P
E T
O e r K n fe
Co 007 e r2 k j li be e d to n La ok 24
S E
B
O ntie
LANDELIJK PLATFORM GGz Mensen met psychische problemen leiden in Nederland nog altijd een kwetsbaar bestaan. Het Landelijk Platform GGz legt zich daar niet bij neer! Met gebundelde
WIE ZIJN WIJ? Het Landelijk Platform GGz is een koepel waarin achttien cliënten- en familieorganisaties in de geestelijke gezondheidszorg de handen ineen hebben geslagen: Anoiksis
Landelijke Federatie Ongebonden Schilvoorzieningen
Balans
Landelijke Stichting Ouders en Verwanten van Druggebruikers
Cliëntenbond in de GGz
Landelijke Stichting Zelfbeschadiging
Impuls
LPR, belangenorganisatie cliënten GGZ
Labyrint/In Perspectief
Nederlandse Vereniging voor Autisme
Stichting Borderline
Stichting Anorexia en Boulimia Nervosa
Voice
Stichting Landelijke Koepel Familieraden in de GGz
Ypsilon
Stichting Weerklank
Stichting Pandora
Vereniging voor Manisch-Depressieven en Betrokkenen
krachten zetten we ons in voor een sterkere positie en een beter leven van GGz-cliënten en hun familie. Zo werkt het Platform onder andere aan:
Een betaalbaar en toegankelijk ziektekostenstelsel.
Inkomensgelijkheid voor cliënten.
Passende woon- en leefomstandigheden.
Alternatieven voor drang en dwang.
Structurele financiering voor zelfhulp en lotgenotencontact.
Structurele financiering voor patiënten- en familieorganisaties.
Ruimere financiering voor mantelzorg, vrijwillige thuiszorg en respijtzorg.
Geneesmiddelenonderzoek met aandacht voor ervaringen van cliënten.
Goede begeleiding binnen het onderwijs.
Goede rechten voor TBS-cliënten.
Gelijktijdige behandeling van verslaving en GGz-problematiek.
Goede begeleiding en zorg voor kinderen en hun ouders.
Betere kansen op de arbeidsmarkt voor (ex-)cliënten.
Inzet van ervaringsdeskundigheid naast professionele expertise in alle fases
van het hulpverlenings- en re-integratieproces.
HOE WERKEN WIJ? Het Landelijk Platform GGz werkt onder het motto: samen waar mogelijk, met behoud van eigen identiteit. Dit betekent dat de achttien lidorganisaties gezamenlijk de koers van het Platform bepalen. Dit gebeurt tijdens de Algemene Ledenvergadering die twee keer per jaar plaatsvindt. Verder heeft het Platform vijf werkgroepen, waarin alle thema’s en acties worden voorbereid:
Werkgroep Zorgverzekeringen
Werkgroep Dwang en Drang
Werkgroep Mantelzorg
Werkgroep Werk en Inkomen
Werkgroep Kwaliteit van de Zorg
Het Platform is namens de lidorganisaties landelijk aanspreekpunt en gesprekspartner voor politici, ministeries, GGZ Nederland en andere koepels.
Word lid! Bent u een landelijke cliënten- of familieorganisatie op het gebied van de GGz? Sluit u dan aan bij het Landelijk Platform! Het Platform behartigt de belangen van uw leden en biedt u inhoudelijke en organisatorische ondersteuning. Meer weten? In een kennismakingsgesprek geven wij u graag meer informatie.
INLEIDING Op 1 januari 2008 heeft een belangrijke wijziging plaatsgevonden in het Nederlandse zorgstelsel. Alle ambulante vormen van geestelijke gezondheidszorg en het eerste jaar van klinische opname worden sinds die datum namelijk niet langer vanuit de AWBZ vergoed, maar vanuit de Zorgverzekeringswet.
WELKOMSTWOORD DOOR MARJAN TER AVEST (DIRECTEUR LPGGz)
Een technische herschikking van de geldstromen, zo lijkt het op het eerste gezicht. Maar in werkelijkheid is er meer aan de hand. Want met de wijziging hoopt de overheid een belangrijk mechanisme in de geestelijke gezondheidszorg te introduceren: marktwerking. Als cliënten zélf kunnen kiezen waar zij zich verzekeren, zo is het idee, zullen verzekeraars meer doen om die cliënten aan zich te binden en scherper gaan kijken naar de zorg die ze inkopen. Daarmee zal op den duur zowel de prijs, kwaliteit als effectiviteit van de zorg verbeteren. Om dit mechanisme daadwerkelijk in werking te laten treden, is het de bedoeling dat cliënten meer invloed gaan uitoefenen op de manier waarop zorg voor hen wordt ingekocht. En dat ze daarmee een volwaardige partij worden naast de andere twee partijen in het stelsel: de GGz-instellingen en de verzekeraars. Zorgvragers, zorgaanbieders en zorgfinanciers krijgen zo elk hun eigen rol: de zorgvragers geven aan welke zorg zij als beste ervaren, de zorgaanbieders stemmen hun diensten af op deze wensen, en de zorgfinanciers kopen alleen zorg in bij instellingen die hun cliënten optimaal bedienen. Zo creëren ze samen een cyclus van continue verbetering, waar alle partijen (inclusief de overheid en de belastingbetalende burger) baat bij hebben.
ZO’N 180 BELANGSTELLENDEN WAREN AANWEZIG OP DE CONFERENTIE
Tot zover de theorie. Want het mechanisme dat moet leiden tot een betere en scherper geprijsde geestelijke gezondheidszorg is op dit moment nog vooral een verborgen mechanisme. In de praktijk hebben individuele cliënten namelijk geen directe invloed op de zorg die voor hen wordt ingekocht: ze kunnen de inhoud van het basispakket niet zelf bepalen en kunnen evenmin rechtstreeks met de zorgverzekeraar om de tafel. Bovendien bestaat ‘dé GGz-cliënt’ alleen op papier: de groep mensen die gebruik maakt van de geestelijke gezondheidszorg bestaat uit een groot aantal verschillende individuen met zeer uiteenlopende wensen en behoeften. De cruciale vraag is dus: hoe kunnen cliënten en hun familieleden hun wensen collectief kenbaar maken? En wat zijn die wensen eigenlijk? Om een antwoord te geven op die vragen, is het Landelijk Platform GGz in januari 2007 het project ‘Op je tellen passen!’ gestart. Doel van dit project is om zo helder mogelijk te krijgen welke zorg er volgens cliënten en hun familieleden door de verzekeraars moet worden ingekocht. Daarnaast wil het project onderzoeken hoe deze wensen op de beste manier over het voetlicht kunnen worden gebracht.
DAGVOORZITTER RUUD KOOLEN
PAGINA 5
Om de eisen en wensen van cliënten en hun familieleden in kaart te brengen, heeft het Landelijk Platform GGz begin 2007 opdracht gegeven aan het Verwey-Jonker Instituut om een inventariserend onderzoek uit te voeren. Ook heeft het Platform in juni en juli 2007 dertien ‘consensusbijeenkomsten’ georganiseerd, waarop cliënten, familieleden en belangenorganisaties hun stem konden laten horen. De resultaten van deze inventarisatie zijn op 24 oktober jl. gepresenteerd en besproken op de landelijke conferentie ‘Beste Koop’. In deze brochure vindt u een overzicht van de resultaten die het project ‘Op je tellen passen!’ tot nu toe hebben opgeleverd. Zo treft u op pagina 8 een beknopte samenvatting aan van het rapport ‘Beste Koop’, waarin het Verwey-Jonker Instituut een aantal aanbevelingen doet om de inhoudelijke en praktische onderhandelingspositie van GGz-cliënten te versterken.Vervolgens vindt u vanaf pagina 11 een verslag van de conferentie ‘Beste Koop’. In dit verslag komen niet alleen de reacties van een aantal cliënten- en familieorganisaties aan bod, maar ook die van zorgaanbieders en verzekeraars. Op pagina 21 leest u ten slotte hoe het Landelijk Platform GGz de belangen van cliënten en hun familie ook in de toekomst zal blijven behartigen.
Een sterke onderhandelingspositie voor cliënten en hun familie is een absolute voorwaarde om de marktwerking in de geestelijke gezondheidszorg het gewenste effect te laten hebben. Want alleen als cliënten- en familieorganisaties een krachtige partij vormen naast zorgaanbieders en verzekeraars, kunnen ze werkelijk harde eisen stellen aan de zorg die voor hen wordt ingekocht. Om de positie van deze organisaties op de zorgmarkt te versterken, heeft de minister van VWS aanvullende gelden beschikbaar gesteld (het ‘Programma Zekere Zorg’ van het Fonds PGO). Of deze extra middelen voldoende zullen zijn, valt op dit moment moeilijk te voorspellen. Maar één ding is duidelijk: als cliënten- en familieorganisaties een serieuze onderhandelingspartner willen worden, dan moeten ze hun standpunten in ieder geval duidelijk en eensgezind zien te verwoorden. Met het onderzoek ‘Beste Koop’ heeft het Landelijk Platform GGz een eerste aanzet willen doen in die richting.
BESTE KOOP
Zorgverzekeraars die de juiste zorg inkopen bij de juiste instelling: dat is waar cliënten in de geestelijke gezondheidszorg volgens het Landelijk Platform GGz recht op hebben. De vraag is alleen: welke zorg is dat precies? Aan welke eisen moet die zorg voldoen? Om dat te bepalen, voerde het Verwey-Jonker Instituut in opdracht van het Landelijk Platform GGz een inventariserend onderzoek uit. In dit onderzoek deed het Verwey-Jonker Instituut allereerst een verdiepende studie en sprak het onder andere met cliënten- en familieorganisaties, zorgverzekeraars en brancheorganisatie GGZ Nederland.Vervolgens presenteerden de onderzoekers hun eerste aanbevelingen aan een groep inhoudelijke experts van het Platform en aan een groep zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Nadat dit voorbereidende werk was afgerond, was het de beurt aan de mensen om wie het allemaal draait: de cliënten en hun familie. GGz-TOUR Om deze mensen in staat te stellen hun wensen kenbaar te maken, organiseerde het Platform dertien landelijke en regionale ‘consensusbijeenkomsten’. Een belangrijke rol in deze ‘GGz-tour’ was weggelegd voor onderzoeker Steven Makkink van Stichting Kwadraad, die het project ‘Op je tellen passen’ inhoudelijk begeleidt. Mede dankzij zijn goede contacten met cliënten- en familieorganisaties werden de bijeenkomsten een groot succes. Zo kwamen enkele honderden mensen op de bijeenkomsten af en lieten maar liefst zeventien cliënten- en familieorganisaties hun stem horen. RIJKE OOGST “De bijeenkomsten verliepen bijzonder enerverend”, vertelt Rally Rijkschroeff, die het onderzoek namens het Verwey-Jonker Instituut leidde. “Zo bleek er een enorme behoefte aan informatie over het nieuwe zorgstelsel. Ook is er diepgaand gesproken over de inbreng die cliënten- en familieorganisaties in dit nieuwe stelsel kunnen hebben. Dit heeft allereerst geresulteerd in een bijstelling van de oorspronkelijke zorgstandaarden en leveringsvoorwaarden die we in overleg met het Platform hadden opgesteld. Daarnaast zijn er uit de bijeenkomsten veel voorstellen voortgekomen over hoe cliënten- en familieorganisaties invloed kunnen uitoefenen op het inkoopbeleid van de verzekeraars. Bovendien werden we overstelpt met talloze interventies die volgens de cliënten- en familieorganisaties thuishoren in het basispakket.” AANBEVELINGEN Nadat de ‘GGz-tour’ was afgerond en de resultaten met het Platform waren besproken, zijn de conclusies van het project ‘Op je tellen passen’ in september 2007 gebundeld in het rapport ‘Beste koop’. In dit rapport geeft het Verwey-Jonker Instituut een aantal adviezen waarmee cliënten- en familieorganisaties hun wensen beter op de zorgmarkt naar voren kunnen brengen. Deze aanbevelingen bestaan uit vijf categorieën: PAGINA 7
Standaarden voor de zorg die volgens cliënten- en familieorganisaties moet worden ingekocht. Leveringsvoorwaarden waaraan GGz-instellingen moeten voldoen als een verzekeraar zorg bij hen inkoopt. Instrumenten waarmee cliënten- en familieorganisaties het inkoopbeleid van verzekeraars kunnen beïnvloeden. Een convenant waarin het Landelijk Platform GGz met de VNG afspreekt wat elke gemeente aan cliënt- en familiegestuurde projecten moet realiseren. Een netwerkstrategie die lokale cliëntenorganisaties helpt hun krachten regionaal te bundelen.
STANDAARDEN Zorg waarin cliënten en hun familie centraal staan, verdient volgens het Landelijk Platform GGz sterk de voorkeur boven zorg waarin dat niet het geval is. Maar hoe kan die zorg een vaste plaats veroveren in het basispakket? Op basis van de gesprekken met zijn achterban concludeert het Platform dat er in elk geval drie soorten zorg thuishoren in de basispolis van iedere verzekeraar: Standaard 1 Zorg op basis van ervaringsdeskundigheid (lotgenotencontact en zelfhulp). Standaard 2 Zorg waarin aandacht is voor continuïteit (preventie en nazorg). Standaard 3 Cliënt- en familiegestuurde zorg (onafhankelijke informatie en wegwijsfunctie). LEVERINGSVOORWAARDEN Bovenstaande standaarden geven aan welke zorg verzekeraars volgens het Platform zouden moeten inkopen. Maar bij welke instelling moeten ze dat dan doen? Om dat te bepalen, heeft het Platform drie leveringsvoorwaarden opgesteld waaraan GGz-instellingen altijd moeten voldoen als een verzekeraar bij hen zorg inkoopt: Leveringsvoorwaarde 1 De instelling heeft ervaringskennis en ervaringsdeskundigheid vanuit het cliënten- en familieperspectief in huis en past die ook toe. Leveringsvoorwaarde 2 De instelling biedt informatie en keuzevrijheid. Leveringsvoorwaarde 3 De instelling werkt aan kwaliteitsverbetering op basis van de wensen van cliënten en hun familie. INSTRUMENTEN OM ZORGINKOOP TE BEÏNVLOEDEN Met de zorgstandaarden en leveringsvoorwaarden hebben cliënten- en familieorganisaties duidelijke richtlijnen in handen waarmee ze de zorginkoop van verzekeraars kunnen beoordelen. Maar hoe zorgen ze ervoor dat de verzekeraars ook daadwerkelijk volgens die richtlijnen gaan werken? Met andere woorden: hoe kunnen ze het inkoopbeleid van verzekeraars concreet beïnvloeden? Het Verwey-Jonker Instituut reikt daarvoor vier instrumenten aan:
Eigen GGz-inkoopgids Het Platform heeft in zijn onderhandelingen met verzekeraars een eigen GGz-inkoopgids paraat met meer dan 300 interventies waarin het cliënten- en familieperspectief centraal staat (zoals lotgenotencontact, rehabilitatie, zelfhulp, herstel en inzet van ervaringsdeskundigheid). Eigen standaarden Het Platform gaat de zorginkoop van verzekeraars beïnvloeden door hen te voorzien van de eerder genoemde zorgstandaarden en leverings voorwaarden. Eigen keurmerk Het Platform kan een keurmerk verlenen aan zorgverzekeraars die de standaarden en leveringsvoorwaarden van het Landelijk Platform GGz gebruiken. Handreiking Het Platform stelt een handreiking op die cliënten- en familieorganisaties kunnen gebruiken in hun onderhandelingen met verzekeraars om behandelingen gefinancierd te krijgen waar zij achter staan. CONVENANT Het Landelijk Platform GGz hoopt van harte dat de standaarden en leveringsvoorwaarden cliënten- en familieorganisaties zullen helpen hun wensen duidelijk kenbaar te maken. Tegelijkertijd realiseert het Platform zich dat cliënten en hun belangenbehartigers voor een ingewikkelde opgave staan. Want in de praktijk moeten ze sinds 1 januari 2008 onderhandelen met drie partijen: Met de landelijke overheid voor het deel van de geestelijke gezondheidszorg dat uit de AWBZ betaald wordt. Met de zorgverzekeraars voor het deel van de geestelijke gezondheidszorg dat uit de Zorgverzekeringswet betaald wordt. Met de gemeenten voor het deel van de geestelijke gezondheidszorg dat uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) betaald wordt. Vooral dat laatste kan problemen opleveren, want in totaal telt Nederland maar liefst 443 gemeenten. Bovendien spelen ook de landelijke overheid en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) bij de invulling van de Wmo een rol. Daarom wil het Landelijk Platform GGz een convenant afsluiten met de VNG, waarin staat wat elke gemeente aan cliënt- en familiegestuurde projecten moet realiseren. Cliënten- en familieorganisaties kunnen de gemeente bewegen om bepaalde dienstverlening (zoals lotgenotencontact, voorlichting, rehabilitatie of psycho-educatie) in het collectieve contract op te nemen. Dat contract sluiten ze toch al af voor uitkeringsgerechtigden met de verzekeraar. De regionale cliëntenorganisaties van het Landelijk Platform GGz overleggen met de (centrum)gemeenten over een goede samenhang tussen de Zorgverzekeringswet, AWBZ en Wmo.
PAGINA 9
NETWERKSTRATEGIE Met dit model zijn nog niet álle onderhandelingen afgedekt. Zorgverzekeraars opereren namelijk door het hele land, waardoor in elke regio meerdere verzekeraars actief zijn. Lokale cliënten- en familieorganisaties kunnen verzekeraars, GGz-instellingen en gemeenten dus alleen effectief aanspreken als ze ook regionaal de handen ineenslaan. Daarvoor kunnen ze de volgende ‘netwerkstrategie’ gebruiken: Eén aanspreekpunt Cliënten- en familieorganisaties bundelen hun krachten op regionaal niveau, zodat er één aanspreekpunt ontstaat voor de zorgverzekeraars. Eén regionaal pakket Cliënten- en familieorganisaties kunnen samen een pakket aan voorstellen uitwerken en dat bespreken met de verzekeraars in hun regio. Het Landelijk Platform GGz kan hierin een coördinerende rol vervullen, bijvoorbeeld door bij te dragen aan informatie-uitwisseling tussen de verschillende regio’s. GGz-inkoopgids Regionale cliënten- en familieorganisaties kunnen de GGz-inkoopgids van het Platform gebruiken bij hun onderhandelingen met regionale verzekeraars, gemeenten en zorgaanbieders. Richtlijnen cliëntenraden Het Platform kan de ervaringen van cliëntenraden bij de zorginkoop beschrijven in richtlijnen. Cliëntenraden die deelnemen aan de onderhandelingen van hun Raad van Bestuur met de zorgverzekeraar, kunnen daar hun voordeel mee doen.
CONFERENTIE ‘BESTE KOOP’ re a c ties van lidorganisaties Cliënten- en familieorganisaties willen dat verzekeraars de juiste zorg inkopen, dat de aanvullende verzekeringen betaalbaar blijven en dat belangrijke zaken als zelfhulp en ervaringsdeskundigheid behouden blijven. In het rapport ‘Beste Koop’ heeft het Verwey-Jonker Instituut een aantal aanbevelingen gedaan om dit te realiseren. Hoe reageerde de achterban op dit rapport? En wat vonden verzekeraars en zorgaanbieders ervan? Om die mening te polsen, organiseerde het Landelijk Platform GGz op 24 oktober jl. een landelijke conferentie voor cliënten, familieleden, ervaringsdeskundigen, zorgaanbieders, verzekeraars, beleidsmakers en andere betrokkenen.
HET ‘OLIFANTJE’ Welke zorg moet volgens cliënten en familieleden door de verzekeraars worden ingekocht? Dat deze vraag op verschillende manieren kan worden beantwoord, bleek wel uit de dertien ‘consensusbijeenkomsten’. Voor, tijdens en na deze bijeenkomsten kwamen de cliënten- en familieorganisaties namelijk niet alleen met talloze bruikbare onderhandelingsadviezen, maar tipten ze ook ruim 300 ‘interventies’ (behandelingen) die volgens hen in het nieuwe stelsel gefinancierd moeten worden. Vanwege het razende tempo waarmee deze inkoopgids bleef groeien, kreeg het al snel de bijnaam ‘het olifantje’. Op de conferentie ‘Beste Koop’ op 24 oktober jl. presenteerde Rally Rijkschroeff de inmiddels 726 pagina’s tellende gids aan Liesbeth Reitsma, vicevoorzitter van het Landelijk Platform GGz. Het ging overigens om een papieren prototype, want alle interventies zijn opgeslagen in een database die in de toekomst op de website van het Platform te vinden zal zijn. In deze database kunnen cliënten en familieleden onder andere zoeken naar interventies voor een specifieke diagnose (zoals depressieve stoornissen of angststoornissen) of voor een specifieke doelgroep (zoals kinderen of partners). Het is de bedoeling dat de lidorganisaties deze database voortdurend actueel houden, zodat jaarlijks een GGz-inkoopgids kan worden samengesteld.
De bijeenkomst vond plaats in het statige Ottone, een voormalige kerk aan de historische Kromme Nieuwegracht in Utrecht. Wie zijn oor tussen de vele neoklassieke zuilen te luisteren legde, viel meteen één ding op: de deelnemers waren sterk onder de indruk van al het werk dat het Platform, zijn lidorganisaties en het Verwey-Jonker Instituut hebben verzet. Maar er waren ook tekenen van ongerustheid. Veel cliënten- en familieorganisaties vrezen namelijk dat de actieve onderhandelingsrol die van hen in het nieuwe stelsel wordt verwacht, eigenlijk te veel gevraagd is. Vooral het onderhandelen met meerdere partijen – het ‘schaken op meerdere borden’ – zien veel organisaties met weinig vertrouwen tegemoet, simpelweg omdat ze er de capaciteit niet voor hebben. STELLING NEMEN In haar openingswoord benadrukte Marjan ter Avest, de kersverse directeur van het Platform, hoe belangrijk het is dat cliënten- en familieorganisaties toch hun stem laten horen. Die boodschap was niet aan dovemansoren gericht, want haar strijdlustige woorden “Vandaag is een dag waarop wij als cliënten en familieleden stelling nemen”, werden met groot applaus ontvangen. Zelf voegde Ter Avest direct de daad bij het woord. Want hoewel ze betreurde dat minister Klink van VWS niet aanwezig kon zijn om het rapport ‘Beste Koop’ in ontvangst te nemen, beloofde ze zeker nog met de minister in gesprek te zullen gaan.
Cliënten- en familieorganisaties kunnen die gids vervolgens inzetten in hun onderhandelingen met verzekeraars, gemeenten en zorgaanbieders. PAGINA 11
REACTIE LABYRINT/IN PERSPECTIEF Na het openingswoord van Ter Avest en de presentatie van ‘Beste Koop’ door Rally Rijkschroeff van het Verwey-Jonker Instituut, kregen vier lidorganisaties van het Platform de gelegenheid om kort op het rapport te reageren. Als eerste nam Margriet Mannak van Labyrint/In Perspectief het woord, een stichting die zich inzet voor familieleden, vrienden, collega’s en buren van mensen met psychische of psychiatrische problemen. In haar lezing liet Mannak in de eerste plaats weten zeer tevreden te zijn over de manier waarop de familieorganisaties bij de totstandkoming van het rapport zijn betrokken: “Er is goed rekening gehouden met onze inbreng.” Ook zei ze blij te zijn dat er nu een document op tafel ligt waarin alle aanbevelingen helder op een rijtje staan. “Hopelijk”, zo voegde ze eraan toe, “wordt de GGz nu eindelijk eens serieus genomen. Zo’n dik rapport wil nog wel eens helpen om indruk te maken.” Om de onderhandelingspositie van cliënten- en familieorganisaties te versterken, vindt Mannak het een goed idee als deze organisaties hun krachten regionaal proberen te bundelen en gezamenlijk het gesprek aangaan met de verzekeraars. “Als lid van de begeleidingsgroep juich ik deze aanbeveling van het Platform van harte toe. Al voorzie ik als secretaris van een kleine landelijke organisatie met vrijwilligers in de regio wel een paar problemen. Onze vrijwilligers zijn namelijk lang niet altijd in staat om samen met andere organisaties regionaal overleg te voeren. Het is niet dat ze dat niet willen, maar de kennis ontbreekt nog wel eens. Bovendien ligt hun prioriteit vooral bij het lotgenotencontact en de ondersteuning van familieleden. Dus deze aanbeveling zal volgens mij moeilijk zijn uit te voeren. Sowieso zijn alle zaken omtrent inkoop en indicatie voor veel vrijwilligers erg moeilijke kost. Daarom zouden we graag zien dat er een korte, overzichtelijke omschrijving van deze zaken komt, zonder al te veel moeilijke taal en uitweidingen.” REACTIE NVA Nadat dagvoorzitter Ruud Koolen aan Rally Rijkschroeff de uitspraak had weten te ontlokken dat hij voor zo’n beknopte samenvatting zou gaan zorgen, trad Henny Vermolen van de Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA) naar voren. Ook zij opende haar presentatie met een compliment aan de opstellers van het rapport. “Het is een solide onderbouwd stuk, dat goed duidelijk maakt wat ons de komende jaren op verzekeringsgebied te wachten staat. Ook bevat het goede voorstellen en wordt het afgesloten met korte en heldere conclusies. Kortom: het rapport beschrijft op een heldere manier wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn als het gaat over de manier waarop cliënten- en familieorganisaties de zorginkoop kunnen beïnvloeden.” Na deze lovende woorden sprak Vermolen echter ook enkele zorgen uit. De kern hiervan was dat veel van de partijen waarmee de NVA straks moet gaan onderhandelen, nog erg onbekend zijn met het fenomeen autisme. “Hoewel 1% van de Nederlandse bevolking autisme heeft en dat aantal sterk groeiende is, heerst er nog heel veel onwetendheid. Dat geldt niet alleen voor het Nederlandse volk in het algemeen, maar ook voor gemeentebesturen, GGz-zusterorganisaties en verzekeraars. Die onbekendheid met autisme, vooral op lokaal en regionaal niveau, maakt het lastig om op een goede manier onderhandelingen te kunnen voeren. Bovendien is de NVA
niet regionaal, maar provinciaal georganiseerd. Wij vragen ons dus af hoe we onze wensen op regionaal niveau naar voren kunnen brengen.” Om de bekendheid met autisme te bevorderen, zou Vermolen graag zien dat ‘aanwezigheid van deskundigheid bij zorgaanbieders’ als extra leveringsvoorwaarde aan de aanbevelingen zou worden toegevoegd. “In plaats van de drie leveringsvoorwaarden die het Platform voorstelt, zou de NVA dus graag vier leveringsvoorwaarden willen hanteren. Want de aanwezigheid van voldoende deskundigheid bij GGz-instellingen is natuurlijk een absolute voorwaarde om zorg op de juiste manier te kunnen verstrekken.” REACTIE ANOIKSIS De derde spreker die op het rapport reageerde, was Maarten Muis van Anoiksis, de vereniging van mensen met een schizofrene of psychotische stoornis. Hij opende zijn presentatie met een belangrijke vraag: is het complexe thema van de zorgfinanciering eigenlijk niet een maatje te groot voor een vereniging van schizofreniepatiënten? “Natuurlijk zet onze vereniging zich in voor goede zorg”, zei Muis, “met name voor de chronische patiënten die zich moeilijk kunnen profileren als ‘marktpartij’. Ook verheffen we onze stem als er weer eens plannen zijn voor bijvoorbeeld een verplichte eigen bijdrage en er ten onrechte vanuit gegaan wordt dat alle ‘zorgvragers’ kunnen calculeren. Maar we hebben weinig mogelijkheden om de belangen van onze leden direct bij de zorgverzekeraars te behartigen. Ook kan Anoiksis moeilijk een officiële aanbieder van interventies zijn, al doen we in sommige instellingen wel psycho-educaties.” “De aard van onze ziekte, de negatieve symptomen zoals initiatiefverlies en ook het soms weer oplaaien van een psychose, maken het moeilijk om de continuïteit van onze vereniging te garanderen”, gaf Muis aan. “Daarom lijken de aanbevelingen in het rapport, zoals de zorgstandaarden, de leveringsvoorwaarden en het slimme overlegmodel, op het eerste gezicht voor onze vereniging echt een maatje te groot.” Hoewel Muis dus een beperkte rol voor Anoiksis ziet weggelegd in de directe onderhandelingen met verzekeraars en zorgaanbieders, liet hij weten dat zijn vereniging wel degelijk ideeën heeft over de voorwaarden waaraan GGz-instellingen zouden moeten voldoen. “Vooral een goede bejegening en inspraak in wat goede zorg is vinden we belangrijk. Ook zullen we blijven ijveren voor een integrale aanpak van de ziekte schizofrenie, waarin naast het medische aspect ook zaken als wonen, sociale activering, dagbesteding en inkomen worden aangepakt. Anoiksis is lid geworden van het Landelijk Platform omdat we ‘via via’ ook in de hogere regionen van het overleg ons geluid willen laten doorklinken, bijvoorbeeld op een dag als vandaag. Maar verwacht niet te snel dat al onze leden zich als bewuste consumenten kunnen opstellen richting de verzekeraars. Want als je in een psychotische toestand verkeert, is de aard van je ziektekostenverzekering wel het laatste waar je je druk om maakt.” REACTIE LSOVD Hylke van Zwol, voorzitter van de Landelijke Stichting Ouders en Verwanten van Druggebruikers (LSOVD) en lid van de Werkgroep ‘Kwaliteit van de Zorg’ van het Landelijk
PAGINA 13
Platform GGz, sloot zich grotendeels bij de woorden van Muis aan. Hij opende zijn presentatie met “complimenten aan het Platform voor dit initiatief, met name aan vicevoorzitter Liesbeth Reitsma die de motor hierachter is geweest” en sprak zijn bewondering uit voor “het uitstekende rapport ‘Beste Koop’”. Maar vervolgens uitte hij stevige kritiek op het nieuwe zorgstelsel. Zo noemde hij dat stelsel “een ontplofte fragmentatiebom van minstens 582 stukjes (443 gemeenten, 31 verzekeraars en 108 zorgaanbieders), waarbij de cliënten en hun naasten de scherven bij elkaar mogen vegen. Daartoe zijn ze niet of nauwelijks toegerust. Ze moeten smeken om tijdelijk een veger en blik en een tube driecomponentenlijm te mogen aanschaffen om nog iets van een antwoord op hun zorgvraag gerealiseerd te zien. Het wordt voor de klant pompen of verzuipen, redden wat er nog te redden valt. Dit alles om de GGz goedkoper te maken en optimale keuzevrijheid mogelijk te maken volgens het aloude liberale uitgangspunt: het marktmechanisme lost alle problemen op.” “Om die markt goed te laten functioneren”, zei Van Zwol, “bewaken de Nederlandse Zorgautoriteit en de Nederlandse Mededingingsautoriteit de boel economisch. Maar ze letten niet of nauwelijks op de gevolgen voor de zwakkere individuele cliënt. Het nieuwe stelsel vereist intelligente, calculerende en draagkrachtige verzekerden die zowel individueel als collectief goed voor hun rechten op kunnen komen. Helaas is dat maar een deel van de Nederlandse bevolking. GGz-cliënten, verslaafden en mensen met meerdere diagnoses behoren hier meestal niet toe en hebben vaak ook geen aanvullende verzekering.” Daarom pleitte Van Zwol voor de introductie van een extra ‘sociale controlefunctie’ in het systeem: een soort ombudsman aan wie cliënten feedback kunnen geven en die eventuele misstanden kan opheffen. Ook zou Van Zwol het een goed idee vinden als het Landelijk Platform GGz de kwaliteit van de zorg steekproefsgewijs zou gaan onderzoeken. “Dit zou moeten gebeuren door onafhankelijke teams van ervaringsdeskundige (ex-)cliënten, ervaringsdeskundige naastbetrokkenen en een ervaren behandelaar. De rapportages van die teams zouden dan bijvoorbeeld kunnen leiden tot het al of niet toekennen van een extra ster bij het keurmerk van het Platform, of zelfs tot weigering of intrekking van dat keurmerk.” “Wil je cliënten en familie als derde partij serieus nemen”, zo sloot Van Zwol zijn presentatie af, “dan moet je ze voldoende toerusten om die rol echt te kunnen spelen. Je mag ze niet afhankelijk maken van wat toevallig in het Fonds PGO beschikbaar is of van sporadische extra’s die onder politieke druk worden verstrekt (zoals de ‘Hannie van Leeuwengelden’). Met name het Landelijk Platform, maar ook de individuele cliënten- en familieorganisaties zullen structureel voldoende moeten worden toegerust om in de onderhandelingen een echt tegenwicht te kunnen vormen en te voorkomen dat zij de ‘excuustruus’ van het nieuwe stelsel worden.”
DE VELE BIJDRAGEN UIT DE ZAAL ZORGEN VOOR EEN LEVENDIGE DISCUSSIE
CONFERENTIE ‘BESTE KOOP’ reacties van zorgaanbieders en zorgverzekeraars
Onbekend maakt onbemind. Met die gedachte in het achterhoofd vroeg het Landelijk Platform GGz niet alleen zijn eigen achterban, maar ook twee zorgverzekeraars en drie zorgaanbieders hun licht op het rapport ‘Beste Koop’ te laten schijnen. Ook de landelijk projectleider van het project DBC GGz en de inspecteur geestelijke gezondheidszorg gaven kort een reactie. “Wat geweldig dat het cliëntenperspectief vandaag zo sterk op de voorgrond wordt geplaatst!” Paul Lamers, inspecteur geestelijke gezondheidszorg, liet aan het begin van zijn presentatie duidelijk merken dat hij het initiatief van het Landelijk Platform GGz een warm hart toedraagt. “Het cliëntenperspectief”, zei hij, “is samen met onder andere veiligheid en effectiviteit een heel belangrijk criterium bij het beoordelen van de zorgkwaliteit. Voor ons als inspectie is het daarom erg prettig dat we met één koepel kunnen spreken waarin alle belangen vertegenwoordigd zijn.” “De afgelopen jaren”, zo stelde Lamers, “is de geestelijke gezondheidszorg steeds transparanter geworden. Langzaam maar zeker wordt steeds helderder wat er allemaal aan interventies aangeboden wordt, wat de kwaliteit en kosten van die interventies zijn en wat cliënten van GGz-instellingen mogen verwachten. Maar de keerzijde van die transparantie is dat de GGz ook technocratische kenmerken kan gaan vertonen. Het indelen van de zorg in declarabele handelingen volgens de DBC-methodiek levert bijvoorbeeld veel inzichten op, maar uiteindelijk gaat het natuurlijk om de zórg die geboden wordt. Hetzelfde geldt voor de neiging om alles te willen certificeren. Op zich is dat een mooi streven, maar certificering kan ook verworden tot een nietszeggende, lege huls. Zoals op een vliegveld in India waar ik laatst was: bij de ingang prijkte een prachtig certificaat met gouden letters, maar in de terminals was het een enorme chaos. Zaken helder op papier zetten heeft zeker zijn waarde, maar tegelijkertijd hoop ik dat de dynamiek tussen zorgvrager en zorgverlener behouden blijft. De menselijke wisselwerking blijft cruciaal.”
PAGINA 15
In zijn presentatie herinnerde Lamers de aanwezigen aan de eed van Hippocrates, waarmee artsen al 2.400 jaar de gelofte doen het belang van hun cliënt altijd voorop te zullen stellen. “De laatste tijd”, zo stelde Lamers, “wint de cultuur van ‘kort, vlug en snel’ steeds meer terrein. Hierdoor loopt de GGz het risico te ‘verschralen’. Als cliënten- en familieorganisaties vervult u een hele goede rol om dit te voorkomen. Mijn advies is dan ook: blijf de prestaties van zorginstellingen met vereende krachten nauwlettend volgen. De aanbevelingen uit ‘Beste Koop’ kunnen u daarbij zeker helpen. Al dacht ik wel toen ik het rapport las: ‘Wat bent u ambitieus, wat wilt u veel!’ Mijn advies is daarom: durf te kiezen. Probeer niet alles op uw schouders te nemen, maar laat de verzekeraars en zorgaanbieders simpelweg weten wat u echt het belangrijkst vindt. Als u zo op een paar punten resultaten kunt boeken, is dat al heel mooi. Hou uw bijdrage binnen realistische proporties, zoek zoveel mogelijk de samenwerking en maak deze conferentie de eerste van vele. En uiteraard: schakel de inspectie in als u vindt dat dit nodig is.” REACTIE PROJECTLEIDER DBC GGz Ook Marleen van Amersfoort, vicepresident van Capgemini Gezondheidszorg en in opdracht van VWS al vijf jaar landelijk projectleider van het project DBC GGz, begon haar presentatie met de mededeling dat zij het initiatief van het Landelijk Platform enorm toejuicht: “De tijd is er rijp voor.” Net als Lamers constateerde Van Amersfoort echter dat de lidorganisaties van het Platform erg veel initiatieven op hun schouders nemen. “Eigenlijk vragen zij zichzelf precies hetzelfde af als de zorgverzekeraars: hoe bepaal ik wat goede zorg is? Toch zie ik in het rapport heel veel aandacht voor de versterking van de onderhandelingsmacht van cliënten. Om die macht te vergroten, moeten ze allerlei initiatieven ontwikkelen los van de andere partners in de zorg. Daarmee komt het op mij over als erg ‘wij-zij’. Als het niet lukt, zijn ‘wij’ gefrustreerd (er wordt ook nooit naar ons geluisterd…) en hebben ‘zij’ het gedaan. Terwijl ik ervan overtuigd ben dat je heel veel invloed kunt winnen door gebruik te maken van de kracht van de ander. Bovendien denk ik dat de positie van de cliëntenbeweging veel sterker is dan ze zelf beseft. Ze hoeft zich niet meer te bewijzen als gesprekspartner, maar is gewoon gesprekspartner. Daarom zou ik het een goed idee vinden als cliënten- en familieorganisaties zich niet te veel zouden fixeren op het vergroten van hun macht door allerlei dingen zelf te gaan doen, maar zich vooral zouden richten op het gebruiken van de macht die ze al hebben.” “Wanneer je handelt vanuit eigen kracht”, zo redeneerde Van Amersfoort, “zijn er wellicht meerdere wegen die naar Rome leiden. Het lijkt mij bijvoorbeeld uitermate interessant voor patiëntenverenigingen om analyses uit te voeren op de DBC-gegevens. Zorgverzekeraars vinden dat ook heel interessant. Waarom zouden die twee partijen dan niet samen optrekken? Hetzelfde geldt voor de ontwikkeling van een GGz-inkoopgids. Dat het Platform een eigen inkoopgids heeft opgesteld is natuurlijk prima. Maar is het niet beter om de huidige in- en verkoopgids van Zorgverzekeraars Nederland en GGZ Nederland volgend jaar aan te vullen met interventies vanuit cliënten- en familieperspectief? Als je het inkoopgedrag van zorgverzekeraars wilt beïnvloeden, lijkt mij dat veel sneller, makkelijker en goedkoper. Bovendien weet je dan 100% zeker dat je wensen werkelijk op het bureau van elke verzekeraar komen te liggen.”
REACTIE ZORGVERZEKERAARS Ook Anouk Mateijsen van Agis en Angelique Moonen van UVIT (waarin Univé,VGZ, IZA en TRIAS op 1 januari 2007 zijn gefuseerd), benadrukten in hun gezamenlijke presentatie het belang van een goede samenwerking tussen cliënten- en familieorganisaties enerzijds en zorgverzekeraars anderzijds. Daarnaast hadden ze goed nieuws, want beide verzekeraars zijn volgens hen continu bezig om de kwaliteit van de zorg in overleg met de GGz-instellingen te verbeteren. “Natuurlijk zijn we er nog niet”, gaf Mateijsen aan. “Maar juist daarom is het zo belangrijk dat cliënten- en familieorganisaties en verzekeraars met elkaar in gesprek blijven. Alleen mét elkaar kunnen we tot verbeteringen komen.” “Maar hoe weet je nu als cliënt of je goede zorg krijgt?”, wilde dagvoorzitter Ruud Koolen weten. “Die vraag beantwoordt het rapport zelf ook niet”, antwoordde Mateijsen. “Maar het gaat erom dat alle wensen op tafel komen te liggen. Wij als verzekeraars hebben daarvoor de input nodig van cliënten- en familieorganisaties. En die organisaties moeten op hun beurt weer te rade gaan bij hun leden.” Zowel Mateijsen als Moonen zeiden blij te zijn dat de lidorganisaties van het Platform hun wensen ten aanzien van de zorginkoop in het rapport ‘Beste Koop’ op een rijtje hebben gezet. Agis heeft – als lid van de klankbordgroep – een deel van de zorgstandaarden en leveringsvoorwaarden uit het rapport inmiddels al overgenomen, liet Mateijsen weten. En ook UVIT besteedt volgens Moonen veel aandacht aan kwaliteit vanuit het cliëntenperspectief, bijvoorbeeld door te eisen dat ervaringsdeskundigheid aanwezig is in de ACT-teams. Mede daarom is Moonen erg benieuwd naar ‘het olifantje’, de gids met 300 interventies die volgens de deelnemers aan de ‘consensusbijeenkomsten’ thuishoren in het basispakket. “Of UVIT die interventies gaat inkopen kan ik nu nog niet zeggen”, zei Moonen, “want ik ken de inhoud nog niet. Maar we zullen ‘het olifantje’ zeker aandachtig bestuderen.” Ook in de rest van hun presentatie spraken de verzekeraars geruststellende woorden. “Ik begrijp dat veel cliënten- en familieorganisaties onzeker zijn over de veranderingen die op hen afkomen en over de nieuwe rol die per 1 januari van hen wordt verwacht”, zei Moonen. “Maar die onzekerheid is volgens mij helemaal niet nodig. Mijn advies is: gebruik gewoon de kennis die je al hebt.” Ook Mateijsen verzekerde de aanwezigen op de conferentie dat ze zich niet nodeloos ongerust hoeven te maken. “GGz-cliënten hoeven bij Agis bijvoorbeeld niet bang te zijn dat ze geweigerd worden voor een aanvullende verzekering. Ook belangrijk om te melden is dat er in 2008 nog geen concurrerend onderscheid zal zijn in de zorginkoop van de verschillende verzekeraars. 2008 is namelijk een overgangsjaar.” REACTIE GGz NOORD HOLLAND NOORD Een stuk minder positief over de stelselwijziging was Remmers van Veldhuizen, psychiater en directeur Zorgontwikkeling bij GGz Noord Holland Noord. “De stelselwijziging belooft voor de GGz niet veel goeds. Ik vind het ontzettend jammer dat de AWBZ wordt verlaten. Want in die regeling waren de rechten van kwetsbare mensen met een langdurige begeleidings- en behandelingsbehoefte duidelijk vastgelegd. Nu kan het gebeuren dat die mensen moeten
PAGINA 17
aankloppen bij wel vijf verschillende loketten: de AWBZ, de Zorgverzekeringswet, de Wmo, het PGB en de WIA. Daardoor lopen ze veel meer het risico dat ze voor een gesloten deur komen te staan.” Dat een deel van de geestelijke gezondheidszorg is overgeheveld van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet, zei Van Veldhuizen aan de ene kant wel te begrijpen. “Niet alleen omdat de AWBZ om allerlei redenen ‘onhoudbaar’ was geworden, maar ook omdat de bulk van de GGz bestaat uit kortdurende zorg die zo effectief is dat andere medisch specialisten er nog een puntje aan kunnen zuigen. Dus vanuit dat perspectief is het eigenlijk logisch dat de kortdurende zorg nu in de Zorgverzekeringswet wordt opgenomen. En voor die kortdurende zorg zou de marktwerking misschien ook best kunnen werken. Maar in de langdurende GGz gaat dat volgens mij heel verkeerde impulsen geven. Langdurende GGz is namelijk erg afhankelijk van goede continuïteit en hechte zorgketens. Dat kun je niet organiseren met concurrentie en marktwerking. Bovendien is langdurende zorg, vooral buiten het ziekenhuis, heel gemakkelijk af te romen. Kijk maar naar de thuiszorg, waar huisbezoeken elke keer weer ietsje korter worden. Daarom ben ik absoluut geen voorstander van marktwerking.” Wat vindt Van Veldhuizen van het rapport ‘Beste Koop’? In zijn reactie sprak hij allereerst zijn bewondering uit voor de manier waarop het Landelijk Platform GGz “deze razend ingewikkelde problematiek uiteen heeft gerafeld”. Hiermee heeft het Platform volgens hem “laten zien een serieuze gesprekspartner te zijn”. Maar tegelijkertijd vroeg hij zich ook af of ervarings- en familiedeskundigheid in de zorgstandaarden en leveringsvoorwaarden niet ál te centraal staan. “Zou het niet goed zijn als deze standaarden ook aansluiten bij de professionele standaarden voor de zorg? En moeten de drie standaarden niet meer aandacht schenken aan ‘evidence based’ behandeling? Af en toe lijkt het erop dat het rapport de cliënt en zijn familie als de belangrijkste zorgaanbieder beschouwt. Maar als die een eigen keurmerk, eigen ondersteuners en eigen indicatiestellers krijgen, kost dat extra geld dat uiteindelijk alleen maar af zal gaan van de directe zorg.” Ook met het overlegmodel dat in het rapport wordt voorgesteld, was Van Veldhuizen niet onverdeeld gelukkig. “Wat u wilt met de gemeenten, begrijp ik. Dat had wat mij betreft zelfs nog wat steviger neergezet mogen worden. Maar het geadviseerde overlegmodel met de verzekeraars baart mij zorgen. Het gaat opnieuw teveel over cliënt- en familiegestuurde zorg, terwijl we in de onderhandelingen met de verzekeraars gewoon voldoende geld moeten binnenhalen voor evidence based behandelingen. Daarmee kom ik op mijn centrale vraag: hoe wil het Platform gaan samenwerken met de zorginstellingen? In het rapport staan daarvoor niet veel aanknopingspunten. Het Platform zoekt schijnbaar meer de coalitie met de verzekeraars om iets af te dwingen dan met de hulpverleners. Die sfeer van afstand in het rapport baart mij grote zorgen. Het is de Hollandse psychiatrische ziekte: op de een of andere manier staan hulpverleners en cliënten en familie altijd weer recht tegenover elkaar, terwijl we juist sámen moeten optrekken. In diabetesverenigingen is het ondenkbaar dat patiënten alleen maar vragen om ervaringsdeskundigheid en niet om evidence based behandeling. Zo moet het mijns inziens ook worden in de GGz: een gezamenlijk front van professionals, cliënten en familie die samen opkomen voor adequate financiering, zónder de klassieke tegenstellingen.”
REACTIE ROADS Ook Ed van Hoorn, lid van de Raad van Bestuur van Roads, pleitte voor een adequate financiering. Maar hij vroeg daarbij vooral aandacht voor cliëntgestuurde initiatieven. Zoals zijn eigen organisatie, die mensen met een psychisch probleem helpt een volwaardige plek in de samenleving te vinden en daarbij zo min mogelijk onderscheid maakt tussen hulpverleners enerzijds en ervaringsdeskundigen anderzijds. “Op alle niveaus hebben we ervaringsdeskundigen in huis”, vertelde Van Hoorn. “Dertig procent van onze medewerkers heeft een achtergrond in de GGz, een percentage dat we de komende jaren naar vijftig willen opschroeven. Bovendien kunnen cliënten bij ons heel makkelijk van rol wisselen. Ze kunnen bijvoorbeeld vrijwilliger worden, maar ook betaalde medewerker. Je hoeft bij Roads ook niet ‘genezen’ te zijn of ‘normaal gedrag’ te vertonen om die nieuwe rol op je te nemen.” Over het rapport ‘Beste Koop’ wilde Van Hoorn graag twee dingen kwijt. In de eerste plaats verwachtte hij dat de kennis die Roads inmiddels in het begeleiden van cliënten heeft opgebouwd, ook in de Zorgverzekeringswet goed van pas zal komen. “Die kennis is ‘levensbreed’: we helpen onze cliënten niet alleen bij het vinden van een zinvolle dagbesteding, maar bijvoorbeeld ook bij het maken van nieuwe toekomstplannen, het vinden van een goed dag- en nachtritme en het regelen van huishouding en financiën. Hoe werk je, hoe recreëer je, hoe leef je? Dat zijn de vragen waarop wij ons richten. In het nieuwe zorgstelsel kunnen we de kennis en kunde van cliëntenorganisaties eindelijk adequaat gefinancierd krijgen. Maar dan moeten we wel durven claimen dat wat wij doen – en wat zo mooi is opgesomd in ‘het olifantje’ – helpt en effectief is.” Het tweede punt dat Van Hoorn de deelnemers aan de conferentie graag wilde voorleggen, is dat de ‘identiteit’ van de verschillende zorgverzekeraars volgens hem heel verschillend is. “Bij de ene verzekeraar zullen cliëntenorganisaties makkelijker binnen kunnen komen met hun project dan bij de ander. Want je hebt natuurlijk sociale verzekeraars die nog wel eens dingen tussen de regels door willen doen, maar ook echte schadeverzekeraars die daarvoor veel minder openstaan. Dus de onderhandelingen zullen nog best lastig worden: niet alleen voor Roads, maar ook voor veel andere cliëntenorganisaties. Alle druk van het Landelijk Platform GGz om het cliëntenperspectief op de kaart te zetten, is daarom van harte welkom.” REACTIE MEERKANTEN GGz FLEVO-VELUWE Ook Henk ter Avest van Meerkanten GGz Flevo-Veluwe onderstreepte de noodzaak van het rapport ‘Beste Koop’. “Dat de wensen van cliënten, familieleden en hun organisaties zwaar moeten wegen bij de zorginkoop door verzekeraars staat voor mij als een paal boven water. Met de eenduidige standaarden en leveringsvoorwaarden heeft het Platform daarin een krachtige positie ingenomen. Dat is nodig, want kwalitatieve waardeoordelen tellen in de huidige praktijk van zorginkoop maar in geringe mate mee. Bij Achmea bijvoorbeeld telt het cliëntenbelang slechts voor 1% mee, terwijl prijsindicatoren voor 5% meetellen. Prijsconcurrentie wordt op dit moment door de zorgverzekeraars dus duidelijk belangrijker gevonden.”
PAGINA 19
Dat de verhouding tussen cliëntenbelang en prijsindicatoren scheef ligt, is een slechte zaak, vindt Ter Avest. “Cliëntenorganisaties en zorgaanbieders hebben er beide belang bij dat kwaliteits- en prestatie-indicatoren minstens even zwaar bij de inkoop meetellen als de prijs. Bij het vaststellen van die kwaliteitsindicatoren moeten beide partijen zoveel mogelijk samenwerken om te vermijden dat criteria en ranglijsten met elkaar gaan concurreren. Anders wordt het problematisch om weloverwogen te kiezen: ‘Welke ranglijst is het meest betrouwbaar?’ Bovendien legt het voldoen aan de vele uiteenlopende criteria een grote administratieve lastendruk op de zorgaanbieders. Daarom nodig ik cliënten- en familieorganisaties van harte uit om mee te praten over bijvoorbeeld de prestatie-indicatoren van GGZ Nederland. Samenwerking bij het verder ontwikkelen van die indicatoren lijkt me een aantrekkelijk perspectief.” In zijn eigen instelling wordt het cliënten- en familieperspectief vooral verwoord door de cliëntenraad, gaf Ter Avest aan. “We hebben een van de oudste cliëntenraden van Nederland en daar zijn we heel blij mee. Sinds 2003 voert onze cliëntenraad zelf kwaliteitsonderzoeken uit. Elk jaar hebben die geleid tot concrete verbeterplannen. Ervaringskennis wordt zo recht gedaan.” Ook ‘GGz-breed’ ziet Ter Avest een belangrijke rol voor de cliëntenraden weggelegd. “In het rapport heb ik veel gelezen over de onderhandelingen op landelijk niveau, maar ik denk dat je op regionaal niveau méér kunt bereiken. Welke zorg wordt ingekocht, wordt namelijk vooral bepaald door individuele zorgaanbieders en verzekeraars. Op dat niveau spelen cliëntenraden en familieraden een belangrijke rol. Ze dienen aan tafel te zitten als over inkoopvoorwaarden en -procedures wordt onderhandeld. Tijdens die onderhandelingen kan het rapport ‘Beste Koop’ een stevige steun in de rug betekenen. En als je nog een niveautje dieper gaat – naar dat van de individuele cliënt – vind ik dat er meer aandacht zou moeten zijn voor het belang van een optimale persoonlijke ‘matching’. De mogelijkheid om een behandelaar te kiezen die je ligt en in wie je vertrouwen hebt, zou het zwaarst moeten wegen. Betrouwbare informatie en keuzevrijheid zijn wat dat betreft nóg belangrijker dan een keurmerk en een convenant.”
SLOTWOORD
van Marjan ter Avest, directeur Landelijk Platform GGz “Met het project ‘Op je tellen passen!’ wil het Landelijk Platform GGz ertoe bijdragen dat cliënten- en familieorganisaties hun stem beter op de zorgmarkt kunnen laten horen. Daarvoor is in de eerste plaats nodig dat ze helder formuleren wat hun gezamenlijke wensen zijn. Want pas als dát vertrekpunt duidelijk is, kunnen ze op een constructieve manier de onderhandelingen ingaan. Het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut heeft die inhoudelijke positiebepaling een grote impuls gegeven. Want met de zorgstandaarden en leveringsvoorwaarden uit het rapport ‘Beste Koop’ kunnen cliënten- en familieorganisaties beter aangeven welke zorg volgens hen bij welke instellingen moet worden ingekocht. Ook het Platform zal deze standaarden en voorwaarden in zijn onderhandelingen gebruiken en actief onder de aandacht brengen bij de verzekeraars. Met de andere aanbevelingen uit het rapport ‘Beste Koop’ gaat het Platform de komende periode intensief aan de slag. Zo zullen we een handreiking opstellen die cliënten- en familieorganisaties kunnen gebruiken in hun onderhandelingen met verzekeraars en willen we een coördinerende rol gaan vervullen in de diverse regionale overleggen. Ook gaan we in gesprek met het ministerie, de VNG, Zorgverzekeraars Nederland en GGZ Nederland om te pleiten voor een goede afstemming tussen Wmo, AWBZ en Zorgverzekeringswet. Het opstellen van een keurmerk acht het Platform eveneens wenselijk, al zullen we wel eerst kritisch moeten kijken of structurele implementatie van zo’n keurmerk praktisch haalbaar is. De reacties uit de zaal die tijdens de conferentie ’Beste Koop’ te horen zijn geweest, neemt het Platform ter harte. Zo zullen we ons gaan inzetten voor betere randvoorwaarden voor cliënten- en familieorganisaties. Want om de rol van ‘derde partij’ werkelijk te kunnen waarmaken, is het noodzakelijk dat zij daarvoor voldoende worden toegerust. Daarom staat het realiseren van een toereikende financiering voor cliënten- en familieorganisaties in de GGz hoog bij het Platform op de agenda. Verder zullen we in ons overleg met zorgaanbieders bepleiten dat cliëntenraden een belangrijke rol moeten spelen in de onderhandelingen met zorgverzekeraars. De waarschuwing van enkele sprekers tijdens de conferentie om niet álles op onze schouders te nemen, nemen we eveneens serieus. Het Platform moet ook op dit terrein prioriteiten stellen en heldere keuzes maken. In het vervolgproject ‘Op je tellen passen! Module II’ hebben we ervoor gekozen om in de eerste plaats te onderzoeken hoe de regionale onderhandelingen met zorgverzekeraars, GGz-instellingen en gemeenten het beste kunnen worden vormgegeven.
ANOUK MATEIJSEN EN ANGELIQUE MOONEN REAGEREN GEZAMENLIJK OP VRAGEN
PAGINA 21
Hoe brengen we het cliënten- en familieperspectief in deze onderhandelingen optimaal voor het voetlicht? Welke partijen spelen daarbij allemaal een rol? En hoe kunnen we de bestaande infrastructuur het beste benutten? Al die vragen zullen we in nauw overleg met onze lidorganisaties proberen te beantwoorden. Daarnaast zullen we in het vervolgproject aandacht besteden aan de ontwikkeling van een cliënt- en familiegestuurde kennismonitor. Deze kennismonitor zal de vorm krijgen van een ‘wiki’: een website waarop lidorganisaties van het Platform zelf informatie over interventies kunnen toevoegen of aanpassen. Op basis van deze informatie zal het Platform jaarlijks een eigen inkoopgids samenstellen, die cliënten- en familieorganisaties kunnen gebruiken in hun onderhandelingen met verzekeraars. Met het vervolgproject ‘Op je tellen passen! Module II’ wil het Landelijk Platform GGz het cliënten- en familieperspectief opnieuw duidelijk op de kaart zetten. Want als het gaat om de inkoop van zorg, mag dit perspectief volgens het Platform absoluut niet ontbreken. Daarom zal de ervaringsdeskundigheid van cliënten en hun familie in al onze activiteiten centraal blijven staan. We hopen van harte dat u ons daarbij blijft steunen!”
RALLY RIJKSCHROEFF OVERHANDIGT ‘HET OLIFANTJE’ AAN LIESBETH REITSMA
PAUL LAMERS WAARSCHUWT VOOR DE ‘TECHNOCRATISERING’ VAN DE GGz
VIER LIDORGANISATIES VAN HET LANDELIJK PLATFORM GEVEN HUN REACTIE
STEVEN MAKKINK IN GESPREK MET HARRIE VAN DE MEER
COLOFON Deze brochure is een uitgave van: Landelijk Platform GGz Postbus 13223 3507 LE Utrecht T 030-2363765 E
[email protected] I www.platformggz.nl Met medewerking van: Verwey-Jonker Instituut Kromme Nieuwegracht 6 3512 HG Utrecht T 030-2300799 E
[email protected] I www.verwey-jonker.nl
Stichting Kwadraad Postbus 8197 3503 RD Utrecht T 030-2970876 E
[email protected] I www.kwadraad.info
Agnita van ’t Klooster Van Lippe-Biesterfeldstraat 40 3523 VC Utrecht T 06-30199769 E
[email protected]
Tekst Koen-Machiel van de Wetering Fotografie Wim Trinks Vormgeving Abel Derks/Eugenie Römer
WIE IS ERVARINGSDESKUNDIGE, WIE WERKZAAM BIJ ZORGAANBIEDER OF VERZEKERAAR?
PAGINA 23