalenderjaar; 3. een evenement dat vaker in een jaar plaatsvindt, mag in totaal niet langer dan 30 dagen beslaan; 4. de opbouw en de afbraak van eventuele tijdelijke bouwwerken ten behoeve van een evenement moet plaatsvinden in een periode van niet meer dan 30 dagen; 5. het evenement mag niet tot gevolg hebben dat de gronden en/of opstallen na afloop van het evenement ongeschikt zijn voor gebruik conform de geldende bestemming. p. het gebruik van gronden als tijdelijk kampeerterrein voor mobiele kampeermiddelen ten behoeve van een evenement, dan wel ten behoeve van een groep met een gemeenschappelijk doel ten tijde van dit kamperen, zoals een schoolkamp, een familiekamp of een sport- of verenigingskamp; onder de volgende voorwaarden: 1. het kamperen vindt plaats in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober; 2. het kamperen, vindt verdeeld over ten hoogste 2 perioden, gedurende ten hoogste 10 al dan niet aaneengesloten dagen per jaar plaats; 3. buiten de kampeerperiode mogen geen kampeermiddelen op de gronden aanwezig zijn; 4. ontheffing wordt niet verleend voor gronden die zijn voorzien van de bestemming “Natuur” of een bestemming van een gelijke strekking. q. het exploiteren van een mini-camping, met dien verstande dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregel Kamperen, door burgemeester en wethouders van Slochteren vastgesteld op 10 juni 2008, waarin onder andere is gesteld: 1. dat ten hoogste 15 kampeerstandplaatsen aanwezig zijn; 2. dat deze uitsluitend worden gebruikt door mobiele kampeermiddelen; 3. dat het uitsluitend is toegestaan om kampeermiddelen in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober te plaatsen. 4. dat het niet is toegestaan om buiten de in sub b.3 genoemde periode kampeermiddelen op het terrein te stallen buiten de gebouwen. 5. dat sprake is van permanente bewoning bij de mini-camping ten behoeve van het toezicht; 6. de mini-camping binnen een straal van 200 meter van de (woon)bebouwing van de recreatieondernemer is gelegen. 7. dat de totale oppervlakte van het betreffende perceel minimaal 0,5 hectare bedraagt; 8. dat de afstand tussen kampeermiddelen en de gevels van woningen van derden tenminste 50 meter bedraagt; 9. dat sanitaire voorzieningen voor de recreanten aanwezig zijn. r. de hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 0,10 meter beneden peil; s. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 meter, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd; t. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
33.2
Voorwaarden aan de ontheffing a. Een ontheffing, zoals bedoeld in dit plan, mag slechts worden verleend als daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. het landschapsbeeld; 3. de woonsituatie; 4. de milieusituatie; 155
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
5. de verkeersveiligheid; 6. de sociale veiligheid; 7. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken. b. Burgemeester en wethouders kunnen bij de verlening van een ontheffing als bedoeld in 33.1 voorwaarden stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken teneinde en ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen. c. Burgemeester en wethouders kunnen bij de verlening van de ontheffing als bedoeld in 33.1 sub q de voorwaarde stellen om afschermende beplantingsranden met inheemse soorten aan te brengen;
156
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 34
Algemene wijzigingsregels
34.1
Wijzigingsbevoegdheid
34.1.1
Verkeer Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemmingen Agrarisch , Groen en Water wijzigen in de bestemming Verkeer - Wegverkeer of Verkeer - Verblijfsgebied ten behoeve van incidentele verbeteringen, passagemogelijkheden of infrastructurele aanpassingen van wegvakken en/of kruisingen.
34.1.2
Natuur Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemmingen Agrarisch , Groen en Water wijzigen in de bestemming Natuur.
34.1.3
Verwijderen functieaanduiding Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een functieaanduiding als bedoeld in 32.2.1monumentale boom van de verbeelding verwijderen indien blijkt dat in de werkelijke situatie de betreffende aanduiding geen planologische relevantie meer heeft.
34.1.4
Verwijderen gebiedsaanduiding Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een gebiedsaanduiding als bedoeld in 32.3.1geluidszone - industrie, 32.3.2geluidszone - weg, 32.3.3veiligheidszone bevi, 32.3.4veiligheidszone lpg, 32.3.6vrijwaringszone - molenbiotoop, 32.3.7vrijwaringszone straalpad geheel of gedeeltelijk van de verbeelding verwijderen indien blijkt dat in de werkelijke situatie de betreffende aanduiding geen planologische relevantie meer heeft.
34.2
Voorwaarden aan de wijziging Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden: 1. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad; 2. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie; 3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond; 4. de mate waarin de economische uitvoerbaarheid is aangetoond; 5. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
34.3
Procedureregels Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden worden de procedureregels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen, met dien verstande dat zienswijzen alleen door een belanghebbenden kunnen worden ingediend.
157
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Artikel 35 35.1
Algemene procedureregels
Ontheffingsprocedure Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing zoals opgenomen in deze regels, gelden de volgende procedureregels: a. het ontwerpbesluit wordt bekendgemaakt op de gebruikelijke manier (in het huis-aan-huisblad); b. na bekendmaking ligt het ontwerpbesluit met de daarbij behorende stukken gedurende 2 weken ter inzage; c. binnen de ter inzage termijn kunnen belanghebbende zienswijzen naar voren brengen; d. na de ter inzage termijn beslissen burgemeester en wethouders.
158
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Bijlagen bij de regels
159
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Bijlage 1
160
Staat van Bedrijven 2: Functiemenging
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Bijlage 2 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32.
161
Lijst vrije beroepen advocaat accountant-administratieconsulent acupuncturist alternatieve genezer bouwkundig architect belastingconsulent dierenarts (kleine huisdieren) fysiotherapeut gerechtsdeurwaarder grafisch ontwerper/ webdesigner huidtherapeut huisarts interieurarchitect juridisch adviseur kunstschilder/kunstenaar logopedist makelaar medisch specialist notaris oefentherapeut Cesar/Mensendieck organisatieadviseur orthopedagoog psycholoog raadgevend adviseur redacteur registeraccountant stedenbouwkundige tandarts tandarts-specialist (al dan niet beëdigd) tolk-vertaler tuin- en landschapsarchitect verloskundigenpraktijk
Bestemmingsplan Kleine Kernen (voorontwerp)
Bijlage 3 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32.
Lijst overige aan huis verbonden beroepen
autorijschool (geen theorie) bloemschikker computerservice (o.a. systeembouw/-analyse) decorateur fietsenreparateur (verkoop niet inbegrepen) fotograaf goud- en zilversmid glazenwasser hoedenmaker hondentrimmer instrumentenmaker kaarsenmaker kapper klompenmaker klussenbedrijf (geen be- en verwerkende activiteiten op het perceel) koeriersdienst (eigen rijder: ten hoogste 1 auto) lijstenmaker loodgieter meubelmaker muziekinstrumentenmaker nagelstudio/pedicure/manicure pottenbakker prothesemaker reisorganisatie (geen reisbureau met etalagefunctie) reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek/radio's-tv's/horloges etc.) schoonheidsspecialist schilder traiteur taxibedrijf (eigen rijder: ten hoogste 1 auto) tussenpersoon/commissionair zadelmaker hobbymatige activiteiten die qua aard en omvang vergelijkbaar zijn met bovengenoemde activiteiten (uitgezonderd agrarische activiteiten) 33. hobbymatige exposities en musea.
162